Handboek Ondernemingsraad en Personeelsvertegenwoordiging
Inhoudsopgave 1.
Arbowet: plichten van de werkgever ................................................................................................ 1 1.1
Pak risico’s aan bij de bron ...................................................................................................... 2
1.2
Wat is psychosociale arbeidsbelasting (PSA)? ....................................................................... 3
1.3
Wie is verantwoordelijk voor voorlichting van werknemers? ................................................... 3
1.4
Wat is de taak van de Inspectie SZW? ................................................................................... 4
1.5
Wat staat in de Arbowet over de positie van de uitzendkracht? ............................................. 5
1.
Arbowet: plichten van de werkgever
In de Arbowet staat een aantal plichten waaraan uw werkgever moet voldoen. Dit zijn: Werk samen met de OR / PVT bij de uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid. Voer een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid. Zorg ervoor dat taken en verantwoordelijkheden op het gebied van arbeidsomstandigheden goed verdeeld zijn tussen de werknemers in de organisatie. Kijk bij de aanpak van risico’s allereerst naar de bron.(zie 1.1) Maak een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) (zie 5) waarin de risico’s in het werk worden beschreven. Stel een plan van aanpak op, als onderdeel van de RI&E. In het plan staat welke maatregelen op grond van de RI&E worden genomen en wanneer dat zal gebeuren. Voer een beleid dat gericht is op voorkoming of beperking van psychosociale arbeidsbelasting (zie 1.2). Zorg ervoor dat werknemers doeltreffend worden voorgelicht over de risico’s (zie 1.3) die het werk met zich mee kan brengen en over de maatregelen om deze risico’s te voorkomen of te beperken. Wijs één of meer preventiemedewerkers (zie 8) aan die zich bezighouden met de dagelijkse zorg voor veiligheid en gezondheid. Schakel een gecertificeerde arbodienst of één of meer gecertificeerde deskundigen (zie 7) op het gebied van preventie en bescherming in. Wijs werknemers aan als bedrijfshulpverleners (BHV) om te helpen bij direct opkomende gevaren, zoals brand en ongevallen. Meld arbeidsongevallen met een ernstig en/of blijvend letsel aan de Inspectie SZW (zie 1.4) en registreer arbeidsongevallen die tot meer dan 3 werkdagen verzuim leiden. Zorg ervoor dat gevaar voor derden, bijvoorbeeld bezoekers, passanten, leerlingen of patiënten wordt voorkomen.
De Arbowet bepaalt dat het bedrijf dat een uitzendkracht inleent, wordt aangemerkt als werkgever. Een (inlenende) werkgever heeft ten aanzien van uitzendkrachten dus dezelfde rechten en plichten als voor de eigen werknemers van het bedrijf. (zie 1.5)
1.1
Pak risico’s aan bij de bron
Maatregelen om de arbeidsomstandigheden te verbeteren moeten volgens de Arbowet in een bepaalde volgorde worden genomen. U begint daarvoor altijd bij de bron van het arbeidsrisico. Dit wordt een arbeidshygiënische strategie genoemd. We nemen beeldschermwerk als voorbeeld om de arbeidshygiënische strategie uit te leggen. 1. Bronmaatregelen Uw werkgever moet eerst de oorzaak van het risico wegnemen. Om intensief beeldschermwerk te voorkomen, kan hij gebruiksvriendelijke software verstrekken, afwisseling creëren in het takenpakket van medewerkers en taken rouleren. Ook micropauzes kunnen het risico verminderen. 2. Collectieve maatregelen Als de bron, in dit geval het intensieve beeldschermwerk niet of nauwelijks weggenomen kan worden, moet uw werkgever (aanvullende) collectieve maatregelen nemen om de risico’s te verminderen. Denk aan een haakse opstelling ten opzichte van raampartijen, een geschikte werkplekverlichting en een juiste instelling van het meubilair. Het is ook van belang dat werknemers hierover voorgelicht worden. Bij nieuwbouw, verbouwingen en een herinrichting kunt u samen van begin af aan kijken welke materialen en inrichting het meest geschikt zijn. U maakt in dat geval gebruik van uw adviesrecht (zie 3.2). 3. Individuele maatregelen Als collectieve maatregelen niet kunnen of als ze de risico’s niet (volledig) wegnemen, moet uw werkgever individuele maatregelen nemen. Voorbeeld: het werk voor een medewerker die intensief beeldschermwerk verricht zó organiseren dat hij geregeld pauzes kan houden. 4. Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) Als de bovenste 3 maatregelen geen of onvoldoende effect hebben, moet de werkgever gratis beschermingsmiddelen verstrekken. Denk bijvoorbeeld aan een speciale muis of pols- en armsteunen.
2 Handboek Ondernemingsraad en Personeelsvertegenwoordiging – december 2011
1.2
Wat is psychosociale arbeidsbelasting (PSA)?
Psychosociale arbeidsbelasting (PSA) is stress door seksuele intimidatie, agressie en geweld, discriminatie, pesten en werkdruk. Uw werkgever zal er alles aan doen om PSA te voorkomen en de werknemers hiertegen te beschermen. Hij kan bijvoorbeeld een vertrouwenspersoon of klachtencommissie instellen, de sociale controle vergroten, meer verlichting aanbrengen, de werkdruk verlagen, het management aansporen tot voorbeeldgedrag en voorlichting geven over psychosociale arbeidsbelasting. Voor uitzendkrachten geldt vaak dat zij niet alleen terecht kunnen bij een vertrouwenspersoon van het inlenende bedrijf, maar ook bij de uitzendonderneming. Als OR / PVT is het goed om eens na te gaan hoe dat bij uw organisatie geregeld is. PSA-risico’s bij uitzendondernemingen Vaste medewerkers bij een uitzendonderneming zijn vaak flexibel en heel goed in staat om onder druk te werken. In veel gevallen zal de werkdruk ook geen problemen opleveren. Maar houd als OR / PVT wel oog voor deze risico’s. Ook deze vaste medewerkers kunnen te maken krijgen met te grote werkdruk en werkstress, of met agressie en geweld, bijvoorbeeld door klanten die schelden, intimideren en bedreigen. De impact hiervan kan groot zijn en daarom is preventie belangrijk. Als u als OR / PVT PSAknelpunten op de werkvloer signaleert, kaart deze dan aan bij uw werkgever. Bewaak ook de uitvoering van het PSA-beleid. Bespreek eventuele knelpunten tijdens het werkoverleg en doorloop bijvoorbeeld regelmatig het anti-agressiebeleid. Verder is het van belang dat iedereen de procedures kent en weet hoe hij met de alarmerings- en communicatievoorzieningen moet omgaan. Kijk ook eens naar de praktische tools over PSA, voorbeelden van een klachtenregeling en een werkdrukbeleid op www.arboflexbranche.nl of in de Arbocatalogus.
1.3
Wie is verantwoordelijk voor voorlichting van werknemers?
Uw werkgever moet de werknemers goed voorlichten over de risico’s die het werk met zich mee kan brengen en over de maatregelen om veilig en gezond te werken. Hoe verzorgt uw werkgever de beeldschermvoorlichting en de voorlichting over de ontruimingsprocedure? Wordt de voorlichting regelmatig herhaald? Krijgen nieuwe medewerkers een uitgebreide voorlichting voordat ze aan de slag gaan? Is de informatie nog eens na te kijken in een handboek of op intranet? Zorg ervoor dat de voorlichting doeltreffend is Als OR / PVT kunt u uw werkgever stimuleren om de voorlichting meer te laten zijn dan alleen een voorlichtingstekst op intranet. Voorlichting is het meest doeltreffend als het aansluit op het takenpakket van de werknemers, regelmatig herhaald en vernieuwd wordt en wanneer uw werkgever ook controleert of iedereen de voorlichting of instructie begrijpt. Uw werkgever moet er bovendien op toezien dat iedereen de instructies en voorschriften in de praktijk toepast. U kunt als OR / PVT hierover heel goed meedenken.
3 Handboek Ondernemingsraad en Personeelsvertegenwoordiging – december 2011
1.4
Wat is de taak van de Inspectie SZW?
De Inspectie SZW (voorheen Arbeidsinspectie) controleert of de Arbowet wel nageleefd wordt. Als dat niet het geval is, kan de Inspectie SZW ingrijpen. De Inspectie SZW is een dienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De ambtenaren van de Inspectie SZW controleren op alle plaatsen waar gewerkt wordt. Ze kunnen zo’n onderzoek op eigen initiatief doen, maar ook op verzoek van de OR / PVT, de vakbond of een werknemer. Na een ernstig bedrijfsongeval volgt er altijd een onderzoek van de Inspectie SZW. Wanneer de Arbowet overtreden wordt, kan de Inspectie SZW verschillende sancties opleggen. Hoe kan de OR / PVT in contact komen met de Inspectie SZW? OR / PVT en de Inspectie SZW kunnen op verschillende manieren met elkaar in contact komen. 1. De OR / PVT kan, zoals ieder individu, een klacht indienen bij de Inspectie SZW. 2. De OR / PVT kan de Inspectie SZW vragen een onderzoek in te stellen. In beide gevallen vervult de Inspectie SZW de rol van strategische partner in een eventueel geschil tussen de OR / PVT en de werkgever. 3. De leden van de OR / PVT hebben tijdens een bedrijfsbezoek het recht om de Arbeidsinspecteur te vergezellen. 4. Ten slotte heeft de OR / PVT recht op informatie (zie 3.4) van de Inspectie SZW. Het gaat dan om: - de rapportages van de Inspectie SZW; - eventuele schriftelijke eisen van de Inspectie SZW; - een eventueel bevel tot stillegging. Zie 3.8 voor een overzicht van alle rechten van de OR / PVT.
4 Handboek Ondernemingsraad en Personeelsvertegenwoordiging – december 2011
1.5
Wat staat in de Arbowet over de positie van de uitzendkracht?
Uitzendkrachten hebben wat arbeidsomstandigheden betreft dezelfde rechten en plichten als de eigen werknemers van het bedrijf dat de uitzendkracht inleent. De Arbowet bepaalt dat het inlenende bedrijf wordt aangemerkt als werkgever. Deze inlenende werkgever moet dus zowel voor zijn eigen werknemers als voor de uitzendkrachten de plichten uit de Arbowet nakomen. Wie vertelt de uitzendkracht hoe hij veilig en gezond moet werken? De uitzendonderneming moet ervoor zorgen dat de uitzendkracht - voordat hij aan de slag gaat - alle informatie krijgt die hij nodig heeft om zijn werk goed en veilig te kunnen doen. De inlenende werkgever moet deze informatie tijdig aan de uitzendonderneming doorgeven. Dit heet de doorgeleidingsplicht en is geregeld in artikel 11 van de Waadi (Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs). Wilt u hier meer over weten? Lees dan de Handreiking Uitzendwerk (o.a. pagina 13). Het voorlichtingsmateriaal dat uitzendkrachten krijgen, moet toegespitst zijn op de specifieke omstandigheden op de werkplek. Het kan uit verschillende bronnen worden samengesteld, bijvoorbeeld de Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) (zie 5) van het bedrijf en de Arbocatalogus van de sector of het bedrijf. Of maak gebruik van de Arbochecklists in de uitzendbranche. Wat kan de OR / PVT voor uitzendkrachten doen? Als OR / PVT van een uitzendonderneming hebt u geen invloed op de arbeidsomstandigheden bij de inlener. Waar u wel invloed op hebt, is de manier waarop uw uitzendonderneming ervoor zorgt dat uitzendkrachten op een veilige en gezonde manier bij elke inlener aan het werk kunnen. Lees hiervoor met name de eerste hoofdstukken van de Handreiking Uitzendwerk. Voorbeeld: persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) Uitzendkrachten hebben recht op dezelfde persoonlijke beschermingsmiddelen als vaste werknemers. Toch gebeurt het wel dat ze met minder goede middelen genoegen moeten nemen. Zorg er als OR / PVT voor dat u hierover goede afspraken maakt, zodat ook uitzendkrachten voldoende beschermd zijn tegen veiligheids- en gezondheidsrisico’s. Doet een uitzendkracht werk waarvoor PBM vereist zijn, dan moet het inlenende bedrijf de uitzendkracht de noodzakelijke middelen geven en hem laten weten wie vanuit het bedrijf hierover instructies geeft en wie toezicht houdt op het gebruik ervan. Soms heeft een uitzendkracht PBM nodig die speciaal moeten worden aangemeten of die technisch hoogstaand zijn en voor specifieke taken gelden. Deze zijn niet altijd beschikbaar voor uitzendkrachten die voor korte tijd (een paar uur of een paar dagen) komen werken. De werkgever moet dan een alternatief bieden dat voor een volwaardige en gelijkwaardige bescherming zorgt. Zie in hoofdstuk 2 welke plichten de werknemer volgens de Arbowet heeft.
5 Handboek Ondernemingsraad en Personeelsvertegenwoordiging – december 2011