,5-
Neord^iid« •»
mmm
w:
«Sw
ï
PrlfB »w kwartMrf «. 1.30 • OIrenumnMMIMO
ral
w.
/ >
VS '•"'T*
^ ^-
UMM •
1 Ah Cl ME MA & '^''THEATER
^»^
i L« ■ '
;1 --
rr
\ % \jB Is
■ '■■v: 1
/
t^fi\ fe^.
«^ -.,--
CNB?!
«* \
-^..., &t"^
■
. d^
,;■■
X l' 'mm vffrM
w V'S.:
i
l»IIM1 111^——M——
■©f
2L
MARINA VON DITTMAR speelt in de Ufafilm ,,... über alles in der Welt.''
"""IIIH»! •MW.
<■"'*
AFBEELDING IN KLEUR MULTICOLOUR PICTURE
UIT HIEUW
1. Heinz Rühmann en Anny Ondra in „Der Gasmann", opgenomen onder regie van Cari Froeiich. 2. Voiker von Coilande en Ilse Werner in „Ihr erstes Erlebnis", in scène gezet door Joseph von Baky. 3. Ferdinand Marian en Eugen Klopfer in „Jud Süss". Veit Harlan regisseert deze film. 4. Ernst von Klipstein en Anna Dammann in „Johannisfeuer", opgenomen door Arthur Maria Rabenalt.
S. Gisela Uhlen in „Zwischen Hamburg und Haiti!", in scène gezet door Erich Waschneck.
DERDE MUZE EENHEID IN HET AMATEUR-TOONEEL E enige maanden geleden is te Utrecht opgericht de Nederlandsche Amateur Tooneel Unie. Organisaties uit het geheele land werden bijeengeroepen; er waren afgevaardigden van de A.N.D.T., Prov. Drentsch Rederijkersverbond, Bond van Dil. Tooneelverg. in West-Friesland, Bond van Geh. Onth. Tooneelverg., Leidsch Studententooneel, B.A.T.O.V.A. en anderen, terwijl ook vertegenwoordigers van het Dep. van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, de N.O.K. en van de Mij. lot Nut van het Algemeen, aanwezig waren. Te 's-Gravenhage heeft thans een propaganda en ciritureele bijeenkomst plaats gehad in het Haagsche Kunstkringgebouw. Twee sprekers deden zich hooren, de beeren Mr. J. de Blieck, burgemeester van De Wijk (Dr.) en Bob Oosthoek, acteur. Op prettige, vlotte en duidelijke wijze heeft Mr. de Blieck, voorzitter van de
N.A.T.U., de vraag waarom de organisatie tot stand kwam, beantwoord en tevens doel en middelen uiteengezet. „Er zijn drie duizend vereenigingen, die het tooneel in ons land beoefenen, met een aantal bezoekers van drie millloen per jaar. Een enquête heeft dit uitgewezen. De beoefening van het amateur-tooneel heeft dus groeten omvang, de culiureele beteekenis er van is echter nog niet groot. Daarom moet er een groote organisatie worden gesticht, in staat om het amateur-tooneel leiding te geven en het op hooger peil te brengen. Overal in den lande werden afdeelingen opgericht en gewestelijke besturen Ingesteld, maar 't volkseigene karakter van de provinciale vereenigingen moet bewaard blijven. Peze unie zal haar doel trachten te bereiken door het doen verschijnen van een eigen vereenigingsorgaan, het houden van bijeenkomsten ter bespreking van de belangen van het amateur tooneel; het vestigen en in stand houden van een tooneelbibliotheek, het doen uitgeven van oorspronkelijke tooneelwerken, het stichten en in
stand houden van een instituut ter opleiding en ontwikkeling van amateur-tooneelspelers, het leiding geven aan tooneel- en voordrachtwedstrijden en anderen. Zoo nu en dan zullen er tooneelcongressen gehouden worden, het eerste half April te Utrecht. Ook zal er weldra een zoogenaamde Amerikaansche ,,dramatic-camp" uitgeschreven worden — een wedstrijd waarbij jonge amateur-regisseurs onder bekwame leiding een stuk instudeeren en opvoeren." Hierna werden er vragen gesteld en door den voorzitter beantwoord. Na de pauze sprak Bob Oosthoek, acteur bij het Residentie Tooneel. Hij ziet het amateur-tooneel als kind van het beroepstooneel. Hij behandelde verschillende fouten, die zich bij het amateur-tooneel en zelfs ook bij het beroepstooneel nog voordoen. Gebrek aan tijd noodzaakte het bestuur de interessante bijeenkomst af te breken. De zaal was geheel gevuld mei afgevaardigden van verschillende aangesloten en nog niet aangesloten vereenigingen, juryleden en verscheidene genoodigden.
DE BEKENDE FILMACTRICE
LIZZI WALDMÜLLER (foio Toblt • Hmnchen)
O m
>
C
RECHERCHEUR STUDER EEN
DETECTIVE-ROMAN
VAN
FRIEDRICH In Gerzenstein. een plaatsje in Zwitserland, wordt een moord gepleegd op zekeren Wcndelin Witschi. Qc verloofde van zijn dochter Sonja, Erwin Schlumpf. wordt gearresteerd en naar de gevangenis m Thun overgebracht. Rechercheur Studcr. wien de leiding van het gerechtelijk onderzoek wordt opgedragen, gelooft echter vast, dat de jongeman onschuldig is. Schlumpf heeft een ongelukkige jeugd gehad, is reeds een paar maal veroordeeld voor kleine misdrijven, doch heeft zich daarna goed gedragen. Hij beeft een betrekking gekregen bij een boomkweekerij, waarvan de eigenaar, EUenberger, bij voorkeur ontslagen gevangenen in zijn dieast neemt. Het geval reconstrueerend en aanvullend met de verschillende ontdekkingen, die hij heeft gedaan, komt Studer, met Murmann, den brigadier van de plaatselijke politie, tot de conclusie, dat Witschi zelfmoord moet hebben gepleegd op aandringen van zijn vrouw en zijn zoon Armin, met de bedoeling, zijn familie in het bezit te brengen van eenlge verzekeringssommen. verbonden aan tijdschriften, waarop hij was geabonneerd. Om echter de verdenking van zelfmoord af te wenden, heeft men den verloofde van Sonja gedwongen het te doen voorkomen, alsof hij den ouden man heeft vermoord. Studer ontdekt tevens, dat er nog verscheidene andere personen bij deze kwestie zijn betrokken, n.1. Ellenberger, de eigenaar van de kweekerij, Schwomm, de dorpsonderwijzer en gemeentesecretaris, Gerber, een kappersbediende, Aeschbacher, de burgemeester en Berti, een kellnerin, die verliefd is op Armin, den zoon van Witsch!- Sonja heeft blijkbaar van den gang van zaken niets afgeweten voordat het ongeluk was geschied. Terwijl hij het net van bewijzen en feiten steeds nauwer om alle verdachten dicht trekt, besluit Studer zich van de hulp van Sonja te verzekeren, die veel verdriet heeft om Schlumpf. Hij neemt haar mee naar de gevangenis in Thun, waar bthJumpt zit. Ut jongen heeft eerst voor den rechter van instructie den moord bekend; tegenover Studer echter legt hij weer andere en tegenstrijdige verklaringen af. welke de rechercheur dadelijk ontzenuwen kan. Sonja legt daarop een verklaring af. waaruit de opzet tot den zelfmoord blijkt. De rechter van instructie Is van oordeel, dat nu niets meer de invrijheidstelling van Schlumpf in den weg staat. Doch Studer, die nog andere vermoedens beeft, houdt hem hiervan terug en wenscht eerst een zekeren Hans Augsburger te verhooren, die voor de politie geen onbekende is, en die op een avond den auto van burgemeester Aeschbacher heeft gestolen. Bij zijn arrestatie blijkt hij in het bezit te zijn geweest van een browning van hetzelfde kaliber als de kogel, die in het hoofd van den overleden Witschi is gevonden. Het blijkt, dat Augsburger bij EUenberger in huis heeft gewoond, dat de een of ander hem heeft opgedragen den auto van den burgemeester te stelen, zfcfa daarna in Thun te laten snappen, zoodat hij gelegenheid zou hebben om bij Schlumpf In de gevangenis te komen, waar bij dezen moest zien over te halen den moord te bekennen. Na afloop van het verhoor begeeft Studer zich met Sonja naar de boerderij, waar de ouders van de kellnerin Berti wonen en waar hij vermoedt, dat Armin Witschi zich verborgen houdt. Inderdaad vinden zij den jongeman hier en Studer dwingt hem tot een bekentenis, waaruit blijkt, dat het eigenlijk de afspraak was, dat de oude Witschi zich in het bosch in de buurt van de kweekerij van EUenberger In zijn been zou schieten. Armin zou in de omgeving zijn om dadelijk de revolver weg te halen en te verdwijnen, waarop de oude man om hulp zou roepen en verklaren, dat hij aangevallen was en beroofd. Op deze wijze zou de verzekering hem het vastgestelde bedrag voor levenslange Invaliditeit uitbetalen. Armin beweert voorts, dat zoowel burgemeester Aeschbacher als EUenberger van de kwestie hebben geweten. Op den avond, waarop zij het plan ten uitvoer zouden brengen, heeft de zaak zich echter anders toegedragen. Armin heeft In plaats van *én( twee schoten gehoord en toen hij ging kijken, vond hij zijn vader dood onder een den liggen, met een schot in zijn tmofd, achter zijn rechteroor. Armin heeft het wapen opgeraapt, maar hoorde een auto aankomen, voordat hij gelegenheid had om de portefeuille en andere bezittingen van zijn vader mee te nemen. Toen is hij naar huis gegaan. Hoewel hij zich ziek voelt en de dokter hem vertelt dat hij een ernstige borstvliesontsteking heeft, gnat Studer verder m*t zijn onderzoek. Hij vindt kruitsporen in den zak aan het portier van Aeschbachers auto, zoodat het voor hem vast staat. dat de burgemeester het doodclijk schot op Wendelin Witschi heeft gelost, hetgeen bovendien wordt bevestigd door de verklaring van Jean Cottereau, den meesterknecht op de kweekerij van EUenberger. Op den dag, dat Witschi wordt begraven, gaat Studer, een wc-mg hersteld, met Aeschbacher mee naar huis. Hij vertelt hem. wat hij heeft vermoed en thans zeker weet. Aeschbacher bekent en vertelt hem, dat hij Witscht heeft gedood omdat deze hem geld afperste om te zwijgen over bepaalde d
Bij de deur staand, zei Aeschbacher nog: „Bedien je, rechercheur ..." En hij wees naar de flesschen, die op tafel stonden . . . Studer bediende zich. Toen liet hij zich in zijn stoel vallen en sloot zijn oogen . . . Hy was moe, doodmoe... . Hij was hedemaal niet meer trotsch. Hy begreep alles niet eens heelemaal. Waarom had Aeschbacher alles bekend? Had hy gemerkt, dat Studer de eenige was, die van het heele geval afwist? Had de vraag of hij den moed had om mee te gaan in Aeschbachers auto, terwijl deze zelf stuurde, misschien betrekking op dit feit? Hij zou wel zien.... Eigenlijk zou Studer ook nog heel graag eens met mevrouw Aeschbacher hebben gesproken. Wat was dat eigenlijk voor een vrouw? Ze sprak zoo merkwaardig. Een buitenlandsche? Waar had de grove Aeschbacher deze fijne, teere vrouw opgedoken?.... Die las beslist des nachts geen romannetjes. Misschien speelde zij piano? Of viool? Zyn hoofdpijn kwam weer terug.... Maar nu
GLAUSER
was alle^^^P^MBIifticloopen. Kigenlyk had hy i^pBW^I^Bferii kunnen laten kofflPBT^m AfiSfiBBcher te ariMBeeren en af te halen.... Dan had hij, Studer, direLLaSaied VMkan kruipen. Was het eigenlijk niet het beste, als hij dan naaWüfffging en naar bed? Ze verpleegde hem niet slecht, zijn Hedy. Waarom wilde hy per se naar het ziekenhuis? Toen ging de deur open.... „Zullen we maar gaan?" vroeg Aeschbacher zoo kalm, alsof het slechts om een wandeling ging. Studer stond op. Zyn mond was droog. Hij voelde een merkwaardige leegte in zijn maag en troostte zich met de gedachte, dat dit door de koorts kwam, door den honger en doordat hij op zijn nuchtere maag had gedronken. Maar het gevoel wilde niet weggaan.... EÈN TOCHTJE EN EEN EINDE. Indien er niet de handen geweest waren, de groote, dikke handen die op het stuurrad lagen, en die van tijd tot tijd schokten om den auto weer in de goede richting te brengen, dan zou men hebben kunnen gelooven naast een steenen man te zitten. Aeschbacher verroerde zich niet. Zijn mond was vast gesloten, zijn blikken waren recht vóór hem uit gericht. De ruitenwisscher schoof heen en weer en sneed op de beslagen ruit een meetkundige figuur uit, die Studer aan zijn schooltijd herinnerde. „Is je vrouw een buitenlandsche?' vroeg hij schuchter, om het stilzwijgen te verbreken. Geen antwoord. Studer keek heimelijk naar zijn metgezel. Toen zag hij, dat er twee dikke tranen over de doorgroefde wangen liepen, in de snor droppelden; er kwamen twee nieuwe tranen, verdwenen eveneens in de snor.... Studer blikte wat schuw naast zich. Wat zagen er toch vele dingen in het leven tragisch en grotesk uit. Een hand liet het stuurrad los, zocht in den zak. Snuiten.... „Verwenschte verkoudheid," klonk het heesch. „Ze is in Weenen opgegroeid. Haar ouders waren Zwitsers." „En wat denkt zij?" Studer had zich wel een draai om zijn ooren kunnen geven. Zoo iets zegt men toch niet! En het was werkelijk een fout. Want plotseling werd Studer door een blik getroffen.... Hij was boosaardiger, die blik, dan die hem toentertijd in „Zum Bären" had getroffen. Hoe lang was dat al geleden! Studer zag weer de beweging, waarmee Aeschbacher de kaarten waaiervormig uit elkaar schoof.... Heel kalm kwam nu de stem: „Dat had je niet moeteiij zeggen, rechercheur." De weg liep langs het meer. Maar het meer was bijna niet te zien. De heele breedte van den weg lag er tusschen, dan kwam er een laag muurtje, en achter het lage muurtje een groote vochtige vlakte, grauw, grijs, vaag, koud. De auto reed langzaam. Hoe laat was het eigenlijk? Studer wilde zijn horloge voor den dag halen, hy had zijn duim en wijsvinger reeds in zijn vestzak gestoken. Toen hoorde hij een heel vreemde stem zeggen — en ze leek heelemaal niet meer op de stem van den omroeper van Radio Bern —: „Er uit, gauw, anders...." Studers horloge vloog uit zijn vestzak, zijn rechterhand krampte zich om den kruk van het portier, drukte hem omlaag, rukte hem omhoog (hoe functionneerde zoo'n ding toch?), Studer wierp zyn massieve lichaam met alle geweld tegen het portier, dit sprong open, hij vloog op den weg, bleef met één voet aan den ondersten kant van het portier hangen, werd een eind meegesleurd.... Zyn schouders, zyn hoofd sloegen tegen iets hards, een reusachtige schaduw vloog over hem heen, verdween.... En toen werd het heelemaal donker.... * » * „Neen, nu wordt er niet gemicroscopeerd," zei een diepe stem. Het was nacht. Ergens brandde een groen licht. Studer probeerde vertwijfeld, zich te herinneren waar hy deze stem reeds een keer gehoord had. „Kruitsporen...." fluisterde Studer. Hy hoorde lachen.... „Die verwenschte rechercheur, nooit kan hy iemand met rust laten! Past u op, zuster. Zooals gezegd, ieder uur coramine, om de drie uur transpulmine, begrepen? Den hemel zy dank, het is nog een stevige kerel. Het is geen grapje, als men twee
fracturen heeft en bovendien nog " Verder hoorde Studer niets. Er was toch eens een zwart gordijn geweest, nu zakte er echter een rood gordijn over hem heen, het mischte, klokken luidden. 'De whisky was sterk. Daar kreeg je üorst van. Hoe had het meer er toch uitgezien? Een breede vlakte, grijs, grauw, koud en vochtig.... Toen.was opeens de zon er weer, en een heel bekend geluid. Studer luisterde. Er klikte iets klikte Wat was dat? Vroeger had het geluid hem altyfl gek gemaakt, hy kende het goed. Wat'was het toch? Natuurlijk. Breipenneri. Hy riep zachtjes: „Hedy!" „Ja?" Een schaduw tusschen hem en de zon. „Dag!" zei Studer en knipperde met zyn oogen. „Dag," zei mevrouw Studer, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. „Wat was er dan eigenlijk met hem?" vroeg Studer. „Niets bijzonders," meende zijn vrouw. Koorts, borstvliesontsteking, bovenarm gebroken, sleutelbeen-fractuur. Hy mag bly zyn, dat hy niet dood is Ze deed, alsof ze boos was. Maar telkens perste zy haar lippen op elkaar. „Zoo " zei Studer, en sliep weer in. De derde maal ging het al heel goed. Toen was de pijn, die stekende pijn in zyn borst, verdwenen. Maar zyn rechterarm woog nog zwaar. Studer dronk een kop bouillon en sliep weer in. Den vierden keer werd hy wakker, omdat er een heidensch lawaai voor de deur van de slaapkamer was. Een kwade stem verlangde toegang, een andere stem (was dat niet dr. Neuenschwander?) werd boos en vloekte. Het was allemaal zoo onverdraaglijk luid. „Die menschen moeten stil zyn," fluisterde Studer. Én werkelijk zwegen zy spoedig daarna. En toen kwam eindelijk net groote ontwaken. Het was ochtend, koel, het raam moest zoo juist geopend zijn. De kamer was klein, de muren waren met groene olieverf bestreken. Geraniums bloeiden op de vensterbank. Een dikke zuster was bezig, de kamer te vegen. „Zuster," zei Studer en zyn stem klonk vast, „ik heb honger." „Zoo, zoo," zei de zuster slechts; ze kwam dichterbij en boog zich over Studer heen. „Gaat het beter?" „Waar ben ik?" vroeg Studer en begon te lachen. Dat vroegen toch altyd de helden in de romans van van hoe heette die oude jongejuffrouw ook weer, die altyd romans schreef? Felicitas? Ja, Felicitas „In het gemeenteziekenhuis van Gerzenstein," zei de zuster. Ergens klonk muziek. „Wat is dat?" vfoeg Studer. „Muziek uit een havenstad — Hamburg," zei de zuster. „Gerzenstein en de luidsprekers," mompelde Studer. En toen kwam er melk, en broodjes en jam.... Studer kreeg trek in een Brissago. Maar toen hy uiting aan dezen wensch gaf, kwam hy by de zuster aan het verkeerde adres.... En toen kwam er een namiddag, waarop hy alleen in de kamer lag. Zyn vrouw was naar Bern teruggegaan, en had beloofd hem tegen het einde van de week te komen halen. Toen kwam de zuster binnen, een dame (ze zei „een dame") wilde den rechercheur spreken. Studer knikte. De haren van de dame waren wit.... als.... als seringen.... Studer wist, dat Aeschbacher in het meer verdronken was. Een ongeval, zoo had men hem verteld. Studer had geknikt. De dame zette zich aan het bed van Stuwer, de zuster ging weg. De dame zweeg. „Bonjour, madame," zéi Studer met een hulpelooze poging om te schertsen. De dame knikte.... Stilte. Een hommel vloog zoemend door de kamer. Het moest wel zoowat einde Juni zyn. „Het was mijn schuld," zei Studer zachtjes. „Ik heb hem naar u gevraagd, madame, en toen is hij gaan huilen. De tranen liepen over zyn wangen. Ja. En toen heb ik hem nog gevraagd, wat u dacht van de heele zaak. Toen, heeft hy me nog gewaarschuwd. Ik heb net den tyd gehad, om uit den auto te komen. Ik geloof.
(Foto S. J. Ktench)
LANDELIJK STILLEVEN
Gelooft u niet, dat het maar beter dat hy toen over dat muurtje, zoo is?" „Ja," zei de dame. Ze huilde niet. Ze had haar hand op Studers arm gelegd. Een zeer lichte hand. „Ik zal niets zeggen, madame," sprak Studer heel zachtjes. „Dank u wel, mynheer Studer.' Dat was alles. En een keer was Sonja Witschi gekomen. Ze kwam hem bedanken. De verzekering was niet uitbetaald geworden. De rechter van instructie had hen alle drie laten komen, haar moeder, Armin, en Sonja. Men had er van afgezien, een klacht wegens verzekeringszwendel in te stellen. Men was bly, dat men het heele geval Witschi ad acta kon leggen.. — Hoe het met Schlumpf ging, wilde Studer weten. „Goed," zei Sonja, en ze kreeg een kleur. ....De zomersproeten op den neus, aan de slapen.... „Armin zou ook wel gauw gaan trouwen," zei ze. Moeder had nog steeds den kiosk op het station. En ten slotte kwam de rechter van instructie; zyn zyden overhemd had dit keer een crème-achtige kleur. Den zegelring droeg hy nog altyd. „Ik ben al eens eerder geweest, mynheer Studer," zei hy. „Maar de dokter was zoo grof. Ik verbaas mij altyd over het gebrek aan opvoeding hy academisch gevormde menschen, vooral by medici." „Dat is nu eenmaal zoo," meende Studer. Hy had ztfn handen op de deken gevouwen en draaide zijn duimen om elkander heen. „Waarom ben je toen met Aeschbacher meegereden, mynheer Studer? Hadt u iets gewichtigs ontdekt? U maakte indertijd zulke merkwaardige toespelingen? Heeft Witschi eigenlijk geen zelfmoord begaan, was het toch een moord? Heeft wijlen mynheer de burgemeester iets medegedeeld? Iets belangrijks? Dat hy ook aan mij wilde vertellen? U zwijgt, mynheer Studer? Wat heeft Aeschbacher u medegedeeld, dat u zoo haastig met hem naar Thun wilde ryden?" Studer staarde naar de zoldering, zweeg een heele poos. Toen zei hy, en zyn stem was volkomen uitdrukkingsloos: „Niets bijzonders...." EINDE.
O,
-i
rt
o
-i- c -o E wU -f^5 73 2 tj M <. u W c u JJ « 'S
y
O
> g y.c
c P M
* c
•—i
U,
aU ^
W
N
0
T3 C in 3
J3
S: J= « y
•
-n c ..Hu o.
-O ^
VJJ
y S
^ t<
l>
^
4-J
>
t) cd W -O C S -O 'M
> S y « ~e
c v c u
« T)
rt
^ 2 c ^
u N
5l>
^3
2 O c D
O
ij
y
c
c
'
y
'
u ,0 -i-i rt
S
MH
^
C 3 =^e ^ y1 rt 5
3 ca
'
c
c c d
'
y rt y
.1 i-f^ ^^. &
-ij y
,•
cc ^
C
^ X y « o > ? o
ë g
N
3
c > rt
y
«3^'S c « c y C rO ü g
Ci
2 S^ g E
c
rt
>
y
fe ^: ^i -a y «J 2 rt bß tC rt c
" OH X S 3 bi cd y c
6 3 C c« g
r
c
i- .y
JS
. 3 C JC
N
« g
0
e« a
c«
u
u= ^ "> p a cl
4-1
U 1
u c ê " ^
rt
c
C
^ •?
5
00 O
CA
T C
- T3
-O -C
« S-?^ ä §-? >
bß
Iels
y
y O —' -ri
5 3J£ £-rt c >
I ^N _, C O| ^^C-grtyrtrtO-O-o :=r>yN yi3o->-'aO o. _ ^ ÖD "^ N ^ u J= ?« ää y ö- u g ÖJD c^y Scja^-o^Jfgo
^ y y,^ > y y
K 6 , _ -o £■* E
rt .. y
ftD_n na -S •« J2 a ?;--.> bO'C fa u
1
<-i
y
y^
rt > T3 rt -S y W J3 y y ê w o c
>
y c o :
^ S
c
N
c
? «'S s
2 c „o ^ ^ " 2
C y
y y ■o
c y
O — -^
O 1«JS «>
E -« y ^ y O
öß -
y -O
iï
• u *J y « y rt
M J5
>> -^ O c rt
--
t/5
5
• - c y T3 y ^ E :^ c y ?■' W)-M ^j y y ^ bß y J«i -i o :z"> y O ii 13 *■ in
rt o <" T) C > _« J^ ti n rt
S^3 ^ «
e
rt -g
| g g
*13 O o —• -^
. J* O, > ^ ü rt
grtf.si^èii^-gj^^ e y Ë i; -^ v rt-gy-t, N
c E n.SP
•▼—> rt
c
y y
S*
■*-»
U
:^Ë
3 N y C
.- y y X T3
c
y
y
y y
rt
c
N
rt "O P
fcn u
v-
WD l- c jn rt g « c e y -y u rt N 2 o ê -S y B-OM 5!-N E öJDJHQ
5 o
„i
-_,
_,
—
-;,■ ..
w cüoJ
> 13
«ëgy«
y y
ti
rt
ÖO^ ü X « rt « u-O -Ce y 1 > Ë^ •SpS S-o SS ë«T3 o c c
N
y O tl
^
Q
rt
y
■O rt 2 W C >'y ^ y -"'T! C y rt y 0013 öß y
&ß C c öß
8
"'il vi
y
c C -C
y "3 öß u •S y 3 13
B
bß y .u - C
=>
«
v
C J2
y
O E? •O ^
1—
in v
y
w
bß y dj --
-n o-y « rt ^-g c^fc <« ü — "ais VO 5 "3
a
y
ë
y
-C «
c 3
E >
- h -^"O y O
Ë c Ë o y c:
S §
II Ë -E -S c
-CS
1 = 11
:^> M C N
y
5
•
X o M
^
y u
rt fa
O
5b
§ Ey
■4-J
rt OH
O
"E
v
c y y J2
C O
" -VJi
3
5 "v '■o y > 'S "fi y
43
b y
x;
C
d
y
rt
bß
-o
y y
bß y y c
-o^l c
b i. o, c c 2 E rt y ^y
X y X T) C H rt W y rt - . bßX T3 'S y -C p rt . u Wi N w rt rt TJ y y
9
_
.
.,, .
Ca
y .a co rt
y • > 13 y» ,; IJ rt
y H .-H
o
c > gi2 &ß o
O-* rt O O
yxu c c " h
y 13
y o Q y u N rt y _
- ^ v rt^g
C
-Oy-Cj:3^H ti ■*-» f» ai 5s S O r; c ^ « e V y
rt d -M y y ^ y c >- o E y _c
o c rt
.
tn X (u in '+H .S2 ^H - C « ^^ 3 c « fi 4_i c -ui y 5 rt
rt
E< -gV- X? y^ j^^
>
IH
y
IH
§ " y c
o 13 y ■£
ü
E O yX - rt -rt-g ?rirt C y'-'IS
^ al R '"^
10
y y
3 y «^•ö Ld
o- 6 y EJ3
c c
"O
2
<J
y
„ y
y c y c ■wv «ic«ë.-S
c y ? «
rt-c "S c y > c '? i-o w| y JS c gx y:^
| §ü^gx ^^
§X 2 ..13 5 rt rt .»Clc y i3-S « rt y y i-ri bßj bßT3 C C « -ü * Ui
VI
bßc g S3" " •S y «13-0
C -Ö lu
y
-
to
o
c w 2-g . o O, rt C OHÜ bß -o y rt
-E-3 E ^23
^1
S e K ^ JTS •| 0-i5 "^ rt
- C"0
»42 e
«I'S
_ _ -
c
N ü
JS
■a ■" 3 j2 fe 12
3D
Z*V) C -o «5 0> c Ë S C 3 rt rt
c w
y x N J4 x: 2 E g g 5 y > y^^'c rt «^.2 o to n N H «• c y ï « y > ti'2E2»üt5o,bßN't< rt - ï y rt rt rt o. :■§ J -T^.*-« «^ y "7ï y X bbj: rt 8.s " «>" IH > c rt cd V c rt c 2 -X y OH *J u C l> y X ? u H y u 2 60 X 3 rt O X 8 8 bß O 2>g ^ y y rt 0 X -H C W X -C fl «IE y X c y -a ' y C bß-M t-i y c ^ Sx v Ë E u bß ij u T3 w ISP .«' C "-i y oj o rt •O E o y O C O ÖD-.'O rt S-2 e4)rtyiiOrtyo:cr>0' > 5 rt :^ o rt y c y -J; cX 2 E-Sx y yXTJ ^ Nx O O ~ co c > *i 13 .3 > > > y X CS 13 y y in > N Q
u —l
y
13 C
■N v
rt
y
y
>
Ërt-S So
y N y T3
-s 8>
^t rt-s^ rt|^|-ë& ^ .
o
^^
iS
aCU
c ^ ^ ^. I c g ^ c C u c E E * y c y rt y bß ^ c ^ T3 - .? •-CrtoC^E^-P ,, ïl'-uc E, y ■" Q äß c y y ^ ._ ^ — .c -a ? E öC« t- o TS ? J; t, N c "^ :£ /ä _o —j J= -O r- E C b c-y yo-a ^y o^-ü y ■* v y c rt .y -a u rt o i
■
> c ^ r. * .. X
^ ^ y y
>
y
y
C
rt c *; bß r; y ? 2 to o ^ - 2 ü § c^ «■OS
ö e es r
y
y
C
<+H
c
y
s y > UJ o T)
3 y y y
c u
XI *-H bß rt SP +-•
C
N
rt
y
-M
?
N
g
c'0
c c
y rt y >
E
TT O
oo
,
f ^
a a < g p f»
%.
-rt:.3n p^ P§ 3S
3
M ia EC
3- !f 3 < » < N • ff « SC? •cw 2.ft S E'S gc:: o-^ ?r P ö O o. 3 3 Cg f» ö.' 3-3" rt a§
s* a ^
O
rt!>ro r»fï * N 3 o
^ 3 ?r£J S ï' -S3
cr3c:;<
n
c ^
c
N
« R-
m K S
2 A O-
N
DB* O-OQ ft"
^1
art
3 »*
§•
3^4^ s.
cL 5 CL
S
N
3-=-3" .
a: •
n Cu
Ou <-►
rt
<
ja
-
3 5 o. o. n
CS
i!P^*:
O <. *!
3
P ^ 2 5>3: S 3 3 w 2 <■» e « ^ 3 | 1
5 2 "> i-t « O 1 c
3
^ ^J n^ §TO
o .30
VLIJTIGE HANDEN HUIZER
KLtEDERDRACHT (/<,fo G.
I
v
/V,,!,,,.,,,;;
^^ v
"* %•'*>> V^^-Wv-
gangspunt van haar verliefde capriolen uilgekozen, doch een klein, tamelijk verwaarloosd, ouderwetsch en slechts spaarzaam bezocht hotelletje j.Berghof" geheeten. Een rijkelu>s dochtertje heeft grillen! tr heerscht tamelijk veel rumoer in „Berghof". De oude aepp de eigenaar, wil het niet rendabele ding van de hand doen; Toni,, zijn zoon, verzet »ich met alle macht tegen dit Plan. Hij zal als ski-leeraar het geld wel verdienen om de vaderlijke bezitting in stand te kunnen houden en te concurreeren met „Gipfelblick". Een verstandig idee van onzen lom; jammer is hel, dat hij T nu niet zoo'n héél bijzonder beminnelijken 'ndruk maakt. Hij kan namelijk *oo onmenschelijk grof tegen Z| J" "«erlingen zijn, dat ze ÏLVTM
Paul Klinger en Anny Ondra. hem allemaal in minder dan
halve Dorothee, dT is vasthoSdendl ^ T ^ ***
bij haar spreekt de^i^trtöo'dje^" ^
l<,ten
-
Be
-
WOnder iï:
Inmjddels amuseert Dorothee zich bert 'm«, vroolük. menschen, die zoowel ut B^aLl" l ee" ^0epje blick" komen. Zij i, 't midWounl *« IU^ /* uit "G,pl-1jongelui en slüll mei T^Ur. " aJ'* ondernemingen der zonderling", een man die in ..n" Vr,endschLaP' «*«» •"•« den woont, daar'blSb«' aan tnLTnT ^ '" de ber8en
- en zich ^^T^ISt^'^^
veel en veel te gemakkelijk vriendschap naar Toni's zin; er heeft zich namelijk een klem wonder aan den onhandigen Toni voltrokken ... hij is verliefd en op wie anders dan op dit blonde, capricieuse weeldepopje, dat bij de ski-less4n door haar hardleerschheid zijn humeur grondig weet te bederven, doch dat er inmiddels door haar beminnelijkheid maar voor zorgt, dat de boel in het hotelletje beter marcheert en er gasten komenl Want er heerschl tegenwoordig heel wat vroolijkheld in het eenvoudige herbergje; het schort van de dienster Rosa is kraakzindelijk geworden, de oude Sepp heeft zijn voorwereldlijken baard laten afscheren; kortom, de moderne geest Is er in gevareni
Willy Schauffuss en Edna Greyff.
meisje besluit haar vader maar eens in den arm te nemen. Zoodoende komt mijnheer Heinemann naar ,,Berghol". Ongelukkigerwijs weet Toni niets van dit bezoek af en hij smijt den deftigen papa van Dorothee resoluut de deur uit, aangezien hij dezen voor een van haar aanbidders aanziet. Nu staat de zaak er minder goed voor. Hoe echter de onverstoorbare jongedame alles weer netjes in orde brengt via een door haar gewonnen ski-wedstrijd met hindernissen (haar z.g. krukkerigheid op ski-gebied was dus maar een truc om makkelijker net hem te kunnen flirten, depkt Toni verbitterd), een ansichtkaart aan haar „geliefde", alias Toni, een door haar „zonderling" uitgevonden ski-zeil-vliegtuig, waarvan de productie door haar vader gefinancierd zal worden, enz. enz., dat is nog een heele geschiedenis, die wij beter nog wat geheim kunnen houden!
De verstandhouding'tusschen Dorothee en Toni wil echter, zoo'op het oog, maar niet vlotten. Verscheidene misverstanden zijn daar de oorzaak van en het energieke
Op den terugweg.
Reflie:
Hans Deppe. Tobis-film. Rolverdeeling:
^oroc,he« Anny Ondra ?r- Sleck Paul Richter lon' Paul Klinger Sepp Notnagel Josef Eichheim nememann, Dorothee's vader Hans Zesch Ballot Liefde bloeit overal, doch oogenschijnlijk tegen alle verwachting in blijkt de sneeuw de vruchtbaarste voedingsbodem voor de l'efde te zijn. Op de geheele wereld bestaat er geen geschikter, plaats om een vroolijke flirt te beginnen dan een druk bezocht centrum van de wintersporti Zoo denkt ook de jonge, blonde, aardige, rijke en dus ook elegante üorothee. Eigenaardig genoeg heeft Uorothee niet het moderne, elegante en dus beter bij haar passende sporthotel „Gipfelblick" gis uit(foio't Clnephon-film, G. m. b. H.)
Anny Ondra, Josef Eichheim en Hermine Ziegier.
Josef Eichheim, Willy Schaeffers en Eva Tinschmann.
' Paul Klinger en Anny Ondra.
Anny Ondra.
•e' ZONDER ZICH IETS VAN DE BUITENWERELD AAN TE TREKKEN, DOET MIJNHEER BEER ZIJN MIDDAGDUTJE.
MET EEN PRACHTIGEN DUIK HET WATER IN, DE VISCH ACHTERNA...
MP ^■yr.
.
-.!'
''"'<
'■
IN HET DIEPE BASSIN, WAARIN HIJ HEERLIJK KAN RONDPLOETEREN. HEEFT HIJ HET BEST NAAR ZIJN ZIN.
i
I :m^
■mm»*.
%t"
1 ~
kleur als natuurlijke bescherming tegen zijn vijanden. Maar ook is ze hem een hulp om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij overvalt namelijk totaal geen onraad vermoedende zeerobben, die hem als voedsel moeten dienen, door ongemerkt nader te sluipen, gedekt door zijn witte vacht, die absoluut niet afsteekt tegen de sneeuw. Hij waagt het slechts zelden om het tegen de menschen op te nemen, zoo nu en dan echter, wanneer de nood hem dreigt, kaapt hij wel eens levensmiddelen van poolreizigers, en dan ziet het er minder gunstig voor hem uit, want de „bestolenen" zijn van zulke aardigheden natuurlijk niet gediend, en ze hebben ver dragende vuurwapens, waarmede ze hem gemakkelijk buiten gevecht kunnen stellen. Ook ter wille van zijn fraaien pels wordt er echter wel jacht op hem gemaakt. Wanneer we hem nu zoo in den dierentuin zien liggen als een groote witte bal, zoo onschuldig als een wollen speelgoedbeest, dan moeten we onwillekeurig denken aan zijn geboortegrond, waar we het waarschijnlijk toch wel minder leuk zouden vinden als we hem plotseling zouden ontmoeten, want hij is en blijft ten slotte toch een roofdier en geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.
1
/,*
l&A
.■n
DEN
DIEREN HOOG EN DROOG HEEFT DE IJSBEER ZICH NEERGELEGD. ZOU HIJ MISSCHIEN DROOMEN VAN DEN TIJD, DAT HIJ NOG VRIJ ROND KON ZWERVEN OVER DE UITGESTREKTE SNEEUWEN IJSVELDEN ? ZOO AAN ZIJN „GEZICHT" TE ZIEN IS HIJ WERKELIJK NIET VRIJ VAN ZORGEN.
Het Is opmerkelijk, dat dieren, afkomstig uit het hooge Noorden, in den dierentuin altijd erg de aandacht trekken.Waarschijnlljk komt dit, omdat zij gewoonlijk heelemaal wit zijn, en wit in de dierenwereld nu eenmaal een weinig voorkomende kleur is. De dikke, lompe ijsbeer, de grootste en de sterkste van de pooldieren, verheugt zich altijd wel In een bijzondere belangstelling. Zijn vacht is niet voor niets zoo wit, want op de onmetelijke sneeuwen ijsvlakten van het poolgebied dient deze • » DAAR STAAT HU VOOR HET „VERTREK" VAN DE BERIN, DIE ZICH ECHTER NIETS VAN HEM AANTREKT EN RUSTIG BLIJFT, WAAR ZE IS.
M
hdäie stheidde
DE JUNGLE-FOTOGRAAF OP
LEVEN
EN
DOOD ^ ^ W
Eigenlijk was de Amerikaan Karry Parton fotograaf Maar geen gewone fotograaf. J*len zou hem eerder „jungle-fotograaf" kebl en kunnen noemen. Want hij kiekte uitJ fin de jungle, en dan nog bij voorkeur ^frikaansche, omdat daar de meeste en waren te beleven en hij, behalve voor het miken van dieren-foto's, ook een soort hartstochtfbezat voor het beleven van allerlei gebeurtlnisseri, die buiten het kader van het allej IfT" vielen Dat was dan ook de reden datffp^met zijn camera en een vriend naar het donkeft werelddeel trok, en dit van het Oosten naar let Westen doorkruiste. Wm een geschiedenissen rijn er al niet verbon*n aan de foto's die hij op dien tocht heeft genfaktl een keer bij voorbeeld, kwam Parton on v^vachts tegenover vijf leeuwen te staan erfdit terwijl hij ongewapend wasl Karton was een eind vóór zijn vriend en de jagers het oerwoud binnengedrongen. Plotseling ontdekte hij recht voor zich vijf leeuwen. Onbeweeglijk bleef hij staan, kijkend naar de vijf roofdieren, die zich te goed deden aan een gazelle. Het was maar een klein dier, veel te weinig voor vijf hongerige koningen der dieren. Ze waren er dan ook spoedig mee gereed en... ontdekten toen de tegenwoordigheid van een ander wezen. Ze draaiden hun enorme koppen om, zagen Parton staan en kwamen naar hem toe. Parton wist toen reeds een en ander van leeuwen af. Hij wist bij voorbeeld dat zij gewoon waren heel diep te bukken, op die wijze onzichtbaar door het hooge gras te sluipen en dan hun prooi te bespringen. Hij begreep, dat dit een goede tactiek was - voor hem. Daarom bukte hij zich, zig-zagde door het gras en dook plotseling ergens anders weer op. Hij mocht zich niet haasten, want dat zou fataal »ijn. Hij moest hen op een dwaalspoor brengen. Hij verdween uit hun gezicht en kwam ergens anders tevoorschijn. Maar de leeuwen hadden zich verspreid - en hij bleek practisch gesproken door hen omringd te zijnl Snel dook hij weer weg, kwam ergens anders omhoog. Maar de leeuwen waren nog altijd vlak bij hem zóó vlak bij, dat hij heel duidelijk de verbaasde uitdrukking in hun oogen kon zien. Ze waren te zeer verwonderd, dan dat zij er aan dachten hem aan te vallen . . . Weer bukte hij, zette zijn verstoppertjesspelletje voort - zich afvragend of hij dit lang genoeg zou kunnen volhouden tot zijn vriend en de dragers komen zouden om hem te helpen - of dat hij misschien plotseling in het lange gras tegen een der leeuwen zou aanloopen. Opeens hoorde hij het kreupelhout hevig kraken. Hij keek op. Gelukkig, eindelijk zijn makkersl Maar waar waren de leeuwen nu? Die waren verdwenen - verdwenen op de geheimzinnige manier, die den bewoners der jungle eigen is. Krokodillen behooren tot d» meest sinistere dieren die de natuur heeft voortgebracht. Parton had til wel eens gehoord van de ervaringen, die andere ontdekkingsreizigers met hen hadden gehad. Op een dag zag hij een rhinoceros naar de rivier komen om te drinken. Nauwelijks had het dier zich over het water gebogen, of een krokodil duwde zijn verschrikkelijken muil uit den stroom omhoog en greep den rhinoceros. Deze moet minstens eenige tonnen hebben gewogen, en over een geweldige lichaamskracht hebben beschikt. Toch trok de krokodil hem langzaam
^«
TURKN. NAAR W
maar zeker onder water dood tegemoetl
-
een afschuwelijken
Ge kunt dus Partons gevoelens begrijpen toen hij op een keer in het ondiepe oeverwater van een rivier plotseling dicht bij zich rimpels zag verschijnen - een onmiskenbaar teeken, dat een krokodil zijn leelijken snuit naar boven zou steken. Parton maakte dat hij wegkwam, maar door het water kwam hij nauwelijks vooruit en plotseling waren de enorme kaken vlak achter hem, zich sluitend voor een doodelijken beet om zijn been. Parton sprong opzij, de kaken sloten zich en - misten zijn been. Maar het had geen tien centimeter gescheeld! Natuurlijk beleefde Parton zijn meeste avonturen met leeuwen. En een .eigenaardig feit dat hij daarbij heeft ontdekt is, dat leeuwen buiksprekers zijnl Hij is beslist overtuigd, dat zij hun gebrul, als zij tegenover een vijand staan, heel diep en ver-af doen klinken, zoodat het net is alsof het uit een andere richting komt. " Maar één keer kon er geen misverstand met betrekking tot de richting plaats hebben. Het gebrul klonk aan alle kanten om hem heen. Parton en zijn makkers hadden een soort schuilhut op den grond gebouwd ten einde eenige gazellen te kunnen fotografeeren die er moesten komen om te drinken. Maar toen de avond was gevallen bleken het geen gazellen te zijn, die kwamen, maar een stuk of twaalf groote leeuwen. Ze slopen snuivend en snuffelend rond de hut, af en toe een oorverdoovend gebrul uitstootend, terwijl ze soms net deden, alsof zij het kleine hutje van gras en wat planken wilden binnendringen. Nooit zijn Parton en zijn vriend blijder geweest dan toen zij dien morgen den dageraad zagen aankomenl
De beste foto's moeten echter des nachts gemaakt worden, wanneer de meeste dieren uit het oerwoud op stap zijn. Parton heeft zich eens twee en twintig nachten achtereen op den tak van een boom laten vastbinden. Het scheen een zeer stevige boom, tot er een rhinoceros kwam en er tegen begon te duwen en er langs te schuren. Eenige oogenblikken dacht Parton niet anders of het dier had hem geroken, en had hij visioenen van den boom, die op den grond zou vallen. Maar misschien dat de rhinoceros zich alleen maar even wilde „jeuken". Hij verdween ten minste weer voordat de boom het had begevenI Een poosje later verschenen de leeuwen, en toen werd het nóg opwindender. Want toen klonken er plotseling schoten en begonnen de kogels aan alle kanten langs Partons ooren te vliegen, hem slechts op een haar na missend. Een der inheemschen was plotseling een beetje van zijn verstand beroofd en was op een leeuw gaan schieten. Zijn scboten gingen er allemaal naast, maar naar Partons smaak toch nog niet ver genoeg er naast... Een ander maal bevonden hij en zijn gezelschap zich in een vier mijl lang dal en waadden ze door het gras, dat op sommige plaatsen wel vijf meter lang was. Hoog boven hen, aan beide kanten, verhieven zich de rotsen. Ploteling keek er een van hen naar boven, en ontdekte rook. Ze klommen hooger en zagen een muur van vuur, die snel het dal In kwam. Het gras stond in brand en de vlammen kwamen met een razende snelheid naar hen toe. Om verder te gaan was onmogelijk, want dit gebied leefde als het ware door teeuwen, buffels en rhinocerossen. Ze zaten In een val, want achter en opzij van hen brandde het grasl Om het gevaar nog des te grooter te maken vlogen er bovendien nog veschrikte bavianen
boven hun hoofden met razende snelheid heen en weer, stukken rots en steen losrukkend, die met kletterend geluid om hen heen in de diepte neerstortten. Goede raad was duur. En toen opeens kreeg Parton een idee. Het eenige wat er op zat, was een ring van vuur om hen heen aan te leggen, zoodat de vlammen, wanneer rij hen bereikt hadden, geen voedsel meer zouden vinden omdat de grond reeds was kaalgebrand. Spoedig waren zij door een enormen kring van vlammen omgeven; door de hitte en den rook konden zij haast geen adem halen - en het vuur en de vlammen kwamen nog maar steeds naderl Naar alle waarschijnlijkheid zou de tegenbrand, dien zij hadden gesticht, hun weinig hebben gebaat, maar opeens ging de wind liggen en spoedig doofde de rivier van vlammen uit en was hij niet hooger meer dan een paar _decimeter. Ze besloten er doorheen te rennen nu dit mogelijk was. Verschroeid en verbrand bereikten zij de veilige zone . . . Bij Partons avonturen met slangen ontbrA het al evenmin aan opwindende elementen. Eén was ' eer griezelig dan opwindend. Hij sliep in zijn tent, toen er plotseling vijf gifslangen tegelijk door de opening heen kropen. Hij trok zijn revolver en vuurde op het monster, dat zich het dichtst bij hem bevond. Het was een meesterlijk schot: de kop vloog van de slang af. Het dier viel op den grond, maar richtte zich toen opeens, zonder kop, weer op en viel boven op Parton neer . . . Een anderen keer was hij bezig eenige zwartjes te filmen toen hij plotseling vlak bij zijn voeten een zwarte mamba ontdekte; het dier richtte zich op en viel aan. Wederom had hij geluk - de doodelijke muil sloot zich, echter niet om Partons been, doch om een der pooten van zijn camera I Door een avontuur verloor hij zijn vriendschappelijke gevoelens voor den tijger - Indien hij deze ten minste ooit bezeten had. Samen met zijn vriend ontdekte hij het restant van een buffel, waaraan een tijger zich te goed had gedaan. Zou het dier eenige oogenblikken later niet terugkomen om zijn maal voort te zetten? Parton dacht van wel, en daarom besloot hij zoo snel mogelijk een schuilhut te maken om het dier te kunnen kieken. Nauwelijks was hij er mee klaar, of de tijger verscheen inderdaad. Hij scheen evenwel ergens zeer kwaad over te zijn. Misschien omdat hij tijdens zijn maaltijd gestoord was? Hoe dan ook, dat hij uit zijn humeur was, bleek duidelijk want hij toonde dit door een eigenaardig soort hoestend geluid. Heel interressant; vooral ajs men bedenkt dat het dier zich slechts op een meter afstand van hem bevondl En om redenen, die hijzelf het beste kende, begon de tijger maar niet aan zijn diner. Hij hoestte en snoof vervaarlijk, en ging toen weg. Parton kwam uit zijn hut en zijn kameraden keerden terug. „Zou hij weer komen?" vroeg Parton hun. Het antwoord kwam - van den tijger zelfl Met een vervaarlijk gebrul van verontwaardiging omdat er iemand anders bij zijn prooi stond, sprong hij tevoorschijn. Wegloopen? De mannen hadden geen kans tegen dezen snellen rooverl Ze renden naar de dichtstbijzijnde boomen en klommen er in, met een behendigheid waarvan zij zichzelf nauwelijks bewust waren. Overdekt met schrammen en bloedend hingen zij aan de takken, hopend dat hun krachten het langer uit zouden houden dan het geduld van den tijger. Het scheen uren te duren eer het dier zijn maaltijd had beëindigd en verdween.
Later verklaarde Parton dat hij het nog nooit zóó erg had gevonden te moeten toekijken terwijl een ander at. . .
E £ li COMPLEET Ruzie hebben met je man, dacht Annie, was net als kiespijn hebben. Niemand zag het aan je, maar het deed onder de hand
'
toch maar pijn. Ze zat in het kantoor van Peter Brunmg, wachten^ tot hij zou terugkomen om haar te vertellen, dat die teekenlngen door „de baas goedgekeurd waren. Van buiten af drong het rumoer van de bezige stad tot haar door. Ook het kantoor van Peter Brunlng gaf den indruk van rumoerige bezigheid. Er waren drie telefoons, die allemaal ieder oogenblik konden gaan bellen. En om de telefoons heen lag de gebruikelijke chaos van mode-leekeningen en mode-catalogi. Alles typisch Peter; net alsof er een tornado door zijn kantoor gegaan was. Een van de telefoons begon schril te bellen.. Annle nam den hoorn van het toestel, precies zoóals zij het vroeger ook had gedaan, en ze vertelde de stem aan het andere einde van den draad, dat het haar erg speet, maar dat mijnheer Bruning er op het oogenblik niet was. . . Met wion zij sprak? O, met Buitens van de afdeellng japonnen? Ja, zij zou de boodschap beslist overbrengen . . . Geen dank . . Goedendag ... Weer rust. . . Annie Het zich achterover vallen In den stoel, waarvan de houten zitting allesbehalve gemakkelijk was en greep naar een der zomer-catalogi, die op de schrijftafel lagen en Juist van de pers waren gekomen. Er stonden een paar van haar eigen teekenlngen in. Gewoonlijk vond zij het erg leuk wanneer zij ze, gedrukt, terugzag, ofschoon zij het toch al jaren lang had gezien. Maar vandaag gingen haar gedachten terug naar Flip, en dien ochtend. - Hoe was het ook al weer begonnen? Ze hadden aan het ontbijt gezeten, en je had gevoeld, dat het heerlijk was om te leven, terwijl de zon de kamer als het ware verguldde en er een zwakke bries door de openstaande tuindeuren naar binnen kwam. En toen plotseling, had hij gevraagd of zij naar de stad ging ... Een vraag, die je even verbaasd deed opzien. Alsof hij niet wist, dat het vandaag Vrijdag was, en hij niet zag, dat je je mantelpak droeg. Je wilde juist een opmerking van dien aard maken, toen er iets was in de manier waarop hij je aankeek, waardoor je die opmerking binnenhield en in de plaats daarvan zei: „Ja, waarom?" Hij had even niets gezegd. En toen opeens zijn stem, opzettelijk onverschillig, en boven het gekwaak van de eenden en ganzen uitklinkend: „O, niets . . . Alleen dat Laura en mijn moeder vandaag zouden komen om de nieuwe broedinstallaties te zien. Ik dacht, daar Je ze den laatsten keer al niet ontmoet hebt, dat ie • »■" „O, Juist. . ." Had hij misschien aan Je stem kunnen hooren wat er in Je omging na zijn woorden? Mogelijk! Laura ... Je mocht Laura niet. . . Dat had je nooit gedaan. Laura gaf niets om mannen. Laura moest niets van ze hebben. Laura had andere idealen dan een huwelijk. Een andere roeping. Maar intusschen had Laura tóch maar alle mogelijke moeite gedaan om mevrouw Brant te worden, en haar brutale neus was nóg brutaler naar boven gewipt, toen zij had gehoord, dat Flip Brant in plaats van met haar, met een meisje uit de stad was getrouwd, dat „buiten" alleen maar een plaats vond waar gras groeide. Had zij dat werkelijk gedacht? Annie vroeg zich dit nog steeds af, toen ze opeens weer zijn stem hoorde, die wel is waar nog kalm klonk, maar toch een onmiskenbaren aanvallenden klank had. „Wat, juist, Annle? Eerlijk, ik kan Je houding
VERHAAL
DOOD
niet begrijpen, wanneer het om Laura gaat Ik had gehoopt, dat jullie het goed met elkaar zouden kunnen vinden, maar . ..' .11 Goed met elkaar kunnen vinden! Lieve help! Was die man dan ziende-blind? Of wilde hij zijn oogen alleen maar met geweld gesloten houden? „Werkelijk?" had je gevraagd. Verkeerd, natuurlijk! Beslist verkeerd. Want nu had hij alle aanleiding om Je onredelijk Jaloersch te noemen. Maar Je was een beetje buiten Jezelf geweest. En het kon Je niets schelen wat hij dacht of zei. Toen niet, ten minste. Zoowel Laura als Flips moeder wisten heel goed, dat Je Vrijdags altijd naar de stad ging. De eenige dag van de week, dat zij komen konden en Je niet op de boerderij zouden aantreffen. En je dacht er niet aan, voor hen thuis te blijven. Neen, dat deed je onder geen voorwaarde. Flip zei iets over Laura. . . dat ze erg aardig was, als Je alleen maar de moeite wilde nemen haar te leeren kennen. Annle was hem in de rede gevallen. „Het spijt me, maar ik moet die teekenlngen afleveren!" „Je zou ze toch kunnen sturen, met de post..." Het was opeens een andere Flip, die daar tegenover Je zat met zijn bruine manchester Jasje en zijn rijbroek en zijn beenkappen. Een andere Flip en een andere houding. Zijn moeder? Je wist, dat zij het nooit prettig had gevonden dat Je nog bleef teekenen, terwijl Je getrouwd was. De vrouw van Flip Brant, en dan nog voor anderen werken! De Brants, die „boerden" omdat zij het „leuk" vonden. Maar die geld genoeg hadden. Geld als water. En dan voor anderen werken . . . Het was bijna een smet op den familienaam ... Het had Annle op de tong gelegen om te zeggen, dat hij toch kwalijk kon verlangen dat zij haar dagen hier in ledigheid door zou brengen en dat het toch haar goed recht was om haar artistieke neigingen te volgen ... Maar Je was niet In de stemming geweest om verklaringen te geven. „Ik kan ze niet per post sturen, omdat ik ook nog met Peter over de teekenlngen van de volgende week moet spreken. Dat weet Je net zoo goed als ik. Ik doe het al maanden!" Hij knikte, maar ze twijfelde of hij het begreep. En er was heelemaal niet de blik in zijn oogen gekomen, waarop je gehoopt, waar Je naar verlengd had. Die grijze oogen hadden even goed de oogen van een rechter kunnen zijn. „Ja, dat is zoo. Zes maanden doe Je het al, op den kop af." De kamer met de zon en al de vertrouwde, lieve dingen was opeens heel raar voor Je oogen gaan doen. „Wat is er eigenlijk? Wat beteekent dat? Een samenzwering? Of ben ik verdachte en sta Ik in de beklaagdenbank?" Indien hij kwaad was geworden, zou je hebben geweten wat er in hem omging. Maar hij was niét kwaad geworden. Je zou hebben gedacht, dat het in hartje Augustus steen-dik vroor wanneer een Brant zijn stem boven het normale zou hebben verheven. Ze waren zoo onaandoenlijk en ze hadden net zoo weinig temperament als hun schurerf en stallen. Een jaar lang had je nu a! geprobeerd hem van jou te maken, maar Je had even goed kunnen probeeren om de sterren van den hemel te plukken. Neen, hij werd niet kwaad, hij zei alleen maar: „Het is goed! Ga maar! Het is zooals Je zegt. Je moet over teekenlngen van de volgende week spreken met Peter Bruning. Amuseer Je."
Dat was nu vijf uur geleden. Vijf ellendige, onmachtige uren. Je zat hier, wachtend tot Peter Bruning zou komen. En ze wist niet op wie ze woedender was, op Flip of op zijn moeder. Maar wat ze wél wist, was, dat zij ondanks alles gezellig zou gaan lunchen. Met Peter Bruning. < . Ze deed niet langer alsof ze belang stelde in den zomercatalogus, en wierp het boekje op de tafel. Het sloeg ergens één uur. Tijd om te lunchen. Ze hoorde het ook aan het opeens veel drukker wordende geroezemoes in 't groote gebouw. De „kopstukken" zouden naar een restaurant in de buurt gaan; de „nummers" zorfden hun boterhammen op kantoor eten en dan een eind gaan wandelen. Het was goed weer ... De „nummers". Zijzelf was ook eens zoon „nummer" geweest. Niemand, die op Je lette. Niemand, die Iels in Je werk zag. Tot opeens ... Ze herinnerde zich haar eerste pogingen nog zoo goed. Wat had ze gewerkt! En wat had ze vaak gedacht, dat ze er nooit zou komen, dat ze nooit Iets zou bereiken. Tot er opeens iemand ontdekte, dat Je op Je vloeipapier een modepoppetje had geteekend, en dat dit heel goed was. Je was nog eens zoo hard gaan werken, en toen plotseling was het gekomen. Je eerste teekenlngen werden aangenomen. En daarop, wat later, woonde je opeens op een flat in plaats van op een goedkoope pension-kamer en droeg Je zijden kousen en kon Je behoorlijk eten en drinken. Op een fuifje leerde Je Flip Brant kennen en toen was je opeens, voordat Je eigenlijk goed en wel wist wat er gebeurde, met hem getrouwd. Je had Amsterdam verlaten, dat juist begonnen was Je iets terug te geven voor al je inspanningen en al Je harde werken, en Je vond Jezelf terug In Buntendam, een dorpje waar Je lederen ochtend wakker werd door het kwekken van de ganzen In plaats van door het slaan van den Westertoren ... 1^ • Een complete ommekeer in Je leven. Maar je vond het niet erg. Of althans: dat hield Je je voor! Je was dol op een grooten Jongeman, met een zachte, wat heesche stem en met een glimlach, die alleraardigst was wanneer hij begon te komen ... , , . . , En ten slotte was teekenen, ook al had Je nu Juist Je voet op den ladder gezet, toch met alles in het leven. Je verlangde toch ook nog naar Iets anders.. . Naar het kirren en het kraaien van een kindje, dat Je mocht vertroetelen en verzorgen. En Juist omdat Je bulten woonde, was dat zoo prachtig. Daar kon een baby groeien als kool ... \ Denk je eens in. Flip Brant.. . Maar ... er was geen baby gekomen en . . . en . . . enfin, je moest Je leven nu ergens anders op instellen. Het was heel erg, en moeilijk om te boven te komen, en je had Je erg teleurgesteld gevoeld. Een lieve Illusie was uit Je leven verdwenen. Je had zooveel opgegeven, en nu schonk het leven Je eigenlijk maar de helft terug voor alles wat Je ten offer had gebracht.. . Amsterdam, en Je carrière, en Je plezier In teekenen .. . En afleiding was er niet veel. Haast niet. Flip kwam dikwijls zoo laat pat naar huls uit zijn stallen en schuren, dat hij alleen maar verlangde stil te gaan zitten en zijn voeten ergens op te leggen. Een eenzaam bestaan, hoeveel moeite Je ook deed om er verandering In te brengen. Maar wat moest je beginnen op een dorp, waar de menschen erg op zichzelf en teruggetrokken waren, en waar ze in zoo'n dametje uit de stad eigenlijk een soort indringster zagen? Je moest iets hebben waarmee Je je bezig kon houden als je klaar was met je huishoudelijke plichten en Je wachten moest tot Flip thuiskwam. En zoo was je er weer,
toe gekomen om te gaan teekenen, eerst zoo maar, doch natuurlijk had je je werk later gedrukt willen zien, te meer daar ze je er herhaaldelijk om gevraagd hadden. - Waarom teeken je toch nooit meer eens Iets? Je hebt er toch tijd genoeg voor? Waarom onderhoud je het niet? Je kan toch nooit weten wal er kan gebeuren ... — Neen, dat kon je ook niet. Dat zag je nu al. Eén dag In de week ging ze naar Amsterdam, en nu begon Flip er al herrie om te mAen. Waarom eigenlijk? Dat vroeg ze zich nog af toen Peter Bruning het kantoor kwam binnenstuiven, groot, zelfbewust en glimlachend. Het speet hem, dat hij haar zoo lang had moeten laten wachten, maar „de baas" had wat moeilijkheden gemaakt alvorens de teekeningen goed te keuren. „Alleen maar om te laten voelen, dat de beslissing feitelijk bij hem ligt, begrijp je?" Hij gaf een knipoogje, heesch zich in-zijn jas. „En waar zullen we nu gaan lunchen, mevrouw Brant? Heb je ergen honger? Zullen we het behoorlijk doen?" Ze had niet veel honger. Hoe zou dat kunnen? Maar ze zei: .Ja, graag ... Ik heb vrèèselijken honger . . ." Met den gebruikelijken trein keerde Annie naar Buntendam terug, nadat ze de nieuwe teekeningen met Peter Bruning had besproken en ze een hoed had gekocht, dien ze heelemaal niet noodig had en ook heelemaal niet aardig vond. Alles bij elkaar een echt mislukte dag. Ze wist het, precies zooals ze wist dat ze, zoodra ze thuis was, probeeren zou alles weer goed te maken met Flip. Ongelukkig genoeg echter verliep alles heel anders dan Annie het zich had voorgesteld. Het eerste wat zij zag toen zij het erf opkwam, was • de oude fiets van Laura. Ze waren er dus nog .. . Ze haaide haar schouders op en ging naar binnen. Dat was niet zooals je het had gewild. Aan den anderen kant, wanneer je een andere houding aannam en tegen Laura glimlachte, zou Flip misschien zijn standpunt tegenover dat Vrijdags-naar-de-stad-gaan herzien en zou alles weer gewoon gaan, net als vroeger. Een troostrijke gedachte, maar een die ai net zoo min ver wezenlijkt mocht worden, wam toen zij de ouderweUche zitkamer binnentrad, was er geen Laura om tegen te glimlachen. En óók geen Flip . . . Mevrouw Brant, weduwe, klein, tenger, bijna broos, was er alleen.. . „Dag Annie!" Ze gaven elkaar een kus. De kus, iets zwevends, onzekers, had voor Annie altijd iels stuitencjs gehad, iets verraderlijks, maar zij had geleerd er zich aan te onderwerpen. Net zooals zij ■Had geleerd om mevrouw Brant „moeder" te noemen. ,,Waar is Flip?" vroeg zij. Hij was met Laura nog even naar de nieuwe eendenkooi gaan kijken, zei mevrouw Brant.
Maar ze zouden wel zoo direct terug zijn. Niet dat het natuurlijk erg was ais zij wat langer wegbleven. Ze vestigde haar liefsten glimlach op Annie. „Ik vind het wel prettig om even met je te kunnen praten. We hebben eikander den iaatsten tijd zoo weinig gezien!" Een jaar geleden had je je door dien glimlach nog laten beetnemen. Nu zorgde je alleen maar, dat je op je hoede was. Het zonnetje, voordat de lucht betrok, noemde Annie dat lachje bij zichzelf. „Het is mooi weer, vindt u niet?" zei ze, zoo maar . . . Maar mevrouw Brant voelde er blijkbaar niets voor om over het weer te praten. Terwijl ze nog steeds glimlachte, zei ze: „Je ziet er moe uit, Annie. Je overwerkt Je toch niet?" Amsterdam; haar teekenen; een flank-aanval op het oude thema. Je had je er op voorbereid vriendelijk te zijn, maar nu werd je weer prikkelbaar. „Moe? Ik?" zei ze. „Neen, heelemaal niet. Ik voel me juist uitstekendl" Mevrouw Brant zei even niets. Ze keek alleen maar ietwat beleedigd, omdat haar vriendelijkheid zoo botweg den weg werd versperd. En toen zei ze: „O, dat is waar ook. De vrouw van den dokter is vanmiddag hier geweest. Ze was verbaasd toen Flip haar zei, dat je niet thuis was. Ze zei, geloof ik, dat je met haar had afgesproken ..." De dunne, bijna verontschuldigende stem stierf weg. Maar het was heelemaal niet de bedoeling om verontschuldigingen te maken. Dat wist je heel goed. Je kreeg integendeel weer een standje. En het feit, dat de vrouw van den dokter Zaterdag had gezegd en niet Vrijdag, maakte heelemaal geen verschil. De kwestie waar het om ging, het addertje onder het gras, of hoe je het noemen wilde, was alleen, dat zij, Annie, deed waar ze zelf zin in had en er zich niets van aantrok of de familie Brant het al of niet goed vond . . . Deze gedachte maakte haar inwendig razend, en het laatste restje van haar goede voornemens ging op de vlucht, verdreven door een schielijk opgekomen verontwaardiging. Ze probeerden je op je kop te zitten. Dat probeerden ze allemaal. Maar dat zou hun niet lukken ... „Ik geloof niet, dat u graag hebt dat ik iedere week naar Amsterdam ga, is het wel, mevrouw Brant?" De oude vrouw knipperde even met de oogen bij dezen onverwachten aanval. ,.lk geloof niet, dat het veel ter zake doet of ik het al of niet graag heb," stamelde zij. „Ik bedoel, als jij zoo graag gaat, dan . . ." Je voelde, dat je tanden scherp op je onderlip neerkwamen. In zulke gevallen moest je nu beslist tot tien tellen. Maar je telde niet. Alles waar je aan denken kon was aan de verwachtingen, die je had gehad tóen je thuiskwam en aan je teleurstelling, en waarvan Flips moeder niets zou begrijpen al had je het haar verteld. Dus telde
DE ACTRICE
PERONNE HOSANG OOGST VEEL SUCCES IN HET TOONEELSTUK
"SARA BURGERHART". OPGEVOERD DOOR'T CENTRAAL TOONEEL (lolo Godfried c/a GrooO
zij niet, maar zei precies wat ze voelde, en hcd er een enorme voldoening van. „U hebt volkomen gelijk," riep ze. „Het kom; er niets op aan, of u het al of niet goed vindt. Ik ga nu al zes maanden lang iedere week naar Amsterdam, en ik blijf gaan, en niemand zal me er van terughouden..." — Ziezoo, dat was er uitl Je trilde op je voeten, verbaasd over jezelf. Mevrouw Brant was ook verbaasd. En dan kwamen er opeens tot je schrik tranen in haar oogen. . . „Ik heb nooit de bedoeling gehad. : ." Het trof heel ongelukkig dat Flip juist dit oogenblik had gekozen om terug te komen met Laura. Omdat hel tafereel dat zich nu aan hem voordeed, maar één kant van de geschiedenis belichtte. Zijn vrouw razend; zijn moeder huilend. „Anniel" zei hij, en toen weer „Annie! Wal is er in 's hemelsnaam gebeurd?" De tranen van mevrouw Brant waren van zuiver defensieven aard. Ze zou ze hebben kunnen laten stroomen als uit een kraan, maar dat deed ze niet en geen arm om haar schouders kon troostender zijn geweest dan de arm, dien Laura er omheen sloeg. . . Flips grijze oogen stonden hard, beschuldigend. Had hij ooit écht van je gehouden, je èchl laten merken, dat hij van je hield? Het ooit gezegd? Plotseling voelde je je heel erg alleen. Verschrikkelijk, afschuwelijk alleen tusschen die drie " vreemde menschen. En je zou zelf ook hebben kunnen huilen. Maar je huilde niet. Wat je deed, was stamelend herhalen legen Flip wat je tegen zijn moeder had gezegd en omdat je hel toen opeens niet langer kon uithouden, draaide je je om en snelde de kamer uit. Dien ochtend waren de moeilijkheden eigenlijk maar in een beginstadium geweest. Nu was hel echter meenens. Verschrikkelijk meenens. Je lag in je bed terwijl je Laura en je schoonmoeder hoorde weggaan en even later kwam Flip op de kamer. Misschien, dacht je, zou hij wel niets zeggen. En je bleef liggen denken, je hoofd zorgvuldig afgewend tol je opeens zijn stem hoorde. Rustig, maar bitter. „Ik zie niet in, wat er nu\ te winnen viel door moeder overstuur te maken. Vooral daar je wist dat wij . . . dal wij niet alleen waren!" Je voelde je ellendig, en je voelde, dat je oogen begonnen te branden. „Als ik hier nooit iets goeds kan doen, dan weet ik niet waarom ik nog langer zou blijven. Ik zou veel beter naar Amsterdam kunnen gaan en er blijven . . ." Dan een oogenblik stille, diepe stilte, waarin je alles hoorde, tot het bonzen van je eigen hart. En hel blèèf maar stil, terwijl je nu juist zoo graag wilde, zoo hopeloos-graag, dal hij naar je toe zou komen om zijn armen om je heen te slaan en lachend legen je te zeggen, dal je nu niet zoo dwaas moest doen. Je hield toch van hem, nietwaar? En hij toch van jou? Dal wist je toch? Welnu dan , . . dergelijke dingen kwamen zelfs in de beste huwelijken voor, maar dan moest je niet zoo dom zijn en zulke dingen zeggen over weggaan. Want hij kon je immers niet missen. . . „Laten we er nu maar niet meer over spreken, Annie," Als hij dat maar had gezegd, dan zou Amsterdam niets meer beteekend hebben. Je zou alles dan voorgoed hebben opgegeven, Amsterdam, en je teekenen, en Peter Bruning en alles, en je zou hel opgewekt en vroolijk hebben gedaan. Maar er gebeurde niets van dien aard. Niets wal er ook maar op leek. Hij bleef met zijn rug naar je toe staan en duidelijk klonken zijn woorden: „Zooals je wilt..." En zóó was het gegaan . . . Annie.had des Maandagsochlends weer achter haar oude teekentafel gezeten. Met open armen was zij onlvangten. „De baas" had niets gevraagd. Alleen maar: „Heb je al een goed tehuis gevonden?" Ze had geknikt. „O ja, heel goed . . ." Maar hel was niet waar, het was geen tehuis, laat staan een goed tehuis en ze wist het heel goed. Het was er verschrikkelijk, op haar kamers. Vooral omdat je Flip ioo miste. En het
werd hoe langer hoe erger in plaats dat het wende. Ze moest telkens aan hem denken; zelfs op ©ogenblikken waarop ze dat vroeger nooit had gedaan. En aan de schuren en stallen, ja, aan de schuren en staHen dacht ze ook, omdat Flip er zoo vaak in was ... En aan de ganzen en eenden... Overgevoelig, vrouwelijk-overgevoelig. Dat zei je ieder oogenblik legen jezelf. En ook, dat je op moest houden mei dien onzin. Zoo'n tragedie was hel toch niet. En als jij Flip miste, wel, hij zou jou ook wel missen. Over een poosje zou hij misschien wel komen vragen of je alsjeblieft terug wilde komen. En in dien lusschentijd waarom zou je in dien lusschentijd niet van Amsterdam profiteeren? Waarom niét? Je probeerde het. Maar het resultaat was verre van bevredigend. Het was nel alsof Amsterdam Amsterdam niet meer was. Je was precies weer tien dagen „in betrekking", toen de brief van Flip kwam, de brief dien je met trillende vingers openmaakte en dien je neerlegde met een gevoel van een schrijnende pijn in de buurt van je hart. Omdat er heelemaal niets in stond van „verschrikkelijk missen" of zooiets ... Er stond eigenlijk heelemaal niets in. Een regel of tien om haar te ^erteilen, dat hij Vrijdag naar Amsterdam zou komen. In den namiddag. Hij had haar iels te zeggen, dat haar misschien wel ialeresseeren zou. „Iets te zeggen"! Waarom liep er een koude rilling langs je rug als je dat las? Waarom moest je direct aan Laura denken? Dal was op Woensdag. En hij zou Vrijdag namiddag komen. Net alsof dat niet de drukste dag van de heele week was! Dal beteekende dat je als een duivel zou moeten werken als je den tijd wilde hebben hem even te spreken ... En je wilde hem spreken. Of- niet soms? Natuurlijk . . . Precies zooals je het eene moment verlangde dal het al Vrijdag was en het volgende oogenblik, Jat Vrijdag nog wel honderd jaar weg zou blijven . . . „Als het Laura is.. ." dacht ze. „Dan ga ik dood." Het werd eindelijk Vrijdag. En toen gebeurde het. Terwijl ze snel naar de zaak Hep - ze wilde er vroeger zijn dan anders, omd^at ze in ieder geval klaar wilde zijn met haar werk wanneer Flip kwam om haar Ie spreken. Ze liep diep in gedachten... Laura... Laura... Ze dacht nergens aan. En toen. een schok... een gil... was die van haarzelf...? Kreten... Verschrikte kreten... Geknars... van remmen, dacht ze nog. En toen nacht... diepe nacht. En niets anders meer. . . Licht. Veel licht. En wit. Veel wit. Vreemd. Alles vreemd. Een vreemd bed. Een vreemde kamer. En een vreemde gedaante daar bij het raam. Je sloot je oogen. Trèchlte je te herinneren. En opeens herinnerde je je alles, zag je duidelijk wat er gebeurd was: hoe je, diep in gedachten loopend, tegen den .auto gebotst was die met vrij snelle vaart den hoek was omgekomen. Je zèg en voelde het weer gebeuren en slaakte een gil. . . net als dien ochtend. . . En daardoor keerde de gedaante bij het raam zich om. Een verpleegster. Ja, ze lag in een ziekenhuis, maar het was gelukkig niels ernstigs. Eigenlijk meer de schrik. Maar de dokter zei toch, dat je hart een knauw gekregen had... Ja, dat voelde ze. Ze knikte. Een knauw... Laura... Laura, ja, dat was een knauw. . . Zou Flip. . . Je wilde juist de zuster vragen hoe dat nu moest, omdat je man naar „de zaak" zou komen om je te spreken, toen je bij de deur het geluid van stemmen hoorde. Vreemde stemmen. Neen, toch niet; één stem was niet vreemd. . . Je hield even den adem in. Zou. . . „In uw laschje hebben we uw adres gevonden," zei de zuster, „en we hebben natuurlijk uw man gewaarschuwd. Hij kan. . ." De deur ging open. En daar stond Flip, met een man in een witte jas. . . „Flip!" Je kon er niels aan doen, maar heel je hart lag in dal ééne woord en er sprongen tranen in je oogen.
Klaas van Beeck en rijn dansorkest in de film.
CINETONE'S EERSTE FILM Joan Remmelts in een muzikalen één-octer. Vooals wij reeds berichtten, heerscht er groote activiteit in de Cir.etone Studio's te Amsterdam! Weinige dagen geleden vertoonden de studio-hallen het bekende beeld van decors, camera's, lampen en mie ofoons — thans bevindt de eerste short uit ds Cinetone-productie zich reeds in de montage-kamer. Het is de door Gerard Rullen geregisseerde één-acter „Ik fluit. . . in de hoop, dat jij zult komen. . . I", waarin Joan Remmelts de hoofdrol speelt, terwijl Klaas van Beeck en zijn dansorkest het muzikale gedeelte verzorgen. Joan Remmelts, een van onze talentvolste acteurs, die zich levens als regisseur een groolen naam verworven heeft, maakt in deze film zijn debuut voor de camera. Evenals Remmelts is Klaas van Beeck en zijn dansorkest als de goede wijn, die geen krans behoeft: dit orkest is een der populairste van ons land. „Ik fluit. . . in de hoop dat jij zult komen. . . I", dat ons land op het gebied der korte films iels geheel nieuws brengt, zal begin Januari 1941 in de bioscopen verschijnen. „Kalm wal, mevrouwtje, zei de dokter lachend. „U moet u nog niet zoo opwinden. Uw hart heeft een flinken duw gekregen en dat moet eerst herstellen. U moet zich..." Je hoorde niet verder. Je hoorde alleen Flip. „Ze belden me op, vertelden wat er gebeurd was, lieveling. - Ja, hij zei werkelijk „lieveling". - En ik ben direct gekomen." En je zag een traan in zijn oogen. En dien blik, dien je er reeds vaak zoo graag in had willen zien. En hij zei weer; „Lieveling..." En hij sloeg zijn armen om je heen. Zoo maar... waar de dokter en de zuster bij waren. En het was de hemel. „Ik was zoo geschrokken..." hoorde je ïiem nog zeggen, en hel was muziek. En toen be ,on je ook wat Ie zeggen. Hoe je naar hem verlangd had. lederen dag, ieder uur, ja iedere minuut. En dat je nooit meer naar Amsterdam zou gaan en dat je legen Laura... Pang... Ja, nu voelde je toch je hart. Laura... Net of het even stilstond. Maar dal had je de laatste dagen meer gehad. Net of hel even oversloeg. . . En je vroeg, zoo maar, zonder dat je hel eigenlijk wist: „Waarom heb je mij eigenlijk
Joan Remmelts als de componist in „Ik fluit... in de 1«oop dat jij zult komen . . .!" (Foto's J- Merkelbach)
laten gaan?" taespannan wachtte je op zijn antwoord. „Omdat ik dacht, dat je niet buiten Amsterdam kon. Dat je je bij mij verveelde... Maar ik heb je zóó gemist!" En toen was hel goed, heelemaal goed. Alleen nog één ding wilde je weten: „Waarom wilde je mij eigenlijk spreken?" En weer was er toen die blik in zijn oogen dien je eerst zoo lang gemist had. En je hoorde zijn stem: „Om te vragen, of je weer terug wilde komen, lieveling... En dat ik hel goed vond, al wilde je twee keer in de week naar Amsterdam gaan..." En toen zei je zélf: „Ik hoef heelemaal niet meer te gaan, nu ik weet, dat je van mij houdt, echt van me houdt... Nu blijf ik veel liever bij jou. . ." En toen was alles goed, want toen mocht je mee met hem naar huis als je maar wat rust nam nog, en je niet te veel opwond... Maar waarover zou je je nu nog opwinden, nu alles zoo goed en zoo heerlijk was als nog nooit eerder. . . Want wist je nu niet, dat je Flip had, èchl had. . . ?
Op de fiefs naa* de 1736—oa. Dit »portkostuain bestaat uit een langen pantalon van donker gekleurde wollen stof en een Mouse van vroolijk geruite stof, b.v. flanel De blouse heeft gladde schouderstukjes en een aangeknipte das^ waarvan een der uiteinden met applicatie of borduurseU versierd is. Het bijpassende mutsje is eveneens van geruite stof gemaakt. Bij dit kostuum wordt een kort jasje gedragen, dat met een treksluiting sluit. Het sportieve model is opzij Wj de taille licht ingerimpeld. Ben. voor den pantalon: 1.50 M. stof; voor de blouse en het mutsje: 1.85 M. stof; voor het jasje : 1.30 M. stof, alle drie van 140 cM. breedte. Hel patroon vsn dit model Is bij de «dmlnlttratie v«n ons Wed yerkrliflbs.r, In de meten 40 tol en met 46, tooen f 0.25 per stuk.
aan
terwijl de resteerende 20 st., die den raiddenvoorrand vormen, steeds in gerstekorrel (•* 1 r., 1 a., herhaal vanaf ** ; de volgende toer verspringen) gebreid worden. De boord is 48 toeren hoog. Vanaf den 49en toer breien we over de eerste 40 st. steeds in het grondpatroon. terwijl de 20 st. van den rand steeds in gerstekorrel worden gebreid. Van den seen tot en met den I34en toer mrd. we bij lederen 6en toer aan den kant van den zijnaad telkens 1 st.
Heerlijk warm èn modieus is dit gebreide jasje met capuchon. Vooral bij schaatsenrijden zal het heel goed voldoen en ons tevens beschermen tegen den ijzigen wind, die in ons klimaat dikwijls het vriesweer vergezelt. U hebt voor dit model noodig : 500 gram vierdraadsche sportwol, 2 breinaalden no. 3, 1 haakpen no. 3. 6 houten knoopen. De beschrijving is gegeven voor maat 42. MATEN Lengte van het jasje 55 cM., mouwlengte aan den binnenkant gemeten (manchet inbegrepen) 47 cM. Lengte van den zijnaad 35 cM. BEREKENING 25 st. geven een breedte en 40 toeren een hoogte van 10 cM.
MOUW We beginnen aan den onderkant en zetten 50 st. op. Hierop breien we 32 toeren in den randsteek (•• 2 r., 2 a., herhaal vanaf**). Vanaf den 33en toer breien we in het grondpatroon. Van den seen tot en met den i62en toer mrd. we bij lederen 8en toer aan beide kanten van het werk telkens 1 st. Voor den kop van de mouw kanten we aan het begin van den i89en en igoen toer telkens 4 st. af en aan het begin van den xgien en I92en toer telkens 3 st. Van den i93en tot en met den i98en toer wordt aan het begin en aan het eind van lederen toer 1 st. geminderd. Van den I99en tot en met den 212en toer mind, we steeds aan het begin van den toer 1 st. Van den 249en tot en met den 26oen toer mind, we telkens aan het begin en einde van den toer 1 st. De overgebleven st. worden in een rechte lijn afgekant. CAPUCHON Rechterhelft : We zetten 3 st. op en mrd. bij lederen 3en toer aan den rechterkant van het werk 1 st., totdat er in totaal 30 st. op de naald staan. Hiervan worden de laatste 10 gemeerderde st. in het grondpatroon gebreid, terwijl de andere 20 st. steeds in gerstekorrel gebreid worden. Wanneer er. vanaf den opzetrand gerekend, in totaal 96 toeren gebreid zijn. dan mrd. we bij lederen volgenden 2en toer aan den rechterkant van het werk telkens 5 st., totdat er in totaal 60 st. op de naald staan. Nu worden verder alle st. in het grondpatroon gebreid, behalve de eerste 20 st. aan den linkerkant van het werk, die steeds in gerstekorrel gebreid moeten worden. Wanneer er, vanaf den opzetrand gerekend, 216 toeren gebreid zijn, worden alle st. afgekant. Linkerhelft: Deze wordt op dezelfde wijze gebreid als de rechterhelft, maar in tegenovergestelde richting. Bij den 3oen en 6oen toer worden 2 knoopsgaten ingebreid. over de middelste 4 st. van den in gerstekorrel gebreiden rand.
AFKORTINGEN Steek = st., rechts = r., averechts = a., meerderen = mrd., minderen = mind. RUGPAND We beginnen aan den onderkant en zetten 100 st. op. Hierop breien we een rand van 48 toeren in den randsteek (♦* 2 r., 2 a., herhaal vanaf ♦*). Dan volgt het grondpatroon : ie toer (voorkant van het werk) : •* 2 a.( 1 r., 1 a., 1 r., 1 a., 1 r., herhaal vanaf *♦. De toer eindigt met 2 a. 2« toer (achterkant van het werk) : •• 2 r., 1 r., 1 a., 1 r., 1 a., 1 r., herhaal vanaf •♦. De toer eindigt met 2 r. Den xen en 2en toer afwisselend herhalen. Bij den 6oen, 70en, 8oen, goen en looen toer (gerekend vanaf den opzetrand) mrd. we telkens aan het begin en einde van den toer I St.
■•
.
x u
•
Voor de armsgaten kanten we aan het begin van den i4ien en i42en toer telkens 4 st. af en aan het begin van den I43en en i44en toer telkens 3 st. Vanaf den i45en toer mind, we steeds aan het begin van lederen toer 1 st., totdat er voor ieder armsgat in totaal 12 st. gemind, zijn. Dan breien we zonder mind, verder tot en met den 21 oen toer. Daarna kanten we telkens aan het begin van den toer 6 st. af, totdat er nog 26 st. over zijn. Deze worden in een rechte lijn afgekant. LINKERVOORPAND Begin aan den onderkant en zet 60 st. op. Hierop breien we de eerste 40 st. in den randsUeh {** 2 r.( 2 a., herhaal vanaf ♦*), (£(g«i opname)
T.«t»nino A. Fédmnr
Voor de halsuitsnijding mind, we aan het begin van den I24en, i26en en I28en toer en vervolgens bij lederen volgenden 3en toer 1 st. Voor het armsgat kanten we aan het begin van den i4ien toer 4 st. af en aan het begin van den I43en toer 3 st. Aan het begin van den i45en, i47en en I49en toer kanten we telkens 2 st. af en aan het begin van den isien en I53en toer telkens 1 st. Intusschen gaan we door met aan de zijde van den hals bij lederen 3en toer 1 st. te mind., totdat er nog 30 st. over zijn. Vervolgens wordt aan de zijde van den hals niet meer geminderd. Voor den schouder kanten we aan het begin van den 2iien, 2i3en) 2i5en, 2i7en en 2i9en toer telkens 6 st. af.
RECHTERVOORPAND Dit wordt op dezelfde wijze gebreid als het linkervoorpand, doch in tegenovergestelde richting. De knoopsgaten worden ingebreid bij den 3oen( 6oen, goen en i2oen toer over de middelste 4 st. van het beleg. (D.w.z. de middelste 4 st. worden in genoemde toeren afgekant en in de daarop volgende toeren weer 4 st. opgezet boven de afgekante st.)
DE AFWERKING De deelen worden aan elkaar gemaakt. De capuchon wordt met een toer vasten omgehaakt. Aan den achterkant zetten we den capuchon eenigszins gerimpeld aan. De ruimte wordt in het midden bij elkaar genomen en vastgenaaid. Daarna hechten we op deze plaats een uit vasten gehaakten strik. De knoopen worden met vasten omgehaakt en aan het jasje en den capuchon genaaid.
[EN NIEÜWWROOTE DANSFILM DER UFA I n de ateliers van „Ufastadt Babelsberg" heeft reg.sseur Georg Jacoby korten tijd geleden de opnamen beëindigd van „Kora Terry een 1 film, waarin de bekende zangeres, danseres en ilmspee ster Marika Rökk, die haar veelzijdige begaafdheid reeds in tal van Ufa-films demonstreerde, de hoofdrol speelt. „.,u,x In deze grootsch bpgezette, dramatische dans-film, die in de varietewereld speelt en welker veelbewogen handeling door een u.tgelezen ensemble van goede krachten wordt gedragen, nemen dans en muziek een groote plaats in. De composities zijn van Peter Kreuder, d.e al heele reeksen populair geworden schlagers voor de f.lm schreef en die na zijn laatste bezoek aan ons land ook hier een groot aantal bewonderaars (en sters) heeft gevonden. Regisseur Jacoby - die al heel wat jaartjes in de f.lmwereld meeloopt - is ongetwijfeld een meester in zijn vak en speciaal op het gebied van de muzikale dansfilm heeft hij zijn sporen verdiend. Het is altijd zijn opvatting geweest, dat in dergelijke films melodie en rhythme In bet middelpunt moeten staan, maar dat zij alleen daar in de film mogen verschijnen, waar zij logisch tot de handeling behooren en verantwoord zijn door een behoorlijke voorbereiding. Kora Terry" vertelt de interessante levensgeschiedenis van de beide danseressen Kora en Mara Terry, die als acrobatische danseressen door een sensationeele truc bet publiek van hel groote variété in geestdrift brengen. Totdat de carrière van de „Gezusters Terry plotseling in gevaar komt door een ondoordachte daad van Kora Terry, die
een nartstochtelijke, onberekenbaar grillige en verwende vrouw Is. Dit heeft voor de zusters een onverwacht gevolg en hel behoort Urt de spannendste momenten van de film als het raadsel „Kora Terry lot een oplossing koml. i_i«„,. De film werd door een der beste Duitsche cameramenschen gefotografeerd: Konstantin Irmen-Tschel, die zich geen van de vele buitengewone optische mogelijkheden en trucs, welke de handeling en de entourage hem boden, liet ontgaan. De groote dansscènes zijn zorgvuldig voorbereid en spelen zich af in waarlijk grandioze decors, door Erich K.ettelhut en zijn staf op virtuoze wijze gebouwd. »• Marika Rökk, die de titelrol vertolkt, bevindt zich in deze fi|m in een wereld, die haar niet vreemd is. Zij komt zelf uit een bekende art'^nfamilie en stond al in haar prille jeugd als danseresje op het variétélooneel. Het is een bekend feit, dat Marika Rökk zich tusschen haar films door nog steeds ijverig aan de kunst va*. Terpsichore wtjdt. iij oefent dagelijks uren lang. Men zal haar o.a. kunnen bewonderen in een zeer origineelen slangendans en in een Hongaarsche fantasie. In de film komt ook *n groote solo-scène voor, waarin zij tegelijk danst en zingt. De partner van de pittige Hongaarsche is Will Quadflieg, een jonge acteur, die in de Berlijnsch« tooneelwereld door een paar groote klassieke rollen snel de aandacht op zich vestigde en van wien men, zonder twijfel, nog vele filmrollen mag verwachten. „Kora Terry" zal binnenkort haar Berlijnsche première beleven en -daarna door de. Ufa in ons land-worden uitgebracht.
Os
u c | :5,S:8•', &Ä ^ffi
CJSü ATS bcy-O
e
2 « H
Zu
«
u w
c
'S«w §1"« 3 - S 5 « 5 A« ^ « w U
c
u
OH"'
(U 5 N
u
eft y -4-» »"O ■—ij*
N
N M g -O
rt w-O ^ rt ^ N
H. |l3
h
s2^ g^^ e-sl
2-ja ' N
N
S
to
fi «
w J5:
o
C
> c
«:s
U « S,.2PN-«'o
c c <ü -o 5 -SP „ v c fc « ~ •a o «
.SP "O •S S
5 jS-o.„:G.
> t- -o O JÄ ^
„Pardon, mag Ik aan demonstratie voor u geven mat mijn stofzuiger?"
o H -^ « w o e 5 w .ï >05
rt
01
C &0 4J N rt —■ ^o *■■*
„Omdat jij nooit bratels hebt willen dragen. Idioot, halen we het nu niet..."
N
-
§ 3 -o S §
Sa „ ... daar ben ik waar, JuHial Dia Jongan van mij heeft Haver aan spoortreinl"
c
.1
rt ^ O ^ Jd
CL,
Mg
-5
H "-3
3
u
X u o t, e«
r
O T3 -o ? 2 > c
u U
T3 00-C Ai
DE NIEUWE JACHTHOND
_„ „ ilj: „Kom ar eens uit, alf Je durft, lafaard!"
„Is de liefde van je man gedurende de vijf en twintig jaar, dat je met hem getrouwd bent, nog heelemaal niet verminderd?" „O neen ... hij houdt nog evenveel van xichrelf als toen wij trouwden ..."
«MH
C O
« «> >^ e u
tJ -o
S -^
« J3
it! ^ Ö w «T-o A
O *,
S
V
p h CA) Q OH
O
o X
rt ► 4_» ÖD u C -S
t
3
_. c ^
Q Z
u 5 ^ -2 « c -o J^ :^> ^ a *■ c «>3
O ? N
X
u C
<
e
C
N J:
> J5
CU
rt
0,5-0 J3
c
eg-*
N
5 — "^ h e
5«
s 5 o -ö *> tx)« ja
y "O
c
c ia O C öß _
g u $-« t3 rt
Sb-«
w
„2
4> T3
B -y, « >
'
c« SK e . u ü w
c
uSa5'0-wi5v5
u
P «± c
MH
-1 S^^.S
«•o <= S
o o >
•o g.S-O'o
ir
»
> —< 60
>
c
is .. J3 rt
««•»Sa
Ills "O WJ
C
'fci «3 « u 'O JS (5CN 5
c «
rt-B c
g 5J--o3-a
| g
? u uS 8 H Pn
o fi 3 o ü ^5
-O - e C
U 3 "^ u ÖD
a a',:3''
-
* a N
H
M):
Ü
t, l
«•a
den haas natuurlijk, niet mij..."
ia2
u u
M
Dim Kortllm, Dié Woch:
, rt C- rt 3 ^ rt « Ä
C u
-x ai :5>*J
Tamkmnlngan ymn: Hamb. UI., Dmt lil. B/a«, loondmr.
S
^-S g S.Sc ^, cS fi§ ? e
.B
S *
^ c-S g tc'S.S.SSMg : w Srt-03 f'S. 3 ?.S
w
»Jan, Jel hebt vannacht In Je slaap gesproken ... „O, neem me niet kwalijk, dat ik je In de rade ben gevallen."
u
öD
C W g
w
„Mogen we er één van uitxoeken, of blijven ze alle vier bij ons?"
«5
a _ c5 ^ «"O rt
•rj N »> -O . ' u C
u
^ a,g g « F3 g
il 8 -l-gl^- « 2 „Vortl Nero... Pak ham... Pak...'
U
c u
-o,
hi03c§regj^^^iicS||iii^s J2 -o > « CUJQ OjaQ'O « C OJ ËTJ > 0.3 'i
e äs
« ä^ o 2 ^
«-S
5-5
3 -O *
0 O «-i
ipf!
■~-
N U4 N »•
o o
3
st o- o. j: 3 P rt pS o 3
o o c:: P h^ P o 3 a a
N '"O fli
•3 «. ^
2 < K. (13
^S 3
, S cw o- K er? 3
« g 3 3 5•5£.■ 1
_ f» 1 ft"—• ^ CL < o ««
3 8-ti. ë g. 3 ïJ^ Q,"© O
35^08
g-B g-gg
3
o f? o O.S « 2
a 3-sj
ff
< 3 S-e
3
Po 8 3 o. 1 o 2
o
.<*9
o* ^ N JL J^ jr 3 •—iS: o. " o::
33^3^-
'
E» O. ET S 3*
o i; 1 q 3 n
CL CL O-CR « »t o » Nt3: t« rt >■*> 3 f?
1 p f»
S'^g.«
3
* £-3 2 S S 1
P
GUSTAV GRÜNDGENS (foto LH.)
o rt
< s; 3 P 3
3 " 3_ £1. r»
o 2. 3* CL « 3-1» (Kj p © rt rt ä (t 3 f». 3
EEN FILM ONDER REGIE VAN GUSTAV GRUNDGENS Binnenkort zal door Terra-Film een aanvang worden gemaakt met de verfilming van „Friedemann Bach", een verhaal over den zoon van -Johann >Sebastian Bach, naar den gelljknamigen roman van A. E. Brachvogel. Het draaiboek wordt op het oogenblik geschreven door Helmut Brandis en L. Metzger; Walter Pindter werd reeds aangewezen als chef-cameraman en de regie zal in handen zijn van Gustav Gründgens, die bezig is met de rolbezetting en reeds Max Eckardt, Anna Dammann en tugen Klopfer engageerde. De geschiedenis is ongetwijfeld interessant. In Dresden leert Friedemann de verstandige en knappe prima ballerina Frascati kennen, die den jongen kunstenaar behulpzaam is bij zijn pogingen om aan het höf waardeering te vinden yoor zijn werk, maar die hem tevens er toe beweegt
zich meer met de lichtere muziek bezig te houden. Een jonge gravin, leerlinge van Friedemann, wordt verliefd op den musicus en inspireert hem tot zijn bekende D-mol-concert. In Brunswijk laat Friedemann, die eigenlijk een zwakkeling is, zich er toe verleiden om een werk van zijn vader als zijn eigen compositie uit te geven. Het bedrog wordt ontdekt. Door deze geschiedenis verspeelt hij ook de liefde van de jonge gravin. Na den jdood van zijn vader zwerft Friedemann Bach door het land, sluit zich aan bij een tooneelspeelsler met haar troep en beleeft daarna nog allerlei avonturen. Door iemand, die geringschattend spreekt over de muziek van zijn vader, wordt hij in een vechtpartij betrokken en gewond; dat is 't einde van dit wonderlijke leven. De Ufa zal mettertijd deze film in ons land uitbrengen.
VOOR ELKE §¥/' "'
OPLOSSINGEN ZOEK EN VIND 25 DECEMBER
DIAGONAAL KRUISWOORDRAADSEL PUNTENRAADSEL
OPLOSSING KRUISWOORDPUZZLE
T
E
L
L
£
A
m
L
U
1
A
6
g
K
K
L
E
E
K
3
S
g
m
E M
L' T A
R
i
0
1
E
E
m
L
A
u
6
A
S
T
T
E
R
R
E
E
m
1 0
0
E
R
6
E
M
V
M
m
R
E
1
E
E
R
G
n
A
0
E
B
5
E
R
B
E
5
A
6
■ E
■ E
■
i
n T
n
B
i
E
E
R
Sö
^
M
VOOR SPEK EN BOOmM MEEDOEN
E
L
D
E
R
m
E
D
E
R
G
0
ÖËMJ5É. OPLOSSING LOGOGRYPHE vormen bord noen paan koren moe>
■ T
OPLOSSING SCHAKELWOORDRAADSEL
B
ESSrp
aM E m0 E
0
OPLOSSING LADDERRAADSEL
11. 12. 14. 16. 18. 19.
kust van Marokko en anderen (aikorting) met genoegen lieldegod opschik goud (Fransch) vul in; at.
21. en dergelijke (atk.)
22. van den zooveelaten dag dezer maand (afkorting) 23. vul in e f 24. muzicknooi
Van links boven naar .echt» onder: 1. melkproduct 2. behoudens vergissingen (Ut. afk.) 3. familielid 4. bevrachten 5. dierenverblijf 8. helder 9. zoogdier 10. tapperij 11. bijwoord 12. getij Van links onder naar rechts boven: 6. reeds 7. voertuig 8. rund 9. paradijs 10. korenproduct 13. houten omlijsting 14. deel van een mast 15. muzieknoot 16. wat in druppels neervalt 17. rieten mand
CIRKELRAADSEL
0 f
.
r I L 2 1
IKIVI.
R
I ICIüIEI.
HEKWERKRAADSEL
M|P II 10 |0
T T 1 M
* 1 « | 0 | M | U R |0 |V JWIE
m OPLOSSING HONINGRAATRAADSEL
OPLOSSING FILMSTERRAADSEL. WOORDRANGSCHIKKING geheugen rammelen kantelen verbargen klauteren HERMANN BRAUN
Horizontaals gebouw waarin waren worden opgeborgen Verticaal: met een leger omringen praten nauwe straat straatsteen Britsch eil.groep in de Middellandschc Zee
8. voornemen 1. een strook grond 9. dient tot afsluiting langs slooten 2. uiterlijke gedaante 10. aankoop 11. het lachen 3. kachelvuil 4. bijwoord van ontken- 12. voegwoord 13. lompe kerel ning 14. gebouw 5. bespotting 15. gemalen graan 6. part 16. kteedingstuk 7. vogel
couplet
bestraffende toespraak De te gebruiken letters a. b, b, d, d e, e, e, e, c, e, e, e, e. e. i. i. i. h, i, i, i, k.k.l.l, m, n, P, p. p, r, r, r, r, r, s, «. .i, l, t, (.
ROULETTE-RAADSEL In deze roulette moeten woorden worden ingevuld, in de richting van de wijzers van de klok (in ieder vakje één letter) van de volgende beteekenis: 0—25: zeker spel 17—27: aardewerk 13—11: tafelgerei 30—8: persoonlijk voornaamwoord 23—5: aangeregen voorwerpen 24—16: persoonlük voornaamwoord 33—20: samentrekking van een voorzetsel I en een verbogen lidwoord 14—22: lichaamsdeel IS—26: stellage Bij juiste invulling zijn er drie woorden ontstaan: van 0—27: bord om te triktrakken ,, 13—16: leer van het dierlijk magnetisme in de geneeskunde ,, 33—26: het overreiken De drie eerste letters van elk woord vormen tezamen een woord dat beteekent vierendeeljaars.
FILMSTER-N-PUZZLE Gevraagd uit de onderstaande letters eli woorden te vormen van zeven letters, die elk de letter N tot eindletter hebben. De beteekenis der woorden is: veinzen ondervinden met roest bedekt worden getal met de tanden afsnijden soezen langzaam naar beneden gaan etende ledigen verderfelijk naar buiten gaan een redevoering houden
m
T |H |I |L |L
«
um
Horizontaal! 1, plomp, viervoetig zoogdier 4. hootddeksel 7. behoudens vergiuingen (Lat. a(k.) s . landschap langs de
25. iemand, die over anderen te zeggen heelt 27, verbard gedeelte van de buid 29. zicb voortbewegen 32, voorwerpen naast elkaar geplaatst 34. voedsel nuttigen 35. aikorting van een titel 36. omwenteling 37. de zachtste veeren Verticaal: 1. rivier van het Banaat, Roemenië 2. als 7 horizontaal 3. vreemd 4. jongensnaam 5. lidwoord (Fransch) 6. voegwoord 9. uitroep 10. a.kortmg van een titel 12, riem 13. voedsel (meervoud) 15. tijdelijk, voorbijgaand gebruik 17. nobel 19. vul in a e 20. vul in t f 25. tuingereedschap 26. deel van een schip 27. vogel 28. bovenlijf 30. jongensnaam 31. bij voorbeeld (Fran se he aikorting) 33. vut in ij e 35. voorzetsel In de diagonaal van linker boven tot rechter benedenhoek, leest men een woord dat beteekent: lijkplechtigheden. In de diagonaal van rechter boven- tot linker benedenhoek leest men een woord dat beteekent: voortreffelijk.
De beginletters van de woorden, vormen samen den naam van een filmster. De te gebruiken letter* zijn: a, a, a, a, a, a, a, b, b, d, d, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, f, f, g, g, i, i, i, i, k, I, m, m, n, n, n, ,n n, n, n, n, n, n, n, o, p, r, r, r, r, r, r, r, r, s, s, s, t, t, t, t, t, t, u, u, u, u, v, ij, ij. Wij stelleen een bedrag van ƒ 2.50 en tien filmfoto's beschikbaar om te verdeelen onder de goede oplossers. Antwoorden in te zenden v6ór 15 Jan. aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart a.u.b. duidelijk vermelden: FUmpuzzle 15 Jan.
X ^M^TEU'R-BXTXCTIVX De oplossing van het voorlaatste foto-probleem.
\A/'e van onz« ipaurdert kan ons zaggan, wat bovamtaand gadaelta van aan ioto voontall? Wij zullen waer aan prijs van f. 2.50 banavans Iwaa troostprijzen vardaalan onder han. dia ons aan goad antwoord zandan. Da vardaaling dar prijzen geschiedt op aan manlar. waarbij alia inzandars van goada op* losungen gelijke tcansan hebban op hat verkrijgen van een dar prijzen. U gelieve Uw antwoord In ta zandan vöór 15 Januari aan Mr. Dalecilva, Noord. alnda 8, Lalden. Op briefkaart of enveloppe varmaldan: Amateur-Detective 15 Januari.
Zooals men ziet, stelt de geheela toto de reddingspoging van aan ta water geraakten hoed voor. De hoofdprijs van f 2.50 werd deze waak verworven door: dan haar G. H. van Bauslchem, Haarlem. De troostprijzen vielen ten deal aan: mevrouw Icke, Amsterdam; dan heer J. J. Planja, Lalden.
.? '
DE PRIJSWINNAARS De hoofdprijzen werden deze week verworven door: den heer M. C. Heijstek, Hoek van Holland; den heer W. B. v. Ooy, Rotterdam; den heer J. Pouli, Amsterdam; den heer H. P. Doyer, Bussum; den heer W. J. Bunnlg, Amsterdam. De troostprijzen konden worden toegekend aan: mevrouw M. v. Houten, 's-Gravenhage; mevrouw C. W. Putters v, d. Berg, Rotterdam; mevrouw Bruens, Amsterdam; mevrouw J. Cohen-Maas, Amsterdam; mejuffrouw A. C. Bouwman, Zuidhorn; mejuffrouw W. Stlgter, Amsterdam; mejuffrouw W. Stegeman, Deventer; mejuffrouw A. v. Schie, Rotterdam; den heer G. H. Peerbolte, Rotterdam; den heer L. Nouwens, 's-Hertogenbosch; den heer H. Franssen, Amersfoort; den heer D. Fenijn, Rotterdam; den heer W. Spoel, Schiedam; den heer M. P. Nagtegaal, Amsterdam; den heer Th. C. Putters, Schiedam; den heer W. Hofland, 's-Gravenhage; den heer H. Zwart, Hillegom; den heer F. H. v. d. Waart, 's-Gravenhage; den heer J. M. Leljnse, Amsterdam; den heer H. Wolf, Rotterdam. Den hoofdprijs van de fllmpuzzle verwierf: de heer B, Th. Saathoff, Rotterdam. De troostprijzen vielen ten deel aan: mevrouw M. Boele, Rotterdam; mejuffrouw J. Hooghwerff, Rotterdam; mejuffrouw A. M. Warnier, Scheveningen; den heer C. v. d. Poel, Rotterdam; den heer L. Groenveld, Rotterdam; den heer B. Floor, Groenekan; den heer A. v. d. Draay, Rotterdam; den heer J. Muileboom, Krallngsche Veer; den heer C. N. Schaar, Uitgeest; den heer S. Loyson, Wljk-Maastricht.
ONZE PRIJZEN. Voor goede oplossingen van iedere puzzle, stellen wij een prijs van ƒ2.50 benevens vier troostprijzen beschikbaar. In totaal dus deze week 7 prijzen van ƒ2.50 elk. 22 troostprijzen en 10 filmfoto's. DE OPLOSSINGEN op de in dit nummer voorkomende puzzles, enzoovoort, gelieve men voor 15 Jan. 1941 in te zenden aan Dr.Puzzelaar,Noordeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart vermelde men duidelijk: Oplossingen Zoek en Vind 15 Jan. 1941
^^^
DE DEMON Een compleet verhaal door W. Hansen Speelgoed maakt 'n kind niet altijd gelukkig," zei de vreemde man (terwijl hij met mij meeliep, nadat ik een pop voor mijn nichtje had gekocht, dat den volgenden dag jarig was). „Ik had heel veel speelgoed in mijn jeugd. Een oom en tante, die zelf geen kinderen hadden, kochten telkens Iets anders voor me. Maar ondanks al dat speelgoed voelde ik me toch niet gelukkig - omdat ik door een soort demon achtervolgd werd. Ik geloof, dat zoo lang ik mij herinneren kan, die demon in mijn leven is geweest. Dat klinkt misschien vreemd. Soms werd ik maandenlang door hem met rust gelaten, maar er zijn ook tijden geweest, dat mijn achtervolger onafgebroken bij mij was . . . nacht en dagl Geloof niet, dat Ik spreek van een voorbijgaande vrees in een kinderleven. Mijn booze geest was werkelijk hardnekkig. Zelfs al was hij niét bij me, dan was ik er toch altijd van overtuigd, dat hij terug zou keeren - beslistl Ik ben nu bijna vijftig jaar, en ik kan me herinneren, dat hij van mijn vierde, vijfde jaar af bij me is geweest. Duidelijk herinneren, bedoel ik. Ik ben er zeker van, dat ik mijn boeman reeds vóór dien tijd heb gezien. Ruw gezegd, ben ik ongeveer vijf en veertig jaar achtervolgd - een menschenleven langl U kunt zich niet voorstellen, wat dal beteekent. Als mijn boeman ooit iets had gezegd, zou het misschien anders zijn geweest. Dan zou ik hebben geweten, wat hij dächt. Maar er was nooit iets meer dan de duivelsche triomf in zijn oogen, de grijnzend opgetrokken, bloedroode lippen en de zwarte, kroezige haren op zijn
hoofd. Mijn eerste herinneringen wijzen er op, dat ik alleen des avonds door hem gekweld werd. Mijn moeder bracht mij altijd naar bed, me instoppend en me goedennacht kussend, ik klemde mij dan steeds in een aanval van angst aan haar vast. Natuurlijk begreep zij dit niet. Ik smeekte haar, of Ik alsjeblieft op haar jcamer mocht slapen, maar zij lachte en zei, dat ik veel te groot was om bang te zijn. In mijn schaamte heb ik mijn handen gewrongen en mijn tanden op elkaar geklemd, om het niet wöèi aan haar te vragen. K nderen hadden in dien tijd een nachtlichtje op hun kamer - een kaars in een schoteltje w^r. De mijne stond op een tafeltje bij mijn
bed. Ik sloeg ze altijd gade met de nauwgezette opmerkzaamheid van een geleerde. Wanneer de kaars nieuw was, voelde ik mij gerust, wetend dat het licht dan den ganschen nacht schijnen zou. Maar wanneer de kaars reeds had gebrand, was mijn vrees onbeschrijfelijk. Want in de duisternis kon ik mijn boeman niet zien - maar ik wist dat hij er tóch was, en dat hij mij gadesloeg. Zoodra mijn moeder mij had verlaten, begon het licht te dansen, vooral op avonden dat het erg woei. We woonden in een oud huis, en de vlam flakkerde bijna onafgebroken heen en weer. Dan begon ook de oude boom voor mijn raam te steunen en te kraken, terwijl de takken tegen de ramen sloegen. Het behang in mijn slaapkamer was geel met groote terra-cotta bloemen en ik wist, dat mijn boeman verborgen was in de derde bloem van af den grond, bij de deur van de kleerenkast. Soms, wanneer ik den moed vond overeind te gaan zitten in bed en dapper in den hoek te kijken, kon ik mezelf wijsmaken dat hij er niét was. Maar dan begon het vlammetje van de kaars opeens te flikkeren, en dan was hij er weer: met zwarte kroesharen en dikke lippen, en met triomfantelijke oogen, die naar me keken .. . mijn zwijgende metgezel in wéér een nacht van angstzweet en brandende vrees. Ik heb urenlang, als het ware gehypnotiseerd, in mijn bed gelegen, bang mijn oogen te knipperen — te bang zelfs om adem te halen. O, wat heb ik er naar verlangd iemand van mijn kwelgeest te durven vertellen, maar 'n jongen kén niet zeggen dat hij bang Is. Een meisje misscKien wel - ik weet het niet. Ik heb het zelfs nooit aan mijn moeder verteld! Tegen dat de dag aanbrak, vergat ik mijn kwelduivei, tot het weer avond werd en bedtijd — dan kwamen mijn angst en mijn vrees weer terug. Het was afschuwelijk . . . Hij vertoonde zich niet overdag, tot ik al groot was. Op school was ik eens, door gebrek aan slaap, zóó suf, dat ik onmogelijk den meester kon volgen toen hij een som uitlegde. De goede man probeerde me de berekening nog eens te verklaren, en nóg eens, maar toen begon hij zich op te winden. Hij schreeuwde dat ik niet luisterde, mijn best niet deed. Hij nam me bij den arm en trok me de bank uit. Hij was woedend, sloeg met zijn vuist op de lessenaar, en duwde zijn gezicht dicht tegen het mijne, terwijl hij schreeuwde . . . Toen gebeurde er iets ontzettends. Ik zag, dat zijn gezicht veranderde. Zijn lippen zwollen op en begonnen rood te zien. Er kwam een wreede grijns op zijn gezicht. Zijn oogen werden grooter en keken me onheilspellend aan,
en zijn haar — hij had zelf maar weinig haar - werd plotseling zwart en kroezig. „Sta me niet zoo aan te kijken," schreeuwde hij. En ofschoon het de stem van mijn meester was, was het het gezicht van mijn achtervolger. Van dien dag af was ik het slachtoffer van een nieuwen angst. Ik was er nooit zeker van, wanneer het hoofd van den meester zou veranderen! Soms gebeurde het een paar keer op een ochtend. Soms verliepen er weken zonder dat er iets gebeurde, zoodat ik bijna begon te gelooven dat mijn eigen verbeelding er verantwoordelijk voor was. Verbeelding ... Ik wou, dat ik al het geld had, dat ik aan dokters heb uitgegeven, die probeerden mij te vertellen dat mijn demon alleen-maar in mijn verbeelding bestond! Een van hen wilde mij overtuigen van de oude stelling, dat er zelfs niets buiten onze verbeelding bestaat en stuurde me daar een buitengewoon hooge rekening voor. Toen ben ik met een groot mes naar hem toe gegaan. Ik zei: „U bestaat alleen maar in mijn verbeelding en ik heb dit mes meegebracht om het te bewijzen." Dat genas hem. Maar mij hielp het niet... Naarmate ik ouder werd, verscheen het gezicht vaker. Soms, als ik met een ouden schoolvriend zat te visschen, en ik even opkeek, ontdekte ik opeens dat het gezicht van mijn. vriend veranderd was in dat van mijn demon. Ik heb het bij dieren gezien ... bij varkens, en koeien, en paarden. De menschen begonnen mij t» mijden. Het moet hun dan ook wel zeer vreemd zijn voorgekomen, wanneer ik midden in een gesprek opeens als verlamd was, stom van vrees . .. Op kantoor deed ik mijn werk behoorlijk. Maar men begon een „zonderling" in mij te zien. Ik merkte, dat de menschen tegen hun hoofd tikten, als ze het over mij hadden. Het verbaasde mij niet. Mijn gedrag moest soms zeer vreemd geweest zijn. Eén keer was er een meisje. De meeste mannen ontmoetten een meisje waarvan zij weten dat het de eenige in hun leven is. Zóó een was zij ook. We zouden beslist gelukkig met elkaar zijn geweest', maar ik vond, dat. . . enfin, zoudt u uzelf toevertrouwen aan een man, die door een boeman wordt achtervolgd? En dus verdween ze uit mijn leven. Ik geloof, dat ik op een avond den ergsten angst van mijn leven heb gekend. Het was heel donker, en ik liep buiten. Waarschijnlijk omdat hij me voor een ander hield, sprong iemand, die in een hinderlaag had gelegen, onverhoeds op mij af, en greep mij bij de keel, terwijl ik in zijn hand een mes zag_ flikkeren ... Hij was zoo sterk als een beer. We worstelden, hijgend en
Annonces betreffende
GENEESMIDDELEN en GENEESWIJZEN
Dr. H. NANNING's
KINADRUPPELS Het aangewezen middel bij:
BLOEDARMOEDE - BLEEKZUCHT MALARIA - GEBREK AAN EETLUST, enz. Men lette op den naam „'Dr. H. Wanning" buiten op de xoode doos en op de flacon. — Prijs f 1.30.
' cte oorzaak van Uwe
eumatische pijnen is
onzuiver
weg;
doe
Kruschen in
Uw
bloed. een
Zout.
bloed
—
Neem
die
bloedzuiverende —
Met
zullen
de
ook
oorzaak kuur
met
onzuiverheden
Uw pijnen
ver-
dwijnen, radicaal en langs natuurlijken weg.
KRUSCHEN B.j «lie apoth. en drog. 1.62, 1.47, 076. 0.41
p, II.
elkaar slaand, en ik bovendien probeerend zijn mes te pakken te krijgen. Toen opeens kwam de maan iets van achter de wolken tevoorschijn en ik herkende mijn demon: zijn duivelsche oogen, zijn dikke, roode lippen, zijn zwarte, kroezige haren. Ondanks mijn geweldigen angst , was het toch een oogenblik van triomf voor mij: hier was de vijand van mijn leven, en ik had hem bij de keel. Mijn vingers waren als van staal, En toen opeens rukte hij zich los en rende weg ... Na deze oogenblikken, waarin ik met mijn demon-in-levenden-lijve had gevochten en hem op de vlucht had gedreven, was het geruimen tijd alsof ik van hem was bevrijd. Ik voelde mij opgewekt, bijna levensblij. Ik ging naar schouwburgen en concerten, amuseerde mij, kon rustig op mijn kamer zitten lezen . . . En toen opeens, op een ochtend, terwijl ik mij stond te scheren en ik met mijn, vingers langs mijn vel streek om te voelen of ik geen- enkel plekje had overgeslagen; zag ik in den spiegel, dat hij er weer was, over mijn schouder kijkend. Ik sloeg tegen den grond; er kwam een dokter en hij beweerde, dat ik overspannen, misschien overwerkt was. Ik zei niets; wat voor nut kon het hebben te zeggen, dat ik door een demon werd achtervolgd? Hij stond buiten den tijd. Hij was niet jonger, niet ouder, dan toen ik hem voor den eersten keer had gezien. Zijn gelaatsuitdrukking veranderde nooit. Hij deed nooit iets. Hij verscheen, zonder meer — zijn hoofd, een deel van zijn nek en zijn schouders om mij op duivelachtige wijze toe te grijnzen. Hij dreigde nooit — wachtte alleen maar. Dat is de indruk, dien ik had dat hij op iets wachtte, en dat maakte me razend van angst. Hij scheen te zeggen: „Ga je gang maar, ga je gang maar. Tot nu toe heb je het nog niet gedaan, maar op een keer zul je je vergissen en dan . . . dan heb ik je." Maar wat had ik nog niet gedaan? Natuurlijk - ik probeerde van alles, dokters, verdoovende middelen. Op 'n keer ben ik met een flesch whiskey naar bed gegaan, maar de nachtmerries die toen kwamen, waren afschuwelijk. Daarna heb ik nooit meer sterken drank umgeraakt, maar toch verscheen mijn kwelijeost Ik zocht 't in een bepaald dieet: at biina
niets dan vruchten, at heelemaal geen vruchten. Ik probeerde verschillend gekleurde brillen, en het was eigenaardig, maar hun kleur maakte heelemaal geen verschil voor hem. Hij was altijd dezelfde - dikke roode lippen, starende, duivelsche blik, zwart, kroezig haar. Soms verscheen hij opeens, terwijl hij boven op een boekenkast zat; een anderen keer dook hij onverwacht onder de tafel uit, of stond hij er plotseling als ik een hoek omsloeg. Ik heb van alles naar hem gegooid. Twee keer heb ik geprobeerd hem neer te schieten, maar 't eenige resultaat was, dat er gaten in den muur ontstonden. Als ik naar den bioscoop ging, verscheen hij op het doek; ik heb hem in drukke straten gezien; overal ... Toen besloot ik op een dag er een eind aan te maken. Ik zat in mijn stoel, en hij keek opeens op me neer van af den schoorsteenmantel. Ik zei: „Zal ik mezelf dooden? Is het dat, wat
je wilt?" U kunt uit die vraag opmaken, hoe het met me gesteld was. Hij gaf geen antwoord - maar grijnsde alleen. Ik zei: „Jou duivel! Je hebt me overwonnen! Ik kan het niet langer uithouden. Ik ben verslagen . . ." En toen was hij opeens weg . . . Een paar dagen later moest ik voor zaken in het dorpje zijn waar ik was geboren. Omdat mijn demon daar voor het eerst was opgedoken, durfde ik eigenlijk niet goed, maar ik vermande mij. Ik kwam tot de ontdekking dat er niet veel veranderd was. De school en de kerk stonden er nog precies zooals veertig jaar geleden. Ik wandelde naar mijn geboortehuis, ,dat ik geërfd en verhuurd had. Dwars door de velden bereikte ik den achterkant, waar een dichte heg den tuin begrensde. Het was prachtig weer en de vogels zongen in de boomen. Ik beklaagde mezelf omdat ik er, door mijn demon, nooit zoo van genieten kon als ik in normale omstandigheden zeker zou hebben gedaan. Toen ik de heg naderde, hoorde ik plotseling een kinderstem. Ik luisterde .. . „A is een aapje, dat eet uit zijn poot, B is een bakkertje, dat bakt er ons brood...-Waarom h-ïb je je les niet geleerd, domoor?" De stem van het kind klonk gelukkig en onbevreesd. Het leek me tragisch, dat ik dezen vrede nooit had mogen smaken, die toch eigenlije de normale erfenis van ieder kind moest zijn. Ik naderde voorzichtig en keek over de heg heen. Een jongetje van een jaar of vijf zat op het gras. Hij had een boek met een alfabet en plaatjes op een ezel gezet. Met een stok wees hij naar de letters. Ik rekte mijn hals uit om zijn leerling te zien. En ik geloof dat ik geen adem meer haalde . . . Want daar, de beenen wijd-uit en met den rug tegen een keukenstoel, zat mijn demon — maar compleet met armen en lichaam! Een verfomfaaide, zwarte boeman. Hij had de afschuwelijke uitdrukking die ik zoo goed kende, het-
RAL/OX in L\v wascliwater voor 'n Frissene Teint . . . Als ge prijs stelt op een gezonde huid, doch nu en dan vale vlèkkerigheid of puistjes Uw charme bedreigen - pas dan de Radox-zuurstof-kuur eens toe. Radox maakt de zuurstof in Uw waschwaier aciief. Dät beteekent dat Uw huid dan ook „innerlijk" gereinigd wordt. De Radox zuurstofbellen dringen Uwe huidporiën binnen en reinigen die grondig van stof en andere onreinheden, die zich daar hebben vastgezet - en die de oorzaak kunnen zijn dat Uw huid zou gaan kwijnen. Laat het zoover niet komen. Houdt Uw huid gaaf en gezond, Uw teint frisch en jeugdig, met Radox - iederen morgen!
BIJ
»potK. en drog. a 41 cl. p. pak -1 5 cl. p. kl pakje incl. yr-
zelfde zwarte, kroezige haar, dezelfde dikt a roode lippen, den duivelschen blik in de oogen „Ondeugende jongen . . ." zei het kind. ik snikte terwijl jk naar den voorkant van het huis liep. De moeder van het kind vertelde mij, dat haar man de pop op de vliering had gevonden, toen hij er eenige oude stoelen had heen gebracht. De pop moest er al dien tijd, sinds zij het huis van mij hadden gehuurd, na den dood van mijn ouders, hebben gelegen. En opeens herinnerde ik het mij: ik had de pop eens gekregen van mijn oom en tante en was er erg.. van geschrokken, toen ik ze had uitgepakt. Ik zal toen niet ouder dan een paar jaar geweest zijn. Ik herinner me nog, dat ik erg huilde. Het kind heb Ik 'n spaarbankboekje gegeven .. De boeman staat nu in mijn studeerkamer.. '
worden in dit blad slechts opgenomen, indien zij vooraf voorzien zijn van het stempel ,,Geen bezwaar" tegen de plaatsing, afgegeven door de Commissie van Controle op de Aanprijzing van Geneesmiddelen en Geneeswijzen, waarvan het Secretariaat is gevestigd : SEGBROEKLAAN 33, s-GRAVENHAGE
O 1)
:%«, w«»--
„Nou meneer, U hebt het stevig te pakken. Hebt U al Wyberttabletten f"
„Man, ik heb m'n zakken vol met drop, kijk maar.. ."
„Ja meneer, maar drop is nog geen Wybert. .."
„Wybert-tabletten helpen uitstekend: ze worden nooit los verkocht, maar uitsluitend in de bekende blauwe doozen."
^B^^^^^^am^^m^m^^^^^^^ -:■■■■..--
■
■-
-■
■■-
■■
■
;.
■
■
RIAD CIMEMA& DU-O/ -^..r
E
'S
ATgR
Redactie «n Adm. Noordeinde 8. Leiden »Prijs per Kwartaal fl. 1.30 — Gironummer 41880
et.
■
k. ...
2Dste J a a r g au g
"«»
SI ~ II JAN. 1941
^ ^
.'£$Ê
-. ^J
.
\ * -i-
■
%) ■
■
•v*(,:
.
*$*
.
i
, %
% /■
••" MT-i^'^^^*
^^^p^l-,
w*^
x% ■ •
a %/•
,,.-.".Ä,
^- **^!l*k^ ■
^ ^"' ^dS^Ê^
.■:¥
■ mr J
/jr
f
J M .
"
«
ih
1
V-
J
j
V Jl k
k
g jK-4r>- ■*,
E■BK^... ;.«-a»^^ -.12 -
j
1
^^1 « ^
^
■
,
f
w
.«
m,
^ J*^
/
C. A. DON - STILLEVEN
K R I S T I N A SÖDERBAUM EN HAAR ZOONTJE (fofo rot.s)
m