Stichting Blaarthem Werkgroep Grafisch Lyceum De Fallastraat 9 5654 SK Eindhoven
Aan: De gemeenteraad van de Gemeente Eindhoven T.a.v. hoofd van de sector Vergunningen, Toezicht en Handhaving, Postbus 90150 5600 RB EINDHOVEN
Betreft: Zienswijze Verklaring van geen bedenkingen Karel de Grotelaan 355 in Eindhoven Uw zaaknummer: 13/0583 Raadsnummer: 13R5210
Eindhoven, 23 september 2013
Geachte gemeenteraad, Door middel van deze brief maakt de Stichting Blaarthem (hierna te noemen: “de Stichting”), mede namens bewoners van de wijk Blaarthem, gebruik van de gelegenheid tot het indienen van een zienswijze over de Verklaring van geen bezwaar Karel de Grotelaan 355 te Eindhoven, met bovengenoemd zaaknummer, als vastgesteld tijdens de gemeenteraadsvergadering op 12 maart 2013. De Stichting heeft als doelstelling de belangen van bewoners uit de wijk Blaarthem te behartigen en verricht ook activiteiten ter behartiging van de belangen van bewoners van de wijk. Deze doelstelling is in de statuten van de Stichting opgenomen. De Stichting is dan ook tevens aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De Verklaring van geen bezwaar van de gemeenteraad heeft betrekking op de door het College van burgemeester en wethouders (hierna te noemen: “College”) voorgenomen afgifte van een omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan voor de verbouwing van het voormalig grafisch lyceum naar een logiesgebouw. Het plan is strijdig met het vigerende bestemmingsplan Gestel buiten de Ring 2005. Op basis van de (belangen)afwegingen uit de Ruimtelijke Onderbouwing, zoals opgemaakt door het zogenoemde Tranformatieteam en het raadsvoorstel van het College van 22 januari 2013 met raadsnummer 13R5210, heeft de gemeenteraad de bestreden Verklaring van geen bezwaar afgegeven. De Stichting heeft bij brief met bijlagen van 30 juli 2013 de in het lichaam van deze zienswijze geschetste bedenkingen ten aanzien van de ontwerp-omgevingsvergunning van het College aan het College kenbaar gemaakt. Deze zienswijze richt zich met name op de belangenafweging en op de ruimtelijke onderbouwing uit het rapport ‘Goede Ruimtelijke Onderbouwing’ van het Transformatieteam. Omdat de zienswijze van de Stichting tegen de door uw gemeenteraad afgegeven Verklaring van geen bedenkingen ziet op dezelfde feiten en omstandigheden als in de zienswijze aan het College, volstaat de Stichting hierna met het inlassen en herhalen van de bedenkingen zoals zij die aan het College heeft kenbaar gemaakt. De Stichting c.s. is van mening dat de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende is gemotiveerd en dat het College bij haar besluitvorming te weinig rekening heeft gehouden met gerechtvaardigde belangen van buurtbewoners om de navolgende redenen.
1
1
Van een deugdelijke belangenafweging kan feitelijk al geen sprake zijn, omdat de keuze voor het gebruik van het voormalige Grafisch Lyceum al is gemaakt nog voordat er een concreet en uitgewerkt plan op tafel lag. De keuze voor het onderhavige pand is met name gegrond op de beschikbaarheid van het pand. De gebiedscoördinator Stadsdeel Gestel, de heer Verbruggen, heeft dit desgevraagd tijdens een bijeenkomst van het bestuur van de Stichting Rapelenburg-West uit Gestel meegedeeld. Daarnaast is door het College, bij monde van de toenmalige wethouder mevrouw Fiers, steeds gecommuniceerd dat het plan hoe dan ook tot uitvoering zou komen. De ruimtelijke onderbouwing, waaruit overigens niet duidelijk blijkt of een belangenafweging is gemaakt, heeft pas in een later stadium vorm gekregen.
2
Het is opmerkelijk dat het onderhavige plan uiteindelijk door het College met versie 2, van 23 december 2012, van de ruimtelijke onderbouwing van het Transformatieteam aan de gemeenteraad is voorgelegd. Dit ter verkrijging van een ‘verklaring van geen bedenkingen’ van de raad. Bij het bekendmaken door het College van de ontwerp omgevingsvergunning Karel de Grotelaan 355, is gebruik gemaakt van alweer de zesde versie van de ruimtelijke onderbouwing, gedateerd 17 april 2013. Het is de Stichting niet duidelijk of die versie definitief is.
3
Tussen de versies 2 en 6 van de ruimtelijke onderbouwing is er inhoudelijk het nodige gewijzigd. Daarbij zijn in ieder geval een aantal wijzigingen in het bijzonder opvallend. Waar het in versie 2 nog gaat om een tijdelijk gebruik voor de duur van vijf jaar van het voormalig Grafisch Lyceum, is die tijdelijkheid in versie 6 verdwenen. Dat is geen onbelangrijk verschil. Artikel 2.12 lid 2 Wabo bepaalt dat in afwijking van artikel 2.12 lid 1, aanhef en onder a, onder 3° Wabo, de vergunning, voor zover zij betrekking heeft op een activiteit voor een bepaalde termijn, kan worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Bij een niet tijdelijke activiteit moet het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevatten. Uw college heeft daarom bij haar verzoek aan de raad om een verklaring van geen bedenkingen af te geven, de raad op het verkeerde been gezet. Immers voor het vergunnen van een tijdelijke activiteit in strijd met het bestemmingsplan gelden minder zware motiveringseisen. De gemeenteraad kan haar controlerende taak niet naar behoren uitoefenen wanneer zij niet van goede en juiste informatie wordt voorzien. Het niet, niet juist of niet volledig informeren van de gemeenteraad is een politieke doodzonde. Nu het College, met de verklaring van geen bedenkingen ‘in de achterzak’, de inhoud en de strekking van de ontwerp-omgevingsvergunning heeft gewijzigd zonder deze opnieuw aan de raad voor te leggen, maakt zij zich schuldig aan onbehoorlijk bestuur.
4
Een andere opvallende wijziging in de ruimtelijke onderbouwing betreft de toekomstige invulling van het (gedeelte van het) plangebied, tenminste zoals dat de eigenaar van het perceel Woonbedrijf voor ogen staat. In versie 2 bestaat het plan, dat voorlopig om economische redenen in de ijskast is gelegd, uit de realisatie van een kantoorcomplex. In versie 6 van de ruimtelijke onderbouwing is daarvan plotseling een appartementencomplex geworden. Het heeft er dan ook alle schijn van, dat uw college met het onderhavige bouwplan voor een logiesgebouw buiten de gemeenteraad om een voorschot heeft willen nemen op de toekomstige invulling van het plangebied. Opnieuw geen behoorlijk bestuur.
5
Ervan uitgaande dat in de ontwerp-omgevingsvergunning waarop deze zienswijze ziet, niet meer van een tijdelijke activiteit sprake is, geldt dat het voorgenomen besluit een goede ruimtelijke onderbouwing moet bevatten. Volgens bestendige jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn de aan de ruimtelijke onderbouwing van een project te stellen eisen minder zwaar, naarmate de inbreuk van het bouwplan ten behoeve waarvan vrijstelling wordt verleend op de bestaande planologische situatie geringer is. Omdat de gebruiksfuncties in het onderhavige bouwplan niet in overeenstemming zijn met de maatschappelijke doeleinden en het plan ook niet in overeenstemming is met de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan, is sprake van een grote inbreuk op perceelsniveau. Dat betekent dat hoge eisen aan de ruimtelijke onderbouwing worden gesteld. De enkele stelling van het college dat de herbestemming mogelijk en nodig is, is daartoe onvoldoende (zie bijvoorbeeld Rechtbank ’s-Gravenhage, 26 augustus 2009, ECLI: RBSGR:2009:BJ7959). Dat het
2
gebouw van het voormalig Grafisch Lyceum eenvoudig is om te bouwen, zoals het College in de ruimtelijke onderbouwing stelt, is daartoe evenmin voldoende. 6
Onder het kopje ‘Samenvatting motivering’ wordt door het College nog een aantal argumenten gegeven ten aanzien van de (beweerdelijke) maatschappelijke noodzaak voor de voorgenomen functiewijziging van het voormalige schoolgebouw. Zoals in de vorige alinea aangegeven is alleen een vermeende noodzaak niet voldoende voor de ruimtelijke onderbouwing. Daar komt nog bij dat de argumenten van het College ter onderbouwing van de noodzaak voor het gewijzigde gebruik van het voormalige schoolgebouw nagenoeg allen niet ruimtelijk relevant zijn. De Stichting c.s. doelen hier op de volgende argumenten: de Regio Eindhoven is een actieplan overeengekomen ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten; de aanwezigheid van arbeidsmigranten is van belang voor economische ontwikkeling van de regio; Woonbedrijf heeft een taak om invulling te geven aan de huisvesting; het voormalig schoolgebouw is beschikbaar; gebruik als schoolgebouw is economisch niet haalbaar; omvang en veiligheidsvoorzieningen maken het mogelijk creatieve bedrijvigheid te handhaven en uit te breiden; het terrein kent voldoende buitenruimte voor bewoners en is door een hek afgesloten van de openbare ruimte; er is een beheerder aanwezig. Geen van de in de opsomming genoemde overwegingen is ruimtelijk relevant. Deze kunnen het besluit dan ook niet dragen. Hetzelfde geldt voor het argument dat met het plan zogenoemde ‘huisjesmelkers’ worden tegengewerkt. Dit argument is weliswaar niet in de ruimtelijke onderbouwing vernoemd, maar is wel ter (ruimtelijke) onderbouwing in het raadsvoorstel ‘Afgeven verklaring van geen bedenkingen (…)’, van 22 januari 2013 aan de gemeenteraad voorgelegd. Het bestrijden van eventuele misstanden met betrekking tot kamerverhuur is evenmin een omstandigheid die in een bestemmingsplan kan worden geregeld.
7
Het onderhavige bouwplan is een exponent van het beleid van de gemeente Eindhoven met betrekking tot de huisvesting van arbeidsmigranten, studenten en zogenoemde kennismigranten. Ten aanzien van dit beleid zijn zogenoemde prestatieafspraken gemaakt met woningbouwverenigingen. De strekking van het beleid is, om studenten en kennismigranten met name binnen de ring te huisvesten. Huisvesting van laaggeschoolde en laagbetaalde arbeidsmigranten dient vooral te worden gevonden buiten de ring, maar weer niet in het buitengebied. Met dit beleid maakt de gemeente Eindhoven ongerechtvaardigd onderscheid tussen bevolkinggroepen. In de ruimtelijke onderbouwing bij het plan, worden weliswaar de laaggeschoolde arbeidsmigranten door het College niet als de toekomstige bewoners van het voormalige Grafisch Lyceum genoemd, maar in de praktijk zal het erop neerkomen dat het deze groep is die gebruik zal maken van de huisvestingsmogelijkheid in het onderhavige pand. Daarmee maakt het College zich schuldig aan indirecte discriminatie. Niet alleen tegenover de laaggeschoolde arbeidsmigranten, maar ook tegenover de wijkbewoners, die al een grote sociale druk ervaren van het grote aantal arbeidsmigranten dat zich over de wijk heeft verspreid. Indirecte discriminatie is alleen toegestaan indien daarvoor een objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat, welke in dit geval ontbreekt. Dat studenten (en kennismigranten) beweerdelijk een positieve bijdrage hebben op de levendigheid van de stad maar ook op de leefbaarheid in hun eigen woonomgeving en daarom met name binnen de ring moeten worden gehuisvest (zie het Convenant Huisvestingopgave Studenten 2012-2020), kan het indirecte onderscheid in ieder geval niet rechtvaardigen.
8
Door de komst van grote aantallen laaggeschoolde arbeidsmigranten die zich met name, al dan niet tijdelijk, vestigen in de krachtwijken, komt de sociale structuur en samenhang in die wijken steeds verder onder druk te staan. In het bijzonder arbeidsmigranten die tijdelijk in Eindhoven verblijven zullen niet integreren. Door toe te staan dat zich nog grotere aantallen van deze arbeidsmigranten in de wijk vestigen, handelt het College in strijd met gemeentelijk en landelijk beleid, dat bepaalt dat de sociale structuur in de krachtwijken, waarvan Blaarthem onderdeel uitmaakt, dient te worden versterkt. In de Stadsdeel- en buurtanalyse Gestel 2008 staat respectievelijk ten aanzien van de zwaktes over en bedreigingen voor de wijk Blaarthem: “De afgelopen jaren is de buurt een zogenaamd ‘actiegebied’ geweest. Nieuw statistisch onderzoek vanuit de buurtthermometer wijst uit dat de buurt verder achteruit gaat”; “Hoog aantal
3
laagopgeleiden”; “Onderverhuur en kamerverhuur in het gebied”; Weinig sociale cohesie in het gebied”; en “Wanneer gebiedsgerichte ontwikkeling, op vooral economisch en sociaal niveau, uitblijft zal deze buurt verder achteruit gaan’; “Sociaal profiel van de buurt loopt langzaam maar zeker achteruit”. De Buurtanalyse Blaarthem 2011-2012 bevestigt nogmaals grotendeels deze zwakten en bedreigingen. Door ontwikkelingen zoals beoogd met het plan het voormalig Grafisch Lyceum om te bouwen tot logiesgebouw voor kortdurend tijdelijk verblijf van arbeidsmigranten, worden de voornoemde problemen allen nog maar versterkt. De grootste bedreiging die daarvan uitgaat, is dat de buurt uiteenvalt en dat groepen daardoor tegenover elkaar komen staan. Bij de belangenafweging van het College ten aanzien van de ontwerp-omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan is met deze bedreiging voor de wijk geen of onvoldoende rekening gehouden. Dit terwijl bijvoorbeeld de komst van studenten goed zou zijn voor de ontwikkeling van het culturele leven en de versteviging van de sociale cohesie in een stad of een wijk (zie het Convenant Huisvestingopgave Studenten 2012-2020). Deze groep wordt nu juist zoveel mogelijk ‘geweerd’ uit de wijk Blaarthem. 9
De beoogde wijziging van de bestemming van het onderhavige pand, leidt ertoe dat het voormalig schoolgebouw na voltooiing van de plannen volcontinu in gebruik zal zijn. Terwijl het eerdere gebruik – als schoolgebouw – vooral overdag plaats had. Dit in combinatie met het grootschalige karakter van het plan, legt een onevenredig zware druk op de leefbaarheid in de directe omgeving van het voormalig Grafisch Lyceum. In het bijzonder ook door de grote concentratie bewoners die grotendeels maar tijdelijk in Nederland zullen verblijven. Deze grote groep voelt veelal geen betrokkenheid bij de wijk. Het plan kan en mag ook niet los gezien worden van andere ontwikkelingen in de buurt en aanpalende buurten. De laatste jaren is een groot aantal vergunningen verleend voor woningsplitsing en zijn vele woningen voor kamerbewoning aangepast. In veel gevallen worden deze woningen c.q. kamers gebruikt door arbeidsmigranten. Aan deze ontwikkelingen wordt door het College geen halt toegeroepen. Ook na het realiseren van het onderhavige plan met het voormalig Grafisch Lyceum gaat die voornoemde ontwikkeling gewoon door. En dusdoende wordt de sociale druk op de wijken in Gestel onevenredig verhoogd. Terwijl de leefbaarheid, de sociale cohesie en sociale betrokkenheid juist tot speerpuntbeleid van de gemeente Eindhoven zou moeten horen. De problematiek rond de huisvesting van laaggeschoolde arbeidsmigranten wordt te veel en te eenzijdig bij - in dit geval - de wijk Blaarthem neergelegd.
10 In de onder nummer 8 aangehaalde buurtanalyses wordt de grote parkeerdruk in de wijk terecht als zwakte betiteld. Ondanks dat bij het College bekend is of bekend behoort te zijn, dat de parkeerdruk in de buurt een groot probleem is, hanteert het College bij het bepalen van het aantal op het terrein van het voormalige Grafisch Lyceum te realiseren parkeerplaatsen een absolute minimumnorm, door aan te sluiten bij de norm voor studentenkamers. De vergelijking van de beoogde groep bewoners met studenten gaat niet op. Het is een feit van algemene bekendheid dat studenten steeds vaker geen auto in het bezit hebben en dat arbeidsmigranten dit veelal wel hebben. Uitgaande van een mogelijk toekomstig aantal van 50 bewoners van het voormalig Grafisch Lyceum en een gemiddelde aanwezigheid van 100% van de bewoners in de avonduren is het aantal van 43 te realiseren parkeerplaatsen te weinig. Dit geldt te meer omdat er naast de bewoners ook creatief ondernemers van het pand gebruik gaan maken, er een beheerders echtpaar aanwezig zal zijn en er ook van de gymzaal gebruik zal worden gemaakt (voornamelijk in de avonduren). Het is ook een feit van algemene bekendheid dat creativiteit geen werktijden van 9 tot 5 kent. Het is per definitie niet zo, dat de creatief ondernemers voornamelijk overdag aanwezig zullen zijn. Daar komt nog bij dat er concrete plannen bestaan om nog extra activiteiten in het voormalig schoolgebouw te gaan ontwikkelen, wat ook bij het College bekend is of zou moeten zijn. Denk daarbij aan een buurtrestaurant en het organiseren van concerten. Het is dus voorzienbaar dat het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein tekort zal schieten. Daarmee is het eveneens voorzienbaar dat in de buurt de parkeerdruk nog verder zal toenemen.
4
11 Ter illustratie: het parkeerterrein op de hoek Karel de Grotelaan – Keizer Karel V singel – Humperdincklaan bevat 58 parkeerplaatsen. In de appartementen aan het plein wonen 22 bewoners; het restaurant Lundi schat per avond ongeveer 100 tot 200 parkeerplaatsen te bezetten; Coffeeshop Indian legt per dag beslag op ongeveer 100 tot 150 parkeerplaatsen, steeds voor de duur van 15 tot 30 minuten; Domino’s legt beslag op 25 tot 50 parkeerplaatsen, met name in de spits voor ongeveer 15 minuten per keer. Alleen als gevolg van de activiteiten op het plein is de parkeerdruk in de wijk dus al enorm. De verwachte toename van de parkeerdruk, door de realisatie van het plan in het voormalig schoolgebouw, kan de wijk niet langer dragen. Dit zou de leefbaarheid in de wijk onevenredig verder aantasten. Naar de mening van de Stichting is met dit feit onvoldoende rekening gehouden. 12 Door de functiewijziging van het voormalig schoolgebouw, zal ook het aantal verkeersbewegingen in de directe omgeving substantieel gaan toenemen. De ingang tot het voormalig schoolgebouw blijft aan de Humperdincklaan. Alle verkeer van en naar het gebouw zal dan ook via de wegen in de directe omgeving moeten verlopen. In het gebouw is ruimte gereserveerd voor minimaal 28 creatieve bedrijven. Naast verkeersbewegingen door bewoners en gebruikers van het pand, is er ook een toename in het aanbod van verkeer van onder meer leveranciers en bezoekers te verwachten. Bijvoorbeeld voor de afvoer van huisvuil en grof vuil, maar ook ten behoeve van gebruiksmaterialen voor de creatieve bedrijvigheid. En alle verkeer moet worden afgewikkeld via het omliggende stratennet, dat niet is ingericht om grote(re) verkeersstromen te verwerken. Naar de mening van de Stichting is dan ook duidelijk dat dit de verkeerveiligheid niet ten goede zal komen. Verder tast het verruimde verkeersaanbod de leefbaarheid nog verder aan. 13 Ten aanzien van de voorkoming van overlast door de grote concentratie bewoners worden in de ruimtelijke onderbouwing een aantal maatregelen genoemd. De genoemde maatregelen zijn vooral naar binnen gericht. Daarmee gaat het College voorbij aan de bezorgdheid van buurtbewoners voor overlast in de wijk, zoals zij die ook tijdens de informatieavonden kenbaar hebben gemaakt aan medewerkers van de gemeente en toenmalig wethouder Fiers. Dat de eventuele toekomstige bewoners aan een woonreglement dienen na te leven, dat een inwonende huismeester toe moet zien op de orde, rust en hygiëne en dat de huismeester sancties kan opleggen bij overtreding van het woonreglement, doet niets af aan de kans dat de arbeidsmigranten in de wijk voor overlast kunnen zorgen. Het kan de beoogde gebruikers van de woonruimten in het voormalige schoolgebouw niet worden verboden zich buiten het omheinde terrein op te houden. Dat zou immers in strijd zijn met mensenrechten en grondrechten en er zou dan sprake zijn van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het is dus niet uitgesloten dat de beoogde bewoners zich over de wijk verspreiden en zich daar bijvoorbeeld overgeven aan dronkenschap of liederlijk gedrag of anderszins hinder en/of overlast veroorzaken. Het vast te stellen woonreglement kan en mag de vrijheid van de beoogde bewoners, in ieder geval voor buiten de hekken van het voormalig schoolgebouw, niet inperken. Gelet op de omstandigheden uit de bouwplannen waaronder de arbeidsmigranten in het pand worden gehuisvest, is het niet ondenkbaar dat deze zich – onder andere wegens een gebrek aan privacy – in de wijk zullen gaan ophouden. 14 Over de manier waarop de huisvesting van de arbeidsmigranten in het plan wordt vormgegeven het volgende. In de motivering naar de gemeenteraad heeft het College aangegeven dat de arbeidsmigranten beweerdelijk veelal zijn aangewezen op ‘huisjesmelkers’ en dat deze situatie onwenselijk is. Vervolgens gaat het College er toe over medewerking te verlenen aan een bouwplan dat een niet veel betere huisvesting voor arbeidsmigranten inhoudt, dan die bij de ‘huisjesmelkers’. Mogelijke toekomstige bewoners wordt voor een bedrag van rond de € 300,00 een kamer van nog geen twee meter breed ter beschikking gesteld. De kamers worden van elkaar gescheiden door een dunne brandwerende gipswand en zijn dus waarschijnlijk extreem gehorig. Douche en toilet moeten worden gedeeld en ook de keuken en woonkamer zijn gemeenschappelijk. Verder zijn de bewoners aan strikte regels gebonden, waarbij bij overtreding van de regels een sanctie zal volgen. De Stichting ziet dan ook geen echt grote verschillen met de omstandigheden bij de meeste van de, door het College consequent ‘huisjesmelkers’ genoemde
5
kamerverhuurders. Zij is dan ook van mening dat het College alleen al op die grond haar medewerking aan het plan zoals het nu voorligt had moeten onthouden. 15 Het college stelt ten aanzien van de sociale veiligheid onder meer dat de komst van de ‘extra’ ogen op een groot verkeersknooppunt van belang is, omdat de woonfunctie daar nu niet aanwezig is. Kennelijk doelt het College hier op de rotonde aan de Karel de Grotelaan, Limburglaan en Keizer Karel V-singel. Hieruit blijkt opnieuw dat het College weinig of geen oog heeft voor de zorgen die veel buurtbewoners zich maken als gevolg van de grote toename van arbeidsmigranten in de laatste jaren. Het gaat hen daarbij niet om het feit dat het arbeidsmigranten zijn. Het gaat er wel om dat steeds meer mensen in de wijk komen wonen die geen enkele betrokkenheid bij de wijk hebben en ook niet willen hebben. Daardoor komt de sociale veiligheid onder druk te staan. Niet door een leegstaand gebouw, of doordat er extra ogen op een kruispunt zijn gericht. Er is dan ook niemand geweest die zich heeft beklaagd over de sociale veiligheid met betrekking tot de rotonde aan de Karel de Grotelaan, Limburglaan en Keizer Karel V-singel. De problemen met de sociale veiligheid spelen zich juist veel meer in het hart van de wijk. De stelling van het College ten aanzien van de sociale veiligheid gaat dan ook niet op. Te meer omdat sociale veiligheid niet alleen een statistisch gegeven is, zoals bijvoorbeeld het aantal inbraken of geweldsmisdrijven dat in een buurt wordt gepleegd, maar daarnaast ook een subjectief gegeven is. Mensen moeten zich thuis en veilig kunnen voelen in hun woonomgeving en de gemeente heeft daarin ook een taak. De motivering van het College rond het aspect van de sociale veiligheid is dan ook onzorgvuldig en deze kan het voorgenomen besluit een omgevingsvergunning voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan te verlenen niet mede dragen. 16 Op grond van het bovenstaande komt de Stichting tot de conclusie dat het College in redelijkheid niet het besluit kan nemen om de omgevingsvergunning Karel de Grotelaan 355 te verlenen. De voorliggende ruimtelijke onderbouwing en de gebrekkige motivering daarin bieden daartoe te weinig goede gronden. Verder worden betrokken bewoners door het bouwplan onevenredig in hun belangen aangetast. Daar komt nog bij dat er nauwelijks of geen draagvlak voor het bouwplan is in de wijk. In het verlengde daarvan kon ook de gemeenteraad tijdens de raadvergadering op 12 maart 2013 niet in redelijkheid overgaan tot de ondertekening van de door het College aan haar gevraagde Verklaring van geen bedenkingen. De Stichting verzoekt de gemeenteraad dan ook om de Verklaring van geen bedenkingen in te trekken, respectievelijk te vernietigen en dusdoende geen medewerking (meer) te verlenen aan de beoogde omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan voor de verbouwing van de voormalige Grafische School, althans niet in de huidige vorm.
Met vriendelijke groet, Stichting Blaarthem, J. van Geffen, voorzitter bestuur Werkgroep Grafisch Lyceum A. Janssen, A. van Assenberg, E. Reijenga, Z. Aouirika, J. Dijkstra, S. Panchoe, T. Tissen, R. van Dijk namens deze, F.M.G. Raijmakers
6