Van Meersbergen en Biesaart www.praktischgezondheidsrecht.noordhoff.nl
1
978-90-01-81555-4 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
Antwoorden tussenvragen
1.1
Een voorbeeld van recht in objectieve zin zijn bijvoorbeeld de regels van het burgerlijk procesrecht zoals die zijn opgenomen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Een voorbeeld van een subjectief recht is het recht van een patiënt op informatie. Dit subjectieve recht vloeit voort uit de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst.
1.2
Het positieve recht is het recht dat op een bepaald moment in een bepaalde gemeenschap geldt. Een voorbeeld hiervan is de Wet klachtrecht cliënten zorgsector.
1.3
In die bepalingen is de zogenoemde Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst opgenomen. De functie van die regeling is eisen te stellen aan de geneeskundige behandelingsovereenkomst om zodoende de zwakkere partij (de patiënt) te beschermen tegen de sterkere partij (de hulpverlener). De bescherming bestaat eruit dat er verschillende verplichtingen aan de hulpverlener worden opgelegd, zoals het geven van informatie (art. 7:448 BW) en het vragen van toestemming aan de patiënt (art. 7:450 BW).
1.4
Een voorbeeld is de Algemene wet bestuursrecht. Hierin zijn regels opgenomen over de mogelijkheid bezwaar te maken respectievelijk beroep in te stellen tegen besluiten van de overheid. Zodoende kan de burger opkomen tegen besluiten van de overheid.
1.5
Een gemeenteraad van een gemeente met 55.000 inwoners bestaat uit 31 leden. Dit is een bepaling van staatsrecht. Het staatsrecht bepaalt immers op welke wijze de gemeenteraad is ingericht.
1.6
In art. 96 Wet BIG is bepaald dat personen die bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaken, een straf kan worden opgelegd. Dit is derhalve een strafrechtelijke bepaling. In de bepaling is immers de gedragsnorm weergegeven.
1.7
De vereniging, de stichting, de nv en de bv zijn geregeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek: • vereniging: Boek 2, titel 2, artt. 26–52 BW
• • •
1.8
stichting: Boek 2, titel 6, artt. 285–307 BW nv: Boek 2, titel 4, artt. 64–174a BW bv: Boek 2, titel 5, artt. 175–284a BW.
Verschillende artikelen die in Boek 1 BW zijn opgenomen, kunnen een rol spelen in het gezondheidsrecht. Voorbeelden zijn artt. 1:2 BW en 1:3 BW, maar ook de bepalingen in titel 13 en 14 spelen een rol. Er zijn nog verschillende andere voorbeelden te noemen.
Praktisch gezondheidsrecht |
1
Van Meersbergen en Biesaart www.praktischgezondheidsrecht.noordhoff.nl
1.9
978-90-01-81555-4 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
Art. 296 Sr bevat een bepaling van materieel recht. Het geeft namelijk aan wat van een deelnemer aan het rechtsverkeer wordt verwacht. Het geeft niet weer op welke wijze geprocedeerd moet worden. In dat geval zou er sprake zijn van formeel recht.
1.10
Het huurrecht is geregeld in titel 4 van Boek 7 BW. In art. 7:209 BW is aangegeven dat van de genoemde bepalingen niet kan worden afgeweken ten nadele van de huurder.
1.11 a
Art. 6:7 Awb. De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken. Dwingend recht.
b
Art. 3:84 lid 3 BW: ‘Een rechtshandeling die ten doel heeft een goed over te dragen tot zekerheid of die de strekking mist het goed na de overdracht in het vermogen van de verkrijger te doen vallen, is geen geldige titel van overdracht van dat goed.’ Dwingend recht, want uit de bepaling blijkt wanneer geen sprake is van een geldige titel voor overdracht.
c
Art. 2, lid 2 Wet Bopz: ‘Een machtiging als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter is voldaan aan twee vereisten.’ Dwingend recht.
1.12 a
Regering De Koningin en de ministers vormen gezamenlijk de regering.
b
Staten-Generaal De Staten-Generaal (het parlement) wordt gevormd door de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. Het parlement controleert de regering en is medewetgever. Een wet kan pas in werking treden als de Eerste en de Tweede Kamer het wetsontwerp hebben aangenomen.
c
Parlement Zie Staten-Generaal.
d
Ministerraad Volgens de Grondwet vormen de ministers samen de ministerraad. De ministerraad besluit over het algemeen over het regeringsbeleid en bevordert de eenheid van het beleid.
e
Kabinet Het kabinet wordt gevormd door alle ministers en staatssecretarissen. Het kabinet en de afzonderlijke ministers zijn verantwoording schuldig aan het parlement.
1.13 a
Art. 53 Wet BIG bepaalt dat in een AMvB het land wordt ingedeeld in gebieden en dat elk gebied aan een ambtsgebied van een Regionaal
Praktisch gezondheidsrecht |
2
Van Meersbergen en Biesaart www.praktischgezondheidsrecht.noordhoff.nl
978-90-01-81555-4 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
Tuchtcollege wordt toegekend. Tevens wordt in dat artikel bepaald wat de vestigingsplaats van de Regionale Tuchtcolleges is. b
Het Tuchtrechtbesluit is een AMvB die onder meer op grond van deze bepaling is gemaakt. In art. 2 zijn de ambtsgebieden van de Regionale Tuchtcolleges opgenomen.
c
Er zijn vijf Regionale Tuchtcolleges waarvan de zetels zijn in Groningen, Zwolle, Amsterdam, Den Haag en Eindhoven. De ambtsgebieden van de tuchtcolleges omvatten de volgende provincies:
• • •
van het tuchtcollege te Amsterdam: de provincies Noord-Holland en Utrecht
•
van het tuchtcollege te Den Haag: de provincies Zuid-Holland en Zeeland van het tuchtcollege te Eindhoven: de provincies Noord-Brabant en Limburg.
• 1.14
van het tuchtcollege te Groningen: de provincies Groningen, Friesland en Drenthe van het tuchtcollege te Zwolle: de provincies Overijssel, Flevoland en Gelderland
De Hoge Raad wees dit arrest op 9 december 2011. Medische aansprakelijkheid. Hersenbeschadiging baby door langdurige te lage bloedsuikerspiegel na geboorte. Onrechtmatig handelen of toerekenbaar tekortschieten arts? Afwijzing vordering ouders. Beperkte motiveringsplicht rechter om bevindingen deskundigen al dan niet te volgen. Indien rechter in een geval waarin de opinie van andere, door een der partijen geraadpleegde, deskundigen op gespannen voet staat met die van de door de rechter benoemde deskundige, de zienswijze van deze deskundige volgt, zal rechter zijn beslissing in algemeen niet verder behoeven te motiveren dan door aan te geven dat door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Wel zal rechter op specifieke bezwaren van partijen tegen zienswijze van de door hem aangewezen deskundige moeten ingaan, als deze bezwaren voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van deze zienswijze. Volgt rechter echter zienswijze van de door hem benoemde deskundige niet, dan gelden in beginsel de gewone motiveringseisen (vergelijk HR, 5 december 2003, LJN AN8478, NJ 2004/74; HR, 19 oktober 2007, LJN BB5172 en HR, 8 juli 2011, LJN BQ3519). Oordeel hof dat geen van door ouders gestelde fouten zijn komen vast te staan. Naar toenmalige maatstaven handelen niet in strijd met wat onder gelijke omstandigheden van redelijk bekwaam en redelijk handelend kinderarts mocht worden verwacht.
1.15
Bijvoorbeeld: • art. 6 Gw: vrijheid van godsdienst
• •
art. 7 Gw: vrijheid van drukpers art. 10 Gw: recht eerbiediging persoonlijke levenssfeer
Praktisch gezondheidsrecht |
3
Van Meersbergen en Biesaart www.praktischgezondheidsrecht.noordhoff.nl
•
978-90-01-81555-4 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
art. 1 Gw: allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
1.16
Art. 22 lid 1 Gw: de overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid.
1.17
Door de leden van de rechterlijke macht voor het leven te benoemen, wordt de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht gegarandeerd. Rechters kunnen niet worden afgezet of overgeplaatst en ze zijn geen verantwoording schuldig aan bijvoorbeeld de minister van Justitie of de politiek.
1.18
In art. 46f–46g zijn bepalingen over de schorsing opgenomen. In artt. 46h t/m 46n zijn de bepalingen over ontslag en herplaatsing opgenomen. In die artikelen staat in welke gevallen een rechter geschorst / ontslagen kan worden.
1.19
Mogelijke kostenposten zijn: • griffierecht
• •
1.20
kosten voor rechtsbijstand kostenveroordeling.
Voor sommige zaken is de Hoge Raad niet de hoogste rechter. Er zijn nog drie andere instanties in Nederland die de hoogste rechtsprekende instantie zijn voor een bepaalde categorie zaken: • Centrale Raad van Beroep: voor hoger beroep in ambtenarenzaken en socialezekerheidszaken (uitkeringen) • College van Beroep voor het bedrijfsleven: behandelt de beroepszaken op het terrein van het sociaal-economisch bestuursrecht
•
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: oordeelt over geschillen tegen de overheid die niet tot de competentie van een van de gespecialiseerde bestuursrechters behoren.
1.21
Den Haag (’s-Gravenhage).
1.23
Anders dan de rechters en raadsheren zijn de officieren van justitie niet onafhankelijk, maar vertegenwoordigen zij de maatschappij bij het opsporen en vervolgen van verdachten. Omdat een officier gezien deze taken geen onafhankelijke positie in een procedure inneemt, is het niet noodzakelijk de onafhankelijkheid van die positie te waarborgen door een levenslange benoeming.
1.24
Verschillende artikelen zijn relevant, bijvoorbeeld artt. 293, 294 en 307 Sr en art. 96 Wet BIG.
1.25
•
Subjectief recht: bijvoorbeeld het recht op goede gezondheidszorg.
Praktisch gezondheidsrecht |
4
Van Meersbergen en Biesaart www.praktischgezondheidsrecht.noordhoff.nl
• •
978-90-01-81555-4 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
Objectief recht: bijvoorbeeld de bepalingen in de Wet klachtrecht cliënten zorgsector. Positief recht: het tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren, geregeld in de Wet BIG.
1.26
In het gezondheidsrecht zijn verschillende wetten waarin de bescherming van de zwakkere partij beoogd is. Een voorbeeld daarvan is de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Daarin wordt de patiënt verschillende rechten toegekend die te gelde gemaakt kunnen worden jegens de hulpverlener.
1.27
Boek 7, titel 7, afdeling 5: de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling.
Praktisch gezondheidsrecht |
5