Brussel, 9 januari 2007 (12.01) (OR. en)
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
5183/07
PESC 19 CONOP 3 CODUN 1 NOTA van: aan: nr. vorig doc.: Betreft:
het secretariaat-generaal de delegaties 10085/06 PESC 525 CONOP 36 CODUN 15 Zesmaandelijks voortgangsrapport betreffende de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (2006/II)
Voor de delegaties gaat in de bijlage het zesmaandelijks voortgangsrapport betreffende de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (2006/II), dat op 21 december 2006 door de Raad is aangenomen..
______________
5183/07
rts/HOR/ls DG E WMD
1
NL
BIJLAGE
Zesmaandelijks voortgangsrapport betreffende de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens
I.
Inleiding
Dit voortgangsrapport betreffende de uitvoering van de MVW-strategie heeft betrekking op de activiteiten van de EU in de tweede helft van 2006. Net als voorgaande rapporten is dit rapport in coördinatie met de Commissiediensten opgesteld door het bureau van de persoonlijke vertegenwoordiger van de HV die bevoegd is voor non-proliferatie. In het rapport komen vooral de belangrijkste ontwikkelingen en tendensen aan de orde zonder dat alle in de strategie genoemde punten in extenso worden herhaald. Het voortgangsverslag gaat vergezeld van een bijgewerkte "Lijst van prioriteiten voor de uitvoering van de MVW-strategie van de EU" als vervolg op de door de Raad in december 2005 goedgekeurde prioriteitenlijst (doc. 5279/06).
II.
Ondersteuning van het internationale verdragssysteem en de internationale organisaties
De ondersteuning van het internationale verdragssysteem en de internationale organisaties blijft een hoeksteen vormen van de activiteiten die de EU ontplooit in de strijd tegen MVW-proliferatie. Dat de VN-Veiligheidsraad (UNSC) hierbij een centrale rol speelt, wordt geïllustreerd door de aanneming van UNSC-Resoluties 1695, 1696 en 1718, nadat eerder UNSC-Resolutie 1540 aangenomen was. De EU geeft volledige uitvoering aan alle bepalingen van deze resoluties.
Wanneer deze ondersteuning de vorm heeft van gemeenschappelijke optredens waarvoor financiële middelen nodig zijn, worden die middelen geheel besteed aan concrete projecten voor bijstand aan derde landen en vormen zij geen aanvullende bijdrage aan de huishoudelijke uitgaven van de internationale organisaties die bij de uitvoering van sommige van de gemeenschappelijke optredens een instrumentele rol spelen.
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
2
NL
1) Nucleaire kwesties
- Gemeenschappelijke optredens van de Raad ter ondersteuning van de IAEA
In het streven naar verbetering van de veiligheid van nucleair en ander radioactief materiaal is een aantal bijstandsprojecten ondernomen, of is met de voorbereiding daarvan begonnen, in landen in de Balkan, de Kaukasus, Centraal-Azië, het Middellandse Zeegebied en Afrika. Dankzij een financiële bijdrage van 15 miljoen euro, gespreid over drie jaar, is de EU thans een van de grootste donoren van het nucleair veiligheidsfonds van de IAEA geworden.
De IAEA heeft de uitvoering van Gemeenschappelijk optreden 2004/495/GBVB van 17 mei 2004 voltooid. De beoordelingsfase voor de uitvoering van Gemeenschappelijk optreden 2005/574/GBVB van 18 juli 2005 is tot een goed einde gebracht. In een door de Raad op 12 juni 2006 aangenomen nieuw Gemeenschappelijk optreden 2006/418/GBVB, dat voortbouwt op de momenteel door de IAEA verrichte werkzaamheden, wordt de geografische werkingssfeer uitgebreid tot de Afrikaanse landen en wordt het scala van activiteiten verruimd met alomvattende bijstand op wet- en regelgevingsgebied.
Specifieke inhoud van deze gemeenschappelijke optredens
a) Gemeenschappelijk optreden 2004/495/GBVB
Elf landen uit de Balkan, de Kaukasus en Centraal-Azië hebben bijstand ontvangen in verband met uiteenlopende aspecten van nucleaire veiligheid:
Project 1: Betere fysieke bescherming van kernmateriaal en andere radioactieve stoffen tijdens gebruik, opslag en vervoer, en van kerninstallaties: Armenië, Bulgarije, Kazachstan, Roemenië en Servië en Montenegro
Project 2: Verbetering van de beveiliging van radioactieve stoffen in niet-nucleaire toepassingen: Bulgarije, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Moldavië en Servië en Montenegro
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
3
NL
Project 3: Versterking van het vermogen van staten om illegale handel op te sporen en te bestrijden Albanië, Azerbeidzjan, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije en Servië en Montenegro
b) Gemeenschappelijk optreden 2005/574/GBVB
De landen zijn geselecteerd en het Gemeenschappelijk optreden wordt thans volgens plan uitgevoerd. Aan 20 landen zal bijstand op het gebied van nucleaire veiligheid worden verstrekt.
Project 1: Betere fysieke bescherming van kernmateriaal en andere radioactieve stoffen tijdens gebruik, opslag en vervoer, en van kerninstallaties: Armenië, Bulgarije, Egypte, Kazachstan,Libië, Marokko en Servië
Project 2: Verbetering van de beveiliging van radioactieve stoffen in niet-nucleaire toepassingen: subproject 2a): versterking van de regelgevingsinfrastructuur: Albanië, Algerije, Kirgizstan. Libanon, Tadzjikistan en Oezbekistan subproject 2b): bescherming van kwetsbare radio-actieve bronnen Algerije, Azerbeidzjan, Libanon, Servië, Tadzjikistan en Turkmenistan
Project 3: Versterking van het vermogen van staten om illegale handel op te sporen en te bestrijden Algerije, Jordanië, Libanon, Marokko, Servië en Tunesië
Project 4: Bijstand op wetgevingsgebied met het oog op de nakoming van de verplichtingen van staten uit hoofde van de IAEA-overeenkomsten betreffende waarborgen en de aanvullende protocollen: Armenië, Bulgarije, Georgië, Kazachstan, Turkije, Oekraïne en Oezbekistan
c) Gemeenschappelijk optreden 2006/418/GBVB Bij het op 12 juni 2006 aangenomen derde gemeenschappelijk optreden ter ondersteuning van de IAEA zal de bestaande bijstandsverlening op het vlak van nucleaire veiligheid worden voortgezet, maar zal tevens actie worden ondernomen ten aanzien van de bijzonder zorgwekkende situatie in Afrikaanse landen. De financiële overeenkomst zal binnenkort tussen de IAEA en de Europese Commissie worden gesloten. De uitvoering gaat in maart/april 2007 van start. 5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
4
NL
- Fysieke bescherming van kernmateriaal De Commissie en de lidstaten werken zij aan zij aan de bekrachtiging van de wijzigingen in het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal opdat deze vroegtijdig van kracht worden. Op deze manier wordt de regeling voor fysieke beveiliging binnen de EU versterkt. - Communautaire activiteiten in Rusland en het GOS Beveiligen van kernmateriaal in Rusland en het GOS: Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Europese Commissie blijft betrokken bij de uitvoering van belangrijke programma's om in het kader van TACIS kernmateriaal in Rusland en het GOS te beveiligen. In 2004 werd met de Russische autoriteiten overeengekomen dat de nieuwe fase van het programma meer toegespitst zou zijn op nucleaire veiligheid, met het accent op de bestrijding van illegale handel in kernmateriaal. Zeven projecten in drie landen zijn of worden uitgevoerd, voor een totaalbedrag van 14,7 miljoen euro, in nauwe coördinatie met andere belangrijke spelers (IAEA, het ministerie van Energie van de VS, enz.). Voor 2005-2010 wordt de steun van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie voor het TACIS-programma op 30 miljoen euro geraamd. Het gaat om 14 projecten: 7 in de Russische Federatie, 2 in Oekraïne, 2 in Kazachstan, 2 in Armenië en 1 meerlandenproject. Eind 2005 is al 15,4 miljoen euro vastgelegd. Daaronder zijn grote projecten die gericht zijn op het verbeteren van de boekhouding/controle van "hold up" en afval en op het uitvoeren van maatregelen ter bestrijding van illegale handel in radioactief en nucleair materiaal (grensposten, beter vermogen tot analyse van in beslaggenomen materiaal). Ander werk voor wetenschappers. Sinds 1994 financieren de Commissie en andere donoren (VS, Japan) het Internationaal centrum voor wetenschap en technologie in Moskou (ISTC) en het Centrum voor wetenschap en technologie in Oekraïne (STCU) opdat de deskundigheid van voormalige wapenwetenschappers zich niet verspreidt en zij hun werkzaamheden verleggen naar civiel onderzoek. In de eerste helft van 2006 heeft het ISTC 45 projecten met een totale waarde van 8,1 miljoen euro gefinancierd. Het STCU financierde 17 projecten met een totale waarde van 2,1 miljoen euro. De EU steunde twee nieuwe specifieke initiatieven gericht op 1) het bevorderen van samenwerking tussen onderzoekers met het oog op het ontwikkelen van rechtshandhavingstechnologieën met het Russisch ministerie van Binnenlandse Zaken 2) het tot stand brengen van samenwerking tussen het STCU en de Oekraïense Academie van wetenschappen.
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
5
NL
Hoewel de Centra voor wetenschap sedert 1994 een aanzienlijke meerwaarde hebben gekregen (door de indienstneming van voormalige MVW-wapengeleerden en -ingenieurs om het risico van de verspreiding van kennis over MVW's te vermijden), moet het werkelijke non-proliferatie-effect van dergelijke programma's heden opnieuw worden beoordeeld. De Europese Commissie heeft daarom beslist om de non-proliferatieactiviteiten in beide centra vanaf begin januari 2007 te evalueren. Meer in het algemeen lopen de besprekingen over de toekomst van de centra ook binnen hun respectieve raden van bestuur. De leden van de raad van bestuur van het ISTC zullen op 6 december te Moskou een zitting strategische planning houden. De volgende zitting strategische planning van het STCU zal in het voorjaar van 2007 plaatsvinden. Het resultaat van deze zittingen zal, samen met de studie van de Commissie, beschikbaar zijn als basisinformatie voor het besluit inzake financiering van 2008. Momenteel wordt een interimoplossing voor 2007 beoordeeld met het oog op verdere activiteiten, door middel van het stabiliteitsinstrument, op dit gebied.
- Gemeenschappelijk optreden van de Raad ter ondersteuning van de CBTO
Streven naar een spoedige inwerkingtreding van het CTBT blijft een belangrijk onderdeel van de MVW-strategie van de EU. In het licht van de door Noord-Korea verrichte kernproef heeft de EU alle staten die het CTBT nog niet hebben ondertekend of geratificeerd, dringend opgeroepen dat zo spoedig mogelijk te doen, met name de weinige resterende staten die in bijlage II bij het Verdrag worden vermeld, waarvan de ratificatie noodzakelijk is voor de inwerkingtreding.
De Raad heeft op 20 maart 2006 een Gemeenschappelijk optreden 2006/243/GBVB vastgesteld betreffende de ondersteuning van activiteiten van de Verdragsorganisatie voor een alomvattend verbod op kernproeven (CTBTO) op het gebied van opleiding en capaciteitsopbouw voor verificatie. Door de uitvoering van dit project zullen de medewerkers van de meetstations van het monitoringnetwerk van de CTBTO tijdig een gedegen opleiding krijgen die zal bijdragen aan een vlotte werking van het verificatiesysteem.
Het secretariaat van de CTBTO heeft in juli 2006 een financiële overeenkomst met de Commissie gesloten. De uitvoering van dit project zal begin 2007 een aanvang nemen. Daarbij zal rekening worden gehouden met de resultaten van een proeffase die door het secretariaat van de CTBO in 2006 is uitgevoerd en die in december afloopt.
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
6
NL
- Steun van de EU voor een FMCT
Een verdrag over het verbod op de vervaardiging van splijtbare materialen voor kernwapens en andere nucleaire middelen zou een belangrijke stap in de richting van nucleaire ontwapening zijn. In het kader van het debat in de ontwapeningsconferentie heeft de EU haar steun betuigd voor een vroeg begin van de onderhandelingen alsmede voor een vroegtijdige sluiting van een nietdiscriminerend, universeel toepasselijk verdrag waarbij de productie van splijtstof voor kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen wordt verboden. Voor de EU zijn de onderhandelingen over een dergelijk verdrag zonder meer een prioriteit. De onderhandelingen dienen zonder voorwaarden vooraf van start te gaan, maar niets kan van de onderhandeling worden uitgesloten. Dat is duidelijk gemaakt in het op 25 april 2005 vastgesteld gemeenschappelijk standpunt van de EU betreffende de toetsingsconferentie van het NPV, waaraan de EU vasthoudt.
- Multilaterale garanties inzake splijtstof
Multilaterale garanties inzake splijtstof hebben ten doel stimulansen voor landen te creëren om geen nationale verrijkings- en opwerkingstechnologieën en overeenkomstige capaciteiten te ontwikkelen. In dit verband hebben zes landen, waaronder vier lidstaten van de EU, een initiatief bij de IAEA ingediend. Dit initiatief, dat met de MVW-strategie van de EU spoort, bouwt voort op de bestaande verrijkingscapaciteiten in deze zes landen om multilaterale garanties inzake toegang tot splijtstof te bieden.
2) Chemische wapens
- Implementatie van het gemeenschappelijk optreden betreffende de ondersteuning van de OPCW
De activiteiten ter ondersteuning van de OPCW in het kader van het in december 2005 aangenomen gemeenschappelijk optreden (2005/913/GBVB) worden voortgezet. Doel ervan is bevordering van - de universalisering van het CWC, - de nationale implementatie en internationale samenwerking.
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
7
NL
a)
Universalisering
Op 25-27 oktober heeft in Rome een regionale studiebijeenkomst plaatsgevonden over het universele karakter van het Verdrag inzake chemische wapens, teneinde het verdrag onder de aandacht te brengen van de landen in het Middellandse Zeegebied, het Midden-Oosten en de naburige regio's. Hieraan werd onder meer deelgenomen door Libanon en Syrië. De persoonlijke vertegenwoordiger van de Hoge Vertegenwoordiger voor non-proliferatie gaf een toelichting op de MVW-strategie van de EU en haar bijdrage ter ondersteuning van het CWC. In de eerste helft van 2007 zal voor enkele specifieke Afrikaanse landen een tweede studiebijeenkomst worden georganiseerd. Het voorzitterschap en het Bureau van de persoonlijke vertegenwoordiger waren vertegenwoordigd. Sedert in 2005 met de uitvoering van de gemeenschappelijke optredens van de EU ter ondersteuning van de OPCW is begonnen, hebben 13 landen het verdrag ondertekend en bekrachtigd, waarmee het aantal OPCW-landen in totaal op 180 is gebracht.
b)
Nationale implementatie en internationale samenwerking
De aanbevelingen van het goedkeuringsmechanisme, waarin Gemeenschappelijk Optreden 2005/913/GBVB voorziet, werden als volgt onderschreven door de Groep CODUN: Bangladesh, Burkina Faso, Cambodja, Liberia en Uganda ontvangen als eersten toewijzingen in het kader van project 2 b) Nationale implementatie, terwijl laboratoria in Eritrea, Bangladesh en de FYROM uitrusting ontvangen in het kader van project 3 a) Laboratoriumbijstand in het kader van internationale samenwerking. Peru en Ghana komen ook in aanmerking voor dit project, nu de kwestie van de achterstallige betalingen aan de OPCW geregeld is. Ingevolge een tweede aanbeveling van het goedkeuringsmechanisme heeft de Groep CODUN op 12 december haar goedkeuring gehecht aan 12 nieuwe toewijzingen (in het kader van project 2b) voor Azerbeidzjan, Benin, Gabon, Malawi, Nepal, Sri Lanka en Uruguay.
In juni-juli 2006 zijn in Finland en Nederland twee onderdelen van de Cursus ontwikkeling van analysevaardigheden gegeven voor gekwalificeerde chemische analisten uit verdragsluitende staten met een economie in een ontwikkelings- of overgangsstadium, als bedoeld in het gemeenschappelijk optreden. Van de 250 aanvragen om deelneming aan die cursussen zijn er 40 gehonoreerd.
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
8
NL
- Beraad over verdere steun aan de OPCW is gestart
Op 15 september 2006 hebben de delegaties van de EU-lidstaten in Den Haag van gedachten gewisseld met vertegenwoordigers van het technisch secretariaat van de OPCW over voortzetting van de steun aan de activiteiten van de OPCW. Het resultaat van die bijeenkomst is geanalyseerd door de groep CODUN die nu werkt aan een voorstel voor een gemeenschappelijk optreden voor verdere ondersteuning van de OPCW, dat in 2007 moet worden aangenomen.
3. Biologische en toxinewapens
De zesde toetsingsconferentie van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) vindt eind november - begin december 2006 plaats. Dat is een goede gelegenheid voor een alomvattende EU-actie ter ondersteuning van het verdrag, toegespitst op de universalisering ervan, een betere nationale implementatie en handhaving, en verbetering van de geloofwaardigheid en doeltreffendheid van het verdrag.
- Gemeenschappelijk optreden van de Raad ter ondersteuning van het BTWC
Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB, dat op 27 februari 2006 door de Raad is aangenomen, omvat twee doelstellingen: bevorderen dat het BTWC een universeel karakter krijgt en zorgen voor de nationale implementatie van de bepalingen ervan.
a) universalisering
De eerste doelstelling wordt nagestreefd door regionale seminars te organiseren. De eerste studiebijeenkomst, die bestemd was voor Oost- en Centraal-Afrika, vond in juni 2006 in Nairobi plaats. Acht van de elf beoogde landen, die dus nog geen partij bij het verdrag zijn, hebben aan de workshop deelgenomen. Eén land (Burundi) heeft aan de depositarissen reeds een bekrachtigingsinstrument overhandigd, twee andere landen (Madagascar en de Comoren) hebben het ratificatieproces in gang gezet. In Bangkok vond een tweede seminar plaats waaraan ook acht van de elf beoogde landen deelnamen. De EU voerde de tweede ronde uit van gerichte universaliseringsdemarches bij deelnemers aan het regionale seminar in Kenia.
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
9
NL
b) nationale implementatie
De tweede doelstelling wordt nagestreefd door technische bijstand (opstellen van wetgeving) aan verdragsluitende staten. De bijstand zal verstrekt worden via een op het internet gebaseerd systeem voor het beheer van informatie en gegevens over samenwerking (eind 2006 operationeel), of via bezoeken van deskundigen aan de beoogde landen. Om de behoeften aan bijstand en de problemen in verband met de nationale implementatie van het BTWC te bespreken, is er in september 2006 in Parijs, samen met het Instituut voor internationale studies van de EU, een internationale conferentie georganiseerd. De volgende landen (verdragsluitende staten) waren vertegenwoordigd: Afghanistan, Australië, Azerbeidzjan, Belarus, Benin, Bosnië en Herzegovina, Canada, Costa Rica, FYROM, India, Iran, Japan, Jordanië, Nigeria, Peru, Russische Federatie, Servië, Zwitserland, Thailand, Oekraïne en de VS.
- Implementatie van het EU-actieplan inzake BTWC
Om een goed precedent te scheppen voor andere landen die aan de toetsingsconferentie voor het BTWC deelnemen, hebben de EU-lidstaten toegezegd ieder jaar CBM-verslagen aan de VN toe te zenden, en uiterlijk december 2006 de lijst van deskundigen en laboratoria bij te werken, die de secretaris-generaal van de VN zou kunnen raadplegen teneinde onderzoek naar vermeend gebruik of productie van chemische en biologische wapens te vergemakkelijken. Voor de opening van de toetsingsconferentie van het BTWC hebben alle 25 lidstaten hun CBM-verslagen ingediend.
- Gemeenschappelijk standpunt van de EU voor de toetsingsconferentie van 2006
De bovenvermelde concrete acties bevorderen de geloofwaardigheid van de hoofddoelstellingen van Gemeenschappelijk Standpunt 2006/242/GBVB van de EU dat de Raad op 20 maart 2006 heeft aangenomen met het oog op de toetsingsconferentie van 2006, namelijk versterking van het BTWC en bevordering van een gunstig eindresultaat van de toetsingsconferentie. Er zijn zeven EU-nota's opgesteld en voor bespreking tijdens de conferentie aan de verdragsluitende staten van het BTWC voorgelegd. Het betreft de volgende onderwerpen:
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
10
NL
-
Artikel X van het BTWC,
-
Verbetering van de CBM-procedure,
-
Evaluatie van de nationale implementatie van het BTWC,
-
Bioveiligheid en biobeveiliging,
-
Stimulering van universele toetreding tot het BTWC,
-
Implementatie van het BTWC: behoefte aan een gezamenlijke, gecoördineerde aanpak,
-
Het tussentijds werkprogramma: nut ervan en bijdrage aan de verwezenlijking van het doel en de opzet van het BTWC tussen 2003 en 2005, en de verdere tussentijdse werkzaamheden na 2006,
-
Bioterrorisme.
Bovendien hebben de EU-lidstaten nota's ingediend om de artikelgewijze bespreking van het verdrag tijdens de conferentie te vergemakkelijken. De voorbereiding van de conferentie (het gemeenschappelijk standpunt van de EU en de EU-voorstellen) is systematisch met de derde landen besproken in vergaderingen van de politieke dialoog.
4. Raketten
Tijdens de plenaire MTCR-vergadering in Kopenhagen in oktober 2006 is gestreefd naar vroegtijdige toetreding van alle nieuwe EU-lidstaten tot het MTCR. De EU ondernam demarches bij de VS en Rusland om hen ertoe aan te zetten de verplichtingen van de HCoC (Haagse Gedragscode) na te komen, met name wat betreft de kennisgeving vóór lanceringen en de jaarlijkse verklaringen. Het voorzitterschap heeft in de politieke dialoog met partners de universalisering van de HCoC aan de orde gesteld.
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
11
NL
5. Steun voor UNSC-Resolutie 1540(2004) De EU was medeorganisator en medefinancier van drie regionale seminars middels een gemeenschappelijk optreden ter ondersteuning van de uitvoering van UNSC-Resolutie 1540(2004) dat de Raad in juni 2006 heeft vastgesteld. Die seminars vonden plaats in China (juni 2006) en Ghana (november 2006) voor de regio's die, volgens het eindverslag van het Comité van UNSCResolutie 1540 van 27 april 2006, de grootste problemen hebben met de implementatie van de resolutie. Die regionale seminars zijn bedoeld om de bekendheid met de eisen van Resolutie 1540 te vergroten, met name in verband met de verplichting om nationale verslagen over de implementatie in te dienen, en om de nodige wetgeving en andere maatregelen aan te nemen. De persoonlijke vertegenwoordiger van de Hoge Vertegenwoordiger voor non-proliferatie nam deel aan de seminars in Peking en Lima. Haar Bureau was vertegenwoordigd in Ghana. 6. Samenwerking met de VN De persoonlijke vertegenwoordiger van de Hoge Vertegenwoordiger voor non-proliferatie heeft de samenwerking met de Afdeling Ontwapening van de VN en in het bijzonder met ondersecretarisgeneraal van de VN Tanaka en het Bureau van de Afdeling Ontwapening te Genève geïntensiveerd. Zij onderhield tevens contacten met ambassadeur Burian, voorzitter van het Comité van Resolutie 1540. In dit verband werd het idee geopperd om de regionale seminars ter ondersteuning van Resolutie 1540 mede te financieren; van de Afdeling Ontwapening is volledige samenwerking verkregen voor de uitvoering van het gemeenschappelijk optreden van de Raad ter ondersteuning van het BTWC. III. Bijstand aan derde landen - Rusland: Fysieke beveiliging van een nucleaire locatie De Raad heeft in 2004 een gemeenschappelijk optreden vastgesteld ter ondersteuning van de fysieke beveiliging van een nucleair onderzoekscentrum in de Russische Federatie, het BochvarInstituut te Moskou (2004/796/GBVB). De Duitse regering, die krachtens het gemeenschappelijk optreden belast is met de uitvoering ervan, heeft de overeenkomst met de Russische autoriteiten nu ondertekend, zodat de uitvoering van het project van start kan gaan. De uitvoering van het project moet uiteindelijk leiden tot een betere beveiliging van een belangrijk Russisch nucleair onderzoekscentrum tegen diefstal van kernmateriaal en nucleair terrorisme.
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
12
NL
- Rusland: Vernietiging van chemische wapens
In de Raadsorganen zijn nog besprekingen gaande over een voorstel voor een project ter ondersteuning van de vernietiging van chemische wapens in de Russische Federatie, dat de Raad in de vorm van een gemeenschappelijk optreden zou moeten aannemen. Het voorstel behelst een project voor steun aan de fabriek voor de destructie van chemische wapens in Shchuchye als onderdeel van de toezeggingen van de EU in het kader van het mondiaal partnerschap van de G8, die het Verenigd Koninkrijk moet uitvoeren via zijn bilateraal programma met de Russische Federatie. Dit project vormt een aanvulling op en een versterking van eerdere door de EU gefinancierde projecten in Shchuchye, en betreft de opbouw en installatie van de elektriciteitsvoorziening van de fabriek (geraamde kosten ca. 3 miljoen euro).
IV.
Exportcontrole
-
Vergroting van de efficiëntie van exportcontrole in een groter Europa
De effectbeoordeling van de mogelijkheden voor de herziening van het EU-controlesysteem op de export van goederen voor tweeërlei gebruik is met succes uitgevoerd. Het in februari 2006 vrijgegeven verslag daarover is beschikbaar op de website van de Commissie. De Commissie heeft in het voorjaar van 2006 de opmerkingen van haar diensten over de bevindingen en de aanbevelingen van de effectbeoordeling voorgelegd aan de lidstaten en aan het bedrijfsleven. Zij heeft de opmerkingen van alle belanghebbenden verzameld met het oog op de voorbereiding, voor eind 2006, van een mededeling over de herziening van het EU-controlesysteem op de export van goederen voor tweeërlei gebruik en een herschikkingsvoorstel voor EG-verordening 1334/2000. Het wederzijdse beoordelingsteam dat de beoordeling in Roemenië en Bulgarije heeft uitgevoerd, heeft nauw samengewerkt met deze twee waarnemende landen die in januari 2007 EU-lidstaten zullen worden.
De proeffase voor de instelling van een EU-databank van geweigerde vergunningen is met succes van start gegaan. De proefdatabank wordt in overleg met de lidstaten bijgewerkt.
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
13
NL
- Opleiding voor exportcontrole en bijstand voor staten die technische kennis nodig hebben: De EU en de lidstaten hebben tal van seminars en vergaderingen gehouden waarin opleiding voor exportcontrole en bijstand voor staten die technische kennis nodig hebben, verstrekt is. Tot die staten behoren de landen van de Westelijke Balkan, Moldavië, Bulgarije en Roemenië. Daarenboven worden de samenwerkings- en bijstandprogramma's in het kader van het proefprojectprogramma (2005) van de Europese Commissie dat wordt uitgevoerd met de hulp van de BAFA (de Duitse instantie voor exportcontrole) voortgezet in China, de Verenigde Arabische Emiraten, Oekraïne en Servië en Montenegro. De samenwerking met en de bijstand aan Rusland worden ook in het kader van het samenwerkingprogramma EU-Rusland voortgezet met hetzelfde mechanisme als voor het proefprogramma. Nadat de Pakistaanse autoriteiten hiermee in mei 2006, ter gelegenheid van een bezoek van de persoonlijk vertegenwoordiger van de Hoge Vertegenwoordiger aan Islamabad, hadden ingestemd, is op 12-13 december 2006 in Islamabad een werkbijeenkomst over de implementatie van exportcontrole gehouden, overeenkomstig de prioriteitenlijst die de Raad in januari 2005 heeft vastgesteld en in het licht van de vorige ervaring met EU-werkbijeenkomsten over exportcontrole in China (januari 2005) en Oekraïne (januari 2006). V.
Non-proliferatie in de betrekkingen met derde landen
- Samenwerking met belangrijke partners De EU is met de VS blijven werken aan de uitvoering van het gezamenlijke EU-VS-werkprogramma voor de non-proliferatie van MVW van 2005, wat opnieuw bevestigd is in de gemeenschappelijk verklaring van de top EU-VS te Wenen op 21 juni. Op 29 september is er in Brussel een tweede zitting van de EU-VS-dialoog over verificatie en naleving gehouden, waaraan is deelgenomen door de Amerikaanse onderminister mevrouw DeSutter, en vertegenwoordigers van twaalf lidstaten. De persoonlijk vertegenwoordiger van de Hoge Vertegenwoordiger heeft de contacten voortgezet, meer bepaald tijdens haar bezoek aan Washington op 11 oktober. De EU intensiveert de dialoog over deze kwesties eveneens met Rusland, op basis van de gemeenschappelijke ruimte van externe veiligheid die tijdens de top EU-Rusland in 2005 is aangenomen. Naast de trojkabijeenkomsten zijn er regelmatig contacten tussen het secretariaat-generaal van de Raad en de missie van Rusland te Brussel en met tegenhangers in Moskou, in het bijzonder over de kwestie Iran.
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
14
NL
De gezamenlijke verklaringen over non-proliferatie die in 2004 met Japan en China zijn aangenomen, zijn ook verder geïmplementeerd via de regelmatige contacten die tijdens dit halfjaar hebben plaatsgevonden, in het bijzonder dank zij de ononderbroken informatie-uitwisseling tussen de respectieve missies in Brussel en de persoonlijk vertegenwoordiger van de Hoge Vertegenwoordiger over kwesties zoals Iran of Noord-Korea. Het nieuwe strategische partnerschap van de EU met India vormt het kader voor de veiligheidsdialoog EU-India die begonnen is met een bijeenkomst op 22 mei 2006 te New Delhi. De persoonlijk vertegenwoordiger van de Hoge Vertegenwoordiger heeft die gelegenheid aangegrepen om met Minister van Buitenlandse Zaken Saran en Staatssecretaris Singh informele gesprekken te voeren over non-proliferatie en ontwapening. - MVW-clausules in contractuele betrekkingen en actieprogramma's in het kader van het nabuurschapsbeleid De EU is conform haar MVW-strategie voortgegaan met het integreren van non-proliferatie van MVW in haar contractuele betrekkingen met derde landen. Tot dusver zijn met 87 staten her en der in de wereld met succes onderhandelingen gevoerd. De persoonlijk vertegenwoordiger van de Hoge Vertegenwoordiger of haar Bureau hebben aan de onderhandelingen deelgenomen. Nadere bijzonderheden: - er geldt een MVW-clausule met Albanië (waar sedert juli 2006 een SAO van kracht is), - er zijn MVW-clausules opgenomen in de overeenkomsten die gesloten zijn met Tadzjikistan, Syrië en de 78 ACS-landen (waar de samenwerkings- of associatieovereenkomst nog niet in werking is getreden), - er is een MVW-clausule opgesteld voor een overeenkomst met de GCC-landen, waarvoor de andere bepalingen nog ter discussie staan. De onderhandelingen over MVW-clausules in de SAO met Bosnië en Herzegovina en Servië en Montenegro zijn ook bijna afgerond. Er zijn nieuwe onderhandelingen over MVW-clausules begonnen met Thailand, Singapore en Indonesië. Binnenkort worden er onderhandelingen geopend met China, Brunei en Irak op basis van een reeds aangenomen mandaat. Over de mandaten voor onderhandelingen met Rusland en Maleisië zal binnenkort overeenstemming worden bereikt. De dialoog met Pakistan is hersteld tijdens het bezoek van de persoonlijk vertegenwoordiger in mei, ten einde opnieuw onderhandelingen te beginnen over een politiek akkoord (artikel 24 VEU) dat een MVW-clausule bevat. De werkgroepen van de Raad zijn het tijdens hun besprekingen eens geworden over een EU-tegenvoorstel voor de door Pakistan ingediende amendementen.
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
15
NL
Essentiële bestanddelen van deze MVW-clausule zijn ook opgenomen in de desbetreffende onderdelen van de actieprogramma's in het kader van het nieuw nabuurschapsbeleid. Na de vaststelling van actieplannen met Oekraïne, Moldavië, Jordanië, Marokko, Tunesië, de Palestijnse Autoriteit, Israël en Egypte, zijn nu onderhandelingen begonnen met Libanon, Armenië, Azerbeidzjan en Georgië; naar verwacht zullen deze spoedig worden afgerond.
Sommige derde landen hebben tegenvoorstellen gedaan die de betekenis van de non-proliferatieclausule zouden kunnen wijzigen. De Raad garandeert dat er geen grote afwijkingen van de standaardclausule worden goedgekeurd.
VI.
Regionale en multilaterale kwesties
-G8
De G8 en meer bepaald het mondiaal partnerschap van de G8, blijven een belangrijke rol spelen op het gebied van de non-proliferatie van MVW. De persoonlijk vertegenwoordiger en de Commissiediensten hebben vergaderingen over dat onderwerp bijgewoond die in de tweede helft van 2006 onder voorzitterschap van de Russische Federatie in Moskou hebben plaatsgevonden. Nonproliferatie blijft een belangrijk onderdeel van het slotdocument van de ministeriële vergadering. Er zij aan herinnerd dat de Commissie in Kananaskis heeft toegezegd 1 miljard euro te zullen bijdragen aan het mondiaal partnerschap van de G8. Momenteel heeft de Commissie meer dan 400 miljoen euro besteed - hoofdzakelijk aan nucleaire veiligheid, reconversie van voormalige wapenwetenschappers, ontmanteling van nucleaire onderzeeërs, vernietiging van chemische wapens en locatie van splijtbare materialen - en nog eens 400 miljoen euro is reeds vastgelegd. Sedert Kananaskis is de Raad activiteiten in Rusland blijven financieren door middel van gemeenschappelijke optredens van de Raad (d.w.z. Besluit 2003/874/GBVB van de Raad en Gemeenschappelijk Optreden 2004/769/GBVB van de Raad).
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
16
NL
- Het proces van Barcelona De persoonlijk vertegenwoordiger van de Hoge Vertegenwoordiger heeft contact gehouden met de Euromed-partners. De Euromed-ministers hebben al bevestigd dat er in beginsel een ad hoc-vergadering over non-proliferatie en ontwapening moet komen. Er is voortgang gemaakt met betrekking tot de inhoud van het mandaat. Er wordt verder overlegd om de overeenstemming over het mandaat officieel te bevestigen en een datum voor de ad hoc-vergadering af te spreken. - Iran Aangezien Iran zijn verplichtingen krachtens de overeenkomst van Parijs niet is nagekomen, zijn de HV en zijn team tezamen met Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk diplomatieke inspanningen blijven leveren om een oplossing te vinden voor de Iraanse nucleaire kwestie. De Verenigde Staten, Rusland en China hebben, tezamen met de gehele EU, in juni hun steun gegeven aan een herzien aanbod aan Iran dat gebaseerd is op de voorgenomen samenwerking op economisch, nucleair en politiek gebied. Zij stemden ermee in de HV te verzoeken dit aanbod in juni in hun naam in Teheran te presenteren. Er zouden dan onderhandelingen over dit aanbod worden gevoerd, wat zou inhouden dat de VS aan de onderhandelingstafel zouden zitten, op voorwaarde dat Iran alle met verrijking samenhangende activiteiten zou schorsen. De groep van zes landen, met de steun van de HV, is het tijdens de ministeriële bijeenkomst te Wenen op 1 juni 2006 eens geworden over het beginsel om in de VN-Veiligheidsraad verdere demarches te ondernemen indien Iran het aanbod zou afwijzen en niet al zijn verrijkingsactiviteiten zou schorsen. Aangezien Iran niet tijdig op dit aanbod heeft gereageerd, had de groep van zes landen geen andere keuze dan een proces op te starten dat uiteindelijk heeft geleid tot de aanneming van resolutie 1696 van de VN-Veiligheidsraad. In september heeft de HV de gesprekken met Dr. Larijani voortgezet om manieren te vinden om de onderhandelingen te beginnen. Iran heeft het gewenste positieve signaal voor de schorsing van de met verrijking samenhangende activiteiten uiteindelijk echter niet gegeven. De HV heeft de zes ministers van Buitenlandse Zaken ingelicht alvorens tegenover Iran te bevestigen dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor het voeren van onderhandelingen. In de conclusies van de RAZEB van 17 oktober is gewezen op de conclusies van 17 juli en wordt geconstateerd dat het niet naleven van de eisen van de Veiligheidsraad door Iran ertoe zou leiden dat de EU erop zou aansturen dat de VN-Veiligheidsraad maatregelen aanneemt uit hoofde van artikel 41 van het Handvest van de Verenigde Naties. De voortzetting door Iran van met verrijking verband houdende activiteiten heeft de EU geen andere keuze gelaten dan het overleg over dergelijke maatregelen te steunen. De Raad heeft er ook op gewezen dat de deur naar onderhandelingen desondanks open blijft en heeft er bij Iran op aangedrongen de uitgestoken hand aan te nemen.
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
17
NL
Deze diplomatieke inspanningen en met name de specifieke rol van de HV hebben van alle lidstaten van de EU steun gekregen. Het Politiek en Veiligheidscomité is regelmatig geïnformeerd over de ontwikkelingen, o.a. in het kader van de IAEA en de VN-Veiligheidsraad, en de RAZEB heeft conclusies aangenomen nadat de EU-ministers de toestand gezamenlijk hadden geëvalueerd.
- Noord-Korea
De EU had in september 2005 positief gereageerd op de gezamenlijke verklaring van Peking. Zij had daarbij gewezen op haar steun aan de zespartijengesprekken en haar bereidheid bij te dragen tot het succes daarvan. De EU heeft krachtig gereageerd nadat Noord-Korea in juli raketten had gelanceerd en heeft de aanneming van resolutie 1695 van de VN-Veiligheidsraad gesteund. Zij had reeds besprekingen geopend over de manier waarop Resolutie 1695 van de VN-Veiligheidsraad moet worden uitgevoerd toen Noord-Korea zijn voornemen aankondigde kernproeven uit te voeren. De EU heeft onmiddellijk op deze aankondiging van Noord-Korea gereageerd met een duidelijke waarschuwing aan Pyongyang. De belangrijkste partners van de EU hebben hetzelfde gedaan. Na de bekendmaking van de kernproeven door Noord-Korea heeft de RAZEB op 17 oktober conclusies aangenomen waarin hij de kernproef van 9 oktober 2006 krachtig veroordeelt omdat die een gevaar voor de stabiliteit in de regio alsook een duidelijke bedreiging van de internationale vrede en veiligheid vormt. De Raad heeft verklaard dat de EU volledig uitvoering zal geven aan alle desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad, met name aan Resolutie 1718, aangenomen op 14 oktober 2006, en Resolutie 1695, aangenomen op 15 juli 2006, en dat de Raad onmiddellijk de daartoe vereiste maatregelen zou nemen.
De Raad heeft een klemmend beroep op Noord-Korea gedaan om het zespartijenoverleg onmiddellijk te hervatten, om te streven naar spoedige uitvoering van de gezamenlijke verklaring van september 2005, in het bijzonder om af te zien van alle kernwapens en bestaande nucleaire programma's, en om de verplichtingen op grond van het NPV na te leven, hetgeen onder meer inhoudt dat Noord-Korea al zijn nucleaire activiteiten aan controle door het IAEA onderwerpt. De EU heeft Noord-Korea voorts opgeroepen het Alomvattend Kernstopverdrag te ondertekenen en te bekrachtigen, geen verdere nucleaire tests of raketlanceringen te ondernemen, en zich opnieuw te houden aan het moratorium op de lancering van raketten.
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
18
NL
Er wordt gewerkt aan een gemeenschappelijk standpunt en een verordening van de Raad betreffende de uitvoering van resoluties 1718 en 1695 van de VN-Veiligheidsraad.
Wat de KEDO betreft heeft het bestuur van de KEDO, na een jarenlange opschorting van de projecten, in mei 2006 besloten de KEDO op te heffen omdat Noord-Korea zijn internationale nonproliferatieverplichtingen stelselmatig niet nakomt. De KEDO zal in maart 2007 ophouden te bestaan.
VII. Monitoringcentrum voor MVW
De persoonlijk vertegenwoordiger van de HV voor non-proliferatie heeft, in nauwe samenwerking met de Commissie, op basis van de richtsnoeren van de Europese Raad (zie doc. 15708/06, Hoofdstuk III, punt D 2) een ontwerp-conceptnota voor een MVW-monitoringcentrum opgesteld. Na het akkoord dat op 21 november 2006 in het Politiek en Veiligheidscomité bereikt is, is de nota op 11 december 2006 door de Raad goedgekeurd. Op basis van dit concept zal er nu een methode worden uitgewerkt volgens welke het secretariaat van de Raad, de Commissie en de lidstaten samenwerken om te zorgen voor een meer coherente implementatie van de MVW-strategie van de EU.
_________________
5183/07 BIJLAGE
rts/HOR/ls DG E WMD
19
NL