Therm 8000 S GWH 27 CTD E F6 25 R
6 720 801 916 (2012/07) NL
Installatie- en bedieningsvoorschrift
6720801916
2 | Inhoudsopgave
NL
Inhoudsopgave 1
Veiligheidsaanwijzingen en toelichting van de symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 1.1 Uitleg van de symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . 3 1.2 Veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . 3
2
Gegevens betreffende het toestel . . . . . . . . . . . . 5 2.1 Gebruik volgens de voorschriften . . . . . . . . 5 2.2 EG-typebeproevingsverklaring . . . . . . . . . . 5 2.3 Type-overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 2.4 Leveringsomvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 2.5 Speciale accessoire . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 2.6 Toestelbeschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 2.7 Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 2.8 Toestelopbouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 2.9 Elektrisch schema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 2.10 Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . 10 2.11 Weerstandsgrafieken NTC-sensoren . . . . . 11 2.12 Functiebeschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
7
Elektrische aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.1 Algemene aanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . 7.2 Toestellen aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . 7.3 Voedingskabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.4 Zekeringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.5 Installatie van de cascadeset . . . . . . . . . 7.6 Functioneel gedrag cascade systemen . .
8
Instelling van het toestel . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 8.1 Fabrieksinstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 8.2 Gasdruk meten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 8.3 Gas-lucht-verhouding (CO2) instellen . . . 31 8.4 Servicebedrijf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 8.5 Diagnosemodus oproepen . . . . . . . . . . . 35 8.6 Berekening van de leidinglengten voor aanpassing van het ventilatortoerental . . 36
9
Inspectie en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . 9.1 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9.2 Secundaire warmtewisslaar . . . . . . . 9.3 Inbedrijfstelling na het onderhoud . .
... ... ... ...
26 26 26 26 27 28 29
40 40 41 42
3
Voorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
4
Installatie voorbeelden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.1 Een toestel zonder circulatieleiding . . . . . 4.2 Een toestel met circulatieleiding . . . . . . . 4.3 Meerdere toestellen zonder circulatieleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.4 Meerdere toestellen met circulatieleiding
14 14 14
10 Storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 10.1 Storing/oorzaak/oplossing . . . . . . . . . . . 43
15 15
11 Milieubescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
5
Bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.1 Symbolen en weergaven in het display . . . 5.2 Voor de inbedrijfstelling van het toestel . . 5.3 Toestel in-/uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . 5.4 Warmwatertemperatuur instellen . . . . . . . 5.5 Inbedrijfstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.6 Toestel aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.7 Weergave storingen . . . . . . . . . . . . . . . . .
16 16 17 17 17 17 18 18
6
Installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.1 Belangrijk aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . 6.2 Opstellingslocatie kiezen . . . . . . . . . . . . . 6.3 Minimumafstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.4 Montagebeugel monteren . . . . . . . . . . . . . 6.5 Installatie van het toestel . . . . . . . . . . . . . 6.6 Wateraansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.7 Waterfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.8 Aansluiting sifon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9 Gasaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.10 Lucht-/rookgasaansluitingen installeren . . 6.11 Sifon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
19 19 19 20 20 20 21 21 22 23 24 25
6 720 801 916 (2012/07)
12 Typebeproevingscertificaat . . . . . . . . . . . . . . . 48
NL
Veiligheidsaanwijzingen en toelichting van de symbolen | 3
1
Veiligheidsaanwijzingen en toelichting van de symbolen
1.1
Uitleg van de symbolen
Waarschuwingssymbolen Veiligheidsinstructies worden omkaderd en aangegeven met een uitroepteken in een gevarendriehoek met grijze achtergrond.
1.2
Veiligheidsaanwijzingen
Bij gaslucht: B Sluit de gaskraan. B Open de ramen. B Bedien geen elektrische schakelaars. B Open vuur doven.
Bij gevaar door elektriciteit wordt het uitroepteken in de gevarendriehoek vervangen door een bliksemsymbool. Signaalwoorden geven de soort en de mate van de gevolgen aan indien de maatregelen ter voorkoming van het gevaar niet worden nageleefd. • OPMERKING betekent dat materiële schade kan ontstaan.
B Direct gasbedrijf/gastechnisch installateur waarschuwen. Gevaar bij rookgaslucht: B Schakel het toestel uit (Æ pagina 17). B Open vensters en deuren. B Neem contact op met een erkend installatiebedrijf. Opstelling en ombouw
• VOORZICHTIG betekent dat licht tot middelzwaar lichamelijk letsel kan ontstaan.
B Laat het toestel alleen door een erkend installatiebedrijf installeren of ombouwen.
• WAARSCHUWING betekent dat zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan.
B Verander delen van de verbrandingsgasafvoer niet.
• GEVAAR betekent dat levensgevaar kan ontstaan. Informatiesymbool Belangrijke informatie zonder gevaar voor personen en materialen, wordt tussen 2 lijnen geplaatst en aangegeven met een i-symbool in een vierkant. Aanvullende symbolen
B Opstelling als open toestel, dus verbrandingslucht aanzuiging uit de opstellingsruimte: Be- en ontluchtingsopeningen in deuren, ramen en muren niet afsluiten of dicht maken c.q. verkleinen. Bij kierdichte ramen, luchttoevoer veilig stellen. Thermische desinfectie B Verbrandingsgevaar! – Controleer het gebruik met temperaturen boven 60 °C altijd.
Symbool
Betekenis
Inspectie en onderhoud
B
Handeling.
Æ
Verwijzing naar andere plaatsen in het document of naar andere documenten.
B Aanbeveling voor de gebruiker: Voor het juist functioneren van het toestel, dient het onderhoud jaarlijks door een erkend installateur te worden verricht.
Opsomming.
• – Tabel 1
Opsomming (subniveau).
B De gebruiker is verantwoordelijk voor de veiligheid en het voldoen aan de milieu-eisen van de verwarmingsinstallatie. B Gebruik alleen originele onderdelen. Explosieve en licht ontvlambare materialen B Plaats en gebruik geen licht ontvlambare materialen zoals papier, oplosmiddelen en verf in de buurt van het toestel. Verbrandings- en omgevingslucht B Houd, om corrosie te voorkomen, de verbrandings- en omgevingslucht vrij van agressieve stoffen zoals chloor- of fluorkoolwaterstoffen.
6 720 801 916 (2012/07)
4 | Veiligheidsaanwijzingen en toelichting van de symbolen
Gebruiker informeren B Leg aan de gebruiker de werking en de bediening uit. B Wijs de gebruiker er op dat hij zelf geen veranderingen of reparaties mag uitvoeren.
6 720 801 916 (2012/07)
NL
NL
Gegevens betreffende het toestel | 5
2
Gegevens betreffende het toestel
2.1
Gebruik volgens de voorschriften
2.4
Leveringsomvang
Het toestel mag alleen voor de tapwatervoorziening in huishoudelijke of bedrijfsmatige toepassingen worden gebruikt.
2.2
EG-typebeproevingsverklaring
Dit toestel voldoet aan de voorschriften van de Europese richtlijnen 90/396/EG, 73/23/EG, 89/336/EG en de in het EG-typebeproevingscertificaat beschreven type.
1
Type
GWH 27 CTD E F6 25 R
Categorie
II2L3P
Soort
B23*, C13, C33, C43, C53, C83
2
3
Tabel 2 *
Alleen voor bedrijfsmatige doeleinden
2.3
4
Type-overzicht
GWH 27
CT
D
E
6 F6
25
R
5
S..
Tabel 3 GWH 27 CT D E F6 25 R S
Gasgeiser Debiet (l/min) Thermostatisch geregeld LC-display Automatische ontsteking Luchtkast Voor aardgas 2L Condenserend Speciaal nummer (afhankelijk van het land)
6720801916-17.1V
Afb. 1 1 2 3 4 5 6
Toestel - Therm 8000S Montagebeugel Bevestigingsmateriaal Concentrische pakking Dichtingsringen Set met toesteldocumentatie
6 720 801 916 (2012/07)
6 | Gegevens betreffende het toestel
2.5
Speciale accessoire
• Ombouwsets gassoort – Nummer 8 719 002 460 0 • Parallel rookgasadapter ( 80-80 ) – Nr. 7 709 003 733 • Concentrische rookgasadapter – Nr. 8 704 701 108 0 • accessoire voor cascadebedrijf – Nr. 7 736 500 272
2.6
Toestelbeschrijving
• Toestel voor wandmontage • Krachtige, compacte Ceramat-voormengbrander met lage NOx-emissie • Gasblok modulerend voor een constante gas-luchtverhouding • Display met achtergrondverlichting • Storingsdiagnose • Storingscodes voor eenvoudige diagnose en reparatie • Elektronische ontsteking • Modulerend waterventiel: – Temperatuursensor koud water – Flowmeter • Temperatuursensor in tapwater op toesteluitlaat • Veiligheidsinrichtingen: – Ionisatie beveiliging – Warmwatertemperatuursensor – Maximaalthermostaat in de luchtkast – Temperatuurbegrenzer in warmtewisselaar • Elektrische aansluiting: 230 V, 50 Hz • IP X4 (bescherming tegen spatwater)
6 720 801 916 (2012/07)
NL
NL
Gegevens betreffende het toestel | 7
2.7
Afmetingen
Afb. 2 1 2 3 4 5 6 7
Mantel Bedieningspaneel Koud water: Ø 3/4“ Gasaansluiting: Ø 3/4“ Warm water: Ø 3/4“ Ophangbeugel Condensafvoer Ø 32 mm
6 720 801 916 (2012/07)
8 | Gegevens betreffende het toestel
2.8
NL
Toestelopbouw
7
1
8 9 10
2
11 12 13 14
3
15 16
4
17 18 19 20
5
6 21 6720801916-02.1V
Afb. 3 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Luchtaansluitingen (Accessoire) Secundaire warmtewisselaar Primaire warmtewisselaar Gas-lucht-mengkamer Warmwatertemperatuursensor Regelaar Adapter (Accessoire) Maximaalthermostaat in luchtkast Meetpunten voor CO2 Rookgastemperatuursensor Maximaalthermostaat
6 720 801 916 (2012/07)
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Vorstbeschermingsset Kijkglaasje Ontstekingselektrode Brandertemperatuursensor Ionisatie-elektrode Ventilator Luchtvereffenings nippel Koudwatertemperatuursensor Gasblok Bedieningspaneel
NL
Gegevens betreffende het toestel | 9
2.9
Elektrisch schema 16 L N
15
13
M
M
12 M
E
T=90°C
11
PS
20
10 T=104°C
19
9 T=110°C
8 FS
18
7 6
5
4
3 2 1
17
16
21
14
...
1 20
...
JP2 JP7 JP5
1
JP8 JP6
22 6720608917-02.1AL
Afb. 4 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Elektrisch schema
Instroomtemperatuursensor (koud water) Uitstroomtemperatuursensor (warm water) Brandertemperatuursensor Aansluitklem voor cascadebedrijf Aansluitklem voor cascadebedrijf Ionisationselektrode Flowmeter / Turbine Maximaalthermostaat in luchtkast Maximaalthermostaat 104 °C Gasblok Rookgastemperatuursensor Motorventiel Primaire ventilator Aan-/uit-toets Secundaire ventilator Voedingskabel 230 V Aansluitklemmen Ontsteker Randaarde / behuizing Aansluiting voor vorstbeveiligingsset Zekering Zekering
6 720 801 916 (2012/07)
10 | Gegevens betreffende het toestel
NL
2.10 Technische gegevens Technische gegevens
Symbolen
Eenheid
GWH 27
Nominaal vermogen
Pn
kW
46.8
Min. nom. vermogen
Pmin
kW
6.8
Vermogen
Regelbereik Warmtebelasting
6.8 - 46.8 Qn
kW
45.5
Qmin
kW
6.5
Aardgas
G25
mbar
25
Vloeibaar gas (propaan)
G31
mbar
37
Aardgas
G25
m3/h
5.7
Vloeibaar gas (propaan) (Hi = 12,8 kWh/kg)
G31
kg/h
3.8
pw
bar
12
pwmin
bar
0.3
Inschakelwaterhoeveelheid
l/min
1.9
Maximale waterhoeveelheid bij een temperatuurverhoging van 25 °C
l/min
27
bar
3.0
Rendement bij nominale warmtebelasting
%
104
Aansluitspanning
V
230
Frequentie
Hz
50
Maximale opgenomen vermogen
W
116
Beschermingsklasse
IP
X4D
Toegestane kamertemperatuur
°C
0 - 50
db (A)
59
kg
34
Min. warmtebelasting Gasgegevens Dynamische gasdruk
Verbruik*
Watergegevens Max. toegestane bedrijfsdruk** Minimale bedrijfsdruk
Minimale waterdruk bij maximale waterhoeveelheid Algemeen
Geluidsdrukniveau Gewicht (zonder verpakking) Tabel 4
6 720 801 916 (2012/07)
NL
Gegevens betreffende het toestel | 11
2.11 Weerstandsgrafieken NTC-sensoren
110
222 2 17 2 12 207 202 19 7 19 2 18 7 18 2 177 172 16 7 16 2 157 152 14 7 14 2 13 7 13 2 12 7 12 2 117 112 10 7 10 2 97 92 87 82 77 72 67 62 57 52 47 42 37 32
10 5 10 0 95 90 85 80 75 70 65 60 55 50
Temp ºC
Temp ºF
Warmwatertemperatuursensor
45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21 22
23
24
25 26
27 28
29
30
31 32
33
34
35 36
37
Weerstand (kΩ)
6720801916-14.1V
Afb. 5
Æ Afb. 3 [5]
12 0
247 242 237 232 227 222 2 17 2 12 207 202 19 7 19 2 18 7 18 2 177 172 16 7 16 2 157 152 14 7 14 2 13 7 13 2 12 7 12 2 117 112 10 7 10 2 97 92 87 82 77 72 67 62 57 52 47 42 37 32
115 110 10 5 10 0 95 90 85 80 75 70 65 60 55
Temp ºC
Temp ºF
Koudwatertemperatuursensor
50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
Weerstand (kΩ)
6720801916-15.1V
Afb. 6
Æ Afb. 3 [19]
6 720 801 916 (2012/07)
12 | Gegevens betreffende het toestel
NL
155
302 297 292 287 282 277 272 267 262 257 252 247 242 237 232 227 222 2 17 2 12 207 202 19 7 19 2 18 7 18 2 17 7 17 2 16 7 16 2 15 7 15 2 14 7 14 2 13 7 13 2 12 7 12 2 117 112 10 7 10 2 97 92 87 82 77 72 67 62 57 52 47 42 37 32
150 14 5 14 0 13 5 13 0 12 5 12 0 115 110 10 5 10 0 95 90 85 80 75 70
Temp ºC
Temp ºF
Brandertemperatuursensor en Rookgastemperatuursensor
65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
Weerstand (kΩ)
6720801916-16.1V
Afb. 7
Æ Afb. 3 [10], [15]
6 720 801 916 (2012/07)
NL
Voorschriften | 13
2.12 Functiebeschrijving Tapwater Gas- en waterkranen openen en alle aansluitingen op dichtheid controleren. Hoofdschakelaar (Afb. 12, [1]) bedienen (hoofdstuk 5.3). Het toestel is klaar voor gebruik.
3
Voorschriften
De norm EN26 en de lokale voorschriften voor de installatie van het toestel en de rookgasafvoer moeten worden gerespecteerd.
Zodra een tapwaterkraan wordt geopend, zend de stromingsmeter (Afb. 4, [7]) een signaal aan de regelaar, die het bedrijf start: • De ventilator start. • Tegelijkertijd volgt de ontsteking en het gasblok opent. • De brander start. • De ionisatie-elektrode bewaakt de vlam. • De watertemperatuur wordt automatisch door de tapwatertemperatuursensor bewaakt en overeenkomstig de ingestelde temperatuur geregeld. Veiligheidsstop Wanneer de vlam niet binnen het vastgestelde veiligheidsinterval (35 s) kan worden ontstoken, ontstaat de veiligheidsstop. Wanneer dit het geval is of wanneer de ontstekingspoging te lang duurt, dan wordt de inbedrijfstelling van het toestel door de veiligheidsinrichtingen geblokkeerd. Veiligheidsstop vanwege te hoge tapwatertemperatuur De regelaar bepaalt de tapwatertemperatuur via de temperatuursensor in de tapwaterleiding en via de temperatuurbegrenzer in het warmtewisselaar. Bij oververhitting volgt een veiligheidsstop. Opnieuw in bedrijf stellen na een veiligheidsstop Om het toestel na een veiligheidsstop weer in bedrijf te stellen: B Resettoets indrukken.
6 720 801 916 (2012/07)
14 | Installatie voorbeelden
NL
4
INSTALLATIE VOORBEELDEN
4.1
Een toestel zonder circulatieleiding
6 5 1 2 4
3
6720801916-18.1V
Afb. 8 1 2 3 4
Gas Koud water Inlaad combinatie Warm water
4.2
5 6
Gaskraan Warm water tappunten
Een toestel met circulatieleiding
6 5 1 2
7
4
3
6720801916-19.1V
Fig. 9 1 2 3 4
Gas Koud water Inlaad combinatie Warm water
6 720 801 916 (2012/07)
5 6 7
Gaskraan Warm water tappunten Warmwatercirculatiepomp
NL
Installatie voorbeelden | 15
4.3
Meerdere toestellen zonder circulatieleiding
6 5
5 9
1 2 4
6720801916-20.1V
8
8
3
Fig. 10 1 2 3 4
Gas Koud water Inlaad combinatie Warm water
4.4
5 6 8 9
Gaskraan Warm water tappunten Service afsluiter Cascade set (artikelnummer 7 736 500 272)
Meerdere toestellen met circulatieleiding
6 5
5 9
1 2
7
4
8
8
3 6720801916-21.1V
Fig. 11 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Gas Koud water Inlaad combinatie Warm water Gaskraan Warm water tappunten Warmwatercirculatiepomp Service afsluiter Cascade set (artikelnummer 7 736 500 272)
6 720 801 916 (2012/07)
16 | Bediening
5
NL
Bediening
Afb. 12 1 2 3 4 5 6 7
5.1
Aan/uit-toets Reset-toets Programmaschakelaar LCD-display Toets voor het verhogen van de temperatuur/programmering Toets voor het verlagen van de temperatuur/programmering LED
Symbolen en weergaven in het display Gebruik voor het reinigen van het display geen bijtende reinigingsmiddelen.
Afb. 16 Toestel werd via een afstandsbediening geblokkeerd.
Afb. 17 Weergave van de vlamherkenning Afb. 13 Warmtevermogen (output)
6720608920-31.1AL
Afb. 14 Temperatuur
Afb. 15 Storing
6 720 801 916 (2012/07)
Afb. 18 De waterinlaattemperatuur is ongeveer 5 °C hoger dan de ingestelde temperatuur.
Afb. 19 Afstandsbediening actief
NL
5.2
Bediening | 17
Voor de inbedrijfstelling van het toestel
5.4
De ingestelde temperatuur wordt op het display getoond.
OPMERKING: B De eerste inbedrijfstelling van de geiser moet door een erkend installateur worden uitgevoerd.
Warmwatertemperatuur instellen
B Toets + of toets indrukken tot de gewenste temperatuur is ingesteld.
B Controleer, of de op de typeplaat vermelde gassoort overeenkomt met de aanwezige gassoort. B Open de gaskraan. Gasaansluitingen van het toestel op dichtheid controleren. B Open de waterkraan. Dichtheid van de installatie controleren. Afb. 21
5.3
Toestel in-/uitschakelen
B Na het instellen van de temperatuur de tapwaterkraan openen. Vanwege het continu geregelde vermogen van het toestel blijft de gekozen watertemperatuur constant.
Inschakelen B Aan/uit-toets bedienen.
5.5
Inbedrijfstelling
Door het bedienen van de aan/uit-toets wordt het toestel in standby gezet. B Zodra de tapwaterkraan wordt geopend, gaat de brander in bedrijf. Het display toont het symbool
.
Afb. 20 Uitschakelen B Aan/uit-toets bedienen.
6720608920-35.1AL
Afb. 22 De op het display getoonde temperatuur knippert net zolang, tot de ingestelde waarde is bereikt.
6 720 801 916 (2012/07)
18 | Bediening
5.6
Toestel aftappen
Bij vorstgevaar: B Koudwaterkraan op het toestel sluiten. B Tapwaterkranen openen. B Al het water uit het toestel laten wegstromen.
5.7
Weergave storingen Het toestel beschikt over een storingscodesysteem. De storingscodes worden op het display getoond (Afb. 12, [4]).
Wanneer op het display het symbool verschijnt en de storingscode, het toestel niet uitschakelen, bijv. Afb. 23. Storingslijst zie hoofdstuk 10 van deze handleiding.
Afb. 23 Hier vindt u ook een handleiding om de storingen op te lossen (hoofdstuk 10). B Druk op de reset-toets om het toestel weer in bedrijf te stellen.
Afb. 24 Reset-Taste Wanneer de storing op blijft treden, een erkend installateur inschakelen.
6 720 801 916 (2012/07)
NL
NL
6
Installatie | 19
Installatie GEVAAR: Levensgevaar door explosie!
6.2
B Gaskraan sluiten voordat werkzaamheden aan gastransporterende onderdelen worden uitgevoerd.
Voorschriften opstellingslocatie
Opstellingslocatie kiezen
B Nationale bepalingen respecteren. B Installeer de geiser niet boven een warmtebron.
Opstelling, stroomaansluiting, gas- en rookgaszijdige aansluiting en inbedrijfstelling mogen alleen door een erkend installateur worden uitgevoerd.
B De in Afb. 25 gespecificeerde minimale afstanden respecteren.
Het toestel mag alleen worden gebruikt in de landen zoals gespecificeerd op de typeplaat.
B Let erop bij de keuze van de opstellingslocatie, dat een goed toegankelijke wandcontactdoos aanwezig is die vanuit het toestel goed bereikbaar is.
WAARSCHUWING: Er bestaat gevaar voor verbranding!
B De opstellingslocatie moet vorstvrij zijn (onder 0 °C). Bij vorstgevaar het toestel uitschakelen en aftappen hoofdstuk 5.6.
Dit toestel behoeft een condensafvoer met een minimale aansluiting van Ø 40mm.
B Wanneer de inlaattemperatuur voor koud water boven 60 °C ligt, dan moet als veiligheidsmaatregel voor de eindverbruiker een mengkraan voor de koudwateraansluiting worden opgenomen.
6.1
Belangrijk aanwijzingen
B Neem tijdens de montage van het toestel de algemeen geldende voorschriften in acht. B Na montage alle aansluiting controleren op dichtheid. B Controleer voor montage of de specificaties betreffende de gassoort op de typeplaat van het toestel overeenkomen met de geleverde/gebruikte gassoort.
6 720 801 916 (2012/07)
20 | Installatie
6.3
NL
Minimumafstanden
6.5
Bij de keuze van de opstellingslocatie moeten de volgende criteria worden gerespecteerd:
VOORZICHTIG: B Leidingen doorspoelen, om restanten te verwijderen.
B Maximale afstand voor alle uitstekende onderdelen zoals slangen, leidingen enz. B Vrije toegang voor onderhoudswerkzaamheden waarborgen en de op afbeelding Afb. 25 aangegeven minimale afstanden respecteren.
A
6720608913-04.1AL
A Afb. 25 Minimumafstanden A
Voor > 60 cm, zijkant > 10 cm
Installatie van het toestel
VOORDAT DE LEIDINGEN WORDEN GESPOELD. Controleer of het leidingensysteem in goede staat is. De waterkwaliteit heeft invloed op de levensduur van het toestel en kan tot gevolg hebben dat de garantie vervalt. Voor water analysegegevens neem contact op met uw waterleidingbedrijf. Wanneer bronwater gebruikt wordt, laat de waterkwaliteit regelmatig controleren. Wanneer de waterkwaliteit een van de onderstaande waarden overschrijdt, adviseren wij om waterbehandeling toe te passen.Wanneer de uitstroomtemperatuur boven de 60 °C wordt ingesteld, is het risico op verkalking veel groter. Hoe hoger de temperatuur hoe hoger het risico. Schade door kalkafzetting valt niet onder de garantie. Description pH-waarde
6.4
Montagebeugel monteren
B De montagebeugel op de gewenste locatie houden. B Montagebeugel uitlijnen, boorplaatsen markeren en gaten in de muur boren. B De montagebeugel met de meegeleverde pluggen en schroeven op de muur bevestigen.
Max. Levels pH
6,5 - 8,5
TDS-waarde (Totaal Vaste Stof)
mg/l of ppm
500
Totale hardheid
mg/l of ppm
100
°dH
5,6
Aluminium
mg/l of ppm
2,0
Chloride
mg/l of ppm
250
Koper
mg/l of ppm
1,0
IJzer
mg/l of ppm
0,3
Mangaan
mg/l of ppm
0,05
Zink
mg/l of ppm
5,0
Duitse hardheid dH
Tabel 5 B Toestel uit de verpakking nemen. B Controleer, of alle opgegeven onderdelen aanwezig zijn. B Afsluitkappen op de gas- en wateraansluitingen verwijderen.
6720608913-05.1AL
Afb. 26 Ophangrail bevestigen
6 720 801 916 (2012/07)
NL
Installatie | 21
B De beide schroeven aan de achterkant van het toestel losmaken (Afb. 27).
6.6
Wateraansluiting
6720608948-02.1AL
Afb. 27 Schroeven verwijderen B Neem de ommanteling weg.
2 1
2 6720608948-03.1AL
2
Afb. 29 1 2
Warm water Koud water
B Koud- en warmwaterleidingen aansluiten Let erop bij het aansluiten, dat de sifon goed toegankelijk is en de sifondeksel ongehinderd kan worden geopend (Afb. 30, [1]).
1
6720608913-06.1AL
1 Afb. 28 B Toestel verticaal uitgelijnd op de muur bevestigen. VOORZICHTIG: B Geiser nooit op de gas- en wateraansluitingen afsteunen.
6.7
Waterfilter
Wij adviseren een vuilfilter te plaatsen in de koudwater aanvoerleiding. Deze dient dan tussen de inlaatcombinatie en het toestel geplaatst te worden.
6 720 801 916 (2012/07)
22 | Installatie
6.8
NL
Aansluiting sifon
1 2 6720680174-04.1Av
Afb. 30 1 2
Deksel sifon Condensafvoer
6720801916-13.1V
Minimaal 6 mm
Afb. 31 Aansluitschema voor condenswater
6 720 801 916 (2012/07)
NL
Installatie | 23
6.9
Gasaansluiting Montage, gas-, afvoer- en stroomaansluiting en inbedrijfneming van de installatie moeten door een erkend installateur worden uitgevoerd.
2 1
3 6720608948-04.1AL
Afb. 32 1
Gasaansluiting
6 720 801 916 (2012/07)
24 | Installatie
NL
6.10 Lucht-/rookgasaansluitingen installeren 6.10.1 Luchttoevoer adapter installeren Luchtaansluitingen als volgt inbouwen: B Pakking tussen toestel en aansluiting plaatsen, zie Afb. 33, [1].
6.10.2 Rookgasaansluiting - Ø 80 mm installeren Rookgasaaansluitingen als volgt inbouwen: B Pakking tussen toestel en aansluiting plaatsen, zie Afb. 34, [1]. B De 3 schroeven van de rookgasaansluiting vastdraaien, zie Afb. 34, [2].
B De 4 schroeven van de luchtaansluiting aantrekken, zie Afb. 33, [2].
2.
2.
2.
2. 1.
2.
2. 2.
1.
6720801916-07.1V
Afb. 34 6.10.3 Concentrische accessoire - Ø 80/125 mm installeren Concentrische accessoire als volgt inbouwen: 6720801916-06.1V
Afb. 33
6720801916-08.1V
Afb. 35 Concentrische accessoire en pakking 1
6 720 801 916 (2012/07)
accessoire 8 704 701 108 0
NL
Installatie | 25
6.11 Sifon GEVAAR: Voor de eerste inbedrijfstelling of wanneer het toestel langere tijd buiten bedrijf is geweest of altijd, voordat de sifon wordt gereinigd: B De sifon met water vullen, zodat er geen rookgas bij het toestel ontsnapt. 6.11.1 Sifon voor de montage van de rookgasaccessoire met water vullen. B Ca. 400 ml water in de sifon vullen via de rookgasaccessoire, zie Afb. 36.
400ml
6720646322-22.1V
Afb. 36 Vul de sifon bij de eerste inbedrijfstelling
6 720 801 916 (2012/07)
26 | Elektrische aansluiting
NL
7
Elektrische aansluiting
7.1
Algemene aanwijzing
7.2
GEVAAR: Gevaar voor stroomschok! B Bij het aansluiten en werken aan elektrische delen altijd toestel spanningsvrij maken: (zekering, aan / uit schakelaar). Alle regel-, stuur- en veiligheidsonderdelen van het toestel zijn bedrijfsklaar bedraad en getest. Veiligheidsmaatregelen conform NEN 1010 en speciale voorschriften van de lokale energiebedrijven respecteren. In ruimten met badkuipen of douche mag het toestel alleen via een FI-aardlekschakelaar worden aangesloten. Op de aansluitkabel mogen geen andere verbruikers worden aangesloten. In zone 1 de kabel verticaal naar boven toe leggen. 60 cm
B Netstekker in een geaarde wandcontactdoos steken (buiten zone 1 en 2). B Bij niet voldoende kabellengte kabel demonteren, Æ hoofdstuk. Volgende kabeltypen gebruiken: – HO5VV-F 3 x 0,75 mm2 of – HO5VV-F 3 x 1,0 mm2 B Wanneer het toestel in zone 1 of 2 wordt aangesloten kabel uitbouwen, Æhoofdstuk 7.3. De volgende kabeltypen gebruiken: – NYM-I 3 x 1,5 mm2
7.3
Voedingskabel Beschadigde voedingskabels moeten door een originele worden vervangen.
60 cm
1
1
2
225 cm
2
Toestellen aansluiten
6 720 612 659-13.2O
Afb. 37 Zone 1, direct boven de badkuip Zone 2, cirkel van 60 cm rondom badkuip/douche
Zekeringen Het toestel is met drie zekeringen gezekerd. Deze bevinden zich op de printplaat (Æ afb. 4, pagina 9). Reservezekeringen bevinden zich aan de achterzijde van de deksel (Æ afb. 38, pagina 26).
6 720 801 916 (2012/07)
6720608913-09.1AL
Afb. 38 Aansluiting van de Voedingskabel
NL
Elektrische aansluiting | 27
7.4
Zekeringen.
Ga voor de controle van de zekeringen als volgt te werk: B Mantel van het toestel afnemen (zie Afb. 27). B De drie schroeven aan de voorkant van de regelaar losmaken (Afb. 39 en Afb. 40, [1]).
6720608920-38.1Av
Afb. 39 B Regelaar naar voren trekken en de zes schroeven aan de achterzijde uitdraaien, zie Afb. 40, [2].
1
2 3
6720608158-78.1AL
Afb. 40 Opstelling van de zekeringen
6 720 801 916 (2012/07)
28 | Elektrische aansluiting
7.5
NL
Installatie van de cascadeset
Alle toestellen zijn uitgerust met twee connectoren voor de installatie van de cascadeset. De connectores zijn geïdentificeerd met 'cascading input' en 'cascading output'. Verwijder om bij de connectoren te komen de voorkant van het toestel. Ondanks het feit dat de cascadeset het hoofdtoestel afwisselt, is het van essentieel belang de set te installeren vanaf het toestel dat zich het verst van de koudwaterinlaat bevindt.
B Steek de 'cascading input'-connector, aan het uiteinde van de kabel voor de serieschakeling vanaf het hoofdtoestel, in de opening aan de achterkant van het secundaire toestel. B Verbind de 'cascading input'-connector met de connector van het secundaire toestel (Æ Fig. 41). B Herhaal deze stappen bij alle secundaire toestellen. B Voltooi het circuit door de 'cascading output'-connector van het laatste secundaire toestel te koppelen aan de "cascading input"-connector van het hoofdtoestel. Indien de lengte van een kabel onvoldoende is om de installatie te voltooien, kunnen er verschillende cascadekabels in serie worden verbonden.
B Begin voor de installatie met het toestel dat zich het verst van de koudwaterinlaat bevindt. B Verbind de connector van de kabel aangeduid met 'cascading Input' met de connector aangeduid met 'cascading input' in het Hoofdtoestel.
2
3
4 ING CAD CAS PUT OUT
2
CA SC IN AD PU IN T G
2
CA SC OU AD TP ING UT
CA
SC IN AD PU IN T G
3
1 4 6720646273-02.1V
Fig. 41 Voorbeeld van een installatie 1 2 3 4
Hoofdtoestel Secundair toestel Connector 'Cascading Input' Connector 'Cascading Output'
6 720 801 916 (2012/07)
NL
Elektrische aansluiting | 29
7.6
FUNCTIONEEL GEDRAG CASCADE SYSTEMEN
7.6.1
Warmwatervraag
Wanneer het primaire toestel 80% van zijn vermogen bereikt, dan geeft deze de watervraag door aan het volgende (secondaire) toestel. Het volgende toestel reageert net als het primaire toestel op het daarop volgende toestel. Wanneer het primaire toestel minder 30% van zijn vermogen bereikt, neemt deze de vraag aan het secondaire toestel weg. 7.6.2
Watervraag bij een zonneboilersysteem
Wanneer het primaire toestel een waterstroming heeft hoger dan 30 l/m en de instroomtemperatuur is hoger dan de ingestelde waarde, dan zal het toestel in zonneboilermodus zijn en het water onverwarmd laten doorstromen. De watervraag wordt doorgegeven aan het volgende toestel. Op deze manier wordt de waterhoeveelheid niet beperkt door de toestellen. Deze functie wordt verlaten, wanneer de instroomtemperatuur 4 °C onder de gewenste waarde is. De toestellen gaan uit de zonneboilermodus en zullen weer als normaal werken. 7.6.3
Storingsafhandeling
Werkingsuren Waarde in H0
________+
Waarde in H1
______ (X100)
________+
Waarde in H2
______ (X10000)
________+
Totaal aantal uren (H0+H1+H2)=
_________
Tabel 6 7.6.5
Automatische omschakeling op basis van uren
Het primaire toestel wisselt bij elke 100 werkingsuren. De wisseling gebeurt wanneer er geen waterstroming is door het toestel. Let op: In systemen waar een circulatiepomp aanwezig is, zorg ervoor dat de pomp is aangesloten op een timer en minimaal 1 uur per dag is uitgeschakeld. Hierdoor stopt de waterstroming door de toestellen en kan het primaire toestel gewisseld worden. 7.6.6
Gewenste temperatuur instelling
De gewenste temperatuur wordt in een cascade op dezelfde manier begrenst als bij één toestel. De gewenste waarde wordt doorgegeven van het primaire toestel naar de secondaire toestellen.
Wanneer een van de toestellen in de cascade in een vergrendelende storing is, worden alle verzoeken doorgegeven aan het volgende toestel. Wanneer dit het hoofdtoestel is, dan zal het volgende toestel de taak overnemen. Primaire en secondaire wisseling is niet mogelijk, wanneer de elektronica beschadigd is of wanneer er de verbinding verbroken is. Het systeem zal stoppen wanneer de elektronica van het eerste toestel beschadigd is. Koppel het beschadigde toestel los en kies een ander toestel als hoofdtoestel. In dit geval moet het beschadigde toestel uitgeschakeld worden en de cascadekabel losgekoppeld. De twee connectoren moeten aan elkaar worden verbonden, om de cascade lus te sluiten. Wanneer het defecte toestel het hoofdtoestel is, dan moet een ander toestel als hoofdtoestel worden geprogrammeerd. 7.6.4
Aantal werkingsuren
Om het totaal aantal werkingsuren van alle toestellen in cascade te raadplegen moet u naar menu's H0, H1 en H3, van elk toestel, en de waarden registreren. De formule om het totaal aantal werkingsuren te berekenen luidt als volgt: H0 + (H1x100) + (H2x10000)= Totaal aantal uren.
6 720 801 916 (2012/07)
30 | Instelling van het toestel
8
Instelling van het toestel
8.1
Fabrieksinstelling
NL
Meting van de statische gasvoordruk
Alleen gekwalificeerd vakpersoneel mag verzegelde onderdelen veranderen.
Druk: ___________________mB Datum: __________ Dynamische gasvoordruk meten
Aardgas Toestellen voor aardgas zijn af fabriek op de waarden zoals gespecificeerd op de typeplaat ingesteld en verzegeld.
Druk: ___________________mB Datum: ___________ Tabel 7
Vloeibaar gas Toestellen voor de vloeibaar gasgroep propaan (G31) zijn af fabriek op de waarden zoals gespecificeerd op de typeplaat ingesteld en verzegeld.
8.2
Statische gasvoordruk - Dynamische gasvoordruk =
Max. ΔP =
GEVAAR:
Tabel 8
B De instellingen hierna mogen alleen door een erkend installateur worden uitgevoerd.
Dynamische gasdruk meten
______mB
5mB
B Toestel met aan/uit-toets uitschakelen. B Programmaschakelaar ingedrukt houden en toestel met de aan/uit-toets weer inschakelen (Afb. 43).
Gasdruk meten
Na de installatie de gasdrukken controleren. Toegang tot de schroef van de drukmeetaansluiting B Sluit de gaskraan. B Mantel van het toestel afnemen (zie Afb. 27). B Schroef in de drukmeetaansluiting losmaken (niet uitdraaien) en de manometer aansluiten.
Afb. 43 Gasinstelmodus B Zodra het getal '188' op het display verschijnt, programmaschakelaar loslaten. Op het display verschijnt nu "P2". B
Afb. 42 Schroef op de drukmeetaansluiting (links) Statische druk meten B Open de gaskraan. B Statische druk in Tabel 7 noteren.
6 720 801 916 (2012/07)
+ of
indrukken, tot "P1" verschijnt.
NL
Instelling van het toestel | 31
B Tapwaterkraan openen, het toestel schakelt in. Wanneer "P2" op het display verschijnt, meer tapwaterkranen openen, om een waterdebiet van 15L/min te realiseren. + indrukken tot "P1" op het display verschijnt.
B Programmaschakelaar ingedrukt houden en toestel met de aan/uit-toets weer inschakelen.
B Alle gastoestellen, die dezelfde gasinstallatie gebruiken, met maximaal vermogen inschakelen. B Laagste bedrijfsdruk in Tabel 7 noteren. Bij een gemeten statische voordruk voor aardgas onder de 20 mB en voor propaan onder de 27 mB, kan het toestel niet naar behoren functioneren. Controleer de gasinstallatie.
8.3
Gas-lucht-verhouding (CO2) instellen De CO2-waarden mogen alleen door een erkend installateur worden ingesteld, gebruik makend van een rookgasanalyse apparaat.
Afb. 45 B Zodra het getal '188' op het display verschijnt, programmaschakelaar loslaten. Op het display verschijnt nu "P2". of
indrukken, tot "P1" verschijnt.
VOORZICHTIG:
B
Verkeerde gasdrukwaarden kunnen de CO2waarde beïnvloeden.
CO2 meten (de deksel van de luchtkast moet zijn geplaatst):
B Toestel met de aan/uit-toets uitschakelen. B Schroef van de rookgasaccessoire verwijderen zie Afb. 44.
+
B Tapkraan openen tot minimaal 15 l/min is bereikt. Wanneer "P2" op het display verschijnt, meer tapwaterkranen openen, om een voldoende waterdebiet te realiseren. B
+
indrukken, tot "P1" op het display verschijnt.
B CO2 waarde in de Tabel 9. noteren. Het kan enkele minuten duren, tot het meetinstrument is gestabiliseerd. B
6720608920-18.1AL
Afb. 44 Rookgas meetaansluitingen
indrukken tot "P2" op het display verschijnt. Het toestel vermindert de vlam in de brander en het waterdebiet. +
Programma
CO2-waarde
P1
__________%
P2
__________%
Tabel 9
B Sonde van het CO2-meetinstrument in het meetpunt plaatsen. De top van de sonde moet zich in het midden van de rookgasafvoerbuis bevinden (ca. 40 mm insteken).
6 720 801 916 (2012/07)
32 | Instelling van het toestel
NL
CO2 instellen Een verandering van de P1-waarde heeft ook invloed op de P2-waarde. De P1-waarde moet voor de P2-waarde worden ingesteld. Wanneer de CO2-waarden van P1 niet correct zijn: B CO2-waarde voor maximaal nominaal warmtevermogen via de instelschroef van de gassmoring conform tabel instellen. B Kruiskopschroef met gele verzegellak losmaken (Afb. 46, [1]) en beschermkap wegnemen (Afb. 46, [2]) om de instelschroef toegankelijk te maken (Afb. 46, [3]). B Schroef linksom draaien. De CO2 waarde van P1 verhogen. B Schroef rechtsom draaien. De CO2 waarde van P1 verlagen.
6720801916-11.1V
Door het veranderen van de CO2 waarde van P1, worden ook de CO2-waarden van P2 veranderd. B CO2-waarde voor minimaal nominaal warmtevermogen via de instelschroef van het gasblok conform tabel instellen. B Na instelling van de CO2-waarden voor P1, + indrukken, om naar de P2-modus over te gaan. B CO2 waarde voor P2 controleren.
Afb. 47 Instelling van de CO2-waarde in modus P1 Wanneer de CO2 waarden voor P2 niet kloppen: B Gele verzegellak van de beschermkap aan de voorzijde van het gasblok verwijderen en met een torx-sleutel nr. 40, Afb. 46 verwijderen. B Torxschroef nr. 40 linksom draaien. De CO2 waarde van P2 verlagen. B Torxschroef nr. 40 rechtsom draaien. De CO2 waarde van P2 verhogen. Opmerking: deze stelschroef is zeer gevoelig en moet voorzichtig worden verdraaid. Het kan enkele minuten duren, tot de waarde is gestabiliseerd.
2
1
3
2 6720801916-10.1V
Afb. 46 Instelling van de CO2-waarde in modus P1
6 720 801 916 (2012/07)
Afb. 48 Instelling van de CO2-waarde in modus P2
NL
Instelling van het toestel | 33
6720801916-12.1V
Afb. 49 B Controleer, of de CO2-waarden in modus P1 en P2 binnen de in Tabel 10 genoemde grenswaarden liggen. B De instelling van P1 en P2 herhalen, tot de CO2-grenswaarden worden ingehouden. Wanneer de CO2-waarden correct zijn, controleer dan of de CO-waarden binnen de in Tabel 10 genoemde grenswaarden liggen. Wanneer de grenswaarden worden overschreden, luchttoevoer en de brander controleren.
CO2 waarden (%)
Hoogste waarde CO
Aardgas Max.
P1
7.6 % tot 8.2 %
< 200 ppm
Min.
P2
2.0 % tot 2.2 %
< 50 ppm
Propaan Max.
P1
9.2 % tot 10 %
< 250 ppm
Min.
P2
2.0 % tot 2.6 %
< 30 ppm
Tabel 10Richtwaarden voor CO2 en CO Afronding van de instelling B Eindwaarde in Tabel 11 invullen. Programma
Gemeten CO2-waarden
P1
______________ %
P2
______________ %
datum
Tabel 11 Monteer alle onderdelen weer in omgekeerde volgorde. B Toestel met de aan/uit-toets uitschakelen. B Toestel met de aan/uit-toets inschakelen. Het toestel is nu bedrijfsklaar.
6 720 801 916 (2012/07)
34 | Instelling van het toestel
8.4
NL
VOORZICHTIG: Wanneer verkeerde waarden worden ingevoerd, treden storingen op. De gevolgen moeten door vakpersoneel worden opgeheven.
Servicebedrijf
In dit hoofdstuk worden de waarden van de afzonderlijke programma's uitvoerig beschreven. De fabrieksinstelling is geschikt voor de meeste installaties. Programma
Beschrijving
Fabrieksinstelling
P1
Maximale vermogen
P2
Min.
Max.
Commentaar
Aardgas: 45 Propaan: 42
21
Aardgas: 45 Propaan: 42
Door verlagen van de waarden in het P1 programma wordt ook het max. vermogen van het toestel minder.
Min. vermogen
13
13
20
Zie hoofdstuk 8.2.
P3
Instelling van de afstandsbediening
_0
_0
6
Geen functie
P4
Diagnosemodus
E
0d
10f
Zie hoofdstuk 8.5.
P5
Cascadebedrijf
nO
nO
CC
Om de cascadefunctie te kunnen activeren, moet de cascadeaccessoire zijn geïnstalleerd (nr. 7 736 500 272)
P6
Temperatuureenheden selectie
ºC
ºF
ºC
Zie hoofdstuk 8.5.
P7
Bedrijfsmodus
Cd (Condenserend)
Cd
nO
Opmerking: invoer van een verkeerde waarde heeft een storing tot gevolg.
P8
Achtergrondverlicht display
dE
dE
On
dE : het achtergrondverlicht display gaat bij het indrukken van een toets oplichten en blijft na het loslaten van de toets nog gedurende 60 seconden branden. ON : de achtergrondverlichting brandt constant.
P9
Ontluchting door ventilator
PH
Cascade-uitvoering
IC
IC
SC
PC
Master / Slave instelling
CS
CS
CM
Tabel 12
6 720 801 916 (2012/07)
De niet modulerende ventilator wordt geactiveerd.
Dit keuzemenu is uitsluitend beschikbaar wanneer de cascadefunctie op CC is ingesteld.
NL
8.5
Instelling van het toestel | 35
Diagnosemodus oproepen
Diagnosemenu 2F
Op 1 na laatste storingscode
3F
Op 2 na laatste storingscode
4F
Op 3 na laatste storingscode
5F
Op 4 na laatste storingscode
B Zodra het getal '188' op het display verschijnt, programmaschakelaar loslaten. Op het display verschijnt nu "P2".
6F
Op 5 na laatste storingscode
7F
Op 6 na laatste storingscode
indrukken tot "P4" op het display verschijnt. U bent nu in het diagnosemenu
8F
Op 7 na laatste storingscode
9F
Op 8 na laatste storingscode
10F
Op 9 na laatste storingscode
H0
Aantal uren - keuze 0
H1
Aantal uren - keuze 1
H2
Aantal uren - keuze 2
Ga voor het oproepen van de diagnosemodus als volgt tewerk: B Toestel met de aan/uit-toets uitschakelen. B Programmaschakelaar ingedrukt houden en het toestel met de aan/uit-toets weer inschakelen.
B
+
B
indrukken, tot "E" op het display verschijnt.
B
indrukken om van de ene diagnosemodus + of naar een andere om te schakelen. eenmaal indrukken en de gewenste modus kie-
B zen.
Voorbeeld: voor de controle van het actuele waterdebiet indrukken. Op het display modus '3d' zoeken en wordt het actuele waterdebiet getoond. Voorbeeld: het getal 15 komt overeen met 15 l/min. B Eenmaal indrukken, om naar het diagnosemenu terug te keren. B
indrukken, tot op het display de letter 'E' + of verschijnt, via welke men het menu verlaat. indrukken, dan verschijnt 'P4' op het display.
B
B Toestel met de aan/uit-toets uitschakelen. B Toestel met de aan/uit-toets inschakelen. Het toestel is nu bedrijfsklaar.
Tabel 13 8.5.1
Bedrijfstijden
Om de bedrijfuren van het toestel te kunnen bekijken, opent u het diagnoseprogramma. B Kies de subfunctie "H0". Voer het op het display getoonde nummer in. B Kies de subfunctie "H1". Voer het op het display getoonde nummer in. B Kies de subfunctie "H2". Voer het op het display getoonde nummer in. Na controle van de subfuncties H0, H1, H2, voert u de waarden hieronder in.
Diagnosemenu E
Diagnosemenu oproepen en sluiten
Bedrijfstijden
0d
Berekende temperatuur (°C)
Nummer in H0
______
_______ +
1d
Instroomtemperatuur (ºC)
Nummer in H1
______ (X 100) =
_______ +
2d
Uitstroomtemperatuur (ºC)
Nummer in H2
______ (X 10 000) =
_______ +
3d
Waterdebiet (l/min)
(H0 + H1 + H2) = totale bedrijfstijd
4d
Gassoort (Propaan gas of aardgas)
5d
Ventilatortoerental (waarde op het display X 2 = Hz)
6d
Brandervermogen (%)
7d
Maximale vermogen (kW)
8d
Brandertemperatuursensor (°C)
9d
Rookgastemperatuur (ºC)
1F
Laatste storingscode
__________
Tabel 14
Tabel 13
6 720 801 916 (2012/07)
36 | Instelling van het toestel
8.6
NL
Berekening van de leidinglengten voor aanpassing van het ventilatortoerental
Maximale lengte
Meter
Separate rookgas/luchtleidingen (diameter 80/80 mm)
16
Concentrische leidingen (80/125 mm)
8
Tabel 15
Weerstandwaarden Ø 80/125 mm Beschrijving
Ø 80/125 mm
AZB608/1
Lequiv (m) 1.5
45° AZB607/1
2
90°
In elk geval moet men de equivalente lengte berekenen en het ventilatortoerental aanpassen. Na de installatie van het toestel moet het toerental van de ventilator op minimaal vermogen worden ingesteld, om de afwijking van de rookgasbuislengte te compenseren. Voordat het ventilatortoerental wordt vastgelegd, moet het lucht-rookgassysteem worden gecontroleerd en moeten de door de leidingen en bochten veroorzaakte verliezen worden berekend. Weerstandwaarden Ø 80/80 mm Beschrijving
Ø 80/80 mm
AZ382
Lequiv (m) 0.5
45° AZ381
1
90° AZ383
0.5
AZ384
1.0
AZ385
2.0
AZ219/1
Basispakket horizontaal
Tabel 16 Equivalente lengten
6 720 801 916 (2012/07)
1.5
AZB604
0.5
AZB605/1
1.0
AZB606/1
2.0
Tabel 17 Equivalente lengten
NL
8.6.1
Instelling van het toestel | 37
Berekening van de lengte van rookgasafvoerbuizen Ø 80 mm
Berekening van de lengte van rookgasafvoerbuizen: B In Tabel 18 regel 1 de totale lengte van alle rechte delen van rookgasafvoerbuizen invullen. B In Tabel 18 regel 2 het totaal aantal 90 ° bochten invullen. B In Tabel 18 regel 3 het totaal aantal 45 ° bochten invullen. De rookgasafvoer zelf niet meerekenen.
Toepassingsvoorbeeld Rookgas: • 5 stuks 1 m rechte delen • 1 stuks 1 m recht deel – Totale lengte = 6 m • 2 90 ° bochten Lucht: • 4 stuks 1 m recht deel • 1 stuks 1 m recht deel – Totale lengte = 5 m • 2 90 ° bochten
B Procedure voor de berekening van de totale lengte van de luchtleiding herhalen. Waarde in Tabel 19 invoeren. B Totaal van Tabel 18 optellen bij het totaal van Tabel 19 en het resultaat in regel 6 Tabel 19 invullen. Het resultaat komt overeen met de equivalente totale lengte van de rookgas-/luchtleidingen. Rookgasafvoerbuizen 1
Lengte van de rechte delen
___ x 1 =
_______
2
90 ° bochten (aantal)
___x 1 =
_______
3
45 ° bochten (aantal)
___x 0.5 =
4
Subtotaal:
_______
Tabel 18 Luchtleiding 1
Lengte van de rechte delen
___ x 1 =
_______
2
90 ° bochten (aantal)
___x 1 =
_______
3
45 ° bochten (aantal)
___x 0.5 =
_______
4
Subtotaal:
_______
5
Totaal equivalente lengte leidingen
_______
Invullen van de tabel: Rookgasafvoerbuizen 1
Lengte van de rechte delen
6x1=
6
2
90 ° bochten (aantal)
1x1=
1
3
45 ° bochten (aantal)
0 x 0.5 =
0
4
Subtotaal:
7
Tabel 20 Luchtleiding 1
Lengte van de rechte delen
5 x 1=
5
2
90 ° bochten (aantal)
1x1=
1
3
45 ° bochten (aantal)
0 x 0.5 =
0
4
Subtotaal:
6
5
Totaal equivalente lengte leidingen
13
Tabel 21 Opmerking: de eerste bocht en de wind-/regenbeschermingsaccessoire niet meerekenen. De separate leidingen (lucht/rookgas) mogen maximaal 16 m lang zijn.
Tabel 19
6 720 801 916 (2012/07)
38 | Instelling van het toestel
8.6.2
NL
Berekening van de concentrische leidingen Ø 80/125 mm
Voor de berekening van de totale lengte van de concentrische leidingen: B In Tabel 22 regel 1 de totale lengte van alle rechte lengten van de concentrische leidingen invoeren. B In Tabel 22 regel 2 het totaal aantal 90 ° bochten invullen. B In Tabel 22 regel 3 het totaal aantal 45 ° bochten invullen. De eerste bocht van de leiding en de wind-/ regenbeschermingsaccessoire niet meerekenen. Concentrische leidingen 1
Toepassingsvoorbeeld Concentrische leidingen: • 4 stuks 1 m recht deel • 1 stuks 1 m recht deel – Totale lengte = 5 m • 2 90 ° bochten Invullen van de tabel: Rookgasafvoerbuizen 1
Lengte van de rechte delen
5x1=
5
2
90 ° bochten (aantal)
1x2=
2
3
45 ° bochten (aantal)
0 x 1.5 =
0
4
Subtotaal:
7
________
Tabel 23
___x 2 =
________
Opmerking: de eerste bocht en de wind-/regenbeschermingsaccessoire niet meerekenen.
___x 1.5 =
________
Equivalente totale lengte van de leidingen:
________
Lengte van de rechte delen
___ x 1 =
2
90 ° bochten (aantal)
3
45 ° bochten (aantal)
4
Tabel 22
6 720 801 916 (2012/07)
De concentrische leidingen mogen niet langer zijn dan 8 m.
NL
8.6.3
Instelling van het toestel | 39
Ventilatortoerental instellen
Nadat de totale lengte van de leidingen is berekend, als volgt verder gaan:
Ventilatortoerental voor lucht-/rookgasleidingen Ø 80/ 80 mm
Modus
Leidinglengte 1)
Ventilatortoerental (waarde op het display)
P2
1 m t/m 6 m
13
6,1 m t/m 14 m
14
14,1 m t/m 16 m
15
B Toestel met aan/uit-toets uitschakelen. B Programmaschakelaar ingedrukt houden en toestel met de aan/uit-toets weer inschakelen (Afb. 50).
Tabel 24 1) Totale leidinglengte (rookgas + lucht + accessoire) totaal Tabel 18 en Tabel 19. De eerste bocht en de wind-/regenbeschermingsaccessoire niet meerekenen.
Ventilatortoerental bij concentrische leidingen Ø 80/ 125 mm
Afb. 50 B Wanneer het getal 188 op het display verschijnt, programmaschakelaar loslaten. Op het display verschijnt "P2". B
B
eenmaal indrukken, om programma P2 op te roepen. Op het display verschijnt de toegekende waarde (fabrieksinstelling: 12). indrukken, om het ingestelde ventilator+ of toerental te kiezen, zie Tabel 24 voor lucht-/rookgasleidingen Ø 80/80 mm of Tabel 25 voor concentrische lucht-/rookgasleidingen Ø 80/ 125 mm.
Modus
Leidinglengte 1)
Ventilatortoerental (waarde op het display)
P2
1 m t/m 3 m
13
3,1 m t/m 7 m
14
7,1 m t/m 8 m
15
Tabel 25 1) Totale leidinglengte (rookgas + lucht + accessoire) Tabel 22. De eerste bocht en de wind-/regenbeschermingsaccessoire niet meerekenen.
"P2" waarde niet hoger dan 14 instellen.
B Circa 5 s programmaschakelaar indrukken en ingedrukt houden tot het display begint met knipperen. De waarde is nu opgeslagen.
6 720 801 916 (2012/07)
40 | Inspectie en onderhoud
9
NL
Inspectie en onderhoud
Om het rendement van het toestel op niveau te houden en om mogelijke technische problemen te voorkomen, moet het toestel minimaal eens per 2 jaar worden geïnspecteerd en onderhouden.
9.1
Onderhoud OPMERKING: Onderhoudsaanwijzing
GEVAAR: gasexplosie.
B Jaarlijks inspectie en reinigen van de sifon.
B Sluit de gaskraan voordat aan gasvoerende delen wordt gewerkt. B Controleer na werkzaamheden alle gasvoerende delen op dichtheid. GEVAAR: rookgasvergiftiging. B Controleer na werkzaamheden alle rookgasvoerende delen op dichtheid.
B 2 jaarlijks onderhoud of bij 1000 branduren. Functietest B Alle veiligheids-, regel- en besturingselementen controleren. Primaire warmtewisselaar B Indien vervuiling:
VOORZICHTIG: elektrische schok.
– Binnenwerk demonteren.
B Maak het cv-toestel spanningsloos voordat aan elektrische delen wordt gewerkt.
– Binnenwerk met een krachtige waterstraal afspoelen.
GEVAAR: elektrische schok. B Voorkom bij het meten en afstellen van het toestel aanraking met: de branderautomaat, de ventilator, de pomp en het gasregelblok. Dit zijn 230 V-onderdelen! VOORZICHTIG: Vrijkomend water kan de branderautomaat beschadigen. B Dek de branderautomaat af voordat werkzaamheden aan de watervoerende onderdelen worden uitgevoerd. Belangrijke opmerkingen De volgende meetapparaten zijn nodig: • rookgasanalyseapparaat voor CO2-meting en rookgastemperatuur; • manometer met een meetnauwkeurigheid van 0,01 mbar. Speciaal gereedschap is niet nodig. B Er mogen alleen originele onderdelen gemonteerd worden. B Controleer tijdens de werkzaamheden alle afdichtringen en pakkingen op beschadiging, vervorming of veroudering en vervang deze indien nodig.
6 720 801 916 (2012/07)
B Bij hardnekkige vervuiling: lamellen in heet water met afwasmiddel dompelen en zorgvuldig schoonmaken. B Indien nodig: binnenwerk en aansluitleidingen ontkalken. B Binnenwerk met nieuwe pakkingen weer inbouwen. Brander WAARSCHUWING: Schade aan de brander. Het oppervlak van de brander is zeer gevoelig. B Oppervlakken van de brander niet aanraken, wees bijzonder voorzichtig tijdens onderhoudswerkzaamheden. B Controleer of in de brander scheuren aanwezig zijn of dat vloeistof zich daar heeft verzameld. B CO2-waarden controleren (zie hoofdstuk 8.3) en evt. corrigeren.
NL
9.2
Inspectie en onderhoud | 41
Secundaire warmtewisslaar
6720801916-04.1V
Afb. 51 Secundaire warmtewisselaar Onderhoud van de secundaire warmtewisselaar: B Schakel het toestel uit en neem vervolgens de stekker van de voedingskabel uit de wandcontactdoos. B Leidingen van de secundaire warmtewisselaar losmaken. B De secundaire warmtewisselaar uit het toestel demonteren. B Alle onderdelen ter controle en reiniging demonteren.
Afb. 52 Onderdelen van de secundaire warmtewisselaar B Controleer de secundaire warmtewisselaar op verstoppingen. B Secundaire warmtewisselaar reinigen. Pakkingen en O-ringen moeten worden vervangen. B Daarna alle onderdelen in omgekeerde volgorde weer samenbouwen.
6 720 801 916 (2012/07)
42 | Inspectie en onderhoud
9.2.1
NL
Reiniging van de sifon
Ga voor het reinigen van de sifon als volgt tewerk: B Deksel van de sifon openen.
B Ca. 400 ml water via de condenswaterleiding in de sifon vullen. Gebruik een trechter, om schade aan het toestel te vermijden, zie Afb. 55.
6720680174-05.1Av
Afb. 53 B Sifon deksel controleren en reinigen. B Deksel plaatsen en op dichtheid controleren. 9.2.2
Water in de sifon vullen.
Na afronden van de onderhoudswerkzaamheden de sifon met water vullen. Ga als volgt te werk: B Clip afnemen en het uiteinde van de condenswaterleiding losmaken, zie Afb. 54.
6720801916-03.1V
Afb. 55 Vul de sifon na de installatie. B Daarna alle onderdelen in omgekeerde volgorde weer samenbouwen.
6720801916-05.1V
Afb. 54
9.3
Inbedrijfstelling na het onderhoud
B Dichtheid van de gasleidingen controleren. B Dichtheid van de waterleidingen controleren. B Alle afsluiters weer openen. B Gasinstelling controleren (branderdruk). B Rookgasafvoerbuizen op de schoorsteen controleren (met gemonteerde mantel).
6 720 801 916 (2012/07)
NL
10
Storingen | 43
Storingen
10.1 Storing/oorzaak/oplossing LC-display
(knippert)
Oorzaak
Verhelpen
Maximaal storing in de luchtkast.
1. Continuïteit van de temperatuurbegrenzer controleren (verbreekcontact). 2. Controleer, of rookgas via de pakkingen of het kijkglas van het binnenwerk ontsnapt. 3. Controleer of de lengte van de rookgas-/luchtleidingen niet te lang zijn of dat de leidingen, geblokkeerd zijn. 4. Verbinding van de maximaal thermostaat en de aansluitingen controleren. 5. Netstekker van het toestel lostrekken en de aansluitingen van de temperatuurbegrenzer in de regelaar controleren.
Rookgastemperatuur storing. Wordt geactiveerd, wanneer de sensor is uitgeschakeld, een kortsluiting aanwezig is of de instelling onder P7 niet correct is.
1. Aansluitingen van de rookgastemperatuursensor zie Afb. 3, [10]. 2. Weerstand van de sensor meten (< 100 Ohm = kortsluiting). 3. P7 modus controleren: de juiste instelling is "Cd".
Storing in brandertemperatuursensor, los contact of kortsluiting.
1. Controle van de aansluitingen van de brandertemperatuursensor en de weerstand daarvan zie Afb. 3, [15]. 2. Rookgastemperatuursensor vervangen.
Storing aan de uitstroomtemperatuursensor (temperatuur onder 0 °C of boven 98 °C).
1. Aansluitingen van de uitstroomtemperatuursensor controleren. Klemmen reinigen. Wanneer de klemmen zijn geoxideerd, dan moeten de sensor en de bijbehorende kabel worden vervangen. 2. Sensor kan het toestel bij watertemperaturen lager dan 0 °C inschakelen, vorstbeveiliging. Vorstschade wordt niet door de garantie afgedekt. 3. Waterfilter, kranen reinigen. 4. In gebieden met hard water moet het toestel regelmatig worden ontkalkt.
Tapwatertemperatuursensor kan de ingestelde tapwatertemperatuur niet meten.
1. Controleer, of de sensor op de tapwaterleiding correct is gemonteerd en correct is bevestigd. De sensor niet op de leidingbochten bevestigen, om meetfouten te voorkomen. 2. Waterfilter, kranen reinigen. 3. Gasdruk controleren. Een lage gasdruk kan de oorzaak zijn, dat het toestel de ingestelde temperatuur niet bereikt. 4. Voedingsspanning controleren. 5. Regelaar mogelijkerwijs defect.
Tabel 26
6 720 801 916 (2012/07)
44 | Storingen
LC-display
(knippert)
NL
Oorzaak
Verhelpen
Toerental van de primaire ventilator te laag.
1. Voedingskabel losnemen. Elektrische aansluitingen achter de primaire ventilator en beide klemmen in de regelaar controleren. 2. Voedingsspanning controleren. 3. Recirculatie van rookgassen kan schommelingen van het ventilatortoerental tot gevolg hebben. 4. Gasdruk controleren. Een lage gasdruk kan een oorzaak voor een vermindering van het ventilatortoerental zijn, het toestel bereikt dan de ingestelde temperatuur niet. 5. Regelaar mogelijkerwijs defect.
Signaal op de toerentalsensor van de primaire ventilator blijft weg.
1. Voedingskabel lostrekken en de elektrische aansluitingen achter de primaire ventilator en de beide steekverbindingen in de regelaar controleren. 2. Voedingsspanning controleren. 3. Primaire ventilator of regelaar mogelijkerwijs defect.
Waterdebiet overschrijdt de grenswaarde. Waterdebiet > 37 l/min.
1. Voedingskabel losnemen. Elektrische aansluitingen van de turbine en de beide klemmen in de regelaar controleren. 2. Waterdruk en waterdebiet te hoog. Zorg ervoor, dat de waterdruk niet meer wordt dan 10 bar en het waterdebiet niet meer is dan 37 l/min.
Software-/hardwarestoring
1. Voedingskabel losnemen. Elektrische aansluitingen en aarding van de regelaar en de aarding van de behuizing controleren. 2. Toestel uitschakelen en weer inschakelen en proberen, een reset uit te voeren. Resettoets ( ) bedienen, om de storingscode te wissen. 3. Besturingsprint defect.
De uitstroomtemperatuursensor heeft een oververhitting van het tapwater geconstateerd. Temperatuur > 85 °C.
1. Controleer, of de instroomtemperatuursensor correct is gemonteerd en correct is bevestigd. 2. Elektrische aansluitingen en klemmen van de instroomtemperatuursensor controleren. Klemmen reinigen. Wanneer de klemmen zijn geoxideerd, dan moeten de sensor en de kabel worden vervangen. Weerstand controleren (zie Afb. 4, [2]). 3. Waterfilter, kranen reinigen. 4. In gebieden met hard water moet het toestel regelmatig worden ontkalkt.
Tabel 26
6 720 801 916 (2012/07)
NL
LC-display
Storingen | 45
Oorzaak
Verhelpen
Storing in instroomtemperatuursensor.
1. Aansluiting en bekabeling van de turbine controleren. 2. Sensor kan het toestel bij watertemperaturen lager dan 0 °C inschakelen, vorstbeveiliging.
Rookgastemperatuursensor boven 90 °C, schakelt de brander uit en blokkeert het toestel.
1. Maximale vermogen verlagen. 2. Tapwatertemperatuur verminderen. 3. Primaire warmtewisselaar controleren en reinigen. 4. Secundaire warmtewisselaar controleren en reinigen.
Brandertemperatuursensor meldt een temperatuur boven 130 °C. De brander schakelt uit en het toestel blokkeert.
1. Controleer, of lucht- of rookgasleidingen verstopt zijn. 2. Aansluitingen van de secundaire ventilator controleren.
Maximaalthermostaat aangesproken. Temperatuur boven de 104 °C.
1. Controleer de maximaalthermostaat op de primaire warmtewisselaar. 2. Elektrische aansluitingen van de maximaalthermostaat controleren. Klemmen reinigen. Wanneer de klemmen zijn geoxideerd, dan moeten de thermostaat en de kabel worden vervangen. 3. Controleer de rookgasafover en luchttoevoer op vervuiling en of verstoppingen. Controleer of de rookgasafover en luchttoevoer de toegestane lengte niet overschrijdt. 4. Waterfilter, kranen reinigen. 5. In gebieden met hard water moet het toestel regelmatig worden ontkalkt. 6. Voedingskabel losnemen. Tapwaterkraan opendraaien en water enkele minuten laten stromen, zodat koud water door primaire warmtewisselaar kan lopen. Tapwaterkraan sluiten en kabel verwijderen. Maximaalthermostaat controleren.
Tabel 26
6 720 801 916 (2012/07)
46 | Storingen
LC-display
NL
Oorzaak
Verhelpen
Ionistatie / ontstekings probleem.
1. Controleer of alle gaskranen open staan. 2. Gasdruk controleren. 3. Controleer, of de 3 kabels van de ontsteekset correct zijn aangesloten. 4. Controleer, of het ventilatortoerental correct voor minimum vermogen is ingesteld. Zie hoofdstuk 8.6. 5. Randaarde op correcte aansluiting controleren, indien nodig verbeteren. 6. Elektroden met kabel controleren, eventueel vervangen. 7. Rookgassysteem controleren, eventueel reinigen of repareren. 8. CO2 afstelling controleren, eventueel corrigeren. 9. Bij open opstelling (B23) de ventilatie-openingen controleren. 10. Afvoer condenssifon reinigen en controleren op scheuren of vervuiling. 11. Primaire en secundaire warmtewisselaar reinigen. 12. Gasblok controleren, evt. vervangen.
Ionisatie-uitval tijdens bedrijf.
1. Gasdruk controleren. 2. Controleer, of de 3 kabels correct zijn aangesloten. 3. Controleer, de rookgas-/luchtleidingen. 4. Controleer, of het ventilatortoerental correct voor minimum vermogen is ingesteld. Zie hoofdstuk 8.6. 5. CO2-waarde controleren en instellen.
Storing bij de ionisatie terwijl het toestel in de standby-modus staat.
1. Controleer de aansluiting van de ionisatiepen. 2. Ionisatie-elektrode of regelaar defect.
Gasblok probleem.
1. Controleer de bekabeling en meet de weerstandswaarde van de spoelen van het gasblok ( 50-150 Ω). 2. Tapwaterkraan openen, waterdebiet hoger dan de inschakelwaarde (1.9 l/m). Spanning op de elektrische aansluitingen van de gaskraan meten. De waarden moeten links 24 V/DC en rechts 24 V/DC bedragen, wanneer het toestel in bedrijf is. Wanneer andere waarden worden gemeten. 3. Gaskraan mogelijkerwijs defect.
Tabel 26
6 720 801 916 (2012/07)
NL
11
Milieubescherming | 47
Milieubescherming
Milieubescherming is een belangrijk beginsel van Bosch. Kwaliteit van de producten, spaarzaamheid en milieubescherming zijn voor ons doelen die even belangrijk zijn. Wetten en voorschriften ten aanzien van de milieubescherming worden strikt in acht genomen. Ter bescherming van het milieu passen wij met inachtneming van economische gezichtspunten de best mogelijke techniek en materialen toe. Verpakking Wat betreft de verpakking nemen wij deel aan de recyclingssystemen in de verschillende landen, die een optimale recyclage waarborgen. Alle gebruikte verpakkingsmaterialen zijn onschadelijk voor het milieu en kunnen worden gerecycled. Oud toestel Oude toestellen bevatten waardevolle stoffen die moeten worden gerecycleerd. De componenten kunnen gemakkelijk worden gescheiden en de kunststoffen zijn gekenmerkt. Daardoor kunnen de verschillende componenten worden gesorteerd en gerecycleerd resp. afgevoerd.
6 720 801 916 (2012/07)
48 | Typebeproevingscertificaat
12
Typebeproevingscertificaat
Afb. 56
6 720 801 916 (2012/07)
NL
NL
| 49
Notities
6 720 801 916 (2012/07)
50 |
Notities
6 720 801 916 (2012/07)
NL
NL
| 51
Notities
6 720 801 916 (2012/07)
6720801916