RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 26 mei 2003 (03.06) (OR. fr)
9755/03
CRIMORG 46
NOTA I/A-PUNT van: Het Comité van artikel 36 aan: Het Coreper/de Raad nr. vorig doc.: 7904/1/03 CRIMORG 27 REV 1 Betreft: Ontwerp-Raadsconclusies over het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie (ENCP) - Jaarverslag 2002
Tijdens zijn vergadering op 15-16 mei 2003 in Kastoria is het Comité van artikel 36 het eens geworden over de ontwerp-conclusies van de Raad in bijlage dezes. Verscheidene delegaties wezen erop dat het nodig is te zorgen voor een praktische follow-up van conclusie nr. 9. De Commissie merkte op dat dit een zaak is van financiële en personele middelen en dat moet worden nagedacht over de wijze waarop deze situatie het beste kan worden verholpen.
Het Coreper/de Raad wordt verzocht de conclusies in bijlage dezes aan te nemen.
_______________
9755/03
den/HOR/dm DG H III
1
NL
BIJLAGE Ontwerp-Raadsconclusies over het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie (ENCP) -
Jaarverslag 2002
1.
Het jaarverslag 2002 over het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie (ENCP) omvat onder meer: -
een overzicht van institutionele en organisatorische kwesties;
-
de positieve ontwikkeling van het ENCP, waarbij een aantal concrete doelstellingen en activiteiten / initia tieven worden belicht die gedurende het eerste volledige jaar van bestaan van het netwerk zijn gerealiseerd;
-
enkele veelbelovende ontwikkelingen in het criminaliteitspreventiebeleid van de Europese Unie;
-
geconstateerde behoeften bij samenwerking inzake criminaliteitspreventie op EUniveau;
-
het tweede werkprogramma van het ENCP 2003-2004, goedgekeurd door het ENCP op 24 februari 2003;
-
vooruitzichten van het ENCP en bij het proces geconstateerde problemen.
De Raad: 2.
begroet met belangstelling het jaarverslag en bekrachtigt de in document 7633/03 CRIMORG 23 opgenomen inhoud ervan. De Raad beschouwt criminaliteitspreventie, al dan niet georganiseerd, nadrukkelijk als integrerend deel van de strijd tegen de criminaliteit en de dreiging die ervan uitga at, ter verzekering van het welzijn van de burgers van de lidstaten van de EU. De Raad benadrukt voorts dat criminaliteitspreventie bevorderlijk kan zijn voor de totstandkoming van een werkelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid voor alle burgers van Europa. De opiniepeiling over criminaliteit en vrees voor criminaliteit is een eerste stap op weg naar een geregelde peiling van deze vrees onder de burgers;
3.
merkt met voldoening op dat het ENCP, na een aanlooptijd [...] de werkmethoden en de organisatiestructuur heeft geconsolideerd. Er zijn plenaire zittingen belegd, maar op aandringen van de lidstaten zijn ook informele vergaderingen gehouden om concrete maatregelen [...] uit te werken bijvoorbeeld op het gebied van de bestrijding van de diefstal van mobiele telefoons, op het gebied van het partnerschap overheid-particuliere sector wat betreft criminaliteitspreventie en preventie van jeugdcriminaliteit;
9771/03
das/CQ/hd DG H III
2
NL
4.
vertrouwt erop dat het ENCP met zijn initiatieven zal kunnen bijdragen tot de verdere ontwikkeling en uitvoering van de diverse aspecten van criminaliteitspreventie in de Europese Unie, waarover de Raad op 15-16 maart 2001 overeenstemming heeft bereikt;
5.
staat achter de doelstellingen, het toepassingsgebied en de prioriteiten van het tweede werkprogramma 2003-2004, zoals beschreven in het jaarverslag, en merkt met voldoening op dat een groot aantal doelstellingen en taken in het jaar 2002 zijn verwezenlijkt of uitgevoerd;
6.
steunt de uitwisseling van op kennis gebaseerde informatie tussen de lidstaten omdat die een essentieel onderdeel vormt van de voortdurende ontwikkeling van EU- maatregelen op het gebied van criminaliteitspreventie;
6 bis merkt op dat het ENCP tot een formele en vruchtbare samenwerking is gekomen met het Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, evenals met Europol, en dat het ENCP en het Forum voor de preventie van de georganiseerde criminaliteit hebben verklaard behoefte te hebben aan meer samenwerking in hun gemeenschappelijk belang en dat zij hebben beklemtoond dat dubbel werk vermeden moet worden; 7.
merkt op dat het ENCP in oktober 2002 onder het Deense voorzitterschap voor het eerst een conferentie heeft georganiseerd voor de uitwisseling en verspreiding van goede praktijken op het gebied van criminaliteitspreventie, en juicht het streven van het ENCP toe om, ter bevordering van de fundamentele kennis op het gebied van criminaliteitspreventie, geregeld dergelijke conferenties te organiseren;
8.
bevestigt dat de lidstaten een voorname rol spelen bij de ontwikkeling van maatregelen voor criminaliteitspreventie, en benadrukt dat het van belang is om voor de lidstaten verschillende contactpunten te hebben die overeenkomen met de verschillende bekwaamheden en bevoegdheden;
9771/03
das/CQ/hd DG H III
3
NL
9.
spreekt zijn waardering uit jegens de voorzitterschappen die de reguliere en andere noodzakelijke vergaderingen van het ENCP en de nationale ENCP-vertegenwoordigers op eigen kosten hebben georganiseerd, en jegens de Commissie voor de aan het ENCP verleende steun. De Raad is met het ENCP van oordeel dat de financiering van activiteiten van het ENCP aan de orde moet worden gesteld, en draagt de voorbereidende Raadsorganen op zich over deze kwestie te buigen en verslag uit te brengen aan de Raad. Ook is de Raad het erover eens dat het ENCP-secretariaat, dat slechts één medewerker telt, het toenemende aantal taken onmogelijk meer aankan; de Raad benadrukt dat het secretariaat dringend de beschikking dient te krijgen over adequate middelen en voldoende personeel;
10.
roept de voorzitterschappen op om bij de planning van de werkzaamheden van het ENCP het werkprogramma te volgen, om zo de continuïteit van die werkzaamheden te verzekeren;
11.
onderstreept het belang van het werk dat de onlangs ingestelde ENCP-subgroep inzake gegevens over criminaliteit en slachtofferschap ter harmonisering van de procedures heeft verzet met betrekking tot vergelijkende statistieken over criminaliteit en slachtofferschap. Voorts verheugt het de Raad dat de ENCP-website inmiddels functioneert, omdat die een belangrijk werktuig is voor de verspreiding van informatie over criminaliteitspreventie. De website dient verder te worden ontwikkeld;
12.
bevestigt dat het belangrijk is te blijven werken aan de preventie van jeugdcriminaliteit en stedelijke en drugsgerelateerde criminaliteit, zoals het besluit van de Raad tot oprichting van het ENCP stelt, en steunt de gekozen topprioriteiten die het ENCP in zijn tweede werkprogramma vermeldt;
13.
roept het ENCP op om de operationele activiteiten energiek voort te zetten en daartoe realistische en meetbare prioriteiten, doelstellingen en criteria vast te stellen, vooral met het oog op de evaluatie van het ENCP die in 2004 zal plaatsvinden. Met dat doel voor ogen dient het ENCP het systeem ter vergaring, samenvoeging en vergelijking van kwalitatief grondig doorgelichte informatie over goede praktijken op het gebied van criminaliteitspreventie te ontwikkelen en ervoor te zorgen dat dit systeem op grotere schaal wordt gebruikt; ook dient het ENCP in de lidstaten de daadwerkelijke toepassing van die praktijken te bevorderen. Het verheugt de Raad dat het ENCP voorrang toekent aan de bevordering van vergelijkend onderzoek ter beschrijving van criminaliteitspreventiestrategieën die in de lidstaten hun werkzaamheid hebben bewezen.
9771/03
das/CQ/hd DG H III
4
NL
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 2 juni 2003 (04.06)
9771/03
EUROJUST 12
NOTA I/A-PUNT van: het voorzitterschap aan: het Coreper/de Raad nr. vorig doc.: 9026/03 EUROJUST 10 Betreft: Ontwerp-conclusies van de Raad over het eerste jaarverslag van Eurojust (kalenderjaar 2002)
In de bijlage treffen de delegaties de voorgestelde ontwerp-conclusies van de Raad over het eerste jaarverslag van Eurojust (kalenderjaar 2002) aan. Het CATS heeft dit ontwerp besproken tijdens zijn vergadering van 15 en 16 mei 2003 in Kastoria en de Raden JBZ tijdens hun vergaderingen van 21 en 26 mei en 2 juni 2003. Tijdens laatstgenoemde vergadering hebben de delegaties van F, A, NL en de Commissie voorbehouden voor nadere bestudering/voorlopige voorbehouden bij de tekst gemaakt.
Onder voorbehoud van intrekking van deze voorbehouden door genoemde delegaties wordt het Coreper/de Raad verzocht:
a)
de ontwerp-conclusies in de bijlage aan te nemen, en
b)
er nota van te nemen dat de bevoegde instanties van de Raad het jaarverslag van Eurojust verder zullen bestuderen, opdat het voorzitterschap voor het eind van het Italiaanse voorzitterschap verslag aan de Raad kan uitbrengen.
__________________ 9771/03
das/CQ/hd DG H III
5
NL
BIJLAGE
Ontwerp-conclusies van de Raad over het eerste jaarverslag van Eurojust (kalenderjaar 2002)
1.
In het eerste jaarverslag van Eurojust (kalenderjaar 2002) komen onder meer onderstaande punten aan bod:
-
de praktische opzet, consolidering en initiëring van de activiteiten van Eurojust gedurende diens eerste volledige jaar van bestaan na de aanneming van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad;
-
de verhuizing naar Den Haag;
-
institutionele en organisatorische aangelegenheden;
-
de behandelde zaken met illustratieve voorbeelden en statistisch materiaal over categorieën voorgelegde strafbare feiten, verzoekende en aangezochte landen en aantal betrokken landen;
-
de interactie tussen Eurojust en andere EU- instanties op het terrein, zoals EUROPOL, OLAF en het Europees Justitieel Netwerk (EJN);
-
ondervonden belemmeringen bij de justitiële samenwerking en vooruitzichten voor de toekomst van Eurojust.
De Raad
2.
neemt met belangstelling kennis van dit verslag en onderschrijft de inhoud ervan, maar benadrukt het belang van een verdere verbetering van de justitiële samenwerking tussen de lidstaten, in het bijzonder op het vlak van de bestrijding van ernstige vormen van criminaliteit, gepleegd door organisaties die grensoverschrijdend opereren. Voorts beklemtoont de Raad dat de effectieve bestrijding van misdaad een noodzakelijke en essentiële component is voor het verwezenlijken van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.
8499/3/03 REV 3
mdl/HF/dm
6
NL
3.
stelt met tevredenheid vast dat Eurojust, ondanks de verhuizing naar Den Haag, goed op weg is met het opbouwen van de noodzakelijke structuren en procedures waarmee Eurojust in staat moet zijn zijn taak volledig te vervullen, en dat het reeds operationeel is geworden. De Raad dankt de regering van Nederland voor de inspanningen die zij tot dusverre heeft geleverd om Eurojust een passend onderkomen en andere infrastructuur te bieden en verheugt zich over haar voornemen Eurojust in de mate van het mogelijke te blijven helpen bij het verwezenlijken van de passende en vereiste werkomstandigheden.
4.
heeft er vertrouwen in dat Eurojust in de toekomst zijn capaciteit zal vergroten om door zijn werkzaamheden en initiatieven bij te dragen aan de verdere ontwikkeling en verwezenlijking van de verschillende aspecten van het verbeteren van een effectieve justitiële samenwerking op het stuk van de bestrijding van zware grensoverschrijdende criminaliteit.
5.
neemt nota van de doelstellingen, reikwijdte en prioritaire onderwerpen van de in het jaarverslag genoemde Eurojust-doelstellingen voor 2003 - die losstaan van de hoofdtaak, namelijk veldwerk - waartoe behoren:
6.
-
profileringswerk met de lidstaten;
-
opmerkingen over de bevoegdheden van de nationale leden van Eurojust;
-
het opzetten van evaluatiesystemen en verbeterde normen voor doeltreffendheid.
stelt vast dat de mate waarin de nationale leden toegang hebben tot nationale informatiesystemen in alle lidstaten verschillend is. Roept de lidstaten op ervoor te zorgen dat hun nationale leden in overeenstemming met artikel 9 van het besluit betreffende de oprichting van Eurojust toegang hebben tot de nationale informatiefaciliteiten die zij nodig hebben, zodat zij hun functie als nationaal lid van Eurojust daadwerkelijk kunnen uitoefenen.
8499/3/03 REV 3
mdl/HF/dm
7
NL
7.
verheugt zich over de eerste stappen die in 2002 zijn gezet om Eurojust te voorzien van een geautomatiseerde gegevensbank met een index betreffende onderzoeksgegevens waarin nietpersoonlijke gegevens kunnen worden opgeslagen, een taak die verder kan worden ontwikkeld middels een project dat door Italië, Frankrijk, Roemenië en Slovenië wordt gesponsord in het kader van het Grotius-programma.
8.
stelt vast dat [...] zeven lidstaten verklaringen hebben afgelegd over de volledige omzetting van het Eurojust-besluit in hun nationale wetgeving en dat derhalve de lidstaten die dergelijke verklaringen niet hebben afgelegd, hun nationale wetgeving al zodanig gewijzigd zouden moeten hebben dat zij in overeenstemming is met het besluit van de Raad betreffende de oprichting van Eurojust. Dit is vooral relevant in aangelegenheden als die welke worden geregeld in artikel 9 over de bevoegdheden van de nationale leden in hun eigen land, het recht om informatie uit te wisselen met de bevoegde nationale autoriteiten en met andere nationale leden, en het recht om rechtstreeks contact op te nemen met de bevoegde nationale autoriteiten zonder eerst tussencontacten te moeten leggen.
9.
roept Eurojust en EUROPOL op, de onderhandelingen over een overeenkomst inzake onderlinge samenwerking te voltooien, zodat de Raad deze overeenkomstig artikel 26, lid 1, van het Eurojustbesluit kan bestuderen.
10.
memoreert dat in artikel 26, lid 4, van het Eurojustbesluit is bepaald dat de nationale leden van Eurojust worden aangemerkt als bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor bepaalde regels met betrekking tot door OLAF verricht onderzoek [...] en heeft met genoegen kennis genomen van het feit dat nationale leden van Eurojust en OLAF- medewerkers zijn gaan samenwerken in verscheidene zaken van gemeenschappelijk belang.
11.
roept [...] de lidstaten op om in aanmerking te nemen dat hun nationale leden van Eurojust in hun eigen land toereikende bevoegdheden en taken in overeenstemming met artikel 9 van het Eurojustbesluit moeten hebben om hen in staat te stellen hun taken uit hoofde van het besluit te vervullen.
8499/3/03 REV 3
mdl/HF/dm
8
NL
12.
besluit zijn bevoegde instanties op te dragen het jaarverslag, en met name de conclusies en aanbevelingen ervan, zorgvuldig te bestuderen, teneinde de samenwerking tussen de relevante autoriteiten van de lidstaten en Eurojust verder te versterken en de justitiële samenwerking in de Unie efficiënter te maken. In dat verband, en ook op basis van de door Eurojust verstrekte informatie, zou de uitvoering van artikel 9 van het Eurojustbesluit, en met name de toegang van de nationale leden van Eurojust tot informatie, bestudeerd kunnen worden.
13.
het voorzitterschap dient uiterlijk vóór eind 2003 aan de Raad verslag uit te brengen over zijn conclusies en aanbevelingen aan de Raad met betrekking tot het verslag van Eurojust, en alle beleidsprioriteiten aan de Raad voor te stellen die het wenselijk acht.
___________________
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 7 mei 2003 (21.05) (OR. en)
8946/03
LIMITE EUROPOL 27 OC 229
NOTA I/A-PUNT van: het secretariaat- generaal aan: het COREPER/de Raad nr. vorig doc.: 8941/03 EUROPOL 24 OC 228 Betreft: Besluit van de Raad inzake de aanpassing van de salarissen en vergoedingen van personeelsleden van Europol GEMEENSCHAPPELIJKE BELEIDSLIJNEN Aanvraagtermijn overleg: 04.06.2003
8499/3/03 REV 3
mdl/HF/dm
9
NL
1.
De Raadinstanties hebben op basis van een initiatief van de Helleense Republiek een ontwerp besproken voor een besluit van de Raad inzake de aanpassing van de salarissen en vergoedingen van personeelsleden van Europol.
2.
Na ontvangst van het advies van het Europees Parlement is aan de tekst voor het ontwerpbesluit van de Raad inzake de aanpassing van de salarissen en vergoedingen van personeelsleden van Europol de laatste hand gelegd, en is hij door de juristen/vertalers bijgewerkt. De tekst staat in document 8941/03 EUROPOL 24 OC 228.
8499/3/03 REV 3
mdl/HF/dm
10
NL
3.
Het COREPER wordt derhalve verzocht de Raad in overweging te geven:
a)
het in document 8941/03 EUROPOL 24 OC 228 vervatte ontwerp-besluit van de Raad inzake de aanpassing van de salarissen en vergoedingen van personeelsleden van Europol aan te nemen; en
b)
4.
het besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te laten maken.
Voorts moet de volgende verklaring worden opgenomen in de notulen van de zitting waarin het besluit van de Raad inzake de aanpassing van de salarissen en vergoedingen van personeelsleden van Europol formeel wordt aangenomen:
"Verklaring van Denemarken betreffende het besluit van de Raad inzake de aanpassing van de salarissen en vergoedingen van personeelsleden van Europol bestemd voor opname in de notulen van de zitting van de Raad (Justitie en Binnenlandse Zaken).
Denemarken benadrukt dat het jaarlijks onderzoek naar de salarissen en vergoedingen van personeelsleden van Europol, bedoeld in artikel 44 van het statuut voor de personeelsleden van Europol, niet automatisch een aanpassing van de salarissen en vergoedingen van de personeelsleden van Europol tot gevolg dient te hebben."
_________________
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 26 mei 2003 (03.06) (OR. en)
8499/3/03 REV 3 LIMITE
8499/3/03 REV 3
mdl/HF/dm
11
NL
MIGR 27 COMIX 246
NOTA I/A-PUNT van: het secretariaat- generaal aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers / de Raad Betreft: Ontwerp voor een handboek over de beste praktijken voor het verkrijgen van reisdocumenten en de verwijdering van onderdanen van derde landen van het grondgebied van de lidstaten
1.
Het ontwerp voor een handboek over de beste praktijken voor het verkrijgen van reisdocumenten en de verwijdering van onderdanen van derde landen van het grondgebied van de lidstaten, dat gebaseerd is op een in februari 2003 door de Griekse delegatie genomen initiatief, is uitvoerig besproken in de Groep migratie en verwijdering alsmede in het kader van een redactiecomité.
Hierbij gaat voor de delegaties het ontwerp- handboek over de beste praktijken, waarmee de Groep migratie en verwijdering op 30 april 2003 heeft ingestemd.
2.
Het comité wordt verzocht dit akkoord over het ontwerp-handboek over de beste praktijken te bevestigen en de Raad te verzoeken het goed te keuren.
_______________
8499/3/03 REV 3
mdl/HF/dm
12
NL
ONTWERP VOOR EEN HANDBOEK OVER DE BESTE PRAKTIJKEN VOOR HET VERKRIJGEN VAN REISDOCUMENTEN EN DE VERWIJDERING VAN ONDERDANEN VAN DERDE LANDEN VAN HET GRONDGEBIED VAN DE LIDSTATEN
I
INLEIDING
II
MOELIJKHEDEN BIJ HET VASTSTELLEN VAN DE IDENTITEIT EN DE AFGIFTE VAN REISDOCUMENTEN
III
PROCEDURE VOOR DE VERWIJDERING VAN ONDERDANEN VAN DERDE LANDEN
IV
OPERATIONELE MAATREGELEN
1.
METHODES VAN SAMENWERKING TUSSEN DE LIDSTATEN
2.
-
Contactpunten
-
Uitwisseling tussen contactpunten van informatie over operationele praktijken
-
Informatiebeheer
INZET VAN VERBINDINGSFUNCTIONARISSEN (LO's) EN IMMIGRATIEVERBINDINGSFUNCTIONARISSEN (ILO's)
V
OPLEIDING EN TRAINING
VI
EVALUATIE
VII BIJLAGEN
8499/3/03 REV 3
mdl/HF/dm
13
NL
I.
INLEIDING
De Raad JBZ heeft op 28 februari 2002 een algemeen plan ter bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel in de Europese Unie aangenomen, op basis van de mededeling van de Commissie van 15 november 2001 betreffende een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie. In deze instrumenten wordt benadrukt dat een terugkeer- en overnamebeleid een integraal en cruciaal onderdeel van de bestrijding van illegale immigratie vormt.
Het belang van een gemeenschappelijk terugkeer- en overnamebeleid werd voorts benadrukt in het desbetreffende Groenboek van de Commissie van 10 april 2002. Tot slot heeft ook de Europese Raad van Sevilla duidelijk aangegeven dat er in deze zin actie moet worden ondernomen. In de conclusies van Sevilla worden de Raad en de Commissie opgeroepen om binnen hun respectieve bevoegdheden absolute prioriteit te geven aan specifieke maatregelen van het algemeen plan ter bestrijding van de illegale immigratie.
In dit kader heeft het Deense voorzitterschap een ontwerp van een actieprogramma inzake terugkeer ter tafel gebracht, dat op 28/29 november 2002 door de Raad JBZ is aangenomen.
Dit ontwerp voor een handboek over de beste praktijken voor het verkrijgen van reisdocumenten en de verwijdering van onderdanen van derde landen van het grondgebied van de lidstaten is door de Griekse delegatie ingediend ter uitvoering van punt d) van hoofdstuk IV van het actieprogramma inzake terugkeer (Raadsdocument 14673/02 MIGR 125 FRONT 135 VISA 172).
Het handboek is bedoeld als een praktisch hulpmiddel dat aanwijzingen en richtsnoeren bevat voor de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de verwijdering van onderdanen van derde landen en die moeilijkheden ondervinden bij het vaststellen van de identiteit en tijdens de fase van verwijdering.
Het bevat hoofdstukken over moeilijkheden bij het vaststellen van de identiteit en de afgifte van reisdocumenten, evenals voorstellen voor operationele samenwerking tussen de lidstaten. Verder staan in de bijlagen bij het handboek (in afzonderlijke kolommen) enerzijds de belangrijkste elementen en anderzijds de voorgestelde oplossingen voor bovengenoemde aangelegenheden.
8499/3/03 REV 3
mdl/HF/dm
14
NL
Hoewel het voorzitterschap belang hecht aan vrijwillige terugkeer, die zowel op het niveau van de EU als op het niveau van de lidstaten een prioriteit moet blijven, wordt in dit handboek niet de vrijwillige terugkeer behandeld van de onderdanen van derde landen die vrijwillig vertrekken, aangezien hun verwijdering over het algemeen geen problemen oplevert en wordt uitgevoerd zonder begeleiders, volgens de bestaande nationale praktijken van de lidstaten.
Dit handboek moet worden gezien als een aanvulling op de reeds bestaande EU- instrumenten, zoals de beste praktijken van Schengen; het moet aan de hand van de ervaringen die worden opgedaan en de beste praktijken, worden bijgewerkt.
Dit handboek doet niets af aan de verplichtingen die voortvloeien uit communautaire en internationale wetgeving.
8499/3/03 REV 3
mdl/HF/dm
15
NL
II.
MOEILIJKHEDEN BIJ HET VASTSTELLEN VAN DE IDENTITEIT EN DE AFGIFTE VAN REISDOCUMENTEN
In gevallen waarin onderdanen van derde landen moeten worden verwijderd van het grondgebied van de Gemeenschap, zijn de belangrijkste problemen die zich voordoen met de afgifte of de verlenging van hun reisdocumenten, afgezien van het fundamentele vraagstuk van de erkenning en de aanvaarding van het standaardreisdocument van de Europese Unie (laissez-passer 1 ), de volgende: -
-
-
Weigering van onderdanen van derde landen om hun ware identiteit bekend te maken of anderszins samen te werken bij de documentatie. Weigering van onderdanen van derde landen om zich te melden bij de consulaire autoriteiten van de landen waarvan zij, met het oog op de afgifte van reisdocumenten, beweren onderdaan te zijn. Communicatieproblemen (omdat men een veel gebruikte taal niet kent of veinst die niet te kennen). Ontoereikende samenwerking van de zijde van de consulaire autoriteiten van hun land van herkomst, die krachtens het internationaal recht bevoegd zijn voor overname van hun eigen onderdanen, wat betreft de afgifte van reisdocumenten. Weigering van bepaalde landen om reisdocumenten af te geven wanneer de betrokkene niet instemt.
Zie voor een uitvoerige lijst van de problemen en de voorgestelde oplossingen bijlage 1. III. PROCEDURE VOOR DE VERWIJDERING VAN ONDERDANEN VAN DERDE LANDEN De lidstaten dienen alles in het werk te stellen om te zorgen voor de verwijdering van onderdanen van derde landen -
1
die niet langer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst in, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van de lidstaten, of wier aanwezigheid een gevaar is voor de openbare orde of de nationale veiligheid, of wier verwijdering is bevolen middels besluiten van de bevoegde autoriteiten, overeenkomstig de voorschriften in de internationale instrumenten op dit gebied.
Zie aanbeveling van de Raad van 30 november 1994 betreffende de aanneming van een standaard-reisdocument voor de verwijdering van onderdanen van derde landen (PB C 274 van 19.9.1996, blz. 18).
8499/3/03 REV 3
mdl/HF/dm
16
NL
Voor het verwijderen van personen die problemen kunnen veroorzaken, wordt aanbevolen gebruik te maken van een passende begeleiding. Voorzover nodig, kan het gebruik van door luchtvaartmaatschappijen ter beschikking gestelde begeleiders worden overwogen. Bij het treffen van de noodzakelijke tenuitvoerleggingsmaatregelen, dient rekening te worden gehouden met de bereidheid van de onderdaan van het derde land om mee te werken.
Zie bijlage 2 voor meer informatie over de procedure voor de verwijdering van onderdanen van derde landen en de voorgestelde oplossing.
Zie bijlage 3 voor meer informatie over begeleide verwijdering door de lucht.
IV.
OPERATIONELE MAATREGELEN
1.
METHODES VAN SAMENWERKING TUSSEN DE LIDSTATEN
-
Contactpunten
De lidstaten moeten een officieel contactpunt aanwijzen, bij voorkeur op operationeel niveau, waardoor het mogelijk wordt informatie uit te wisselen.
De lidstaten moeten de nadere gegevens betreffende de contactpunten doorgeven aan het secretariaat-generaal van de Raad, zodat de lijst van deze contactpunten kan worden aangevuld (zie bijlage 4).
Deze lijst moet vervolgens door het secretariaat-generaal van de Raad aan de lidstaten worden toegezonden.
8499/3/03 REV 3
mdl/HF/dm
17
NL
-
Uitwisseling tussen contactpunten van informatie over operationele praktijken
De door de lidstaten aangewezen permanente contactpunten - normaliter de contactpunten die binnen iedere lidstaat bevoegd is voor documentatie en verwijdering - vragen de respectieve contactpunten van de andere lidstaten om te helpen: -
bij het vaststellen van de identiteit van onderdanen van derde landen die verwijderd moeten worden.
-
wanneer er bijkomende contacten moeten worden gelegd met de consulaire autoriteiten van de landen van herkomst van de onderdanen van derde landen, in het bijzonder wanneer deze landen geen diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging hebben in de lidstaat die de verwijdering uitvoert.
-
met betrekking tot informatie over praktijken die worden gebezigd bij het verwijderen van onderdanen va n derde landen.
-
met andere nuttige informatie. -
Informatiebeheer
De permanente contactpunten moeten op verzoek van een lidstaat hulp verlenen bij het vergaren en uitwisselen van informatie over reisdocumenten en over de verwijdering van onderdanen van derde landen in overeenstemming met nationale wetgeving, onder meer betreffende de bescherming van persoonsgegevens. De analyse van de relevante gegevens en informatie door passende organen op nationaal en Gemeenschapsniveau wordt aanbevolen. 2.
INZET VAN VERBINDINGSFUNCTIONARISSEN (LO's) en IMMIGRATIEVERBINDINGSFUNCTIONARISSEN (ILO's)
LO's, in het bijzonder ILO's die in landen van terugkeer of doorreis zijn gestationeerd, mogen, voor zover hun nationale praktijken en procedure dit toelaten, helpen bij het vaststellen van de identiteit van onderdanen van derde landen en bij de terugkeer van deze onderdanen. In dit verband is voortdurende bijwerking van de lijst van ILO's van de lidstaten, in het kader van CIBGGI, van bijzonder belang.
8499/3/03 REV 3
mdl/HF/dm
18
NL
V.
OPLEIDING EN TRAINING
De opleiding en training van zowel het personeel dat belast is met het beheer van de te verwijderen onderdanen van derde landen als, indien nodig, de verbindingsfunctionarissen van de lidstaten, moeten worden bevorderd en verbeterd.
Er kan worden gedacht aan het beleggen van studiebijeenkomsten. Deze bijeenkomsten kunnen met regelmatige tussenpozen worden georganiseerd en kunnen, op basis van het in hoofdstuk VI bedoelde verslag, gebruik maken van de ervaring die de lidstaten hebben opgedaan.
In dit verband kan ook worden gedacht aan samenwerking tussen alle instanties die op dit gebied werkzaam zijn.
VI.
EVALUATIE
In dit verband zou regelmatige rapportage nuttig kunnen zijn. In de verslagen kunnen statistische gegevens en informatie worden opgenomen over de doeltreffendheid van de samenwerking en de contacten tussen de lidstaten en de ILO's, evenals voorstellen hoe dit handboek verder moet worden uitgewerkt.
De bevoegde instanties op communautair niveau moeten alle praktische regelingen treffen ten aanzien van zulke verslagen en de bijwerking en de follow- up van dit handboek.
8499/3/03 REV 3
mdl/HF/dm
19
NL
BIJLAGE 1
BELANGRIJKSTE ELEMENTEN
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
1. Inadequate samenwerking met de consulaire
Volgens de relevante internationale instrumenten
autoriteiten van de landen van herkomst.
moeten de consulaire autoriteiten van de landen van herkomst onmiddellijk op de hoogte worden gebracht zodat zij direct de noodzakelijke reisdocumenten kunnen afgeven. Binnen dit kader kan de onderdaan van het derde land ook, indien nodig, worden ondervraagd, mede om zijn identiteit gemakkelijker te kunnen vaststellen.
Indien er in de lidstaat waar het verwijderingsbesluit moet worden uitgevoerd, geen diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging is van het land van herkomst van de betrokkene, kunnen alle noodzakelijke documenten worden opgestuurd aan de diplomatieke of consulaire autoriteiten van zijn land in een andere staat. Vertegenwoordigers van de landen van herkomst kunnen ook worden verzocht om passende informatie te verstrekken over de nationaliteit van de te verwijderen persoon.
Indien de autoriteiten van het land van herkomst weigeren, of er niet in slagen, de reisdocumenten snel af te geven, wordt aanbevolen het ministerie van Buitenlandse Zaken middels een nota-verbaal of ieder ander passend middel te laten optreden.
2. Ontbreken van reisdocumenten
De identiteit van de betrokkene moet worden geverifieerd met alle geschikte middelen zoals: a) indien nodig en mogelijk, doorzoeken van zijn persoonlijke bezittinge n en huis, een en ander
8499/3/03 REV 3 BIJLAGE 1
mdl/HF/dm DG H I
20
NL
overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaat, b) gebruik van officiële kanalen zoals het SIS. Documentatie waarmee de consulaire autoriteiten op het eerste gezicht de identiteit van de onderdaan van het derde land kunnen vaststellen zodat zij de nodige reisdocumenten kunnen afgeven kan in het bijzonder zijn: identiteitspapieren, rijbewijzen, documenten die de nationaliteit aantonen, zeemansboekjes, dan wel kopieën ervan, evenals biometrische gegevens.
Ook contacten met verbindingsofficieren van de lidstaten in het derde land en met verbindingsofficieren uit de derde landen kunnen zeer nuttig zijn, voorzover die in overeenstemming zijn met de nationale praktijken en procedures.
Voorts wordt aanbevolen vingerafdrukken en foto's te nemen van de te verwijderen onderdaan van het derde land, teneinde diens identiteit vast te stellen, overeenkomstig de nationale en communautaire wetgeving en praktijken. 3. Gebruikte taal
Voor het uitvoeren van de verwijdering kunnen de autoriteiten van de lidstaat overwegen om, indien mogelijk en noodzakelijk, een taaldeskundige in te schakelen. Indien dit niet mogelijk is, kunnen de lidstaten overwegen om, indien noodzakelijk en in overeenstemming met hun nationale wetgeving of praktijken, een persoon in te schakelen die de taal spreekt (al dan niet als moedertaal).
8499/3/03 REV 3 BIJLAGE 1
mdl/HF/dm DG H I
21
NL
BIJLAGE 2 BELANGRIJKSTE ELEMENTEN
VOOR DE UITVOERING VAN DE UITZETTINGSBESLUITEN VEREISTE ACTIES EN MOGELIJKE METHODEN
1. Tenuitvoerlegging van verwijderings-
Het gebruik van beveiligde instellingen, waar de
besluiten
te verwijderen persoon kan worden geplaatst, wordt aanbevolen, indien de nationale wet daarin voorziet en met inachtneming van de wettelijke voorwaarden.
2. Verwijdering van minderjarigen
Detentie van minderjarigen moet worden vermeden. Indien detentie noodzakelijk is, en door de nationale wet wordt toegelaten, kunnen minderjarigen worden vastgehouden. Om de belangen van de minderjarige te beschermen, moet hij zo kort mogelijk en op een geschikte plaats worden vastgehouden. Bij verwijdering van niet-begeleide minderjarigen dient er van te voren voor worden gezorgd dat zij in hun land van terugkeer worden opgevangen door familieleden of door vertegenwoordigers van overheids- of andere adequate instellingen.
3. Verwijdering van kwetsbare personen
Het verwijderen van kwetsbare personen vereist bijzondere aandacht. Er moet worden gezorgd voor passende regelingen of hulp.
4. Opneming op lijsten van ongewenste
Het verwijderen van een onderdaan van een
personen
derde land van het grondgebied van de EU kan ook inhouden dat deze persoon wordt opgenomen in het SIS of op een nationale lijst van ongewenste personen, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de communautaire of de nationale wetgeving.
8499/3/03 REV 3 BIJLAGE 2
mdl/HF/dm DG H I
22
NL
5. Gebruik van het standaard-reisdocument
De betrokkene moet zo mogelijk worden
van de EU (Laissez-Passer)
verwijderd op basis van het standaard-reisdocument van de EU (Laissez-Passer). Wanneer het land van terugkeer aarzelt dit reisdocument te erkennen, moeten de lidstaten alles in het werk stellen om het laissez-passer erkend en aanvaard te krijgen, afgezien van de in dit verband op communautair niveau genomen initiatieven. Wanneer wordt overgegaan tot het gebruik van het laissez-passer moet niet worden geraakt aan bestaande nationale praktijken inzake het vragen om afgifte van reisdocumenten van de kant van diplomatieke of consulaire autoriteiten van het land van herkomst.
6. Verwijdering door georganiseerde charter-
Het organiseren van gezamenlijke chartervluchten
vluchten.
kan een zeer belangrijke maatregel zijn voor het verwijderen van onderdanen van derde landen.
Met name wat betreft de veiligheidsvoorschriften voor
verwijdering
door
de
lucht
middels
gezamenlijke chartervluchten, moeten de lidstaten goed kijken naar de huidige samenwerking van deskundigen op alle niveaus.
8499/3/03 REV 3 BIJLAGE 2
mdl/HF/dm DG H I
23
NL
BIJLAGE 3
BELANGRIJKSTE ELEMENTEN
VOORGESTELDE ACTIES
1. Het selecteren van de luchtvaartmaat-
Indien mogelijk verdient het gebruik van een
schappijens
rechtstreekse vlucht de voorkeur. Het gebruik van luchtvaartmaatschappijen van het land van terugkeer zou nuttig kunnen zijn.
2. Contact met de luchtvaartmaatschappijen
De gekozen luchtvaartmaatschappij moet ten volle op de hoogte worden gebracht van alle details inzake de verwijderingsoperatie, d.w.z. het aantal onderdanen van derde landen dat wordt verwijderd, hun nationaliteit, het aantal begeleiders, de te nemen veiligheidsmaatregelen en verder relevante informatie.
3. Keuze van de stoelen
Over de keuze van de stoelen voor de onderdanen van derde landen en de begeleider(s) moet overleg worden gevoerd met de luchtvaartmaatschappij.
4. Briefing van de begeleiders en de te verwijderen personen
De begeleiders moeten worden geïnformeerd over de aard van de verwijderingsoperatie en over hun taken. Er moet aan worden gedacht de repatrianten tijdig te informeren over de verwijderingsoperatie en de gevolgen van tegenwerking.
5. Incheck-procedures
De bevoegde autoriteiten moeten verantwoordelijk zijn voor de incheck-procedures. De begeleiders moeten op tijd op de luchthaven zijn zodat zij alle praktische regelingen kunnen treffen, met name contact kunnen opnemen met de gezagvoerder van het vliegtuig en de bemanning.
8499/3/03 REV 3 BIJLAGE 3
mdl/HF/dm DG H I
24
EN
6. Weigering van de gezagvoerder/luchtvaartmaatschappij om het vervoer uit te voeren
Wanneer de luchtvaartmaatschappij of de gezagvoerder van het vliegtuig weigeren de onderdaan van het derde land aan boord te nemen, moeten de bevoegde autoriteiten alles in het werk stellen om de verwijderingsoperaties voort te zetten en af te ronden.
7. Tegenwerking door de te verwijderen In geval van tegenwerking door de te verwijderen personen personen (actief of passief verzet) vóór het instappen of aan boord, moeten evenredige en afschrikkende legitieme middelen worden ingezet, overeenkomstig de nationale wet.
8499/3/03 REV 3 BIJLAGE 3
mdl/HF/dm DG H I
25
EN
BIJLAGE 4 OOSTENRIJK
??LGI Ë
DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: FAX: E MAIL: DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: FAX: E MAIL:
DENEMARKEN
DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: FAX: E MAIL:
FINLAND
DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: FAX: E MAIL:
FRANKRIJK
DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: FAX: E MAIL: DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: FAX: E MAIL:
DUITSLAND
5062/2/03 REV 2
jel/LEP/ld DG H II
26
NL
GRIEKENLAND
DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: Fax: E MAIL:
?ERLAND
DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: Fax: E MAIL:
?? ? L I Ë
DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: Fax: E MAIL:
LUXEMBURG
DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: Fax: E MAIL:
NEDERLAND
DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: Fax: E MAIL:
PORTUGAL
DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: Fax: E MAIL:
5062/2/03 REV 2
jel/LEP/ld DG H II
27
NL
SPANJE
DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: Fax: E MAIL:
ZWEDEN
DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: Fax: E MAIL:
VERENIGD KONINKRIJK
DIENST BEVOEGDE PERSOON TEL: Fax: E MAIL:
____________________
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 3 juni 2003 (04.06) (OR. en)
5062/2/03 REV 2 COR 1 (nl,en,fi,sv)
CORDROGUE 3 COWEB 76
CORRIGENDUM OP DE NOTA van: het voorzitterschap van de Horizontale groep drugs aan: het Coreper/de Raad
5062/2/03 REV 2
jel/LEP/ld DG H II
28
NL
Nr. vorig doc. Betreft:
5062/2/03 CORDROGUE 3 COWEB 76 REV 2 Ontwerp-actieplan inzake drugs van de EU en de Westelijke-Balkanlanden en de kandidaat- lidstaten (Bulgarije, Roemenië en Turkije)
Op bladzijde 13 wordt in punt IV (activiteiten), onder H,de tweede alinea als volgt gelezen: "De in dit plan vervatte initiatieven zullen worden gefinancierd uit de bilaterale samenwerkingsprogramma's en uit het CARDS-programma van de Europese Unie, alsmede uit andere begrotingsonderdelen."
_______________
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 23 mei 2003 (03.06) (OR. en)
5062/2/03 REV 2
CORDROGUE 3 COWEB 76
NOTA van: aan: Betreft:
I.
het voorzitterschap van de Horizontale groep drugs het Coreper/de Raad Ontwerp-actieplan inzake drugs van de EU en de Westelijke-Balkanlanden en de kandidaat- lidstaten (Bulgarije, Roemenië en Turkije)
INLEIDING
De Europese Raad van Feira van juni 2000 heeft bevestigd dat "zijn doel een zo volledig mogelijke integratie van de landen van deze regio in de politieke en economische hoofdstroom van Europa
5062/2/03 REV 2
jel/LEP/ld DG H II
29
NL
blijft, via het stabilisatie- en associatieproces, politieke dialoog, liberalisering van de handel en samenwerking inzake justitie en binnenlandse zaken. Alle betrokken landen zijn potentiële kandidaten voor het lidmaatschap van de EU. De Unie zal het stabilisatie- en associatieproces steunen door het verlenen van technische en economische hulp."
De Europese Raad van Laken van december 2001 heeft bevestigd dat de "Europese Unie er alles aan [heeft] gedaan om de landen van de regio aan te moedigen en bij te staan om hun inspanningen in het kader van het stabilisatie- en associatieproces voort te zetten. Het vooruitzicht op toetreding en de bijstand die de Unie verleent zijn van fundamenteel belang voor de bevordering van dat proces, waarbij de rechten van de mens, de democratische beginselen en de internationaal erkende grenzen moeten worden geëerbiedigd."
5062/2/03 REV 2
jel/LEP/ld DG H II
30
NL
In het EU-actieplan inzake drugs (2000-2004) wordt verwezen naar "optimale benutting van de nieuwe door het Verdrag van Amsterdam geboden mogelijkheden, in het bijzonder de artikelen over drugsbestrijding, politiële en justitiële samenwerking, alsmede de gemeenschappelijke minimumnormen inzake wetgeving (doelstelling 7 van de strategie)" en worden de lidstaten tevens aangespoord tot het "bevorderen [van] regionale samenwerking wanneer zij te maken hebben met vergelijkbare drugsproblemen".
Tijdens de conferentie van Londen over georganiseerde criminaliteit in Zuidoost-Europa (25 november 2002) hebben de EU en de internationale partners overeenstemming bereikt over een strategie ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit in de regio (de "Verklaring van Londen"), en hebben de landen van de regio zich ertoe verbonden deze strategie uit te voeren via landenspecifieke terreinen voor prioritaire actie.
Tijdens de conferentie is benadrukt hoezeer de georganiseerde criminaliteit de stabiliteit van de regio bedreigt. Er zijn afspraken gemaakt en er werden mogelijke actieterreinen vastgesteld voor Bosnië en Herzegovina, Albanië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM), Kroatië en voor Servië en Montenegro.
Op basis hiervan heeft het Griekse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie het actieplan van de Europese Unie en de Balkanlanden inzake drugs opgesteld.
Het is nu aan de landen van de regio om hun toezeggingen betreffende het boeken van reële vooruitgang in bestrijding van drugs en van georganiseerde criminaliteit in het algemeen gestand te doen.
II.
DOELSTELLING
Het doel van het voorgestelde ontwerp-actieplan is het scheppen van een samenhangend kader voor samenwerking tussen de Europese Unie, de kandidaat-lidstaten (Bulgarije, Roemenië en Turkije) en de Westelijke-Balkanlanden (de landen van het stabilisatie- en associatieproces) Albanië, de FYROM, Servië en Montenegro, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, en tevens de inspanningen te coördineren bij de uitvoering van de verschillende EU-programma's (PHARE, institutionele opbouw, samenwerkingsverbanden, CARDS enz.), om aldus de stabiliteit en de veiligheid van de regio en van de Europese Unie te vergroten.
5062/2/03 REV 2
jel/LEP/ld DG H II
31
NL
Het actieplan schraagt het proces dat gestart is met de Conferentie van Londen over georganiseerde criminaliteit in Zuidoost-Europa van 25 november 2002, waar de relatie tussen verschillende smokkelwijzen via de Balkanroute belicht werd, en bouwt daarop voort.
In overeenstemming met de beginselen van de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de VN en de EU-strategie gaat het hier om een allesomvattend, multidisciplinair, algemeen plan dat zowel vermindering van de vraag als van het aanbod beoogt.
De analyse van de situatie en van de activiteiten in het actieplan is mede gebaseerd op de conclusies van het seminar over de Balkanroutes voor heroïnesmokkel, dat op 10-12 februari 2003 in Athene plaatsvond. Het voorliggende actieplan is een aanvulling op het EU-actieplan voor Centraal- Azië en op acties van de voornaamste donoren in de regio, zoals de Commissie- initiatieven CADAP (Central Asia Drug Action Programme), SCAD (South Caucasus Action Drug Programme) en BUMAD (Belarus, Ukraine, Moldova Action Drug Programme).
Het actieplan moet de drugsbestrijdingsactiviteiten in de regio intensivering door middel van de coördinatie van de activiteiten van de partnerlanden, de Commissie, Europol, het EWDD, het SECI en het "Adriatic and Ionian Sea Initiative".
Het actieplan staat open voor samenwerking met derde landen langs de Balkanroutes die geconfronteerd worden met drugssmokkel.
Bij de samenwerking zal worden uitgegaan van: •
eerbiediging van het internationaal recht, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden;
•
de beginselen die zijn aangenomen tijdens de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de VN over drugs van juni 1998, waaronder gedeelde verantwoordelijkheid;
•
de richtsnoeren van de drugsstrategie van de Europese Unie (2000-2004) en het daarop gebaseerde actieplan;
•
de bestaande stabilisatie- en associatieovereenkomsten tussen de Europese Unie en de Balkanlanden;
5062/2/03 REV 2
jel/LEP/ld DG H II
32
NL
•
de afspraken die zijn gemaakt tijdens de Conferentie van Londen over georganiseerde criminaliteit in Zuidoost-Europa en de met de landen van de regio overeengekomen landenspecifieke prioritaire actieterreinen;
•
een geïntegreerde en evenwichtige aanpak op basis van partnerschap;
•
steun van de Europese Unie om de Balkanlanden in staat te stellen hun verbintenissen inzake drugsbestrijding na te komen;
•
uitvoering van de maatregelen ter bestrijding van synthetische drugs die worden genoemd in Raadsdocument 12452/2/02 CORDROGUE 81 REV 2;
•
de Europol-Overeenkomst en het besluit van de Raad van 13 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Raad van 27 maart 2002 houdende machtiging van de directeur van Europol om onderhandelingen aan te knopen over overeenkomsten om vormen van georganiseerde criminaliteit op een doeltreffende wijze via Europol te bestrijden met Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de FYROM en Servië en Montenegro.
De Europese Unie en de Balkanlanden bevestigen dat de bestrijding van alle illegale smokkel- en georganiseerde misdaadactiviteiten in verband met de drugshandel in de gehele regio staat of valt met internationale samenwerking. Daarom willen zij er alles aan doen om de samenwerking van de Europese Unie met andere initiatieven in de regio te bevorderen (UNODC, stabilisatie- en associatieproces, Raad van Europa, OVSE, South-Eastern Europe Cooperation Process, Adriatic and Ionian Sea Initiative, Southeast European Cooperative Initiative/SECI, het Vlora-centrum voor smokkelbestrijding enz.), met de medewerking van Europol en het EWDD, voorzover dat binnen hun bevoegdheden ligt.
Bijstand aan de partnerlanden zal worden verleend op nationaal, sub- nationaal, regionaal en subregionaal niveau, met name bij de ontwikkeling van beleid en bij de institutionele opbouw, zodat deze landen hun mogelijkheden om het drugsprobleem aan te pakken kunnen vergroten. De activiteiten zullen worden gecoördineerd met andere EU-programma's en -organen (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, Europol, Eurojust, het Europees Justitieel Netwerk, de Europese Commissie, het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie enz.), waarbij rekening zal worden gehouden met de verbintenissen van de Verklaring van Londen en de landenspecifieke prioritaire actieterreinen.
5062/2/03 REV 2
jel/LEP/ld DG H II
33
NL
III. OVERZICHT VAN DE SITUATIE
a)
Heroïne vormt een grote bedreiging voor Europa. De Balkan is het belangrijkste doorvoergebied bij de voor drugssmokkel vanuit de Centraal-Aziatische landen van herkomst naar de landen van de Europese Unie. 90 à 95% van alle heroïne komt naar Europa vanuit Afghanistan. De productie aldaar is inmiddels weer op het niveau van 1995 (3.400 ton). Er is echter niet langer sprake van slechts één Balkanroute, zoals vroeger (rechtstreeks van Turkije naar Duitsland, Nederland of Italië), maar er bestaan verschillende routes.
b)
De Centraal- Aziatische landen spelen een bijzonder belangrijke rol in het opium- en heroïneverkeer naar de Europese Unie. Hun sleutelrol kan worden verklaard door de nabijheid van Afghanistan en andere opiumproducerende Zuid-West-Aziatische landen en uit het feit dat sommige Centraal-Aziatische landen ook van oudsher of in potentie opiumproducenten zijn. Als niet wordt opgetreden tegen de opiumteelt en drugssmokkel in Centraal- Azië, dan zouden de veiligheid en de wederopbouw van Afghanistan ernstig worden ondermijnd. De drugssituatie in Afghanistan en in zijn buurlanden kan negatieve gevolgen hebben voor de stabiliteit van de regio en de gehele wereld. Afghanistan is het belangrijkste land van herkomst. De recente toename van de productie is een groot probleem. Wat de inspanningen van de internationale gemeenschap ten behoeve van de wederopbouw van het land betreft, heeft het UK het voortouw genomen op drugsgebied.
c)
In de Balkanlanden neemt het gebruik van vooral synthetische drugs toe.
d)
Smokkelorganisaties, die vaak ook actief zijn op andere gebieden van criminaliteit, zoals mensenhandel en smokkel, zijn zeer flexibel. Ze passen hun routes aan de veranderingen in de politieke, wetshandhavings- en economische omstandigheden aan.
e)
De corruptie stimuleert de productie van en de handel in illegale drugs en vormt, in combinatie met het zwakke gerechtelijk apparaat en de gebrekkige rechtsstaat, een belemmering voor de duurzame economische ontwikkeling van de regio.
5062/2/03 REV 2
jel/LEP/ld DG H II
34
NL
IV.
ACTIVITEITEN
A.
Strategische planning
Het is van essentieel belang te kunnen beschikken over een overzicht op internationaal, regionaal en nationaal niveau teneinde er zeker van te kunnen zijn dat geen enkel aspect van het probleem uit het oog verloren wordt en dat de middelen - zowel uit nationale als uit openbare en externe particuliere bronnen - goed zijn toegesneden op de prioritaire actieterreinen. Er is een gestructureerde aanpak nodig die alle deelnemers actief bij de samenwerking betrekt en waarmee dubbel werk wordt voorkomen. Voor de VN is een zeer belangrijke rol weggelegd, en dan vooral voor het VN-bureau voor drugs- en misdaadbestrijding.
De activiteiten van dit actieplan zullen zo nodig in de volgende vormen van ondersteuning bestaan: •
regeringsinstellingen helpen, in coördinatie met andere actoren, bij de uitwerking en uitvoering van nationale strategische richtplannen en actieplannen voor het ontwikkelen van concrete projecten en activiteiten;
•
regeringen helpen bij het opzetten van horizontale coördinatie-organen voor drugs;
•
regeringsinstellingen helpen, in coördinatie met andere actoren in de regio, bij de uitwerking en uitvoering van een regionale totaalstrategie;
•
met alle belanghebbende partijen streven naar samenhang en complementariteit, zodat de activiteiten op doeltreffende wijze en zonder doublures worden uitgevoerd;
•
de Westelijke-Balkanlanden helpen bij het opzetten van een netwerk van knooppunten zoals dat reeds bestaat in het kader van EWDD-REITOXnetwerk;
•
ondersteunen van de acties en prioriteiten die zijn afge sproken op de Conferentie van Londen over georganiseerde criminaliteit in Zuid-Oost-Europa van 25 november 2002;
• B.
regelmatig evaluaties en beoordelingen opstellen op basis van duidelijke criteria.
Wetgeving en institutionele opbouw
De Verklaring van de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de NV en het acquis van de Europese Unie op het gebied van drugsbestrijding, zowel wat de wetgeving als wat de operationele middelen en acties betreft, moeten de basis vormen voor het actieplan.
5062/2/03 REV 2
jel/LEP/ld DG H II
35
NL
Een doeltreffend rechtsstelsel vormt een bescherming voor het individu en bevat een definitie van wat onder criminele activiteiten moet worden verstaan. Een dergelijk systeem voorziet in handhavingsprocedures, bakent de bevoegdheden en beperkingen van de wetshandhavingsdiensten af en vormt de basis voor de strafrechtspleging.
Op basis van de wetgeving kunnen passende instellingen die actief zijn of kunnen worden bij het aanpakken van de drugsproblematiek profijt trekken van de ervaringen van de Europese Unie. Het omschrijven van de rol van de verschillende betrokken wetshandhavingsdiensten, zowel in het kader van wetgevings- als van operationele procedures met het oog op complementariteit en doeltreffende samenwerking, is van cruciaal belang, hetgeen ook geldt voor het wetgevingskader voor diensten die grensoverschrijdend samenwerken, bijvoorbeeld bij gecontroleerde afleveringen.
Verder moet bij de strafbedeling een onderscheid worden gemaakt tussen plegers van ernstige strafbare feiten en verslaafden, die eerder baat zullen hebben bij medische zorg dan bij een gevangenisstraf.
Mogelijke activiteiten: ·
helpen om de wetten op EU- niveau te brengen en ze uit te voeren;
·
helpen bij de uitvoering van de terzake geldende VN-Verdragen, waaronder het VN-Verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad;
·
ondersteunen van het gerechtelijk apparaat in drugszaken, bijvoorbeeld door het verbeteren van de organisatie en het opleiden van openbaar aanklagers en rechters en het toezien op onder meer de eerbiediging va n de mensenrechten;
·
helpen bij de bewustmaking en de inschakeling van het maatschappelijk middenveld in het kader van de drugsbestrijding;
·
ondersteunen van drugspreventie, maatschappelijke bescherming, herintegratie van drugsverslaafden en het beperken van de risico's;
·
programma's ter versterking van de integriteit van het gerechtelijk, wetshandhavings- en regeringspersoneel. Ontwikkelen en uitvoeren van nationale corruptiebestrijdingsplannen in verband met de drugshandel: oprichten van onafhankelijke eenheden voor het onderzoek van rechters en openbaar aanklagers die verdacht worden van criminele activiteiten;
·
ontwikkeling van een netwerk voor justitiële samenwerking.
9054/2/03 REV 2
ons/SME/ls DG H II
36
NL
C.
Wetshandhavings- en justitiële samenwerking
De wetshandhavings- en justitiële samenwerking tussen de Europese Unie en de Balkanlanden moet verlopen volgens de VN-normen en -regels, vooral op strafrechtelijk gebied: het Verdrag van de VN tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Verdrag van Wenen van 1988), alsmede de maatregelen ter bevordering van justitiële samenwerking (uitlevering, wederzijdse rechtshulp, overdracht van strafvervolging, opleiding en andere vormen van samenwerking, gecontroleerde aflevering enz.) die zijn aangenomen door de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (SAVVN).
In de strijd tegen drugsproductie en -handel staan de wetshandhavingsdiensten in de voorste linie., Dit zijn vaak de eerste officiële instanties waarmee personen die zich aan drugsmisbruik schuldig maken in contact komen. Hun doeltreffendheid en die van de ondersteunende forensische laboratoria, zijn essentieel voor de bestrijding van de criminele aspecten van drugs.
De rechtspraak in de landen van de regio moet zich consequent opstellen tegenover delinquenten, om te voorkomen dat de strafmaat negatieve gevolgen heeft voor de bestrijding van de handel en daarmee verband houden strafbare feiten doordat er in en tussen landen "zwakke plekken" ontstaan.
In dit verband moeten de partners het volgende overwegen: ·
ondersteunen van operationele projecten ter bestrijding van de aanvoer van drugs en het ontmantelen van georganiseerde criminele groepen die bij de drugshandel betrokken zijn;
·
ondersteunen van de modernisering van de wetshandhavingsdiensten en van de operationele methodes (strategische en operationele analyse van informatie, risicoanalyse, onderzoeksprocedures en het verzamelen, analyseren, uitwisselen, verspreiden en benutten van informatie, bevorderen van een uniform statistisch model voor drugsvangsten);
·
ondersteunen van de verbetering van grensoverschrijdende beveiligingsmaatregelen waaronder een geïntegreerde-grensbeheersstrategie in (lucht)havens en op (spoor)wegen, vooral bij knelpunten, door middel van projecten en programma's;
9054/2/03 REV 2
ons/SME/ls DG H II
37
NL
·
bevorderen van de inter-regionale samenwerking tussen wetshandhavingsdiensten, onder meer door het uitwisselen van informatie en door operationele samenwerking;
·
intensivering van de informatie- uitwisseling tussen de wetshandhavingsdiensten in de Europese Unie en op de Balkan;
·
ondersteunen van modernisering, bevordering van samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de forensische laboratoria van de EU en de Westelijke-Balkanlanden (landen van het stabilisatie- en associatieproces) en de kand idaat-lidstaten (Bulgarije, Roemenië en Turkije);
·
ontwikkelen van drugsnetwerk voor informatie- uitwisseling tussen de Europese diensten, met name Europol en Eurojust en de lokale drugsbestrijdingsdiensten;
·
organiseren van spectaculaire operaties ("high impact operations") ter bestrijding van de drugssmokkel langs de Balkanroutes in de regio, waarbij ten volle gebruik moet worden gemaakt van Europol en van andere regionale initiatieven voorzover dit wettelijk mogelijk is;
·
stimuleren en faciliteren van samenwerking tussen verschillende diensten (politie, douane, justitie);
·
bevorderen van het gebruik van gecontroleerde afleveringen en andere speciale onderzoeksmethoden en het invoeren van nationale wetgeving daar waar nodig, alsook bevorderen van opleiding en ondersteuning van wetshandhavingsdiensten en gerechtelijke organen;
·
ondersteunen van doortastend optreden tegen personen en criminele bendes, onder meer door het in beslag nemen van opbrengsten en het instellen van speciale kamers bij rechtbanken voor drugszaken en andere ernstige vormen van criminaliteit;
·
ontwikkelen van een netwerk voor justitiële samenwerking;
·
ontwikkelen van nationale drugsknooppunten inzake wetshandhaving, waaronder drugscoördinatie-eenheden, en de oprichting van nationale centra voor documentatie, voorlichting en communicatie met betrekking tot drugs;
·
ontwikkelen van een informatie-uitwisselingssysteem betreffende nieuwe synthetische drugs op de Westelijke Balkan (landen van het stabilisatie- en associatieproces) en in de kandidaatlidstaten (Bulgarije, Roemenië en Turkije), vergelijkbaar met het systeem dat is opgezet krachtens het Gemeenschappelijk Optreden van 16 juni 1997 betreffende nieuwe synthetische drugs.
9054/2/03 REV 2
ons/SME/ls DG H II
38
NL
D.
Toezicht op precursoren en essentiële chemicaliën
Alle maatregelen in het kader van dit actieplan moeten in overeenstemming zijn met artikel 12 van het Verdrag van Wenen van 1988 en met de maatregelen die vervat zijn in de Politieke verklaring van de SAVVN. Bij de uitvoering is een specifieke taak weggelegd voor de Internationale Controleraad voor verdovende middelen, de INCB.
De aard van het product brengt met zich mee dat toezicht op precursoren niet altijd even eenvoudig is, omdat de meeste ervan nodig zijn voor legale, grootschalige toepassingen. Voor de Balkanlanden is de juridische en technische bijstand die de Europese Unie met name levert in het kader van het PHARE-programma bijzonder nuttig. De douanediensten hebben, samen met de diensten die vergunningen afgeven en met de politie, een zeer belangrijke rol te spelen bij het voorkomen van oneigenlijk gebruik van precursoren, en wel op de volgende wijze: ·
toezien op een passende pre-screening van partijen precursoren voordat deze hun douanegebied verlaten;
·
verzamelen en analyseren van informatie met het oog op inlichtingen waarmee kan worden geanticipeerd op ontwikkelingen met betrekking tot oneigenlijk gebruik;
·
delen van informatie op nationaal, regionaal en internationaal niveau;
·
aanmoedigen en bijstaan van de Balkanlanden bij het sluiten van convenanten met de chemische industrie om het oneigenlijk gebruik van precursoren voor de vervaardiging van illegale drugs en psychotrope stoffen te voorkomen en verdachte zendingen op te sporen;
·
opstellen van een - regelmatig bij te werken - lijst van bevoegde autoriteiten en totstandbrenging van een netwerk van personen die verantwoordelijk zijn voor de controle op precursoren.
Steun zou kunnen bestaan in: ·
opleiding van ambtenaren in de Balkanlanden die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op precursoren in het administratieve en het wetshandhavingsveld. Een dergelijke opleiding, bij voorkeur op basis van passende wetgeving, moet vooral bijstand omvatten op het gebied van de wetgeving betreffende toezicht op precursoren en forensische technieken ter bestrijding van oneigenlijk precursorengebruik (hierbij zou Europol een zeer belangrijke rol kunnen spelen);
9054/2/03 REV 2
ons/SME/ls DG H II
39
NL
·
versterking van nationale en regionale systemen voor het toezicht op precursoren, vooral op het gebied van informatie, zoals mechanismen voor het ramen van productiecapaciteit wat betreft stoffen onder toezicht, werkelijk geproduceerde hoeveelheden en de behoeften van het legitieme bedrijfsleven;
·
bevordering van informatie-uitwisseling en verdere ontwikkeling van systemen voor het toezicht op en het onderzoek van oneigenlijk gebruik, met bijzondere nadruk op de activiteiten van regionale instanties;
·
bevordering van de uitwisseling van praktische ervaring inzake toezicht op precursoren om een efficiëntere samenwerking binnen de regio en met de EU te bevorderen;
*
advies over juridische en operationele toezichtsmechanismen om oneigenlijk gebruik van en illegale handel in precursoren te voorkomen;
·
ondersteuning van rechtshandhavingsinstanties bij het vervullen van hun taak.
E.
Witwassen van geld
De volgende concrete maatregelen kunnen worden overwogen: ·
steun aan activiteiten ter bestrijding van het witwassen van geld en de identificatie, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van de opbrengst van de productie en de distributie van drugs en de illegale handel in drugs;
·
verbintenissen op hoog niveau om het witwassen van geld te bestrijden, vooral wat betreft de toezeggingen die tijdens de conferentie van Londen van 25 november 2002 zijn gedaan;
·
uitvoering geven aan de aanbevelingen van de FATF (Financiële Actiegroep Witwassen van Geld) en toepassing van de huidige EG-wetgeving, alsmede steunverlening bij de ontwikkeling van wetgeving en de oprichting van financiële inlichtingeneenheden (FIE's);
·
toepassing van de aanbevelingen die het resultaat zijn van de evaluaties van Moneyval wat betreft het witwassen van geld, in het kader van de Raad van Europa;
·
het bieden van passende opleidingscapaciteiten voor zowel de overheid als de banksector en de financiële sector;
·
organisatie van seminars met de steun van Europol over financiële analyse, analyse van financiële transacties en het witwassen van geld.
9054/2/03 REV 2
ons/SME/ls DG H II
40
NL
F.
Terugdringing van de vraag
De internationale illegale handel in drugs is afhankelijk van de vraag. Alle programma's en maatregelen in het kader van dit actieplan worden gebaseerd op de door de SAVVN aangenomen verklaring over de richtsnoeren inzake vraagvermindering en het daarmee verband houdende actieplan. Daarnaast kunnen de ervaring van de EU en haar lidstaten op het gebied van terugdringing van de vraag, de analyse en de ervaring van het EWDD, alsmede de doelstellingen van het actieplan van de EU inzake drugsbestrijding wellicht als een waardevolle basis voor samenwerking en als inspiratiebron worden benut.
Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het probleem van de synthetische drugs, heroïne, cocaïne en crack. De vorm en de omvang van het drugsgebruik hebben zich snel onder andere bevolkingsgroepen verspreid, vooral onder jonge en de stedelijke bevolkingsgroepen.
De groei van de vraag is in belangrijke mate toe te schrijven aan het gebrek aan onderwijs en economische ontwikkeling en aan sociale achterstelling en verkeerde rolmodellen. Wil men de vraagtoename aanpakken, dan moet opnieuw worden gekeken naar de oorzaak ervan. Sociaal beleid, waarbij alternatieve activiteiten worden bevorderd, alsmede het geven van doelgericht onderwijs aan jongeren en bijzonder kwetsbare groepen, en niet in de laatste plaats activiteiten die tegenwicht bieden aan de sociale druk om drugs te gaan gebruiken, zijn nodig.
Ook leveranciers en drugshandelaren creëren vraag, niet in de laatste plaats doordat zij de personen die bij smokkel en distributie betrokken zijn, in natura betalen, en dezen zo dus onder druk worden gezet om hun illegale producten op de lokale markt te verkopen. Economische en sociale ontwikkeling, al dan niet specifiek gericht op vraagvermindering, kan de vraag naar drugs sterk beïnvloeden.
Tot de specifieke activiteiten uit hoofde van dit plan kunnen behoren: ·
ondersteuning van acties die vermindering van de vraag ten doel hebben en zijn afgestemd op bevolkingsgroepen met een hoog risico (Roma, drugsverslaafden in gevangenissen, enz.);
·
ondersteuning voor beperking van het risico;
·
informatie-uitwisseling over indicatoren betreffende drugsgebruik en drugsverslaving en betreffende de gevolgen ervan voor de volksgezondheid en de samenleving;
9054/2/03 REV 2
ons/SME/ls DG H II
41
NL
·
bilaterale en multilaterale initiatieven gericht op de terugdringing van het aanbod van en de vraag naar synthetische drugs in de EU en in de landen van de Westelijke Balkan (landen van het stabilisatie- en associatieproces) en de kandidaat- lidstaten (Bulgarije, Roemenië en Turkije);
·
ondersteuning van preventieprogramma's;
·
informatie-uitwisseling over programma's voor vroegtijdige interventie en preventie via de bestaande kanalen, bijvoorbeeld via het EWDD en het REITOX- netwerk;
·
oprichting van rehabilitatiecentra voor drugsverslaafden.
G.
Uitwisseling van beste praktijken
Voorts moet de uitwisseling van ervaringen, kennis en praktijken die in beide regio's bij de terugdringing van vraag en aanbod zijn vergaard, worden aangemoedigd.
H.
Financiering en follow-up
Voor de lidstaten en de Europese Commissie is de financiering van projecten in verband met drugs een prioriteit bij hun samenwerkingsinspanningen.
De in dit plan vervatte initiatieven zullen worden gefinancierd uit de bilaterale samenwerkingsprogramma's en uit het CARDS-programma van de Europese Unie, alsmede uit andere begrotingsonderdelen. De begunstigde landen zullen tevens om medefinanciering worden verzocht.
Ieder jaar bepalen de partners gezamenlijk de prioriteiten van het actieplan op basis van een beoordeling van de samenwerking en van de toestand in de regio.
_______________
9054/2/03 REV 2
ons/SME/ls DG H II
42
NL
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 27 mei 2003 (03.06) (OR. en)
9054/2/03 REV 2
LIMITE ENFOPOL 36
NOTA van: aan: nr. vorig doc.: Betreft:
1.
het Comité van artikel 36 het COREPER/de Raad 9054/03 ENFOPOL 36 Strategiedocument over het terroris me
Tijdens zijn zitting van 28/29 januari 2002 heeft de Raad (Algemene Zaken) zijn goedkeuring gehecht aan een document betreffende de opstelling van voorstellen voor besluiten waarmee structureel of incidenteel kan worden gereageerd op de problemen en de behoeften die de betrokken diensten van de lidstaten ondervinden in het kader van de anti-terreursamenwerking (14574/1/01 ENFOPOL 141 REV 1).
2.
a)
Ingevolge deze procedure heeft het Griekse voorzitterschap onderstaande teksten voorgelegd aan de Groep terrorisme: -
uniforme codering van informanten met hoog risico;
-
conclusies van de Diagoras-studiebijeenkomst over de bestrijding van terrorisme bij grote sportevenementen (Athene, 10/11 april).
9054/2/03 REV 2
ons/SME/ls DG H II
43
NL
b)
Op 24/25 maart 2003 is in de vergadering van het Comité van artikel 36 overeenstemming bereikt over de tekst betreffende de uniforme codering van informanten met hoog risico, terwijl de Groep terrorisme tijdens haar vergadering van 6 mei 2003 een akkoord bereikte over de conclusies van de Diagoras-studiebijeenkomst. Bij deze gelegenheid pleitte de Nederlandse delegatie voor een vorm van samenwerking die verdergaat dan het produceren van een handboek.
3.
Tijdens zijn bijeenkomst van 15/16 mei 2003 heeft het Comité van artikel 36 overeenstemming bereikt over de teksten in de bijlage bij document 9054/03 ENFOPOL 36.
4.
De Raadsinstanties bestuderen thans een nota van de Commissiediensten over regelgeving ten aanzien van explosieven (follow-up van de aanbeveling in document 14574/1/01 ENFOPOL 141 REV 1).
5.
Het Comité van artikel 36verzoekt het Coreper de teksten in de bijlage ter goedkeuring voor te leggen aan de Raad.
9054/2/03 REV 2
ons/SME/ls DG H II
44
NL
BIJLAGE 1 (7124/1/03 ENFOPOL 16 REV 1: Uniforme codering van informanten met hoog risico a) -
b) -
-
-
-
Kenmerken van het systeem doelgroep: onbetrouwbare informanten met "hoog-risico"; de lidstaten gebruiken een speciaal classificatiesysteem; het classificatiesysteem genereert een nummer; dit nummer wordt toegezonden aan Europol; aan Europol worden geen namen verstrekt; de namen van de informanten blijven berusten bij de ter zake bevoegde lokale autoriteit; in de lidstaten en bij Europol wordt speciaal geselecteerd personeel aangewezen om met het systeem te werken; is er sprake van een hit (twee dezelfde nummers) dan geeft Europol deze informatie aan de respectieve lidstaten door; de lidstaten nemen bilateraal contact met elkaar op voor verdere uitwisseling van informatie; gaat het om één en dezelfde informant, dan kunnen de lidstaten desgewenst gebruik maken van eerdere ervaringen die de autoriteiten van andere lidstaten hebben opgedaan; dit gegevenssysteem functioneert al tussen Europol en België, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, zodat geen nieuw datasysteem nodig is; Europol zorgt voor de beschikbaarheid van het coderings- en classificatiesysteem en geeft opleiding en advies. Aanbevelingen van de terrorismedeskundigen Gezien de gevoeligheid van de terrorismebestrijding zijn de deskundigen het eens geworden over de noodzaak een aanpak methode te vinden om met informanten met "hoog-risico" om te gaan. Zoals bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit is gebleken, kan een dergelijk systeem het risico van het werken met dergelijke informanten verlagen. De deskundigen waren het er ook over eens dat dit systeem zeer gevoelig is en dat de toegang tot de informatie en de toepassing van dit systeem daarom zeer beperkt moet worden gehouden. Aangezien in sommige lidstaten al met dit soort systemen wordt gewerkt, terwijl dat in andere lidstaten nog niet het geval is, zou Europol kunnen overwegen het systeem in te voeren en begin 2004 een deskundigenvergadering te organiseren die speciaal bedoeld is voor de laatstgenoemde lidstaten. Overwogen moet worden de toetredende landen bij deze activiteit te betrekken. ________________________
9054/2/03 REV 2 BIJLAGE 1
ons/SME/ls DG H II
45
NL
BIJLAGE 2
(8679/03 ENFOPOL 28: Conclusies van de DIAGORAS-studiebijeenkomst over de bestrijding van terrorisme bij grote sportevenementen - Athene, 10-11 april 2003)
CONCLUSIES
1.
De deelnemers erkenden dat de dreiging van het terrorisme, die tegenwoordig ook uitgaat van terroristische netwerken, een constant gegeven is. Bovendien wordt deze dreiging beïnvloed door en houdt zij rechtstreeks verband met politieke ontwikkelingen op internationaal niveau.
2.
Er werd opgemerkt dat grote internationale sportevenementen, met name de Olympische Spelen, voor terroristische organisaties of individuele personen een gelegenheid kunnen zijn om terroristische daden te stellen en aldus via de media propaganda te maken voor hun illegale en criminele doelstellingen.
3.
Benadrukt werd dat asymmetrische dreigingen, cyberterrorisme en het gebruik van radioactief, biologisch en chemisch materiaal vormen van terrorisme zijn waaraan men vooral bij de organisatie van grote sporteveneme nten, met name de Olympische Spelen, dreigt te worden blootgesteld.
4.
Alle deelnemers verklaarden met klem dat zij overtuigd zijn van de noodzaak van een hechte samenwerking en onderlinge coördinatie van de inspanningen om de terroristische dreiging bij grote sportevenementen, met name de Olympische Spelen, aan te pakken.
5.
Voor een betere beoordeling van (dreigende) terroristische gevaren met het oog op de planning van preventieve strategieën en doeltreffender acties, is het noodzakelijk de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en internationale organisaties te automatiseren en de gegevens via gevestigde communicatiesystemen versneld door te geven.
6.
Gedurende de cruciale periode voor en tijdens toekomstige grote sportevenementen, is een correcte en permanente beoordeling van het niveau van de terroristische dreiging en de van deelnemende landen en internationale organisaties ontvangen informatie, van cruciaal belang voor een preventief optreden en een betere planning van de beveiligingsmaatrege len.
8296/2/03 REV 2
pau/NGS/ih DG H III
46
NL
7.
De deelnemers onderstreepten de belangrijke rol die EUROPOL, INTERPOL, het SECICENTRUM, en andere internationale organisaties spelen bij het verzamelen en analyseren van informatie en het beoordelen van de terroristische dreigingen. Het doorgeven van deze informatie aan de betrokken gastlanden is van cruciaal belang voor een veilig verloop van grote sportevenementen.
8.
De contacten tussen nationale deskundigen in het kader van gewone of buitengewone vergaderingen en ook de contacten tussen verbindingsofficieren worden beschouwd als nuttige elementen om de samenwerking op operationeel niveau te waarborgen en te vergemakkelijken zodat met name de Olympische Spelen veilig kunnen verlopen.
9.
Erkend werd dat voor een veilig verloop van grote sportevenementen de moderne technologie, vooral het preventief gebruik van biometrische systemen, een nuttig instrument is.
10.
De deelnemers wezen erop dat er meer van dit soort studiebijeenkomsten moeten worden belegd. Hierbij speelt de Europese Commissie een belangrijke rol, aangezien zij via programma's als AGIS behulpzaam kan zijn bij de praktische organisatie van dergelijke studiebijeenkomsten.
11.
De ter zake bevoegde Raadsinstanties dienen een gemeenschappelijk handboek op te stellen met een overzicht van de beste praktijken die bij grote sportevenementen, met name de Olympische Spelen, toepassing moeten vinden.
__________________
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 4 juni 2003 (OR. en)
8296/2/03 REV 2
pau/NGS/ih DG H III
47
NL
9938/03
OJ/CONS 35 JAI 155
VOORLOPIGE AGENDA Vergadering: 2514e zitting van de RAAD VAN DE EUROPESE UNIE (Justitie en Binnenlandse Zaken) Datum:
Luxemburg, donderdag 5 juni (10 uur) en vrijdag 6 juni 2003 (10 uur)
1.
Goedkeuring van de voorlopige agenda
2.
Goedkeuring van de lijst van A-punten doc. 9941/03 PTS A 32
3.
Voorbereiding van de Europese Raad van Thessaloniki: Follow-up van Sevilla a)
Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (WB) doc. 10009/03 MIGR 43 + ADD 1
b)
Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchtelingen of als personen die anderszins internationale bescherming behoeven (WB) doc. 9945/03 ASILE 32 + ADD 1
c)
Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (WB) doc. 9947/03 ASILE 33 + ADD 1
8296/2/03 REV 2
pau/NGS/ih DG H III
48
NL
d)
Verslagen van het voorzitterschap en de Commissie over de follow-up van Sevilla inzake immigratie, grenscontrole en asiel: -
Verslag over de praktische uitvoering va n de in de conclusies van Sevilla gegeven richtsnoeren met betrekking tot buitengrenzen met het oog op de Europese Raad van Thessaloniki doc. 10058/03 FRONT 70 COMIX 354
-
Mededeling van de Commissie betreffende de ontwikkeling van een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie, mensensmokkel en mensenhandel, buitengrenzen en terugkeer van illegaal in de Europese Unie verblijvende personen
-
Mededeling van de Commissie over immigratie, integratie en werkgelegenheid
-
Mededeling van de Commissie - Naar meer toegankelijke, billijker en beter beheerde asielregelingen
-
Ontwerp-conclusies =
Ontwerp-conclusies van de Raad over effectief beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie doc. 10059/1/03 REV 1 FRONT 71 COMIX 355
=
Ontwerp-conclusies van de Raad betreffende de ontwikkeling van een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie, buitengrenzen, de terugkeer van illegale immigranten en samenwerking met derde landen doc. 10063/1/03 REV 1 JAI 158 ASIM 34 RELEX 208 FIN 240
=
Ontwerp-conclusies van de Raad over de ontwikkeling van het visuminformatiesysteem (VIS) doc. 9916/1/03 REV 1 VISA 97 COMIX 341
4.
Ontwerp-conclusies van de Raad over de functies van het SIS en over de structuur van SIS II doc. 9808/03 SIRIS 47 CATS 34 ASIM 34 COMIX 330
5.
Besluit van de Raad betreffende de ondertekening van een overeenkomst tussen de EU en de VS betreffende uitlevering en rechtshulp doc. 8296/2/03 REV 2 CATS 21 USA 30 9153/03 CATS 28 USA 41
6.
Ontwerp-verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (WB) doc. 9990/03 JUSTCIV 81 9670/03 JUSTCIV 79
8296/2/03 REV 2
pau/NGS/ih DG H III
49
NL
7.
Ontwerp-verordening tot invoering van een Europese Executoria le Titel voor niet-betwiste schuldvorderingen: Oriënterend debat (WB) doc. 9728/03 JUSTCIV 80 CODEC 711 + ADD 1
8.
Kaderbesluit inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot confiscatie (WB) doc. 9918/03 COPEN 51
9.
Kaderbesluit inzake de toepassing van het "ne bis in idem"-beginsel (WB) Stand van zaken
10.
Onderhandelingen met Zwitserland over de deelname aan het Schengenacquis en asielaangelegenheden doc. 9751/03 AELE 19 JAI 146 ECOFIN 151 RESTREINT UE
11.
Presentatie door de Commissie van het JBZ-scorebord doc. 9817/03 JAI 152
12.
Diversen
o o
o
8296/2/03 REV 2
pau/NGS/ih DG H III
50
NL
In de marge van de Raadszitting GEMENGD COMITE OP MINISTERIEEL NIVEAU, 5 JUNI, 15.00 UUR 1.
Goedkeuring van de agenda
2.
Verslag over de uitvoering van programma's, ad hoc-centra, proefprojecten en gezamenlijke operaties doc. 10058/03 FRONT 70 COMIX 354 10059/1/03 REV 1 FRONT 71 COMIX 355
3.
Verslag van de Commissie over de haalbaarheidsstudie inzake verbetering van de controle aan de zeegrenzen
4.
Haalbaarheidsstudie van de Commissie over het informatiesysteem voor visa (VIS) doc. 9916/1/03 REV 1 VISA 97 COMIX 341
5.
Ontwerp-conclusies van de Raad over de functies van het SIS en de structuur van SIS II doc. 9808/03 SIRIS 47 CATS 34 ASIM 34 COMIX 330
6.
Ontwerp-richtlijn van de Raad betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht doc. 9752/1/03 MIGR 41 COMIX 327 REV 1
7.
Ontwerp-verordening van de Raad inzake maatregelen ter vergemakkelijking van de procedures voor de aanvraag en afgifte van visa voor de leden van de Olympische familie die deelnemen aan de Olympische Spelen en/of de Paralympische Spelen van 2004 in Athene doc. 10036/1/03 REV 1 VISA 99 COMIX 350
8.
Conclusies van de Raad over de Schengenevaluatie van Spanje doc. 8651/2/03 SCH-EVAL 37 COMIX 254 REV 2
RESTREINT UE
9.
Follow- up door Frankrijk van de aanbevelingen van de Groep Schengenevaluatie doc. 8590/1/03 SCH-EVAL 36 COMIX 252 REV 1
10.
Handhaving en vergroting van de doeltreffendheid van het Schengenevaluatiemechanisme doc. 8286/1/03 SCH-EVAL 31 COMIX 233 REV 1
11.
Diversen
__________ (WB) = Wetgevingsbesluit
_______________
8296/2/03 REV 2
pau/NGS/ih DG H III
51
NL
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 2 juni 2003 (04.06) (OR. en)
8296/2/03 REV 2 LIMITE CATS USA
NOTA van: aan: nr. vorig doc.: Betreft:
21 30
het voorzitterschap het Coreper/de Raad 8295/1/03 CATS 20 USA 29 REV 1; 8296/1/03 CATS 21 USA 30 REV 1 Procedure betreffende de ontwerp-overeenkomsten betreffende justitiële samenwerking met de VS
Tijdens de zitting van 8 mei 2003 was er, behoudens enkele onopgeloste vraagstukken, ruime overeenstemming in de Raad over de ontwerp-tekst van de overeenkomsten betreffende wederzijdse rechtshulp en uitlevering met de Verenigde Staten.
Het voorzitterschap heeft getracht die vraagstukken op te lossen door middel van contacten met de Verenigde Staten van Amerika en heeft daartoe tijdens de vergadering van het Coreper op 28 mei 2003 een werkdocument gepresenteerd dat wijzigingen bevat ten opzichte van de tekst in document 8295/1/03 CATS 20 USA 29 REV 1. Die wijzigingen zijn intussen opgenomen in de door de juristen/vertalers bijgewerkte tekst van de ontwerp-overeenkomsten, die in document 9153/03 CATS 28 USA 41 staat en die ook als bijlageaan dit document zal worden gehecht.
8296/2/03 REV 2
pau/NGS/ih DG H III
52
NL
Zoals het voorzitterschap de delegaties heeft laten weten, is het de bedoeling dat de Raad twee besluiten met betrekking tot deze overeenkomsten neemt, op grond van artikel 24 VEU: met het eerste wordt het voorzitterschap gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is om de overeenkomsten te ondertekenen, en het tweede heeft betrekking op het moment van sluiting van de overeenkomsten door de Raad uit hoofde van artikel 24 VEU. Het voorzitterschap hoopt dat het eerste besluit tijdens de zitting van de Raad JBZ op 6 juni 2003 zal worden aangenomen. De lidstaten die overeenkomstig artikel 24 VEU wensen te verklaren dat deze besluiten de bepalingen van hun eigen grondwettelijke procedure in acht moeten nemen, dienen die verklaring dan ook uiterlijk op 6 juni 2003 tegenover de Raad af te leggen. Deze verklaringen zullen in de notulen van die Raadszitting worden opgenomen.
Het voorzitterschap verzoekt derhalve het Coreper de Raad in overweging te geven om:
a)
de tekst van het ontwerp-besluit en van de daaraan gehechte ontwerp-overeenkomsten goed te keuren;
b)
de afzonderlijke delegaties te verzoeken de Raad te laten weten of hun lidstaat wenst te verklaren dat de tekst de bepalingen van zijn grondwettelijke procedure in acht moet nemen en, zo ja, uiterlijk op 6 juni 2003 een dergelijke verklaring tegenover de Raad af te leggen.
___________________
8296/2/03 REV 2
pau/NGS/ih DG H III
53
NL
BIJLAGE
Ontwerp-besluit van de Raad van
inzake de ondertekening van de overeenkomsten tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika betreffende uitlevering en wederzijdse rechtshulp in strafzaken
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name op de artikelen 24 en 38,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
De lidstaten van de Europese Unie werken samen met de Verenigde Staten van
Amerika in strafzaken op grond van bilaterale overeenkomsten, verdragen, nationale wetgevingen en regelingen. (2)
De Europese Unie is vastbesloten deze samenwerking te verbeteren om met name transnationale vormen van criminaliteit en terrorisme doeltreffender te kunnen bestrijden.
(3)
De Raad heeft op 26 april 2002 besloten het voorzitterschap, bijgestaan door de Commissie, te machtigen om onderhandelingen met de Verenigde Staten van Amerika te openen, en het voorzitterschap heeft onderhandeld over twee overeenkomsten betreffende internationale samenwerking in strafzaken, het ene over rechtshulp en het andere over uitlevering, met de Verenigde Staten van Amerika.
9153/03
AL/wb DG H III
NL
(4) De overeenkomsten moeten namens de Europese Unie worden ondertekend, onder voorbehoud van latere sluiting. Op het tijdstip van ondertekening zal de Europese Unie de volgende verklaring afleggen [...]:
"De Europese Unie verklaart dat zij werkt aan de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, hetgeen gevolgen kan hebben voor de overeenkomsten met de Verenigde Staten. Deze ontwikkelingen zullen door de Unie zorgvuldig worden bestudeerd, met name met betrekking tot artikel 10, lid 2, van de uitleveringsovereenkomst. De Unie zal overleg willen plegen met de Verenigde Staten teneinde oplossingen te vinden voor ontwikkelingen die de overeenkomsten beïnvloeden, indien nodig zelfs door middel van een herziening van deze overeenkomsten. De Unie verklaart dat artikel 10 geen precedent vormt voor onderhandelingen met derde landen".
(5)
In artikel 3, lid 2, van de overeenkomsten is bepaald dat er tussen de Verenigde Staten en de lidstaten van de Unie schriftelijke instrumenten moeten worden uitgewisseld over de toepassing van bilaterale verdragen. Artikel 3, lid 3, van de overeenkomst betreffende rechtshulp, stelt een soortgelijke verplichting voor lidstaten die geen bilateraal verdrag betreffende rechtshulp met de Verenigde Staten hebben. Voor het opstellen van dergelijke schriftelijke instrumenten dienen de lidstaten hun werkzaamheden te coördineren in de Raad,
BESLUIT: Artikel 1
1. De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomsten namens de Europese Unie te ondertekenen, onder voorbehoud van latere sluiting.
2. De tekst van de overeenkomsten en de begeleidende toelichtende nota's, die een memorandum van overeenstemming tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika bevatten, is aan dit besluit gehecht.
9153/03
AL/wb DG H III
NL
Artikel 2
1. De lidstaten nemen de vereiste maatregelen om tussen hen en de Verenigde Staten schriftelijke instrumenten op te stellen, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van de overeenkomst betreffende uitlevering en in artikel 3, leden 2 en 3, van de overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp.
2. De lidstaten coördineren in de Raad hun werkzaamheden in het kader van lid 1 in de Raad.
Artikel 2 bis
In geval van uitbreiding van het territoriale toepassingsgebied van de overeenkomsten in overeenstemming met artikel 20, lid 1, onder b), derde streepje, van de overeenkomst betreffende uitlevering of artikel 16, lid 1, onder b), derde streepje, van de overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp, besluit de Raad namens de Europese Unie met eenparigheid van stemmen.
Artikel 3
Dit besluit en de bijlagen erbij worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter
_____________________________
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 3 juni 2003 (OR. en)
9153/03
AL/wb DG H III
NL
9153/03
CATS 28 USA 41
WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Overeenkomst betreffende uitlevering en Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika
9153/03
AL/wb DG H III
NL
OVEREENKOMST BETREFFENDE UITLEVERING TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA
EU/USA/EXTR/nl 1
INHOUD
Preambule
Artikel 1 ...................................................................................................................Onderwerp en doel
Artikel 2 ..................................................................................................................................Definities
Artikel 3 ....................................................................Reikwijdte van de overeenkomst met betrekking tot bilaterale uitleveringsverdragen met lidstaten
Artikel 4 ...................................................................................Feiten die tot uitlevering kunnen leiden
Artikel 5 ................................................................................Toezending en waarmerking van stukken
Artikel 6 .......................................................... Toezending van verzoeken om voorlopige aanhouding
Artikel 7 ................................................................Toezending van stukken na voorlopige aanhouding
Artikel 8 ............................................................................................................Aanvullende informatie
Artikel 9 .............................................................................................................Tijdelijke overlevering
Artikel 10 .................................................... Samenloop van verzoeken tot uitlevering of overlevering
EU/USA/EXTR/nl 2
Artikel 11 ............................................................................................Verkorte uitleveringsprocedures
Artikel 12 ............................................................................................................................... Doortocht
Artikel 13 ................................................................................................................................Doodstraf
Artikel 14 ..................................................................................... Gevoelige informatie in een verzoek
Artikel 15 ...................................................................................................................................Overleg
Artikel 16 .............................................................................................................. Toepassing in de tijd
Artikel 17 .........................................................................................................................Non-derogatie
Artikel 18 ................................................. Toekomstige bilaterale uitleveringsverdragen met lidstaten
Artikel 19 ..................................................................................................Aanwijzing en kennisgeving
Artikel 20 ............................................................................................................Territoriale toepassing
Artikel 21 ..............................................................................................................................Herziening
Artikel 22 ........................................................................................... Inwerkingtreding en beëindiging
Toelichting
EU/USA/EXTR/nl 3
DE EUROPESE UNIE EN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA,
VERLANGEND de samenwerking tussen de Verenigde Staten van Amerika en de lidstaten van de Europese Unie verder te vergemakkelijken;
VERLANGEND de criminaliteit doeltreffender te bestrijden teneinde hun respectieve democratische samenlevingen en gemeenschappelijke waarden te beschermen;
MET INACHTNEMING VAN de rechten van het individu en de rechtsstaat;
INDACHTIG de waarborgen die hun respectieve rechtsstelsels bieden inzake het recht van een uitgeleverde persoon op een eerlijk proces, waaronder het recht te worden gevonnist door een onpartijdig gerecht dat is ingesteld bij wet;
VERLANGENDE een verdrag te sluiten betreffende de uitlevering van plegers van strafbare feiten,
HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN:
EU/USA/EXTR/nl 4
ARTIKEL 1 Onderwerp en doel
De OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN verbinden zich ertoe in overeenstemming met de bepalingen van deze overeenkomst bestaande betrekkingen tussen de lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika inzake de samenwerking bij uitlevering van plegers van strafbare feiten te verbeteren.
ARTIKEL 2 Definities
1. Onder "overeenkomstsluitende partijen" wordt verstaan: de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika.
2. Onder "lidstaat" wordt verstaan: een lidstaat van de Europese Unie.
3. Onder "ministerie van Justitie" wordt verstaan: voor de Verenigde Staten van Amerika het "Department of Justice" van de Verenigde Staten, en voor een lidstaat, zijn ministerie van Justitie, met dien verstande dat voor een lidstaat waar de in de artikelen 3, 5, 6, 8 en 12 omschreven taken door de procureur-generaal worden vervuld, die autoriteit mag worden aangewezen om zodanige taken in plaats van het ministerie van Justitie uit te voeren in overeenstemming met artikel 19, tenzij de Verenigde Staten en de betrokken lidstaat overeenkomen om een andere autoriteit aan te wijzen.
EU/USA/EXTR/nl 5
ARTIKEL 3 Reikwijdte van de overeenkomst in verhouding tot bilaterale uitleveringsverdragen met lidstaten
1. De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, en de Verenigde Staten van Amerika waarborgen dat deze overeenkomst in samenhang me t bilaterale uitleveringsverdragen die tussen de lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika op het moment van inwerkingtreding van deze overeenkomst gelden, op de volgende wijze wordt toegepast:
a)
artikel 4 wordt toegepast in plaats van bepalingen uit bilaterale verdragen die uitlevering uitsluitend toestaan voor de op een lijst geplaatste met name genoemde strafbare feiten;
b)
artikel 5 wordt toegepast in plaats van bepalingen uit bilaterale verdragen over de toezending, certificering, waarmerking of legalisering van een door de verzoekende staat toegezonden uitleveringsverzoek en stukken tot staving van dat verzoek;
c)
artikel 6 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken die de rechtstreekse toezending van verzoeken tot voorlopige aanhouding tussen het "Department of Justice" van de Verenigde Staten van Amerika en het ministerie van Justitie van de betrokken lidstaat toestaan;
d)
artikel 7 wordt toegepast in aanvulling op bepalingen in bilaterale verdragen over de toezending van het verzoek tot uitlevering;
EU/USA/EXTR/nl 6
e)
artikel 8 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken over het overleggen van aanvullende informatie; indien bilaterale verdragsbepalingen het te gebruiken kanaal niet specificeren, wordt lid 2 daarvan tevens toegepast;
f)
artikel 9 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken die de tijdelijke overlevering toestaan van een persoon die wordt vervolgd of die een straf ondergaat in de aangezochte staat;
g)
artikel 10 wo rdt, behoudens andersluidende bepaling, toegepast in plaats van of bij gebreke van bilaterale verdragsbepalingen over beslissingen op de samenloop van verzoeken tot uitlevering van dezelfde persoon;
h)
artikel 11 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken die afstand van uitlevering of vereenvoudigde uitleveringsprocedures toestaan;
i)
artikel 12 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken over doortocht; indien bilaterale verdragsbepalingen de toe te passen procedure ingeval van onvoorziene tussenlanding van een luchtvaartuig niet specificeren, wordt lid 3 daarvan tevens toegepast;
j)
artikel 13 kan door de aangezochte staat worden toegepast in plaats van of bij gebreke van bilaterale verdragsbepalingen over de doodstraf;
k)
artikel 14 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken over de behandeling van gevoelige informatie in een verzoek.
EU/USA/EXTR/nl 7
2.
a) De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarborgt dat
iedere lidstaat in een schriftelijk instrument tussen die lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika bevestigt dat hij zijn bilateraal uitleveringsverdrag dat geldt in de relatie met de Verenigde Staten van Amerika op de in onderhavig artikel uiteengezette wijze zal toepassen.
b) De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarborgt dat nieuwe lidstaten die na de inwerkingtreding van deze overeenkomst tot de Europese Unie toetreden en die bilaterale betrekkingen onderhouden met de Verenigde Staten van Amerika, de onder a) bedoelde maatregelen nemen.
c) De overeenkomstsluitende partijen beijveren zich om het onder b) omschreven proces te voltooien vóór, dan wel zo spoedig mogelijk na, de geplande toetreding van een nieuwe lidstaat. De Europese Unie stelt de Verenigde Staten van Amerika in kennis van de datum van toetreding van nieuwe lidstaten.
3. Indien de in lid 2, onder b), bedoelde procedure niet vóór de datum van toetreding is voltooid, zijn de bepalingen van deze overeenkomst van toepassing in de betrekkingen tussen de betrokken nieuwe lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika met ingang van de datum waarop zij elkaar en de Europese Unie in kennis hebben gesteld van de voltooiing van hun interne procedures die daartoe moeten leiden.
EU/USA/EXTR/nl 8
ARTIKEL 4 Feiten die tot uitlevering kunnen leiden
1. Tot uitlevering kunnen leiden, feiten die krachtens de wetten van de verzoekende en de aangezochte staat strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf met een maximum van meer dan een jaar of met een strengere straf. Tot uitlevering kunnen eveneens leiden, poging of samenspanning tot, dan wel deelneming aan het plegen van een strafbaar feit dat tot uitlevering kan leiden. Indien het verzoek strekt tot de tenuitvoerlegging van vonnis waarbij een persoon die veroordeeld is voor een feit dat tot uitlevering kan leiden, dient het gedeelte van de vrijheidsstraf dat nog niet is ondergaan, ten minste vier maanden te bedragen.
2. Indien uitlevering is toegestaan voor een feit dat tot uitlevering kan leiden, wordt zij tevens toegestaan voor elk ander in het verzoek genoemd strafbaar feit, indien laatstbedoeld feit strafbaar is gesteld met een vrijheidsstraf van een jaar of minder, mits aan alle andere voorwaarden voor uitlevering is voldaan.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een feit beschouwd als een feit dat tot uitlevering kan leiden:
a)
ongeacht of de wetten van de verzoekende en de aangezochte staat het feit onder dezelfde categorie strafbare feiten rangschikken dan wel een feit met dezelfde termen aanduiden;
b)
ongeacht of het een feit betreft waarvoor de federale wetgeving van de Verenigde Staten van Amerika bewijs verlangt inzake bijvoorbeeld interstatelijk vervoer of het gebruik van de posterijen of andere middelen voor de interstatelijke of buitenlandse handel, omdat zulks alleen dient om de rechtsmacht van een federaal rechtscollege van de Verenigde Staten van Amerika vast te stellen; en
EU/USA/EXTR/nl 9
c)
in strafzaken betreffende retributies of belastingen, douanerechten, valutacontrole en invoer en uitvoer van grondstoffen, ongeacht of de wetten van de verzoekende en de aangezochte staat in dezelfde soorten retributies of belastingen, douanerechten, dan wel controle van valuta of invoer en uitvoer van dezelfde soorten grondstoffen voorzien.
4. Indien het strafbare feit buiten het grondgebied van de verzoekende staat is begaan, wordt uitlevering, behoudens de andere toepasselijke voorwaarden voor uitlevering, toegestaan indien de wetten van de aangezochte staat voorzien in de bestraffing van een strafbaar feit dat in soortgelijke omstandigheden buiten zijn grondgebied is gepleegd. Indien de wetten van de aangezochte staat niet voorzien in de bestraffing van een strafbaar feit dat in soortgelijke omstandigheden buiten zijn grondgebied is gepleegd, kan de uitvoerende autoriteit van de aangezochte staat uitlevering naar eigen inzicht toestaan, mits aan alle andere toepasselijke voorwaarden voor uitlevering is voldaan.
ARTIKEL 5 Toezending en waarmerking van stukken
1. Verzoeken tot uitlevering en stukken tot staving daarvan worden langs diplomatieke weg toegezonden, daaronder begrepen toezending zoals bepaald in artikel 7.
2. Stukken die voorzien zijn van het waarmerk of het zegel van het ministerie van Justitie of het ministerie of department dat verantwoordelijk is voor buitenlandse zaken van de verzoekende staat zijn zonder nadere certificering, waarmerking of andere vorm van legalisering toelaatbaar in uitleveringsprocedures in de aangezochte staat.
EU/USA/EXTR/nl 10
ARTIKEL 6 Toezending van verzoeken om voorlopige aanhouding
Verzoeken tot voorlopige aanhouding kunnen rechtstreeks tussen de ministeries van Justitie van de verzoekende en de aangezochte staat worden gedaan, in plaats van langs diplomatieke weg. Voor de toezending van verzoeken kan ook gebruik worden gemaakt van de diensten van de Internationale Criminele Politie-Organisatie (Interpol).
ARTIKEL 7 Toezending van stukken na voorlopige aanhouding
1. Indien de persoon om wiens uitlevering wordt verzocht, door de aangezochte staat voorlopig is aangehouden, kan de verzoekende staat voldoen aan de verplichting om zijn uitleveringsverzoek en de stukken tot staving daarvan langs diplomatieke weg overeenkomstig artikel 5, lid 1, toe te zenden door in de verzoekende staat het verzoek en de stukken over te leggen aan de ambassade van de aangezochte staat. In dat geval wordt met het oog op de termijn die uit hoofde van het toepasselijke uitleveringsverdrag in acht moet worden genomen om de persoon in hechtenis te kunnen houden, de datum van ontvangst va n het verzoek door de ambassade beschouwd als de datum van ontvangst ervan door de aangezochte staat.
2. Indien een lidstaat op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst, ten gevolge van vaste jurisprudentie van zijn op die datum toepasselijke interne rechtssysteem, de in lid 1 bedoelde maatregelen niet kan nemen, is dit artikel niet op hem van toepassing zolang die lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika niet in een diplomatieke-notawisseling anderszins overeenkomen.
EU/USA/EXTR/nl 11
ARTIKEL 8 Aanvullende informatie
1. Indien de aangezochte staat van oordeel is dat de gegevens die tot staving van het verzoek tot uitlevering zijn verstrekt, ontoereikend zijn om aan de voorwaarden van het toepasselijke uitleveringsverdrag te voldoen, kan de aangezochte staat van de verzoekende staat verlangen dat hij binnen een redelijke, door hem aan te geven termijn aanvullende inlichtingen verstrekt.
2. Dergelijke aanvullende inlichtingen kunnen rechtstreeks worden gevraagd en uitgewisseld tussen de ministeries van Justitie van de betrokken staten.
ARTIKEL 9 Tijdelijke overlevering
1. Indien een verzoek tot uitlevering wordt ingewilligd ten aanzien van een persoon die in de aangezochte staat wordt vervolgd of een straf ondergaat, kan de aangezochte staat de opgeëiste persoon met het oog op vervolging tijdelijk aan de verzoekende staat overleveren.
2. De aldus overgeleverde persoon wordt in de verzoekende staat in hechtenis gehouden en wordt bij het afsluiten van de gerechtelijke behandeling van zijn zaak teruggezonden naar de aangezochte staat overeenkomstig in onderling overleg tussen de verzoekende en de aangezochte staat vast te stellen voorwaarden. De tijd die op het grondgebied van de verzoekende staat in hechtenis is doorgebracht in afwachting van vervolging in de verzoekende staat kan in mindering worden gebracht op de straf die nog moet worden ondergaan in de aangezochte staat.
EU/USA/EXTR/nl 12
ARTIKEL 10 Samenloop van verzoeken tot uitlevering of overlevering
1. Indien de aangezochte staat van de verzoekende staat en van een andere staat of andere staten een verzoek tot uitlevering van dezelfde persoon ontvangt, hetzij voor hetzelfde feit hetzij voor andere feiten, beslist de uitvoerende autoriteit van de aangezochte staat of en aan welke staat betrokkene wordt overgeleverd.
2. Indien een aangezochte lidstaat voor dezelfde persoon een verzoek tot uitlevering van de Verenigde Staten van Amerika en een verzoek tot overlevering krachtens het Europees aanhoudingsbevel ontvangt, beslist de uitvoerende autoriteit van de aangezochte lidstaat of en aan welke staat betrokkene wordt overgeleverd. Hiertoe is de bevoegde autoriteit de uitvoerende autoriteit van de aangezochte lidstaat indien krachtens het tussen de lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika geldende bilateraal uitleveringsverdrag besluiten over samenlopende verzoeken door die autoriteit worden genomen; indien het bilateraal uitleveringsverdrag dat niet bepaalt, wordt de bevoegde autoriteit door de betrokken lidstaat aangewezen krachtens artikel 19.
3. Bij zijn beslissing krachtens de leden 1 en 2 houdt de aangezochte staat rekening met alle relevante factoren waaronder, zij het niet uitsluitend, de factoren die reeds in het toepasselijke uitleveringsverdrag zijn gespecificeerd, en, bij ontstentenis van dergelijke gespecificeerde factoren, met:
a)
de vraag of de verzoeken krachtens een verdrag zijn gedaan;
EU/USA/EXTR/nl 13
b)
de plaats waar elk van de strafbare feiten is begaan;
c)
de onderscheiden belangen van de verzoekende staten;
d)
de ernst van de strafbare feiten;
e)
de nationaliteit van het slachtoffer;
f)
de mogelijkheid van latere uitlevering tussen de verzoekende staten; en
g)
de volgorde waarin de verzoeken van de verzoekende staten zijn ontvangen.
ARTIKEL 11 Verkorte uitleveringsprocedures
Indien de gezochte persoon ermee instemt dat hij wordt overgeleverd aan de verzoekende staat, kan de aangezochte staat, in overeenstemming met de beginselen en procedures van zijn rechtssysteem, de betrokkene zonder verdere procedures zo snel mogelijk overleveren. De instemming van de gezochte persoon kan afstand van bescherming door het specialiteitsbeginsel inhouden.
EU/USA/EXTR/nl 14
ARTIKEL 12 Doortocht
1. Een lidstaat kan toestemming geven tot vervoer over zijn grondgebied van een door een derde staat aan de Verenigde Staten van Amerika of van een door de Verenigde Staten van Amerika aan een derde staat overgeleverde persoon. De Verenigde Staten van Amerika kunnen toestemming geven tot vervoer over hun grondgebied van een door een derde staat aan een lidstaat of van een door een lidstaat aan een derde staat overgeleverde persoon.
2. Een verzoek tot doortocht wordt langs diplomatieke weg of rechtstreeks tussen het "Department of Justice" van de Verenigde Staten van Amerika en het ministerie van Justitie van de betrokken lidstaat gedaan. Voor de toezending van zodanig verzoek kan ook gebruik worden gemaakt van de diensten van Interpol. Het verzoek bevat een beschrijving van de te vervoeren persoon en een korte feitelijke uiteenzetting van de zaak. Een persoon in doortocht wordt tijdens de doortocht in hechtenis gehouden.
3. Toestemming is niet vereist wanneer de betrokkene door de lucht wordt vervoerd en geen tussenlanding is voorzien op het grondgebied van de staat van doortocht. Wanneer een onvoorziene tussenlanding plaatsvindt, kan de staat waar dit gebeurt een verzoek tot doortocht overeenkomstig het bepaalde onder lid 2 verlangen. Alle nodige maatregelen worden genomen om te voorkomen dat de vervoerde persoon zich onttrekt aan de doorvoer voordat deze wordt uitgevoerd, mits het verzoek tot doortocht binnen een termijn van 96 uren na de onvoorziene tussenlanding wordt ontvangen.
EU/USA/EXTR/nl 15
ARTIKEL 13 Doodstraf
Wanneer op een strafbaar feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd naar het recht van de verzoekende staat doch niet naar het recht van de aangezochte staat de doodstraf is gesteld, kan de aangezochte staat aan de uitlevering de voorwaarde verbinden dat de doodstraf niet aan de opgeëiste persoon wordt opgelegd of, indien de verzoekende staat om procedurele redenen niet aan deze voorwaarde kan voldoen, de voorwaarde dat de doodstraf, indien deze wordt opgelegd, niet ten uitvoer zal worden gelegd. Indien de verzoekende staat instemt met de uitlevering op de in dit artikel genoemde voorwaarden, moet hij die voorwaarden naleven. Indien de verzoekende staat de voorwaarden niet aanvaardt, kan het uitleveringsverzoek worden geweigerd.
ARTIKEL 14 Gevoelige informatie in een verzoek Indien de verzoekende staat overweegt bijzonder gevoelige informatie over te leggen tot staving van zijn uitleveringsverzoek, kan hij de aangezochte staat raadplegen om na te gaan in hoeverre de informatie door de aangezochte staat kan worden beschermd. Indien de aangezochte staat de informatie niet overeenkomstig de wensen van de verzoekende staat kan beschermen bepaalt de verzoekende staat of de informatie toch wordt overgelegd.
EU/USA/EXTR/nl 16
ARTIKEL 15 Overleg De overeenkomstsluitende partijen plegen voor zover nodig overleg met het oog op een optimaal gebruik van deze overeenkomst, met inbegrip van de bevordering van de oplossing van geschillen over de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst.
ARTIKEL 16 Toepassing in de tijd 1. Deze overeenkomst is van toepassing op strafbare feiten die vóór of na de inwerkingtreding ervan zijn gepleegd. 2. Deze overeenkomst is va n toepassing op uitleveringsverzoeken die na de inwerkingtreding ervan zijn ingediend. Niettemin zijn de artikelen 4 en 9 van toepassing op verzoeken die in de aangezochte staat op het moment van inwerkingtreding van deze overeenkomst in behandeling zijn.
ARTIKEL 17 Non-derogatie 1. Deze overeenkomst laat een beroep van de aangezochte staat op weigeringsgronden uit hoofde van een tussen een lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika geldend bilateraal uitleveringsverdrag onverlet in verband met een aangelegenheid die niet geregeld wordt door deze overeenkomst.
EU/USA/EXTR/nl 17
2. Wanneer grondwettelijke beginselen van de aangezochte lidstaat of voor de aangezochte lidstaat bindende onherroepelijke uitspraken deze lidstaat aan naleving van zijn verplichting tot uitlevering in de weg zouden kunnen staan en noch deze overeenkomst noch het toepasselijk uitleveringsverdrag in een oplossing voorziet, voeren de aangezochte en de verzoekende staat overleg.
ARTIKEL 18 Toekomstige bilaterale uitleveringsverdragen met lidstaten
Deze overeenkomst verhindert, nadat zij in werking is getreden, niet het sluiten, van bilaterale overeenkomsten tussen een lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika die verenigbaar zijn met de onderhavige overeenkomst.
ARTIKEL 19 Aanwijzing en kennisgeving
De Europese Unie stelt de Verenigde Staten van Amerika in kennis van iedere aanwijzing krachtens artikel 2, lid 3, en artikel 10, lid 2, voorafgaand aan de uitwisseling van de schriftelijke instrumenten tussen de lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika zoals omschreven in artikel 3, lid 2.
EU/USA/EXTR/nl 18
ARTIKEL 20 Territoriale toepassing
1. Deze overeenkomst is van toepassing:
a)
op de Verenigde Staten van Amerika;
b)
in betrekking tot de Europese Unie:
-
op de lidstaten;
-
op overzeese gebiedsdelen ten aanzien waarvan een lidstaat verantwoordelijk is voor de externe betrekkingen, of landen die geen lidstaat zijn en ten aanzien waarvan een lidstaat andere taken heeft op het gebied van de externe betrekkingen, en die zijn opgenomen in de bijlage bij deze overeenkomst;
-
op gebiedsdelen of landen als bedoeld in het tweede streepje die niet zijn opgenomen in de bijlage maar door de Overeenkomstsluitende Partijen onderling zijn overeengekomen in een diplomatieke- notawisseling, welke naar behoren is bevestigd door de betrokken lidstaat,
2. De uitbreiding tot enig gebiedsdeel of land van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig lid 1, onder b), kan door elke overeenkomstsluitende Partij met inachtneming van een termijn van zes maanden worden beëindigd door middel van een schriftelijke kennisgeving langs diplomatieke weg die naar behoren tussen de betrokken lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika is bevestigd.
EU/USA/EXTR/nl 19
ARTIKEL 21 Herziening
De overeenkomstsluitende partijen komen overeen deze overeenkomst indien nodig en in elk geval uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding gezamenlijk aan een herziening te onderwerpen. Deze herziening zal in het bijzonder zien op de praktische uitvoering van de overeenkomst en kan ook aangelegenheden behelzen zoals de gevolgen van de verdere ontwikkeling van de Europese Unie met betrekking tot het voorwerp van deze overeenkomst, met inbegrip van artikel 10.
ARTIKEL 22 Inwerkingtreding en beëindiging
1. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag volgende op de derde maand na de datum waarop de overeenkomstsluitende partijen instrumenten hebben uitgewisseld waaruit blijkt dat zij hun daartoe strekkende interne procedures hebben voltooid. In deze instrumenten wordt tevens aangegeven dat de in artikel 3, lid 2, bedoelde procedures zijn voltooid.
EU/USA/EXTR/nl 20
2. Iedere overeenkomstsluitende partij kan deze overeenkomst te allen tijde beëindigen door de andere partij daarvan schriftelijk in kennis te stellen. De beëindiging wordt zes maanden na de datum van kennisgeving van kracht.
Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden deze overeenkomst hebben ondertekend
Gedaan te [
] op [
] in twee exemplaren in de Deense, Duitse, Engelse, Finse, Franse, Griekse,
Italiaanse, Nederlandse, Portugese, Spaanse en Zweedse taal, zijnde de teksten in ieder van deze talen gelijkelijk authentiek.
EU/USA/EXTR/nl 21
Toelichting bij de overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika
Deze nota geeft uitleg over afspraken tussen de overeenkomstsluitende partijen betreffende de toepassing van een aantal bepalingen van de overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (hierna "de overeenkomst" genoemd).
Bij ARTIKEL 10
Artikel 10 brengt geen wijziging in de verplichtingen van de staten die partij zijn bij het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, noch in de rechten van de Verenigde Staten van Amerika als andere partij dan een staat met betrekking tot het Internationaal Strafhof.
Bij ARTIKEL 18
In artikel 18 is bepaald dat de overeenkomst geen beletsel vormt voor de sluiting, na inwerkingtreding, van bilaterale uitleveringsovereenkomsten tussen een lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika indien deze verenigbaar zijn met de overeenkomst.
EU/USA/EXTR/NOTE/nl 1
Mochten op basis van de overeenkomst genomen maatregelen voor een of meer lidstaten en of de Verenigde Staten van Amerika praktische problemen opleveren, dan dienen die problemen indien mogelijk in de eerste plaats te worden opgelost door mideel van overleg tussen de lidstaten of de betrokken lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika, of, in voorkomend geval, via de in deze overeenkomst vermelde overlegprocedures. Indien dergelijke praktische problemen niet via overleg alleen kunne n worden opgelost, dan past het binnen de overeenkomst dat toekomstige bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaat of lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika een bruikbaar alternatief mechanisme aanreiken ten behoeve van de doelstellingen van de bepaling in kwestie waaruit de problemen zijn voortgekomen.
EU/USA/EXTR/NOTE/nl 2
OVEREENKOMST BETREFFENDE WEDERZIJDSE RECHTSHULP IN STRAFZAKEN TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA
EU/USA/MLA/nl 1
INHOUD
Preambule
Artikel 1 ...................................................................................................................Onderwerp en doel
Artikel 2 ..................................................................................................................................Definities
Artikel 3 ................................................................ Reikwijdte van deze overeenkomst met betrekking tot bilaterale rechtshulpverdragen met lidstaten en bij gebreke daarvan
Artikel 4 ................................................................................................Identificatie van bankgegevens
Artikel 5 ....................................................................................Gemeenschappelijke onderzoeksteams
Artikel 6 .................................................................................................................... Videoconferenties
Artikel 7 .......................................................................................Versnelde toezending van verzoeken
Artikel 8 ............................................................................ Rechtshulp aan administratieve autoriteiten
EU/USA/MLA/nl 2
Artikel 9 .....................................Gebruiksbeperkingen met het oog op bescherming van persoons- en andere gegevens
Artikel 10 ....................................... Verzoek om geheimhouding dat uitgaat van de verzoekende staat
Artikel 11 ...................................................................................................................................Overleg
Artikel 12 .............................................................................................................. Toepassing in de tijd
Artikel 13 .........................................................................................................................Non-derogatie
Artikel 14 ....................................................Toekomstige bilaterale rechtshulpverdragen met lidstaten
Artikel 15 ..................................................................................................Aanwijzing en kennisgeving
Artikel 16 ............................................................................................................Territoriale toepassing
Artikel 17 ..............................................................................................................................Herziening
Artikel 18 ........................................................................................... Inwerkingtreding en beëindiging
Toelichting
EU/USA/MLA/nl 3
DE EUROPESE UNIE EN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA,
VERLANGEND de samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika verder te vergemakkelijken;
VERLANGEND de criminaliteit doeltreffender te bestrijden teneinde hun democratische samenlevingen en gemeenschappelijke waarden te beschermen;
MET INACHTNEMING VAN de rechten van het individu en de rechtsstaat;
INDACHTIG de waarborgen die hun respectieve rechtsstelsels bieden inzake het recht van een verdachte op een eerlijk proces, waaronder het recht te worden gevonnist door een onpartijdig gerecht, dat is ingesteld bij de wet;
VANUIT DE WENS een verdrag betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken te sluiten,
HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN:
ARTIKEL 1 Onderwerp en doel
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe in overeenstemming met de bepalingen van deze overeenkomst de samenwerking en wederzijdse rechtshulp te verbeteren.
EU/USA/MLA/nl 4
ARTIKEL 2 Definities
1. Onder "overeenkomstsluitende partijen" wordt verstaan: de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika.
2. Onder "lidstaat" wordt verstaan: een lidstaat van de Europese Unie.
ARTIKEL 3 Reikwijdte van deze overeenkomst met betrekking tot bilaterale rechtshulpverdragen met lidstaten en bij gebreke daarvan
1. De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, en de Verenigde Staten van Amerika waarborgen dat de bepalingen van deze overeenkomst in samenhang met bilaterale rechtshulpverdragen tussen de lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika die op het moment van inwerkingtreding van deze overeenkomst gelden, op de volgende wijze worden toegepast:
a)
artikel 4 wordt toegepast om te voorzien in de identificatie van financiële rekeningen en transacties, naast de rechtsgronden die reeds vervat zijn in bilaterale verdragsbepalingen;
EU/USA/MLA/nl 5
b)
artikel 5 wordt toegepast om te voorzien in de instelling en het functioneren van gemeenschappelijke onderzoeksteams, naast de rechtsgronden die reeds vervat zijn in bilaterale verdragsbepalingen;
c)
artikel 6 wordt toegepast om erin te voorzien dat personen die zich in de aangezochte staat bevinden, kunnen worden gehoord met gebruikmaking van een videoverbinding tussen de verzoekende en de aangezochte staat, naast de rechtsgronden die reeds vervat zijn in bilaterale verdragsbepalingen;
d)
artikel 7 wordt toegepast om te voorzien in het gebruik van snelle communicatiemiddelen, naast de rechtsgronden die reeds vervat zijn in bilaterale verdragsbepalingen;
e)
artikel 8 wordt toegepast om te voorzien in rechtshulp aan de betrokken administratieve autoriteiten, naast de rechtsgronden die reeds vervat zijn in bilaterale verdragsbepalingen;
f)
behoudens artikel 9, leden 4 en 5, wordt artikel 9 toegepast in plaats van, of indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken over de beperking van het gebruik van gegevens of bewijsmateriaal die aan de verzoekende staat worden verstrekt, en over het verbinden van voorwaarden aan rechtshulp of de weigering ervan om redenen van gegevensbescherming;
g)
artikel 10 wordt toegepast indien in bilaterale verdragen bepalingen ontbreken over om-
standigheden waaronder de verzoekende staat de geheimhouding van zijn verzoek kan verlangen.
EU/USA/MLA/nl 6
2.
a) De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarborgt dat
iedere lidstaat in een schriftelijk instrument tussen die lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika bevestigt dat hij zijn bilateraal rechtshulpverdrag dat geldt in de relatie met de Verenigde Staten van Amerika op de in onderhavig artikel uiteengezette wijze zal toepassen.
b) De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarborgt dat nieuwe lidstaten die na de inwerkingtreding van deze overeenkomst tot de Europese Unie toetreden en die bilaterale rechtshulpverdragen hebben gesloten met de Verenigde Staten van Amerika, de onder a) bedoelde maatregelen nemen.
c) De overeenkomstsluitende partijen beijveren zich om het onder b) omschreven proces te voltooien vóór, dan wel zo spoedig mogelijk na, de geplande toetreding van een nieuwe lidstaat. De Europese Unie stelt de Verenigde Staten van Amerika in kennis van de datum van toetreding van nieuwe lidstaten.
3.
a) De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, en de Verenigde
Staten van Amerika waarborgen tevens dat de bepalingen van deze overeenkomst worden toegepast als er tussen een lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika geen bilateraal rechtshulpverdrag van kracht is.
b) De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarborgt dat een dergelijke lidstaat middels een schriftelijk instrument tussen de lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika erkent dat de bepalingen van deze overeenkomst van toepassing zijn.
EU/USA/MLA/nl 7
c) De Europese Unie, krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarborgt dat nieuwe lidstaten die na de inwerkingtreding van deze overeenkomst tot de Europese Unie toetreden en geen bilaterale rechtshulpverdragen hebben gesloten met de Verenigde Staten van Amerika, de onder b) bedoelde maatregelen nemen.
4. Indien het in lid 2, onder b), en lid 3, onder c), bedoelde proces niet vóór de datum van toetreding is voltooid, zijn de bepalingen van deze overeenkomst va n toepassing in de betrekkingen tussen de Verenigde Staten van Amerika en de betrokken nieuwe lidstaat met ingang van de datum waarop zij elkaar en de Europese Unie in kennis hebben gesteld van de voltooiing van hun interne procedures die daartoe moeten le iden.
5. De overeenkomstsluitende partijen komen overeen dat deze overeenkomst alleen tot rechtshulp tussen de betrokken staten strekt. Een particulier kan aan de bepalingen van deze overeenkomst niet het recht ontlenen bewijs te verkrijgen, te weren of uit te sluiten, de uitvoering van een verzoek te beletten, of de anderszins krachtens de nationale wetgeving beschikbare rechten uit te breiden of te beperken.
EU/USA/MLA/nl 8
ARTIKEL 4 Identificatie van bankgegevens
1.
a) Op verzoek van de verzoekende staat onderzoekt de aangezochte staat terstond, in overeen-
stemming met dit artikel, of de op zijn grondgebied gevestigde banken weten of een met name genoemde natuurlijke of rechtspersoon die verdacht wordt van of in staat van beschuldiging is gesteld wegens een strafbaar feit, houder is van een of meer bankrekeningen. De aangezochte staat deelt het resultaat van zijn onderzoek terstond aan de verzoekende staat mee.
b) De onder a) omschreven handelingen kunnen ook worden uitgevoerd teneinde
i)
gegevens over veroordeelde of anderszins bij een strafbaar feit betrokken natuurlijke of rechtspersonen te achterhalen,
ii)
gegevens die in het bezit zijn van andere financiële instellingen dan banken te achterhalen, of
iii)
niet aan rekeningen gebonden financiële transacties op te sporen.
EU/USA/MLA/nl 9
2. Een verzoek om de in lid 1 omschreven gegevens omvat:
a)
de identiteit van de natuurlijke of rechtspersoon die van belang is om rekeningen en transacties op te sporen, en
b)
voldoende gegevens op grond waarvan de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat:
i)
redelijkerwijs kan vermoeden dat de betrokken natuurlijke of rechtspersoon bij een strafbaar feit is betrokken en dat banken en niet-bancaire instellingen op het grondgebied van de aangezochte staat over de verlangde gegevens zouden kunnen beschikken, en
ii)
kan vaststellen dat de verlangde gegevens betrekking hebben op het strafrechtelijk onderzoek of de strafvervolging.
c)
voor zover mogelijk, gegevens over de mogelijk betrokken bank of andere niet-bancaire financiële instelling, en andere gegevens die dienstig kunnen zijn om de reikwijdte van het onderzoek te kunnen beperken.
3. Verzoeken om rechtshulp uit hoofde van dit artikel worden verzonden tussen
a)
de centrale autoriteiten die bevoegd zijn voor rechtshulp in de lidstaten of de nationale autoriteiten van de lidstaten die bevoegd zijn voor het onderzoek naar en de vervolging van strafbare feiten, zoals aangewezen overeenkomstig artikel 15, lid 2, en
EU/USA/MLA/nl 10
b)
de nationale autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika die bevoegd zijn voor het onderzoek naar en de vervolging van strafbare feiten, zoals aangewezen overeenkomstig artikel 15, lid 2.
Na de inwerkingtreding van deze overeenkomst kunnen de overeenkomstsluitende partijen door middel van een diplomatieke notawisseling overeenkomen de kanalen waarlangs verzoeken uit hoofde van dit artikel worden verstuurd, te wijzigen.
4. a) Behoudens het bepaalde onder b), kan een staat krachtens artikel 15 zijn plicht om uit hoofde van dit artikel rechtshulp te verlenen, beperken tot:
i)
feiten die zowel in de aangezochte als in de verzoekende staat strafbaar zijn gesteld;
ii)
feiten die in de verzoekende staat strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste vier jaar, en in de aangezochte staat met een maximum van ten minste twee jaar, of
iii)
aangewezen ernstige feiten die zowel in de aangezochte als in de verzoekende staat strafbaar zijn gesteld.
b) Een staat die zijn verplichtingen overeenkomstig het bepaalde onder a), ii) of iii), beperkt, moet ten minste de identificatie mogelijk maken van rekeningen in verband met terroristische activiteiten en het witwassen van de opbrengsten uit een groot aantal ernstige criminele activiteiten die zowel in de verzoekende als in de aangezochte staat strafbaar zijn gesteld.
EU/USA/MLA/nl 11
5. In het kader van dit artikel mag rechtshulp niet worden geweigerd op grond van het bankgeheim.
6. De aangezochte staat beantwoordt een verzoek tot het overleggen van stukken betreffende de rekeningen of transacties die conform dit artikel zijn geïdentificeerd, in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijke rechtshulpverdrag dat tussen de betrokken staten van kracht is of, bij gebreke daarvan, in overeenstemming met de vereisten van zijn nationale wetgeving.
7. De overeenkomstsluitende partijen nemen maatregelen om te voorkomen dat aangezochte staten door de toepassing van dit artikel buitengewoon worden belast. Indien een aangezochte staat, met inbegrip van banken of de communicatiekanalen waarin dit artikel voorziet, niettemin buitengewoon worden belast, plegen de overeenkomstsluitende partijen onmiddellijk overleg teneinde de toepassing van dit artikel te vergemakkelijken, en teneinde de maatregelen te treffen die nodig zijn om de bestaande en toekomstige belasting te verminderen.
ARTIKEL 5 Gemeenschappelijke onderzoeksteams
1. De overeenkomstsluitende partijen nemen, voor zover zij zulks nog niet hebben gedaan, de nodige maatregelen om gemeenschappelijke onderzoeksteams te kunnen instellen en te laten optreden op het grondgebied van respectievelijk elke lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika, teneinde strafrechtelijke onderzoeken of strafvervolgingen waarbij een of meer lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika betrokken zijn te vergemakkelijken, voor zover de betrokken lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika dit nodig achten.
EU/USA/MLA/nl 12
2. De procedures voor het functioneren van het team, zoals samenstelling, duur, plaats, organisatie, functies en doel, en de voorwaarden voor deelneming van leden van het team aan onderzoekshandelingen op het grondgebied van een andere staat, worden overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten belast met het onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten die door de respectieve betrokken staten zijn bepaald.
3. De bevoegde autoriteiten aangewezen door de respectieve staten treden rechtstreeks met elkaar in contact met het oog op de instelling en de werking van het team. Echter wanneer vanwege de uitzonderlijke complexiteit, de grote omvang of andere omstandigheden een meer centrale coördinatie nodig wordt geacht voor bepaalde of voor alle aspecten, kunnen de staten overeenkomen daartoe andere passende communicatiekanalen te gebruiken.
4. Wanneer het gemeenschappelijk onderzoeksteam het noodzakelijk acht dat in een van de staten die het team hebben ingesteld, onderzoekshandelingen plaatsvinden, kan een uit die staat afkomstig lid van het team zijn eigen bevoegde autoriteiten vragen die handelingen te verrichten zonder dat de andere staten daartoe een verzoek om rechtshulp behoeven in te dienen. Aan de toepassing van de maatregel in die staat zullen dezelfde juridische eisen worden gesteld als aan nationale onderzoekshandelingen.
EU/USA/MLA/nl 13
ARTIKEL 6 Videoconferenties
1. De overeenkomstsluitende partijen nemen, voor zover dergelijke hulp niet al beschikbaar is, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat tussen iedere lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika videoconferenties kunnen worden gehouden om personen die zich in de aangezochte staat bevinden als getuige of deskundige in een procedure waarin rechtshulp wordt verstrekt, te horen. Voor zover niet specifiek in dit artikel bepaald, gelden voor die procedure de voorwaarden van het tussen de betrokken staten toepasselijke rechtshulpverdrag of van de wet van de aangezochte staat.
2. Tenzij de verzoekende en de aangezochte staat anders zijn overeengekomen, draagt de verzoekende staat de kosten van het totstandbrengen en het functioneren van de videoverbinding. De overige kosten die voortvloeien uit de uitvoering van de maatregel (met inbegrip van de reiskosten van de deelnemers in de aangezochte staat) worden gedragen in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van het tussen de betrokken staten toepasselijke rechtshulpverdrag, dan wel, bij gebreke van zodanig verdrag, zoals overeengekomen tussen de verzoekende en de aangezochte staat.
3. De verzoekende en de aangezochte staat kunnen met elkaar in overleg treden om de oplossing van juridische, technische of logistieke kwesties die zich bij de uitvoering van het verzoek kunnen voordoen, te vergemakkelijken.
EU/USA/MLA/nl 14
4. Onverminderd de rechtsmacht krachtens de wet van de verzoekende staat, dient het met opzet afleggen van een valse verklaring of een ander wangedrag van de persoon die als getuige of deskundige tijdens de videoconferentie wordt gehoord, door de aangezochte staat op dezelfde wijze gestraft als in het kader van nationale procedures zou gebeuren.
5. Dit artikel doet niet af aan het gebruik van andere middelen die krachtens het toepasselijke verdrag of de toepasselijke wet beschikbaar zijn om getuigen te horen.
6. Dit artikel doet geen afbreuk aan de toepassing van bepalingen van bilaterale rechtshulpovereenkomsten tussen de lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika die het gebruik van videoconferenties voor andere dan de in lid 1 aangegeven doelen verplicht stellen of toestaan, daaronder begrepen ten behoeve van de identificatie van personen of voorwerpen of het afnemen van verklaringen in het kader van een onderzoek. Wanneer een toepasselijke overeenkomst of wet niet reeds daarin voorziet, kan een staat het gebruik van videoconferenties in die gevallen toestaan.
ARTIKEL 7 Versnelde toezending van verzoeken
Verzoeken om rechtshulp, en mededelingen dienaangaande, kunnen worden gedaan met behulp van snelle communicatietechnieken, daaronder begrepen faxapparatuur of elektronische post, gevolgd door een formele bevestiging wanneer de aangezochte staat zulks vereist. De aangezochte staat kan het verzoek met behulp van zulke snelle communicatietechnieken beantwoorden.
EU/USA/MLA/nl 15
ARTIKEL 8 Rechtshulp aan administratieve autoriteiten
1. Rechtshulp wordt ook verleend aan een nationale administratieve autoriteit die, krachtens een specifieke administratieve of regelgevende bevoegdheid om dergelijke ond erzoeken te doen, gedragingen onderzoekt met het oog op strafvervolging of verwijzing van dergelijke gedragingen naar autoriteiten die bevoegd zijn deze te onderzoeken of strafrechtelijk te vervolgen. Rechtshulp kan onder vergelijkbare omstandigheden ook worden verleend aan andere administratieve autoriteiten. Rechtshulp wordt niet verleend in aangelegenheden waarin de administratieve autoriteit op voorhand verklaart dat geen vervolging of, voorzover van toepassing, verwijzing zal plaatsvinden.
2.
a) Verzoeken om rechtshulp uit hoofde van dit artikel worden verzonden tussen de centrale
autoriteiten die zijn aangewezen krachtens het tussen de betrokken staten toepasselijke bilaterale rechtshulpverdrag, of tussen andere autoriteiten die door de centrale autoriteiten zijn overeengekomen;
b) Bij gebreke van een verdrag worden verzoeken verzonden tussen het "Department of Justice" van de Verenigde Staten van Amerika en het ministerie van Justitie of, krachtens artikel 15, lid 1, een vergelijkbaar ministerie va n de betrokken lidstaat dat verantwoordelijk is voor de verzending van rechtshulpverzoeken, of tussen andere autoriteiten als overeengekomen tussen het "Department of Justice" en het betrokken ministerie.
EU/USA/MLA/nl 16
3. De overeenkomstsluitende partijen nemen maatregelen om buitengewone belasting van de aangezochte staten ten gevolge van de toepassing van dit artikel te voorkomen. Wanneer een dergelijke buitengewone belasting toch optreedt, plegen de overeenkomstsluitende partijen onverwijld overleg om de toepassing van dit artikel te vergemakkelijken, onder andere door die maatregelen te nemen welke nodig zijn om bestaande en toekomstige belasting te verminderen.
ARTIKEL 9 Gebruiksbeperkingen met het oog op bescherming van persoons- en andere gegevens
1. De verzoekende staat kan van de aangezochte staat verkregen bewijsmateriaal en gegevens gebruiken:
a)
ten behoeve van zijn strafrechtelijke onderzoeken en strafprocedures;
b)
ter voorkoming van een onmiddellijke, ernstige bedreiging van zijn openbare veiligheid;
c)
voor zijn niet-strafrechtelijke gerechtelijke en administratieve procedures die
rechtstreeks verband houden met onderzoeken of procedures
i)
als bedoeld onder a), of
ii)
waarvoor rechtshulp is verstrekt krachtens artikel 8;
EU/USA/MLA/nl 17
d)
voor enig ander doel, indien de gegevens of het bewijsmateriaal openbaar is gemaakt in het kader van een procedure waarvoor ze zijn verstrekt, of in enige andere situatie als beschreven onder a), b) en c), en
e)
voor enig ander doel, uitsluitend na voorafgaande toestemming van de aangezochte staat.
2.
a) Dit artikel laat onverlet de mogelijkheid van de aangezochte staat om in een concrete zaak
nadere voorwaarden te stellen wanneer het concrete rechtshulpverzoek bij gebreke van die voorwaarden niet kan worden nagekomen. Wanneer uit hoofde van dit punt nadere voorwaarden zijn gesteld, kan de aangezochte staat van de verzoekende staat verlangen dat deze inlichtingen verstrekt over het gebruik dat wordt gemaakt van het bewijsmateriaal of de informatie.
b) Algemene beperkingen met betrekking tot de rechtsregels van de verzoekende staat voor het verwerken van persoonsgegevens mogen door de aangezochte staat echter niet als een voorwaarde uit hoofde van lid 2, onder a), worden verbonden aan het verschaffen van bewijsmateriaal of gegevens.
3. Indien de aangezochte staat, nadat hij het verlangde bewijsmateriaal en de gegevens aan de verzoekende staat heeft verstrekt, op de hoogte raakt van omstandigheden die in een concreet geval aanleiding zouden geven aanvullende voorwaarden te stellen, kan de aangezochte staat met de verzoekende staat overleggen om te bepalen in hoeverre het bewijsmateriaal en de gegevens kunnen worden beschermd.
4. Een aangezochte staat mag in plaats van dit artikel de bepaling inzake gebruiksbeperking van het toepasselijke bilaterale rechtshulpverdrag toepassen, indien zulks leidt tot minder beperkingen aan het gebruik van gegevens en bewijsmateriaal dan op grond van onderhavig artikel het geval is.
EU/USA/MLA/nl 18
5. Indien een bilateraal rechtshulpverdrag dat tussen een lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika op de datum van ondertekening van deze overeenkomst van kracht is, beperkingen toestaat op de verplichting om rechtshulp te verlenen bij bepaalde belastingdelicten, kan de betrokken lidstaat bij de uitwisseling van schriftelijke instrumenten met de Verenigde Staten van Amerika als bedoeld in artikel 3, lid 2, aangeven dat hij, bij dergelijke strafbare feiten, de bepaling inzake gebruiksbeperking van dat verdrag blijft toepassen.
ARTIKEL 10 Verzoek om vertrouwelijkheid dat uitgaat van de verzoekende staat
De aangezochte staat stelt alles in het werk om een verzoek en de inhoud ervan vertrouwelijk te houden, indien de verzoekende staat daarom verzoekt. Indien het verzoek niet kan worden uitgevoerd zonder de verlangde vertrouwelijkheid te schenden, deelt de centrale autoriteit van de aangezochte staat dit mee aan de verzoekende staat, die dan bepaalt of het verzoek desalniettemin moet worden uitgevoerd.
ARTIKEL 11 Overleg
De overeenkomstsluitende partijen plegen voor zover nodig overleg opdat zo goed mogelijk gebruik kan worden gemaakt van deze overeenkomst, daaronder begrepen overleg om de oplossing van geschillen over de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst te bevorderen.
EU/USA/MLA/nl 19
ARTIKEL 12 Toepassing in de tijd
1. Deze overeenkomst is van toepassing op strafbare feiten die vóór of na de inwerkingtreding ervan zijn gepleegd.
2. Deze overeenkomst is van toepassing op rechtshulpverzoeken die na de inwerkingtreding ervan zijn ingediend. De artikelen 6 en 7 zijn echter van toepassing op verzoeken die in de aangezochte staat op het moment van inwerkingtreding van deze overeenkomst in behandeling zijn.
ARTIKEL 13 Non-derogatie
Behoudens artikel 4, lid 5, en artikel 9, lid 2, onder b), laat deze overeenkomst voor de aangezochte staat de mogelijkheid onverlet ten aanzien van het verlenen van rechtshulp weigeringsgronden in te roepen uit hoofde van een bilateraal rechtshulpverdrag, of bij ontstentenis daarvan, van zijn toepasselijke rechtsbeginselen, onder andere wanneer de uitvoering van het verzoek schadelijk zou zijn voor zijn soevereiniteit, veiligheid, openbare orde of andere wezenlijke belangen.
ARTIKEL 14 Toekomstige bilaterale rechtshulpverdragen met lidstaten
Deze overeenkomst belet niet dat, nadat zij van kracht is geworden, bilaterale overeenkomsten tussen een lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika worden gesloten die verenigbaar zijn met de onderhavige overeenkomst.
EU/USA/MLA/nl 20
ARTIKEL 15 Aanwijzing en kennisgeving
1. Indien een ander ministerie dan het ministerie van Justitie krachtens artikel 8, lid 2, onder b), is aangewezen, stelt de Europese Unie de Verenigde Staten van Amerika van die aanwijzing in kennis, voorafgaand aan de uitwisseling van schriftelijke instrumenten tussen de lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika zoals omschreven in artikel 3, lid 3.
2. De overeenkomstsluitende partijen stellen elkaar, op basis van onderling overleg over de aanwijzing van de nationale autoriteiten krachtens artikel 4, lid 3, die verantwoordelijk zijn voor het onderzoek naar en de vervolging van strafbare feiten, in kennis van de aldus aangewezen nationale autoriteiten, zulks voorafgaand aan de uitwisseling van schriftelijke instrumenten tussen de lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika zoals omschreven in artikel 3, leden 2 en 3. Voor lidstaten die geen rechtshulpverdrag met de Verenigde Staten van Amerika hebben, stelt de Europese Unie de Verenigde Staten van Amerika voorafgaand aan een dergelijke uitwisseling in kennis van de identiteit van de centrale autoriteiten krachtens artikel 4, lid 3.
3. De overeenkomstsluitende partijen stellen elkaar in kennis van alle uit hoofde van artikel 4, lid 4, ingeroepen beperkingen, voorafgaand aan de uitwisseling van schriftelijke instrumenten tussen de lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika zoals omschreven in artikel 3, leden 2 en 3.
ARTIKEL 16 Territoriale toepassing
1. Deze overeenkomst is van toepassing:
a)
op de Verenigde Staten van Amerika;
EU/USA/MLA/nl 21
b)
in betrekking tot de Europese Unie: -
op de lidstaten;
-
op overzeese gebiedsdelen ten aanzien waarvan een lidstaat verantwoordelijk is voor de externe betrekkingen, of landen die geen lidstaat zijn en ten aanzien waarvan een lidstaat andere taken heeft op het gebied van de externe betrekkingen, en die zijn opgenomen in de lijst die als bijlage bij deze overeenkomst gaat;
-
op gebiedsdelen of landen als bedoeld in het tweede streepje die niet zijn opgenomen in de bijlage maar door de Overeenkomstsluitende Partijen via een diplomatieke- notawisseling zijn overeengekomen welke naar behoren bevestigd is door de betrokken lidstaat.
2. De tot enig gebiedsdeel of land uitgebreide toepassing van deze overeenkomst krachtens lid 1, onder b), kan door elke Overeenkomstsluitende Partij worden beëindigd door middel van een schriftelijke, naar behoren tussen de betrokken lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika bevestigde, kennisgeving langs diplomatieke weg die zes maanden op voorhand aan de andere Partij wordt gedaan.
ARTIKEL 17 Herziening
De overeenkomstsluitende partijen komen overeen deze overeenkomst uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding aan een gemeenschappelijke herziening te onderwerpen. Deze herziening zal in het bijzonder betrekking hebben op de praktische uitvoering van de overeenkomst en kan ook aangelegenheden behelzen zoals de gevolgen van de verdere ontwikkeling van de Europese Unie met betrekking tot het voorwerp van deze overeenkomst.
EU/USA/MLA/nl 22
ARTIKEL 18 Inwerkingtreding en beëindiging 1. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag na de derde maand volgend op de datum waarop de overeenkomstsluitende partijen instrumenten hebben uitgewisseld waaruit blijkt dat zij hun daartoe strekkende interne procedures hebben voltooid. In deze instrumenten wordt tevens aangegeven dat de in artikel 3, leden 2 en 3, bedoelde procedures zijn voltooid. 2. Iedere overeenkomstsluitende partij kan deze overeenkomst te allen tijde beëindigen door de andere partij daarvan schriftelijk in kennis te stellen. De beëindiging wordt zes maanden na de datum van die kennisgeving van kracht. Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden deze overeenkomst hebben ondertekend Gedaan te [
] op [
] in twee exemplaren in de Deense, Duitse, Engelse, Finse, Franse, Griekse,
Italiaanse, Nederlandse, Portugese, Spaanse en Zweedse taal, zijnde de teksten in ieder van deze talen gelijkelijk authentiek. __________________
EU/USA/MLA/nl 23
Toelichting bij de overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika
Deze nota geeft uitleg over afspraken tussen de overeenkomstsluitende partijen betreffende de toepassing van een aantal bepalingen van de overeenkomst betreffende rechtshulp tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (hierna "de overeenkomst" genoemd). Bij ARTIKEL 8 Met betrekking tot rechtshulp aan een administratieve autoriteit uit hoofde van artikel 8, lid 1, houdt de eerste zin van artikel 8, lid 1, de verplichting in om rechtshulp te verlenen aan federale administratieve autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika en nationale administratieve autoriteiten van de lidstaten die daarom verzoeken. Op grond van de tweede zin kan rechtshulp ook worden verleend aan andere - niet- federale of lokale - adminsitratieve autoriteiten. Het is echter aan de aangezochte staat om te bepalen of van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
24
NL
De overeenkomstsluitende partijen komen overeen dat op grond van de eerste zin van artikel 8, lid 1, op verzoek rechtshulp wordt verleend aan een administratieve autoriteit die op het moment dat het verzoek wordt ingediend, bezig is met onderzoeken of procedures met het oog op strafvervolging of verwijzing van de onderzochte gedraging naar autoriteiten die krachtens een specifiek mandaat als direct hierna beschreven bevoegd zijn tot vervolging. Het feit dat op het moment dat het verzoek wordt ingediend, wordt overwogen de zaak voor strafrechtelijke vervolging door te verwijzen, vormt geen beletsel voor die autoriteit om andere dan strafrechtelijke sancties na te streven. Derhalve kan rechtshulp die verleend wordt op grond van artikel 8, lid 1, ertoe leiden dat de verzoekende administratieve autoriteit tot het besluit komt dat strafrechtelijke vervolging of verwijzing met het oog op vervolging niet passend is. Deze mogelijke gevolgen doen echter niets af aan de verplichting van de overeenkomstsluitende partijen om krachtens dit artikel rechtshulp te verlenen. De verzoekende administratieve autoriteit mag artikel 8, lid 1, echter niet gebruiken om rechtshulp te vragen in gevallen waarin geen strafrechtelijke vervolging of verwijzing wordt overwogen, of voor zaken waarbij de onderzochte gedraging krachtens de wetgeving van de verzoekende staat niet in aanmerking komt voor een strafrechtelijke sanctie of verwijzing. De Europese Unie brengt in herinnering dat de inhoud van de overeenkomst wat haar betreft valt onder de bepalingen inzake politiële en justitiële samenwerking in strafzaken van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, en dat de overeenkomst binnen het toepassingsgebied van die bepalingen tot stand is gekomen.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
25
NL
Bij ARTIKEL 9 Artikel 9, lid 2, onder b), moet ervoor zorgen dat weigering van rechtshulp op grond van gegevensbescherming alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk is. Een dergelijke situatie kan zich alleen voordoen als, na afweging van de prevalerende belangen in een specifiek geval (enerzijds de openbare belangen, waaronder een goede rechtsbedeling, en anderzijds de belangen die gemoeid zijn met de bescherming van het privéleven), het overleggen van de door de verzoekende staat verlangde specifieke gegevens dusdanig fundamentele problemen zou veroorzaken dat de aangezochte staat daarin aanleiding ziet om het verzoek om essentiële redenen af te wijzen. Een aangezochte staat kan dus geen medewerking weigeren op grond van een ruime, categorische of systematische toepassing van de beginselen inzake gegevensbescherming. Het feit dat de verzoekende en de aangezochte staat verschillende regelingen voor gegevensbescherming hanteren (bv. als de verzoekende staat niet over een volwaardige speciale gegevensbeschermingsautoriteit beschikt) of een verschillende aanpak volgen voor de bescherming van persoonsgegevens (bv. als de verzoekende staat andere middelen dan het wissen van gegeve ns gebruikt om het privékarakter of de juistheid van door de wetshandhavingsinstanties ontvangen persoonsgegevens te waarborgen), mag krachtens artikel 9, lid 2, onder a), niet als extra voorwaarde worden ingeroepen.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
26
NL
Bij ARTIKEL 14 Artikel 14 bepaalt dat de overeenkomst geen beletsel vormt voor de sluiting, na inwerkingtreding, van bilaterale rechtshulpovereenkomsten tussen een lidstaat en de Verenigde Staten van Amerika indien deze verenigbaar zijn met de overeenkomst.
Mochten op basis van de overeenkomst genomen maatregelen voor de Verenigde Staten van Amerika en een of meer lidstaten praktische problemen opleveren, dan moeten die problemen indien mogelijk in de eerste plaats worden opgelost via overleg tussen de betrokken lidstaat of lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika, of, in voorkomend geval, via de in deze overeenkomst vermelde overlegprocedures. Indien dergelijke praktische problemen niet via overleg alleen kunnen worden opgelost, dan past het binnen de overeenkomst dat toekomstige bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaat of lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika een bruikbaar alternatief mechanisme aanreiken ten behoeve van de doelstellingen van de bepaling in kwestie waaruit de problemen zijn voortgekomen.
_____________________ RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 23 mei 2003 (04.06) (OR. fr)
9670/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0110 (CNS)
LIMITE JUSTCIV 79
NOTA van: aan: nr. vorig doc.: nr. Comv.: Betreft:
het voorzitterschap Coreper II/de Raad 8281/02 JUSTCIV 62 8395/1/02 JUSTCIV 64 REV 1 Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid en de
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
27
NL
erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 en tot wijziging, wat betreft onderhoudsverplichtingen, van Verordening (EG) nr. 44/2001
Voor de delegaties gaat in de bijlage de tekst van het verordeningsvoorstel zoals die door het voorzitterschap is herzien in het licht van de besprekingen in het Comité burgerlijk recht (ouderlijke verantwoordelijkheid) in de eerste helft van 2003.
________________________
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
28
NL
HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES Artikel 1 Toepassingsgebied 1.
Deze verordening is, ongeacht de aard van de rechterl ijke instantie, van toepassing op burgerlijke zaken betreffende : a)
echtscheiding, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van het huwelijk;
b)
de toekenning, uitoefening, overdracht, beperking of beëindiging van de ouderlijke verantwoordelijkheid.
1 bis. De in lid 1, onder b), bedoelde zaken hebben met name betrekking op:
2.
1 2
3
a)
het gezagsrecht en het omgangsrecht;
b)
voogdij, curatele en analoge rechtsinstituten;
c)
de aanwijzing en de taken van personen of lichamen, belast met de zorg voor de persoon of het vermogen van het kind, of die het kind vertegenwoordigen of bijstaan;
d)
de plaatsing van het kind in een pleeggezin of in een inrichting;
e)
de maatregelen ter bescherming van het kind die verband houden met het beheer, de instandhouding van of de beschikking over het vermogen van het kind.
1
Deze verordening is niet van toepassing op: 2 a)
de vaststelling en de ontkenning van familierechtelijke betrekkingen;
b)
beslissingen inzake adoptie, voorbereidende maatregelen voor adoptie, alsmede de nietigverklaring en de herroeping van de adoptie;
c)
de geslachtsnaam en de voornamen van het kind;
d)
de meerderjarigverklaring;
e)
onderhoudsverplichtingen;
f)
trusts en erfopvolging;
3
Zie artikel 57 bis. Nieuwe overweging: "Deze verordening heeft geen betrekking op aangelegenheden zoals sociale zekerheid, publiekrechtelijke maatregelen van algemene aard inzake onderwijs en gezondheid, noch op beslissingen inzake het recht op asiel en immigratie." De opneming en de eventuele formulering van dit punt hangen af van de bespreking over artikel 70.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
29
NL
3.
g)
maatregelen genomen ten gevolge van door kinderen begane strafbare feiten.
h)
maatregelen betreffende het beheer of de instandhouding van dan wel de beschikking over het vermogen van het kind, niet zijnde maatregelen ter bescherming van het kind. 1
(Geschrapt) 2 Artikel 2 Definities
In deze verordening wordt verstaan onder: 1.
"rechterlijke instantie": alle autoriteiten in de lidstaten die bevoegd zijn ter zake van de aangelegenheden die overeenkomstig artikel 1 binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen;
2.
"lidstaat": alle lidstaten met uitzondering van Denemarken;
3.
"beslissing": de door een rechterlijke instantie van een lidstaat uitgesproken echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, alsmede de door een rechterlijke instantie van een lidstaat gegeven beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, ongeacht de benaming van die beslissing, zoals maatregel, bevel of beschikking;
4.
"lidstaat van herkomst ": de lidstaat waar de ten uitvoer te leggen beslissing is gegeven;
5.
"lidstaat van tenuitvoerlegging", de lidstaat waar om tenuitvoerlegging van de beslissing wordt verzocht;
6.
"ouderlijke verantwoordelijkheid": de ingevolge een beslissing, van rechtswege of bij een rechtsgeldige overeenkomst aan een natuurlijke persoon of rechts persoon toegekende rechten en opgelegde verplichtingen, die betrekking hebben op de persoon of het vermogen van een kind. De term omvat onder meer het gezagsrecht en het omgangsrecht;
1
Nieuwe overweging: "Wat betreft het vermogen van het kind is deze verordening uitsluitend van toepassing op de maatregelen ter bescherming van het kind, dat wil zeggen i) op de aanwijzing en de taken van personen of lichamen belast met het beheer van het vermogen van het kind of die het kind vertegenwoordigen of bijstaan, en ii) op de maatregelen betreffende het beheer of de instandhouding van dan wel de beschikking over het vermogen van het kind. Deze verordening laat de toepassing van Verordening (EG) nr. 44/2001 onverlet." Het voorzitterschap is van mening dat dit lid kan worden geschrapt, gezien de wijziging van lid 1 en de in artikel 2, punt 1, opgenomen definitie van de "rechterlijke instantie".
2
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
30
NL
7.
"persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt": elke persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind draagt;
8.
"gezagsrecht" ook de rechten en verplichtingen die betrekking hebben op de zorg voor de persoon van een kind, inzonderheid het recht de verblijfplaats van het kind te bepalen; 1
9.
"omgangsrecht " met name het recht om een kind voor een beperkte tijd mee te nemen naar een andere plaats dan zijn gewone verblijfplaats;
10.
"ongeoorloofde medeneming of niet-terugzending van een kind": het meenemen of niet terugzenden van een kind: a)
wanneer dit geschiedt in strijd met het gezagsrecht dat ingevolge een beslissing, van rechtswege of bij rechtsgeldige overeenkomst is toegekend overeenkomstig het recht van de lidstaat waar het kind onmiddellijk voordat het werd meege nomen of niet teruggezonden, zijn gewone verblijfplaats had;
en b)
indien dit gezagsrecht op het tijdstip waarop het kind werd meegenomen of niet werd teruggezonden, alleen of gezamenlijk, daadwerkelijk werd uitgeoefend, dan wel zou zijn uitgeoefend indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden. Artikel 3 Recht van het kind op contact met beide ouders (...)
Artikel 4 Recht van het kind om te worden gehoord (...)
1
Nieuwe overweging: "Het gezag kan gezamenlijk worden uitgeoefend, zelfs indien het kind gewoonlijk slechts verblijft bij één van de twee personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen. Voor de toepassing van deze verordening dient het gezag als gezamenlijk uitgeoefend te worden beschouwd als een van de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen krachtens een beslissing of het nationaal recht niet zonder de instemming van de andere persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, de verblijfplaats van het kind kan bepalen."
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
31
NL
HOOFDSTUK II BEVOEGDHEID AFDELING 1 ECHTSCHEIDING, SCHEIDING VAN TAFEL EN BED EN NIETIGVERKLARING VAN HET HUWELIJK Artikel 5 Algemene bevoegdheid 1.
Ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk zijn bevoegd de rechterlijke instanties van de lidstaat: a)
op het grondgebied waarvan: – de echtgenoten hun gewone verblijfplaats hebben; of – zich de laatste gewone verblijfplaats van de echtgenoten bevindt, indien een van hen daar nog verblijft; of – de verweerder zijn gewone verblijfplaats heeft; of – in geval van een gemeenschappelijk verzoek, zich de gewone verblijfplaats van een van de echtgenoten bevindt; of – zich de gewone verblijfplaats van de verzoeker bevindt, indien hij daar sedert ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek verblijft; of – zich de gewone verblijfplaats van de verzoeker bevindt, indien hij daar sedert ten minste zes maanden onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek verblijft en hetzij onderdaan van de betrokken lidstaat is, hetzij, in het geval van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, daar zijn "domicile" (woonplaats) heeft;
b) 2.
waarvan beide echtgenoten de nationaliteit bezitten of, in het geval van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, waar beide echtgenoten hun "domicile" (woonplaats) hebben.
In deze verordening heeft "woonplaats" dezelfde betekenis als volgens het recht van het Verenigd Koninkrijk of Ierland. Artikel 6 Wedereis
De rechterlijke instantie waarvoor een procedure op grond van artikel 5 aanhangig is, is ook bevoegd kennis te nemen van een wedereis, mits deze binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
32
NL
Artikel 7 Omzetting van scheiding van tafel en bed in echtscheiding Onverminderd artikel 5 is de rechterlijke instantie van een lidstaat die een beslissing inzake scheiding van tafel en bed heeft gegeven, ook bevoegd om die scheiding om te zetten in echtscheiding, indien de wet van die lidstaat daarin voorziet. Artikel 8 Exclusieve aard van de bevoegdheden op grond van de artikelen 5, 6 en 7 De echtgenoot die: a)
zijn gewone verblijfplaats op het grondgebied van een lidstaat heeft; of
b)
onderdaan van een lidstaat is of, in het geval van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, zijn "domicile" (woonplaats) op het grondgebied van een van die lidstaten heeft,
kan slechts op grond van de artikelen 5, 6 en 7 voor een rechterlijke instantie van een andere lidstaat worden gedaagd. Artikel 9 Residuele bevoegdheid 1.
Indien van geen enkele lidstaat een rechterlijke instantie op grond van de artikelen 5, 6 en 7 bevoegd is, wordt in elke lidstaat de bevoegdheid beheerst door de wetgeving van die lidstaat.
2.
Jegens de verweerder die zijn gewone verblijfplaats niet op het grondgebied van een lidstaat heeft en die hetzij niet de nationaliteit van een lidstaat bezit, hetzij, in het geval van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, zijn "domicile" (woonplaats) niet op het grondgebied van een van die lidstaten heeft, kan een onderdaan van een lidstaat die zijn gewone verblijfplaats op het grondgebied van een andere lidstaat heeft, evenals de onderdanen van die lidstaat, zich beroepen op de aldaar geldende bevoegdheidsregels.
AFDELING 2 OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID Artikel 10 Algemene bevoegdheid 1.
Ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid zijn de rechterlijke instanties bevoegd van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind op het tijdstip dat de zaak bij de rechterlijke instantie aanhangig wordt gemaakt, zijn gewone verblijfplaats heeft.
2.
Het bepaalde in lid 1 geldt onder voorbehoud van de artikelen 11, 11 bis en 12.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
33
NL
Artikel 11 Forum van de vorige verblijfplaats van het kind Optie I 1.
Wanneer een kind wettig van een lidstaat naar een andere lidstaat verhuist, en aldaar een nieuwe gewone verblijfplaats verkrijgt, worden de rechterlijke instanties van de nieuwe gewone verblijfplaats van het kind pas na een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de verhuizing bevoegd ter zake van het omgangsrecht, indien: a) en
voordat het kind verhuisde, een beslissing betreffende het omgangsrecht is gegeven
b)
de persoon aan wie krachtens die beslissing het omgangsrecht is toegewezen, zijn gewone verblijfplaats behoudt in de lidstaat van de vorige gewone verblijfplaats van het kind.
2.
Wanneer lid 1 van toepassing is, blijven de rechterlijke instanties van de lidstaat van de vorige gewone verblijfplaats van het kind bevoegd voor de wijziging van de in lid 1, onder a), bedoelde beslissing be treffende het omgangsrecht.
3.
Lid 1 is niet van toepassing indien de in lid 1, onder b), bedoelde persoon die het omgangsrecht bezit, de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de lidstaat van de nieuwe gewone verblijfplaats van het kind heeft aanvaard door aan een procedure voor die rechterlijke instanties deel te nemen zonder hun bevoegdheid aan te vechten. Optie II
Wanneer een kind wettig van een lidstaat naar een andere lidstaat verhuist en aldaar een nieuwe gewone verblijfplaats verkrijgt, be houden de rechterlijke instanties van de vorige gewone verblijfplaats van het kind, in afwijking van artikel 10, gedurende een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de verhuizing hun bevoegdheid voor de wijziging van een in die lidstaat vóór de verhuizing van het kind gegeven beslissing betreffende het omgangsrecht, indien: a)
de persoon aan wie krachtens die beslissing het omgangsrecht is toegewezen, zijn gewone verblijfplaats behoudt in de lidstaat van de vorige gewone verblijfplaats van het kind,
en b)
de persoon die het omgangsrecht bezit, er niet van afziet zich voor de rechterlijke instanties van de lidstaat van de nieuwe verblijfplaats van het kind te beroepen op de verlengde bevoegdheid.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
34
NL
Artikel 11 bis 1 Bevoegdheid in geval van ontvoering van het kind In geval van ongeoorloofde medeneming of niet-terugzending van het kind blijven de rechterlijke instanties van de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats had onmiddellijk voor de ongeoorloofde medeneming of niet-terugzending bevoegd totdat het kind in een andere lidstaat een gewone verblijfplaats heeft verkregen en: a)
alle personen[, instellingen of andere lichamen] medeneming of niet-terugzending hebben berust;
2
die gezagsrecht bezitten, in de
of b)
1 2
het kind gedurende ten minste een jaar nadat de persoon[, de instelling of het lichaam] met gezagsrecht wist of had moeten weten waar het zich bevond, in die andere lidstaat heeft verbleven en in zijn nieuwe omgeving geworteld is, en aan één van de volgende voorwaarden is voldaan: i)
er is bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarheen het kind is meegenomen of waar het wordt vastgehouden, geen verzoek om terug zending ingediend binnen een jaar nadat de persoon die gezagsrecht bezit, wist of had moeten weten waar het kind zich bevond;
ii)
een door de persoon met gezagsrecht ingediend verzoek om terugzending is ingetrokken en er is geen nieuw verzoek ingediend binnen de onder i) gestelde termijn;
iii)
overeenkomstig artikel 11 ter, lid 7, is voor de rechterlijke instantie in de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde medeneming of niet-terugzending zijn gewone verblijfplaats had, een zaak gesloten verklaard;
iv)
de rechterlijke instanties van de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats had onmiddellijk voor de ongeoorloofde medeneming of nietterugzending hebben een beslissing gegeven over gezagsrecht die niet de terugzending van het kind met zich meebrengt.
De formulering van de artikelen 11 bis en 11 ter is die waarover de Raad op 2 november 2002 overeenstemming heeft bereikt. Of de woorden "instellingen of andere lichamen" uit het Haags Verdrag van 1996 zullen worden overgenomen, zal afhangen van het toepassingsgebied van de verordening. Dit is geen onderdeel van de overeenstemming waarvan sprake is in de vorige voetnoot.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
35
NL
Artikel 11 ter Terugzending van het kind 1.
Wanneer een persoon[, instelling of ander lichaam] met gezagsrecht bij de bevoegde autoriteiten van een lidstaat een verzoek indient om een bevel krachtens het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980, teneinde de terugzending te verkrijgen van een kind dat ongeoorloofd is meegenomen of vastgehouden in een andere lidstaat dan de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats had onmiddellijk voor de ongeoorloofde medeneming of niet-terugzending, zijn de leden 2 tot en met 8 van toepassing. 1
2.
Bij de toepassing van de artikelen 12 en 13 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 wordt ervoor gezorgd dat het kind in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord tijdens de procedure, tenzij dit vanwege zijn leeftijd of mate van rijpheid niet raadzaam wordt geacht. 2
3.
De rechterlijke instantie waarbij een in lid 1 bedoeld verzoek om terugzending van het kind is ingediend, beschikt met bekwame spoed, met gebruikmaking van de snelste procedures die in het nationaal recht beschikbaar zijn. Onverminderd de eerste alinea beslist zij binnen zes weken nadat het verzoek aanhangig is gemaakt, tenzij dit door uitzonderlijke omstandigheden onmogelijk wordt gemaakt.
4.
Een rechterlijke instantie kan niet weigeren een kind terug te zenden op grond van artikel 13, onder b), van het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980, wanneer vaststaat dat er adequate regelingen zijn getroffen om de bescherming van het kind na de terugkeer te verzekeren.
5.
Een rechterlijke instantie kan de terugzending van een kind niet weigeren indien de persoon die om de terugzending van het kind verzoekt niet in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord.
6.
De rechterlijke instantie die krachtens artikel 13 van het Verdrag van 's Gravenhage van 1980 een bevel tot niet-terugzending heeft gegeven, moet onmiddellijk, rechtstreeks dan wel door tussenkomst van haar centrale autoriteit, een afschrift van het bevel en van de desbetreffende stukken, met name het zittingsverslag, doen toekomen aan de bevoegde rechterlijke instantie of centrale autoriteit in de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats had onmiddellijk voor een ongeoorloofde medeneming of nietterugzending, als bepaald bij het nationale recht. De rechterlijke instantie ontvangt alle bedoelde stukken binnen een maand te rekenen vanaf de datum waarop het bevel tot niet-terugzending is gegeven.
1
De bedoeling is dat het Haags Verdrag van 1980 van toepassing blijft in geval van ontvoering van kinderen tussen lidstaten. Wellicht moet de tekst worden aangepast in het licht van de verdere besprekingen in het Comité burgerlijk recht. In een overweging zal worden aangegeven dat het niet de bedoeling is de nationale procedures betreffende het horen van het kind te wijzigen.
2
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
36
NL
7.
Tenzij één van beide partijen zich reeds heeft gewend tot de rechter in de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats had onmiddellijk voor een ongeoorloofde medeneming of niet-terugzending, roept de rechterlijke instantie of centrale autoriteit die de in lid 6 bedoelde informatie ontvangt, de partijen 1 op met het verzoek binnen drie maanden na de oproeping opmerkingen in te dienen overeenkomstig het nationale recht, zodat de rechterlijke instantie het gezagsrecht kan behandelen. Onverminderd de bevoegdheidsregels van deze verordening verklaart de rechterlijke instantie de zaak gesloten indien zij binnen die termijn geen opmerkingen heeft ontvangen.
8.
Niettegenstaande een bevel tot niet-terugzending krachtens artikel 13 van het Verdrag van Den Haag, is een latere beslissing die de terugzending van het kind met zich meebrengt, gegeven door een rechterlijke instantie die krachtens deze verordening bevoegd is, uitvoerbaar overeenkomstig afdeling 3 van hoofdstuk III, zulks teneinde de terug zending van het kind te verzekeren. Artikel 12 Uitbreiding van rechtsmacht Optie I
1.
De rechterlijke instanties van een lidstaat zijn bevoegd, wanneer: a)
hun bevoegdheid op het tijdstip waarop de zaak bij de rechterlijke instantie aanhangig wordt gemaakt, uitdrukkelijk is aanvaard door alle betrokken partijen [alternatief: door alle personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen] en door het belang van het kind wordt gerechtvaardigd;
en b)
1
aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: i)
het kind heeft een nauwe band met die lidstaat, met name omdat een van de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft of omdat het kind onderdaan van die lidstaat is;
ii)
de rechterlijke instanties van die lidstaat oefenen hun bevoegdheid op grond van afdeling I ter zake van een verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk uit [en ten minste één van de echtgenoten draagt de ouderlijke verantwoordelijkheid voor het kind].
In een overweging zal worden aangegeven dat deze bepaling geen beletsel is om in de nationale wetgeving een verplichting op te nemen voor de centrale autoriteit van de lidstaat om ook de bevoegde overheidsinstanties op te roepen.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
37
NL
[2.
De op grond van lid 1, onder a), juncto lid 1, onder b) ii), uitgeoefende bevoegdheid loopt ten einde zodra: a)
hetzij de beslissing houdende toewijzing of afwijzing van het verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk definitief is geworden;
b)
hetzij, indien nog een procedure betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid aanhangig is op het onder a) bedoelde tijdstip, een beslissing in die procedure definitief is geworden;
c)
hetzij de onder a) en b) bedoelde procedures om een andere reden zijn beëindigd]. 1
Optie II 1.
De rechterlijke instanties van een lidstaat zijn, in de uitoefening van hun bevoegdheid op grond van artikel 5 ter zake van een verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, bevoegd ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid indien: a)
ten minste één van de echtgenoten de ouderlijke verantwoordelijkheid voor het kind draagt;
en b)
2.
1
de bevoegdheid van de rechterlijke instanties uitdrukkelijk door de echtgenoten of door de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, is aanvaard en door het belang van het kind wordt gerechtvaardigd.
De overeenkomstig lid 1 uitgeoefende bevoegdheid loopt ten einde zodra: a)
hetzij de beslissing houdende toewijzing of afwijzing van het verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk definitief is geworden;
b)
hetzij, ingeval nog een procedure betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid aanhangig is op het onder a) bedoelde tijdstip, een beslissing in die procedure definitief is geworden;
c)
hetzij de onder a) en b) bedoelde procedures om een andere reden zijn beëindigd.
Lid 2 kan overbodig lijken, aangezien duidelijk uit artikel 1, onder b) ii), blijkt dat de rechterlijke instanties die een beslissing inzake de echtscheiding nemen, ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid slechts bevoegd zijn voorzover en zolang zij "hun bevoegdheid uitoefenen" ter zake van de echtscheiding. Dat betekent dat de bevoegdheid van die rechterlijke instanties ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid ophoudt te bestaan zodra zij een uitspraak ter zake van de echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk hebben gedaan.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
38
NL
3.
De rechterlijke instanties van een lidstaat zijn ook ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind bevoegd, indien: a)
het kind een nauwe band met die lidstaat heeft, met name omdat een van de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft of omdat het kind onderdaan van die lidstaat is;
en b)
hun bevoegdheid op het tijdstip waarop de zaak bij de rechterlijke instantie aanhangig wordt gemaakt, uitdrukkelijk is aanvaard door alle [betrokken partijen] [partijen bij de procedure] en door het belang van het kind wordt gerechtvaardigd. Artikel 13 Bevoegdheid op grond van de plaats waar het kind zich bevindt
1.
Wanneer de gewone verblijfplaats van een kind niet kan worden vastgesteld [en van geen enkele lidstaat een rechterlijke instantie op grond van artikel 12 bevoegd is], zijn de rechterlijke instanties van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zich bevindt, bevoegd.
2.
Lid 1 is ook van toepassing op vluchtelingenkinderen en kinderen die ten gevolge van onlusten die in hun land plaatsvinden, naar een ander land zijn overgebracht. Artikel 14 Residuele bevoegdheid
Indien van geen enkele lidstaat een rechterlijke instantie op grond van de artikelen 10 tot en met 13 bevoegd is, wordt in elke lidstaat de bevoegdheid beheerst door de wetgeving van die lidstaat. Artikel 15 Verwijzing naar een rechterlijke instantie die beter in staat is de zaak te behandelen 1.
De rechterlijke instanties van een lidstaat die bevoegd zijn om van het bodemgeschil kennis te nemen kunnen bij wijze van uitzondering, indien naar hun inzicht een rechterlijke instantie van een andere lidstaat waarmee het kind een bijzondere band heeft beter in staat is de zaak of een specifiek onderdeel daarvan te behandelen, in het belang van het kind: a)
de behandeling van de zaak of het betrokken onderdeel daarvan schorsen en de partijen uitnodigen om overeenkomstig lid 3 een daartoe strekkend verzoek te richten aan de rechterlijke instantie van die andere lidstaat, of
b)
de rechterlijke instantie van een andere lidstaat verzoeken overeenkomstig lid 4 de bevoegdheid te aanvaarden.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
39
NL
1 bis)
Lid 1 is van toepassing: a)
op verzoek van een van de partijen, of
b)
op initiatief van de rechterlijke instantie, of
c)
op verzoek van de rechterlijke instantie van een andere lidstaat waarmee het kind een bijzondere band heeft, overeenkomstig lid 2.
Verwijzing op initiatief van de rechterlijke instantie of op verzoek van de rechterlijke instantie van een andere lidstaat kan echter slechts plaatsvinden indien zulks door ten minste een van de partijen wordt aanvaard. 2.
Het kind wordt geacht een bijzondere band met een lidstaat te hebben in de zin van lid 1 indien:
3.
a)
na de aanhangigmaking van een zaak bij een rechterlijke instantie het kind zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft; of
b)
het kind in die lidstaat voorheen zijn gewone verblijfplaats had; of
c)
het kind onderdaan van die lidstaat is; of
d)
een persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft; of
e)
het geschil betrekking heeft op de maatregelen te r bescherming van het kind die verband houden met het beheer of de instandhouding van dan wel de beschikking over de vermogensbestanddelen van het kind die zich op het grondgebied van die lidstaat bevinden.
De tot kennisneming van het bodemgeschil bevoegde rechterlijke instantie van de lidstaat stelt een termijn vast waarbinnen de zaak overeenkomstig lid 1 bij de rechterlijke instanties van de andere lidstaat aanhangig moet worden gemaakt. Geschiedt dit niet binnen deze termijn, dan blijft de rechterlijke instantie waarbij de zaak aanvankelijk aanhangig is gemaakt, de bevoegdheid uitoefenen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14.
4.
1
De rechterlijke instanties van die andere lidstaat kunnen, wanneer dit, gelet op de specifieke omstandigheden van de zaak, in het belang van het kind is, de bevoegdheid aanvaarden binnen zes weken nadat de zaak op grond van lid 1, onder a) of b), bij hen aanhangig is gemaakt. De rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst was aangebracht, wijst in dit geval haar bevoegdheid af. In het andere geval blijft de rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst was aangebracht, haar bevoegdheid overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 uitoefenen 1 .
In een overweging zal duidelijk worden gemaakt dat de rechterlijke instantie waarbij de zaak in tweede instantie aanhangig is gemaakt, de zaak hoe dan ook, volgens de logica van lid 1, niet naar een derde rechterlijke instantie kan verwijzen.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
40
NL
5.
Voor de toepassing van dit artikel wordt door de rechterlijke instanties, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de overeenkomstig artikel 55 aangewezen centrale autoriteiten samengewerkt.
AFDELING 3 GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN Artikel 16 Aanhangigmaking van een zaak bij een rechterlijke instantie Een zaak wordt geacht bij een rechterlijke instantie aanhangig te zijn gemaakt: a)
op het tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid of een gelijkwaardig stuk bij de rechterlijke instantie wordt ingediend, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de betekening of kennisgeving van het stuk aan de verweerder behoorde te doen;
of b)
indien betekening of kennisgeving van dit stuk moet plaatsvinden voordat het bij de rechterlijke instantie wordt ingediend, op het tijdstip waarop de autoriteit die verantwoordelijk voor de betekening of kennisgeving is, het stuk ontvangt, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de indiening van het stuk bij de rechterlijke instantie behoorde te doen. Artikel 17 Controle van de bevoegdheid
De rechterlijke instantie van een lidstaat waarbij een zaak aanhangig is gemaakt waarvoor overeenkomstig deze verordening niet deze rechterlijke instantie maar een rechterlijke instantie van een andere lidstaat bevoegd is, verklaart zich ambtshalve onbevoegd. Artikel 18 Controle van de ontvankelijkheid van het stuk 1.
Wanneer de verweerder die zijn gewone verblijfplaats in een andere lidstaat heeft dan de lidstaat waar de zaak aanhangig is gemaakt, niet verschijnt, houdt de bevoegde rechterlijke instantie haar uitspraak aan zolang niet vaststaat dat de verweerder in de gele genheid is gesteld het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk zo tijdig als met het oog op zijn verdediging noodzakelijk was, te ontvangen, of dat daartoe al het nodige is gedaan.
2.
Artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1348/2000 is in plaats van het bepaalde in lid 1 van toepassing, indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk overeenkomstig het bepaalde in die verordening door een lidstaat aan een andere lidstaat diende te worden toegezonden.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
41
NL
3.
Wanneer de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1348/2000 niet van toepassing zijn, wordt artikel 15 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken toegepast, indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk overeenkomstig dat verdrag aan een andere staat diende te worden toegezonden. Artikel 19 Aanhangigheid en onderling afhankelijke vorderingen
1.
Wanneer bij rechterlijke instanties van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk aanhangig zijn, houdt de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, haar uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van de rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.
2.
Wanneer bij rechterlijke instanties van verschillende lidstaten vorderingen betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind aanhangig zijn welke hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, haar uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van de rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.
3.
Wanneer de bevoegdheid van de rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verwijst de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, partijen naar die rechterlijke instantie.
In dit geval kan de partij die de vordering aanhangig heeft gemaakt bij de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, die vordering aanhangig maken bij de rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst is aangebracht. Artikel 20 Voorlopige en bewarende maatregelen 1.
In spoedeisende gevallen belet deze verordening niet dat de rechterlijke instanties van een lidstaat met betrekking tot personen of goederen die zich in die staat bevinden, voorlopige en bewarende maatregelen nemen waarin de wetgeving van die lidstaat voorziet, zelfs indien krachtens deze verordening een rechterlijke instantie van een andere lidstaat bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen.
2.
De in lid 1 bedoelde maatregelen houden op van toepassing te zijn, wanneer de rechterlijke instanties die krachtens deze verordening bevoegd zijn van het bodemgeschil kennis te nemen, de maatregelen hebben genomen die zij passend achten.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
42
NL
HOOFDSTUK III ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING Artikel 21 Bevoegdheid (...)
Artikel 22 Terugzending van het kind (...)
Artikel 23 Niet-terugzending van het kind bij wege van voorlopige bewarende maatregel (...)
Artikel 24 Beslissing betreffende het gezag (...)
Artikel 25 Kosten (...)
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
43
NL
AFDELING 1 ERKENNING Artikel 26 Erkenning van een beslissing 1.
De in een lidstaat gegeven beslissing wordt in de andere lidstaten erkend zonder dat daartoe enigerlei bijzondere procedure vereist is. (...) (is artikel 49 bis geworden) (...) (is artikel 49 ter geworden)
2.
Inzonderheid is er, onverminderd lid 3, geen bijzondere procedure vereist om de akten van de burgerlijke stand van een lidstaat aan te passen overeenkomstig een in een andere lidstaat gegeven beslissing ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, waartegen volgens de wetgeving van die lidstaat geen rechtsmiddel meer openstaat.
3.
Onverminderd afdeling 3 kan elke belanghebbende volgens de procedures van afdeling 2 om erkenning of niet-erkenning van de beslissing verzoeken. De relatieve bevoegdheid van de in de lijst in bijlage I genoemde rechterlijke instantie wordt beheerst door het nationale recht van de lidstaat waar een verzoek om erkenning of nieterkenning wordt ingediend.
4.
Indien voor een rechterlijke instantie van een lidstaat de erkenning van een beslissing als incidentele vraag wordt opgeworpen, kan zij daarover uitspraak doen.
Artikel 27 Gronden tot weigering van de erkenning van beslissingen ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk Een beslissing ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk wordt niet erkend: a)
indien de erkenning kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;
b)
indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk niet voldoende tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging noodzakelijk was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, is betekend of ter kennis is gebracht, tenzij vaststaat dat hij ondubbelzinnig met de beslissing instemt;
c)
indien zij onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing; of
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
44
NL
d)
indien de beslissing onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een andere lidstaat of in een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven, mits die vroegere beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat. Artikel 28 Gronden tot weigering van de erkenning van beslissingen betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid
Een beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid wordt niet erkend: a)
indien de erkenning, gelet op het belang van het kind, kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;
b)
behalve in spoedeisende gevallen, indien zij is gegeven zonder dat het kind, in strijd met de fundamentele procesregels van de aangezochte lidstaat, in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord;
c)
indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk niet voldoende tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn of haar verdediging noodzakelijk was, aan de persoon tegen wie verstek werd verleend, is betekend of ter kennis is gebracht, tenzij vaststaat dat deze persoon ondubbelzinnig met de beslissing instemt;
d)
ten verzoeke van eenieder die beweert dat de beslissing in de weg staat aan de uitoefening van zijn ouderlijke verantwoordelijkheid, indien zij is gegeven zonder dat deze persoon in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord;
e)
indien zij onverenigbaar is met een latere beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, die in de aangezochte lidstaat is gegeven;
f)
indien zij onverenigbaar is met een latere beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, die in een andere lidstaat of in het derde land van de gewone verblijfplaats van het kind is gegeven, mits die latere beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat.
of g)
indien de procedure van artikel 57bis niet in acht is genomen. Artikel 29 Geen toetsing van de bevoegdheid van de oorspronkelijke rechter
De bevoegdheid van de rechterlijke instantie van de lidstaat van herkomst wordt niet getoetst. Het criterium van de openbare orde, bedoeld in artikel 27, onder a), en artikel 28, onder a), wordt niet toegepast op de bevoegdheidsregels van de artikelen 5 tot en met 14 (...).
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
45
NL
Artikel 30 Discrepanties tussen de toepasselijke wetgevingen De erkenning van een beslissing kan niet worden geweigerd om reden dat volgens de wetgeving van de aangezochte lidstaat echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk niet op dezelfde gronden mogelijk zou zijn. Artikel 31 Geen onderzoek van de juistheid In geen geval wordt de juistheid van de beslissing onderzocht. Artikel 32 Aanhouding van de uitspraak 1.
De rechterlijke instantie waarvoor de erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing wordt gevorderd, kan haar uitspraak aanhouden, indien tegen deze beslissing een gewoon rechtsmiddel is ingesteld.
2.
De rechterlijke instantie waarvoor de erkenning wordt gevorderd van een in het Verenigd Koninkrijk of Ierland gegeven beslissing waarvan de tenuitvoerlegging door een daartegen in de lidstaat van herkomst ingesteld rechtsmiddel is opgeschort, kan haar uitspraak aanhouden.
AFDELING 2 VERZOEK OM UITVOERBAARVERKLARING Artikel 33 Uitvoerbare beslissingen 1.
De beslissing betreffende de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind, die in een lidstaat is gegeven en aldaar uitvoerbaar is, en die betekend is, is in een andere lidstaat uitvoerbaar nadat zij aldaar op verzoek van een belanghebbende uitvoerbaar is verklaard.
2.
In het Verenigd Koninkrijk is die beslissing in Engeland en Wales, in Schotland of in NoordIerland echter eerst uitvoerbaar na op verzoek van een belanghebbende in het betrokken gebiedsdeel van het Verenigd Koninkrijk voor tenuitvoerlegging te zijn geregistreerd.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
46
NL
Artikel 34 Relatief bevoegde rechterlijke instantie 1.
Het verzoek om uitvoerbaarverklaring wordt bij de in de lijst in bijlage I genoemde rechterlijke instantie ingediend.
2.
De relatief bevoegde rechterlijke instantie is die van de gewone verblijfplaats van de persoon jegens wie de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, of van de gewone verblijfplaats van een kind waarop het verzoek betrekking heeft. Wanneer geen van de in de eerste alinea genoemde plaatsen zich in de aangezochte lidstaat bevindt, is de relatief bevoegde rechterlijke instantie die van de plaats van tenuitvoerlegging. Artikel 35 Procedure
1.
De wetgeving van de aangezochte lidstaat bepaalt volgens welke procedure het verzoek moet worden ingediend.
2.
De verzoeker moet woonplaats kiezen binnen het rechtsgebied van de rechterlijke instantie die van het verzoek kennis neemt. Kent de wetgeving van de aangezochte lidstaat echter geen woonplaatskeuze, dan wijst de verzoeker een procesgemachtigde aan.
3.
De in de artikelen 49 quater en 49 sexies bedoelde documenten worden bij het verzoek gevoegd. Artikel 36 Beslissing van de rechterlijke instantie
1.
De rechterlijke instantie waarbij het verzoek is ingediend, doet daarover onverwijld uitspraak. Noch de persoon jegens wie de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, noch het kind wordt in deze stand van de procedure gehoord.
2.
Het verzoek kan slechts om een van de in de artikelen 27, 28 en 29 genoemde redenen worden afgewezen.
3.
In geen geval wordt de juistheid van de beslissing onderzocht. Artikel 37 Kennisgeving van de beslissing
De op het verzoek gegeven beslissing wordt door de griffier onverwijld ter kennis van de verzoeker gebracht, op de in de wetgeving van de aangezochte lidstaat bepaalde wijze.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
47
NL
Artikel 38 Rechtsmiddelen 1.
Elke partij kan tegen de beslissing over het verzoek om uitvoerbaarverklaring een rechtsmiddel instellen.
2.
Het rechtsmiddel wordt ingesteld bij de in de lijst in bijlage II genoemde rechterlijke instantie.
3.
Het rechtsmiddel wordt behandeld volgens de regels van de procedure op tegenspraak.
4.
Indien het rechtsmiddel wordt ingesteld door de partij die om uitvoerbaarverklaring verzoekt, wordt de partij jegens wie de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, opgeroepen voor de rechterlijke instantie waarbij het rechtsmiddel is ingesteld. Indien deze partij niet verschijnt, is artikel 18 van toepassing.
5.
Het rechtsmiddel tegen de beslissing tot uitvoerbaarverklaring moet worden ingesteld binnen een maand na de betekening daarvan. Indien de partij jegens wie de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, gewoonlijk in een andere lidstaat verblijft dan die waar de beslissing tot uitvoerbaarverklaring is gegeven, bedraagt de termijn voor het instellen van het rechtsmiddel twee maanden, te rekenen vanaf de datum van de betekening aan deze partij in persoon of op zijn adres. 1 De termijn wordt niet op grond van de afstand verlengd. Artikel 39 Hogere voorziening en terzake bevoegde rechterlijke instanties
Tegen de op het rechtsmiddel gegeven beslissing kunnen slechts de in bijlage III genoemde rechtsmiddelen worden aangewend. Artikel 40 Aanhouding van de uitspraak 1.
De rechterlijke instantie waarbij overeenkomstig artikel 38 of artikel 39 het rechtsmiddel wordt ingesteld, kan op verzoek van de partij jegens wie de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, haar uitspraak aanhouden, indien in de lidstaat van herkomst een gewoon rechtsmiddel is ingesteld of de termijn daartoe nog niet is verstreken 2 ; in dit laatste geval kan de rechterlijke instantie een termijn vaststellen binnen welke het rechtsmiddel moet worden ingesteld.
2.
Indien de beslissing in het Verenigd Koninkrijk of Ierland is gegeven, wordt elk rechtsmiddel dat in de lidstaat van herkomst kan worden ingesteld, voor de toepassing van lid 1 als een gewoon rechtsmiddel beschouwd.
1
De Spaanse delegatie heeft een schriftelijk voorstel voor aanvulling van deze zin gepresenteerd (doc. 8485/03 JUSTCIV 67). De Spaanse delegatie heeft een schriftelijk voorstel voor aanvulling van deze zin gepresenteerd (doc. 8485/03 JUSTCIV 67).
2
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
48
NL
Artikel 41 Gedeeltelijke tenuitvoerlegging 1.
Indien in de beslissing uitspraak is gedaan over meerdere punten en de tenuitvoerlegging niet voor al die punten kan worden toegestaan, staat de rechterlijke instantie de tenuitvoerlegging voor één of meer van die punten toe.
2.
De verzoeker kan de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de beslissing vorderen. Artikel 42 Documenten (...) (is artikel 49 quater geworden) Artikel 43 Ontbrekende documenten (...) (is artikel 49 quinquies geworden)
Artikel 44 Certificaten betreffende beslissingen in huwelijkszaken en certificaten betreffende beslissingen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (...) (is artikel 49 sexies geworden)
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
49
NL
AFDELING 3 UITVOERBAARHEID VAN BEPAALDE BESLISSINGEN OMTRENT HET OMGANGSRECHT EN BEPAALDE BESLISSINGEN DIE DE TERUGZENDING VAN HET KIND MET ZICH 1 MEEBRENGEN
Artikel 45 Toepassingsgebied 1.
Deze afdeling is van toepassing op: a)
het omgangsrecht (...)
en b)
2.
de terugzending van een kind op grond van een overeenkomstig artikel 11 ter, lid 8, door een rechterlijke instantie gegeven beslissing die de terugzending van het kind met zich meebrengt.
De bepalingen van deze afdeling beletten niet dat een persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, overeenkomstig de bepalingen van de afdelingen 1 en 2 de erkenning en tenuitvoerlegging vordert. Artikel 46 Omgangsrecht
1.
Het in artikel 45, lid 1, onder a), bedoelde omgangsrecht, toegekend bij een in een lidstaat gegeven, uitvoerbare beslissing, wordt in alle andere lidstaten erkend en is aldaar uitvoerbaar zonder verklaring van uitvoerbaarheid en zonder dat de mogelijkheid bestaat de erkenning te betwisten, indien de beslissing in de lidstaat van herkomst overeenkomstig lid 2 van dit artikel is gecertificeerd.
2.
De rechter van de lidstaat van herkomst of de persoon met een soortgelijke bevoegdheid als de rechter geeft het certificaat slechts af, indien: a)
het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk zo tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan elke betrokkene die niet aan de procedure heeft deelgenomen, is betekend of ter kennis is gebracht, tenzij vaststaat dat deze ondubbelzinnig met de beslissing instemt
b)
alle betrokken partijen [in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord,
en b)
het kind in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord, tenzij dit vanwege zijn leeftijd of mate van rijpheid niet raadzaam werd geacht.
De rechter of de persoon met een soortgelijke bevoegdheid als de rechter van de lidstaat van herkomst geeft het certificaat af op verzoek van een persoon die een omgangsrecht bezit,
1
De formulering van het opschrift van deze afdeling is gelijkgetrokken met de tekst waarover tijdens de Raadszitting van 29 november 2002 overeenstemming is bereikt.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
50
NL
en met gebruikmaking van het in bijlage VI opgenomen modelformulier (certificaat betreffende het omgangsrecht). Het certificaat wordt in de taal van de beslissing gesteld 1 . 3.
Wanneer het omgangsrecht betrekking heeft op een grensoverschrijdend geval, wordt het certificaat ambtshalve afgegeven bij de uitspraak. In andere gevallen kan een van de partijen altijd later om afgifte ervan verzoeken.
Artikel 47 2 Terugzending van een kind 1.
De in artikel 45, lid 1, onder b), bedoelde terugzending van een kind op grond van een in een lidstaat gegeven uitvoerbare beslissing wordt in een andere lidstaat erkend en is aldaar uitvoerbaar zonder dat een uitvoerbaarverklaring nodig is en zonder dat de mogelijkheid bestaat de erkenning te betwisten, indien de beslissing in de lidstaat van herkomst is gecertificeerd. Een overeenkomstig artikel 11 ter, lid 8, door een rechterlijke instantie gegeven beslissing die de terugzending van het kind met zich meebrengt, welke volgens het nationaal recht niet van rechtswege bij voorraad uitvoerbaar is, kan door de rechterlijke instantie uitvoerbaar worden verklaard. 3
2.
1 2 3
De rechterlijke instantie die de in artikel 45, lid 1, onder b), bedoelde beslissing heeft gegeven, geeft het in lid 1 bedoelde certificaat slechts af indien: a)
het kind in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord, tenzij dit vanwege zijn leeftijd of mate van rijpheid niet raadzaam werd geacht,
b)
de partijen in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord, en
c)
de rechterlijke instantie bij het geven van de beslissing rekening heeft gehouden met de redenen en het bewijsmateriaal die ten grondslag lagen aan het bevel dat krachtens artikel 13 van het Verdrag van Den Haag van 1980 is gegeven.
De nadere inhoud van het certificaat moet in het Comité burgerlijk recht worden vastgesteld. De formulering van artikel 47 is gelijkgetrokken met de tekst waarover tijdens de Raadszitting van 29 november 2002 overeenstemming is bereikt. Consensus over het beginsel dat de rechter de beslissing uitvoerbaar kan verklaren als zij volgens het nationaal recht niet van rechtswege uitvoerbaar is. De tekst van deze alinea behoeft echter nadere bestudering.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
51
NL
Indien de rechterlijke instantie of een andere autoriteit maatregelen treft ter bescherming van het kind na de terugzending naar de staat waar het zijn gewone verblijfplaats heeft, bevat het certificaat de bijzonderheden van die maatregelen. De rechterlijke instantie van de lidstaat van herkomst geeft het certificaat ambtshalve af, met gebruikmaking van het in bijlage VII opgenomen modelformulier (certificaat betreffende de terugzending). Het certificaat wordt in de taal van de beslissing gesteld.
1
Artikel 48 Vordering tot rectificatie 1.
Het recht van de lidstaat waar de beslissing is gegeven is van toepassing op iedere rectificatie van het certificaat. Tegen de afgifte van een certificaat overeenkomstig artikel 46, lid 1, of artikel 47, lid 1, staat overigens geen rechtsmiddel open.
2.
Het certificaat heeft alleen gevolg binnen de grenzen van de uitvoerbaarheid van de uitspraak. Artikel 49 Documenten
1.
De partij die de tenuitvoerlegging van een beslissing vordert, legt over: a)
een afschrift van de beslissing dat voldoet aan de voorwaarden tot vaststelling van de echtheid ervan;
en b) 2.
het in artikel 46, lid 1, of artikel 47, lid 1, bedoelde certificaat.
Voor de toepassing van dit artikel -
gaat het in artikel 46, lid 1, bedoelde certificaat vergezeld van een vertaling van punt 10 inzake de regelingen betreffende het omgangsrecht gevoegd.
-
gaat het in artikel 47, lid 1, bedoelde certificaat vergezeld van een vertaling van punt 10 inzake de maatregelen die zijn genomen met het oog op de terugzending van het kind.
De vertaling wordt gesteld in de officiële taal of een van de officiële talen van de aange zochte lidstaat of in een andere taal die de aangezochte lidstaat uitdrukkelijk aanvaardt. De vertaling wordt gewaarmerkt door een persoon die in een van de lidstaten daartoe gemachtigd is.
1
De nadere inhoud van het certificaat moet in het Comité burgerlijk recht worden vastgesteld.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
52
NL
AFDELING 3 BIS GEMEENSCHAPPELIJKE B EPALINGEN
Artikel 49 bis 1 Kosten De bepalingen van dit hoofdstuk zijn ook van toepassing op het bepalen van het bedrag van de gerechtskosten van overeenkomstig deze verordening aangespannen procedures en op de tenuitvoerlegging van elke beslissing betreffende die kosten. Artikel 49 ter 2 Authentieke akten, verleden en uitvoerbaar in een lidstaat, en gerechtelijke schikkingen, in de loop van een geding tot stand gekomen en uitvoerbaar in de lidstaat van herkomst, worden onder dezelfde voorwaarden erkend en uitvoerbaar verklaard als beslissingen. Artikel 49 quater 3 Documenten 1.
De partij die de erkenning van een beslissing vordert of betwist, dan wel om uitvoerbaarverklaring verzoekt, legt over: a)
een afschrift van de beslissing dat voldoet aan de voorwaarden tot vaststelling van de echtheid ervan;
en b) 2.
een certificaat als bedoeld in artikel 49 sexies.
Indien het een beslissing bij verstek betreft, legt de partij die de erkenning vordert of om uitvoerbaarverklaring verzoekt, voorts over: a)
het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het document waaruit blijkt dat het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk aan de nietverschenen partij is betekend of ter kennis is gebracht;
of b)
1 2 3
een document waaruit blijkt dat de verweerder ondubbelzinnig met de beslissing instemt.
(voorheen artikel 26, lid 1, tweede alinea) (voorheen artikel 26, lid 1, derde alinea) (voorheen artikel 42)
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
53
NL
Artikel 49 quinquies 1 Ontbrekende documenten 1.
Bij gebreke van overlegging van de in artikel 49 quater, lid 1, onder b), of lid 2, bedoelde documenten kan de rechterlijke instantie een termijn voor de overlegging daarvan vaststellen of gelijkwaardige documenten aanvaarden, dan wel, indien zij zich voldoende ingelicht acht, vrijstelling van de overlegging verlenen.
2.
Indien de rechterlijke instantie dit verlangt, wordt een vertaling van de documenten overgelegd. De vertaling wordt gewaarmerkt door een persoon die in een van de lidstaten daartoe gemachtigd is.
Artikel 49 sexies 2 Certificaten betreffende beslissingen in huwelijkszaken en certificaten betreffende beslissingen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid De bevoegde rechterlijke instantie of de bevoegde autoriteit van een lidstaat waar een beslissing is gegeven, geeft op verzoek van een belanghebbende een certificaat af volgens het modelformulier in bijlage IV (beslissingen in huwelijkszaken) of in bijlage V (beslissingen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid).
AFDELING 4 OVERIGE BEPALINGEN Artikel 50 Procedure van tenuitvoerlegging 1.
De procedure van tenuitvoerlegging wordt beheerst door de wetgeving van de aangezochte lidstaat.
2. Elke beslissing van een rechterlijke instantie van een andere lidstaat die overeenkomstig afdeling 2 uitvoerbaar is verklaard, of overeenkomstig artikel 46, lid 1, of artikel 47, lid 1, is gecertificeerd, wordt in de aangezochte lidstaat ten uitvoer gelegd onder dezelfde voorwaarden als de in die lidstaat gegeven beslissingen.
1 2 3
3
voorheen artikel 43 voorheen artikel 44 Er kan zich een probleem voordoen wanneer de executie van een gecertificeerde beslissing pas lang na de afgifte van het certificaat van start gaat. Overeengekomen is dat het Comité burgerlijk recht zich over de technische oplossing voor dit probleem zal buigen, met name om te voorkomen dat een beslissing nog ten uitvoer kan worden gelegd nadat zij bij een latere beslissing is gewijzigd.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
54
NL
Artikel 51 Praktische regelingen betreffende de uitoefening van het omgangsrecht 1.
De rechterlijke instanties van de aangezochte lidstaat kunnen praktische regelingen betreffende de wijze van uitoefening van het omgangsrecht treffen, indien de noodzakelijke regelingen daartoe niet zijn getroffen in de beslissing van de lidstaat die in de betrokken zaak ten gronde bevoegd is, mits de wezenlijke bestanddelen van die beslissing worden geëerbiedigd.
2.
De overeenkomstig lid 1 getroffen praktische regelingen houden op van toepassing te zijn, wanneer later een beslissing terzake wordt gegeven door de rechterlijke instanties van de lidstaat die in de betrokken zaak ten gronde bevoegd is. Artikel 52 Rechtsbijstand
De verzoeker die in de lidstaat van herkomst in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de procedures, bedoeld in de artikelen 26, 33 en 51, in aanmerking voor de gunstigste bijstand of de ruimste vrijstelling waarin de wetgeving van de aangezochte lidstaat voorziet. Artikel 53 Cautie of andere zekerheid Van de partij die in een lidstaat de tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat gegeven beslissing vordert, kan geen cautie of andere zekerheid, onder welke benaming ook, worden geëist op grond dat: a)
hij geen gewone verblijfplaats heeft in de lidstaat waar de tenuitvoerlegging wordt gevorderd; of
b)
hij vreemdeling is of, wanneer in het Verenigd Koninkrijk of Ierland de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, hij zijn "domicile" (woonplaats) niet in een van die lidstaten heeft. Artikel 54 Geen legalisatie of soortgelijke formaliteit
Er wordt geen legalisatie of soortgelijke formaliteit vereist met betrekking tot de in de artikelen 49 quater, 49 quinquies en 49 bedoelde documenten, noch, in voorkomend geval, met betrekking tot de procesvolmacht.
HOOFDSTUK IV SAMENWERKING TUSSEN CENTRALE AUTORITEITEN Artikel 55 Aanwijzing Elke lidstaat wijst een centrale autoriteit aan om behulpzaam te zijn bij de toepassing van deze verordening. 9670/03
gar/SAV/mj DG H III
55
NL
Federale staten, staten met meer dan één rechtsstelsel en staten met autonome territoriale structuren kunnen meer dan één centrale autoriteit aanwijzen en de territoriale bevoegdheid daarvan omschrijven. Wanneer een lidstaat meer dan één centrale autoriteit heeft aangewezen, kunnen mededelingen worden toegezonden hetzij direct aan de betrokken centrale autoriteit, hetzij aan een van de door de lidstaten aan te wijzen centrale autoriteiten, die bevoegd zijn om deze mededelingen door te zenden aan de betrokken centrale autoriteit en de verzender daarvan in kennis te stellen.
Artikel 56 Algemene taken De centrale autoriteiten stellen informatie betreffende de nationale wetten en procedures ter beschikking en nemen algemene maatregelen om de toepassing van deze verordening te verbeteren en hun onderlinge samenwerking te intensive ren. (…) Daartoe wordt gebruik gemaakt van het bij Beschikking 2001/470/EG ingestelde Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken. Artikel 57 Samenwerking in specifieke gevallen De centrale autoriteiten werken op verzoek van een centrale autoriteit van een andere lidstaat of van een persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, in specifieke gevallen met elkaar samen ter verwezenlijking van de doeleinden van deze verordening. Daartoe nemen zij, overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat, rechtstreeks of door tussenkomst van de overheidsdiensten of andere instanties alle nodige maatregelen om: a)
informatie uit te wisselen over: i)
de situatie van het kind,
ii)
lopende procedures, of
iii)
beslissingen die betrekking hebben op het kind;
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
56
NL
b)
[…]
c)
[…]
d)
informatie te verstrekken [en bijstand te verlenen] aan personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind dragen en die op hun grondgebied beslissingen willen doen erkennen en ten uitvoer leggen, met name wat betreft het omgangsrecht en de terugzending van het kind;
e)
de communicatie tussen rechterlijke instanties te ondersteunen, met name met het oog op de uitvoering van artikel 11 ter, leden 6 en 7, en artikel 15;
en f)
[informatie te verstrekken teneinde] door bemiddeling of anderszins overeenstemming tussen de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind dragen te bevorderen, en daartoe grensoverschrijdende samenwerking te organiseren. Artikel 57 bis Plaatsing van het kind in een instelling
1.
Indien een ingevolge de artikelen 10 tot en met 15 bevoegde rechterlijke instantie overweegt het kind te plaatsen in een instelling of in een pleeggezin dat nog geen speciale band heeft met het kind, en indien deze plaatsing dient te geschieden in een andere lidstaat, pleegt zij eerst overleg met de centrale autoriteit of een andere bevoegde autoriteit van die lidstaat. 1
2.
De in lid 1 bedoelde beslissing over de plaatsing mag in de verzoekende lidstaat slechts worden genomen indien de centrale autoriteit of een andere bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat heeft ingestemd met de plaatsing.
3.
Wanneer de rechterlijke instantie die bevoegd is krachtens de artikelen 10 tot en met 15 besluit het kind te plaatsen in een pleeggezin dat reeds een bijzondere band met het kind heeft, en die plaatsing in een andere lidstaat geschiedt, stelt zij de centrale autoriteit of een bevoegde autoriteit van die lidstaat daarvan in kennis.
1
In een overweging zal worden aangegeven dat de regelingen in verband met de raadpleging van en de goedkeuri ng door de aangezochte staat worden beheerst door het nationale recht van de aangezochte en de verzoekende staat.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
57
NL
Artikel 58 Werkwijze 1.
Een persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind draagt, kan bij de centrale autoriteit van de lidstaat waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft of bij de centrale autoriteit van de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft of op het grond gebied waar het zich waarschijnlijk bevindt, een verzoek om bijstand als omschreven in artikel 57 indienen. Indien het verzoek om bijstand betrekking heeft op erkenning of tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid die binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, voegt de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, de desbetreffende certificaten, bedoeld in artikel 49 sexies, artikel 46, lid 1, of artikel 47, lid 1, bij het verzoek.
2.
Elke lidstaat deelt de Commissie mee welke andere officiële taal of talen van de Europese Unie dan zijn eigen taal of talen hij voor mededelingen aan zijn centrale autoriteit kan aanvaarden.
3.
De door de centrale autoriteiten overeenkomstig artikel 57 verleende bijstand is kosteloos.
4.
Elke centrale autoriteit draagt haar eigen kosten. Artikel 59 Vergaderingen
Er worden regelmatig vergaderingen van de centrale autoriteiten bijeengeroepen overeenkomstig Beschikking 2001/470/EG van de Raad betreffende de oprichting van een Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken.
HOOFDSTUK VI VERHOUDING TOT ANDERE INSTRUMENTEN
Artikel 60 Verhouding tot andere instrumenten 1.
Onverminderd artikel 63 en lid 2 van het onderhavige artikel treedt deze verordening tussen de lidstaten in de plaats van de op het tijdstip van de inwerkingtreding ervan bestaande overeenkomsten tussen twee of meer lidstaten, die betrekking hebben op onderwerpen welke in deze verordening zijn geregeld.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
58
NL
2.
3.
a)
Finland en Zweden hebben de mogelijkheid te verklaren dat de Overeenkomst van 6 februari 1931 tussen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden houdende internationaal-privaatrechtelijke bepalingen ter zake van huwelijk, adoptie en voogdij, met bijbehorend slotprotocol, in hun onderlinge betrekkingen geheel of gedeeltelijk toepasselijk is in plaats van deze verordening. Een dergelijke verklaring wordt als bijlage bij deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Voornoemde lidstaten kunnen te allen tijde hun verklaring geheel of gedeeltelijk intrekken.
b)
Het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit van burgers van de Unie wordt geëerbiedigd.
c)
In alle toekomstige overeenkomsten tussen de onder a) genoemde lidstaten worden de bevoegdheidsregels die betrekking hebben op een in deze verordening geregeld onderwerp, in overeenstemming gebracht met de regels van deze verordening.
d)
Beslissingen die in een van de Noordse staten die een verklaring als bedoeld onder a) heeft afgelegd, zijn gegeven op een bevoegdheidsgrond die overeenkomt met een van de gronden waarin de hoofdstukken II en III van deze verordening voorzien, worden de in de overige lidstaten overeenkomstig de regels van hoofdstuk IV van deze verordening erkend en ten uitvoer gelegd.
Door de lidstaten wordt aan de Commissie: a)
een afschrift toegezonden van de in lid 2, onder a) en c), bedoelde overeenkomsten en van de eenvormige wetten ter uitvoering daarvan;
b)
mededeling gedaan van elke opzegging van of wijziging in deze overeenkomsten of eenvormige wetten. Artikel 61 Verhouding tot bepaalde multilaterale verdragen
In de betrekkingen tussen de lidstaten heeft deze verordening voorrang boven de volgende verdragen, voorzover zij betrekking hebben op onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld: a) b) c) d)
het Verdrag van 's-Gravenhage van 5 oktober 1961 betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen; het Verdrag van Luxemburg van 8 september 1967 inzake de erkenning van beslissingen betreffende de huwelijksband; het Verdrag van 's-Gravenhage van 1 juni 1970 inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed; het Europees Verdrag van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen;
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
59
NL
e)
het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen;
en f)
het Verdrag van 's-Gravenhage van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen. [Met betrekking tot de bevoegdheid heeft de onderhavige verordening voorrang boven dit verdrag ten aanzien van kinderen die hun gewone verblijfplaats op het grondgebied van een lidstaat hebben.] Artikel 62 Verdragen met de Heilige Stoel
1.
Deze verordening laat onverlet het op 7 mei 1940 te Vaticaanstad ondertekende internationale verdrag (concordaat) tussen de Heilige Stoel en de Portugese Republiek.
2.
Elke beslissing ter zake van de nietigverklaring van een huwelijk, gegeven krachtens het in lid 1 genoemde concordaat, wordt in de lidstaten erkend onder de in hoofdstuk IV, afdeling 1, vastgestelde voorwaarden.
3.
Het bepaalde in de leden 1 en 2 is tevens van toepassing op de volgende internationale verdragen (concordaten) met de Heilige Stoel: a)
het Verdrag van lateranen van 11 februari 1929 tussen de Italiaanse Republiek en de Heilige Stoel, gewijzigd bij de op 18 februari 1984 te Rome ondertekende overeenkomst met bijbehorend protocol;
b)
de Overeenkomst van 3 januari 1979 tussen de Heilige Stoel en Spanje over juridische kwesties.
4.
De in lid 2 voorziene erkenning van beslissingen kan in Italië en in Spanje worden onderworpen aan dezelfde procedures en controles als van toepassing zijn ten aanzien van beslissingen van kerkelijke rechterlijke instanties op grond van de in lid 3 genoemde internationale verdragen met de Heilige Stoel.
5.
De betrokken lidstaten: a)
zenden de Commissie een afschrift van de in de leden 1 en 3 genoemde verdragen toe;
b)
doen haar mededeling van elke opzegging van of wijziging in deze verdragen.
HOOFDSTUK VII OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 63 1.
De bepalingen van deze verordening zijn slechts van toepassing op rechtsvorderingen ingesteld, authentieke akten verleden en gerechtelijke schikkingen in de loop van een
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
60
NL
geding tot stand gekomen na de datum vanaf welke deze verordening overeenkomstig artikel 71 van toepassing is. 2.
Beslissingen, gegeven na de datum vanaf welke de onderhavige verordening van toepassing is, naar aanleiding van vóór die datum maar na de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1347/2000 ingestelde vorderingen, worden overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV van de onderhavige verordening erkend en ten uitvoer gelegd, indien de toegepaste bevoegdheidsregels overeenkomen met die waarin wordt voorzien door hoofdstuk II of hoofdstuk III van de onderhavige verordening, door Verordening (EG) nr. 1347/2000 of door een overeenkomst tussen de lidstaat van herkomst en de aangezochte lidstaat die van kracht was toen de vordering werd ingesteld.
3.
Beslissingen, gegeven vóór de datum vanaf welke de onderhavige verordening van toepassing is, naar aanleiding van na de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1347/2000 ingestelde vorderingen, worden overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV van de onderhavige verordening erkend en ten uitvoer gelegd, indien zij betrekking hebben op echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, dan wel, ter gelegenheid van dergelijke vorderingen in huwelijkszaken, op de ouderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen.
4.
Beslissingen, gegeven vóór de datum vanaf welke de onderhavige verordening van toepassing is, maar na de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1347/2000, naar aanleiding van vóór de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1347/2000 inge stelde vorderingen, worden overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV van de onderhavige verordening erkend en ten uitvoer gelegd, indien zij betrekking hebben op echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, dan wel, ter gelegenheid van dergelijke vorderingen in huwelijkszaken, op de ouderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen, en indien de toegepaste bevoegdheidsregels overeenkomen met die waarin wordt voorzien door hoofdstuk II of hoofdstuk III va n de onderhavige verordening, door Verordening (EG) nr. 1347/2000 of door een overeenkomst tussen de lidstaat van herkomst en de aangezochte lidstaat die van kracht was toen de vordering werd ingesteld.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
61
NL
HOOFDSTUK VIII SLOTBEPALINGEN
Artikel 64 Lidstaten met twee of meer rechtsstelsels Ten aanzien van een lidstaat waar met betrekking tot de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld, twee of meer rechtsstelsels of regelingen van toepassing zijn in verschillende gebiedsdelen: a)
wordt met de gewone ve rblijfplaats in die lidstaat de gewone verblijfplaats in een gebiedsdeel bedoeld;
b)
heeft de term "nationaliteit" of, in het geval van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, de term "domicile" (woonplaats) betrekking op het gebiedsdeel dat in de wetgeving va n die staat is aangeduid;
c)
wordt met de autoriteit van een lidstaat de autoriteit van het betrokken gebiedsdeel van die staat bedoeld;
d)
worden met de bepalingen van de aangezochte lidstaat de bepalingen van het gebiedsdeel bedoeld waar de bevoegdheid, erkenning of tenuitvoerlegging in het geding wordt gebracht. Artikel 65 Inlichtingen betreffende de centrale autoriteiten en het taalgebruik
De lidstaten delen de Commissie binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening mee: a)
de namen, adressen en communicatiemiddelen van de overeenkomstig artikel 55 aangewezen centrale autoriteiten;
b)
de overeenkomstig artikel 58, lid 2, voor mededelingen aan de centrale autoriteiten aanvaarde talen;
en c)
de overeenkomstig artikel 49, lid 2, voor het certificaat betreffende het omgangsrecht aanvaarde talen.
De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van elke wijziging in deze inlichtingen. De Commissie maakt deze inlichtingen openbaar.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
62
NL
Artikel 66 Wijzigingen in de bijlagen I, II en III De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de teksten tot wijziging van de in de bijlagen I, II en III opgenomen lijsten van rechterlijke instanties en rechtsmiddelen. De Commissie past de betrokken bijlagen dienovereenkomstig aan. Artikel 67 Wijzigingen in de bijlagen IV tot en met VII Elke wijziging in de in de bijlagen IV tot en met VII opgenomen modelformulieren wordt aangenomen volgens de in artikel 68, lid 2, geregelde procedure. Artikel 68 Comité 1.
De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordigers van de Commissie.
2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is de adviesprocedure, geregeld in artikel 3 van Besluit 1999/468/EG, van toepassing, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van dat besluit.
3.
Het comité stelt zijn reglement van orde vast. Artikel 69 Intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000
1.
Verordening (EG) nr. 1347/2000 wordt ingetrokken met ingang van de datum vanaf welke de onderhavige verordening overeenkomstig artikel 71 van toepassing is.
2.
Elke verwijzing naar Verordening (EG) nr. 1347/2000 wordt gelezen als een verwijzing naar de onderhavige verordening, overeenkomstig de concordantietabel in bijlage VIII.
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
63
NL
Artikel 70 Wijziging van Verordening (EG) nr. 44/2001 Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 44/2001 wordt gelezen als volgt: "2) ten aanzien van onderhoudsverplichtingen: voor het gerecht van de plaats waar de tot onderhoud gerechtigde zijn of haar woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, of, indien het een bijkomende eis betreft die is verbonden met een vordering betreffende de staat van personen, voor het gerecht dat volgens zijn eigen recht bevoegd is daarvan kennis te nemen, behalve in het geval dat deze bevoegdheid uitsluitend berust op de nationaliteit van een der partijen, of, indien het een bijkomende eis betreft die is verbonden met een vordering betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, voor het gerecht dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. ... van de Raad [betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid] * bevoegd is daarvan kennis te nemen. * PB L ..." Artikel 71 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2003. Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 juli 2004, met uitzondering van artikel 65, dat van toepassing is met ingang van 1 juli 2003. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Gedaan te Brussel,
Voor de Raad De voorzitter
9670/03
gar/SAV/mj DG H III
64
NL
Bijlage I De in de artikelen 26 en 33 bedoelde verzoeken worden ingediend bij de volgende rechterlijke instanties: -
in België, de Rechtbank van eerste aanleg/het "Tribunal de première instance"/het "erstinstanzliches Gericht";
-
in Duitsland: -
in het district van het "Kammergericht" (Berlin), het "Familiengericht Pankow/Weissensee",
-
in de districten van de nog bestaande "Oberlandesgerichte", het "Familiengericht" ter zetel van het betrokken "Oberlandesgericht";
-
in Griekenland, de "Mo??µe??? ???t?d??e??";
-
in Spanje, de "Juzgado de Primera Instancia";
-
in Frankrijk, de president van het "Tribunal de grande instance";
-
in Ierland het "High Court";
-
in Italië, het "Corte d’appello";
-
in Luxemburg, de president van het "Tribunal d’arrondissement";
-
in Nederland, de president van de arrondissementsrechtbank;
-
in Oostenrijk, het "Bezirksgericht";
-
in Portugal, het "Tribunal de Comarca" of het "Tribunal de família";
-
in Finland, het "käräjäoikeus"/"tingsrätt";
-
in Zweden de "Svea hovrätt";
-
in het Verenigd Koninkrijk: a)
in Engeland en Wales, het "High Court of Justice";
b)
in Schotland, het "Court of Session";
c)
in Noord-Ierland, het "High Court of Justice";
d)
in Gibraltar, het "Supreme Court".
9817/03
mip/KF/kr DG H
65
EN
Bijlage II Het in artikel 38 bedoelde rechtsmiddel wordt ingesteld bij de volgende rechterlijke instanties: -
in België: a) b)
de persoon die de verklaring van tenuitvoerlegging heeft gevraagd kan een rechtsmiddel instellen bij het "hof van beroep" of het "cour d'appel". de persoon tegen wie tenuitvoerlegging is gevraagd, kan een rechtsmiddel instellen bij de "rechtbank van eerste aanleg" of het "tribunal de première instance" of het "erstinstanzliches Gericht";
-
in Duitsland, het "Oberlandesgericht";
-
in Griekenland, het "?fete??";
-
in Spanje, de "Audiencia Provincial";
-
in Frankrijk, het "Cour d’appel";
-
in Ierland, het "High Court";
-
in Italië, het "Corte d’appello";
-
in Luxemburg, het "Cour d’appel";
-
in Nederland: a) b)
indien de verzoeker of de verweerder die verschenen is, het rechtsmiddel instelt: voor het gerechtshof; indien de verweerder tegen wie verstek verleend is, het rechtsmiddel instelt: voor de arrondissementsrechtbank;
-
in Oostenrijk, het "Bezirksgericht";
-
in Portugal, het "Tribunal da Relação";
-
in Finland, het "hovioikeus"/"hovrätt";
-
in Zweden, de "Svea hovrätt";
-
in het Verenigd Koninkrijk: a)
in Engeland en Wales, het "High Court of Justice";
b)
in Schotland, het "Court of Session";
c)
in Noord-Ierland, het "High Court of Justice".
d)
In Gibraltar: het "Court of Appeal".
9817/03
mip/KF/kr DG H
66
EN
BIJLAGE III Tegen de beslissing, gegeven op het in artikel 39 bedoelde rechtsmiddel, kan: -
in België, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland slechts een beroep in cassatie worden ingesteld;
-
in de Bondsrepubliek Duitsland slechts het rechtsmiddel van "Rechtsbeschwerde" worden aangewend;
-
in Ierland slechts het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag bij het "Supreme Court" worden aangewend;
-
in Oostenrijk slechts het rechtsmiddel van "Revisionsrekurs" worden aangewend;
-
in Portugal slechts het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag worden aangewend;
-
in Finland slechts beroep bij het "korkein oikeus/högsta domstolen" worden ingesteld;
-
in Zweden slechts beroep bij het "Högsta domstolen" worden ingesteld;
-
in het Verenigd Koninkrijk één enkel rechtsmiddel van hoger beroep over een rechtsvraag worden aangewend.
9817/03
mip/KF/kr DG H
67
EN
BIJLAGE IV Certificaat betreffende beslissingen in huwelijkszaken, bedoeld in artikel 44 1.
Land van oorspong
2.
Rechterlijke instantie of autoriteit die het certificaat afgeeft 2.1. Naam 2.2. Adres 2.3. Tel./fax/e- mail
3.
Huwelijk 3.1. Vrouw 3.1.1. Volledige naam 3.1.1.a. Adres 3.1.2. Geboorteland en -plaats 3.1.3. Geboortedatum 3.2. Man 3.2.1. Volledige naam 3.2.1.a. Adres 3.2.2. Geboorteland en -plaats 3.2.3. Geboortedatum 3.3. Land, plaats (indien bekend) en datum van het huwelijk 3.3.1. Land van het huwelijk 3.3.2. Plaats van het huwelijk (indien bekend) 3.3.3. Datum van het huwelijk
4.
Rechterlijke instantie die de beslissing heeft gegeven 4.1. Naam van de rechterlijke instantie 4.2. Plaats van de rechterlijke instantie
5.
Besluit 5.1. Datum 5.2. Referentienummer 5.3. Soort beslissing 5.3.1. Echtscheiding 5.3.2. Nietigverklaring van het huwelijk 5.3.3. Scheiding van tafel en bed
9817/03
mip/KF/kr DG H
68
EN
5.4. Is de beslissing bij verstek gegeven? 5.4.1. Neen 5.4.2. Ja1 6.
Namen van de partijen aan wie rechtsbijstand is toegekend
7.
Staat tegen de beslissing hoger beroep open volgens de wet van de lidstaat van herkomst? 7.1. Neen 7.2. Ja
8.
Datum van het rechtsgevolg in de lidstaat waar de beslissing is gegeven 8.1. Echtscheiding 8.2. Scheiding van tafel en bed
Gedaan te —————————, datum ————————— Handtekening en/of stempel
1
De in artikel 42, lid 2, bedoelde documenten moeten worden bijgevoegd.
9817/03
mip/KF/kr DG H
69
EN
BIJLAGE V Certificaat betreffende beslissingen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, bedoeld in artikel 44 1.
Land van oorspong
2.
Rechterlijke instantie of autoriteit die het certificaat afgeeft 2.1. Naam 2.2. Adres 2.3. Tel./fax/e- mail
3.
Personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen 3.1. Moeder 3.1.1. Volledige naam 3.1.1.a. Adres 3.1.2. Geboortedatum en -plaats 3.2. Vader 3.2.1. Volledige naam 3.2.1.a. Adres 3.2.2. Geboortedatum en -plaats 3.3. Andere 3.3.1. Volledige naam 3.3.2. Geboortedatum en -plaats
4.
Rechterlijke instantie die de beslissing heeft gegeven 4.1. Naam van de rechterlijke instantie 4.2. Plaats van de rechterlijke instantie
5.
Besluit 5.1. Datum 5.2. Referentienummer 5.3. Is de beslissing bij verstek gegeven? 5.3.1. Neen 5.3.2. Ja 1
1
De in artikel 42, lid 2, bedoelde documenten moeten worden bijgevoegd.
9817/03
mip/KF/kr DG H
70
EN
6.
Kinderen op wie de beslissing betrekking heeft
1
6.1. Volledige naam en geboortedatum 6.2. Volledige naam en geboortedatum 6.3. Volledige naam en geboortedatum 6.4. Volledige naam en geboortedatum 7.
Namen van de partijen aan wie rechtsbijstand is toegekend
8.
Uitvoerbaarheid en betekening 8.1. Is de beslissing volgens de wet van de lidstaat van herkomst uitvoerbaar? 8.1.1. Ja 8.1.2. Neen 8.2. Is de beslissing betekend aan de partij jegens wie de tenuitvoerlegging wordt gevorderd? 8.2.1. Ja 8.2.1.1.
Volledige naam van de partij
8.2.1.2.
Datum van de betekening
8.2.2. Neen
Gedaan te —————————, datum ————————— Handtekening en/of stempel
1
Indien de beslissing betrekking heeft op meer dan vier kinderen moet een tweede formulier worden gebruikt.
9817/03
mip/KF/kr DG H
71
EN
BIJLAGE VI Certificaat betreffende beslissingen inzake het omgangsrecht, bedoeld in artikel 46, lid 1 1.
Land van oorspong
2.
Rechterlijke instantie of autoriteit die het certificaat afgeeft 2.1. Naam 2.2. Adres 2.3. Tel./fax/e- mail
3.
Ouders 3.1. Moeder 3.1.1. Volledige naam 3.1.1.a. Adres 3.1.2. Geboortedatum en -plaats 3.2. Vader 3.2.1. Volledige naam 3.2.1.a. Adres 3.2.2. Geboortedatum en -plaats
4.
Rechterlijke instantie die de beslissing heeft gegeven 4.1. Naam van de rechterlijke instantie 4.2. Plaats van de rechterlijke instantie
5.
Besluit 5.1. Datum 5.2. Referentienummer
6.
Kinderen op wie de beslissing betrekking heeft
1
6.1. Volledige naam en geboortedatum 6.2. Volledige naam en geboortedatum 6.3. Volledige naam en geboortedatum 6.4. Volledige naam en geboortedatum 7.
De beslissing is uitvoerbaar volgens de wet van de lidstaat van herkomst.
8.
De beslissing is niet bij verstek gegeven.
1
Indien de beslissing betrekking heeft op meer dan vier kinderen moet een tweede formulier worden gebruikt.
9817/03
mip/KF/kr DG H
72
EN
9.
De kinderen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, tenzij dit vanwege hun leeftijd of mate van rijpheid niet raadzaam werd geacht.
10.
11.
Regelingen betreffende de uitoefening van het omgangsrecht 10.1.
Datum
10.2.
Plaats
10.3.
Specifieke verplichtingen van de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen met betrekking tot het ophalen en terugbrengen van de kinderen
10.3.1.
Aansprakelijkheid voor de vervoerkosten
10.3.2.
Andere
10.4.
Eventuele beperkingen van de uitoefening van het omgangsrecht
Namen van de partijen aan wie rechtsbijstand is toegekend
Gedaan te —————————, datum ————————— Handtekening en/of stempel
9817/03
mip/KF/kr DG H
73
EN
BIJLAGE VII Certificaat betreffende de terugzending, bedoeld in artikel 47, lid 1 1.
Land van oorspong
2.
Rechterlijke instantie of autoriteit die het certificaat afgeeft 2.1. Naam 2.2. Adres 2.3. Tel./fax/e- mail
3.
Personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen 3.1. Moeder 3.1.1. Volledige naam 3.1.1.a. Adres 3.1.2. Geboortedatum en -plaats 3.2. Vader 3.2.1. Volledige naam 3.2.1.a. Adres 3.2.2. Geboortedatum en -plaats 3.3. Andere 3.3.1. Volledige naam 3.3.1.a. Adres 3.3.2. Geboortedatum en -plaats
4.
Rechterlijke instantie die de beslissing heeft gegeven 4.1. Naam van de rechterlijke instantie 4.2. Plaats van de rechterlijke instantie
5.
Besluit 5.1. Datum 5.2. Referentienummer
6.
Kinderen op wie de beslissing betrekking heeft
1
6.1. Volledige naam en geboortedatum 6.2. Volledige naam en geboortedatum 6.3. Volledige naam en geboortedatum 6.4. Volledige naam en geboortedatum
1
Indien de beslissing betrekking heeft op meer dan vier kinderen moet een tweede formulier worden gebruikt.
9817/03
mip/KF/kr DG H
74
EN
7.
De kinderen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, tenzij dit vanwege hun leeftijd of mate van rijpheid niet raadzaam werd geacht.
8.
De partijen zijn in de gelegenheid gesteld te wo rden gehoord.
9.
De beslissing voorziet in de terugzending van het kind en de rechterlijke instantie heeft in zijn uitspraak rekening gehouden met de redenen en het bewijsmateriaal die ten grondslag lagen aan het bevel dat is gegeven krachtens artikel 13, onder b), van het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen.
10.
In voorkomend geval, de bijzonderheden met betrekking tot de maatregelen die zijn getroffen ter bescherming van het kind na de terugkeer naar de staat waar het zijn gewone verblijfplaats heeft.
11.
Persoon die het gezag over de kinderen heeft
12.
Namen van de partijen aan wie rechtsbijstand is toegekend
Gedaan te —————————, datum ————————— Handtekening en/of stempel
________________________
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 2 juni 2003 (04.06) (OR. fr,en)
9990/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0110 (CNS)
LIMITE JUSTCIV 81
NOTA van: aan:
het voorzitterschap de Raad
9817/03
mip/KF/kr DG H
75
EN
nr. vorig doc.: nr. Comv.: Betreft:
9669/03 JUSTCIV 78 8395/1/02 JUSTCIV 64 REV 1 Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 en tot wijziging, wat betreft onderhoudsverplichtingen, van Verordening (EG) nr. 44/2001
I.
INLEIDING
1.
Frankrijk heeft op 3 juli 2000 een initiatief tot afschaffing van de exequaturprocedure voor het omgangsrecht ingediend, in het licht van de prioriteiten die de Europese Raad van Tampere in 1999 heeft gesteld. In de zitting van 30 november 2000 oordeelde de Raad dat dit Franse initiatief in het vervolg parallel aan de uitbreiding van het stelsel tot alle kinderen behandeld moest worden.
2.
Daarna diende de Commissie op 6 september 2001 een voorstel in voor een verordening houdende uitbreiding van de regeling van Verordening nr. 1347/2000 van de Raad tot alle beslissingen over ouderlijke verantwoordelijkheid.
9817/03
mip/KF/kr DG H
76
EN
3.
Op 3 mei 2002 diende de Commissie een nieuw voorstel in, dat een combinatie vormde van het Franse initiatief over de omgangsregeling, Verordening nr. 1347/2000 van de Raad en het Commissievoorstel van 6 september 2001. Met name breidt het nieuwe voorstel het beginsel van wederzijdse erkenning uit tot alle beslissingen over ouderlijke verantwoordelijkheid en schaft het de exequaturprocedure voor de omgangsregeling af.
4.
Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 18 september 2002 advies uitgebracht en het Europees Parlement op 21 november 2002.
5.
Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hebben deze beide landen meegedeeld dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en toepassing van het voorstel.
6.
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van de verordening, die derhalve dit land niet bindt en er niet op van toepassing is.
7.
In de zitting van 28 en 29 november 2002 bereikte de Raad een akkoord over een wezenlijk onderdeel van het verordeningsvoorstel, namelijk de terugkeer van het kind. Sindsdien heeft het Comité burgerlijk recht (ouderlijke verantwoordelijkheid) de besprekingen over alle andere kwesties inzake het verordeningsvoorstel voortgezet. Het Comité heeft gewerkt op basis van het Commissievoorstel en de diverse voorstellen die tijdens de besprekingen door de delegaties zijn ingediend.
9817/03
mip/KF/kr DG H
77
EN
8.
Uit de besprekingen van het Comité blijkt dat er ruime overeenstemming over de verordening is (zie doc. 9670/03 JUSTCIV 79), met dien verstande dat het Comité burgerlijk recht (ouderlijke verantwoordelijkheid) zich nog moet buigen over een aantal technische en redactionele vraagstukken. Daarnaast hebben bepaalde delegaties nog twijfels of fundamentele reserves bij een aantal vraagstukken die verband houden met belangrijke aspecten van het verordeningsvoorstel. Die vraagstukken gaan over enkele aspecten van het toepassingsgebied, de bevoegdheidsregels en de erkenning en de tenuitvoerlegging van de beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid.
9.
Het voorzitterschap is van oordeel dat de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 5 en 6 juni 2003 de gelegenheid bij uitstek is om een politieke oplossing voor het verordeningsvoorstel te vinden.
10.
1
Daarom legt het voorzitterschap het onderhavige compromis voor aan de Raad, waarin een oplossing op basis van de volgende vier punten wordt voorgesteld.
1
Gememoreerd zij dat vraagstukken betreffende, bijvoorbeeld, de relatie tussen de verordening en andere instrumenten, de samenwerking tussen instanties, de inwerkingtredingsdatum van de verordening en bepaalde aspecten van artikel 40 nog moeten worden besproken.
9817/03
mip/KF/kr DG H
78
EN
II.
OPLOSSINGEN DIE HET VOORZITTERSCHAP VOORSTELT
a)
Toepassingsgebied
11.
Uit de besprekingen is gebleken dat er ruime overeenstemming over het toepassingsgebied van het verordeningsvoorstel bestaat. Afgezien van enkele louter technische kwesties, die op het niveau van het Comité burgerlijk recht moeten worden geregeld 1 , blijken er evenwel problemen te zijn met de mogelijkheid om de plaatsing van het kind in een inrichting of in een pleeggezin binnen het toepassingsgebied van de verordening te brengen.
12.
In het licht van het standpunt van de meeste delegaties en rekening houdend met het belang dat die kwestie in het kader van de verordening wordt geregeld, stelt het voorzitterschap voor dat de vraagstukken die verband houden met de plaatsing van het kind binnen het toepassingsgebied van de verordening vallen.
13.
Gezien de oplossingen die daarvoor reeds in het kader van het Haagse Verdrag van 1996 bestaan, geeft het voorzitterschap, voor het specifieke geval van de plaatsing van een kind in een andere lidstaat, in overweging als uitvloeisel van deze toevoeging aan het toepassingsgebied van het verordeningsvoorstel twee aanvullende maatregelen vast te stellen. Enerzijds zou worden voorzien in een raadplegingsprocedure, die plaatsvindt voordat over de plaatsing van het kind wordt beslist. Anderzijds zou mogelijk een aanvullende weigeringsgrond worden opgenomen in artikel 28 van het verordeningsvoorstel.
1
Onverminderd een juridische bijwerking van bepaalde aspecten van artikel 1 bestaat er een algemeen akkoord over het feit dat de toekomstige verordening niet van toepassing zal zijn op de onderwerpen die reeds worden bestreken door Verordening nr. 44/2001 van de Raad (Verordening Brussel I). Er bestaat ook een akkoord over het feit dat de maatregelen die verband houden met het beheer, de instandhouding of de beschikking over het vermogen van het kind, binnen het toepassingsgebied van de verordening moeten vallen. De verordening zou bijvoorbeeld moeten voorzien in het geval waarin beide ouders een geschil hebben over het beheer van het vermogen van het kind.
9817/03
mip/KF/kr DG H
79
EN
Raadplegingsprocedure
14.
i)
Zoals reeds genoegzaam uit de besprekingen is gebleken, stelt het voorzitterschap voor een procedure in te stellen waardoor de centrale autoriteit of een andere bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de plaatsing moet plaatsvinden, vooraf geraadpleegd wordt. Die procedure zou van toepassing zijn bij iedere plaatsing in een instelling of bij iedere plaatsing in een pleeggezin, indien interne plaatsingen van kinderen in de lidstaat van plaatsing via een overheidsinstantie moeten lopen.
15.
In dat geval zou de beslissing over de plaatsing alleen in de lidstaat van herkomst kunnen worden genomen indien de centrale autoriteit of een andere bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat de plaatsing van het kind heeft goedgekeurd (zie artikel 57 bis van document 9670/03 JUSTCIV 79).
16.
ii)
In niet onder punt 14 vallende gevallen, is de raadplegingsprocedure daarentegen niet van toepassing. Derhalve wordt voorgesteld dat de centrale autoriteit of de bevoegde autoriteit van het ontvangende land gewoon wordt geïnformeerd over de beslissing die door de lidstaat van herkomst is genomen. Een precisering in die zin zou in het verordeningsvoorstel moeten worden opgenomen.
Aanvullende weigeringsgrond
17.
Daarnaast wordt voorgesteld aan artikel 28 een nieuw punt g) toe te voegen, dat als volgt zou komen te luiden:
Een beslissing ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid wordt niet erkend: (...) g)
indien de procedure van artikel 57 bis niet in acht is genomen."
9817/03
mip/KF/kr DG H
80
EN
b)
Bevoegdheid van de vorige verblijfplaats van het kind (artikel 11)
18.
Het doel van deze bepaling is de kloof tussen geoorloofde en ongeoorloofde medenemingen van kinderen te overbruggen. Er zijn grote verschillen tussen de voorschriften van de lidstaten met betrekking tot het recht van de ouder met het gezagsrecht om het kind zonder de toestemming van de ouder met het omgangsrecht mee te nemen naar een ander land.
19.
In sommige lidstaten mag de ouder met het gezagsrecht het kind alleen meenemen als de andere ouder daarmee instemt. Bij gebreke van die instemming is de medeneming ongeoorloofd en gelden de voorschriften inzake kinderontvoering van de artikelen 11 bis en 11 ter, waarover in de Raadszitting van 29 november 2002 een politiek compromis werd bereikt. In andere lidstaten daarentegen is de instemming van de ouder met het omgangsrecht niet vereist. Die verschillen kunnen niet alleen voortvloeien uit de wetgeving, maar ook uit de inhoud van de diverse rechterlijke beslissingen.
20.
Het doel van artikel 11 is een passende oplossing te vinden voor de problemen die in geval van geoorloofde medenemingen kunnen rijzen voor de "achtergebleven ouder", zonder hoegenaamd afbreuk te doen aan het recht van ouders om gebruik te maken van de vrijheid zich binnen de Europese Gemeenschap te verplaatsen.
21.
Volgens velen waarborgt dit artikel dat de "achtergebleven" ouder, die thans moeilijkheden bij de uitoefening van zijn omgangsrecht kan ondervinden, om een gerichte aanpassing van het omgangsrecht kan verzoeken bij de rechter die dat recht heeft toegekend, in plaats van zich uiteindelijk tot de rechter van de nieuwe lidstaat te moeten richten. Het zal ouders er ook toe aanzetten om te proberen nog vóór de verhuizing overeenstemming te bereiken over de noodzakelijke aanpassing van het omgangsrecht en, indien zulks onmogelijk blijkt, bij de bevoegde rechter een verzoek in te dienen om het geschil te beslechten (onverminderd, natuurlijk, het recht te verhuizen voordat de rechter zich heeft uitgesproken).
9817/03
mip/KF/kr DG H
81
EN
22.
Om die redenen en teneinde een globale compromisoplossing te vinden stelt het voorzitterschap voor in het verordeningsvoorstel een artikel 11 op te nemen in de zin van optie I of optie II, zoals aangegeven in document 9670/03 JUSTCIV 79. Het Comité zou moeten worden verzocht hierover een tekst op te stellen.
c)
Uitbreiding van de rechtsmacht (artikel 12)
23.
De Verordening Brussel II bepaalt nu reeds dat de rechterlijke instanties van de lidstaat die bevoegd zijn ter zake van een verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, in bepaalde gevallen bevoegd kunnen zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind dat zijn gewone verblijfplaats in een andere lidstaat dan de forumstaat heeft (mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan).
24
Doel van artikel 12 van de verordening is het mogelijk te maken, enerzijds, dat de rechter bij wie het echtscheidingsverzoek aanhangig is gemaakt ook bevoegd wordt gemaakt voor de gevallen waarin het kind niet het kind van beide echtgenoten is of zijn gewone verblijfplaats in een derde land heeft, en anderzijds dat de rechter bevoegd wordt gemaakt voor andere procedures in verband met de ouderlijke verantwoordelijkheid, onder andere wanneer het kind zijn gewone verblijfplaats in een derde land heeft.
Als de ongehuwde ouders van een kind besluiten uiteen te gaan, zou bijvoorbeeld de lidstaat van hun gewone verblijfplaats bevoegd kunnen zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid voor het kind, zelfs als het kind zijn gewone verblijfplaats niet in die lidstaat heeft.
25.
Een dergelijk criterium zou slechts in nauwkeurig omschreven gevallen gelden, wanneer aan verschillende voorwaarden tegelijkertijd wordt voldaan. De rechterlijke instanties van een lidstaat zouden bevoegd zijn als het kind een nauwe band met die lidstaat heeft, als hun bevoegdheid uitdrukkelijk door alle partijen is aanvaard en als de bevoegdheid in het belang van het kind is (zie artikel 12 in document 9670/03 JUSTCIV 79).
9817/03
mip/KF/kr DG H
82
EN
26.
Enkele delegaties zijn dit artikel vooralsnog niet gunstig gezind. Met het oog op een compromis hierover stelt het voorzitterschap voor, dat in de verordening een artikel 12 wordt opgenomen (optie II), zoals aangegeven in document 9670/03 JUSTCIV 79, rekening houdend met de volgende twee elementen.
27.
Ten eerste zou deze bepaling niet kunnen gelden in de gevallen waarin het kind zijn gewone verblijfplaats heeft in een derde land dat partij is bij het Verdrag van ’s-Gravenhage. In die gevallen zou dat Verdrag toepassing moeten vinden. Die oplossing moet geregeld worden in Hoofdstuk IV (verhouding tot andere instrumenten).
28.
Ten tweede, wanneer het kind zijn gewone verblijfplaats heeft in een derde land dat geen partij is bij het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1996, wordt de bevoegdheid op grond van dit artikel 12 geacht in het belang van het kind te zijn, met name wanneer een procedure onmogelijk blijkt in het betrokken derde land. Een precisering in die zin zou moeten worden aangebracht in de verordening.
d) Afschaffing van het exequatur voor het omgangsrecht
29.
Geheel conform de conclusies van de Europese Raad van Tampere bestaat er ook een akkoord over de afschaffing van de exequaturprocedure voor beslissingen over het omgangsrecht (zie de artikelen 45 en volgende van het verordeningsvoorstel, zoals aangegeven in document 9670/03 JUSTCIV 79).
30.
Nochtans zal in de tekst van de verordening moeten worden aangegeven dat het certificaat in geval van een beslissing over het omgangsrecht in een grensoverschrijdende situatie, ambtshalve moet worden afgegeven op het tijdstip waarop de rechter of de bevoegde autoriteit beslist. Die situatie doet evenwel geen afbreuk aan het feit dat partijen naderhand te allen tijde om de afgifte van zo’n certificaat kunnen verzoeken indien de situatie een grensoverschrijdend karakter heeft gekregen.
9817/03
mip/KF/kr DG H
83
EN
31.
Tijdens de besprekingen is ook gebleken dat sommige delegaties bezorgd waren over het feit dat er betrekkelijk veel tijd kan verstrijken tussen de afgifte van het certificaat en de effectieve tenuitvoerlegging van de beslissing. Deze delegaties vrezen dat de tenuitvoerlegging, die inhoudt dat het kind in een ander land wordt geplaatst, plaats zou kunnen vinden op een tijdstip waarop de situatie aanzienlijk veranderd is en de tenuitvoerlegging niet meer in het belang van het kind is. Ook kan er veel tijd verstrijken tussen de afgifte van een certificaat, na een eerste beslissing, en die van een later certificaat, na een latere beslissing die de eerste beslissing ten gronde wijzigt. Die delegaties vrezen dat een partij die niet te goeder trouw is de tenuitvoerlegging verzoekt op grond van het eerste certificaat, zonder te vermelden dat er in die zaak een ander, later certificaat bestaat.
32.
In dat verband herinnert het voorzitterschap eraan dat die situatie zich nu al binnen één lidstaat kan voordoen en dat de interne procedures van de lidstaten reeds in de middelen voorzien om die situaties te ondervangen. Zoals bepaald in artikel 50 van het verordeningsvoorstel wordt de tenuitvoerleggingsprocedure beheerst door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging, want het verordeningsvoorstel beoogt alleen de afschaffing van het exequatur tussen de lidstaten.
33.
Om een en ander duidelijk aan te geven in he t nieuwe instrument stelt het voorzitterschap voor om te bevestigen dat artikel 50 wordt aangevuld met een nieuw lid, dat als volgt zou komen te luiden:
"Iedere beslissing die door de rechterlijke instantie van een andere lidstaat wordt gegeven en uitvoerbaar wordt verklaard overeenkomstig afdeling 2 of gecertificeerd overeenkomstig artikel 46, lid 1, of artikel 47, lid 1, wordt in de lidstaat van tenuitvoerlegging ten uitvoer gelegd onder dezelfde voorwaarden als beslissingen die in die lidstaat zijn gege ven." 1
1
Een probleem kan optreden wanneer een gecertificeerde beslissing pas lange tijd na de afgifte van het certificaat wordt gevolgd door een tenuitvoerleggingsprocedure. Afgesproken is dat het Comité burgerlijk recht de technische oplossingen voor dit probleem zal bespreken, met name om te voorkomen dat een beslissing nog ten uitvoer kan worden gelegd indien zij al bij een latere beslissing is gewijzigd.
9817/03
mip/KF/kr DG H
84
EN
III
CONCLUSIES
34.
De Raad wordt verzocht na te gaan of hij de compromisoplossingen die het voorzitterschap heeft voorgesteld, kan aanvaarden met het oog op een globaal politiek akkoord over het verordeningsvoorstel zoals weergegeven in document 9670/03 JUSTCIV 79, onverminderd de oplossingen die nog moeten worden gevonden voor bepaalde technische en redactionele vraagstukken.
35.
1
Als over die vraagstukken een akkoord wordt bereikt, zou het Comité burgerlijk recht (ouderlijke verantwoordelijkheid) de technische besprekingen moeten afronden zodat de Raad dit verordeningsvoorstel een van de volgende maanden formeel kan vaststellen, met volledige inachtneming van de andere politieke beslissingen die de Raad in zijn zitting van 2
29 november 2002 heeft genomen.
_______________
COUNCIL OF THE EUROPEAN UNION
Brussels, 27 May 2003 (28.05) (OR. fr)
9817/03
JAI 152
COVER NOTE from : 1
2
Secretary-General of the European Commission,
Gememoreerd zij dat vraagstukken betreffende, bijvoorbeeld, de relatie tussen de verordening en andere instrumenten, de samenwerking tussen instanties, de inwerkingtredingsdatum van de verordening en bepaalde aspecten van artikel 40 nog moeten worden besproken. In dat verband moet worden herinnerd aan de verklaring die de Raad heeft aangenomen toen hij de lidstaten machtigde, het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen in het belang van de Gemeenschap te ondertekenen.
9817/03
mip/KF/kr DG H
85
EN
date of receipt : to : Subject:
signed by Ms Patricia BUGNOT, Director 23 May 2003 Mr Javie r SOLANA, Secretary-General/High Representative Biannual update of the scoreboard to review progress on the creation of an area of "freedom, security and justice" in the European Union (first half of 2003)
Delegations will find attached Commission document COM(2003) 291 final.
________________________
Encl.: COM(2003) 291 final
9817/03
mip/KF/kr DG H
86
EN
COMMISSION OF THE EUROPEAN COMMUNITIES
Brussels, 22.5.2003 COM(2003) 291 final
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL AND THE EUROPEAN PARLIAMENT
BIANNUAL UPDATE OF THE SCOREBOARD TO REVIEW PROGRESS ON THE CREATION OF AN AREA OF "FREEDOM, SECURITY AND JUSTICE" IN THE EUROPEAN UNION (FIRST HALF OF 2003)
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
FOREWORD The Scoreboard to review progress on the creation of the area of freedom, security and justice is established by the Commission at regular intervals to monitor progress in the adoption and implementation of the set of measures needed to attain the objectives set by the Amsterdam Treaty and the Tampere European Council of 15 and 16 October 1999. This issue of the Scoreboard, like its predecessors, sets out the objectives and deadlines set at Tampere and the responsibilities assigned in each case to launch, advance and complete the process. To make the progress accomplished easier to follow, the tables distinguish proposals and initiatives presented, progress in Council and, in appropriate cases, European Parliament proceedings and work planned for the future. A section on the transposal of instruments that have been adopted outlines the position regarding the adoption and implementation of decisions and measures taken. This version of the Scoreboard is presented exactly one year before the deadline set by the Amsterdam Treaty for the creation of an area of Liberty, Security and Justice and includes the deadlines fixed at Seville, in particular in the fields of immigration and asylum. In the next version - scheduled for the end of this year - the Commission will examine in detail any delay in the legislative process, both in terms of decisions to be agreed by Council and national implementations. An introductory summary recapitulates the main achievements since Tampere and the Commission proposals and work planned in relation to them so as to help the reader interpret the tabular presentation that follows.
2 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
TABLE OF CONTENTS 1.
Summary.....................................................................................................................................4
2.
A common EU asylum and migration policy ...........................................................................20 2.1. Partnership with countries of origin ................................................................................20 2.2. A Common European Asylum System............................................................................22 2.3. Fair treatment of third country nationals .........................................................................29 2.4. Management of migration flows .....................................................................................34
3.
A Genuine European Area of Justice ........................................................................................40 3.1. Better access to justice in Europe ....................................................................................40 3.2. Mutual recognition of judicial decisions .........................................................................46 3.3. Greater convergence in civil law.....................................................................................54
4.
Union-wide Fight against Crime...............................................................................................58 4.1. Preventing crime at the level of the Union......................................................................58 4.2. Stepping up cooperation in the fight against crime .........................................................61 4.3. Fight against certain specific forms of crime ..................................................................76 4.4. Special action against money- laundering ........................................................................85
5.
Policy on internal and external borders; visas; implementation of Article 62 of the EC Treaty; Converting the Schengen acquis ......................................................................90
6.
Citizenship of the Union...........................................................................................................99
7.
Cooperation Against Drugs .....................................................................................................101
8.
Stronger External Action ........................................................................................................105
9.
Other current initiatives ..........................................................................................................110
3 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
1.
SUMMARY
As requested by the European Council of Tampere, the Scoreboard prepared by the Commission is intended to provide a regular review of the progress made in the implementation of the necessary measures for a creation of an area of freedom, security and justice and the respect of the deadlines fixed by the Amsterdam Treaty, the Vienna Action Plan and the Tampere conclusions. The Scoreboard – more specifically in the detailed tables below - describes the main achievements since the last update of the Scoreboard was presented by the Commission on 16 December 2002, as well as the work planned by the Commission for the second semester of 2003. This introduction aims to highlight the main achievements reached and difficulties experienced in view of the respect of the deadlines set by the Treaty and the European Council. The present exercise is of particular significance as it takes place just one year ahead of the deadline set by the Amsterdam Treaty for the completion of the creation of an area of Freedom, Security and Justice and in the context of the forthcoming enlargement of the European Union to ten new Member States. In its last update of the Scoreboard of December 2002, the Commission noted that the Seville European Council had given a fresh impetus towards the implementation of the Tampere programme by declaring its determination to speed up every aspect. At the same time, the Commission had also noted that the backlogs identified on the occasion of the Scoreboard for the Laeken European Council's mid-term review had not gone away. Under the Greek Presidency a number of key proposals have finally been agreed and it seems likely that, following the results of the June Council of Ministers of Justice and Home Affairs, most of the Seville deadlines in the field of the immigration and asylum will be met. In the field of management of external border all the actions scheduled are under way and the European Council of Thessaloniki will be an important opportunity to evaluate the first results and set future objectives. It is of the outmost importance for the credibility of the Union in these areas, which are at the heart of public opinion's expectations, that the Council continues to press ahead for the adoption of the proposals which remain on the table and that substantive progress is achieved. However, this positive assessment is somewhat mitigated by the final outcome, in terms of substance, of some of the instruments agreed, by comparison to the initial ambitions 4 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
described at Tampere and which the Commission has aspired to in presenting its proposals. A clear example is the field of legal immigration. In this and other policy areas, the degree of harmonisation is at risk of being reduced to the lowest common denominator at the expense of the value added by common action at European level. In this context and given the ongoing resistance from Member States, the Commission has been adopting a ‘step-by-step’ strategy, which has proved to be efficient in these sensitive policy areas and which is based on examples of success stories from the early days of European integration. Concerning judicial co-operation in civil and criminal matters, the principle of mutual recognition enshrined in the Tampere conclusions is becoming a reality as the cornerstone of EU action. The achievements in this area, based on the development of mutual trust, need to be pursued vigorously, particularly through a parallel action taking into account the specificity of the future Member States of the Union. However, the development of mutual recognition requires a parallel effort in the criminal law area. In 2003, the Commission is putting particular emphasis on ensuring effective procedural guarantees for suspects and accused people, so to ensure the necessary balance between law enforcement and the respect of fundamental rights. One year ahead of the deadlines set by the Amsterdam Treaty and the Tampere Programme, it is clear that priority must be given to completing the planned work that still remain to be done. In particular, new initiatives which divert from the agreed planning and divert vital time and resources away from the priorities are to be avoided. In this last respect, the presentation by the Greek and Italian Presidency of a joint programme is a positive signal to be welcomed. 2003 is, of course, an important year for determining the future shape of European action in the justice and home affairs area. These issues have commanded considerable attention in the work of the Convention on the future of Europe. To ensure coherence and efficiency in the delivery of the area of freedom, security and justice, it is important that in a new Single Treaty and in the context of a Union of at least 25 Member States, greater use should be made of qua lified majority voting in the Council. In these areas of direct concern to the citizen, it is only right that the European Parliament should have the right of co-decision in relation to all legislative initiatives. And finally, careful thought is needed before a shared right of initiative for the Member States is retained in relation to the current Title VI TEU (police and judicial cooperation), as it is far from clear how this would fit into the codecision procedure. In any case, it is essential that in the future all legislative initiatives must be fully in line with the political priorities and programming to be set by the European Council. 5 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
A common EU asylum and migration policy Concerning the key elements of asylum policy, Article 67§5 of the Nice Treaty establishes the application of the co-decision procedure before the 1 May 2004 provided that the Council has previously adopted Community legislation defining the common rules and basic principles governing these issues. It should also be noted that with Declaration n. 5 annexed to the Nice Treaty the Member States expressed their agreement to apply the codecision procedure starting from May 2004 for those provisions on freedom of movement of third-country nationals and for measures on illegal immigration. Furthermore, the Declaration reads that the Council will endeavour to make the co-decision procedure applicable to the other areas covered by Title IV or to parts of them. Finally, a Protocol establishes that from 1 May 2004, the Council shall act by a qualified majority, on a proposal from the Commission and after consulting the European Parliament, in order to adopt the measures referred to in Article 66 (administrative co-operation). In the last months good progress has been made on asylum policy. The ‘Dublin II’ Regulation laying down criteria and mechanisms for determining the Member State responsible for examining an asylum application presented in another Member State has been adopted. Together with the launch of operations of the Eurodac system on 15 January 2003, this constitutes a considerable step forward. In order to guarantee the uniform application of Community law, the Commission proposed to conclude parallel agreements with Denmark - that in accordance with the Amsterdam Treaty does not take part to all provisions of title IV - on Dublin II and Eurodac. This is a provisional and creative solution based on three elements: the competence of the Court of Justice; the obligation for Denmark to take part in the development of this acquis; the reciprocal consent to conclude agreements with third countries in these fields. Furthermore, in January the Council adopted the Directive laying down minimum standards for the reception of asylum seekers in Member States. Thanks to the adoption of this legislation, the first phase of the common European asylum system is progressively taking shape. Furthermore, one instrument covering two key elements of this system is also expected to be in place by the end of this semester: a common definition of refugee status and a common approach to subsidiary protection. Council should also press ahead with the adoption of the amended proposal on asylum procedures, which the Commission presented one year ago. In addition, in March 2003 the Commission put forward a Communication in which it expresses its views on the common asylum policy and main elements of the Agenda for 6 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
Protection, promoted by the UNHCR. The Communication is also a progress report on work on the common asylum procedure and the uniform status as well as on the implementation of the first-stage instruments. The Spring European Council invited the Commission to examine, together with the UNHCR, new approaches for international protection and to present a report, through the intermediary of the Council, to the European Council of Thessaloniki. The Commission will make a proposal by the end of 2003 for a Council Decision on the next generation European Refugee Fund covering the period 2005-2009. The proposal will implement the principle of solidarity and fair sharing of responsibility (including its financial implications) between Member States. The exact scope of the future programme will depend upon the results of the mid-term evaluation carried out on the first phase of the European Refugee Fund, as well as on the complementarity which must be sought in respect to return policy. Concerning immigration policy, after more than three years of difficult negotiations the Council reached an agreement on the Directive on family reunification. This is the first ever EC instrument applicable to legal migration. Family reunification is a vital factor for the successful integration of third-country nationals and it should be regarded as a first crucial step in the process. Notwithstanding the fact that the final outcome for certain provisions is not as close to the Tampere ambitions as the Commission would have wished, the Directive does include a review clause (two years after transposition) in relation to the more sensitive provisions, such as the definition of family members. This instrument is an essential component of the common immigration policy proposed by the Commission and it should be followed shortly by the adoption of the proposal for a Directive concerning the status of third-country nationals who are long-term residents. But other key Commission proposals on legal immigration still await adoption by the Council. These are in particular the proposal for a directive on admission of third-country nationals for purposes of employment of July 2001 and the proposal of October 2002 for a directive on the conditions for entry and residence for the purposes of studies, vocational training and voluntary service. By the end of 2003, these will be complemented by an action plan and a proposal for a directive on conditions for entry and stay of researchers, which should increase the supply of third-country nationals researchers in Europe. The timely adoption of these proposals should be pursued, in accordance with the JHA Council conclusions of October 2002, which noted that the Tampere goals state that the European Union should ensure an equitable treatment of third-country nationals who reside legally in the territory of the Member States and that a more vigorous integration policy 7 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
should have the ambition of granting the m rights and obligations comparable to those of European citizens. Following those conclusions, national contact points for integration have been appointed and a first meeting took place in March 2003. In June 2003 the Commission is going to present a Communication on immigration, integration and employment, a policy issue the importance of which was also underlined by the European Councils of Seville, Nice and most recently on the occasion of the Spring European Council. The Communication will focus on the identification of the measures to be taken at national and European level on the social and economic aspects of the sustainable integration of migrants, on cultural and religious diversity as well as on the question of participation in political life and the concept of civic citizenship. Regarding the necessary administrative cooperation underlying the development of these new policies, the Commission adopted a Communication launching the implementation of a Community Action Plan to improve the exchange and analysis of statistical information in the field of asylum and international migration. The Commission also implemented the action programme for administrative co-operation in the fields of external borders, visa, asylum, asylum and immigration (the ARGO programme). An evaluation report on ARGO will be presented by the end of 2003. Concerning illegal immigration, and in the framework of the Seville package, the Commission will present a report at the European Council of Thessaloniki taking stock of progress since the Commission Communication on illegal immigration of November 2001. Moreover, in February 2003, the Commission submitted a proposal for a Council Decision setting the criteria and practical arrangements for the compensation of financial imbalances arising from Council Directive 2001/40/EC on the mutual recognition of decisions on the expulsion of third country nationals. At the end of 2003 the Commission is planning to present a proposal for a directive on minimum standards for return procedures. Concerning financial possibilities on return policy the Commission is giving thought to the development of a return programme and would favor an integrated approach, which should cover every step of the return procedure. An essential aspect of migration management is better cooperation with countries of origin and transit. During the first semester of 2003 the Commission is going to present a proposal to establish a programme for cooperation with third countries in the area of migration. Based on the Community's powers under Article 63 (3) (b) TEC, the Council has so far authorised the Commission to negotiate Community readmission agreements with 11 third countries/entities: Morocco, Sri Lanka, Russia, Pakistan in September 2000; Hong Kong and Macao in May 2001, Ukraine in June 2002 and finally Albania, Algeria, China, Turkey 8 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
in November 2002. Following the signature of the readmission agreement with Hong Kong in November 2002 and the good progress in initialing the agreements with Macao (May 2002) and Sri Lanka (October 2002), negotiations are now also well under way with Russia, Morocco and Ukraine . European Law-enforcement Area As regards civil matters In this area, which has a direct impact on citizens and enterprises, good progress continues to be made. Similarly to the asylum field, and for the same reasons related to the need to guarantee the uniform application of Community law (see paragraph above on immigration and asylum), the Commission will negotiate, on the basis of a mandate from the Council, two parallel agreements extending to Denmark the provisions of Bruxelles I and the Regulation 1348/2000 on the transmission of acts. The Directive on legal aid was adopted by the Council in January 2003 and following that the Commission is taking the necessary implementing measures (a Commission Decision creating a form for transmitting requests for judicial aid). In addition, in January 2003, the Commission also adopted a Green Paper on the Rome I Convention with a view to modernising it and possibly converting it in a Community instrument. At the same time, a public hearing took place on "Rome II", in view of the presentation of a proposal for regulation on the law applicable to non-contractual obligations, scheduled for the end of the first semester 2003. The Commission has published, on 12 February 2003, an Action Plan on a more coherent European contract law, which launches a debate on three suggested measures, in particular on an optional instrument on European contract law. The Commission thereby maintains the transparent and consultative approach from the Communication of July 2001 and expects a similar or wider echo to define its future actions. It should be noted that with the entry into force of the Nice Treaty, measures in this field, with the exception of aspects relating to family law, will henceforth be subject to the co-decision procedure. Currently, this applies to the proposal for a regulation on uncontested claims, for which, following the opinion of the European Parliament of April 2003, a modified proposal is going to be presented by the Commission shortlyFollowing the presentation of a Green Paper in December 2002, in the second semester of 2003 the Commission will present a proposal for a regulation establishing a European injunction-to-pay procedure and is planning for 2004 a proposal on litigation concerning small claims. 9 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
Despite the fact that the Council adopted in October 2002 the negotiation directives for an agreement between the Community and the Lugano Convention States to facilitate the mutual recognition of judgments in civil and commercial matters, it will not be possible to conclude the negotiations until the Court of Justice gives its opinion on the Community competence, as requested by Council. On parental responsibility, a proposal for a decision authorising Member States to ratify the Hague Convention of 1996 is expected in May. This follows the Council Decision for the signature of the Hague Convention adopted last December. The Council is going to adopt shortly the authorisation for the signature by the Community of the Council of Europe Convention on contact concerning children. In March 2003, the Commission organised an expert meeting on the law applicable to divorce and it intends to present a White Paper on this issue by the end of 2003. The results of the study on marriage regime will be ready in 2003. Furthermore, in April 2003 the Commission requested the authorisation for negotiating a Convention on maintenance obligations in the framework of the Hague Conference of International Private Law. The Commission is planning to present a Green Paper on maintenance claims in 2004. Concerning alternative dispute resolution (ADR), a public hearing was organised in February 2003 on the Commission's Green Paper of 2002. Work will be launched in 2003 with a view to develop a European plan of best practices for mediation. In order to increase the visibility of the direct impact that judicial co-operation in civil matters has on citizens and enterprises, an information campaign is being launched. Furthermore, the European Judicial Network in Civil Matters, which has been operational since December 2002, launched its web-site in March 2003. As regards criminal matters In February 2003, the Commission presented a Green Paper on procedural safeguards for suspects and defendants in criminal proceedings throughout the European Union. This was one of the priorities of the Commission Legislative and Work Programme for 2003. The Commission regards it as a complement to the mutual recognition programme and as a necessary step to strike a balance between the respect of law and the protection of fundamental rights of the individuals. On the basis of the Green Paper the Commission has invited Member States, civil society and practitioners to contribute to the debate, which is essential if the principle of mutual recognition is to be effectively applied within the whole of the EU, both in its present and its future compositions. Following that process, the Commission plans to present a proposal for a Framework Decision in the second semester of 2003. A first discussion on procedural guarantees took place at the informal Council of 10 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
Veria in March 2003. The Court of Justice has issued his judgment in "ne bis in idem" matters in the cases of Gözütok/Brügge. Furthermore, the Greek Presidency has presented an initiative on the application of the "ne bis in idem" principle. In this context, the Commission is going to present a Communication on jurisdiction in the context of mutual recognition of decisions in criminal matters, namely concerning preventing conflicts of jurisdiction. Concerning victims in the framework of criminal proceedings, the Commission is about to present a first report on the implementation of the framework decision on the status of victims. Regarding the mutual recognition of decisions at the pre-trial stage, the Council is still to formally adopt the framework decision on the freezing of assets and evidence. For its part, the Commission intends to present in June a proposal for a framework decision on the European warrant for obtaining objects, documents and data for use in proceedings in criminal matters. This proposal, which applies the principle of mutual recognition to orders to obtain objects, documents and data, will allow more rapid and efficient co-operation and will replace the existing regime of mutual assistance, in conformity with the Tampere conclusions. Furthermore, a Green Paper is planned for the second semester of 2003 on the adoption of an instrument enabling control, supervision or preventive measures ordered by a judicial authority pending the trial court's decision to be recognised and immediately enforced. Following the Danish initiative for a Council decision on the reinforcement of co-operation between Member States on disqualification decisions, the Commission will present in the second semester of 2003 a Communication on the mutual recognition of disqualifications. The Council of May could reach an agreement of principle on the framework decision on the application of mutual recognition to financial penalties. As concerns the approximation of substantive criminal law, the Commission is going to present in July a Green Paper on the approximation, recognition and execution of criminal penalties in the European Union, which would be followed by a Framework Decision at the end of 2003. The objective of harmonisation is to ensure a level of protection that is effective and equivalent for citizens in all the EU territory, through providing similar criminal penalties for the same crimes. By eliminating considerable divergence between penalties from one Member State to another, criminals can no longer benefit from ‘safe havens’ caused by the fact that in some Member States penalties are lower for the same crime. Union-wide Fight against Crime 11 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
The fight against terrorism is amongst the priorities of the EU for 2003, as reflected in the Commission Legislative and Work Programme 2003. In this context the Commission will present in the second semester of 2003 a communication on the fight against the financing of terrorism accompanied by a proposal for a decision on the exchange of information concerning terrorism. In December 2002, a Council Decision on the implementation of specific measures for police and judicial co-operation to combat terrorism was adopted. For the end of 2003 a report on the implementation of the framework decision on combating terrorism will also be presented. As regards Europol, the Council is about to adopt adopting a Council Act to amend the Europol Convention in a large number of areas in order to make it function more effectively. In particular, the competence of Europol will be better defined, Europol will be the EU contact point for counterfeiting the euro and contact between Europol and Member States' police services will be enhanced. Finally, on 19 February the Commission and Europol signed a co-operation agreement. In March 2003, a working document of the Commission services took stock of the progress made in the implementation of the "European Union Strategy for the beginning of the next Millennium" on prevention and control of organised crime. An efficient policy in the fight of all types of crime must include preventive measures. In this respect, the Commission will present in the second semester of 2003 a Communication the prevention of general crime to follow up its initial Communication of December 2000 and set the priorities for the next five years. A meeting of the national representatives of the European Crime Prevention Network was held in Athens on February 2003. Furthermore, numerous seminars of the Forum on the prevention of organised crime are scheduled for this year. The first meetings took place in January to discuss counterfeiting and piracy. Scientific support is also provided by the Commission to prevent and deal with organised crime under the programme on "Scientific Support for Policies" of the 6th Framework Programme. The fight against crime requires a horizontal action across EU policies and for 2003 the Commission will initiate an evaluation exercise of legislative crime proofing. Concerning co-operation between law enforcement authorities of the Member States, the Council of May adopted a recommendation on a model agreement for joint investigation teams. In February 2003, the Council adopted a Decision on the common use of liaison officers seconded by the law enforcement authorities of the Member States. In the course of the second semester of 2003, the Commission will present a Communication on co-operation between police and custom authorities in the EU. 12 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
Concerning custom co-operation, the Council adopted in May a protocol amending the Convention on the use of information technology for customs purposes to allow for the creation of a customs files identification database. Turing to the fight against specific forms of crime, in March 2003 the Commission created a consultative group on the fight against trafficking in human beings. The Brussels Declaration resulting from the European Conference on Preventing and Combating Trafficking in Human Beings (which took place in Brussels in September 2002) will be the basis for future action at the EU level, as was also reaffirmed by the Council of Justice and Home Affairs of May. In February 2003 the Council reached political agreement on the Commission's proposal for a framework decision on attacks against information systems, which was formally adopted in May. However, the Commission proposal of November 2001 for a framework decision on racism and xenophobia, despite being high on the agenda of the Greek Presidency, is not likely to be adopted by June 2003. The Commission is about to adopt a communication for a common policy against corruption. In March 2003, the Commission presented a proposal of Directive on ship-source pollution and on the introduction of sanctions, including criminal sanctions, for pollution offences. The Directive has been complemented in May by a proposal for a framework decision to strengthen the criminal law framework for the enforcement of the law against ship-source pollution. Regarding the reinforcement of the protection of the Community's financial interests, the Commission submitted in April 2003 an evaluation report on the activities of OLAF. A report on the follow-up of the Green Paper of 2001 relating to the European Prosecutor was presented in March 2003. Concerning money- laundering, in June 2003 the Commission intends to present a Communication evaluating the action undertaken to combat financial crime under the third pillar. Political agreement on the Danish initiative for a framework decision on confiscation was reached in December 2002. Policy on internal and external borders and visas, and Schengen Progress has been made on the implementation of the Action Plan on external border management, in line with the priorities set at the European Council of Seville. The progress made on the overall "Seville package" will be discussed at the European Council of Thessaloniki in June. In that occasion, the Commission intends to present a report taking stock the work made on the basis of the three action plans adopted in 2002 and concerning 13 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
respectively the fight against illegal immigration, border control and the return policy. This report will be complementary to that prepared by the Greek Presidency in co-operation with the Commission on the operational projects and pilot projects on border control that have been taking place over recent months. For the first semester 2003 - in conjunction with the development of operational projects and pilot projects; improving co-ordination between liaison officers; the preparation by the Commission of feasibility studies on maritime border control, burden sharing and the establishment of a Visa Information System - the Commission is working on the presentation of a proposal to recast the Schengen Common Manual on external borders. Concerning specifically the Visa Information System, the Commission will submit a proposal for a regulation on its development during the second semester of 2003. As for the development of the Schengen Information System (SIS II), the first report from the Commission's services to the Council and the European Parliament was transmitted in February 2003 and the feasibility study was finalised in April 2003 as scheduled. In the framework of developing a common visa policy, and as requested by the European Council of Seville, the Council adopted in March 2003 a Regulation amending Regulation 539/2001 listing the third countries whose nationals must be in possession of visas when crossing the external borders of the Member States and those whose nationals are exempt from that requirement. Following this instrument, the Commission will present in June 2003 a report on the implications of reciprocity in the field of visa policy. Furthermore, the Council adopted in February 2003 a Council Regulation on visas issued to seamen in transit. In April 2003, the Commission presented a proposal for a Regulation facilitating the procedures for applying for and issuing of visas to the members of the "Olympic family" in view of the Olympic games in Greece in 2004. The Council adopted in April a Regulation establishing a Facilitated Transit Document (FTD) and a Facilitated Rail Transit Document (FRTD) and a Regulation establishing their uniform format. These proposals form an important part of the measures to be implemented to address the peculiar situation of the enclave of Kaliningrad in view of the future external borders of the European Union. The external dimension of these policies, particularly as regards the association of Switzerland with the Schengen acquis, are discussed in the chapter on "stronger external action" below. Citizenship of the Union As concerns the development and full respect of fundamental rights and the promotion of European citizenship, a report on the derogations granted with regard to the right to vote 14 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
and to stand as a candidate in elections to the European Parliament was presented by the Commission in January 2003. In addition, the Commission adopted in April 2003 a Communication on measures to be taken to ensure participation by all citizens in the 2004 elections to the European Parliament in an enlarged Union. A report on the Application of Directives 90/364/EC, 90/365/EC and 93/96/EC on the right of residence of persons who are economically inactive was adopted in March 2003. Following the opinion of the European Parliament of February 2003, the Commission presented, in April 2003, a modified proposal for a directive related to the right of EU citizens and their families to free movement and stay in the territory of the EU. European citizenship, together with balancing security and liberty, is one of the issues for which research is undertaken under the 5th RTD Framework Programme. This will be continued under Priority 7 "Citizens and governance in the knowledge based society" of the 6th RTD Framework Programme. In the wider area of protection of vulnerable groups, a proposal for the second phase of the DAPHNE programme (2004-2008) on measures aimed to prevent violence towards children, young people and protect victims and at risk groups was presented in February 2003. Furthermore, in the framework of fundamental rights, the Commission is going to present by the summer a communication on the application of article 7 of the Treaty on the European Union. Cooperation against Drugs Despite the fact that the European Council of Laeken asked for the adoption by May 2002 of the Commission's proposal for a framework decision laying down minimum provisions on the constituent elements of criminal acts and penalties in the area of drug trafficking, work is still on-going in the Council and there is little hope that this key instrument will be agreed during Greek Presidency. In the framework of the implementation of the Plan of Action against drugs (2000-2004), an initiative has been submitted to the Council by the Greek Presidency and the United Kingdom in view of the adoption of a plan for the implementation of the priority actions. In February 2003, the Council adopted a Resolution on the treatments of drug addicts in prison and the Council is about to adopt the Commission's proposal for a recommendation concerning the prevention and reduction of the risks linked to drug addiction. For the second semester of 2003, the Commission will present a Communication on improving drugs co-ordination mechanisms for drugs at European and national level. Stronger External Action 15 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
On 16 April, ten future Member States of the European Union signed the accession treaties. This is an enlargement of an unprecedented scale and requires that the necessary means, including in financial terms, are made available to guarantee that all conditions of membership can be met, particularly regarding the second step following enlargement, which is the lifting of internal border controls on persons. For seven of the ten countries signing the treaties, a specific and additional financing, the so-called "Schengen Facility" has therefore been foreseen for the years 2004-2006 in a Protocol annexed to the accession treaties. Meanwhile, accession negotiations on Chapter 24 on justice and home affairs are continuing with Romania and Bulgaria. In the first semester of 2003, priority has been given to further work to strengthen the administrative and judicial capacity of and generally to assist the ten acceding countries in meeting the commitments undertaken during accession negotiations. The extensive special JHA monitoring mechanism has been intensified in relation to the ten acceding countries. For the other candidate countries, the Accession Partnerships have been updated, including a JHA section. New Phare projects in the JHA area have been launched to assist Bulgaria and Romania while in Turkey the first twinning projects are being launched. Concerning the Western Balkans, the development of a strategy to fight against organised crime is on the top of the EU agenda and the Commission is preparing new institution-building measures in response. An open debate on the Western Balkans was held by the Council in February. A JHA Ministerial Troika was held on 22 April with Western Balkans, Bulgaria, Romania and Turkey and Western Balkans are on the agenda of the European Council of Thessaloniki. For the Mediterranean countries, the decision has been taken to launch "justice and security" sub-committees under the Association Agreements, starting with Morocco, and further steps have been taken to implement the new JHA regional programme. Negotiations on readmission agreements are progressing, as detailed in the chapter "A common EU asylum and migration policy". With Russia and Ukraine, work is under way, notably to foster implementation of the action plans on JHA. Negotiations on the agreement with the United States on extradition and judicial co-operation in criminal matters, which is a priority in the Union's agenda, are progressing. Negotiations with Switzerland with a view to that State’s participation in the Schengen acquis and the Dublin Convention are under way. Concerning Norway and Iceland and the agreement associating them to the the Schengen acquis, the Council adopted a Decision in February 2003 laying down those provisions of the 1995 Convention on a simplified 16 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
extradition procedures between the Member States of the EU and those provisions of the 1996 Convention relating to extradition between the member States of the EU which are to be considered as a development of the Schengen acquis. Concerning multilateral instruments, the Commission intends to submit in 2003 a proposal for the conclusion of the UN Convention on organised crime and its protocols.
17 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
Adopted Commission proposals and Member States' initiatives in Justice and Home Affairs awaiting action in other EU institutions This list aims to highlight the main Commission proposals and Member States' initiatives that await action in the other EU institutions or adoption following the lifting of national reservations in order to fulfill the obligations set by the Amsterdam Treaty and the conclusions of the European Council of Tampere in view of realising an European area of Freedom, Security and Justice by May 2004. Common asylum policy: – Proposal for a Council Directive on minimum standards on procedures in Member States for granting and withdrawing refugees status – Proposal for a Council Directive on minimum standards for the qualification and status of third country nationals and stateless persons as refugees or as persons who otherwise need international protection Common immigration policy and fight against illegal immigration: – Proposal for a Council Directive on the right to family reunification – Proposal for a Council Directive concerning the status of third country nationals who are long term residents – Proposal for a Council Directive on the conditions of entry and residence of third-country nationals for the purpose of paid employment and self-employed economic activities – Proposal for a Council Directive on the short-term residence permit issued to victims of action to facilitate illegal immigration or trafficking in human beings who co-operate with the competent authorities – Proposal for a Council Directive on the conditions of entry and residence of third country nationals for the purposes of studies, vocational training or voluntary service – Proposal for a Council Decision setting out the criteria and practical arrangements for the compensation of the financial imbalances resulting from the application of Council Directive 2001/40/EC on the mutual recognition of decisions on the expulsion of third-country nationals – Initiative of the Federal Republic of Germany with a view to adopting a Council Directive on assistance in cases of transit for the purposes of removal by air Internal and external borders, common visa policy: – Proposal for a Council Directive relating to the conditions in which third-country nationals shall have the freedom to travel in the territory of the Member States for periods not exceeding three months, introducing a specific travel authorisation and determining the conditions of entry and movement for periods not exceeding six months – Initiative of the Kingdom of Spain with a view to adopting a Council Directive on the obligation of carriers to communicate passenger data 18 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
EU citizenship and protection of fundamental rights: – Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the right of citizens of the Union and their family members to move and reside freely within the territory of the Member States – Proposal for a Decision of the European Parliament and of the Council establishing a second phase of a programme of Community action (2004-2008) to prevent violence against children, young people and women and to protect victims and groups at-risk (the Daphne II programme). A genuine area of justice in civil law matters: – Proposal for a Council Directive on compensation to crime victims – Proposal for a Council Regulation creating a European enforcement order for uncontested claims – Proposal for a Council Regulation concerning jurisdiction and the recognition and enforcement of judgements in matrimonial matters and in matters of parental responsibility repealing Regulation (EC) n. 1347/2000 and amending Regulation (EC) n. 44/2001 in matters related to maintenance Fight against crime and a genuine area of justice in criminal matters: – Proposal for a Council Framework Decision on combating the sexual exploitation of children and child pornography – Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the criminal- law protection of the Community's financial interests – Proposal for a Council Framework Decision laying down minimum provisions on the constituent elements of criminal acts and penalties in the field of illicit drugs trafficking – Proposal for a Council Decision on combating racism and xenophobia – Proposal for a Council Framework Decision on attacks against information systems – Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the Protection of the Environment through Criminal Law – Proposal for a Directive on ship-source pollution and on the introduction of sanctions, including criminal sanctions, for pollution offences – Proposal for a Council Framework Decision to strengthen the criminal law framework for the enforcement of the law against ship-source pollution – Initiative of the United Kingdom, the French Republic and the Kingdom of Sweden with a view to adopting a Council Framework Decision on the application of the principle of mutual recognition to financial penalties – Initiative of the Kingdom of Denmark with a view to the adoption of a Council Framework Decision on Confiscation of Crime-related Proceeds, Instrumentalities and Property 19 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
– Initiative of the Kingdom of Denmark with a view to the adoption of a Council Framework Decision on the execution in the European Union of confiscation orders – Initiative of the Kingdom of Denmark with a view to adopting a Council Decision on increasing cooperation between European Union Member States with regard to disqualifications – Initiative by the Governments of the French Republic, the Kingdom of Sweden and the Kingdom of Belgium for the adoption by the Council of a Framework Decision on the execution in the European Union of orders freezing assets or evidence – Initiative of the Kingdom of Denmark with a view to adopting a Council Act drawing up, on the basis of Article 43(1) of the Convention on the Establishment of a European Police Office (Europol Convention), of a Protocol amending that Convention. – Initiative of the Republic of Greece for the adoption of a Framework Decision on the application of the "ne bis in idem" principle.
20 documenteigenschap.
Fout! Onbekende naam voor
2.
A COMMON EU ASYLUM AND MIGRATION POLICY The Tampere priorities: The separate but closely related issues of asylum and migration call for the development of a common EU policy. The Seville European Council formally restated the need for this and set precise deadlines for the adoption of legislative instruments.
2.1.
Partnership with countries of origin The European Union needs a comprehensive approach to migration, addressing political, human rights and development issues in countries and regions of origin and transit. A partnership with the relevant countries will also be a decisive factor for the success of this policy with a view to promoting co-development. After the Tampere European Council, the themes related to justice and home affairs were integrated in a specific manner in the cooperation programmes with third countries (e.g. the national and regional strategy documents adopted by the Commission).
21
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: Assessment of countries and regions of origin and transit in order to formulate specific integrated approaches Action needed
Responsibility
Timetable for adoption
State of play
Transposition
Proposals, initiatives,
Progress in the Council and, if
Adoption by the Council and, if
Actions plan ned and progress
communications, Green Paper on
appropriate, Parliament
appropriate, Parliament
made
which work is based Continuation of the
Council and
mandate of the High
Commission
§
The report on the implementation of the action plans already adopted was presented to the Nice European Council in Decem ber 2000
Level Working Group on Asylum and Migration Assessment of other
Council and
countries and regions in
Commission
April 2001
Following this report adopted by the Council, new action plans should be
view of drawing up new
drawn up on the basis of the
action plans
experience acquired in implementing the action plans adopted so far. Criteria must be defined before choosing the countries or regions for which new action plans will be made. The High-Level Group has decided for the moment to launch no new action plans.
Implementation of a new
Council and
As soon as
budgetary instrument for
Commission
possible
cooperation with third countries of origin and
§
§
The Commission has committed the €10 million entered in the 2001 budget and the €12.5 million allocated by the budgetary authority in 2002.
In June 2003, the Commission is planing to present a proposal for a regulation establishing a legal base regarding cooperation with third countries in the area of migration..
39
transit
39
Follow-up to EP resolution of 30 March 2000.
22
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
2.2. A Common European Asylum System The aim is to ensure full and inclusive application of the Geneva Convention, ensuring that nobody is sent back to persecution, i.e. maintaining the principle of non-refoulement. A common asylum procedure and a uniform status for refugees must also be established, to be valid thr oughout the Union. Secondary movements by asylum seekers between Member States should be limited. Agreement will be actively sought on a temporary protection regime for displaced persons, on the basis of solidarity among Member States.
Objective: To determine the State responsible for examining an asylum application Action needed
Responsibility
Timetable for adoption
Examination of the
Evaluation to be
effectiveness of the
conducted by the
Dublin Convention
Commission
Adoption of criteria and
Council, on the
mechanisms (regulation)
basis of a
2000
April 2001
State of play
Transposition
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
Adopted by the Council in
§
40
Final evaluation report presented in April 2001
§
Commission staff working document presented in 41 March 2000.
proposal by the Commission
§
Commission proposal of July 2001 for a Regulation determining the Member State responsible for examining 42 an asylum application.
Parliament opinion in 43 April 2002
44
Entry into
February 2003
force: 17.3.2003
Adoption by the Council in
Directly
May 2003 of a Decision
applicable
authorsing the Commission to negotiate with Denmark.
40 41
42
43 44 45
45
SEC(2001) 756, 13.6.200: Commission staff working paper - Evaluation of the Dublin Convention. Commission working paper - “Revisiting the Dublin Convention: developing Community legislation for determining which Member State is responsible for considering an asylum application submitted in one of the Member States” (SEC(2000)522, 21 March 2000). COM(2001) 447, 26.7.2001: Commission proposal for a regulation laying down the criteria and mechanisms for determining the Member State responsible for examining an asylum application lodged in one of the Member States by a third-country national. A5- 0081/2002, 8 April 2002. OJ L 50, 25.2.2003. Council Decision authorising the Commission to negotiate with Denmark the conclusion of an agreement concerning the criteria and mechanisms for establishing the state responsible for examining a request for asylum lodged in Denmark or any other EU Member State, and to negotiate with Iceland and Norway the conclusion of a Protocol pursuant to article 12 of the Agreement between the European Community and the Republic of Iceland and the Kingdom of Norway concerning the criteria and
23
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Finalise work on
Council and
EURODAC
Commission
§
Austrian initiative in November 2002 for a Council Regulation determining the States which qualify as safe 46 third States.
§
§
§
Commission proposal in May 1999, for a Council 47 Regulation establishing the Eurodac system, amended in 48 March 2000.
Parliament opinion expected in July 2003
EP Opinions 49 November 1999 50 September 2000
in and
§
Regulation adopted by the Council in December 51 2000 and implementing regulation in February 52 2002.
§
Development of the central unit by the Commission, in contact with the experts from the Member States.
Entry into force: 15.1.2003.
§
Implementation of a communal control authority on 28 November 2002
§
Eurodac began activities on 15.1.2003
its
§
In the second half of 2003 the Commission is planning to present a report evaluating the first year of Eurodac activity.
mechanisms for establishing t he state responsible for examining a request for asylum lodged in a Member State or in Iceland or Norway. 46
47 48
49 50 51 52
OJ C 17, 24.1.2003: Council Regulation establishing the criteria for determining the States which qualify as safe third States for the purpose of taking the responsibility for examining an application for asylum lodged in a Member State by a third country national and drawing up a list of European safe third States. Proposal for a Council Regulation concerning the establishment of "Eurodac" for the comparison of fingerprints of applicants for asylum and certain other aliens (COM(1999) 260, 26.5.1999). Amended proposal for a Council Regulation concerning the establishment of "Eurodac" for the comparison of the fingerprints of applicants for asylum and certain other third-country nationals to facilitate the implementation of the Dublin Convention (COM(2000) 100, 15.3.2000). A5- 0059/1999, 11.11.1999. OJ C 146, 17.5.2001. OJ L 316, 15.12.2000. Regulation laying down certain detailed rules for the application of Regulation No 2725/2000 concerning the establishment of Eurodac (OJ L 62, 5.3.2002, p. 1).
24
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: A fair and efficient asylum procedure Action needed
Responsibility
Timetable for adoption
Adoption of common
Council, on the
minimum standards on
basis of a
procedures for granting
proposal by the
or withdrawing refugee
Commission
April 2001
State of play
Transposition
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
Commission proposal for a directive in September 53 54 2000, amended in June 2002, amended in June 2002, i n accordance with the conclusions of the Laeken European Council.
status with a view, inter
§
Parliament opinion in 55 September 2001
Council conclusions adopted in December 2001
.
56
The Seville European
§
Work in progress in the Council.
alia, to reducing the
Council asked the Council to approve the Directive by 2003.
duration of asylum procedures, and with special reference to the situation of children (directive) Definition of common
Council, on the
minimum conditions for
basis of a
reception of asylum
proposal by the
seekers (with particular
Commission
attention to the situation
April 2001
§
Council conclusions adopted in November 2000 on the basis of a French Presidency working document
§ 2001.
Commission proposal for a Council directive in April
57
§
Parliament opinion in 58 April 2002
§
Adopted by the 59 Council in January 2003
54 55 56 57 58 59
: no later than 6.2.2005.
of children) (directive)
53
Implementation
Proposal for a Council Directive on minimum standards on procedures in Member States for granting and withdrawing refugee status (COM(2000) 578, 20.9.2000). Amended proposal for a Council Directive on minimum standards on procedures in Member States for granting and withdrawing refugee status (COM(2002) 326, 18.6.2002). A5- 0291/2001, 20.9.2001. 14581/01 (press 444). Proposal for a Directive on minimum standards for the reception of applicants for asylum in Member States (COM(2001) 181, 3.4.2001). A5-112/02, 25.4.2002. OJ L 31, 6.2.2003.
25
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Common asylum
Commission (in
procedure
part)
§
60
Commission communication in November 2000, proposing an approach in two stages to establish a common European asylum system based on a common procedure and a uniform status.
§
First Commission progress report, November 2001, on the common asylum policy, introducing an open coordination 62 method, and second report, March 2003, on the 63 common asylum policy and the Agenda for Protection.
§
Parliament opinion in 61 October 2001
§
The Commission, as stated in its communication of November 2001, wishes to contribute to the establishment, as requested by the Laeken European Council, of an information exchange system on asylum, migration and countries of origin (Asylum and Immigration Committee). In July 2002, it established an EU network for asylum practitioners (EURASIL).
§
In the second half of 2003 the Commission is planning to present a communication on the examination of asylum applications outside the EU, on the establishment of a single procedure for examining applications for protection in the Member States and the establishment of resettlement schemes in the EU.
60
61 62 63
Commission Communication to the Council and the European Parliament “Towards a common asylum procedure and a uniform status, valid throughout the Union, for persons granted asylum” (COM (2000) 755 final, 22.11.2000) A5- 304/2001, 3.10.2001. Communication from the Commission to the Council and the European Parliament on the common asylum policy, introducing an open coordination method (COM(2001)710, 28.11.2001). Communication from the Commission to the Council and the European Parliament on the common asylum policy and the agenda for protection (Second Commission report on the implementation of communication COM(2000) 755 final of 22 November 2000 (COM(2003)152, 26.3.2003).
26
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: Uniform status throughout the Union for those who are granted asylum Action needed
Responsibility
Timetable
State of play
Transpositio
for adoption
As a follow-up to the
Council, on the
Commission
basis of a
communication, a
proposal by the
legislative instrument may
Commission
n Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
§
§
Commission Communication in November 2000 (see previous point)
§
Commission progress report (see previous point)
be needed Approximation of rules on
Council, on the
the recognition and
basis of a
content of refugee status
proposal by the
(directive)
Commission
64
65
April 2004
§ 2001.
Commission proposal for a Directive in September
64
Parliament opinion in 65 October 2002
§
Work in progress in the Council.
Adoption by Council scheduled for June 2003, as requested by Seville European Council.
Proposal for a Council Directive on minimum standards for the qualification and status of third country nationals and stateless persons as refugees or as persons who otherwise need international protection (COM(2001) 510, 12.9.2001). A5-0333/02, 21.10.2002.
27
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: Adoption of measures for refugees and displaced persons providing an appropriate status to any person in need of international protection Action needed
Responsibility
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
§
Temporary protection in
Council, on the
As soon as
the event of mass influx of
basis of a
possible
displaced persons in need
proposal by the
of international protection
Commission
§
Commission proposal for a Directive in May 2000.
66
Parliament opinion in 67 March 2001.
Adopted by the Council 68 in July 2001.
Deadline for implementation: 31.12.2002
(directive) Subsidiary forms of
Council, on the
protection (directive)
basis of a
April 2004
§ 2001
Commission proposal for a Directive in September (see preceding objective).
69
proposal by the Commission
66
67 68 69
70
§
Parliament opinion in 70 October 2002
§
Adoption by Council scheduled for June 2003, as requested by Seville European Council.
Draft Directive on minimum standards for giving temporary protection in the event of a mass influx of displaced persons and on measures promoting a balance of efforts bet ween Member States in receiving such persons and bearing the consequences thereof (COM(2000) 303, 24.5.2000). A5- 0077/2001, 13.3.2001. OJ L 212, 7.8.2001. Proposal for a Council Directive on minimum standards for the qualification and status of third country nationals and stateless persons as refugees or as persons who otherwise need international protection (COM(2001) 510, 12.9.2001). A5-0333/02, 21.10.2002.
28
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To ensure a balance of effort between Member States in receiving refugees and displaced persons and bearing the consequences of such intake Action needed
Responsibility
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
§
Setting up a European
Council, on the
As soon as
Refugee Fund (decision)
basis of a
possible
§
Commission proposal 71 December 1999.
for
a
Council
directive
in
proposal by the
Parliament opinion in 72 April 2000
2000-2003
Decision adopted by Council in September
exercises under
the 73 2000
way.
Commission
§
In March 2003 the programme of work on ERF.
Making a financial
Council and EP,
reserve available in the
possibly on the
event of mass influx of
basis of a
refugees
Commission
Commission
presented
its
§
In the second half of 2003 the Commission is planning to present a proposal for a decision on the implementation of the European Refugee Fund for 2005-2009.
§
The European Refugee Fund now has an annual reserve of 10 million to deal with emergency and massive influx situations.
proposal
71 72 73
Proposal for a Council Decision on the European Refugee Fund (COM(1999) 686, 14.12.1999). OJ C 40, 7.2.2001. OJ L 252, 6.10.2000.
29
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
2.3.
Fair treatment of third country nationals The conditions for admission and residence of third-country nationals will be approximated, on the basis of a shared assessment of economic and demographic developments within the Union, as well as of the situation in the countries of origin. An integration policy should aim at granting third-country nationals who reside legally on the territory of Member States (and in particular long-term residents), rights and obligations comparable to those of European Union citizens, as well as enhancing non-discrimination and the fight against racism and xenophobia.
Objective: To fight against all forms of discrimination, especially racism and xenophobia74
Action needed
Responsibility
Timetable for adoption
Implementation of the
Council, on the
June-Dece
principle of equal
basis of a
mber 2000
treatment between
proposal by the
persons irrespective of
Commission
State of play
Transposition
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
§
§
Commission 75 November 1999.
proposal
for
a
Council
directive
in
Parliament opinion in 76 May 2000.
Adopted Council 77 2000.
by in
the June
Implementation deadline: 19.07.2003.
race or ethnic origin (directive) Establishment of a
Council, on the
general framework for
basis of a
equal treatment in
proposal by the
employment and
Commission
§
Commission proposal for a Council 78 79 November 1999, amended in October 2000.
directive
in
§
Parliament opinion in 80 October 2000
§
Adopted by the Council in November 81 2000.
Implementation deadline: 2.02.2003.
occupation (directive) Programmes drawing
Council, on the
upon best practices and
basis of a
experiences (decision)
proposal by the
§
Commission proposal in November 1999 for a Council Decision establishing a programme to support the Member 82 83 States' efforts, amended in October 2000.
§
Parliament October 2000.
opinion
§
Decision adopted by the Council in 84 November 2000.
Programme runs from 1.1.2000 to 31.12.2006
Commission
74
75 76 77 78 79 80 81
Measures aimed at enhancing non-discrimination and at fighting racism and xenophobia apply generally to all persons residing in the territory of the European Union;they are particularly relevant with regard to third-country nationals. Commission proposal for a Council Directive on the implementation of the principle of equal treatment of all persons without distinction as to race or ethnic origin (COM(1999)566, 25.11.1999). A5- 0136/1999, 18.5.2000. OJ L 180, 19.7.2000, p. 22. Proposal for a Council Directive establishing a general framework for equal treatment in employment and occupation (COM(1999)565, 25.11.1999). Proposal for a Council Directive establishing a general framework for equal treatment in employment and occupation (COM(2000)652, 12.10.2000). OJ C 178, 22.6.2001. OJ L 303, 2.12.2000.
30
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Strengthening of
Council /
cooperation with the
Commission
§
§
Official opening of the Centre on 7 April 2000. Fourth annual report published in December 2002.
European Monitoring Centre on Racism and Xenophobia and the Council of Europe
Enhancing police and
Council, on the
judicial cooperation in
basis of a
preventing and
proposal by the
combating racism and
Commission
§
Commission proposal for a Framework Decision in 86 November 2001.
xenophobia (framework
§
Parliament opinion in 87 July 2002
§
Work in progress in the Council.
xenophobia - common charges for racism and
§
Council conclusions on the fight against racism, antiSemitism and xenophobia adopted in April 2002.
decision)
85
82
Proposal for a Council decision establishing a Community Action Programme to combat discrimination (2001-2006) (COM(1999)567, 25.11.1999). Amended proposal for a Council decision establishing a Community Action Programme to combat discrimination (2000-2006) (COM(1999)649, 10.10.2000). OJ L 303, 2.12.2000. See also table on “Fight against certain forms of crime”. Proposal for a Council Framework Decision on combating racism and xenophobia (COM(2001) 664, 28.11.2001). A5-189/02, 24.5.2002.
83 84 85 86 87
At the end of the first half of 2003, the Commission is planning to present a communication on the Observatory's results and a recasting of Regulation No 1035/97.
31
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: Approximation of national legislation on the conditions for admission and residence of third-country nationals Action needed
Responsibility
Assessment of present
Council /
and future migration flows
Commission /
into the EU, with regard to
Member States
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
illegal
§
§
Communication on the implementation of an open 90 coordination policy.
§
§
Commission proposal for a Council directive on family 91 reunification in December 1999, amended in October 92 93 2000 and May 2002, in accordance with the conclusions of the Laeken European Council.
§
§
§
Commission communication 88 immigration in November 2000.
on
combating
§
Parliament opinion in 89 October 2001.
The Commission contributed to the establishment, as requested by the Laeken European Council, of an information exchange system on asylum and immigration, following on from its communication of July 2001 (Asylum and Immigration Committee).
demographic changes, the situation of labour market, as well as migration pressures from countries and regions of origin Conditions of entry and
Council, on the
residence for the purpose
basis of a
of (a) family reunification,
proposal by the
(b) study or vocational
Commission
training, (c) paid employment and
Parliament opinion expected in September 2003 Parliament opinion in 94 September 2000 and fresh opinion expected in April 95 2003.
§
Council discussions scheduled before June 2003.
§
Agreement in principle in February 2003.
self -employed economic activity (directives) The Commission presented a proposal for a directive 96 on admission for employment in July 2001.
88 89 90 91 92 93 94 95 96 97
Parliament opinion in 97 February 2003.
§ §
The Commission is planning to present a communication in the second half of 2003 on conditions for entry and residence of research workers from third-countries.
§
Work in progress in the Council.
Communication from the Commission to the Council and the European Parliament on a Community immigration policy (COM(2000) 757, 22.11.2000). A5-305/2001, 3.10.2001. Communication from the Commission to the Council and the European Parliament on an open method of coordination for the Community immigration policy (COM(2001) 387, 11.7.2001). Proposal for a Council Directive on the right to family reunificat ion (COM(1999) 638, 1.12.1999). Amended proposal for a Council Directive on the right to family reunification presented by the Commission under Article 250(2) of the EC Treaty (COM(2000) 624, 10.10.2000). Amended proposal for a Council Directive on the right to family reunification (COM(2002)225, 2.5.2002). A5-0201/2000, 6.9.2000. A5- 0086/03, 9.4.2003. Proposal for a Council Directive on the conditions of entry and residence of third-country nationals for the purpose of paid employment and self-employed economic activities (COM(2001) 386, 11.7.2001). A5- 0010/2003, 12.2.2003.
32
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
§
The Commission presented a proposal for a directive on admission for the purposes of studies, vocational training 98 and voluntary service in October 2002. Standards and
Council, on the
procedures for the issue
basis of a
of long-term visas and
proposal by the
residence permits
Commission
Parliament opinion
Work in progress in the
expected in June 2003.
Council
See below.
(directive)
Objective: Approximation of the legal status of third-country nationals Action needed
Responsibility
Definition of a set of
Council, on the
uniform rights (e.g. the
basis of a
right to reside, receive
proposal by the
education and work as an
Commission
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
§
§
Council conclusions adopted in November 2000
§
Commission proposal for a Directive in March 2001.
99
Parliament opinion in 100 February 2002.
Adoption by the Council expected before June 2003.
employee or a self -employed person) to
§
be granted to third-country nationals who have resided legally in a Member State for a period of time to be determined (directive)
Determination of the
Council, on the
criteria and of the
basis of a
conditions under which,
proposal by the
like Community nationals
Commission
98 99 100 101
102 103
Following the adoption of Council conclusions in December 2001 on the coordination of national social security systems for third-country nationals residing lawfully in the territory of a Member State, the aim being to give them a set of uniform rights as close as possible to those enjoyed by Union citizens, the Commission presented in February 2002 a proposal for a Council Regulation to extend Regulation (EEC) No 1408/71 to third-country nationals not covered by these provisions solely by reason of their 101 nationality.
§
§
§
Commission communication on implementing an open coordination policy on immigration in July 2001 (see 103 above).
Parliament opinion in 102 November 2002.
§
Agreed in principle by the Council in February 2002
Parliament opinion expected in September 2003
§
Council discussions scheduled before June 2003.
Proposal for a Council directive on the conditions of entry and residence of third-country nationals for the purpose of studies, vocational training or voluntary service (COM(2002)548, 7.10.2002). Proposal for a Council Directive concerning the status of third-country nationals who are long-term residents (COM(2001) 127, 13.3.2001). A5- 0436/2001, 5.2.2002. Proposal for a Council Regulation extending the provisions of Regulation (EEC) N° 1408/71 to nationals of third countries who are not already covered by these provisions solely on the ground of their nationality (COM(2002) 59, 6.2.2002). A5-0369/02 du 21.11.2002 Communication from the Commission to the Council and the European Parliament on an open method of coordination for the Community immigration policy (COM(2001) 387, 11.7.2001).
33
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
and their families, third-country nationals
§
Commission proposal for a directive on long-term 104 resident status in March 2001.
§
Parliament opinion in 105 February 2002.
could be allowed to settle and work in any Member
§
State of the Union, taking
In June 2003 the Commission is planning to present a communication on immigration, integration and employment.
account of the consequences for social equilibrium and the labour market (directive)
104 105
Proposal for a Council Directive concerning the status of third-country nationals who are long-term residents (COM(2001) 127, 13.3.2001). A5-0436/2001, 5.2.2002..
34
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
2.4.
Management of migration flows Management of migration flows should be improved at every stage through close cooperation with countries of origin and transit. The Laeken European Council recalled the importance of incorporating policy on migratory flows in the Union's external relations polic y, of stepping up the fight against illegal immigration by combating the criminal organisations involved while guaranteeing victims' rights, and asked for a plan of action to developed on the basis of the Commission's communication on illegal immigration and trafficking in human beings. The Seville European Council confirmed this and asked for measures to respect a fair balance between (a) a policy of integration of legal immigrants and an asylum policy complying with international conventions and chiefly the Geneva Convention of 1951 and (b) a resolute fight against illegal immigration and trafficking in human beings. The Council has also requested that the Commission present a report on the effectiveness of the financial resources available at community le vel as regards repatriation of immigrants and those with rejected asylum claims, of management of external borders and asylum and migration projects in third countries, and the report will be made at the Thessaloniki European Council.
Objective: To improve the exchange of statistics and information on asylum and immigration (this exchange should include statistics as well as information on national legislation and policies) Action needed
Responsibility
Further implementation of
Commission, in
the ac tion plan adopted
cooperation with
by the Council in April
Member States
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
Commission Communication in April 2003, presenting a plan of action for gathering and analysing 106 Community statistics on migration.
1998 Setting up of a European Migration Observatory / Network
106
Commission
§
Preparatory actions (on the basis of previous feasibility study) financed by ODYSSEUS programme; Commission staff working document presented to the experts from the Member States in July 2002
§
Action launched by establishing national contact points in December 2002.
§
Work plan to be established in 2003. Meeting with national contact points in May 2003.
COM(2003)179, 15.4.2003: Communication from the Commission to the Council and the European Parliament to present an action plan for the collection and analysis of Community statistics in the field of immigration.
35
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To enhance the fight against traffickers and trafficking in human beings and economic exploitation of migrants Action needed
Responsibility
Adoption of measures
Council, on the
establishing minimum
basis of a
rules on what constitutes
proposal by the
a criminal act and what
Commission
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§ The Commission tabled a proposal for a Council framework decision on combating trafficking in human beings in December 2000.108
§
§
§
§ Parliament opinion (rejection) in February 2001.112
Parliament opinion in 109 March 2001.
- Deadline for
Adopted by the Council 110 in July 2002.
implementation: 1.8.2004
penalties should apply to organised crime linked
The French Presidency presented two initiatives, one for a directive and one for a framework decision, on the 111 liability of traffickers.
with trafficking of human beings (framework
Deadline for
§
Adopted by the Council 113 in November 2002.
Implementation 5.12.004
107
decision)
Detecting and
Member States
dismantling the criminal
/Commission/
networks involved by
Europol
§
Commission communication 114 immigration in November 2001.
on
combating
§
illegal
Decision establishing Eurojust adopted by the 115 Council in February 2002.
making the fight against
§
Implementation of Council action plan. Report to the Thessaloniki European Council (see Introduction).
- One year for short-term measures; - Three years
illegal immigration one of
for
the priorities of
medium-term
operational cooperation
measures;
§
Commission proposal for a directive on a residence 116 permit issued to victims of trafficking in human beings.
107 108 109 110 111
112 113 114 115
§
Parliament opinion in 117 October 2002
§
Council conclusions on the fight against illegal immigration and trafficking in human beings by sea adopted in April 2002.
§
Setting up of cooperation frameworks to combat illegal immigration from China and the western Balkans, organised in November 2000 and March 2001 respectively
See also table on “Fight against certain forms of crime”. Proposal for a Framework Decision on combating sexual exploitation of children and child pornography (COM(2000) 854, 21.12.2000). OJ C 53E, 28.2.2002, p. 121. OJ L 203, 1.8.2002, p. 1. Initiative of the French Republic with a view to the adoption of a Council Directive defining the facilitation of unauthorised entry, movement and residence and a Council Framework Decision on the strengthening of the penal framework to prevent the facilitation of authorised entry and residence (OJ C 253, 4.9.2000). A5- 0315/2001, 15.2.2001. OJ L 328, 5.12.2002 Communication from the Commission to the Council and the European Parliament on a common policy on illegal immigration (COM(2001) 672). Plan to combat illegal immigration and trafficking in human beings in the European Union (JAI 30 rev1 – 6621/1/02).
36
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
§
Council adoption in May 2003 of the Brussels Declaration on prevention of trafficking in human beings and combating the phenomenon. Exploring possibilities for
§
§
Work in progress in the Council (CIREFI[REF]I) on improving information exchanges and action against illegal immigration networks (see above).
establishing common standards and pooling resources for investigations into illegal
In June 2003 the Commission is planning to present a proposal for a decision establishing an information and coordination network (in conjunction with the Iconet early warning system).
immigration networks
Further harmonisation of
Council, on the
Member States laws on
basis of a
carrier's liability
Commission
(directive)
proposal or a
§
Initiative by the French Presidency in July 2000 for a 118 Council directive.
Member State
§
Parliament opinion 119 (rejection) in March 2001.
§
Adopted by the Council 120 in June 2001.
§
Organisation by professional bodies, with the Commission's support, of a round table on general issues relating to hauliers' liability in November 2001
Implementation deadline: no later than 11.2.2003.
initiative
116 117 118
119 120
Commission proposal for a directive on short -term residence permits for victims of trafficking in human beings and trafficking in migrants who cooperate with the authorities (COM(2002) 71, 11.2.2002). A5-0397/02, 5.12.2002. Initiative of the French Republic with a view to the adoption of a Council Directive concerning the harmonisation of financial penalties imposed on carriers transporting into t he territory of the Member States third-country nationals lacking the documents necessary for admission (OJ C 269, 20.9.2000). A5- 0069/2001, 13.3.2001. OJ L 187, 10.7.2001; Directive supplementing the provisions of Article 26 of the Convention implementing the Schengen Agreement.
37
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To assist countries of origin and transit Action needed
Responsibility
Development of
Council, on the
information campaigns
basis of a
on the actual possibilities
proposal by the
for legal immigration and
Commission
Timetable
State of play Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
April 2001
§
The Commission has committed the 10 million entered in the 2001 budget and the 12.5 million allocated by the budgetary authority in 2002.
§
trafficking in human
The Commission has adopted a Communication on integration of the migration policy in relations between the EU 121 and third countries.
beings
1. Migration and development
Promotion of voluntary
2. report on the effectiveness of the financial resources
return
available at community level as regards repatriation of
Strengthening the ability
immigrants and those with rejected asylum claims, of
of the authorities in those
management of external borders and asylum and migration
countries to combat
projects in third countries.
prevention of all forms of
Transposition
for
§
Conclusions on intensive cooperation in the management of migratory flows adopted by Council in November 2002.Conclusions adopted by the Council in May 2003
§
In June 2003 the Commission is planning to present a proposal for a decision establishing a cooperation programme with third countries as regards 122 migration.
effectively trafficking in human beings Helping third countries to cope with their readmission obligations towards the Union and the Member States
121 122
COM(2002)703, 3.12.2002. See also table on “Partnership with countries of origin”.
38
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To establish a coherent European Union policy on readmission and return Action needed
Responsibility
Timetable
State of play
Transposition
for adoption
To conclude readmission
Council, on the
agreements or to include
basis of a
standard clauses in other
proposal by the
agreements between the
Commission
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
§
§
Presentation of draft negotiating mandates for readmission agreements with Morocco, Pakistan, Sri Lanka and Russia in February 2000, Hong Kong and Macao in March 2001, Ukraine March 2002 and Albania, Algeria, China and Turkey in October 2002.
Parliament opinion in 123 October 2002
European Community and relevant third countries or groups of countries
Negotiating mandates for readmission agreements with Morocco, Pakistan, Sri Lanka and Russia adopted by Council in September 2000, with Hong Kong and Macao in May 2001, with Ukraine in June 2002 and with Albania, Algeria, China and Turkey in November 2002.
§
The Seville European Council (June 2002) asked for the conclusion of readmission agreements being negotiated to be speeded up and for new negotiating mandates to be approved.
Development of common
Council /
minimum standards on
Commission /
repatriation
Member States
§
Initiative by the French Presidency in July 2000 for a 124 Council directive.
§
Parliament opinion 125 (rejection) in March 2001.
§
Adopted by the Council 126 in May 2001.
§
In November 2002, as requested by the Seville European Council, the Council adopted a returns programme on the basis of the Commission Green Paper and a programme for the return of refugees to Afghanistan.
123 124
§
Readmission agreement signed with Hong Kong on 27 November 2002, conclusion and entry into force scheduled for first half of 2003.
§
Readmission agreement initialled with Sri Lanka on 30 May and Macao on 18 October 2O02. Under discussion in the Council.
§
Negotiations under way for readmission agreements with Russia, Pakistan, Sri Lanka, Morocco, Macao and Ukraine. Negotiations with Albania to be opened in May 2003; draft text transmitted to Turkey.
§
At the end of 2003 the Commission is planning to present a proposal for a directive on minimum standards for return procedures.
A5-0382/02, 19.12.2002. Draft directive on the mutual recognition of expulsion orders (OJ C 243, 24.8.2000).
39
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Implementation: before 2.12.2002
§
In April 2002 the Commission presented a Green 127 Paper, and a communication adopted in October 2002 set out its initial thinking on a programme of action concerning 128 returns.
§
§
Commission proposal in February 2003 for a Decision setting out the criteria and practical arrangements for the compensation of the financial 129 imbalances resulting from expulsion decisions. .
§
§
§
DE initiative in January 2003 a Council Directive on assistance in cases of transit for the purposes of 130 removal by air. .
Work in progress in the Council.
Parliament opinion expected in July 2003
Parliament opinion 131 (rejection) in April 2003.
§
Initiative of the Kingdom of Spain with a view to adopting a Council Directive on the obligation of carriers to communicate passenger data.132.
125 126 127 128 129
130 131 132
A5- 0065/2001, 13.3.2001. OJ L 149, 2.6.2001. Commission communication on a Community return policy on illegal residents (COM(2002) 175, 10.4.2002). Commission communication on a Community return policy on illegal residents (COM(2002) 564, 14.10.2002). Proposal for a Council Decision setting out the criteria and practical arrangements for the compensation of the financial imbalances resulting from the application of Council Directive 2001/40/EC on the mutual recognition of decisions on the expulsion of third country nationals (COM(2003)49 du 3.2.2003). Initiative of the Federal Republic of Germany with a view to adopting a Council Directive on assistance in cases of transit for the purposes of removal by air (OJ C 4, 9.1.2003). A5-0104/03. Initiative of the Kingdom of Spain with a view to adopting a Council Directive on the obligation of carriers to communicate passenger data (OJ C 82, 5.4.2003).
40
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
3.
A G ENUINE EUROPEAN AREA OF J USTICE The Tampere priorities: The aim is to give the general public a shared sense of justice throughout the European Union, seen as a means of facilitating the daily life of persons and the possibility of calling to account those who threaten the freedom and security of individuals and society. This includes both better access to justice and full judicial cooperation among Member States. The Tampere Summit called for practical steps to be taken to improve access to justice in Europe and for mechanisms to be put in place to protect victims' rights. It also advocated developing machinery for the mutual recognition of judicial decisions.
3.1.
Better access to justice in Europe A genuine area of justice must ensure that individuals and businesses can approach courts and authorities in any Member State as easily as in their own and not be prevented or discouraged from exercising their rights by the complexity of the legal and administrative systems in the Member States.
Objective: To ensure legal certainty and equal access to justice Action needed
Information campaign and publication of “user guides” on judicial cooperation within the Union
Responsibility
Commission
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
In October 2002, to improve users' information, the Commission organised a joint Conference with the Council of European public information and access to justice;
§
An information campaign has been launched for 2003.
§
Comparable information sheets on legal aid have been prepared with the Council of Europe
§
Practical initiatives to improve the familiarity of judges and the general public with the European Judicial Network in civil and commercial matter s have also been launched.
41
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Establishment of a permanent
Council, on the
information system by a network
basis of a
of national authorities (the
proposal by the
European Judicial Network for
Commission
2001
§
Commission proposal for a Council decision setting up a 133 network.
§
Parliament opinion in 134 April 2001
§
Adopted by the Council at the end of May 135 2001.
§
The Network has been in operation since 1.12.2002. It held its inaugural meeting on 4.12.2002.
§
Implement ation date: 1.12.2002 (Article 2 and 20: before 1.6.2002)
Civil Matters)
§
The website came on line in March 2003.
§
Commission proposal for a Council Regulation 136 establishing a general framework for Community activities, 137 amended in November 2001.
Proposal to establish minimum
Council, on the
standards of legal aid
basis of a
April 2004
Commission proposal or a Member State
Council, on the
rules for small civil and
basis of a
commercial claims, uncontested
Commission
claims and maintenance claims
proposal or a
Following presentation of its Green Paper in February 141 2000, the Commission organised a hearing in February 2001 and presented a proposal for a directive on legal aid in January 142 2002.
134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146
in and
Parliament opinion in September 2002
143
The adoption of a decision creating a legal applications transmission form is expected in May 2003.
April 2004
§
Commission proposal in April 2002 for a regulation on 145 uncontested claims. Preliminary draft discussed with the Member States in October 2001. Commission amended proposal presented in May 2003.
Member State
133
EP Opinions 138 October 2001 139 September 2002.
§
initiative
Proposal on common procedural
§
§
§
Parliament opinion in 146 April 2003
§
Regulation adopted by the Council in April 140 2002.
§
Adopted Council in 144 2003
by the February
§
The Commission is embarking on preparatory work for the establishment of an additional form for legal aid applications.
Implementation : no later than 30.11.04, except Art. 3(2)(a): 30.5.06.
§
In June 2003 the Commission is plan ning to present an amended proposal following the Opinion of Parliament
Proposal for a Council Decision establishing a European Judicial Network in civil and commercial matters (COM(2000) 592, 22.9.2000). A5- 0091/2001, 5.4.2001. OJ L 174, 27.6.2001. Proposal for a Council regulation establishing a general framework for Community activities to facilitate the implementation of a European judicial area in civil matters (COM(2001) 221, 25.5.2001). Amended proposal for a Council regulation establishing a general framework for Community activities to facilitate the implementation of a European judicial area in civil matters (COM(2001) 705, 20.11.2001). A5- 0339/2001, 15.10.2001. C5- 0021/2 002, 12.3.2002. OJ L 115, 1.5.2002. Commission Green paper - Legal aid in civil matters: the problems confronting the cross - border litigant (COM(2000) 51, 9.2.2000). Proposal for a Directive to improve access to justice in cross-border disputes by establishing minimum common rules relating to legal aid and other financial aspects of civil proceedings (COM(2002) 13, 18.1.2002). A5-312/02 du 25.9.2002. OJ L 126, 31.1.2003 Proposal for a Council Regulation creating a European enforcement order for uncontested claims (COM(2002)159, 18.4.2002). A5- 0108/03, 8.4.2003.
42
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
initiative
§
§
Commission Green Paper in December 2002 on a European order for payment procedure and on147 measures to simplify and speed up small claims litigation.
Proposal to establish minimum
Member States
standards of quality for ADR
to set up the
April 2004
Work in progress in the Coun cil
§
In the second half of 2003 the Commission is planning a proposal for a Regulation to establish a European order for payment procedure, to be followed in 2004 by a proposal for legislation on small claims.
§
Regarding alimony claims, the Commission launched a preparatory study in the spring of 2002. In April 2003 it asked for authorisation to negotiate a Convention on maintenance obligations at the Hague Conference on Private International Law.
§
§
§
In 2004 the Commission is planning to present a Green Paper on maintenance claims.
In May 2000 the Council adopted conclusions on alternative dispute resolution.
Work will be started in 2003 to develop a European plan for best practice in mediation.
extra-judicial procedures
§
In 2004 the Commission is planning to present a proposal for a directive to promote mediation.
§
§
European Extra-Judicial Network (EEJ Net) for 148 consumers launched by the Commission in October 2001.
A conference is planned for June 2003 in order to evaluate the pilot phase of the EEJ-Net. The Commission will then present a report to the Council and Parliament in the third quarter of 2003. The number of systems in FIN-NET will be ex tended as far as can be.
§
The Commission has launched the FIN-NET for the extra-judicial settlement of disputes in the field of financial services. There has been greater publicity for FIN-NET in spring 2002, with among other things a brochure for the general public.
147 148
Green Paper on a European order for payment procedure and on measures to simplify and speed up small claims litigation (COM(2002) 746, 20.12.2002). This network is based on Recommendations 98/257/EEC and 2001/310/EEC.
43
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Commission Green Paper on minimum quality standards presented in April 2002.
149
The Commission organised a
§
Parliament opinion in 150 March 2003.
public hearing on the Green Paper in February 2003.
§
SOLVIT network for the resolution of problems of poor application of the internal market rules by national 151152 administrations launched by the Commission in July 2002. The March 2002 Internal Market Council gave a favourable 153 reception to this. Creation of multilingual forms
Council, on the
mutually accepted as valid
basis of a
documents in cross -border legal
Commission
proceedings
proposal or a Member State initiative
April 2004
§
This issue is dealt with in part in the Green Paper on small claims and will be addressed generally in the context of the various projects on harmonisation of certain rules for civil proceedings.
§
Commission Decision expected in May 2003 establishing a legal aid applications transmission form.
§
The proposal for a Regulation on uncontested claims and the proposal for a Regulation on parental responsibility contain harmonised forms.
§
In 2003 the Commission is embarking on preparatory work for the establishment of an additional form for legal aid applications.
§
The proposal for a European injunction to pay procedure to be presented in 2003 will contain harmonised forms.
§
The European Judicial Atlas (civil), will also contain all the forms used in judicial cooperation in civil matters.
149 150 151 152 153
Green Paper on alternative dispute resolution in civil and commercial law (COM(2002) 196, 19.4.2002). A5-0058/03, 12.3.2003. Commission Communication - Effective Problem Solving in the Internal Market ("SOLVIT") (COM(2001)702, 27.11.2001). OJ L331, 15.12.2001, p. 39. Doc. 6503/02, 1.3.2002.
44
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To protect rights to compensation and provide assistance to victims Action needed
Responsibility
Drawing up of minimum
Council, on the
standards for protection of
basis of a
victims
Commission
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
2002
§
Commission Communication presented in July 1999.
154
§
Initiative by the Portuguese Presidency for a Framework 155 Decision on the status of victims.
proposal or a
§
EP opinion 156 December 2000
in
Member State
§
Framework Decision adopted by the Council in 157 March 2001.
initiative
§
The joint programme of measures to implement the principle of mutual recognition of decisions in criminal matters also incorporates, among those parameters, mechanisms to protect victims' rights
Implementation deadline: 22.03.02, 22.03.04 or 22.03.06, depending on the Article. First Commission, on Art. 18 of the Framework Decision in June 2003.
Further instruments on
Council, on the
approximation of compensation
basis of a
arrangements for victims
Commission
2004
§
Commission Green Paper on compensation for victims 158 presented in September 2001 and followed by a public hearing on 21 March 2002.
§
§
§
Parliament 159 opinion in September 2002
proposal or a Member State initiative
Exam ining the possibility of recognising decisions taken in the interests of victims of crime
154 155 156 157 158 159 160
Commission proposal for a directive on compensation in 160 October 2002.
§
Covered by Article 1(b)(iv) of the draft framework Decision on the application of the mutual recognition principle to pecuniary penalties and Council Regulation No 44/2001 of
Parliament opinion expected in July 2003
§
Work in progress in the Council
§
Included in the mutual recognition programme in
Commission Communication on Crime victims in the European Union (COM(1999) 349, 14.7.1999). Draft framework decision on the status of the victim in criminal proceedin gs (OJ C 243, 24.8.2000). A5-0355/2001, 12.12.2000. OJ L 82, 22.3.2001. Green paper - Compensation to crime victims (COM(2001) 536, 28.9.2001). A5-0309/02 du 24.9.2002 Proposal for a directive - Compensation to crime victims (COM(2002) 562, 16.10.2002).
45
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
where such decisions are incorporated into sentencing
22.12.2000 on jurisdiction and the recognition and enforcement 161 of judgments in civil and commercial matters.
criminal matters.
decisions
161
OJ L 12, 16.01.2001.
46
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
3.2.
Mutual recognition of judicial decisions A genuine area of justice must provide legal certainty to individuals and to economic operators. To that end, judgments and decisions should be respected and enforced throughout the Union. Enhanced mutual recognition of judicial decisions and judgments and the necessary approximation of legislation would facilitate cooperation between authorities and the judicial protection of individual rights and will make it possible to respond to the call made at the Laeken European Council for “efforts to surmount the problems arising from differences between legal systems”. The principle of mutual recognition should become the cornerstone of judicial cooperation in both civil and criminal matters within the European Union.
As regards civil matters: Objective: Enhanced mutual recognition of judicial decisions and judgments, and the necessary approximation of legislation, to facilitate cooperation between authorities and the judicial protection of individual rights 162 Action needed
Responsibility
Timetable for adoption
Programme of measures on
Council and
mutual recognition of civil and
Commission
End 2000
State of play
Transposition
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
The mutual recognition programme was adopted by the Council in November 2000.
163
It covers four areas:
commercial decisions (containing measures required for mutual recognition and enforcement; abolishing obstacles for small claims and family litigation).
§
for the first area, pilot projects are being launched (see 3.1.4 above);
§
for the second area,
- Commission working paper in March 2001 on Mutual 164
recognition of decisions on parental responsibility;
162 163 164
See also table on "Greater convergence in civil law". OJ C 12, 15.1.2001. Commission working document - Mutual recognition of decisions on parental responsibility (COM(2001) 166, 27.3.2001).
47
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
- Commission proposal in September 2001 for a Regulation to complement the Regulation matrimonial matters and in matters 165
of parental responsibility .
- Commission proposal in October 2001 for a decision
§
Decision adopted by the Council in December 167 2002.
authorising the Member States to sign the Hague Convention of 1996
166
and proposal expected in May 2003 for a
Decision authorising the Member States to ratify the Convention . - French Initiative in July 2000 for a Regulation on rights of access to children.
168
§
Parliament opinion in
December 2000 - Commission proposal in May 2002 to merge the French initiative, the Commission proposal for a regulation of
.
169
Parliament opinion 171 November 2002.
in
§
Work in progress in the Council
September 2001 and Regulation (EC) No 1347/2000 (Brussels 170
II ).
Commission proposal in October 2000 for a Council Decision on the signing by the European Community of the Council of Europe Convention on contact concerning children.
Work in progress in the Council
172
§
Adoption of a Council Recommendation authorising the Commission to open negotiations with Denmark on Regulations Nos 44/2001 and 1348/2000.
165 166
167 168 169 170
171 172
§
In the second half of 2003 the Commission is planning to present a decision authorising the Community to sign and conclude two agreements extending to Denmark the provisions of Regulations Nos 44/2001 et 1348/2000.
Proposal for a Council Regulation on jurisdiction and the recognition and enforcement of judgments in matters of parental responsibility (COM(2001) 505, 30.8.2001). Proposal for a Council Decision authorising the Member States to sign in the interest of the European Community the Convention on Jurisdiction, Applicable Law, Recognition, Enforcement and Co-operation in respect of Parental Responsibility and Measures for the Protection of Children (the 1996 Hague Convention) (COM(2001) 680, 20.11.2001). OJ L 48, 21.2.2003. French Initiative for a Council Regulation on the mutual enforcement of judgments on rights of access to children (OJ C 234 of 15.8.2000). A5-0311/2000 du 17.11.2000. Proposal for a Council Regulation concerning jurisdiction and the recognition and enforcement of judgments in matrimonial matters and in matters of parental responsibility repealing Regulation (EC) No 1347/2000 and amending Regulation (EC) No 44/2001 in matters relating to maintenance (COM(2002)222, 3.5.2002). A5-0385/2002. COM(2002) 520 du 2.10.2002 :
48
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
§
For the fourth area, the Commission organised a conference on successions in conjunction with the Council of Europe in October 2002. The results of the study on matrimonial property regimes will be available in 2003.
§
For the third and fourth areas, the Commission launched preparatory studies in 2001, the results of which became available at the end of this year. The results of the study on successions were released at the end of 2002.
Proposal on minimum
Council, on the
standards for specific aspects
basis of a
of civil procedure (new
Commission
procedural legislation on
proposal or a
money payments)
Member State
§
§
In the second half of 2003 the Commission is planning to present a proposal for a regulation to establish a European order to pay procedure. In 2004 it is planning to present a legislative proposal on small claims (cf. supra, 3.1.4.).
In December 2002 the Commission presented a Green Paper on further harmonisation of procedural rules relating to uncontested and small claims (European order to pay) (see above, point 3.1.4).
initiative
Launching of work on the
Council, on the
European Enforcement Order
basis of a
§
This action has been included in the programme of measures to implement the principle of mutual recognition.
Commission proposal or a Member State initiative
§
Commission proposal in April 2002 for a regulation (see 173 above, point 3.1) to establish a European enforcement order.
§
Parliament opinion in 174 April 2003
§
Council Common position expected in September 2003.
§
Presentation by the Commission of the new proposal for a regulation on rights of access to children will enable the work on abolition of the exequatur procedure to be followed up (see point 3.2 above).
173 174
Proposal for a Council Regulation creating a European enforcement order for uncontested claims (COM(2002)159, 18.4.2002). A5- 0108/03, 8.4.2003.
49
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
As regards criminal matters Objective: To make sure criminals have no safe havens Action needed
Ratification of the 1995 and
Responsibility
Member State
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on which
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
April 2001
.
§
All the Member States have ratified the 1996 Convention except I and F.
1996 EU Conventions on extradition.
175176
§
All the Member States have ratified the 1996 Convention except I and F. Study on abolition of formal
Council, on the
extradition procedures
basis of a
concerning persons fleeing
proposal by the
from justice after having been
Commission
sentenced.
End 2001
§
Commission proposal in September 2001 for 178 Framework Decision on the European arrest warrant.
a
§
Parliament opinion in 179 February 2002.
§
Adopted by the 180 Council in June 2002.
Deadline for implementation: 31.12.2003
177
Providing for fast-track
Council, on the
extradition procedures
basis of a
End 2001
Included in the Commission proposal (see above)
April 2004
Included in the Commission proposal (see above)
§
see above
§
see above
proposal by the Commission Examine the issue of
Council, on the
extradition in relation to
basis of a
procedures in absentia
Commission proposal or a Member State
175 176
177 178 179 180
These two measures are included in the EU Plan of Action against terrorism (periodic review). Following the initiative presented by Sweden (OJ C 195, 11.7.2001), Council Decision 2003/169/JHA of 27.2.2003 laying down arrangements for the 1995 Convention on simplified extradition procedures between the Member States of the EU the 1996 Convention relating to extradition between Member States of the EU builds on the Schengen arrangements in accordance with the agreement associating the Republic of Iceland and the Kingdom of Norway with the application, implementation and development of the Schengen arrangements (OJ L 67, 12.3.2003). These two measures are included in the EU Plan of Action against terrorism (periodic review). Commission proposal for a Council framework decision on the European arrest warrant and surrender procedures between Member States (OJ C 332 E, 27.11.2001). A5-0003/2002, 6.2.2002. OJ L 190, 18.7.2002.
50
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
initiative
Objective: To ensure that decisions taken in one Member State have effect throughout the Union Action needed
Responsibility
Programme of measures on
Council /
the application of the principle
Commission
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
§
End 2000
§
Commission Communication in July 2000.
181
of mutual recognition to be followed by specific instruments
Parliament opinion in 182 May 2001.
Joint Council/Commission programme adopted November 2000
Most of the top-priority measures are indicated in
in other scoreboard tables. The programme's aim is to record achievable progress in making the reservations and declarations concerning the coercive measures contained in Article 5 of the 1959 European Convention on Mutual Assistance in Criminal Matters non-invocable between MS and to examine ways of recognising decisions taken in the interests of victims of crime where they are incorporated into sentencing decisions.
181 182
Commission Communication on Mutual recognition of Final Decisions in criminal matters (COM(2000) 495, 28.7.2000). A5-0145/2001, 17.5.2001.
51
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
The Commission, by
§
Commission Green Paper in February 2003 on procedural safeguards for su spects and defendants in 183 criminal proceedings throughout the European Union.
way of complement to the mutual recognition programme, is planning to present, in the first half of 2003, a communication on criteria for determining jurisd iction in criminal matters and in the second half of 2003, a Framework Decision on procedural guarantees.
§
DK initiative for a Council Decision on the reinforcement of cooperation between Member States of 184 the EU as regards disqualification decisions.
The Commission is
§
Parliament opinion [rejection] in December 2002
planing to present, in the second half of 2003, a communication
§
EL initiative in February 2003 for a Framework Decision on the application of the “non bis in idem” principle. Application of mutual
Council, on the
recognition to pre-trial
basis of a
orders.
185
§
Initiative by F, B and SU in February 2001 for a 186 Framework Decision on the freezing of assets and evidence.
Commission proposal or a
on withdrawals of rights.
§
EP Opinions in 187 September 2001 and June 188 2002.
§
Formal adoption by Council awaited after parliamentary reservations 189 have been lifted (I, DK, S).
§
Council agreement in principle in February 2002
Member State initiative
183 184 185 186 187 188 189
Green Paper on procedural safeguards for suspects and defendants in criminal proceedings throughout the European Union (COM(2003)75, 19.2.2003). Council Decision on the reinforcement of cooperation between Member States of the EU as regards disqualification decisions (OJ C 23, 19.9.2002). This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism. Draft Council Framework Decision on the execution in the European Union of orders freezing assets or evidence (OJ C 75, 7.3.2001). OJ C 77E, 28.3.2002, p. 91. A5-0172/02, 16.5.2002. Latest situation report, following Coreper on 24.3.2003.
52
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
§
Incorporated into the joint programme for the mutual recognition of decisions in criminal matters (see measures 6 and 7).
§
The Commission is planning to present a Framework Decision in June 2003 on the documents and data for use in criminal proceedings.
§
During the second half of 2003, The Commission is also planning to present a Green Paper on mutual recognition and immediate enforcement of non-custodial pre-trial supervision measures, Examine the feasibility of
Council, on the
improved cross -border
basis of a
cooperation on the transfer of
Commission
proceedings and the
proposal or a
enforcement of sentences
Member State
April 2004
§
Initiative by F, S and UK for a Framework Decision on 190 financial penalties.
§
Parliament opinion in 191 January 2002.
§
Agreement principle in May 2003.
in
initiative
§
Included in the joint programme for the mutual recognition of decisions in criminal matters (see also measures 17, 18, 20 and 21)
§
German initiative establishing, in accordance with Article 34 of the Treaty on European Union, the Agreement on Co-operation in Proceedings for Road Traffic Offences and the Enforcement of Financial Penalties Imposed in respect thereof
§
Initiative by Denmark in June 2002 for a draft framework decision on the enforcement of confiscation orders in the 192 Union.
§
Parliament opinion in 193 November 2002.
Study the feasibility of
Council, on the
extending and possibly
basis of a
joint programme for the
formalising the exchange of
Commission
mutual recognition of
information on criminal
proposal or a
decisions in criminal
190 191 192 193
April 2004
Incorporated into the
Draft framework decision on the application of the principle of mutual recognition to financial penalties (OJ C 278, 2.10.2001). A5-0444/2001, 17.1.2002. Initiative of the Kingdom of Denmark with a view to the adoption of a Council Framework Decision on the execution in the European Union of confiscation orders (OJ C 184, 2.8.2002). A5-0383/02, 7.11.2002.
53
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
records
Member State
matters (see measures
initiative
3 and 4). Request for criminal record included in the Commission proposal planned for June 2003 for a Framework Decision on obtaining documents and information for use in criminal proceedings.
54
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
3.3.
Greater convergence in civil law In order to smooth judicial cooperation and enhance access to law, better compatibility and more convergence between the legal systems must be achieved.
Objective: Eliminate obstacles created by disparities in law and procedures
Action needed
Responsibility
Timetable for adoption
New procedural legislation in
Council, on the
cross-border cases (e.g.
basis of a
provisional measures, taking
Commission
of evidence, time limits)
proposal or a
April 2004
Council to prepare a report
smooth functioning of civil proceedings
194 195 196 197 198 199 200
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliamen t
Parliament
§
§
§
Initiative by Germany in September 2000 on the taking of 194 evidence. The issue of procedural law is partly included in the mutual recognition programme.
Parliament opinion in 195 March 2001.
Deadline for
Adopted by the Council at the end of May 196 2001.
implementation: 1.7.2004 except
22:1.7.2001
§
In April 2002 the Commission launched a preparatory study on the improvement of the enforcement of judgments in 197 the Member States.
initiative.
eliminate obstacles to the
Transposition
Progress in the Council
Art.19-21 and
Member State
General study to identif y and
State of play Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
End 2001
§
Commission communication in July 2001 on European contract law, with a view to launching a broad debate on the need for, possibilities and methods of harmonisation in certain 198 areas of substantive private law. The replies, to be collected by 15 October 2001, have been summarised by the 199 Commission and published on its website. § Following the communication of July 2001 and the reactions of those concerned to this document, the Commission presented a communication in February 2003 entitled A more coherent European contract law; an action plan.
§
Parliament opinion in 200 November 2001.
§
The report provided for by the Council was presented to the Laeken European Council.
§
In 2004 the Commission is planning to present a Green Paper on improvements to the effectiveness of enforcement procedures.
OJ C 314, 3.11.2001. 15-0073, 14.3.2001. OJ L 174, 27.6.2001. OJ S 67, 5.4.2002. Communication from the Commission to the Council and the European Parliament on contract law in the Community (COM(2001) 398, 11.7.2001). http://europa.eu.int/comm/consumers/policy/developments/contract_law/index_en.html A5- 0384/2001, 15.11.2001.
55
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Finalising the Brussels and the 201
Lugano Conventions.
Council, on the basis of a proposal by the Commission
April 2001
§
The diplomatic conference with a view to a world convention on jurisdiction and the recognition of judgments in civil and commercial matters took place in June 2001. The Commission launched public consultations on the Internet and organised a hearing in October 2001 in the context of the ongoing negotiations.
§
The Council adopted the Regulation replacing the Brussels Convention in 202 December 2000.
§
In May 2001 the Council adopted a decision, further to a Commission propos al, on the launch of negotiations as part of the Hague Convention with a view to a world convention on jurisdiction and the recognition of judgments in civil and commercial matters § In March 2002 the Council, on a proposal from the Commission, adopted a new negotiating brief for a meeting to be held in the Hague in April 2002.
201 202
See also table on "Mutual recognition of judicial decisions". OJ L 12, 16.1.2001.
56
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Entry into force: 1.3.2002
§
Commission proposal in March 2002 for a recommendation for a negotiating brief for an agreement 203 between the Community and the Lugano countries.
Drawing up a legal instrument
Council, on the
on the law applicable to
basis of a
non-contractual obligations
Commission
(Rome II).
proposal or a
April 2001
Council, on the basis of a
(Rome I).
Commission
§
The negotiations conducted by the Commission cannot be concluded before the Court of Justice has given the Opinion requested by the Council on the question of Community powers. Following the public consultation on a preliminary draft Regulation which included a public hearing in January 2003, the Commission is planning a proposal for a Rome II Regulation in the second half of 2003.
initiative
the 1980 Rome Convention
In October 2002 the Council adopted a negotiating brief for an agreement between the Community and the Lugano States.
§
Member State
Revising, where necessary,
§
April 2001
§
The Commission organised a preparatory meeting of national experts in April 2002.
§
Commission Green Paper in January 2003 on the conversion of the Convention into a Community 204 instrument and its modernisation.
propos al or a Member State
§
The Commission will organise a public hearing towards the end of 2003..
initiative Preliminary study on the
Council /
possibility of drawing up a
Commission
April 2004
§
In May 2000 the Council produced a comparative study on national legislation and the position of the Member States.
legal instrument on the law applicable to divorce
203
204
§
The Commission launched a complementary study in 2001, the results of which will be available in the third quarter of 2002.
§
The Commission organised a meeting of experts in March 2003.
§
The Commission is planning to present a White Paper on the law applicable to divorce in the second half of 2003.
Recommendation for a Council Decision authorising the Commission to open negotiations for a Convention between the Community and, having regard to the Protocol on its position, Denmark, and Iceland, Norway, Switzerland and Poland (SEC(2002) 298, 22.3.2002). Green Paper on the conversion of the Rome Convention of 1980 on the law applicable to contractual obligations into a Community instrument and its modernisation (COM(2002)654, 14.1.2003).
57
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Elaboration of a preliminary
Council /
study on jurisdiction and the
Commission
April 2004
§
The issue of court jurisdiction and recognition of rulings is included in the mutual recognition programme (see 3.2 above).
law applicable to matrimonial property and successions
§
The Commission has launched large-scale preparatory studies, and the results of the study on successions will be available by the end of 2002. The results of the study on matrimonial property regimes will be available in 2003.
§
In addition, the Commission is to organise a conference on successions in conjunction with the Council of Europe in October 2002.
58
§
In 2004 the Commission is planning to present Green Papers on the property consequences of the separation of married and unmarried couples and successions (cf. supra, 3.2).
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
4.
UNION-WIDE FIGHT AGAINST CRIME Tampere priorities and EU strategy against organised crime at the beginning of the new millennium The Tampere European Council called for a balanced development of Union-wide measures against all forms of crime, including serious organised and transnational crime, should be achieved while protecting the freedom and legal rights of individuals and economic operators. In this context, particular attention is drawn to the "European Union Strategy for the beginning of the new Millennium" on prevention and control of organised crime. Some complementary actions, going beyond the Tampere conclusions and called for by the recommendations in this strategy have been introduced in this chapter.
4.1.
Preventing crime at the level of the Union Any efficient policy in the fight against all types of crime, organised or otherwise, must inclu de also preventive measures of a multidisciplinary nature. Crime prevention aspects must be incorporated into actions and programmes against crime at Union and Member State level. Cooperation between national prevention organisations should be encouraged and certain priority areas should be identified.
59
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To prevent crime through reduction of opportunities Action needed
Responsibility
Timetable
State of play
Transposition
for adoption
Identification and development
Council /
of common priorities – political
Commission /
guidelines - to be taken into
Member States
account when preparing new legislation; assessment of new legislation's impact on crime prevention. Prevention of infiltration by
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
§
§
Commission communication in November 2000 on crime prevention in the European Union which established a Forum and proposed a financial programme (Hippokrates) in the crime 205 prevention field.
§
Following the Council Resolution of December 1998, the Commission and Europol presented jointly, in March 2001, a report on a European strategy on the prevention of organised 206 crime. The next report will also take prevention aspects into account.
Parliament opinion on the Hippokrates programme 207 in April 2001.
Adopted by the 208 Council in June 2001.
The Forum on Prevention of
Deadline for
Organised Crime met in
implementation:
2001 and 2002 and
31.12.2002
organised a number of workshops. In January 2003, a workshop was organised on the fight against counterfeiting and
organised crime of lawful
piracy. Other workshops
economic activities
are planned on regional development and the structural funds, money-laundering, trafficking in human beings, prevention of corruption in public administrations, product proofing, illicit trafficking in cultural goods and arms, prevention of abuse of charities to finance terrorism, conservation of communications data for public order purposes.
205 206 207 208
Proposal for a Council Decision establishing a programme of incentives and exchanges, training and cooperation for the prevention of crime (Hippokrates) (COM(2000) 786, 29.11.2000). Joint report by the Commission and EUROPOL - Towards a European strategy for the prevention of organised crime (SEC(2001)433, 13.3.2001). A5-0094/2001, 5.4.2001. OJ L 186, 7.7.2001.
60
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
§
In the second half of 2003 the Commission is planning to present a follow-up communication on the general crime-prevention policy (priorities for the five years ahead). Crim e proofing
The Commission is planning to embark on a legislative crimeproofing exercise in 2003 and has undertaken to present a communication in 2004 on crime proofing – legislative and product aspects.
Integration of crime prevention
Council /
aspects in actions and
Commission /
programmes against crime at
Member States
the Union and Member State level - policy guidelines to be
§
Prevention and control of organised crime: a European 209 Union strategy for the beginning of the new millennium.
§
Commission Staff working paper in March 2003 on implementation of the European Union strategy for the 210 beginning of the new millennium.
adopted by Council
209 210
OJ C 124, 3.4.2000 Commission Staff working paper concerning measures to give effect to the recommendations in “Prevention and control of organised crime: a European Union strategy for the beginning of the new millennium” (SEC(2003)378, 21.3.2003).
61
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To facilitate cooperation between Member States Exchange of best practices and
Council /
cooperation between national
Commission /
crime prevention authorities in
Member
priority areas, possibly by setting
States
2001
§
French and Swedish joi nt initiative in November 2002 for a 211 Council decision establishing a crime prevention network.
§
Parliament opinion in 212 March 2001.
§
Framework Decision adopted by the Council at 213 end of May 2001.
up a Community -funded programme addressing such matters as juvenile, urban and drug-related crime.
§
§
The network met in October 2001 and in January, April, September, October and December 2002. § A conference to establish an inventory of good practices was held in October 2002 (Aalborg – DK). § The Network’s website was formally put into operation in November 2002. § The subgroup on Crime and victimisation was set up in September 2002.
Entry into force: 28.5.2001
§
The Commission has proposed a financial instrument (Hippokrates programme, see supra).
Adoption by the Council in June 2002 of draft conclusions on the first annual report on the European crime prevention network.
Reinforcement of cooperation
Council/
Commission proposal for a Council Decision renewi ng the Title
Parliament opinion in April
AGIS programme adopted
First annual exercise launched
Entry into
between judicial and law
Commission/
VI programmes that are expiring. Implementation of AGIS
2002
by the Council in July
in December 2002; projects
force:
enforcement authorities and
Member
programme 2003-07 taking over from the former Oisin, Grotius,
received in March 2003;
22.7.2002
between practitioners in police
States
Stop, Falcone and Hippokrates programmes and the budget
and judicial cooperation in
heading to implement the drugs action plan 2000-04.
2002.
215
preselection in progress
214
criminal matters
4.2.
Stepping up cooperation in the fight against crime In a genuine area of justice, criminals must not find ways of exploiting differences in the judicial systems of Members States. In its work on the protection of the Community's financial interests, the Laeken European Council took note of the Green Paper adopted by the Commission on a European Public Prosecutor and asked the Council to examine it quickly.
211 212 213 214 215
Draft Council Decision setting up a European crime prevention network (OJ C 362, 16.12.2000). A5-0070/2001, 14.3.2001. OJ L 153, 8.6.2001. COM(2001)646, 9.11.2001: Proposal for a Council Decision to establish a framework programme on the basis of Title IV of the Treaty on European Union-police and judicial cooperation in criminal matters. OJ L 203, 1.8.2002.
62
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Giving citizens a high level of protection implies greater cooperation between the authorities responsible for applying the law. To this end, maximum benefit should be derived from cooperation between authorities in the Member States when investigating cross-border cases. The Treaty of Amsterdam, by conferring additional powers on Europol, recognised the latter's essential and central role in facilitating European cooperation in preventing and combating organised crime.
Objective: To coordinate and, where appropriate, centralise proceedings Action needed
Responsibility
Timetable
State of play
Transposit
for adoption
Set up joint investigative
ion Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and progress
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
made
Parliament
Parliament
§
§
Portuguese Presidency initiative in March 2000 on anticipating application of Article 13 of the Convention discussions on which have been suspended.
teams, as a first step, to combat trafficking in drugs
The Council adopted the Mutual Legal Assistance Convention in May 2000, Article 13 of which provides for joint teams to be set up (see 217 point 4.2).
and human beings as well as terrorism - when investigating cross-border crime.
216
§
In September 2001 Belgium, France, Spain and the United Kingdom presented an initiative on a draft framework 218 decision on joint investigation teams.
§
Parliament opinion 219 in November 2001.
§
Adopted by the 220 Council in June 2002.
Ratification by PT, DK and ES.
Deadline for implementa tion: 1.1.2003
Setting up a unit composed of
Council, on the
national prosecutors,
basis of a
magistrates or police officers
Commission
of equivalent competence –
proposal or a
EUROJUST.
216 217 218 219 220 221 222 223
End 2001
§
EL initiative presented in January 2003 for a Council reco mmendation on a model agreement for setting up joint investigation teams.
§
§
§
Portugal, France, Sweden and Belgium have presented an initiative with a view to the adoption of a Council decision 222 setting up a Provisional Judicial Cooperation Unit.
Adopted by the Council in May 2003.
Adoption by Council in December 2000 of a decision to create a provisional unit in January 223 2001.
221
Provisional unit put in place March 2001.
This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism. OJ C 197, 12.7.2000. Draft Council Framework Decision on joint investigation teams (OJ C 295, 20.10.2001). A5-0369/2001, 13.11.2001. OJ L 162, 20.6.2002. This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism. Draft Decision setting up a Provisional Judicial Cooperation Unit (OJ C 243, 24.8.2000). OJ L 324, 21.12.2000.
63
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Member State
§
224
Portugal, France, Sweden and Belgium and 225 Germany have presented initiatives with a view to the adoption of a Council decision setting up Eurojust.
initiative
§
Commission communication in 226 concerning the creation of Eurojust.
November
§
EP Opinions in May 227 2001 and November 228 2001 (reconsultation).
2000
Implementa
§
Decision establishing Eurojust adopted by the Council in 229 February 2002.
tion: no later than 6.9.2003.
§
Approval of Eurodac Rules of Procedure and appointment of its President by the Council in June 2002
§
Removal of Eurojust to the Hague. Implement and, where
Council, on the
appropriate, further develop
basis of a
the European judicial
Commission
network.
230
April 2001
§
Pilot stage of a telecommunications network launched in August 2001 continues.
proposal or a Member State initiative
Prevent conflicts of
Council, on the
jurisdiction by examining the
basis of a
possibility of registering
Commission
proceedings pending in
proposal or a
different Member States
Member State
April 2004
§
Included in the joint mutual recognition programme for decisions in criminal matters (see measure No 12).
§
The Commission intends to present, in 2003, a communication on jurisdiction in the context of mutual recognition of judgments in criminal matters to prevent positive conflicts of jurisdiction between Member States (see supra).
initiative
224 225 226 227 228 229 230
Draft Council Decision setting up Eurojust with a view to reinforcing the fight against serious organised crime (OJ C 243, 24.8.2000, p. 15). Draft Council Decision setting up a Eurojust team (OJ C 206, 19.7.2000). COM(746) du 22.11.2000:Communication de la Commission concernant la création d'Eurojust. A5-0153/2001, 17.5.2001. A5-0398/2001, 29.11.2001. OJ L 63, 6.3.2002. This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism.
64
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To provide mutual assistance to the fullest extent possible Action needed
Responsibility
Timetable
State of progress
for adoption
Transposition
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council and,
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
if appropriate, Parliament
and, if appropriate,
progress made
Parliament Adoption, ratification and
Council /
implementation of the
Member
Convention on Mutual
States
April 2001
Assistance in Criminal Matters.
§
Initiative by France for the adoption of a Protocol to the Convention on judicial assistance in criminal matters between the Member States of the European Union (concerning the exchange of information on bank accounts 232 and transactions).
231
§
Convention adopted by the Council on 29 May 233 2000.
§
Protocol to the Convention adopted by the 234 Council in October 2001.
§
Explanatory report adopted by the Council in October 2002.
§
Deadline for Member States to initiate ratification procedures: before January 2001, and July 2002 for the 235 Protocol.
§
Conventi on ratified by PT, DK and ES.
§
The entry into force and the implementatio n of the Protocol are subject to the entry into force and the implementatio n of the Convention. Consider arrangements under
Council, on
which authorities may operate in
the basis of a
the territory of another Member
Commission
231 232
233 234 235
April 2001
§
Arrangements governing interception and joint investigation teams, controlled deliveries and covert investigations are governed by the Convention of 29 May 2000.
This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism. Initiative of the French Republic with a view to adopting a Convention on improving mutual assistance in criminal matters, in particular in the area of combating organised crime, laundering of the proceeds from crime and financial crime (OJ C 243, 24.8.2000, p. 11). OJ C 197, 12.7.2000. OJ C 326, 21.11.2001. See also table on "Mutual recognition of judicial decisions".
65
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
State
proposal or a
§
Member State initiative
Initiative by Belgium, France, Spain and the United Kingdom in September 2001 on a draft framework decision 236 on joint investigation teams.
§
§
§
Initiative by Belgium, Spain and France concerning a draft decision of the Council modifying article 40, paragraphs 1& 7 of the implementing the convention of the Schengen agreement of June 14, 1985 concerning the gradual removal of common border checks Examine the possibilities for
Council, on
harmonised rules on data
the basis of a
protection
Commission proposal or a Member State initiative
April 2001
Parliament opinion in 237 November 2001.
Parliament April 2002
opinion
in
Agreement of principle in the Council in June 2002 (reservations by D/DK/S)
Decision adopted by the Council in October 240 2000.
§
Parliament April 2001.
opinion
in
§
Adopted by the 242 Council in February 2002. Council Decision authorising the Director of Europol to conduct negotiations with third States and bodies not related to the European Union adopted in December 243 2001.
Judicial Training Network
§
France has presented an initiative for a Decision 244 setting up a European judicial training net work.
§
§
§
Commission staff working document taking stock of 245 the situation.
236 237 238 239
240 241 242 243 244 245 246
on: before
§
§
Establishment of the European
Implementati
§
Draft Resolution on the initiative of the French Presidency (based on a Portuguese Presidency initiative establishing a secretariat for the Data Protection 239 Supervisory Bodies.) Initiative by S concerning the rules governing the 241 transmission of personal data.
Adopted by the 238 Council in June 2002.
1.1.2003
§
§
§
Parliament opinion 246 September 2002
in
The Laeken European Council confirmed the priority attached to establishing a European 247 network.
Implementatio n: 1.3.2002 Implementatio n: 7.12.2001
§
The network came to a consensus on acquiring legal personality in the form of an association governed by Belgian law (Act of 1919) at the General Meeting in Thessaloniki (March 2003).
Draft Council Framework Decision on joint investigation teams (OJ C 295, 20.10.2001). A5-0369/01, 13.11.2001. OJ C 162, 20.6.2002. Initiative of the Portuguese Republic with a view to the adoption of a Council Decision establishing a secretariat for the Joint Supervisory Data Protection Bodies set up by the Convention on the Establishment of a European Police Office (Europol Convention), the Convention on the Use of Information Technology for Customs Purposes and the Convention implementing the Schengen Agreement on the gradual abolition of checks at the common borders (Schengen Convention) (OJ C 141, 19.5.2000). OJ L 271, 24.10.2000. Initiative amending the Council Act of 12 March 1999 adopting the rules governing the transmission of personal data by Europol to third States and third bodies (OJ C 163, 6.6.2001). OJ C 76, 27.3.2002. OJ C 358, 15.12.2001. OJ C 18, 19.1.2001. SEC(2002) 635, 13.6.200: Commission staff working paper of the European Judicial Training Network – Stock-taking. A5-0276/02, 24.9.2002.
66
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To protect rights of victims and provide assistance Action needed
Responsibility
Timetable
State of progress
Transposition
for adoption
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council and,
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
if appropriate, Parliament
and, if appropriate,
progress made
Parliament Drawing up minimum
Council, on the
standards
basis of a Commission
April 2001
§
Portuguese Presidency initiative in August 2001 for adoption of a framework Decision on the status of victims in 248 criminal proceedings .
proposal or a Member State initiative
§
Parliament opinion 249 December 2000.
in
§
Adopted by the 250 Council in March 2001 (see point 3.1).
§
The joint programme of measures to implement the principle of mutual recognition of decisions in criminal matters also incorporates, among those parameters, mechanisms to protect victims' rights
Implementation: no later than 22.3.2002, except Article10 (22.3.2006) and Article 5-6 (22.3.2004).
§
First Commission, on implementation of the Framework Decision in April 2003.
247 248 249 250
Laeken Conclusions, point 43 – 14-15.12.2001. Draft framework decision on the status of the victim in criminal proceedings (OJ C 243, 24.8.2000). A5-0355/2000, 12.12.2000. OJ L 82, 22.3.2001.
67
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To develop operational police cooperation and law enforcement training at EU level Action needed
Responsibility
Timetable
State of progress
Transposition
for adoption Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council and,
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
if appropriate, Parliament
and, if appropriate,
progress made
Parliament Establishment of a European
Council, on the
Police Chiefs' Task Force
basis of a
2001
§
Creat ion in October 2000 of the Police Chiefs' Task Force. In April 2002, the TFCP set up a supervisory committee (past, present and future presidencies of Europol, Council and Commission SGs) to improve preparation and follow-up 251 of meetings.
Commission proposal or a Member State initiative
Establishment of compatible criminal intelligence systems among Member States
251 252 253 254 255
Council
§
DK initiative in July 2002 on the common use of liaison officers posted abroad by the law enforcement 252 agencies of the Member States.
§
Parliament 253opinion in November 2002.
§
Adopted Council in 254 2003.
by the February
§
Since 11 September 2001, the heads of anti-terrorist units in Member States' intelligence services have 255 been meeting regularly.
See also EU Plan of Action against terrorism. Initiative of the Kingdom of Denmark with a view to adopting a Council Decision on the common use of liaison officers posted abroad by the law enforcement agencies of the Member States (OJ C 176, 24.7.2002). A5-374/02, 20.11.2002. OJ L 67, 12.3.2003 See also EU Plan of Action against terrorism.
68
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Setting up the European
Council, on the
Police College - starting as a
basis of a
network of existing national
Commission
training institutes - open to
proposal or a
applicant countries
Member State
2001
§
Parliament opinion 257 November 2000.
§
Portuguese Initiative for the provisional establishment 256 of the European Police College.
initiative
in
§
Adoption by the Council in December 2000 of the decision to set up, in 2001, the European Police College, CEPOL, which has functioned as a network of national police colleges 258 since 1 January 2001.
§
Cepol annual report for 2001 adopted by Council in July 2002.
§
Ongoing examination of the way in which Cepol will function: Council agreement in February 2002 on a provisional location of the secretariat (Copenhagen) and on the financing of Cepol. Temporary director designated.
§
France, Germany and Sweden have launched common training projects starting in 2001 within the framework prefiguring the definitive structure of the European Police College, with cofinancing of the OISIN II Programme.
256 257 258
Portuguese Initiative for a Council Decision on the provisional establishment of the European Police College (OJ C 206, 19.7.2000). A5-0316/2000, 17.11.2000. OJ L 336, 30.12.2000.
69
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To enhance customs cooperation in the fight against cr ime and regarding the use of information technology Action needed
Responsibility
State of progress
70
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Transposition
Timetable
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council and,
Adoption by the Council
Actions planned and
for
which work is based
if appropri ate, Parliament
and, if appropriate,
progress made
adoption
Parliament
71
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Implementation of the CIS (Customs Information System) Convention of 26.7.1995
259
Member State
Ongoing
§
In November 2001, Germany, France and the Belgian Presidency presented a proposal for a Protocol to the SID Convention concerning investigation files of customs 261 officials (FIDE).
§ 2002.
EP opinion in December
262
§
To be adopted by the Council in April 2003.
§
A guide for applying the provisions of the Naples II Convention will be prepared at the start of 2003.
and the Naples II Convention of 19.12.1997.
CIS Convention ratified by all Member States except B and D.
260
The agreement on the provisional entry into force of the 263
Convention
has been ratified by all the Member States except B and D. It has been applied among those Member States which have ratified it since November 2000. Naples II Convention ratified by Greece, Spain, France, Sweden, Netherlands, Luxembourg, UK, Ireland, Denmark and Germany. Several of these Member States have agreed to apply it between themselves.
259 260 261
OJ C 316, 27.11.1995, p. 34. OJ C 24, 23.1.1998. Initiative of Germany, Belgium and France to adopt the Council Act drawing up the protocol modifying the convention on the use of data processing in the field of the customs with regard to the creation of a database of the
72
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
§
To strengthen law
In the second half of 2001, Italy submitted a working paper for a Union strategy against smuggling.
enforcement cooperation
§
Work
currently
§
under
The Commission is planning to present a communication in the second half of 2003 on improving cooperation between police and customs services in the Union.
way.
against smuggling
Objective: To foster international cooperation in the fight against transnational organised crime Adoption and ratification of the
Council /
End of 2000
United Nations' Convention on
Commission /
for
transnational organised crime
Member
signature
and the additional Protocols
States
§
§
Signature and opening for ratification in December 2000 of the United Nations Convention against transnational organised crime and its Protocols on trafficking in human beings and the smuggling of migrants, to be ratified as soon as possible.
In the second half of 2003 the Commission is planning to present an instrument concluding the Convention and its two Protocols (trafficking in human beings and migrants), and will present a proposition for a Council decision when it has the texts in all the official languages.
§
United Nations Protocol on firearms signed by the Commission for the European Community (cf. Point 8).
UN Convention on corruption.
Council / Commission /
§
Union participation in the preparatory work of the UN (see point 8).
Member States
§
In April 2002 the Commission presented a proposal for a Commission negotiating brief for a UN Convention against 264 corruption.
§
§
§
Danish initiative relating to a third common position project concerning the negotiations within the United Nations for the development of the convention of the United Nations against corruption
262 263 264
Adoption by the Council in September 2002. Second and third common positions on negotiations in the United Nations for a UN Convention against corruption adopted by Council in June and September 2002.
investigation files of the customs officials (OJ C 328, 23.11.2001). A5-0450/02, 18.12.2002. OJ C 316, 27.11.1995, p. 58. Proposal for a Commission negotiating brief for a UN Convention against corruption (SEC(2002) 431, 23.4.2002).
73
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To reinforce the role of Europol in facilitating European cooperation in preventing and combating crime with the necessary support and resources
Action needed
Responsibility
Timetable
State of progress
Transposition
for adoption
Extend the competence of
Council, on the
Europol to cover
basis of an
money -laundering in general
initiative by a
regardless of the offence from
Member State
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
§
§
Portuguese initiative in July 2000to amend the Europol 265 Convention.
Parliament opinion 266 in November 2000.
Ratification: F, P,
Adopted by the Council in November 267 2000.
ES, EL, S and D
which the proceeds originate Examine on the feasibility of
Europol /
setting up a database of
Council
§
Europol is exploring with the Member States the possibilities of setting up a system.
pending cases Enable Europol to facilitate the
Appropriate
April 2004,
preparation of specific
decision by
without
investigative actions by the
Council needed
delay for
competent authorities of the
certain
Member States, including
areas
§
First step - adoption by the Council in November 2000 of a recommendation concerning support by Europol for joint 268 investigative teams.
operational actions of joint investigative teams
265
266 267 268
Initiative with a view to the adoption of a Council Act on the drawing up on the basis of Article 43(1) of the Convention on the establishment of a European Police Office (Europol Convention) of a Protocol amending Article 2 and the Annex to that Convention (OJ C 200, 13.7.2000). A5-0312/2000, 14.11.2000. OJ C 358, 13.12.2000. Council recommendation of 30 November 2000 to Member States in respect of Europol's assistance to joint investigative teams set up by the Member States (OJ C 357, 13.12.2000).
74
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
To provide Europol with the
§
Joint initiative by Belgium and Spain in January 2002 to amend the Europol Convention along these lines; the initiative includes a proposal to simply the procedures for amending the 269 Convention.
§
Parliament opinion [rejection] in May 2002
§
§
§
§
proposal for a decision presented by the Commission in September 2002, concerning the financing of certain activities of Europol within the framework of the fight against 270 terrorism.
support and means necessary for its work
Parliament Opinion in December 2002.
§
Danish initiative in November 2002 modif ying the staff 273 regulations of Europol. Allow Europol to ask the
Council on the
competent authorities of the
basis of an
Member States to conduct and
initiative by a
co-ordinate their investigations
Member State
April 2004
In December 2002, the Council decided not to adopt the proposal.
§
Initiative B, LUX and NL in June 2002 modifying the staff 271 regulations of Europol.
§
Adopted by the Council in June 2002
Agreement by the Council in October 2002 on the procedure of selection of the management of Europol. Adopted in December 272 2002.
§
Parliament opinion 274 in April 2003.
§
As a first step, the Council adopted a recommendation in September 2000, calling on Member States to give consideration to requests from Europol to conduct investigations or to coordinate their investigations in specific areas.
in specific cases and to develop specific expertise which may be out at the
§
Initiative by Belgium and Spain in January 2002 (see above).
§
See above.
disposal of M-S to assist them in investigating cases of organised crime
269
270 271 272 273 274
Initiative of the Kingdom of Belgium and the Kingdom of Spain with a view to adopting a Council Act drawing up a Protocol amending the Convention on the establishment of a European Police Office (Europol Convention), the Protocol on the interpretation, by way of preliminary rulings, by the Court of Justice of the European Communities of the Convention on the establishment of a European Police Office and the Protocol on the privileges and immunities of Europol, the members of its organs, the deputy directors and the employees of Europol (OJ 42, 15.2.2002). Proposal for a Council decision on the financing of certain activities implemented within the framework of the co-operation in the area of the fight against terrorism (COM(2002)439 - 31.7.2002). OJ C 161- 5.07.2002: Initiative of Belgium, Luxembourg and the Netherlands for the adoption of an act of Council modifying the staff regulations at Europol. OJ C 24, 31.1.2003. OJ C 286- 22.11.2002: Initiative of Denmark concerning the adoption of an act of Council modifying the staff regulations of Europol. A5-0107/03, 9.4.2003.
75
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Consideration to be given to
Council /
the possible need to revise
Commission
Europol Convention in order to: cover new competences
§
In June 2001 Belgium and Sweden presented an initiative for a Decision extending Europol's mandate to deal with the serious forms of international crime listed in the Annex 275 to the Europol Convention.
§
§
The initiative by Belgium and Spain mentioned above includes a proposal to simplify the procedures for amending 278 the Europol Convention.
§
Parliament opinion [rejection] in May 2002
§
§
§
§
Initiative by Denmark in July 2002 for many amendments 279 to the Europol Convention (see point 4.4).
Parliament opinion 276 in November 2001.
Parliament opinion 280 in April 2003
§
Adopted by the Council in December 277 2001.
Deadline for implementation: 1.1.2002.
Adopted by the Council in June 2002
Agreement of principle in the Council in December 2002 (reservations by DK/UK/FR)
§
EP Recommendation in May 2002 on the future development of Europol and its full integration in the EU institutional system. deal with the question of democratic and judicial control
275
276 277 278 279
280 281
§
Commission Communication in February 281 concerning democratic control of Europol.
2002
Initiative of the Kingdom of Belgium and the Kingdom of Sweden with a view to adopting a Council decision extending Europol's mandate to deal with the serious forms of international crime listed in the Annex to the Europol Convention (OJ C 176, 21.6.2001. A5-0370, 24.10.2001. OJ C 362, 18.12.2001. OJ C 42, 15.2.2002. Initiative of the Kingdom of Denmark with a view to adopting a Council Act drawing up, on the basis of Article 43(1) of the Convention on the Establishment of a European Police Office (Europol Convention), of a P rotocol amending that Convention (OJ C 172 du 18.7.2002, p. 15). A5-0391/03, 10.4.2003. Communication from the Commission to the European Parliament and the Council - Democratic Control over Europol (COM(2002) 95, 26.2.2002).
76
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
4.3.
Fight against certain specific forms of crime With regard to national criminal law, efforts to agree on common definitions, changes and penalties should be focused in the first instance on a limited number of sectors of particular relevance. Agreements on common definitions, charges and penalties regarding serious organised and transnational crime need to be established in order to protect the freedom and legal rights of individual and economic operators. At its meeting of 27-28/9/01, the Council stated that it would make progress without delay on the general methodology to be followed in the harmonisation of penalties, and on 25-26 Apr il 2002 it adopted conclusions on the approach to be followed for harmonisation of penalties.
Objective: To adopt a common approach throughout the EU on cross-border crimes Action needed
Responsibility
Timetable
State of play
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on which
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
To examine the general
Council, on the
Commission communication on the approximation of
coherence of the actions of
basis of a
criminal penalties [May 2003].
approximation in criminal
proposal by the
matters
Commission
Criminalisation of trafficking in
Council, on the
human beings and sexual
basis of a
exploitation of children,
282
with
particular reference to child pornogra phy on the Internet
282 283 284 285
Transposition
April 2001
§
In December 2000 the Commission proposals for framework decisions on:
presented
§
The Commission is planning to present a Green Paper on the approximation of criminal penalties at the beginning of the first half of 2003, and a draft framework Decision at the end of 2003. Deadline for
two
implementation:
proposal by the
1.8.2004
Commission 283
§
the fight against trafficking in human beings; and
§
Parliament opinion in 284 June 2001.
§
Adopted by 285 Council in July 2002.
the
See also table on “Management of migration flows”. See also table on "Mutual recognition of judicial decisions". A5-0206/2001, 12.6.2001. OJ L 203, 1.9.2002.
77
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
§
the fight against the sexual exploitation of children 286 and child pornography.
§
Council agreement in principle in October 2002.
§
Parliament opinion in 287 October 2002
§
§
Formal adoption by Council after parliamentary reservations have been lifted (S, NL, DK)
§
In the context of detecting and breaking up the criminal gangs involved (see point 2.4), Commission proposal in February 2002 for a directive on a on the short-term residence permit 288 issued to victims of trafficking in human beings.
Work in progress in the Council Council adoption in May 2003 of the Brussels
§
Commission Decision setting up a consultative group 289 on trafficking human beings.
Declaration on preventio n of trafficking in human beings and combating the phenomenon.
Common definitions, charges and penalties
290
drug trafficking.
in the field of
291
Council, on the
April 2001
§
proposal by the
The Commission study on the legislation and regulations on drug trafficking in the EU Member States was finalised in March 2001.
Commission
Commission proposal for a Framework Decision in June 2001.
basis of a
292
§
Parliament opinion in 293 April 2002 The Laeken European Council asked that this Framework Decision be adopted by the end of May 2002. Work continues in the Council.
286 287 288
289 290 291 292 293
Proposal for a Framework Decision on combating sexual exploitation of children and child pornography (COM(2000) 854, 21.12.2000). A5-0397/02, 5.12.2002. Proposal for a Council Directive on the short-term residence permit issued to victims of action to facilitate illegal immigration or trafficking in human beings who cooperate with the competent authorities (COM(2002) 71, 11.2.2002). Commission Decision setting up a consultative committee, to be known as experts group on trafficking human beings (C(2003)827, 25.3.2003). See also table on “cooperation against drugs”. See also table on "Mutual recognition of judicial decisions". Proposal for a framework decision laying down minimum provisions on the constituent elements of criminal acts and penalties in the field of drug trafficking (COM(2001) 259, 23.5.2001). A5-0460/02, 25.4.2002.
78
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Common definitions, charges
Council
April 2001
and penalties in the field of
§
Denmark presented an initiative for a framework decision in 294 January 2000.
§
§
§
Parliament opinion ni 295 April 2002
environmental crime
298
Commission proposal for a Directive in March 2001. Amended proposal presented on 30 September 2002 in response 299 to EP opinion .
§
Framework Decision adopted by the Council in 296 January 2003.
Parliament opinion in 302 April 2002
§
Action in the Court of Justice: Commission Decision of 24.3.2003 to take action against the Council of the EU to review the legality of the Framework 297 Decision.
§
Proposal (March 2003) for a directive on ship-source pollution and on the introduction of sanctions, including 300 criminal sanctions, for pollution offences and proposal (May 2003) for a Framework Decision to strengthen the criminal -law framework for enforcement of the law against 301 ship-source pollution.
Proposal on common charges
Council on the
for hooliganism
basis of an
Entry into force:
§
The Oisin programme financed a project evaluating cooperation between the relevant departments during Euro 2000.
day following
initiative by a
publication
Member State
Common definitions, offences
Council, on the
and penalties in the field of
basis of a
racism and xenophobia
Commission
(framework decision).
proposal or a
294 295 296 297 298 299 300 301 302 303 304 305 306 307
April 2004
§
The Belgian Presidency presented a proposal for a decision 303 on safety at international football matches.
§
§
§
In November 2001 the Commission presented a proposal 306 for a Council framework decision on racism and xenophobia.
Parliament opinion in 304 April 2002
§
Adoption by 305 Council in April 2002.
the
Parliament opinion in 307 July 2002
§
Work in progress in the Council.
Initiative of the Kingdom of Denmark with a view to adopting a Council framework Decision on combating serious environmental crime (OJ C 39, 11.2.2000). A5-0080/02, 8.4.2002. OJ L 29, 5.2.2003 C/2003/834, 24.3.2003. Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the Protection of the Environment through Criminal Law (COM(2001) 139, 13.3.2001). Amended proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the Protection of the Environment through Criminal Law (COM(2002) 544, 13.3.2001). COM(2003) 92, 5.3.2003. COM(2003) 227, 2.5.2003. A5-0099/02, 8.4.2002. Enfopol 103 – 26.9.2001. A5-0047/02, 9.4.2002. OJ L 121, 8.5.2002 Communication - Proposal for a Council Framework Decision on combating racism and xenophobia (COM(2001) 664, 28.11.2001). A5-0189/02, 24.5.2002.
79
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Member State
§
Council conclusions on the fight against racism, antiSemitism and xenophobia adopted in April 2002.
initiative Common definitions in the
Council, on the
field of preventing and
basis of a
combating cybercrime,
proposal by the
including common charges
Commission
April 2001
§
Commission Communication in January 2001 on creating a 308 safer information society.
§
Parliament opinion in 309 September 2001
§
§
§
§
and penalties for high-tech
In June 2001 the Council adopted a recommendation on contact points to combat crime linked to high technology 310 and cybercrime.
§
The European Forum on cybercrime has been set up. The first plenary meeting of the Forum was held at the end of November 2001.
crime
Commission Communication and proposal for a Framework 311 Decision presented in March 2002 on safer use of the Internet.
EP Opinions in 312 October 2002 and March 313 2003
§
Work in progress in the Council.
§
Commission proposal in April 2002 for a Framework 314 Decision on attacks against information systems.
Adoption by the Council expected in May 2003
§
In June 2003 the Commission is planning to present a Framework Decision on documents and information for use in criminal proceedings.
Common definitions, charges
Council, on the
and penalties in the field of
basis of a
corruption
proposal by the
308
309 310 311
312 313 314 315
April 2001
§
Initiative by Denmark for a Council Framework Decision on 315 combating corruption in the private sector.
§
Parliament November 2002
opinion
§
Agreement of principle in December 2002.
Commission communication to the Council and the European Parliament on creating a safer information society by improving the security of information infrastructures and combating computer-related crim e (COM(2000) 890, 26.1.2001). A5-0284/2001, 6.9.2001. OJ C 187, 25.6.2001. Communication and proposal for a Framework Decision adopting a multiannual Community action plan on promoting safer use of the Internet by combating illegal and harmful content on global networks (COM(2002)152, 22.3.2002). A5-328/02, 2.10.2002. A5-0029/03, 11.3.2003. This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism (COM(2002)173, 19.4.2002). OJ C 184, 2.8.2002.
80
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Commission
§
Commission communication on a common policy against corruption in May 2003.
81
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To adopt a common approach throughout the EU on cross-border crimes Action needed
Responsibility
Criminalisation of fraud to
Council, on the
non-cash means of payment
basis of a
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
§
April 2001
§
Commission proposal for a Framework Decision in 316 September 1999.
Parliament opinion in 317 July 2000.
Adopted by the Council 318 in May 2001.
§
The 11 actions in the Plan are in hand.
proposal by the
Implementation deadline: 2.6.2003.
§
In February 2001 the Commission presented an action plan for 2001-2003 comprising preventive measures, and it is continuing its work in partnership with the relevant bodies in the European Crime Prevention Forum.
Commission
In 2004 the Commission will present a report on implementation.
Common definitions, charges
Council/Commis
and penalties as regards
sion/ Member
counterfeiting of the euro
States.
April 2001
§
§
Initiative by Germany in November 1999 for a Framework 319 Decision on criminal penalties.
Dec ision adopted by the 320 Council in May 2000.
§
Adoption by the Council in June 2001 of the regulations defining the measures needed to protect the euro from 321 counterfeiting.
§
In July 2003 the Commission plans to present a second report on the implementation of the framework decision.
Entry into force of the two framework decisions and the decision: date of publication On 28.2.2002
§
Swedish initiative in August 2001 for a framework decision 322 amending the framework decision of May 2000.
§
Initiative by France in March 2001 for a Framework 324 Decision on protection of the euro against counterfeiting.
316 317 318 319 320 321
§
Parliament October 2001.
opinion
§
Decision adopted by the 323 Council in May 2001.
the Council
§
report on the
Decision adopted by the Council in September 325 2001.
Proposal for a Council framework Decision on combating fraud and counterfeiting of non-cash means of payment (OJ C 376E, 28.12.1999). OJ C 121, 24.4.2001. OJ L 149, 2.6.2001. Initiative for the adoption of a Council Framework Decision on increasing protection by penal sanctions against counterfeiting in connection with the introduction of the euro OJ C 322, 10.11.1999). OJ L 140, 14.6.2000. OJ L 181, 4.7.2001.
82
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
adopted its first
framework
decision, which
§
Initiative by the Greek and German Presidencies for a Recommendation on protection of the euro against counterfeiting.
was the first evaluation exercise on an instrument enacted under Title VI of the Union Treaty. Deadline for transposal of 2nd Framework Decision
Criminalisation of fraud in
Council on the
public tender
basis of an
April 2001
§
Initiative by Germany in March 1999 for a Framework 326 Decision.
§
§
§
Parliament opinion 327 (rejection) in June 2001.
initiative by a Member State EP and Council on the basis of Commission initiatives Commission proposal in May 2002 for a Directive on public procurement which, among other things, provides for excluding tenderers who have been convicted of serious offences (corruption, participation in a criminal organisation, money -laundering or fraud against the Community's financial 328 329 interests). amended proposal in May 2002.
322
323 324 325 326
327 328
329
EP
first
reading
in
2002.
§
Common position adopted by the Council in March 2003.
§
EP second reading scheduled for July 2003
Initiative for the adoption of a Council Framework Decision amending Framework Decision 2000/383/JHA on increasing protectio n by criminal penalties and other sanctions against counterfeiting in connection with the introduction of the euro (OJ C 225, 10.08.2001). OJ L 329, 14.12.2001. OJ C 75, 7.3.2001. OJ L 329, 14.12.2001. Initiative of the Federal Republic of Germany with a view to the adoption of a Council Framework Decision on criminal law protection against fraudulent or other unfair anti-competitive conduct in relation to the award of public contracts in the common market (OJ C 253, 4.9.2000). A5-0184/02, 24.5.2002. Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the coordination of procedures for the award of public supply contracts, public service contracts and public works contracts (COM (2000) 275 and 276 final, 10.05.2000). Amended proposal for a European Parliament and Council Directive concerning the coordination of procedures for the award of public .supply contracts, public service contracts and public works contracts (COM(2002)236, 6.5.2002).
83
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Reinforcing the legal
Council and EP,
framework for the protection of
on the basis of a
the Community's financial
Commission
interests
proposal
§
§
Commission communication on an overall fraud prevention strategy in June 2000.
§
In the second half of 2003 the Commission is planning to present a proposal for a Regulation on mutual assistance and the exchange of information between the Member States and the Commission as regards fraud and money-laundering.
The 2001 -03 Action Plan presented in May 2001.
§
Commission proposal in May 2001 for an EP and Council 330 directive, amended in October 2002 in response to EP 331 opinion.
§
Commission Green Paper on the protection under criminal law of the Communities' financial interests and the establishment 332 of a European Public Prosecutor and follow-up report 333 presented in March 2003 .
§
EP Opinions 335 November 2001 March 2003.
in and
§
Evaluation report presented by the Commission in 334 April 2003 on the activities of OLAF. . Common definitions, charges
Council, on a
and penalties for offences
Commission
linked with terrorism
336337
proposal
§
Commission proposal in September 2001 for a Council 338 framework decision on terrorism (see also the proposal for a Council framework decision on the European arrest warrant and the surrender procedures between the Member States).
§
Parliament own initiative resolution in September 2001 on the role of the Union in the fight 339 against terrorism
§
Adopted by the Council in June 2002.
EP Opinions in November 2001 and February 2002 (reconsultation).
340
Implementation deadline: 31.12.02. The Commission will present a report on transposal at the end of 2003.
Common definitions, charges
Council, on the
and penalties in the field of tax
basis of a
fraud
Commission proposal or an initiative by a Member State
330 331 332 333 334 335 336 337 338 339 340
OJ C 240E, 28.8.2001. Amended proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the criminal-law protection of the Community's financial interests (COM (2002) 577 final). Green Paper on the criminal law protection of the financial interests of the Community and the establishment of a European Public Prosecutor (COM(2001) 715, 11.12.2001). Green Paper on the criminal law protection of the financial interests of the Community and the establishment of a European Public Prosecutor (COM(2003) 128, 19.3.2003). Evaluation of the activities of the European Anti-Fraud Office - Parliament and Council Regulation (EC) No 1073/1999 and Council Regulation (Euratom) No 1074/1999 (Article 15) A5-0390, 29.11.2001. See also table on "Mutual recognition of judicial decisions". This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism. Communication - Proposal for a Council Framework Decision on racism (Article 34(2) of the Union Treaty) (COM(2001) 521, 19.9.2001). A5-0273/2001, 5.9.2001. A5-0003/2002, 6.2.2002.
84
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
85
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
4.4.
Special action against money-laundering Money-laundering is at the very heart of organised crime. For that reason measures must be taken to root it out wherever it occurs and to ensure that concrete steps are taken to trace, freeze, seize and confiscate the proceeds of crime. The special European Council held on 21 September 2001 also stressed the importance of the fight against the financing of terrorism.
Objective: to deprive criminals of the proceeds of crime Action needed
Responsibility
Timetable for adoption
Convention (Framework
Council, on the
Decision) on financial crime
basis of an
and money -laundering.
341
State of play Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropr iate,
progress made
Parliament
Parliament
§
§
§
Initiative by France in August 2000 for a Council 342 Framework Decision.
initiative by France
341 342
343 344
Transposition
Parliament opinion in 343 November 2000.
Adopted by the 344 Council in June 2001.
§
In June 2003 the Commission is planning to present a communication evaluating third-pillar action against financial crime.
Implementation deadline: 31.12.02.
This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism. Initiative of the French Republic with a view to adopting a Council Framework Decision on money-laundering, the identification, tracing, freezing, seizing and confiscation of instrumentalities and the proceeds from crime (OJ C 243, 24.8.2000). PE.297.757. OJ L 182, 5.7.2001.
86
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
§
Initiative by France for a proposal for a Convention or a Protocol to the Convention on mutual judicial assistance in 345 criminal matters dealing specifically with financial crime.
§
Parliament opinion in 346 November 2001.
Adoption by the joint ECOFIN/JAI Council in October 2001 of the protocol to the convention on mutual assistance in judicial matters of 29 May 2000 in the fight against crime, in particular organised crime, money -laundering and financial crime (cf. point 4.2).
347
§
Formal adoption by the Council once reservations have been lifted (IRL/NL/S/UK)
§
Danish initiative in August 2002 for a Council Framework 348 Decision on confiscation.
§
Parliament opinion in April 2002.
§
Agreed in principle by the Council in December 2002. Concrete steps to trace, freeze, seize and confiscate
§
France, Belgium and Sweden presented, in February 350 2001, an initiative on the freezing of assets and evidence.
§
§
§
349
the proceeds of crime
Initiative by Denmark in June 2002 for a draft framework 352 decision on the enforcement of confiscation orders.
EP Opinions in September 2001 and June 351 2002.
§
Formal adoption by the Council once the remaining parliamentary reservations have been lifted (I, DK, S, IRL, NL).
Agreed in principle by the Council in February 2002
§
Parliament opinion in 353 November 2002.
345
346 347 348 349 350
351 352 353
Initiative of the French Republic with a view to adopting a Convention on improving mutual assistance in criminal matters, in particular in the area of combating organised crime, laundering of the proceeds from crime and financial crime (OJ C 243, 24.8.2000). PE.297.757. OJ C 326, 21.11.2001. Initiative for a Council Framework Decision on Confiscation of Crime-related Proceeds, Instrumentalities and Property (OJ C 184, 2.8.2002, p. 3). This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism. Initiative by the Governments of the French Republic, the Kingdom of Sweden and the Kingdom of Belgium for the adoption by the Council of a Framework Decision on the execution in the European Union of orders freezing assets or evidence (OJ C 75, 7.3.2001). A5-0172/02, 16.5.2002. Draft Council Framework Decision on the execution of confiscation orders in the European Union (OJ C 184, 2.8.2002, p. 8). A5-0383/02, 20.11.2002.
87
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: to enhance knowledge and the capacity to fight money-laundering activities Action needed
Responsibility
Implement fully the provisions
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on which
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
Member States
of the Money -laundering
Conclusions adopted by Joint Council (Economic and Financial
All the Member
Affairs, Justice and Home Affairs) in October 2000.
States have
Directive, the 1990
ratified the
Strasbourg Convention and
Strasbourg
the Financial Action Task
Convention.
Force recommendations, including implementation in all dependent territories (See also the first part of measure 19 of the joint programme on the mutual recognition of criminal convictions) To adopt the draft directive
Council and
As soon as
amending the
Parliament
possible
§
Parliam ent opinion in April 2001.
354
Money -laundering Directive More rapid exchange of
Council, on the
information between the
basis of an
existing financial intelligence
initiative by
units (FIUs), entitling judicial
Finland
authorities and FIU to receive
Council/
information regardless of
Commission/
secrecy provisions.
354 355
356 357
356
Member States
§
Initiative by Finland for a Decision on cooperation between financial intelligence units in the Member States for the exchange of information.
Implementation
§
Adoption by the Council and Parliament in 355 December 2001.
§
Decision adopted by the Council in October 357 2000.
deadline: 15.6.03
§
Work on FIU-NET continues.
Entry into force: 17.10.2000
The Commission is
§
Conclusions of the joint Ecofin/JAI Council in October 2001 asking the Member States to strengthen the existing arrangements and to consider the possibility of devising an automatic system for the exchange of relevant financial information and asking the Commission to consider the possibilities for Community financing for such an automatic information system
willing to contribute to financing it.
This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism. Directive 2001/97/EC of the European Parliament and of the Council of 4 December 2001 amending Council Directive 91/308/EEC on prevention of the use of the financial system for the purpose of money-laundering Commission Declaration (OJ L 344, 28.12.2001). This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism. OJ L 271, 24.10.2000.
88
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Community rules must be
Commission/
drawn up to prevent use of
Council/
non-EU companies and
Member States
§
The Commission is exploring possibilities for priority measures.
organisations to launder the proceeds of crime.
358
Draw up a report identifying
Commission
§
§
Conclusions adopted by the Joint Council (Economic and Financial Affairs, Justice and Home Aff airs) in October 2000 359 called on the Commission to produce a report.
provisions in national banking, financial and corporate
Conclusions adopted by the joint JAI/ECOFIN Council in October 2001 called on the Commission and the Member States to determine priorities and measures to be taken.
legislation which obstruct international cooperation Prevent the excessive use of
Commission to
December
cash payments and study the
initiate study
2003
Ensure the transparency of
Council /
December
financial transactions by
Commission
2001
§
The Commission plans to present a report imminently.
§
In the second half of 2003 the Commission is planning a proposal for a framework decision to combat money -laundering through payments in cash.
role of casinos and gambling houses
electronic means Extend the competence of
Council, on the
Europol to cover
basis of a
money -laundering in general,
Commission
regardless of the offence from
proposal or a
which the proceeds
Member State
originate
358 359
360 361
362 363
364
360
§
Portuguese initiative in July 2000 for amendment to the 361 Europol Convention (see above).
§
§
§
Danish initiative in July 2002 for amendment to the 363 Europol Convention (see point 4.2).
Parliament opinion in November 2000.
§
Protocol adopted by the Council in November 362 2000.
Ratification: F, P, ES, GR, S and D
Parliament opinion in 364 April 2003
initiative
This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism. Working document of the Commission's services: The transparency of legal entities and measures intended to increase transparency in the financial and bank fields in the framework of the fight against money-laundering SEC (2001)1645 of 16.10.2001 See also table on “Stepping up cooperation in the fight against crime”. Initiative with a view to the adoption of a Council Act on the drawing up on the basis of Article 43(1) of the Convention on the establishment of a European Police Office (Europol Convention) of a Protocol amending Article 2 and the Annex to that Convention (OJ C 200, 13.7.2000). OJ C 358, 13.12.2000. Initiative of the Kingdom of Denmark with a view to adopting a Council Act drawing up, on the basis of Article 43(1) of the Convention on the Establishment of a European Police Office (Europol Convention), of a Protocol amending that Convention (OJ C 172 du 18.7.2002, p. 15). A5-0391, 10.4.2003.
89
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Improve the legal provisions
Council /
against money -laundering
Commission /
with off -shore and on-shore
Member States
§
The Joint Council (Economic and Financial Affairs, Justice and Home Affairs ) adopted conclusions in October 2000 on immediate and coordinated implementation of FATF counter-measures.
financial centres and tax havens. Support international action with regard to off -shore
§
Conclusions of the joint JHA/Ecofin Council in October 2001 in accordance with the conclusions of the extraordinary European Council held on 21 September 2001 on the immediate and concomitant implementation of the countermeasures decided by 365 the FATF.
countries.
Prepare a model agreement
December
for negotiations with off -shore
2001
§
The Joint Council (JHA/Ecof in) adopted conclusions in October 2000 envisaging that agreements could be concluded in the long term.
and on-shore financial centres and tax havens
Examine possibilities: for strengthening and making more consistent existing national provisions on controlling cross-border movements of money, for making it easier for Member States to adopt such
Commission
July 2001
§
§
In line with the Joint Council (JHA/Ecofin) conclusions of October 2000, the Commission is examining the usefulness and feasibility of a European instrument.
§
Preliminary report by the Commission on the surveillance of cross-border cash flows presented at the joint ECOFIN/JAI Council in October 2001.
§
Commission report and proposal for a Council regulation 366 in June 2002.
provisions and for organising exchanges of information
§
Parliament opinion in 367 May 2003
In the second half of 2003 the Commission is planning to present a communication on measures to combat the financing of terrorism and a proposal for a decision on the exchange of information on terrorism.
between Member States.
365 366 367
This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism. Report on controls on cross-border cash movements and proposal for a Regulation on the prevention of money-laundering by means of customs co-operation (COM(2002)328, 25.6.2002). A5-0073/03.
90
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
5.
POLICY ON INTERNAL AND EXTERNAL BORDERS ; VISAS ; IMPLEMENTATION OF ARTICLE 62 OF THE EC TREATY; CONVERTING THE SCHENGEN ACQUIS
Objective: to develop a common visa policy Action needed
Responsibility
Timetable for adoption
Regulation on countries
Commission /
whose nationals are
Council
April 2001
State of play
Transposition
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
Parliament opinion in July 2000.
§
§
§
§
Commission proposal for a Council Regulation in 368 January 2000.
Entry into force:
Adopted by the 369 Council in March 2001.
10/4/2001.
respectively exempt from or
§
In accordance with Article 8 of the Regulation, the Commission presented a report on Romania.
subject to the visa requirement for crossing external borders
§
Commission proposal In October 2001 for a Council 370 regulation amending Regulation No 539/2001, amended in 371 November 2002.
EP Opinions 372 November 2001 373 February 2003
in and
Adopted Council in 374 2001.
by the December
§
Adopted by 375the Council in March 2003. Procedure and conditions for
Commission /
issuing visas by Member
Council /
States
Member States
368 369 370
371
372 373 374 375 376
377 378
April 2003
§
Initiative by Finland in June 2000 on measures for 376 implementing the common consular instruction.
§
Parliament opinion 377 (rejection) in March 2001.
§
In June 2003 the Commission is planning to present a report on the implications of reciprocity in visa matters.
§
Regulation No 789/2001 adopted by the 378 Council in April 2001.
Entry into force: 1.6.2003
Entry into force: 24.4.2001
Proposal for a Council Regulation listing the third countries whose nationals must be in possession of visas when crossing the external borders and those who are exempt from that requirement (OJ C 177, 27.6.2000, p. 66). OJ L 81, 21.3.2001. Proposal for a Council Regulation amending Regulation No 539/2001 listing the third countries whose nationals must be in possession of visas when crossing the external borders and those whose nationals are exempt from that requirement (COM(2001) 570, 8.10.2001). COM(2002)679, 28.11.2002: Proposal for a Council Regulation amending regulation No. 539/2001 listing the third countries whose nationals must be in the possession of visas when crossing external borders and those whose nationals are exempt from that requirement. C5-0505/2001, 29.11.2001. A5-0005/03, 11.2.2003. OJ L 327, 12.12.2001. OJ L 69, 13.3.2003. Initiative of the Republic of Finland with a view to the adoption of a Regulation reserving to the Council implementing powers with regard to certain detailed provisions and practical procedures for examining visa applications (OJ C 164, 14.6.2000). A5-0066/2001, 13.3.2001. Council Regulation (EC) No 789/2001 of 24 April 2001 reserving to the Council implementing powers with regard to certain detailed provisions and practical procedures for examining visa applications (OJ C 116, 26.4.2001).
91
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
§
French initiative for a Council decision on the visa conditions applied by the Member States.
§
§
§
Belgian initiative relating to the amendment of Part VII and Annex 12 to the common consular instruction (visa rights).
Implementation: no later than from 1.7.2004. Implementation:
§
Belgian initiative relating to the amendment of Part III and Annex 16 to the common consular instruction (uniform visa application form).
Commission pro posal in February 2003 for a Regulation establishing a specific Facilitated Transit Documents FTD and FRTD and amending the Common Consular Instructions and the Common Manual, and for a 382 Regulation on uniform formats for FTD and FRTD.
27.4.2001
Decision 2002/44/EC adopted by the Council in 380 December 2001.
§
§
Implementation:
Decision adopted by 379 the Council in April 2001.
Decision adopted by 381 the Council in April 2002.
§
Parliament opinion in 383 April 2003
§
Adoption by Council in April 2003.
from 1.7.2003
the
§
Before the end of the first half of 2003 the Commission is planning to present a proposal for a financial Decision to offset the additional costs for Lithuania of implementing the FTD/FRTD.
§
Proposal for a Council Decision on collective transit 384 visas for sailors.
§
Parliament opinion in 385 February 2003.
§
Adopted Council in 386 2003.
by the February
Commission proposition in April 2003 for a regulation to 387
facilitate the issuance of visas to the Olympic family Rules on a uniform visa
Commission / Council / Member States
379 380 381 382
383 384 385 386 387
April 2001
§
The rules are taken into consideration under the existing framework of the Schengen acquis and in connection with the proposal on the movement of persons within the territory of the
Council Decision of 24 April 2001 updating part VI and Annexes 3, 6 and 13 of the Common Consular Instructions and Annexes 5(a), 6(a) and 8 to the Common Manual (OJ L 116, 26.4.2001, p. 32). Council Decision of 20 December 2001 amending Part VII and Annex 12 to the Common Consular Instructions and Annex 14a to the Common Manual (OJ L 20, 23.1.2002). OJ L 123, 9.5.2002, p. 50. Proposal for a Council Regulation establishing a specific Facilitated Transit Document (FTD), a Facilitated Rail Transit Document (FRTD) and amending the Common Consular Instructions and the Common Manual and Proposal for a Council Regulation on uniform formats for Facilitated Transit Documents (FTD) and Facilitated Rail Transit Documents (FRTD) provided for in Regulation (EC) No.... (COM(2003) 60, 5.2.2003). A5-0075/03. Initiative of the Kingdom of Spain with a view to adopting a Council Regulation on the issue of visas at the border, including the issue of such visas to seamen in transit (OJ C 139, 12.6.2002, p. 6). A5-0006/03, 11.2.2003. OJ L 64, 7.3.2003. Proposal for a Council Regulation relating to measures envisaged to facilitate the procedures for applying for and issuing visas for members of the Olympic family taking part in the 2004 Olympic and/or Paralympic Games in Athens (COM(2003) 172, 8.4.2003).
92
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Member States. Further development of the
Short term
§
Commission proposal in October 2001 for a Council 388 regulation amending Regulation No 1683/95.
§
EP opinion 389 December 2001
in
Entry into force:
§
Regulation No 1683/95 390 adopted by the Council.
technical specifications of the
Commission/
measures
uniform format for visas
Council
2000-2002 -
24.2.2002 Adoption of
long term
specifications
measures
required for its
2004
application 3.6.2002
Uniform format for forms for
Commission /
affixing the visa to travel
Council /
documents which are not
Member States
2001
§
Commission proposal for a Regulation in March 2001.
391
§
EP opinion 392 December 2001
in
Entry into force:
§
Regulation (EC) No 333/2002 adopted by the 393 Council in February 2002.
23.2.2002 Adoption of
recognised
specifications required for its application 12.8.2002
Proposal for a regulation on
Commission /
an airport transit visa
Council /
April 2001
§
Airport transit arrangements are currently covered by a joint action and by the Schengen acquis.
Member States
Measures to set up a common system for identifying visas
394
Council /
Short-term
Member States
action Long term
§
Oral presentation of the Commission report in May 2003 on the feasibility study launched in Septemb er 2002 on a visa identification system.
measures 2005-2006
388 389 390 391
392 393 394
§
In the second half of 2003 the Commission is planning to present a proposal for a regulation on the development of the common visa information system (VIS).
Proposal for a Council Regulation amending Regulation (EC) No 1683/95 laying down a uniform format for visas (COM(2001) 577, 9.10.2001). A5-0445/01, 12.12.2001. OJ L 53, 23.2.2002. Proposal for a Council Regulation laying down a uniform format for forms for affixing the visa issued by Member States to persons holding travel documents which are not recognised by the Member State drawing up the form (COM(2001) 157, 23.3.2001). A5-0445/01, 12.12.2001. OJ L 53, 23.2.2002. This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism.
93
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Closer cooperation between
Member States
Ongoing
EU consulates in third
See point VIII of the common consular instruction and
§
The Laeken European Council asked that the possibility of establishing joint consular offices be considered.
Recommendation of 4 March 1996.
countries
§
§
Initiatives by Belgium and Spain, in April 2002, for a draft Council decision concerning the adaptation of part VIII of the common consular instruction. Measures on the freedom to
Commission /
travel within the territory of
Council /
Member States
Member States
April 2001
§
Portuguese Presidency initiative in June 2000 on travel 396 by nationals exempt from the visa requirement.
§
§
French Presidency initiative in July 2000 on travel on a 398 long-stay visa.
§
§
§
The Commission presented a proposal for a directive on 401 conditions for movement in the Member States in July 2001.
395 396
397 398 399 400 401
Decision adopted by the Council in September 395 2002
Implementation 16.7.2002
Parliament opinion 397 (rejection) in March 2001. Parliament (rejection) in 399 2001
opinion January
Parliament opinion in February 2002
Adopted by the Council at the end of May 2001.
400
Entry into force: 7.6.2001
Work in progress in the Council
OJ L 187, 16.7.2002, p. 44. Initiative of the Portuguese Republic with a view to adopting the Council Regulation on the period during which third-country nationals exempt from visa requirements are free to travel within the territory of the Member States (OJ C 164, 14.6.2000). A5- 0075/2001, 13.3.2001. Initiative of the French Republic with a view to adopting a Council Regulation on freedom of movement with a long-stay visa (OJ C 200, 13.7.2000). A5-0388/2001, 18.1.2001. OJ L 150, 6.6.2001. Proposal for a Council Directive relating to the conditions in which third-country nationals shall have the freedom to travel in the territory of the Member States for periods not exceeding three months, introducing a specific travel authorisation and determining the conditions of entry and movement for periods not exceeding six months (COM(2001) 388, 10.7.2001).
94
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: Further development of a common policy related to false documents Action needed
Responsibility
To render documents more
Commission /
secure, introducing minimum
Council /
standards for travel
Member States
Timetable
State of play
Transp osition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
§
April 2001
§
Commission proposal in March 2001 on the communitisation of the uniform format for residence permits 402 granted to third-count ry nationals.
Parliament opinion in December 2001
Adopted by the 403 Council in June 2002.
Entry into force: 14.6.2002 Adoption of
documents and residence
specifications
permits
required for its application 14.8.2002
To facilitate the detection of
Commission /
false documents and to
Council /
provide appropriate training
Member States
Ongoing
§
Council Recommendation of 29 April 1999 on provision of staff and equipment.
§
Council adopted in March 2000 a decision to improve exchange of 404 information.
Entry into force: 1.7.2000
and equipment
402
403 404
Proposal for a Council regulation laying down a uniform format for forms for affixing the visa issued by Member States to persons holding travel documents which are not recognised by the Member State drawing up the form (COM(2001) 157, 23.3.2001). OJ L 157, 15.6.2002, p 1 OJ L 81, 1.4.2000.
95
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: Control at the external borders of the Union Action needed
Responsibility
Close cooperation between
Commission /
the Member States border
Council /
control services, such as
Member States
exchange programmes and
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on which
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
May 2002
§
In October 2001 the Belgian Presidency, with Odysseus co-financing, organised a joint operation for controls at the Union's future external borders in cooperation with Europol, the Member States and the applicant countries.
405
technology transfer
§
The Seville European Council asked that by the end of 2002 there should be joint operations at external borders, pilot projects and a network of liaison immigration officers. It also asked that by the end of June 2003 a common risk-analysis model and a common scheme for training border guards be worked out, that European rules on borders be consolidated and that a study be carried out by the Commission on burden-sharing between Member States and the EU as regards the management of eternal borders. A report is scheduled for September 2003 on the feasibility study on maritime borders.
§
The Laeken European Council asked for arrangements for cooperation between services responsible for external border checks to be worked out and for the conditions in which a mechanism or common services to check external borders could be created to be studied. Italy presented the conclusions of the feasibility study on the development of joint actions co-financed by Odysseus/ARGO; a study on border police and security was cofinanced by OISIN.
405
This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism (periodic review).
96
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
§
A Commission Communication has been presented in 406 May 2002 on external borders.
§
Parliament opinion in 407 January 2003.
§
In June 2002 Council adopted a plan the management of external borders of Member States of European Union.
the for the the the
§
Council Decision 2002/463/EC of 13 June 2002 adopting an action programme for administrative cooperation in the fields of external borders, visas, asylum and 408 immigration.
In June 2003 the Commission is planning to present a proposal for a regulation laying down common rules on small-scale frontier traffic. By the end of 2003 the Commission is planning to present the first evaluation report on the implementation of the ARGO programme.
§
In February 2003 the Commission orally presented a study on burden -sharing between the EU and the Member States and a feasibility study on improving maritime border controls. Procedure for adopting certain
Commission /
measures implementing the
Council /
Common Manual
Member States
§
Portuguese initiative in March 2001 on measures 409 implementing the provisions in the Common Manual.
§
Parliament opinion 410 (rejection) in March 2001.
Entry into force:
§
Adoption by the Council 411 in April 2001.
24.4.2001
Entry into force:
§
Adoption by the Council in November 2000 of the decision to downgrade parts 412 of the Common Manual.
§
Initiative by Sweden in March 2001 for updating the 413 Common Manual.
§
Decision updating the Common Manual adopted by 414 the Council in April 2001.
1.12.2000
Following the Seville
Implementation:
European Council, the
27.4.2001
Commission is planning in June 2003 to present a proposal for a regulation restructuring the Common Manual.
406 407 408 409 410 411 412 413
COM(2002)233 du 7.5.2002: Communication de la Commission au Conseil et au Parlement Européen vers une gestion intégrée des frontières extérieures des Etats membres de l'Union européenne. A5-0449/02. OJ L 161, 19.6.2001 OJ C 73, 6.3.2001. A5- 0066/2001, 13.2.2001. OJ L 116, 26.4.2001, p. 5; Regulation on implementing powers with regard to certain detailed provisions and practical procedures for carrying out border checks and surveillance. OJ L 303, 1.12.2000, p. 29. Swedish initiative for a Council decision updating part VI and Annexes 3, 6 and 13 of the Common Consular Instructions and Annexes 5(a), 6(a) and 8 to the Common Manual.
97
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
§
§
Initiative by Belgium in December 2001 for the updating 415 the Common Manual
Decisions declassifying 416 the Common Manual and revising the Common 417 Manual adopted by the 418 Council in April 2002.
§
Initiative by Belgium and Sweden in April 2002 for the revision of the Common Manual.
§
Commission proposal for a Council Regulation establishing a specific Facilitated Transit Documents FTD and FRTD and amending the Common Consular 419 Instructions and the Common Manual
Rapid inclusion of the
Commission/
applicant States in this
Council /
cooperation
Member States
414 415 416 417 418 419
420
Ongoing
§
Parliament opinion in 420 April 2003
§
These issues were discussed at the ministerial meeting with the applicant countries on the sidelines of the Council in March 2001.
§
Adoption by Council in April 2003.
the
§
Work ongoing in the context of accession negotiations.
OJ L 116, 26.4.2001, p. 32; Council Decision updating part VI and Annexes 3, 6 and 13 of the Common Consular Instructions and Annexes 5(a), 6(a) and 8 to the Common Manual. Belgian initiative for the updating of part III and the creation of an annex 16 of the Common Consular Instructions Council Decision declassifying Part II of the Common Manual (OJ L 123, 9.5.2002, p. 49). Council Decision revising Part I of the Common Manual (OJ L 123, 9.5.2002, p. 47). Council Decision of 25 April 2002 on the adaptation of Part III of, and the creation of an Annex 16 to, the Common Consular Instructions (OJ L 123, 9.5.2002, p. 50). Proposal for a Council Regulation establishing a specific Facilitated Transit Document (FTD) and a Facilitated Rail Transit Document (FRTD) and amending the Common Consular Instructions and the Common Manual (COM(2003) 60, ...). A5-0075/03.
98
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To convert and develop the S chengen acquis Action needed
Responsibility
Timetable
State of play
Transpositio
for adoption
Communitisation of Article 2 of the Schengen Convention.
421
Commission /
n Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
2001
§
The Commission intends to present a proposal in 2003.
Council / Member States
Development of SIS II
Commission / Council /
2001
§
Initiative by Belgium and Sweden for the development of 422 SIS II.
Member States
§
Commission communication in December 2001 on the development of the Schengen II information system to take account of the prospect of enlargement and of technical 424 progress. Spanish Initiatives relating to specific new functions of the SIS, in particular in the framework of the fight against 425 terrorism.
§
§
§
§
In April 2003 the Commission finalised the results of the feasibility study launched in July 2002.
422
423 424 425 426 427
Discussion of new functions in SIS II are in progress. Political agreement on the Spanish initiatives expected in December 2002.
§
First Commission426report on Art. 18 of the Framework Decision in April 2003.
421
§
EP Opinion on Spanish Initiatives 427 December 2002.
the in
Discussion of new functions in SIS II are in progress. Political agreement on the Spanish initiatives expected in June 2003.
Deadline for
§
Regulation and Decision adopted by the Council in December 423 2001.
implementatio n: 14.12.2001. Expiry date: 31.12.2006
§
Commission proposal expected in May 2003 for a Regulation on access to the SIS for the registration of vehicles.
This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism (periodic review). Initiative of the Kingdom of Belgium and of the Kingdom of Sweden with a view to the adoption of a Council Regulation on the development of the second generation Schengen information system (SIS II) (OJ C 183, 29.6.2001, p. 12). OJ L 328, 13.12.2001. Communication from the Commission to the European Parliament and the Council - Development of the Schengen Information System II (COM(2001) 720, 18.12.2001). OJ C 160, 4.7.2001: Spanish Initiative with a view to the adoption of a Council Regulation on the allocation of specific new functions to the SIS, in particular in the framework of the fight against terrorism. Commission staff working paper “On the development of the second generation Schengen information system (SEC(2003)206, 19.2.2003). A5-0436/02, 17.12.2002.
99
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
6.
CITIZENSHIP OF THE UNION
Objective: To further facilitate the right of citizens to move and reside freely
Action needed
Responsibility
Timetable
State of play
Transpositio
for adoption
Directive updating and
Commission/
revising of rules on the right of
Council/ EP
2001
n Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
§
Commission proposal in May 2001 for an EP and Council 428 429 directive, amended in Ap ril 2003.
§
Parliament opinion in 430 February 2003.
entry, movement and
§
Work in progress in the Council.
residence of citizens of the Union
§
Second Commission report en mars 2003, on the application of Directives 90/364, 90/365 and 93/96 on the 431 right of residence to be presented in March 2003.
Regulation on security of
Commission/
travel documents
Council/ EP
Regulation on a uniform
Commission /
format for residence permits
Council /
for Union citizens and
Parliament
2001
§
Member States' attention is drawn to the need to consider a possible Community instrument to make travel documents more secure.
2001
§
The Commission will consider whether an initiative should be taken here after the adoption of the directive revising the rules on the right of residence.
members of their families
Objective: Information on exercise of rights attached to Union citizenship Action needed
428 429
430 431
State of play
Transposition
Proposal for a European Parliament and Council directive on the right of Union citizens and members of their families to travel and reside freely on the territory of the Member States (COM(2001) 257, 23.5.2001). Amended proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the right of citizens of the Union and their family members to move and reside freely within the territory of the Member States (COM(2003) 1999). A5-0009/03, 11.2.2003. COM(2003)101, 5.3.2003: Second Commission report to the council and the European Parliament on the application of directives 90/364/EEC, 90/365/EEC and 93/96/EEC (right of residence).
100
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Responsibilit
Timetable
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
y
for
which work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
adoption Communication on results of
Commission
2000
elections to EP
§ 2000.
Commission Communication presented in December
432
§
Commission report on a derogation from directive 433 93/109/EC presented in January 2003.
§
Commission Communication in April 2003 on measures to be taken to ensure participation of all citizens of the Union to the 2004 elections to the European 434 Parliament in an enlarged Union. . First report on municipal
Commission
2001
Commission
By the end
elections Third report on the citizenship of the Union
432
433
434 435 436 437
of 2000
§ § 2001.
Commission report presented in May 2002.
435
Third report prepared by the Commission in September
436
§
Parliament opinion in 437 September 2002.
COM(2000)843, 18.12.2000; Communication on the application of Directive 93/109/EC to the June 1999 elections to the European Parliament: right to vote and stand as a candidate in elections to the European Parliament for citizens of the Union residing in a Member State of which they are not nationals. Report from the Commission to the European Parliament and to the Council on granting a derogation pursuant to Article 19(2) of the EC Treaty, presented under Article 14(3) of Directive 93/109/EC on the right to vote and to stand as a candidate in elections to the European Parliament (COM(2003)31, 27.1.2003). Commission communication on measures to be taken by Member States to ensure participation of all citizens of the Union in the 2004 elections to the European Parliament in an enlarged Union (COM(2003)174, 8.4.2003). Commission report on the application of Council Directive 94/80/EC on the right to vote and to stand as a candidate in municipal elections (COM(2002)260, 30.5.2002). Third Report from the Commission on Citizenship of the Union (COM(2001) 506, 7.9.2001). A5-0241/02, 5.9.2002.
101
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
7.
COOPERATION AGAINST DRUGS Priorities of the EU drugs strategy As a collective and individual threat, the drugs problem needs to be addressed in a global, multidisciplinary and integrated manner. In its Communication of November 2002 the Commission gave a mid-term review of the European Union Drugs Action Plan (2000-2004), which was approved by the Copenhagen European Council. The final evaluation will be undertaken with the help of the Member States, the European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA) and Europol.
102
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: To implement the EU Drugs Strategy for 2000-04 endorsed by the European Council in Helsinki and the Plan of Action against Drugs (2000-2004) endorsed by the European Council in Feira Action needed
Implementation of the European Union action plan
Responsibility
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on which
Progress in the Council
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
work is based
and, if appropriate,
and, if appropriate,
progress made
Parliament
Parliament
June 2000
§
Commission communication in 438 implementation of the Action Plan.
June
2001
on
§
the
A Joint Declaration on the implementation of the Drugs Action Plan was adopted in February 2002 by the Council in association with the Commission and the applicant countries. The Declaration refers to the launching of negotiations for the applicant countries to participate in the EMCDDA.
on drugs (2000-2004)
The Copenhagen European
§
Commission communication in November 2002 on the 439 mid-term review of the Action Plan.
Council had expected to approve the guidelines in the Commission communication.
§
Resolution on the treatment of drug addicts in prison adopted in February 2003.
§
In the implementation of the Plan of action, initiative by the UK and the Greek Presidency in February 2003 for a plan for implementation of priority measures linked to the objectives of the EU Drugs Action Plan.
438 439
§
The ten countries that have signed accession treaties will be involved in EMCDDA work as observers from July 2003 and as members from 1 May 2004. The negotiations with Romania, Bulgaria and Turkey should be pursued with the aim of associating them with the EMCDDA from 1 January 2004
§
The Commission is planning to present a communication in the second half of 2003 on European and national machinery for drugs coordination.
Work currently under way.
Communication from the Commission to the Council and the European Parliament on the implementation of the EU Action Plan on Drugs (2000-2004) (COM(2001) 301, 8.6.2001). Communication from the Commission to the Council and the European Parliament on the mid-term evaluation of the EU Action Plan on Drugs (2000-2004) (COM(2002)599, 4.11.2002).
103
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
§
Proposal for a Council Recommendation on the prevention and reduction of risks associ ated with drug 440 dependence.
Parliament opinion in February 2003 Adopted by the Council on 26 March 2003.
Strengthening of cooperation
Council /
with the European Monitoring
Commission /
Centre on Drugs and Drug
Member States
Addiction and Europol in particular as regards synthetic
441
§
The Commission has presented two reports (GHB and Ketamine) to the Council under the Joint Action on new synthetic drugs. On that basis, in March 2001 the Council adopted conclusions in line with the Commission's reports. As requested by the Council, a report by the EMCDDA and Europol was presented to the Council' s Horizontal Working Party on Drugs at the beginning of 2002.
drugs and precursors
§
§
On the basis of the EMCDDA's risk analysis, the Commission presented a proposal for a Council Decision in 442 December 2001, defining PMMA as a new synthetic drug.
§
Swedish Initiatives in January 2001 for a Council Decision on the determination of the profiles of synthetic drugs and the transmission of samples.444
Decision adopted by the Council in February 443 2002.
§
Parliament opinion in 445 May 2001.
§
The Council is continuing to work on aspects relating to determination of the profile of synthetic drugs.
441 442 443 444
445 446 447
Adoption by the Council in May 2001 of the decision concerning the 446 transmission of samples.
§
Spanish initiative for a Council recommendation on the need to reinforce cooperation and information exchanges between the Member States' operational units specialising in combating trafficking in chemical precursors.
§
Adoption by Council in April 2002.
the
§
§
the
Danish Initiative in July 2002, for a Council Resolution on the generic classification of new synthetic drugs.
440
§
Adopted by Council in June 2002
Entry into force: 1.7.2001
Proposal for a Council Recommendation on the prevention and reduction of risks associated with drug dependence (COM(2002) 201, 8.5.2002). OJ C 73, p. 5. Proposal for a Council Decision defining PMMA as a new synthetic drug which is to be made subject to control measures and criminal provisions (COM(2001) 734, 6.12.2001). OJ L 63/14 of 6.3.2002. Initiatives of the Kingdom of Sweden for a Council decision establishing a system of special forensic profiling analysis of synthetic drugs and a Council decision on the transmission of samples of illegal narcotic substances (OJ C 10, 12.1.2001). A5- 0121/2001, 3.5.2001. OJ L 150, 6.6.2001. COM(2003) 258, 13.5.2003. Commission Reports to the Council under Joint Action 97/396 on TM2-2, 2C-1, 2C-T -2 and 2C-T-7.
104
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
§
In September 2003 the Commission is planning to propose a Council Decision amending and replacing the Joint Action of 16.6.1997 on synthetic drugs. Acting on the basis
§
Commission report in May 2003 suggesting that TM2-2, 2C -1, 2C -T-2 and 2C -T-7 should not be subject to 447 controls and criminal penalties.
of a risk analysis of 2C-T-7, 2C -T-2, 2C -I and TMA-2, the Commission will analyse whether there should be proposals in June 2003. Development of a
Council and
methodology for the
Parliament on
evaluation of the EU Drugs
the basis of
Strategy for 2000-2004
proposals of the
The Commission has set up a Steering Group of members of the presidencies concerned by the evaluation and representatives of the EP, EMCDDA and Europol.
§
§
§
§
Work currently under
way.
§
On 10 December 2001 the Council adopted a Resolution on the national implementation of these epidemiological indicators.
Commission Common definitions, charges
Council, on the
and penalties in the field of
basis of a
drug trafficking.
448
proposal by the Commission
Financial instrument for
Council, on the
combating drug trafficking
basis of a Commission
April 2001
Having received a study of national laws and regulations on drug trafficking, the Commission presented, in June 2001, a proposal for a framework decision laying down minimum provisions on the constituent elements of criminal acts and 449 penalties in the field of drug trafficking.
§
In 2002 the Commission implemented the budget line introduced at the European Parliament's request to finance a preparatory programme to combat drug trafficking.
proposal or a
Parliament opinion in 450 April 2002
§
The Laeken European Council asked that this Framework Decision be adopted by the end of May 2002. Work continues in the Council.
§
This preparatory programme was integrated in the AGIS programme in 2003.
Member State initiative
448 449 450
See also table on “Fight against certain forms of crime”. Proposal for a framework decision laying down minimum provisions on the constituent elements of criminal acts and penalties in the field of drug trafficking (COM(2001) 259, 23.5.2001). A5-0460/02, 25.4.2002.
105
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
8.
STRONGER EXTERNAL ACTION Priorities of the European Council meetings in Tampere and Feira The European Union underlines that all powers and instruments at the disposal of the Union, in particular in external relations, must be used in an integrated and consistent way to build the area of freedom, security and justice. Justice and Home Affairs concerns must be integrated in the definition and implementation of other Union policies and activities. With respect to non-candidate countries, the Commission has made an effort to integrate in a specific manner (and in accordance with a multi-annual programme), those aspects relating justice and home affairs in its cooperation programmes with third countries.
106
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Objective: All the powers and instruments at the disposal of the Union, particularly in external relations, must be used in an integrated and consistent way. Justice and Home Affairs concerns must be integrated into the definition and implementation of other Union policies and activities Action needed
Responsibility
Timetable
State of play
Transposition
for
Proposals, initiatives, communications, Green Paper on which
Progress in the Council and,
Adoption by the Council
Actions planned and
adoption
work is based
if appropriate, Parliament
and, if appropriate,
progress made
Parliament Enlargement: ensure that
§
Discussion with applicant countries at Council meeting in March 2001 on combating organised crime and asylum and immigration policy. in September 2001 on trafficking in human beings; Discussion with the applicant countries at the Council meeting on 28 February 2002 on external borders, drugs and questions of judicial capacity; on the Schengen ev aluation process and mutual recognition at the Council meeting of 14 October 2002.
justice and home affairs are consistently integrated into the enlargement process
§
Adoption in September 2001 by Member States and applicant countries of 12 undertakings on combating trafficking in human beings.
§
Negotiations on Chapter 24 are continuing with Bulgaria and Romania. Community support is going to JHA through the Phare programme, twinning schemes, partnership agreements and participation in JHA programmes.
§
For the seven countries that have signed accession treaties (16.4.2003), specific additional financing (Schengen facility) has been earmarked for 2004-2006 in a Protocol annexed to the accession treaty.
§
The October European Council agreed on the insertion of JHA safeguard clauses (mutual recognition in civil and criminal matters) in future accession treaties. The Feira European Council
The Council, in
was to agree on clear
close co-operation
priorities, policy objectives
with the
and measures for the
Commission, is to
Union's external action in
draw up specific
June 2000
§
In June 2000 the Feira European Council adopted a report drawn up by the Council and Commission on external relations in the JHA field, in order to integrate them into the Union's overall strategy and thus to contribute to establishing the AFSJ; update for the Laeken European Council in December 2001.
107
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Justice and Home Affairs
recommendations
Implementation of priorities identified for the progress report requested by the Feira European Council: Negotiations with non-applicant Balkan countries of stabilisation and association agreements
Continuation of the Barcelona Proc ess
Concluding of readmission agreements
§
§
Negotiating brief accepted for Albania, and exploratory extending to JHA matters have been held with the FRY. The CARDS programme (2002-06) includes a country -by -country JHA strategy for applying especially to asylum, immigration, organised crime, judicial matters, border management and maintenance of a regional dynamic for the reform of JHA institutions.
Agreements have been signed with Croatia and the FYROM and are in process of ratification.
§
Implement the JHA dimension of the Meda regional programme (adoption of a framework document on 22 April 2002); implementation of the action plan of the High Level Working Group on Asylum and Immigration for Morocco.
§
Presentation of draft negotiating mandates for readmission agreements with Morocco, Pakistan, Sri Lanka and Russia in February 2000, Hong Kong and Macao in March 2001, Ukraine March 2002 and Albania, Algeria, China and Turkey in October 2002.
§
Parliament opinion in 451 October 2002
§
Negotiating mandates for readmission agreements with Morocco, Pakistan, Sri Lanka and Russia adopted by Council in September 2000, with Hong Kong and Macao in May 2001, with Ukraine in June 2002 and with Albania, Algeria, China and Turkey in November 2002.
§
The Seville European Council (June 2002) asked for the conclusion of readmission agreements being negotiated to be speeded up and for new negotiating mandates to be approved.
451
§
An agreement was signed with Hong Kong on 27 November; conclusion and entry into force expected in the first half of 2003.
§
Readmission agreement initialled with Sri Lanka on 30 May and Macao on 18 October 2O02. Under discussion in the Council.
§
Negotiations under way for readmission agreements with Russia, Pakistan, Sri Lanka, Morocco, Macao and Ukraine. Negotiations with Albania to be opened in May 2003; draft text transmitted to Turkey.
A5-0104/03.
108
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Cooperation on justice and
§
Central Asia: Action Plan against drugs for Central Asia (CADAP) formally approved by Kazakhstan, Kurdistan, Tajikistan and Uzbekistan on 2 October 2002.
home affairs
§
Russia: implementation of the action plan to combat organise crime.
§
Ukraine: implementation of the JHA action plan.
§
United States: negotiation of an agreement for cooperation in criminal matters on the basis of Articles 38 and 24 of the Union Treaty (Council agreed to a negotiating brief in April 452 2002); Negotiations in progress since June 2002. Adoption of agreement expected in June 2003.
§
In July 2001 Sweden presented an initiative concerning a decision laying down arrangements for the 1995 Convention on simplified extradition procedures between the Member States of the EU the 1996 Convention relating to extradition between Member States of the EU builds on the Schengen arrangements in accordance with the agreement associating the Republic of Iceland and the Kingdom of Norway with the application, implementation and development of the Schengen 453 arrangements.
452 453
454
Parliament opinion expected in June 2003.
Adopted by the Council in February 2003.
454
§
Negotiating directives for an agreement with Iceland and Norway on extradition and mutual assistance adopted by the Council on 19.12.2002.
This measure is included in the EU Plan of Action against terrorism (periodic review). Proposal for a Council Decision laying down arrangements for the 1995 Convention on simplified extradition procedures between the Member States of the EU the 1996 Convention relating to extradition between Member States of the EU builds on the Schengen arrangements in accordance with the agreement associating the Republic of Iceland and the Kingdom of Norway with the application, implementation and development of the Schengen arrangements (OJ C 195, 11.7.2001). OJ L 67 du 12.3.2003
109
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
Negotiation of multilateral instruments
§
Council of Europe:
- Cybercrime Convent ion; open for signature in November 2001; - Protocol to the Convention on Cybercrime, concerning the criminalisation of acts of a racist and xenophobic nature committed through computer systems: opened for signing in January 2003. - 2nd Protocol to the 1959 Convention: Adoption by the Council of Europe on 20.09.2001 and open for signature on 8.11.2001; Community accession to Convention 108 and the additional protocol on data protection: ratification under way by the contracting countries, prior to accession to the Community. - Protocol amending the European Convention against terrorism of 1977: open for signing in May 2003 In May 2003 the Commission presented a proposal for a common position on notification to the Council of Europe under Article 28(3) of the Extradition Convention of 1957.
§
455
.
§
United Nations Conventions:
United Nations Protocol on firearms signed by the Commission for the European Community. - Corruption: three common negotiating positions were adopted in November 2001, June 2002, Sept ember 2002. In
Organised crime: see above. The Commission will present a proposal for conclusion of the UN Convention and its Protocols by the Community.
April 2002 the Commission presented a recommendation for a Council Decision authorising it to take part in the negotiations on behalf of the European Community. - Terrorism: constant European Union support for the second stage of the negotiations for a convention against international terrorism.
455
COM(2003) 253, 6.5.2003, Proposal for a Council Common Position on notifying the Council of Europe, pursuant to Article 28(3) of the European Convention on Extradition of 13 December 1957, of the application by the Member States, between themselves, of the European Arrest Warrant.
110
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
9.
OTHER CURRENT INITIATIVES
MEMBER STATES
TITLE
CONNEC TION WITH TAMP
Finland
Council Regulation on obligations between the Member States for the readmission of
See "Management of migrat
third-country nationals
Parliament opinion [rejection
State of progress
Discussion in the Cou Finland
Council Recommendation on the exchange of DNA
Adoption by the Council in J
Sweden
Council Decision amending the staff regulations applicable to Europol employees
Adoption by the Council in M
Sweden
Council Decision amending the remuneration of Europol employees and the allowances
Europol employees
Adopted by the Council (end
paid to them France
Council Recommendation regarding the assessment of terrorist threats against VIPs
Adoption by the Council in D
Belgium
Draft Resolution on the contribution of civil society in the search for missing and sexually
Adoption by the Council in S
exploited children Netherlands
Spain
Spain
Draft Council Decision setting up a European network of contact points as regards
Parliament opinion in April 2
persons responsible for genocide, crimes against humanity and war crimes.
Adopted by the Council in Ju
Draft Council Decision setting up a European network of contact points as regards
EP opinion in May 2002 (A5
national authorities with responsibility in matters of private security.
Adoption by the Council of a
Draft Council Decision establishing a European Police Studies Institute.
Presentation to the Council i
EP opinion in May 2002 (A5 Spain
Draft Council Act establishing, in accordance with article 34 of the treaty on the European Union,
Under discussion in the C
the convention on the suppression by customs authorities of illicit drug trafficking on the High Seas. Spain
Spain
Spain
Spain
Draft Resolution of the council and of the Representatives of the Member States meeting
Adoption by the Council in A
in the Council on the prevention of the recreational use of drugs.
(See implementation of the E
Proposal for a Resolution of the council and of the Representatives of the Member States
Adopted by the Council in Ju
meeting in the Council on the prevention of drug addiction in school curricula
(See implementation of the E
Draft Council Recommendation on the improvement of operational investigation methods
Adoption by the Council in A
in the fight against crime related to organised drug trafficking
(See implementation of the E
Draft Council Recommendation on the constitution of ad hoc multinational investigation
Adoption by the Council in A
teams to gather information on terrorists Spain
Draft decision establishing a mechanism for the evaluation of legal provisions for the fight
Adoption by the Council in N
against terrorism and their national implementation Spain
Draft Council Decision on the implementation of specific police and judicial cooperation
EP opinion in September 200
measures to combat terrorism, in accordance with Article 4 of common position
Adopted by the Council in
2001/931/CFSP 3
Spain
Council Decision establishing a European network for the protection of VIPs.
EP Opinion in May 2002
Denmark
Draft decision concerning criminal investigations and prosecutions of genocide, crimes
Adopted by the Council in M
against humanity and war crimes
Parliament Opinion in Decem
Recommendation for establishment of a standard form for the exchange of information on
Adopted by the Council in Ju
Adopted by the Council in N
Spain
terrorists Belgium
Council Decision establishing a European network of national contact points for
Work in progress in Council
compensatory justice Denmark
Council conclusions on the relevant measures for information technology justified by
Work ongoing in the Council
investigations and prosecutions dealing with criminal matters. Denmark
Council recommendation on protective measures against aggression with violence
Adoption by the Council in O
suffered by professional drivers in the export trade. Denmark
1 2 3 4 5
Council Act amending the Council Act of 3 November 1998 adopting rules on the
Work ongoing in the Council
confidentiality of Europol information
Parliament opinion in April 2
OJ L 167, 26.6.2002 OJ L 16, 22.1.2003 OJ C 42, 15.2.2002. OJ L 333, 10.12.2002 A5-0107/03.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
111
NL
Netherlands
Regulation amending Regulation (EC) No 44/2001 on jurisdiction and recognition and enforcement of judgments in civil and commercial matters.
Greece
Work ongoing in the Coun
1
Council Decision on procedures for amending the Sirene Manual and Council
Transmitted to the Council
2
Regulation on procedures for amending the Sirene Manual. Greece
Council Framework Decision to prevent and combat trafficking in human organs
Work ongoing in the Coun
and tissues.
COUNCIL OF THE EUROPEAN UNION
Brussels, 4 June 2003
10009/03 ADD 1
Interinstitutional File: 2001/0074 (CNS)
LIMITE MIGR 43
NOTE from: to: Subject :
Presidency Permanent Representatives Committee/Council Draft Council Directive concerning the status of third-country nationals who are long-term residents
Following the meeting of the Permanent Representatives Committee held on 4 June 2003, document 10009/03 MIGR 43 is to be complemented as indicated below
1)
Footnote 1 on page 17 should read as follows: D and F maintained scrutiny reservation on this provision, and in particular on the second sentence, which results from a compromise suggestion submitted by the Pres. D suggested introducing the following sentence: Awards of study grants may be conditional upon previous employment of the third-country national or his/her parents. F has suggested introducing the following clause in the Preamble as a recital in connection with this provision: Considérant l'obligation des Etats Membres d'accorder aux enfants mineurs l'accès au système éducatif dans des conditions analogues à celles qui sont prévues pour leurs ressortissants nationaux.
1 2
OJ C 311, 14.12.2002. OJ C 82, 5.4.2003.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
112
NL
2)
Footnote 1 on page 24 should read as follows: Noting that homosexual couples are not covered by Article 16, NL maintained a reservation on this provision. It also took the view that disabled adult unmarried children and dependent parents, as well as unmarried and registered partners should be authorised to accompany or to join the long-term residents. In partic ular it suggested introducing a reference to Article 4(2) of the Directive on the right to family reunification in paragraph 2, which should then read as follows: When the long-term resident exercises his/her right of residence in a second Member State and when the family was already constituted in the first Member State, the members of his/her family, other than those referred to in Article 4(1) and (2) of the Council Directive 2003/.../EC [on the right to family reunification] may be authorised to accompany or to join the long-term resident. In order to cover the concern expressed by NL the Pres submitted the following suggestion for a clause to be introduced in the Preamble as a recital in connection with this provision: With regard to the family members who may be authorised to accompany or to join the longterm residents Member States should pay special attention to the situation of disabled adult children and of the first degree relatives in the direct ascending line who are dependent on them. It also said that, apart from this recital, NL could consider the possibility of a unilateral statement with regard to homosexual couples, unmarried and registered partners. NL expressed positive views on the compromise suggestion submitted by the Pres. In order to meet the concern expressed by A to have the possibility of introducing specific quotas for family members, the Pres suggested to introduce the following clause in Article 16 as a new paragraph 6: Member States may decide to apply the provisions of Article 14(4). In such cases, a time-limit of one year maximum shall apply. B, F, NL and S did not favour this compromise suggestion. As a compromise, the Pres invited A not to insist in its request for a specific quota for family members and B, F, NL and S not to oppose the introduction of a general quota for long-term residents in the terms and under the conditions referred to in Article 14(4). A said that it is considering in favourable terms this compromise suggestion, which could be supported by B and F.
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 2 juni 2003 (04.06) (OR. en)
10009/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0074 (CNS)
LIMITE
10009/03
das/LAS/ih DG H I
113
NL
MIGR 43
NOTA van: aan: Betreft:
het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad Ontwerp-richtlijn van de Raad betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen
Hierbij gaat voor de delegaties de tekst van de in hoofde genoemde ontwerp-richtlijn. Deze tekst is het resultaat van de op 2 juni 2003 gehouden vergadering van het Strategisch Comité immigratie, grenzen en asiel.
_______________
10009/03
das/LAS/ih DG H I
114
NL
Hoofdstuk 1
1
Algemene bepalingen
Artikel 1 Doel
Deze richtlijn heeft ten doel:
a)
de voorwaarden vast te stellen waaronder een lidstaat aan onderdanen van derde landen die legaal op zijn grondgebied verblijven, de status van langdurig ingezetene kan toekennen, of deze status kan intrekken, en te bepalen welke rechten aan deze status verbonden zijn, en
b)
de voorwaarden vast te stellen waaronder onderdanen van derde landen aan wie door een lidstaat de status van langdurig ingezetene is toegekend, in andere lidstaten mogen verblijven.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
a)
"onderdaan van een derde land": eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 17, lid 1, van het Verdrag;
b)
"langdurig ingezetene": iedere onderdaan van een derde land die de in artikel 7 bedoelde status van langdurig ingezetene bezit;
c)
"eerste lidstaat": de lidstaat die de status van langdurig ingezetene heeft toegekend aan de betrokken onderdaan van een derde land;
1
NL handhaaft een voorbehoud voor parlementaire behandeling bij de gehele richtlijn.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
115
NL
d)
"tweede lidstaat ": de lidstaat waarin een onderdaan van een derde land zijn recht van verblijf uitoefent en die niet de lidstaat is die hem als eerste de status van langdurig ingezetene heeft toegekend;
e)
"gezinsleden": onderdanen van een derde land die in de betrokken lidstaat verblijven overeenkomstig Richtlijn .../.../EG van de Raad inzake het recht op gezinshereniging 1 ;
f)
"vluchteling": iedere onderdaan van een derde land die in het bezit is van de vluchtelingenstatus in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967;
g)
"EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen": verblijfsvergunning die door de betrokken lidstaat wordt afgegeven bij de toekenning van de status van langdurig ingezetene. Artikel 3 2 Werkingssfeer
1. Deze richtlijn is van toepassing op onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven.
2. Deze richtlijn is niet van toepassing op onderdanen van derde landen die:
a)
in een lidstaat verblijven voor een studie of een beroepsopleiding;
1
PB L ... [COM(2000) 624 def. van 10.10.2000]. Bij de behandeling van deze bepaling is besloten de volgende gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie bij artikel 3 toe te voegen: "De Raad is ingenomen met de toezegging van de Commissie dat zij binnen één jaar en mogelijk reeds eind 2003 een voorstel zal indienen voor een richtlijn inzake de uitbreiding van de status van langdurig ingezetene tot vluchtelingen en personen met subsidiaire bescherming, rekening houdende met de resultaten van het onderzoek naar de overdracht van de beschermde status (study on transfer protection status)".
2
10009/03
das/LAS/ih DG H I
116
NL
b)
toestemming hebben in een lidstaat te verblijven uit hoofde van een tijdelijke bescherming of op diezelfde grond toestemming om aldaar te verblijven hebben aangevraagd en een beslissing over hun status afwachten;
c)
toestemming hebben in een lidstaat te verblijven uit hoofde van subsidiaire vormen van bescherming, overeenkomstig internationale verplichtingen, nationale wetgevingen of de praktijk van de lidstaten, of die op diezelfde grond toestemming om aldaar te verblijven hebben aangevraagd en een beslissing over hun status afwachten;
d)
vluchteling zijn of een verzoek om erkenning als vluchteling hebben ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is gegeven;
e)
in een lidstaat verblijven uitsluitend om redenen van tijdelijke aard, als au pair of als seizoenarbeider, of als gedetacheerd werknemer van een dienstverlener in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening, of als verlener van grensoverschrijdende diensten, of in gevallen waarin hun verblijfsvergunning formeel beperkt is;
f)
een juridische status hebben die valt onder de bepalingen van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 1961, het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963, het Verdrag van New York inzake speciale missies van 1969, of het Verdrag van Wenen inzake de vertegenwoordiging van Staten in hun betrekkingen met internationale organisaties met een universeel karakter van 1975.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
117
NL
3. Deze richtlijn geldt onverminderd de gunstiger bepalingen van: a)
bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap of de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en derde landen anderzijds;
b)
reeds tussen een lidstaat en een derde land gesloten bilaterale overeenkomsten;
c)
het Europees Vestigingsverdrag van 13 december 1955, het Europees Sociaal Handvest van 18 oktober 1961 en het Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers van 24 november 1977.
1
1
De groep besloot de tekst van het voormalige artikel 4 naar de preambule over te brengen in de vorm van een overweging (De lidstaten passen deze richtlijn toe zonder onderscheid te maken naar met name geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid).
10009/03
das/LAS/ih DG H I
118
NL
Hoofdstuk II De status van langdurig ingezetene in een lidstaat
Artikel 4 Verblijfsduur 1. De lidstaten kennen de status van langdurig ingezetene toe aan onderdanen van derde landen die legaal en ononderbroken sedert de vijf jaar 1 onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het desbetreffende verzoek op hun grondgebied verblijven.
2. Periodes van verblijf voor de in artikel 3, lid 2, onder e) en f), vermelde redenen worden niet in aanmerking genome n bij de berekening van de duur van het in lid 1 bedoelde legale en ononderbroken verblijf.
In de in artikel 3, onder a), bedoelde gevallen waarin de betrokken onderdaan van een derde land een verblijfsvergunning heeft verkregen die hem in staat stelt de status van langdurig ingezetene te verkrijgen, mogen de periodes van verblijf in verband met een studie of een beroepsopleiding slechts voor de helft meegerekend worden bij de berekening van de duur van het in lid 1 bedoelde legale en ononderbroken verblijf.
1
Volgens I, dat een voorbehoud bij lid 1 handhaafde, moet deze termijn worden verlengd tot zes jaar.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
119
NL
3. De periodes van afwezigheid van het grondgebied van de betrokken lidstaat vormen geen onderbreking van het in lid 1 bedoelde legale en ononderbroken verblijf en tellen mee bij de berekening van de duur van dat verblijf, indien zij minder dan zes achtereenvolgende maanden duren en binnen de in lid 1 genoemde periode van vijf jaar niet langer zijn dan in totaal tien maanden.
In gevallen van specifieke of buitengewone redenen van tijdelijke aard en overeenkomstig hun nationale recht, mogen lidstaten ermee akkoord gaan dat een langere dan de in dit lid genoemde periode van afwezigheid geen onderbreking vormt van het in lid 1 bedoelde legale en ononderbroken verblijf. In dergelijke gevallen houden de lidstaten bij de berekening van de in lid 1 bedoelde totale duur van legaal en ononderbroken verblijf geen rekening met deze periode.
In afwijking van de tweede alinea, mogen de lidstaten bij de berekening van de in lid 1 bedoelde totale duur van het legale en ononderbroken verblijf wel rekening houden met periodes van afwezigheid in verband met beroepsmatige detachering, ook als dat in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening is.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
120
NL
Artikel 5 Voorwaarden voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene
1. De lidstaten verlangen van onderdanen van derde landen het bewijs dat zij voor zichzelf en de gezinsleden te hunnen laste beschikken over 1 :
a)
vaste en regelmatige inkomsten die voldoende zijn om zichzelf en hun gezinsleden te onderhouden zonder een beroep te hoeven doen op het stelsel van sociale bijstand van de betrokken lidstaat. De lidstaten beoordelen deze inkomsten afgaande op de aard en de regelmaat ervan, waarbij zij rekening mogen houden met het niveau van het minimumloon en minimumpensioen voordat het verzoek om toekenning van de status van langdurig ingezetene werd ingediend;
b)
een ziektekostenverzekering voor alle risico's die in de betrokken lidstaat normaliter voor de eigen onderdanen zijn gedekt.
2. De lidstaten mogen eisen dat onderdanen van derde landen voldoen aan integratievoorwaarden overeenkomstig het nationaal recht.
1
Besloten is de volgende bepaling in de preambule op te nemen als een overweging bij lid 1 van artikel 5: De lidstaten kunnen bij het beantwoorden van de vraag of er sprake is van vaste en regelmatige inkomsten, rekening houden met factoren zoals bijdragen aan het pensioenstelsel en het vervullen van de fiscale verplichtingen. In het kader van de bespreking van lid 1 van artikel 5 is ook besloten de volgende bepaling betreffende de openbare orde in de preambule op te nemen als een overweging bij alle daarvoor in aanmerking komende bepalingen van de richtlijn: Het begrip openbare orde kan een veroordeling voor het plegen van een ernstig misdrijf omvatten.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
121
NL
Artikel 6 Openbare orde en openbare veiligheid
1
1. De lidstaten mogen om redenen van openbare orde of openbare veiligheid weigeren de status van langdurig ingezetene toe te kennen.
De lidstaat houdt bij zijn besluitvorming mede rekening met de ernst van de inbreuk of het soort van inbreuk dat op de openbare orde of de openbare veiligheid is gepleegd, respectievelijk met het gevaar dat van de persoon in kwestie uitgaat, en let daarbij tevens terdege op de duur van het verblijf en het bestaan van banden met het land van verblijf.
2. De in lid 1 bedoelde weigering berust niet op economische gronden.
1
2
2
Er is besloten om onderstaande verklaring op te nemen ad artikel 6 (identiek aan de tweede zin van de verklaring ad artikel 6 van de richtlijn inzake het recht op gezinshereniging): Onder openbare orde en openbare veiligheid vallen tevens gevallen waarin een onderdaan van een derde land behoort tot een vereniging die steun verleent aan terrorisme, een dergelijke vereniging steunt of extremistische doelstellingen huldigt. Er is besloten de volgende toelichtende bepaling in de preambule op te nemen als een overweging bij lid 2 van artikel 6: De in lid 2 van artikel 6 bedoelde economische gronden zijn geen reden om de status van langdurig ingezetene te weigeren en worden niet gezien als strijdig met de inkomstenvoorwaarde in lid 1 van artikel 5.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
122
NL
Artikel 7 Verwerving van de status
1. Om de status van langdurig ingezetene te verkrijgen dient de betrokken onderdaan van een derde land een verzoek in bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar hij verblijft. Het verzoek gaat vergezeld van in de nationale wet te bepalen bewijsstukken waaruit blijkt dat de betrokkene aan de in de artikelen 4 en 5 geformuleerde voorwaarden voldoet en, indien nodig, van een geldig reisdocument of een gewaarmerkt afschrift ervan.
De in de eerste alinea bedoelde bewijsstukken kunnen tevens documentatie bevatten met betrekking tot passende huisvesting.
2. Zo spoedig mogelijk doch in geen geval later dan zes maanden nadat het verzoek is ingediend, doen de bevoegde nationale autoriteiten aan de betrokkene schriftelijk mededeling van de genomen beslissing. Een dergelijke beslissing wordt aan de betrokken onderdaan van een derde land meegedeeld conform de kennisgevingsprocedures die hiervoor in de nationale wetgeving zijn voorgeschreven.
In bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van het verzoek, kan de in de eerste alinea genoemde termijn worden verlengd.
Bovendien wordt de betrokkene meegedeeld welke rechten en plichten hij krachtens deze richtlijn heeft.
De gevolgen van het uitblijven van een beslissing bij het verstrijken van de in deze bepaling genoemde termijn worden bij de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat geregeld.
3. Indien de voorwaarden van de artikelen 4 en 5 vervuld zijn en de betrokkene geen bedreiging vormt in de zin van artikel 6, kent de lidstaat de status van langdurig ingezetene toe aan de betrokken onderdaan van een derde land.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
123
NL
Artikel 8 EG-document tot staving van de status van langdurig ingezetene
1. De status van langdurig ingezetene is permanent, onverminderd artikel 9.
2. De lidstaten verstrekken aan langdurig ingezetenen een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. De verblijfsvergunning is ten minste vijf jaar geldig; de vergunning wordt, indien nodig en op verzoek, bij het verstrijken van die periode automatisch verlengd.
3. Een EG- verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen mag worden afgegeven in de vorm van een sticker of van een afzonderlijk document. De vergunning wordt afgegeven volgens de voorschriften en het standaardmodel van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 30 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfsvergunningen voor onderdanen van derde landen 1 . In de rubriek "soort vergunning" vermelden de lidstaten "EG-langdurig ingezetene".
1
PB L 157 van 15.6.2002, blz. 1.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
124
NL
Artikel 9 Intrekking of verlies van de status
1. Langdurig ingezetenen mogen de status van langdurig ingezetene niet langer behouden indien:
a)
wordt vastgesteld dat de status van langdurig ingezetene op frauduleuze wijze is verkregen;
b)
een verwijderingsmaatregel wordt genomen onder de voorwaarden van artikel 12;
c)
zij gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden niet op het grondgebied van de Gemeenschap verblijven.
2. De lidstaten mogen, in afwijking van lid 1, onder c), bepalen dat afwezigheid van meer dan twaalf aaneensluitende maanden of afwezigheid om specifieke of uitzonderlijke redenen, niet leidt tot intrekking of verlies van de status.
3. De lidstaten mogen bepalen dat de langdurig ingezetene zijn status van langdurig ingezetene niet langer mag behouden wanneer hij, gelet op de ernst van de feiten die hij heeft gepleegd, een bedreiging vormt voor de openbare orde; dit is evenwel geen reden voor verwijdering in de zin van artikel 12.
4. De langdurig ingezetene die overeenkomstig hoofdstuk III in een andere lidstaat heeft verbleven, mag zijn status van langdurig ingezetene niet langer behouden indien een dergelijke status overeenkomstig artikel 23 in een andere lidstaat is verleend.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
125
NL
Wanneer de betrokkene zes jaar afwezig is geweest van het grondgebied van de lidstaat die de status van langdur ig ingezetene heeft verstrekt, mag hij zijn status in deze lidstaat in geen geval meer behouden.
In afwijking van de tweede alinea mag de betrokken lidstaat bepalen dat de langdurig ingezetene zijn status in deze lidstaat om specifieke redenen mag behouden ofschoon hij langer dan zes jaar afwezig is geweest.
5. Voor de in lid 1, onder c), en in lid 4 genoemde gevallen zorgen de lidstaten die de status hebben verleend, voor een vereenvoudigde procedure voor het opnieuw verkrijgen van de status van langdurig ingezetene.
Deze procedure geldt in het bijzonder voor personen die om studieredenen in een tweede lidstaat hebben verbleven, zoals bepaald in artikel 14, lid 2, onder b).
De voorwaarden en de procedure voor het opnieuw verkrijgen van de status van langdurig ingezetene worden door de nationale wet bepaald.
6. Het feit dat de geldigheidsduur van de EG-verblijfsvergunning van een langdurig ingezetene is verstreken, mag in geen geval leiden tot intrekking of verlies van de status.
7. Wanneer de intrekking of het verlies van de status niet leidt tot verwijdering, staat de lidstaat de betrokken persoon toe op zijn grond gebied te blijven, indien hij voldoet aan de voorwaarden die in de wetgeving van deze lidstaat worden gesteld en/of indien hij geen gevaar vormt voor de openbare orde of veiligheid.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
126
NL
Artikel 10 Procedurele waarborgen
1. Beslissingen tot afwijzing van een verzoek om toekenning van de status van langdurig ingezetene of tot intrekking van deze status moeten met redenen worden omkleed. Een derge lijke beslissing wordt aan de betrokken onderdaan van een derde land meegedeeld conform de kennisgevingsprocedures die hiervoor in de nationale wetgeving zijn voorgeschreven. In deze kennisgeving worden de beroepsmogelijkheden vermeld die openstaan voor de betrokkene, en binnen welke termijn daarvan gebruik moet worden gemaakt.
2. Indien het verzoek om toekenning van de status van langdurig ingezetene wordt afgewezen, of indien deze status wordt ingetrokken of verloren dan wel de verblijfsvergunning niet wordt verlengd, kan de betrokkene in de desbetreffende lidstaat beroep instellen.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
127
NL
Artikel 11 Gelijke behandeling 1. Langdurig ingezetenen genieten op de volgende gebieden dezelfde behandeling als de eigen onderdanen: a)
werk als werknemer of zelfstandige, mits dit werk niet impliceert dat, al is het maar incidenteel, wordt deelgenomen aan de uitoefening van het openbaar gezag; hierbij is inbegrepen de toegang tot de arbeidsvoorwaarden, ook wat betreft salariëring en ontslag;
b)
onderwijs en beroepsopleiding, met inbegrip van studietoelagen en -beurzen 1 ;
c)
erkenning van beroepsdiploma's, -certificaten en andere titels, overeenkomstig de van toepassing zijnde nationale procedures;
d)
sociale zekerheid, sociale bijstand en sociale bescherming zoals gedefinieerd in de nationale wetgeving 2 ;
1
Er is besloten om in verband met deze bepaling de volgende overweging in de preambule op te nemen: Wat de toekenning van studiebeurzen betreft, kunnen de lidstaten rekening houden met het feit dat de burgers van de Unie in het land van herkomst hetzelfde voordeel genieten. Om tegemoet te komen aan een bezwaar van D, stelde het voorzitterschap voor om in de preambule als overweging in verband met punt b) de volgende tekst op te nemen: Het begrip studietoelagen en -beurzen voor beroepsopleiding dekt geen maatregelen die worden gefinancierd uit hoofde van de sociale bijstand. Bovendien kan de toegang tot studietoelagen afhankelijk zijn van het feit dat degene die zo'n toelage aanvraagt, op zichzelf voldoet aan de voorwaarden voor het verwerven van de status van langdurig ingezetene. D, dat er de voorkeur aan geeft slechts de eerste zin van de voorgestelde tekst te behouden, steunde dit voorstel niet. F begroette het compromisvoorstel, doch handhaafde wel een studievoorbehoud bij deze tekst. De huidige formulering van punt e) berust op een compromisvoorstel van het voorzitterschap. In verband hiermee stelde het voorzitterschap ook het volgende voor: a) de onderstaande overweging opnemen in de preambule: De belangrijkste prestaties voorzien ten minste in inkomenssteun voor de minima en hulp bij ziekte, bij zwangerschap, bij hulpverlening aan ouders en bij langdurige verzorging. De wijze van toekenning van deze prestaties wordt door de nationale wetgeving geregeld; b) de volgende bepaling als een nieuw lid 3 bis opnemen in artikel 11: De lidstaten kunnen, als het om sociale bijstand en sociale bescherming gaat, de gelijke behandeling beperken tot de belangrijkste prestaties. B en F handhaafden een studievoorbehoud bij het "compromispakket" van het voorzitterschap. L maakte een studievoorbehoud bij de term "sociale bescherming".
2
10009/03
das/LAS/ih DG H I
128
NL
e)
fiscale voordelen 1 ;
f)
toegang tot goederen en diensten en de levering van voor het publiek beschikbare goederen en diensten, alsmede tot procedures voor het verkrijgen van huisvesting;
g)
vrijheid van vereniging en aansluiting bij of participatie in een werkgevers- of werknemersorganisatie of een andere organisatie waarvan de leden een bepaald beroep uitoefenen, met inbegrip van de door dergelijke organisaties verschafte voordelen, zonder dat wordt geraakt aan de nationale bepalingen inzake openbare orde en openbare veiligheid;
h)
vrije toegang tot het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat, binnen de beperkingen die om redenen van veiligheid door de nationale wetgeving worden opgelegd.
2. De betrokken lidstaat mag de gelijke behandeling ten aanzien van de punten b), d), e), f) en g), van lid 1 beperken tot gevallen waarin de geregistreerde of gebruikelijke verblijfplaats van de langdurig ingezetene of van de gezinsleden voor wie hij voordelen opeist, op het grondgebied van de lidstaat in kwestie is gelegen.
3. De lidstaten mogen de gelijke behandeling volgens onderstaande bepalingen beperken:
a)
de lidstaten mogen beperkingen inzake de toegang tot werk als werknemer of als zelfstandige handhaven indien deze activiteiten, overeenkomstig bestaande nationale of communautaire wetgeving, voorbehouden zijn aan eigen onderdanen, aan burgers van de EU of van de EER;
1
F, wenst onder punt e) ook "sociale voordelen" genoemd te zien en maakt derhalve een voorbehoud bij deze tekst.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
129
NL
b)
de lidstaten mogen voor toegang tot onderwijs en opleiding een bewijs van een passende taalvaardigheid eisen. Voor toegang tot de universiteit kan worden verlangd dat aan specifieke onderwijsvoorwaarden wordt voldaan.
1
3bis. De lidstaten kunnen, als het om sociale bijstand en sociale bescherming gaat, de gelijke behandeling beperken tot de belangrijkste prestaties.
2
4. De lidstaten mogen besluiten toegang te verlenen tot bijkomende voordelen op de in lid 1 genoemde gebieden.
De lidstaten mogen ook besluiten tot gelijke behandeling op niet door lid 1 bestreken gebieden.
1
2
D en F maakten een studievoorbehoud bij deze bepaling, en in het bijzonder bij de tweede zin, die berust op een compromisvoorstel van het voorzitterschap. D stelde voor deze bepaling aan te vullen met de volgende zin: Het toekennen van studietoelagen en -beurzen kan afhankelijk worden gesteld van de vraag of de onderdaan van het derde land of zijn ouders werk hebben. Ook werd voorgesteld het woorddeel "onderwijs-" in de huidige tweede zin van de bepaling te laten vervallen. Zie voetnoot 2 op blz. 15.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
130
NL
Artikel 12 Bescherming tegen verwijdering
1. De lidstaten mogen uitsluitend een besluit tot verwijdering ten aanzien van een langdurig ingezetene nemen, wanneer hij een actuele en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde of de openbare veiligheid vormt.
2. Het in lid 1 genoemde besluit mag niet op economische gronden berusten.
3. Alvorens tot verwijdering van een langdurig ingezetene wordt besloten, houden de lidstaten rekening met de volgende elementen:
a)
de duur van het verblijf op het grondgebied;
b)
de leeftijd van de betrokkene;
c)
de gevolgen voor de betrokkene en de leden van zijn gezin;
d)
het bestaan van banden met het land van verblijf of het ontbreken van banden met het land van herkomst.
4. Wanneer een besluit tot verwijdering is genomen, kan de langdurig ingezetene zich in de betrokken lidstaat tot de rechter wenden.
5. Aan de langdurig ingezetene die niet over voldoende middelen beschikt, wordt rechtsbijstand verleend onder dezelfde voorwaarden als aan de eigen onderdanen van de staat waar hij verblijft.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
131
NL
Artikel 13 Gunstiger nationale bepalingen
De lidstaten mogen permanente verblijfstitels of verblijfstitels van onbeperkte duur afgeven onder gunstiger voorwaarden dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld. Deze verblijfstitels geven geen toegang tot het recht van verblijf in de andere lidstaten zoals bepaald in hoofdstuk III van deze richtlijn.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
132
NL
HOOFDSTUK III Verblijf in de andere lidstaten
Artikel 14 Principe
1. Een langdurig ingezetene krijgt het recht om gedurende een periode van meer dan drie maanden te verblijven in een andere lidstaat dan die welke hem zijn status heeft toegekend, op voorwaarde dat voldaan wordt aan de in dit hoofdstuk gestelde voorwaarden.
2. Een langdurig ingezetene mag om onderstaande redenen in een tweede lidstaat verblijven: a)
om een economische activiteit uit te oefenen als werknemer of als zelfstandige;
b)
om een studie of beroepsopleiding te volgen;
c)
om andere redenen.
3 1 . Wanneer het gaat om de uitoefening van een economische activiteit als werknemer of als zelfstandige, zoals bedoeld in lid 2, onder a), mogen de lidstaten de situatie van hun arbeidsmarkt bezien en hun nationale procedures hanteren ten aanzien van de vereisten voor, respectievelijk, het vervullen van een vacature en het hebben van toegang tot de arbeidsmark.
2
Om redenen van arbeidsmarktbeleid kunnen de lidstaten de voorkeur geven aan EU-burgers, aan onderdanen van derde landen - indien de communautaire wetgeving hierin voorziet - en aan onderdanen van derde landen die legaal in de betrokken lidstaat verblijven en daar een werkloosheidsuitkering ontvangen.
1 2
B, F, NL en S maakten een voorbehoud bij lid 3. B, F, NL en S spraken zich positief uit over de ontwerp-tekst van de eerste alinea van artikel 14, lid 3, die een compromisvoorstel van het voorzitterschap is. D, dat er de voorkeur aan geeft vast te houden aan een eerder door het voorzitterschap voor deze bepaling voorgelegd ontwerp (Wanneer het gaat om de uitoefening van een economische activiteit als werknemer of als zelfstandige, zoals bedoeld in lid 2, onder a), mogen de lidstaten de situatie van hun arbeidsmarkt bezien alvorens zij langdurig ingezetenen toestaan deze activiteiten uit te oefenen), handhaafde een studievoorbehoud bij de nieuwe tekst.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
133
NL
4. In afwijking van lid 1, mogen de lidstaten grenzen stellen aan het totale aantal personen dat een verblijfsrecht kan krijgen, mits deze grenzen voor de toelating van onderdanen van derde landen op het tijdstip van de vaststelling van deze richtlijn reeds vastgelegd zijn in de bestaande wetgeving.
1
5. Dit hoofdstuk heeft geen betrekking op het verblijf van een langdurig ingezetene op het grondgebied van de lidstaten: a)
als gedetacheerd werknemer van een dienstenverstrekker in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening;
b)
als verlener van grensoverschrijdende diensten.
De lidstaten kunnen in overeenstemming met hun nationale wetgeving de voorwaarden vaststellen waaronder langdurig ingezetenen die zich naar een tweede lidstaat willen verplaatsen teneinde daar een economische activiteit als seizoenwerker uit te oefenen, in die lidstaat mogen verblijven. Ook voor grensarbeiders kunnen in de nationale wetgeving specifieke bepalingen worden vastgesteld.
6. Het bepaalde in dit hoofdstuk laat de Gemeenschapswetgeving inzake sociale zekerheid voor onderdanen van derde landen onverlet.
1
B, F, NL en S maakten een studievoorbehoud bij lid 4.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
134
NL
Artikel 15 Voorwaarden voor verblijf in een tweede lidstaat
1. Zo spoedig mogelijk en uiterlijk drie maanden na aankomst op het grondgebied van de tweede lidstaat vraagt de langdurig ingezetene een verblijfsvergunning aan bij de bevoegde autoriteiten van deze lidstaat.
De lidstaten mogen aanvaarden dat de langdurig ingezetene de in de eerste alinea bedoelde aanvraag richt tot de bevoegde autoriteiten van de tweede lidstaat terwijl hij nog op het grondgebied van de eerste lidstaat verblijft.
2. De lidstaten kunnen de betrokkene vragen bewijzen over te leggen waaruit blijkt dat hij beschikt over:
a)
vaste en regelmatige inkomsten die voldoende zijn om zichzelf en zijn gezinsleden te onderhouden zonder een beroep te hoeven doen op het stelsel van sociale bijstand van de betrokken lidstaat. Voor elke van de overeenkomstig lid 2 van artikel 14 ingedeelde categorieën beoordelen de lidstaten deze inkomsten afgaande op de aard en de regelmaat ervan, waarbij zij rekening mogen houden met het niveau van het minimumloon en het minimumpensioen;
b)
een ziektekostenverzekering voor alle risico's die in de tweede lidstaat normaliter voor de eigen onderdanen zijn gedekt.
3. De lidstaten mogen eisen dat onderdanen van derde landen voldoen aan integratievoorwaarden overeenkomstig het nationaal recht.
Deze voorwaarde is niet van toepassing indien de betrokken onderdanen van derde landen aan integratievoorwaarden hebben moeten voldoen om de status van langdurig ingezetene te verwerven overeenkomstig artikel 5, lid 2.
Onverminderd de tweede alinea, mag van de betrokkenen worden verlangd dat zij deelnemen aan taalcursussen.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
135
NL
4. De aanvraag gaat vergezeld van overeenkomstig de nationale wetgeving vereiste bewijsstukken waaruit blijkt dat de betrokkene voldoet aan de desbetreffende voorwaarden, alsmede van diens verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen en een geldig reisdocument of gewaarmerkte afschriften ervan.
De in de eerste alinea bedoelde bewijsstukken kunnen tevens documentatie omvatten met betrekking tot passende huisvesting.
In het bijzonder:
i)
wanneer het gaat om de uitoefening van een economische activiteit mag de tweede lidstaat van de betrokkene onderstaand bewijs verlangen:
a)
wanneer hij werknemer is, het bewijs dat hij beschikt over een arbeidsovereenkomst, een door de werkgever verstrekte verklaring van indienstneming of tewerkstelling of een voorstel voor een arbeidscontract, onder de voorwaarden die zijn vervat in de nationale wetgeving. De lidstaten bepalen welk van deze bewijzen wordt verlangd;
b)
wanneer het gaat om de uitoefening van een economische activiteit als zelfstandige, het bewijs dat hij beschikt over de volgens het nationale recht noodzakelijke middelen om een dergelijke economische activiteit uit te oefenen, waarbij hij de vereiste documenten en vergunningen overlegt;
ii)
wanneer het gaat om het volgen van een studie of een beroepsopleiding mag de tweede lidstaat de betrokkene vragen om het bewijs dat hij ingeschreven is bij een erkende instelling om een studie of een beroepsopleiding te volgen.
10009/03
das/LAS/ih DG H I
136
NL
Artikel 16 Gezinsleden 1
1. Wanneer de langdurig ingezetene zijn verblijfsrecht uitoefent in een tweede lidstaat en het gezin reeds was gevormd in de eerste lidstaat, krijgen de leden van zijn gezin die voldoen aan de voorwaarden van lid 1 van artikel 4 van Richtlijn 2003/.../EG van de Raad [inzake het recht op gezinshereniging] toestemming om de langdurig ingezetene te vergezellen of zich bij hem te voegen.
2. Wanneer de langdurig ingezetene zijn verblijfsrecht uitoefent in een tweede lidstaat en het gezin reeds was gevormd in de eerste lidstaat, kunnen andere leden van zijn gezin dan bedoeld in lid 1 van artikel 4 van Richtlijn 2003/.../EG van de Raad [inzake het recht op gezinshereniging] toestemming krijgen om de langdurig ingezetene te vergezellen of zich bij hem te voegen.
3. Voor de indiening van de aanvraag voor een verblijfsvergunning geldt artikel 17, lid 1.
1
NL stelde vast dat homoseksuele paren niet onder artikel 16 vallen en handhaafd e een voorbehoud bij deze bepaling. Het was voorts van mening dat ook gehandicapte meerderjarige niet-gehuwde kinderen en ten laste komende ouders, evenals ongehuwde en geregistreerde partners, toestemming moeten krijgen de langdurig ingezetenen te vergezellen of zich bij hen te voegen. Met name stelde het voor, in lid 2 een verwijzing naar artikel 4, lid 2, van de richtlijn inzake het recht op gezinshereniging op te nemen, die als volgt zou moeten luiden: "Wanneer de langdurig ingezetene zijn verblijfsrecht uitoefent in een tweede lidstaat en het gezin reeds was gevormd in de eerste lidstaat, kunnen andere leden van zijn gezin dan bedoeld in de leden 1 en 2 van artikel 4 van Richtlijn 2003/.../EG van de Raad [inzake het recht op gezinshereniging] toestemming krijgen om de langdurig ingezetene te vergezellen of zich bij hem te voegen." Om tegemoet te komen aan een wens van A, dat de mogelijkheid wil behouden om specifieke quota voor gezinsleden in te voeren, stelde het voorzitterschap voor, de volgende bepaling als een nieuw lid 6 in artikel 16 op te nemen: De lidstaten kunnen besluiten de bepalingen van artikel 14, lid 4, toe te passen. In dat geval geldt een tijdslimiet van ten hoogste één jaar. B, F, NL en S zijn niet voor dit compromisvoorstel te vinden. Bij wijze van compromis heeft het voorzitterschap A verzocht niet vast te houden aan zijn verzoek om een specifiek quotum voor gezinsleden, en B, F, NL en S zich niet te verzetten tegen de invoering van een algemeen quotum voor langdurig ingezetenen in de bewoordingen en onder de voorwaarden van artikel 14, lid 4. A verklaarde zich te zullen beraden op dit compromisvoorstel, dat door B en F gesteund kan worden.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
137
NL
4. De tweede lidstaat kan een gezinslid van een langdurig ingezetene vragen om samen met de aanvraag de volgende documenten over te leggen:
a)
zijn verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen of een andere verblijfsvergunning en een geldig reisdocument of gewaarmerkte afschriften ervan;
b)
het bewijs dat hij als gezinslid van een langdurig ingezetene in de eerste lidstaat heeft verbleven;
c)
een bewijs dat de langdurig ingezetene financieel voor hem instaat of dat hijzelf beschikt over vaste en regelmatige inkomsten die voldoende zijn om zichzelf te onderhouden zonder een beroep te hoeven doen op het stelsel van sociale bijstand van de betrokken lidstaat, alsmede dat hij beschikt over een - eventueel via de langdurig ingezetene lopende - ziektekostenverzekering die alle risico's in de tweede lidstaat dekt. De lidstaten beoordelen deze inkomsten afgaande op de aard en de regelmaat ervan, waarbij zij rekening mogen houden met het niveau van het minimumloon en het minimumpensioen.
5. Wanneer het gezin nog niet was gevormd in de eerste lidstaat, is Richtlijn .../.../EG [inzake het recht op gezinshereniging] van toepassing.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
138
NL
Artikel 17 Openbare orde en veiligheid
1. De lidstaten kunnen weigeren een verblijfsvergunning toe te kennen aan langdurig ingezetenen of aan hun gezinsleden indien de betrokkene een bedreiging voor de openbare orde of de openbare veiligheid vormt.
De lidstaat houdt bij zijn besluitvorming mede rekening met de ernst van de inbreuk of het soort van inbreuk dat door de langdurig ingezetene of zijn gezinslid/gezinsleden op de openbare orde of de openbare veiligheid is gepleegd, respectievelijk met het gevaar dat van de persoon in kwestie uitgaat.
2. De in lid 1 bedoelde weigering berust niet op economische gronden.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
139
NL
Artikel 18 Volksgezondheid
1. De lidstaten mogen weigeren een verblijfsvergunning toe te kennen aan langdurig ingezetenen of hun gezinsleden indien de persoon in kwestie een bedreiging vormt voor de volksgezondheid.
2. De enige ziekten of gebreken uit hoofde waarvan de binnenkomst of het recht van verblijf op het grondgebied van de tweede lidstaat kan worden geweigerd, zijn de ziekten als omschreven in de relevante toepasselijke instrumenten van de Wereldgezondheidsorganisatie, als mede andere besmettelijke, door infectie of parasieten teweeggebrachte ziekten, voor zover zij in het ontvangende land onder preventieve bepalingen ten aanzien van de eigen onderdanen vallen. De lidstaten voeren geen nieuwe strengere bepalingen of praktijken in.
3. Ziekten of gebreken die na afgifte van de eerste verblijfsvergunning in de tweede lidstaat zijn ontstaan, kunnen op zichzelf geen grond zijn voor weigering van verlenging van de verblijfsvergunning of voor verwijdering van het grondgebied.
4. Een lidstaat kan van de onder deze richtlijn vallende personen een medisch onderzoek eisen, zodat kan worden aangetoond dat zij niet aan een van de in lid 1 bedoelde ziekten lijden. Een dergelijk, eventueel gratis, onderzoek wordt niet systematisch verricht.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
140
NL
Artikel 19 Onderzoek van de aanvraag en afgifte van de verblijfsvergunning
1. De bevoegde nationale autoriteiten beschikken voor de behandeling van de aanvraag over een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de datum van de indiening ervan.
Indien de aanvraag niet vergezeld gaat van de bewijsstukken die in de artikelen 15 en 16 worden genoemd of die in uitzonderlijke gevallen verband houden met de complexiteit van de aanvraag, mag de in de eerste alinea gestelde termijn met ten hoogste drie maanden worden verlengd. In dergelijke gevallen stellen de bevoegde nationale autoriteiten de aanvrager hiervan in kennis.
2. Indien aan de in de artikelen 14, 15 en 16 gestelde voorwaarden is voldaan, en onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 17 en 18 betreffende de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid, verstrekt de tweede lidstaat aan de langdurig ingezetene een verblijfsvergunning die kan worden verlengd. Deze verblijfsvergunning wordt, indien nodig en op verzoek, bij het verstrijken van de geldigheidsperiode verlengd. De tweede lidstaat stelt de eerste lidstaat in kennis van zijn besluit.
3. De tweede lidstaat verstrekt aan de gezinsleden van de langdurig ingezetene een verblijfsvergunning die kan worden verlengd en die dezelfde geldigheidsduur heeft als die welke hij aan de langdurig ingezetene heeft verstrekt.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
141
NL
Artikel 20 Procedurele waarborgen
1. Beslissingen tot afwijzing van een verzoek om een verblijfsvergunning moeten met redenen worden omkleed. Een dergelijke beslissing wordt aan de betrokken onderdaan van een derde land, meegedeeld conform de kennisgevingsprocedures die hiervoor in de nationale wetgeving zijn voorgeschreven. In deze kennisgeving worden de beroepsmogelijkheden vermeld die openstaan voor de betrokkene, en binnen welke termijn daarvan gebruik moet worden gemaakt.
De gevolgen van het uitblijven van een beslissing bij het verstrijken van de in artikel 19, lid 1, genoemde termijn worden in de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat geregeld.
2. Indien de verblijfsvergunning wordt geweigerd, niet wordt verlengd of wordt ingetrokken, kan de betrokkene in de desbetreffende lidstaat beroep instellen.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
142
NL
Artikel 21 Behandeling in de tweede lidstaat
1. Zodra de langdurig ingezetene de in artikel 19 bedoelde verblijfsvergunning in de tweede lidstaat heeft verkregen, komt hij in deze lidstaat in aanmerking voor gelijke behandeling op de gebieden en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 11 1 .
2. Langdurig ingezetenen hebben toegang tot de arbeidsmarkt overeenkomstig het bepaalde in lid 1.
2
De lidstaten kunnen bepalen dat de krachtens artikel 14, lid 2, onder a), op hun grondgebied verblijvende personen beperkte toegang hebben tot andere als werknemer uit te oefenen economische activiteiten dan die waarvoor zij een verblijfsvergunning hebben gekregen, zulks onder de voorwaarden als gesteld in de nationale wetgeving en voor een periode van ten hoogste twaalf maanden 3 .
De lidstaten kunnen overeenkomstig hun nationale wetgeving de voorwaarden vaststellen waaronder de krachtens artikel 14, lid 2, onder b) en c), op hun grondgebied verblijvende personen toegang hebben tot een economische activiteit als werknemer of als zelfstandige.
1
2 3
D wenst sociale bijstand en studiebeurzen hier uitdrukkelijk uitgesloten te zien. Bovendie n stelde D in het kader van de behandeling van deze bepaling voor, de volgende clausule in verband met de artikelen 21 en 22 als overweging in de preambule van de richtlijn op te nemen: De verlening van prestaties uit hoofde van de sociale bijstand doet niet af aan de mogelijkheid voor de lidstaten om de verblijfsvergunning in te trekken indien de betrokkkene niet langer aan de vereisten van deze richtlijn voldoet. F maakt een studievoorbehoud bij lid 2. D wenst deze termijn verlengd te zien tot 24 maanden en maakt een studievoorbehoud bij deze bepaling. Bij wijze van compromis stelt het voorzitterschap voor, een termijn van 18 maanden aan te houden.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
143
NL
3. Zodra zij de in artikel 19 bedoelde verblijfsvergunning in de tweede lidstaat hebben verkregen, komen de gezinsleden van de langdurig ingezetene in deze lidstaat in aanmerking voor de in artikel 14 van Richtlijn .../.../EG [inzake het recht op gezinshereniging]
1
1
bedoelde rechten.
PB L ...
10058/03
van/JEL/dm DG H I
144
NL
Artikel 22 Intrekking van de verblijfsvergunning en terugnameverplichting
1. Totdat de onderdaan van een derde land de status van langdurig ingezetene heeft verkregen, kan de tweede lidstaat beslissen de verblijfsvergunning niet te verlengen of de vergunning in te trekken en de betrokkene en de leden van zijn gezin verplichten, overeenkomstig de procedures van de nationale wetgeving, verwijderingsprocedures daaronder begrepen, het grondgebied te verlaten. Dit geldt in de onderstaande gevallen:
a)
om redenen die verband houden met de openbare orde of de openbare veiligheid, zoals bepaald in artikel 17; 1
b)
wanneer niet meer aan de voorwaarden van de artikelen 14, 15 en 16 wordt voldaan;
c)
wanneer de onderdaan van een derde land niet legaal in de betrokken lidstaat verblijft.
2. Indien de tweede lidstaat een van de in lid 1 genoemde maatregelen treft, neemt de eerste lidstaat de langdurig ingezetene en zijn gezinsleden onmiddellijk en zonder formaliteiten terug. De tweede lidstaat deelt zijn beslissing mee aan de eerste lidstaat.
3. Totdat de onderdaan van een derde land de status van langdurig ingezetene heeft verkregen, en onverminderd de in lid 2 bedoelde terugnameverplichting, kan de tweede lidstaat om ernstige redenen in verband met de openbare orde of de openbare veiligheid besluiten tot verwijdering van de onderdaan van het derde land van het grondgebied van de Unie, overeenkomstig en met toepassing van de waarborgen van artikel 12.
De tweede lidstaat raadpleegt de eerste lidstaat wanneer hij een dergelijk besluit neemt.
Wanneer de tweede lidstaat besluit de betrokken onderdaan van een derde land te verwijderen, neemt hij alle maatregelen die nodig zijn voor de effectieve uitvoering van dit besluit. De tweede lidstaat verstrekt de eerste lidstaat alle nodige informatie met betrekking tot de uitvoering van het verwijderingsbesluit.
1
Zie voetnoot 1 op blz. 30.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
145
NL
4. De beslissing tot verwijdering mag niet gepaard gaan met een permanent verblijfsverbod in de gevallen genoemd in lid 1, onder b) en c).
5. De in lid 2 bedoelde terugnameverplichting doet geen afbreuk aan de mogelijkheid die aan de langdurig ingezetene en zijn gezinsleden wordt geboden om zich naar een derde lidstaat te begeven.
Artikel 23 Verwerving van de status van langdurig ingezetene in de tweede lidstaat
1. De tweede lidstaat kent de langdurig ingezetene op verzoek de in artikel 7 bedoelde status toe met inachtneming van de artikelen 3, 4, 5 en 6. De tweede lidstaat stelt de eerste lidstaat in kennis van zijn besluit.
2. Op de indiening en het onderzoek van het verzoek om toekenning van de status van langdurig ingezetene in de tweede lidstaat is de procedure van artikel 7 van toepassing. Op de afgifte van de verblijfsvergunning zijn de bepalingen van artikel 8 van toepassing. Wanneer het verzoek wordt afgewezen gelden de in artikel 10 genoemde procedurele waarborgen.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
146
NL
Hoofdstuk IV Slotbepalingen
Artikel 24 Verslag en rendez-vous -clausule
Op gezette tijden en voor het eerst uiterlijk vijf jaar na de in artikel 26 gestelde termijn, legt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten en dient zij eventueel noodzakelijk geachte voorstellen in. Deze wijzigingsvoorstellen hebben bij voorrang betrekking op de artikelen 4, 5, 9, 11 en op hoofdstuk III.
Artikel 25 Contactpunten
De lidstaten wijzen contactpunten aan die verantwoordelijk zijn voor het ontvangen en toezenden van de in artikel 19, lid 2, artikel 22, lid 2, en artikel 23, lid 1, bedoelde informatie.
De lidstaten zorgen voor passende samenwerking in het kader van de in de eerste alinea bedoelde uitwisseling van informatie en van documentatie.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
147
NL
Artikel 26 Omzetting in nationaal recht
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op ............. 1 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 27 Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 28 Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter
_______________
1
24 maanden na de datum waarop de richtlijn wordt vastgesteld.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
148
NL
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 28 mei 2003 (03.06) (OR. en)
9945/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0207 (CNS)
LIMITE ASILE 32
NOTA van: aan: op: nr. vorig doc.: nr. Comv.: Betreft:
1.
het voorzitterschap de Raad (Justitie en Binnenlandse Zaken) 5 en 6 juni 2003 8919/03 ASILE 29 13620/01 ASILE 52 - COM(2001) 510 def. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft
De Commissie heeft het bovengenoemde voorstel op 31 oktober 2001 ingediend.
Doel van het voorstel is een kader te creëren voor een internationale beschermingsregeling die op de bestaande internationale en communautaire verplichtingen en de huidige praktijken van de lidstaten gebaseerd is, en die een onderscheid maakt tussen twee complementaire categorieën, namelijk vluchtelingenstatus en subsidiaire bescherming, om het primaat van het Verdrag van Genève op dit gebied in stand te houden.
2.
Het Europees Parlement heeft op 22 oktober 2002 advies uitgebracht, het Economisch en Sociaal Comité op 29 mei 2002 en het Comité van de Regio's op 16 mei 2002.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
149
NL
3.
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze richtlijn, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken.
Het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben op respectievelijk 29 januari 2002 en 13 februari 2002 overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland meegedeeld dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming van deze richtlijn.
4.
Gememoreerd zij dat de Europese Raad van Sevilla heeft besloten dat de Raad nog vóór juni 2003 overeenstemming dient te bereiken over dit voorstel.
5.
In de zitting van 28 november 2002 heeft de Raad, met het voorbehoud van één delegatie, overeenstemming bereikt over de bepalingen die betrekking hebben op de regels voor erkenning van onderdanen van een derde land als vluchteling of als persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt (artikelen 1 tot en met 19).
De overige artikelen (20 tot en met 38) gaan over de inhoud van de vluchtelingenstatus en de subsidiaire-beschermingsstatus.
De Raad heeft op 27 februari en 8 mei 2003 de volledige tekst van de ontwerp-richtlijn behandeld en het Comité van permanente vertegenwoordigers verzocht de nog resterende kwesties te bespreken, zodat de Raad binnen de door de Europese Raad van Sevilla bepaalde termijn een politiek akkoord over dit voorstel kan bereiken.
6.
Het Comité van permanente vertegenwoordigers heeft op 28 mei 2003 de nog resterende kwesties betreffende de ontwerp-richtlijn besproken. Het resultaat van die vergadering staat in het addendum bij deze nota, met de opmerkingen van de delegaties in de voetnoten.
_________________
10058/03
van/JEL/dm DG H I
150
NL
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 3 juni 2003 (16.06) (OR. en)
10058/03
LIMITE FRONT 70 COMIX 354
NOTA van: aan: nr. vorig doc.: Betreft:
I.
het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad 9535/03 FRONT 61 COMIX 314 Verslag over de uitvoering van programma's, ad- hoccentra, proefprojecten en gezamenlijke operaties
INLEIDING
Rekening houdend met de mededeling van de Europese Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (7.5.2002), de haalbaarheidsstudie over de oprichting van een Europese grenspolitie en het resultaat van de workshop over politie en grensbeveiliging in het kader van het OISIN-programma, werd het Plan voor het beheer van de buitengrenzen (hierna "het plan" genoemd) op 13 juni 2002 door de Raad JBZ goedgekeurd. Dit plan moet worden opgevat als een praktische leidraad die een aantal korte- en langetermijnmaatregelen bevat om een bepaald veiligheidsniveau aan de buitengrenzen van de lidstaten te bereiken (doc. 10019/02).
10058/03
van/JEL/dm DG H I
151
NL
Het plan beoogt de coördinatie te verbeteren van de operationele activiteiten van diegenen die met de controle en de bewaking van de buitengrenzen van de EU belast zijn, en dit in het kader van een geïntegreerde strategie. Om dat doel te verwezenlijken, worden er operatie- en samenwerkingsmechanismen voorgesteld, zoals:
?
de uitvoering van operationele proefprogramma's,
?
gezamenlijke operaties aan de buitengrenzen.
De Europese Raad van Sevilla van 21 en 22 juni 2002 heeft de goedkeuring van het plan voor het beheer van de buitengrenzen van de lidstaten toegejuicht en onder meer verzocht om, voor eind 2002, gezamenlijke operaties aan de buitengrenzen uit te voeren en onmiddellijk van start te gaan met proefprojecten waar alle belangstellende lidstaten aan kunnen deelnemen.
Ook verzocht hij om, voor juni 2003, een gemeenschappelijk risicoanalysemodel op te stellen om tot een gemeenschappelijke en geïntegreerde risicobeoordeling te komen, en om een gemeenschappelijk kerncurriculum voor de opleiding van grenswachten te definiëren.
Bij de uitvoering van bovengenoemde operaties/projecten door het SCIFA+ en in het kader van de besprekingen over de versterking van zijn operationele rol vond men het nodig de resultaten van deze programma's te evalueren. Deze evaluatie werd, in samenwerking met de Commissie, door het voorzitterschap voorbereid; de leidinggevende landen moesten hun eindverslag uiterlijk op 20 april 2003 indienen.
Dit verslag is van het grootste belang voor de opstelling van een inventaris en voor de evaluatie van de ontwikkeling van maatregelen en acties die op initiatief van de lidstaten zijn uitgevoerd in het kader van de implementatie van de conclusies van Sevilla en het plan voor het beheer van de buitengrenzen van de EU.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
152
NL
Het definitieve evaluatieverslag zal worden voorgelegd aan de Europese Raad van Thessaloniki, die de toekomstige taken van de gemeenschappelijke instantie moet bepalen en richtsnoeren moet geven voor de op communautair niveau uit te voeren processen, zodat de doelstelling van het integraal beheer van de buitengrenzen kan worden verwezenlijkt.
II.
ACHTERGROND
In het tweede halfjaar 2002 heeft het SCIFA+ zijn goedkeuring gehecht aan de volgende programma's, die ter uitvoering van de conclusies van Sevilla door de lidstaten zijn gestart:
A)
Belangrijkste programma's
?
Opstelling van een gemeenschappelijk risicoanalysemodel (CIRAM), met Finland als leidinggevend land.
?
Definitie van een gemeenschappelijk kerncurriculum voor de opleiding van grenswachten, met Oostenrijk en Zweden als leidinggevende landen.
B)
Ad-hoccentra
?
Centrum voor de landgrenzen, bedoeld voor de uitwisseling van personeel en de uitvoering van gezamenlijke operaties op geselecteerde punten aan de buitengrenzen om de praktijken van de bevoegde nationale eenheden te harmoniseren en te verbeteren, met Duitsland als leidinggevend land.
?
Kenniscentrum te Dover, bedoeld voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën om de controle aan de grensdoorlaatposten en de grensbewaking te vergemakkelijken, met het UK als leidinggevend land.
C)
Proefprojecten
?
Standaardisatie van veiligheidsmaatregelen voor de repatriëring van vreemdelingen per schip, per vliegtuig of met andere middelen, met Frankrijk als leidinggevend land.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
153
NL
?
Gecoördineerd onderzoek naar grensoverschrijdende criminaliteit door harmonisatie van de werkmethoden, informatie-uitwisseling en de oprichting van gemeenschappelijke onderzoeksteams, met Frankrijk als leidinggevend land en met de steun van Europol.
?
Uitvoering van een proefproject op internationale luchthavens in verband met de instelling, in real time, van een gegeve nsbank en de uitwisseling van informatie en personeel, met Italië als leidinggevend land.
?
Uitvoering van het DENIZ-project, waarbij deskundigen van de lidstaten in Turkije worden gedetacheerd, om het vermogen tot samenwerking te ontwikkelen, zodat er preventief kan worden opgetreden tegen de smokkel van migranten over zee, met het UK als leidinggevend land.
?
Oprichting van een groep van nationale deskundigen die, na een soortgelijke operatie in Bosnië en Herzegovina (IMMPACT 2), in Servië en Montenegro zal worden gedetacheerd om opleiding en advies te verstrekken over aangelegenheden in verband met illegale immigratie, met het UK als leidinggevend land.
D)
Gezamenlijke operaties
Zeegrenzen ?
Operatie Ulysses, geleid door Spanje.
?
Operatie Triton, geleid door Griekenland.
?
Operatie RIO IV, geleid door Spanje.
?
Operatie ORCA, geleid door Noorwegen.
Landgrenzen ?
Bewaking van de oostelijke buitengrenzen (landgrenzen), geleid door Griekenland.
Luchtgrenzen ?
Operatie RIO III, geleid door Denemarken.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
154
NL
Het Griekse voorzitterschap heeft in maart 2003 aan het SCIFA+ een voortgangsverslag voorgelegd (doc. 7504/03) waarin de huidige stand van bovengenoemde programma's wordt geschetst. Het heeft de leidinggevende landen verzocht uiterlijk op 20 april 2003 hun eindverslag over de uitvoering en de resultaten van de projecten voor te leggen.
Daartoe heeft het Griekse voorzitterschap een document met richtsnoeren voor een eenvormige opmaak verspreid (doc. 8203/03).
Europol is gevraagd om de evaluatieverslagen over de projecten waarbij zij betrokken is geweest, ter beschikking van het voorzitterschap te stellen, en zij heeft vervolgens verslagen over de operaties Triton en RIO III aan het voorzitterschap toegezonden. De evaluatieverslagen over de projecten Ulysses en RIO IV zijn nog niet beschikbaar.
De vertegenwoordigers van de toetredende staten werden uitgenodigd om aan verscheidene van bovengenoemde programma's deel te nemen.
III. DOELSTELLINGEN
Ingevolge de voorstellen van de delegatiehoofden van de lidstaten, die het SCIFA+ ter goedkeuring zijn voorgelegd, bevat het plan voor het beheer van de buitengrenzen van de lidstaten de volgende hoofddoelstellingen voor de kortetermijnmaatregelen en de specifieke acties:
?
Harmonisatie en verbetering van de praktijken van de nationale eenheden die met controle- en bewakingstaken aan de buitengrenzen zijn belast (punt 33 van het plan). Deze doelstelling wordt momenteel verwezenlijkt met het Centrum voor de landgrenzen, het project inzake gecoördineerde rechercheactiviteiten in verband met grensoverschrijdende criminaliteit, het project in verband met het plan betreffende internationale luchthavens en de gezamenlijke operaties aan de zee-, de land- en de luchtgrenzen.
?
Betere afstemming, op operationeel niveau, tussen de maatregelen aan de buitengrenzen en de maatregelen binnen het gebied van vrij personenverkeer (punt 34 van het plan). Deze doelstelling zal worden verwezenlijkt met het project inzake rationele repatriëringsoperaties, de uitvoering van het project in verband met het plan betreffende internationale luchthavens en gezamenlijke operaties.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
155
NL
?
Regelmatige follow-up tussen degenen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en de terbeschikkingstelling van personeel en materieel (punt 35 van het plan). Het is de bedoeling deze doelstelling te verwezenlijken met het Centrum voor de landgrenzen en het Kenniscentrum te Dover.
?
Opzetten van een systeem waarmee buitengrensdeskundigen een gemeenschappelijke geïntegreerde risicoanalyse kunnen uitvoeren om op EU-niveau de prioriteit van de operationele doelstellingen te bepalen en een en ander te coördineren (punten 97 en 98 van het plan). Deze doelstelling zal worden verwezenlijkt met het gemeenschappelijk risicoanalysemodel (CIRAM) en het risicoanalysecentrum (RAC).
?
Definitie van een gemeenschappelijk kerncurriculum voor de opleiding van grenswachten (punten 103 en 104 van het plan). Deze doelstelling wordt momenteel verwezenlijkt met de uitvoering van het programma dat dezelfde naam draagt.
IV.
RESULTATEN VAN DE UITVOERING
In dit hoofdstuk is rekening gehouden met de bijdragen van de lidstaten, die zijn opgesteld op basis van document 8203/03 van het Griekse voorzitterschap, alsmede met andere bronnen, zoals de evaluaties van Europol, voorzover beschikbaar, de conclusies van Sevilla en de maatregelen in het actieplan voor het beheer van de buitengrenzen.
A.
Belangrijkste programma’s
De gemeenschappelijke risicoanalyse en het gemeenschappelijke kerncurriculum worden beide als zeer belangrijk beschouwd, omdat deze programma’s in de conclusies van Sevilla uitdrukkelijk worden genoemd en betrekking hebben op activiteiten aan alle soorten buitengrenzen. De resultaten ervan zijn aan het SCIFA+ voorgelegd en goedgekeurd door dit comité.
1.
Gemeenschappelijk risicoanalysemodel (CIRAM)
Tot dusverre konden gezamenlijke maatregelen van de lidstaten niet door een gemeenschappelijke risicoanalyse geschraagd worden. Deze tekortkoming werd duidelijk genoemd in het actieplan voor het beheer van de buitengrenzen en dan ook door de Europese Raad van Sevilla benadrukt.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
156
NL
Het project inzake de opstelling van een gemeenschappelijk risicoanalysemodel wordt geleid door Finland, en er wordt aan deelgenomen door 8 andere lidstaten (België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk), Noorwegen, de Commissie en Europol. Risicoanalyse is een alomvattend proces dat is omschreven in een gemeenschappelijk geïntegreerd risicoanalysemodel (CIRAM), dat een systematisch en voortdurend proces is dat de inhoud, de matrixstructuur, de systematische maatregelen voor de verwerking van de relevante informatie en het orgaan dat deze uitwerkt, omvat.
Het project werd op 23 juni 2002 door het SCIFA+ goedgekeurd.
Met het CIRAM kunnen grensbeheerdeskundigen informatie verzamelen, analyseren en verspreiden, in de eerste plaats aan de gemeenschappelijke instantie. Probleemgerichte risicoanalyses (met inbegrip van voorstellen voor gezamenlijke maatregelen) zijn de eindproducten van het CIRAM, op basis waarvan de gemeenschappelijke instantie besluiten neemt over gezamenlijke operationele maatregelen en deze afstemt op de nationale inspanningen. Met andere woorden, het CIRAM zal de weg effenen voor kostenefficiënter en goed getimed grensbeheer en aldus de doeltreffendhe id van de maatregelen tegen grensoverschrijdende criminaliteit verbeteren.
Het CIRAM is ontwikkeld om te beantwoorden aan de specifieke behoeften qua grensbeheer en vormt samen met het ad-hocrisicoanalysecentrum, dat door het SCIFA+ is goedgekeurd, één orgaan dat het model uitvoert (zie hoofdstuk over ad-hoccentra).
Samengevat voldoet het project inzake een gemeenschappelijke geïntegreerde risicobeoordeling aan de basisdoelstellingen (voor de korte termijn) van de punten 98 en 99 van het Plan voor het beheer van de buitengrenzen van de EU. Daarnaast voldoet het project (CIRAM & RAC) momenteel aan een aantal middellangetermijndoelstellingen van het plan (bijvoorbeeld punt 100 en enkele aspecten van punt 101) en vormt het een goede basis voor de uitvoering van andere doelstellingen voor de middellange termijn. Wat de middellangetermijndoelstellingen in het algemeen betreft, hangt het succes voornamelijk af van de activiteit en het operationele vermogen van de gemeenschappelijke instantie (SCIFA+), alsmede van de betrokkenheid van de lidstaten bij de uitvoering van het CIRAM.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
157
NL
2.
Kerncurriculum
Eén van de doelstellingen van het actieplan heeft betrekking op de opstelling van een kerncurriculumprogramma voor de opleiding van grenswachten en de regelmatige verstrekking van opleidingscursussen.
Dit programma zal gebaseerd zijn op het netwerk van nationale opleidingsinstituten en zal resulteren in aanbevelingen, specificaties en voorschriften die door de lidstaten moeten worden opgevolgd. Het programma is van bijzonder belang, omdat getracht wordt passende minimumnormen voor de opleiding van grenswachten vast te stellen, en de lidstaten aldus de mogelijkheid wordt geboden om op dit gebied eenvormige procedures te volgen.
Het kerncurriculum is gebaseerd op 8 bela ngrijke opleidingsgebieden. Opleidingsactiviteiten in verband met de basisopleiding van de drie categorieën functionarissen worden in de regel op nationaal niveau door de lidstaten georganiseerd en uitgevoerd, onder hun eigen verantwoordelijkheid. Voor de aanvullende taken (het verstrekken van advies, systeemmonitoring, aanpassing en opleiding van informatieverspreiders) zou er een gemeenschappelijke geïntegreerde instantie (CIU) moeten komen, samengesteld uit deskundigen van alle deelnemende landen en gesteund door de nationale beheersteams (NMT), die verantwoordelijk zouden zijn voor de nationale uitvoering van het kerncurriculum.
Het model van het gemeenschappelijke kerncurriculum voldoet aan de doelstellingen van de punten 39, 103 en 104 van het plan, omdat de gezamenlijke exercitie een aantal duidelijke conclusies en aanbevelingen heeft opgeleverd, alsmede een reeks voorschriften voor de uitvoering van het curriculum op bindende wijze, waarbij alle deelnemende landen toch een op partnerschap gebaseerde aanpak blijven volgen.
B.
Ad-hoccentra
Ofschoon een passende rechtsgrondslag daarvoor ontbreekt, werd het wenselijk geacht een aantal ad-hoccentra voor samenwerking op te richten om de gespecialiseerde maatregelen/acties van het plan te coördineren. Met het oog op de structurele wijzigingen die de Europese Unie in de toekomst zal ondergaan, moet een meer samenhangende en permanente behandeling van dit onderwerp worden gewaarborgd, zodat de centra hun opdracht kunnen blijven vervullen.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
158
NL
Tot dusverre opereren de volgende centra op basis van de richtsnoeren die zij hebben vastgesteld en die door het SCIFA+ zijn goedgekeurd:
1.
Centrum voor de landgrenzen
Het Centrum voor de landgrenzen heeft tot taak de operationele samenwerking bij het beheer van de landgrenzen van de EU in de praktijk te toetsen, te coördineren en te evalueren. Het centrum is bedoeld als een permanente instantie.
Tot nu toe zijn er gezamenlijke operaties aan de buitengrenzen van de EU verricht en zijn er in centrale bureaus grenscontrolefunctionarissen uitgewisseld om:
?
de bewaking van en de controle aan de buitengrenzen van de EU te verbeteren,
?
een doeltreffender, eenvormige grenscontrolestandaard te creëren,
?
illegale immigratie en mensenhandel effectief te ontmoedigen,
?
kandidaat- lidstaten te ondersteunen in hun inspanningen om hun grenscontrolesysteem aan de Schengenstandaard aan te passen.
De volgende EU-lidstaten nemen actief deel aan het Centrum voor de landgrenzen:
Oostenrijk, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Italië, Nederland, Portugal, Spanje, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen als met Schengen geassocieerd land. De Europese Commissie woont de vergaderingen van het Centrum voor de landgrenzen regelmatig bij.
Sinds 3 april 2003 nemen de toetredende staten, namelijk Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen en Slovenië, deel als waarnemer.
De door de deelnemende landen goedgekeurde richtsnoeren bieden een kader voor de werking van het centrum, de gezamenlijke operaties, de centrale bureaus en het rapportagesysteem.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
159
NL
Op basis van risicoanalyses heeft het Centrum voor de landgrenzen vier gezamenlijke operaties verricht aan de Pools/Duitse, de Slowaaks/Oostenrijkse, de Tsjechisch/Duitse en de Sloveens/ Italiaanse grens. De deelnemende landen zijn ook overeengekomen centrale bureaus (FPO) op te richten voor langdurige, op de uitwisseling van personeel gerichte maatregelen. Het is de bedoeling om gastfunctionarissen van andere EU- lidstaten voor ten hoogste zes maanden bij de algemene werking van deze aan de EU-buitengrenzen gelegen bureaus te betrekken, en hen met de plaatselijke kenmerken en werkmethoden bekend te maken.
De rechtsgrondslag voor de inzet van gastfunctionarissen (de artikelen 7 en 47 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, maar niet voor functionarissen van het UK), vormt geen passend juridisch kader voor gezamenlijke operationele maatregelen. Het nut van deze artikelen voor de operationele samenwerking is beperkt, omdat daarin geen uitvoerende bevoegdheden worden verleend aan gastfunctionarissen, en hun inzet in gezamenlijke teams aldus wordt beperkt. Omdat de deelnemende landen - uitgezonderd Duitsland - geen desbetreffende nationale bepalingen hebben, is een communautair besluit waarin de volgende aangelegenheden worden geregeld, wenselijk:
?
Het verlenen van uitvoerende bevoegdheden aan gastfunctionarissen door hen onder de controle van de bevoegde nationale grenscontrolediensten te plaatsen (en aldus de nationale soevereiniteit van het betrokken gastland te respecteren).
?
Het dragen van een uniform en van wapens voor zelfverdediging.
?
De burgerlijke aansprakelijkheid voor de schade die door de gastfunctionaris wordt veroorzaakt of geleden, en de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de gastfunctionaris en eventueel immuniteit.
?
Toegang tot gegevensbestanden van de autoriteiten van het land van herkomst en het gastland, en de mogelijkheid van uitwisseling van gegevens.
Het secretariaat van het Centrum voor de landgrenzen biedt de Europese Commissie zijn steun aan bij het opstellen van een wetgevingsbesluit dat gebaseerd is op de ervaringen die het met de gezamenlijke operaties heeft opgedaan.
De meerwaarde van de activiteiten van het Centrum voor de landgrenzen ligt in het besef dat praktische, operationele samenwerking tussen verschillende Europese grenscontrolediensten praktisch gezien haalbaar, juridisch gezien mogelijk en economisch gezien redelijk is.
10058/03
van/JEL/dm DG H I
160
NL
Gezamenlijke operaties zijn bedoeld om de beheersing van migratiestromen te verbeteren. Op politiek vlak worden gezamenlijke operaties, dit wil zeggen operaties waarbij functionarissen uit andere EU- lidstaten aanwezig zijn aan grensdoorlaatposten en bij controlemaatregelen, toegejuicht door het grote publiek en als een zichtbare bijdrage aan een gemeenschappelijk Europa beschouwd.
Economisch gezien lijkt het verstandig deze gezamenlijke activiteiten op een meer permanente leest te schoeien, specialistenpools te vormen en individuele maatregelen gedurende langere perioden uit te voeren. Dit zou de reiskosten verlagen en het werk van de gastfunctionarissen doeltreffender maken.
In de toekomst moet er worden nagedacht over een verdere intensivering van de praktische samenwerking van de grenspolitiediensten.
De toekomstige operaties zullen worden gepland en uitgevoerd in samenwerking met het Finse Centrum voor risicoanalyse, dat analyses van de risico's en dreigingen zal verschaffen.
Gezamenlijke operaties tussen het Centrum voor landgrenzen en het Kenniscentrum te Dover zullen worden uitgevoerd aan verscheidene grensdoorlaatposten aan de buitengrens van de EU in Duitsland vanaf de lente/zomer van dit jaar; hierbij zal gebruik worden gemaakt van technologie voor passieve detectie door middel van millimetergolven.
2.
Centrum voor risicoanalyse
Het Centrum voor risicoanalyse (RAC) is de via het gemeenschappelijk geïntegreerde risicoanalysemodel (CIRAM) ingestelde eenheid die de gemeenschappelijke geïntegreerde risicobeoordeling verricht. Het voornaamste doel van het Centrum voor risicoanalyse is bijgevolg periodieke, op concrete situaties toegesneden risicoanalyses uit te brengen door middel van het CIRAM. Elk jaar zullen er twee periodieke risicoanalyses worden gemaakt die alle buitengrenzen bestrijken. Overeenkomstig door de gemeenschappelijke eenheid opgedragen taken zullen er specifieke risicoanalyses worden verricht.
10058/03
huy/JEL/dm DG H I
161
NL
De gemeenschappelijke eenheid, die de desbetreffende operationele richtsnoeren opstelt en aan het Centrum voor risicoanalyse taken geeft, neemt het operationele commando van en de controle over dit centrum voor zijn rekening. Finland (de grenspolitie) is belast met het praktische beheer van genoemd centrum. Wat de operationele acties en de rapportage betreft, werkt de directeur van het centrum onder het gezag van de gemeenschappelijke instantie. De steungroep verenigt waarnemers uit de lidstaten, Europol en de Commissie. Zij fungeert als schakel tussen het Centrum voor risicoanalyse en de lidstaten en voorziet het centrum tevens van praktische steun van de lidstaten en Europol. Tevens zorgt de groep ervoor dat de analyse vlot verloopt. Naast de permanente Finse deskundige hebben Oostenrijk, Duitsland, Italië, Nederland en Noorwegen permanente deskundigen bij het Centrum voor risicoanalyse gedetacheerd. De steungroep bestaat uit waarnemers uit Oostenrijk, België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, Noorwegen, Spanje, Zweden, Portugal, de Europese Commissie en Europol. Het project staat momenteel niet open voor kandidaat-lidstaten noch voor toetredende landen. Hun eventuele deelname zal in een positieve geest worden bezien nadat de eerste analyses zijn verricht. Het Centrum voor risicoanalyse is op 1 april 2003 te Helsinki met het analysewerk begonnen. De eerste risicoanalyse zal op 12 juni 2003 aan de gemeenschappelijke instantie (SCIFA+) worden voorgelegd op voorwaarde dat de lidstaten hun nationale bijdragen tegen 30 april 2003 hebben ingediend. Samengevat stemt het project voor gemeenschappelijke geïntegreerde risicobeoordeling overeen met twee fundamentele (kortetermijn)doelstellingen van de punten 98-99 van het Plan voor het beheer van de buitengrenzen van de EU. Bovendien beantwoordt het project (gemeenschappelijk geïntegreerd risicoanalysemodel & Centrum voor risicoanalyse) thans aan enkele doelstellingen op middellange termijn van het plan (bijv. punt 100 en enkele aspecten van punt 101) en vormt het een goede basis voor de realisatie van andere doelstellingen op middellange termijn. Bij de doelstellingen op middellange termijn in het algemeen hangt het welslagen in de eerste plaats af van de activiteit en de operationele bekwaamheid van de gemeenschappelijke instantie (SCIFA+) en de mate waarin de lidstaten zich engageren tot de tenuitvoerlegging van het CIRAM.
10058/03
huy/JEL/dm DG H I
162
NL
3.
Kenniscentrum - Dover
Het doel van dit project is de buitengrens van de EU te versterken door met behulp van moderne opsporingstechnologie illegale en vooral clandestiene immigratie te bestrijden.
Het oorspronkelijke projectvoorstel van het Verenigd Koninkrijk hield in dat de verworven technologische deskundigheid, samen met gelijkaardige deskundigheid uit andere lidstaten, zou worden gebruikt om kortetermijnoperaties aan de buitengrens van de EU te voeren en deze te beheren vanuit een virtueel centrum te Dover, waar het gros van onze expertise geconcentreerd is. Deze operaties zouden worden afgestemd op de operationele behoeften welke worden aangegeven door collega’s bij inlichtingendiensten in zowel de deelnemende lidstaten als bij het CIRAM. Mobiele teams met leden uit deze staten zouden op korte termijn op elke plaats aan de buitengrens kunnen worden ingezet. Het centrum in Dover zou de activiteiten van nabij in het oog houden en de resultaten zouden op gezette tijden worden geanalyseerd en aan de Commissie en de andere lidstaten worden gerapporteerd via SCIFA+.
-
Deelnemende landen: Finland, Duitsland, Ierland, Oostenrijk, Nederland, Portugal, Frankrijk en Griekenland.
-
Ook Noorwegen en Denemarken hebben belangstelling getoond.
-
Toetredende landen: Polen heeft deelgenomen aan de beginfase en Malta heeft eveneens belangstelling getoond.
Tijdens een conferentie op 26-27 november 2002 kreeg het Britse voorstel ruime steun maar liepen de meningen over het oogmerk van het project uiteen. Sommige vonden dat het centrum enkel informatie moet uitwisselen. Het zou een referentiepunt voor deskundigheid inzake opsporingstechnologie kunnen zijn en de lidstaten kunnen adviseren over de recentste ontwikkelingen en de best aan hun vereisten beantwoordende apparatuur alsook opleiding betreffende individuele technologieën kunnen aanbieden. Andere delegaties evenwel steunden het oorspronkelijke, door SCIFA+ gesteunde voorstel voor gezamenlijke operaties aan de buitengrens, alhoewel geopperd werd dat deelneming aan het centrum op uitnodiging van lidstaten moet gebeuren, dit zowel voor demonstratiedoeleinden als voor echte opsporingsoperaties.
10058/03
huy/JEL/dm DG H I
163
NL
Het Verenigd Koninkrijk ziet wel in dat het enige tijd zou vergen voor het centrum in Dover er is. Dit wordt nog bemoeilijkt door de reactie van de Commissie op het verzoek om financ iering via ARGO. Het Verenigd Koninkrijk heeft dan ook het projectprofiel gewijzigd en heeft nu plannen om opsporingstechnologie te gebruiken ter ondersteuning van andere goedgekeurde projecten, bijvoorbeeld het Duitse Centrum voor landgrenzen.
Ondanks de tegenslag doordat er geen financiering via ARGO komt, blijft het project de steun krijgen van lidstaten die willen zoeken naar andere middelen om gebruik te maken van de in het Verenigd Koninkrijk aanwezige deskundigheid op het gebied van technologie voor de opsporing van clandestiene immigratie.
C.
Proefprojecten
Doel van deze projecten is het verbeteren van de huidige operationele normen en procedures, hetgeen zal helpen bij het opstellen van een praktische gids als basis voor een gemeenschappelijke opleiding.
De normen, procedures, gemeenschappelijke opleiding en gebruikte gegevensbanken zullen regelmatig worden gecontroleerd en bijgewerkt via nog op te richten gezamenlijke operationele eenheden.
Deze programma's kunnen onder meer gemeenschappelijke operationele praktijken behelzen zoals de ingebruikneming van een op afstand toegankelijke real-timegegevensbank en de uitwisseling van gespecialiseerd personeel.
1.
Rationele repatriëring
Frankrijk heeft aangeboden een project te leiden om de verwijderingsoperaties efficiënter te doen verlopen door middel van groepsvluchten en SCIFA+ heeft dit op 22 juli 2002 goedgekeurd.
Dit project is bedoeld om de organisatie van gemeenschappelijke repatriëringsoperaties door de lidstaten te vergemakkelijken door met name een protocol aan te nemen met de tijdens zulke operaties toe te passen veiligheidsmaatregelen.
10058/03
huy/JEL/dm DG H I
164
NL
Alle lidstaten van de Unie plus Noorwegen nemen aan het project deel. Ook vertegenwoordigers van de Europese Commissie hebben hierbij een actieve rol gespeeld.
Naarmate het project evolueerde, bevestigden de lidstaten hun belangstelling voor:
?
het organiseren van groepsvluchten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal in de Europese Unie verblijven;
?
het vergroten van hun kennis over de wetgeving en praktijken in de diverse lidstaten, terwijl de operationele samenwerking bij bilaterale of multilaterale terugkeeroperaties doorgaat.
Alhoewel uiteindelijk de veiligheidsvoorschriften op Gemeenschapsniveau moeten worden geharmoniseerd, is er reeds een memorandum van overeenstemming ondertekend tussen Frankrijk en Duitsland, zijn er onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk aan de gang en staan onderhandelingen met andere partners op het punt te beginnen. Deze harmonisatie moet, naast de gezamenlijke operaties, meehelpen de doeltreffendheid en de veiligheid van terugkeeroperaties te verbeteren via het gebruik van groepsvluchten in het kader van een communautair instrument, zijnde een aangelegenheid die voor de lidstaten van groot belang is.
Het uitvoeren van gezamenlijke terugkeeroperaties op basis van geharmoniseerde praktijken en methoden waarbij de fundamentele mensenrechten worden gerespecteerd, beantwoordt aan de doelstellingen in het plan (punten 34 en 74-77).
2.
Grensoverschrijdende criminaliteit
Dit eveneens door SCIFA+ behandelde project werd goedgekeurd op 16 september 2002.
Het doel is een coördinatiecentrum op te richten voor onderzoeken naar misdrijven in verband met illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit met het oog op de coördinatie van de gemeenschappelijke actie van alle lidstaten op Europees niveau om de internationale illegale immigratiekanalen te ontmantelen.
10058/03
huy/JEL/dm DG H I
165
NL
Niet het opzetten van een nieuwe structuur is het doel, maar wel het invoeren van operationele procedures voor: ·
het aanwijzen van een aanspreekpunt in elke staat die aan het mechanisme wil deelnemen, zodat er een operationeel netwerk van deskundigen kan ontstaan,
·
de totstandbrenging van procedures voor de uitwisseling van informatie,
·
de vorming van een netwerk van met elkaar samenwerkende onderzoekers die in contact staan met Europol,
·
het vergaren en verspreiden van documentatie over de uitgevoerde operaties.
Alle lidstaten van de Unie en Noorwegen nemen aan het project deel. Vertegenwoordigers van de Europese Commissie en van Europol hebben eveneens een actieve rol gespeeld. Bij de uitvoering van het project is opnieuw gebleken dat enkele lidstaten belangstelling hebben voor het oprichten van een coördinatiecentrum voor onderzoeken naar misdrijven in verband met illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit. Het uiteindelijke doel moet zijn veel meer operationele maatregelen op te nemen voor samenwerking met alle landen van de Unie bij het ontmantelen van criminele organisaties. Het project stemt overeen met de doelstellingen in het plan (punten 34 en 78-80). 3.
Plan betreffende internationale luchthavens
Het project is gericht op het invoeren van een gemeenschappelijk gestandaardiseerd type organisatie voor internationale luchthavens met het oog op de verbetering van de grenscontroles via standaardcontroleprocedures. Het project voorziet in de totstandbrenging van een systeem voor de uitwisseling van informatie en personeel. Het werd op 14 oktober 2002 op stapel gezet en sindsdien geleid door Italië met de deelname van Oostenrijk, Frankrijk, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Portugal, Nederland, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Later namen afgevaardigden uit kandidaatlanden zoals Hongarije, Tsjechië, Polen en Letland er als waarnemers aan deel.
10058/03
huy/JEL/dm DG H I
166
NL
Vijf fasen van het project zijn reeds uitgevoerd. Bovendien zijn er plannen voor een volgende (zesde) fase die voorziet in de oprichting van een "Centrum voor de luchtgrenzen" bij wijze van experiment. Er is voorgesteld om dit centrum tijdelijk, van 1 juni tot 30 november 2003, in Italië te laten werken.
Europol of andere instanties zullen een evaluatie verstrekken aan de hand van de informatie die wordt vergaard tijdens de experimentele (zesde) fase.
De toegevoegde waarde van het project "Plan betreffende internationale luchthavens" vanuit operationeel oogpunt is de opzet van een netwerkstructuur die vooral is toegespitst op organisatorische kwesties en overeenstemt met de punten 33, 34, 60-64 van het plan.
Het "Plan betreffende internationale luchthavens" bevat een reeks uitvoeringsvoorstellen die ertoe strekken dat op internationale luchthavens binnen een dienst voor grenscontrole een "adhoccentrum" wordt opgericht.
4.
Project voor zeegrenzen met Turkije (Project Deniz)
Het Project Deniz is een door het Verenigd Koninkrijk geleid, op het vergaren van inlichtingen toegespitst project waarmee wordt gepoogd aan proactieve wetshandhaving te doen in Turkije, als belangrijk bron- en doorreisland voor illegale migratie over zee, en ook tegen de organisatoren achter de migratie.
Op basis van betrouwbare en tijdig verkregen inlichtingen zal Deniz pogen om tijdens de zomer van 2003 een specifieke doelgerichte operatie uit te voeren die is bedoeld om clandestiene migranten op zee op te sporen. Indien mogelijk zal deze operatie worden gecoördineerd met een gelijktijdige operatie van de Turkse autoriteiten, met als doel een of meer van de voornaamste organisatoren van de illegale migratie over zee te arresteren.
Alhoewel de oorlog in Irak de zaken enigszins heeft vertraagd en Turkije zich begrijpelijkerwijs blijft concentreren op zijn oostelijke grenzen en de Koerdische situatie, is het Verenigd Koninkrijk optimistisch dat de oorspronkelijke doelstellingen kunnen worden gehaald.
10058/03
huy/JEL/dm DG H I
167
NL
Het Verenigd Koninkrijk zal de meeste kosten voor dit project dekken. De Europese Commissie is evenwel benaderd met een verzoek om financiële steun uit bestaande begrotingen ter dekking van de kosten voor de detentie en repatriëring van de tijdens de maritieme operatie opgespoorde illegale migranten. Het is evenwel nog niet zeker of zij hierop zal ingaan. De beschikbaarheid van dit soort doelgerichte financiële steun is natuurlijk een vitaal hulpmiddel als wordt gepoogd de medewerking van een bron- en/of doorreisland te verkrijgen.
Dit is een kortetermijnproject met een zeer concreet doel dat de steun van de Turken heeft gekregen en hun duidelijke voordelen biedt aangezien hun vermogen om illegale migranten op te sporen hierdoor groter wordt.
Zoals bij andere projecten van dit soort hebben verscheidene lidstaten belangstelling getoond maar nog geen praktische steun verleend. Het opsporen van illegale migranten zal slechts ten volle vruchten afwerpen indien er geld binnen de EU kan worden gevonden om na de opsporing van die migranten doeltreffend tewerk te kunnen gaan.
Het feit dat het Verenigd Koninkrijk het project op gang heeft gebracht en beslist de hoofdrol zal blijven spelen bij het verkrijgen van resultaten niettegenstaande een ruimere betrokkenheid van de EU, moet ons normaliter kansen geven om onze invloed in die regio verder uit te bouwen.
5.
Project van het IMMPACT-type in Servië en Montenegro (IMMPACT 2)
Het project Immpact 2 is een door het Verenigd Koninkrijk geleid EU-project met als doel gespecialiseerde opleiding en advies betreffende immigratie te verstrekken aan de heropgerichte grenswachtdiensten in de Republieken Servië en Montenegro.
Dit vervolgproject bouwt voort op het geslaagde project Immpact in het naburige Bosnië en Herzegovina, dat eind augustus 2002 werd afgerond, en één van de doelstellingen in Servië en Montenegro is bijstand te verlenen bij de uitwerking van een consequente regionale aanpak van het beheer van de grenscontroles.
10058/03
huy/JEL/dm DG H I
168
NL
Het werk van dit project is er tevens op gericht de grensbewakingsdiensten van Servië en Montenegro alsook de nationale grensbewakingsdienst van Bosnië en Herzegovina dichter bij elkaar te brengen op operationeel niveau, wat een belangrijke stap betekent op de weg naar regionale stabiliteit.
Uitgaande van de recentelijk in Bosnië en Herzegovina opgedane ervaring zal de opleiding worden verstrekt door een klein, mobiel team van in Belgrado gestationeerde immigratiedeskundigen. Net als in Bosnië en Herzegovina zal dit team wellicht bestaan uit personeel uit het Verenigd Koninkrijk en andere lidstaten.
Verwacht wordt dat de desbetreffende opleiding - geconcentreerd op ondervragingstechnieken, opsporing van vervalsingen, analyse van passagiers, technieken ter bestrijding van smokkel en ontwikkeling van inlichtingenvergaring - binnen een tijdsbestek van zes maanden kan worden verstrekt.
Aanbiedingen van eventuele toekomstige bijstand werden ontvangen uit Italië, Frankrijk, Nederland, Noorwegen en Griekenland.
In oktober en december 2002 heeft de leider van het project (het UK) twee terreinverkennende bezoeken aan de autoriteiten van de federatie en de republieken gebracht op het niveau van de ministers en de hoge ambtenaren. Ook hebben er productieve gesprekken plaatsgehad met de hoofden van de bureaus van de IOM en de OVSE in Belgrado, waarmee coördinatie van de toekomstige actie essentieel is.
De autoriteiten van zowel Servië als Montenegro spraken hun goedkeuring uit over het toekomstige project en dit deed ook de minister van Buitenlandse Zaken van wat toen nog de Federale Republiek Joegoslavië heette, tijdens een officieel bezoek aan het Verenigd Koninkrijk in oktober 2002. Een hooggeplaatst instructeur uit het Verenigd Koninkrijk heeft in januari 2003 Servië en Montenegro bezocht om een opleidingsprogramma op te stellen.
De leider van het project van het Verenigd Koninkrijk heeft tijdens de eerste week van februari 2003 bilaterale besprekingen gevoerd met zijn Italiaanse collega's.
10058/03
huy/JEL/dm DG H I
169
NL
Het Verenigd Koninkrijk is nu klaar met zijn selectie- en opleidingsprocedures en het aldus samengestelde team van immigratiedeskundigen wordt eind mei 2003 ingezet. Het ziet ernaar uit dat de gespecialiseerde opleiding zes maanden later voltooid zal zijn.
De leider van het project van het Verenigd Koninkrijk keert in april 2003 naar Belgrado terug om te bevestigen dat de huidige politieke situatie in Servië zich, na de recente moord op premier Djindjic, nog steeds leent tot het inzetten van het team en het afronden van de regelingen ter plaatse.
De opleiding omvat evaluatiemechanismen. Bovendien zal het plaatselijk bureau van de IOM na de uitvoering van het project worden verzocht om een onafhankelijke beoordeling van de doeltreffendheid ervan te maken.
D.
Gezamenlijke operaties
Het Plan voor het beheer van de buitengrenzen houdt in dat de gezamenlijke operaties worden uitgevoerd naar gelang van de operationele behoeften, die in onderling overleg worden aangegeven door de hoofden van de grenscontrolediensten.
Deze operaties steunen op informatie en de gemeenschappelijke risicoanalyse en moeten beantwoorden aan de directe noden in verband met het beheer van de buitengrenzen, maar zij kunnen ook worden toegemeten op een actieplan voor de lange termijn.
De betrokken lidstaten verbinden zich ertoe de middelen (deskundigen en uitrusting) voor gezamenlijke operaties te verstrekken.
10058/03
huy/JEL/dm DG H I
170
NL
1. Zeegrenzen
1.1. Ulysses
De operatie had ten doel de reeds toegepaste systemen ter voorkoming van illegale immigratie te versterken, samenwerking en wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten tot stand te brengen, de risico's van illegale immigratie te evalueren, criminele organisaties die betrokken zijn bij de smokkel van immigranten over zee af te schrikken en bij te dragen tot de ontwikkeling van een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de lidstaten.
De operatie Ulysses was opgezet in twee fasen: Fase I in de Middellandse Zee (tussen 25 januari en februari 2003) en Fase II, die begin april uitgevoerd had moeten worden maar als gevolg van het conflict in Irak is opgeschort. Fase II is uiteindelijk tussen 27 mei en 2 juni uitgevoerd en bestond in toezicht en controle op de territoriale wateren rond de Canarische eilanden in de Atlantische Oceaan.
Aan het operationeel gedeelte van Fase I van de operatie, die liep van 25 januari tot 8 februari 2003, werd door de volgende landen deelgenomen: Italië met een boot van de Guardia di Finanza (12 bemanningsleden); Frankrijk met een patrouilleboot van de marine (24); het Verenigd Koninkrijk met een patrouilleboot van de Britse douane (12); Portugal met een korvet van de marine (70) en Spanje met twee boten van de Maritieme Dienst van de Guardia Civil (elke boot 10).
Griekenland, Noorwegen, Nederland, Duitsland, Polen en Europol namen deel als waarnemers.
Europol zal het eindresultaat van beide fasen van de operatie evalueren. Het slotverslag van de operatie, me t onder andere de resultaten, incidenten en conclusies, zal worden voorgelegd aan het Strategisch Comité Immigratie, Grenzen en Asiel.
10058/03
gra/JEL/jv DG H I
171
NL
Aangezien het volledige verslag van deze operatie door het leidinggevende land pas na de vastgestelde datum werd voorge legd, was het niet mogelijk de resultaten grondig te evalueren of op te nemen in de algehele beoordeling van de operaties.
De operatie sluit aan bij de punten 33 en 57-59 van het plan.
1.2. Triton
De hoofddoelstelling van dit project was concrete operationele resultaten te boeken bij de bestrijding van illegale immigratie over zee (dat wil zeggen de arrestatie van smokkelaars en illegale migranten, inbeslagneming van zeevervoersmiddelen). Het door Griekenland opgestelde operationele plan bood een gezamenlijk kader en betrok de bevoegde instanties van de mediterrane lidstaten bij de gelijktijdige uitvoering van zeegrenscontroles in selecte delen van hun territoriale wateren, in combinatie met toezicht/vroegtijdige waarschuwingsmissies, naar gelang het geval, in de internationale wateren.
Het project werd beheerd in drie fasen (voorbereiding, uitvoering, evaluatie) en werd tussen 4 en 7 maart 2003 non-stop uitgevoerd. Griekenland, Italië, Frankrijk en Spanje namen actief deel. Duitsland, Finland, het Verenigd Koninkrijk, Cyprus en Malta namen deel als waarnemers. Europol verstrekte analytische steun door de rapportageformulieren en de eindbeoordeling op te stellen, zulks mede in het licht van de antwoorden van de deelnemende lidstaten op de evaluatievragenlijsten.
Volgens de analyse van Europol heeft Triton zijn hoofddoelstelling (meer dan 200 gecontroleerde schepen; 226 illegale immigranten en 6 smokkelaars aangehouden bij 11 incidenten; inbeslagneming van zeevervoersmiddelen) bereikt en was Triton in dit opzicht een geslaagde High Impact Operation (HIO). De maritieme eenheden van de bevoegde instanties van de deelnemende mediterrane lidstaten boekten voornoemde resultaten ondanks de slechte weersomstandigheden en de beperkte looptijd van de operatie. Vermeld zij dat Triton voornamelijk werd uitgevoerd in de territoriale wateren en dus niet te lijden had onder de beperkingen van de bepalingen van het zeerecht (UNCLOS, Montego Bay 1982).
10058/03
gra/JEL/jv DG H I
172
NL
In het algemeen oordeelde Europol dat deze operatie, die voor het eerst op EU- niveau werd uitgevoerd "... alle betrokken partijen nuttige informatie opleverde op het vlak van illegale immigratie over zee en politietoezicht op de territoriale wateren van de mediterrane lidstaten van de EU". Mede gezien de financiële vooruitzichten en het mandaat van het RAC was Europol het eens met Griekenland dat operatie Triton gebruikt zou kunnen worden als instrument voor de periodieke evaluatie van de illegale immigratie over zee; volgens Europol is dit een manier om het EU-beleid in de praktijk te vertalen en over te gaan van een reactieve op een meer proactieve werkwijze. Daarom stelde Europol voor de resultaten van Triton mede te delen aan het risicoanalysecentrum (RAC) en ze tevens op te nemen in de haalbaarheidsstudie van de Commissie over de verbetering van de zeegrenscontroles.
Europol merkte voorts op dat de samenwerking en de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten moeten worden verbeterd en dat nauwer moet worden samengewerkt met landen van oorsprong of doorreis. De overige Triton-doelstellingen (samenwerking tussen zeegrenscontroleautoriteiten, opleidingsbehoeften, gemeenschappelijke operationele methoden, efficiëntie en effectiviteit van zeecontroles) kunnen vanwege het beperkte karakter van de gegevens niet naar behoren worden geëvalueerd en zouden door alle partijen die betrokken zijn bij de toekomstige Triton-operaties nader moeten worden bestudeerd en beoordeeld. Wat toekomstige zeegrensoperaties betreft, werd voorgesteld tijdens de voorbereidingen een specifieke methodologische aanpak te volgen, dat wil zeggen een grondige dreigingsbeoordeling, haalbaarheidsstudie en kosten-batenanalyse uit te voeren.
Verder bieden Triton-operaties een gemeenschappelijke grondslag voor de praktische bestudering van de financiële en operationele lastenverdeling tussen lidstaten (zie punten 115-117 van het plan). Toekomstige operaties van het Triton-type dienen in aanmerking te komen voor communautaire financiering uit het ARGO-programma.
10058/03
gra/JEL/jv DG H I
173
NL
In het algemeen beantwoordt de planning van Triton aan de in punt 33 van het plan geformuleerde prioriteit, doordat alle verantwoordelijken voor het beheer van de buitengrenzen bij de operatie worden betrokken teneinde de illegale migratie over zee naar behoren te kunnen aanpakken. Met andere woorden, Triton draagt bij tot een geïntegreerd beheer van de mediterrane externe zeegrenzen van de EU (zie definitie van punt 59 van het plan) door de nationale autoriteiten en/of gemeenschappelijke grensbewakings- en douanesamenwerkingseenheden (zie punten 91-96 van het plan).
Wat de toekomst betreft, zou Triton kunnen worden opgenomen in het geplande praktische handboek (punt 113 van het plan). Ook zou een speciaal handboek voor gezamenlijke operaties aan de externe zeegrenzen van de EU kunnen worden samengesteld waarin ook Triton en andere operationele plannen zouden kunnen worden opgenomen.
1.3 Rio IV
De doelstelling is de systemen en procedures die worden gebruikt voor de grenscontroles in door de deelnemende staten aangewezen havens te verbeteren met het oog op de ontdekking van gevallen van illegale immigratie, valse reisdocumenten en netwerken die betrokken zijn bij mensensmokkel over zee.
RIO IV werd uitgevoerd tussen 5 en 11 mei 2003. Duitsland, Frankrijk en Finland hebben hun bijdragen betreffende de nationale situatie geleverd voordat de operatie begon. Griekenland, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Denemarken en Portugal hadden medegedeeld voornemens te zijn aan de operatie deel te nemen. De slotevaluatie van de operatie vond plaats op 28-29 mei met deelneming van vertegenwoordigers van Spanje, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Nederland, Portugal, Italië, Finland en Europol. Daarnaast zal Europol nog een evaluatie verrichten.
Aangezien het volledige verslag van deze operatie pas na de vastgestelde datum door het leidinggevende land werd voorgelegd, was het niet meer mogelijk de resultaten volledig weer te geven en grondig te evalueren dan wel op te nemen in de algemene beoordeling van de gezamenlijke operaties.
10058/03
gra/JEL/jv DG H I
174
NL
1.4. Orca
Doel van dit project is vaste controlemodaliteiten voor alle aspecten te ontwikkelen, en daarbij ook de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten in de betrokken landen te stroomlijnen, zowel op nationaal als internationaal niveau.
Het project werd in drie fasen uitgevoerd en er werd samengewerkt met alle autoriteiten die betrokken zijn bij de controle van de zeegrenzen, dat wil zeggen politie, douane en kustwacht.
Het enige deelnemende land was Noorwegen. Er waren waarnemers uit Estland, Finland, Duitsland, Nederland, Polen en Zweden.
De operatie leidde tot een betere samenwerking tussen de autoriteiten op zowel nationaal als plaatselijk niveau.
Het programma beantwoordt aan de punten 33 en 57 van het Plan.
2. Landgrenzen
Het project heeft ten doel de schommelingen in de migratiestromen te volgen, de effectiviteit van de gebruikelijke/normale grenscontrole en -bewaking te testen, samenwerking te bevorderen en ervaringen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten uit te wisselen en communautaire praktijken ingang te doen vinden in de kandidaat-lidstaten.
Naast de actieve deelneming van het initiatiefnemend land (Griekenland), namen nog drie lidstaten van de EU deel, namelijk Finland, Duitsland en Italië, alsmede Noorwegen in zijn rol van Schengens taat (door grensbewakingsfunctionarissen te detacheren aan verschillende grensdoorlaatposten binnen het Schengengebied, alsmede door verstrekking van gegevens).
10058/03
gra/JEL/jv DG H I
175
NL
Daarnaast namen de toetredende staten Hongarije en Cyprus en de kandidaat-lidstaat Bulgarije met de status van waarnemer deel door het detacheren van grensbewakingsfunctionarissen aan verschillende grensdoorlaatposten binnen het Schengengebied. Tegelijkertijd verzochten Tsjechië, Roemenië en Letland te mogen deelnemen aan het project.
Europol steunde het project met een analyse van de verzamelde gegevens, door verspreiding van de operationele resultaten alsmede door een evaluatie van het hele project voor te leggen.
In totaal ging het bij dit multilaterale project om negen oostelijke externe land grenzen van de EU: Noorwegen-Rusland, Duitsland-Polen, Duitsland-Tsjechië, Italië-Slovenië, Griekenland-Albanië, Griekenland-Bulgarije, Griekenland-voormalige Joegoslavische Republiek van Macedonië (FYROM) en Griekenland-Turkije.
De operatie bestond uit drie fasen van elk tien dagen.
Op basis van de evaluatieverslagen van Europol over elke fase van het project, kunnen ten aanzien van het operationele resultaat enkele algemene conclusies worden getrokken.
Allereerst zij vermeld dat de belangrijkste doelen en doelstellingen van het proefprogramma zoals geformuleerd in het operationele plan, niet zijn bereikt. Enkele van de deelnemende landen toonden weinig inzet door de verzochte gegevens niet tijdig naar behoren aan Europol toe te zenden, waardoor de operationele resultaten niet volledig konden worden geanalyseerd. Als gevolg daarvan konden de schommelingen in de migratiestromen niet voor elk land afzonderlijk volledig worden geanalyseerd.
Hoewel de landen aanvankelijk bevestigden dat zij aan het project zouden deelnemen, hebben zij het project niet allemaal actief en naar behoren gesteund. Vermeldenswaard is dat Duitsland, Finland, Griekenland, Hongarije en Bulgarije het best presteerden bij het nastreven van de doelen van de projecten.
10058/03
gra/JEL/jv DG H I
176
NL
Europol heeft elke fase van het project afzonderlijk geëvalueerd en de beoordeling van het gehele programma gepresenteerd in een vergadering op 8 mei in Athene. Aan de discussie terzake werd deelgenomen door Finland, Italië, Griekenland en Duitsland.
Uit die discussie bleek dat de follow-up van het project te wensen overlaat. Hoewel sommige problemen en tekortkomingen al in de eerste fase van het programma aan de orde werden gesteld, konden zij niet worden opgelost, zoals reeds in het evaluatieverslag van Europol voor deze specifieke fase werd onderstreept. Toen het evaluatieverslag aan SCIFA+ werd voorgelegd, werden de betrokken problemen niet speciaal belicht of besproken.
Wat de operationele resultaten betreft, kunnen, gezien de beperktheid van de verstrekte informatie, enkele algemene conclusies worden getrokken:
?
Hoewel het aantal onderschepte migranten met ongeveer 50% is gestegen, is het aantal aangehouden smokkelaars in de derde fase aanzienlijk gedaald, van 18 arrestaties tot slechts 6 (allemaal in Duitsland).
?
Volgens de Duitse resultaten werd bijna 40% va n de migranten verdacht van het gebruik van een smokkelaar, maar volgens de Griekse ramingen betrof dat slechts 18% van alle migranten. Aangezien uit Italië en Noorwegen geen nadere gegevens zijn toegezonden, moeten deze landen worden uitgesloten van dit sleutelonderdeel van de analyse.
?
Het aantal onderschepte personen (immigranten uit verschillende delen van de wereld, maar voornamelijk uit Oost- Europa, die het Schengengebied via de deelnemende landen trachtten binnen te komen) nam in de tweede fase met meer dan 50% af (vergeleken bij de eerste fase) en nam vervolgens in de derde fase weer toe met meer dan 50% (vergeleken bij de tweede fase). Er zijn geen meldingen over immigranten die aan de Noors-Russische grens zijn onderschept.
10058/03
gra/JEL/jv DG H I
177
NL
•
Gedurende deze drie fasen werden 3.793 vreemdelingen onderschept tijdens hun poging het gemeenschappelijk grondgebied op illegale wijze binnen te komen - verreweg de meesten in Griekenland (2.763) gevolgd door Duitsland (535). Langs de Finse groene grenzen werden geen pogingen opgemerkt.
•
Wat het gebruik van documenten betreft, was de algemene conclusie dat migranten van verder weg, bijvoorbeeld uit niet- Europese landen, geen documenten bij zich hebben wanneer zij worden onderschept. Ook moet worden opgemerkt dat er tijdens de operatie betrekkelijk weinig vervalste of valse documenten werden aangetroffen.
•
Illegale immigranten bleken in toenemende mate de landgrenzen te overschrijden.
Voor een positief resultaat van soortgelijke projecten werd een volledige voorbereiding van hoog niveau, en een directe en doeltreffende coördinatie via de communicatiekanalen tussen de centrale en de plaatselijke diensten, absoluut essentieel geacht.
Bovendien werd erop gewezen dat dergelijke projecten c.q. programma's moeten passen in het kader van een bepaalde strategie om concrete doelstellingen te bereiken; het initiatief gaat daarbij uit van de bevoegde centra, die vervolgens de verantwoordelijkheid dragen voor de soepele uitvoering en coördinatie tijdens de looptijd.
De deelnemende lidstaten besloten dat het eindresultaat en de evaluatieverslagen van Europol aan de bevoegde centra (Centrum voor risicoanalyse en Centrum voor landgrenzen) zullen worden toegezonden, zodat deze er rekening mee kunnen houden bij hun verdere activiteiten.
3. Luchtgrenzen
3.1. Rio III
Operatie VISA (onderzoek naar visumcontrole op Schengenluchthavens) is een project dat door het recente Deense voorzitterschap van de EU is geïnitieerd.
10058/03
gra/JEL/jv DG H I
178
NL
Aan de VISA-operatie namen in totaal 17 landen deel - 15 lidstaten van de EU en de twee Schengenstaten Noorwegen en IJsland - met een totaal van 22 deelnemende luchthavens. Vijf landen - Oostenrijk, Denemarken, Frankrijk, Noorwegen en Zweden - hebben elk twee luchthavens aangewezen die aan de operatie deelnamen.
Volgens het Plan was de operatie bedoeld om na te gaan in hoeverre mogelijk misbruik wordt gemaakt van visa die ofwel door 's houders eigen centrale autoriteiten/diplomatieke missies in het buitenland, ofwel door een andere Schengenstaat voor zakelijke, educatieve en sportieve doeleinden waren afgege ven, een en ander om de omvang van het probleem duidelijk te maken en hiertoe: •
eventuele valse/vervalste visa en echte visa die op verkeerde gronden zijn afgegeven aan het licht te brengen, zodat blijkt hoe groot het probleem is;
•
te belichten of er veranderingen moeten worden aangebracht in de huidige controleprocedures; en
•
de samenwerking te intensiveren tussen de autoriteiten in de lidstaten van de Europese Unie die bevoegd zijn voor enerzijds het afgeven van visa (centrale autoriteiten en missies van de lidstaten in het buitenland), en anderzijds de controle van de afgegeven visa aan de grenzen.
Uit de bevindingen van dit verslag kan worden geconcludeerd dat niet alle doelstellingen van de Deense projectleider tijdens de operatie werden gerealiseerd, en dat evenmin kan worden nagegaan in hoeverre de EU door dit soort visummisbruik wordt bedreigd.
Het operationele resultaat van operatie VISA is beperkt gebleven, zodat het niet mogelijk is gegronde conclusies te trekken ten aanzien van visummisbruik in de Schengenruimte en in het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Evenmin is het mogelijk om op basis van het totale resultaat volledig te analyseren in hoeverre van de specifieke visa in kwestie gedurende de looptijd van de operatie misbruik is gemaakt.
10058/03
gra/JEL/jv DG H I
179
NL
Het feit dat de operatie niet zo'n goed operationeel resultaat heeft opgeleverd is ten dele te wijten aan discrepanties in de gegevens die aan Europol werden toegezonden; hierdoor kon slechts een zeer beperkte analyse worden gemaakt van de informatie. De inlichtingenanalyse werd tevens gehinderd door het feit dat er geen gevallen waren waarin de hulp van tussenpersonen werd vermoed, en dat van de drie gevallen waarin, naar werd beweerd, niet aan de visumeisen was voldaan, er slechts één in de richting van duidelijk misdadig opzet wees.
Bovendien werd er tijdens de gehele duur van de operatie een totaal van 90 onderzoeken naar visummisbruik geïnitieerd. Het vrij lage aantal van verder nagetrokken gevallen zou erop kunnen wijzen dat in de meeste gevallen aan de visumeisen werd voldaan, maar evengoed dat er te weinig gevallen werden onderzocht.
Ondanks de vrij beperkte operationele en analytische resultaten van operatie VISA heeft het volstrekt nieuwe karakter van de operatie, tezamen met de omzichtige omschrijving en afbakening, enkele zeer waardevolle argumenten opgeleverd die kunnen worden gebruikt om andere toekomstige HIO's te schragen en te sturen, zodat deze operaties meer effect sorteren. Bovendien kunnen deze argumenten dienen om zowel op nationaal als op EU-niveau besprekingen te beginnen over algemene kwesties van migratiecontrole, die ertoe strekken dat visummisbruik in de Schengenruimte wordt tegengegaan.
V.
EVALUATIE
Deze afdeling beoogt een totale evaluatie te geven van de programma's, maatregelen en gezamenlijke operaties die de lidstaten overeenkomstig het Plan hebben ondernomen ter uitvoering van de conclusies van Sevilla.
Als criteria voor de evaluatie werden de doelstellingen in de punten 31 tot en met 39 van het Plan gehanteerd, evenals andere specifieke punten voor elke actie afzonderlijk.
10058/03
gra/JEL/jv DG H I
180
NL
Overeenkomstig de onderliggende doelstellingen van het plan worden volgende belangrijke elementen in ogenschouw genomen: •
de mate van succes bij de uitvoering van het plan (uniforme verbetering van de EU-praktijk, harmonisatie van nationale praktijken, grotere doeltreffendheid van nationale grensbewakingsdiensten, meer samenwerking, ontwikkeling van onderling begrip en vertrouwen tussen de lidstaten);
•
de mate waarin de doelstellingen die vóór de aanvang van de uitvoering van de programma's waren opgesteld zijn bereikt, de deelneming van de kandidaat- lidstaten en hun interactie bij het ontwerpen van een algemene langetermijnstrategie voor het beheer van de buitengrenzen.
Aan de hand van bovengenoemde criteria en naast de verwijzing in het desbetreffend gedeelte van het uitvoeringsresultaat, is het totaalbeeld van de uitvoering als volgt:
1.
De twee grote programma's - opstelling van een gemeenschappelijk risicoanalysemodel en definitie van een gemeenschappelijk kerncurriculum voor de opleiding van grenswachters die de onmiddellijke prioriteiten van Sevilla vormden, worden geacht volledig te zijn geslaagd aangezien de doelstellingen binnen de gestelde tijd zijn bereikt. Alle lidstaten hebben hierover al positieve opmerkingen gemaakt.
Voor de volgende stappen hangt veel af van de activiteit en de operationele vaardigheid van de gemeenschappelijke instantie, en van de mate waarin de lidstaten deelnemen aan de verdere uitvoering van deze programma's.
2.
Van de tot op heden opgerichte ad-hoccentra heeft alleen het Centrum voor landgrenzen een zichtbaar resultaat geboekt. De activiteiten van dit centrum betroffen het organiseren en volgen van gemeenschappelijke operaties en de uitwisseling van personeel langs geselecteerde delen van de buitengrenzen van de lidstaten.
Een belangrijke bijdrage van dit centrum dat als model (proefstation) kan dienen, is het aannemen van richtsnoeren betreffende werkwijze en activiteiten.
10059/1/03 REV 1
van/HF/mg DG H I
181
NL
Het wordt nodig geacht de ondersteunende bevoegdheden van dit centrum te vergroten, zodat het geleidelijk aan actief kan worden voor alle sectoren die betrekking hebben op het beheer van de externe landgrenzen waarvoor de gemeenschappelijke instantie bevoegd is.
Met betrekking tot de twee andere centra kan het resultaat niet worden geëvalueerd. Daarvoor is een aantal redenen aan te wijzen:
a)
het RAC moet zijn eerste risicoanalyse op 12 juni indienen, terwijl
b)
het kenniscentrum in Dover er niet in is geslaagd zijn activiteiten volgens het overeengekomen voorstel te ontplooien, en nu voornemens is zijn beleid opnieuw te bezien. Daarom wordt het noodzakelijk geacht dat de gemeenschappelijke instantie de nieuwe doelstelling van het centrum, die door SCIFA moeten worden goedgekeurd, vaststelt.
3.
Het resultaat van de proefprojecten kan thans niet worden geëvalueerd omdat al deze projecten nog in de fase van ontwikkeling en voorbereiding verkeren; de in het plan vastgestelde doelstellingen zijn dan ook nog niet bereikt.
Er moet rekening mee wo rden gehouden dat het project voor de internationale luchthavens, en de programma's voor de rationalisatie van repatriëring en onderzoek naar grensoverschrijdende criminaliteit als maatregelen voor de korte termijn, conform het plan eind juni 2003 moeten worden voltooid. Het project voor internationale luchthavens is klaar voor evaluatie, maar het leidinggevende land heeft het noodzakelijk geacht een operationele testfase toe te passen, waarna een algemene evaluatie door Europol zal plaatsvinden.
4.
De operationele programma's, die betrekking hadden op gezamenlijke operaties, hadden te kampen met ernstige problemen. Er was namelijk gebrek aan: a)
passende planning en voorbereiding
b)
centrale operationele coördinatie
c)
operationele coördinatie inzake projecten betreffende de zeegrenzen.
10059/1/03 REV 1
van/HF/mg DG H I
182
NL
d)
een adequate, grondige aanpak van de moeilijkheden die tijdens de uitvoeringsperiode zijn gerezen
e)
een rechtsgrond voor de uitvoering van gezamenlijke operaties
f)
het nakomen door de deelnemende landen van de verplichtingen uit hoofde van de programma's.
Meer in het bijzonder hebben de programma's voor de oostelijke landgrenzen en voor visa (RIO III) de initiële hoofddoelstellingen onvoldoende gerealiseerd, vooral omdat de deelnemende landen niet volledig hebben voldaan aan hun verplichtingen en omdat hun planning ontoereikend was.
Gezamenlijke operaties aan de zeegrenzen: •
het resultaat van operatie ORCA beantwoordde onvoldoende aan de doelstellingen van het Plan, aangezien dit resultaat voornamelijk betrekking had op de samenwerking op nationaal en lokaal niveau;
•
van het operationeel resultaat van operatie Ulysses (fase I) en van RIO IV is nog geen kennis gegeven, zodat dit resultaat nog niet kan dienen voor de uitvoering van soortgelijke operaties in de toekomst;
•
operatie Triton lijkt als enige van deze operationele programma's concrete, substantiële resultaten te hebben opgeleverd en in hoge mate de doelstellingen te hebben verwezenlijkt. Vooralsnog is een follow- up van het positieve resultaat van deze operatie niet mogelijk omdat het passende operationele evaluatiemechanisme ontbreekt.
Ook het gebrek aan een passende rechtsgrondslag voor het detacheren van personeelsleden in andere lidstaten is bij al deze samenwerkingsprojecten en -programma's een lacune gebleken. In bepaalde gevallen hadden deelnemende personeelsleden uit andere lidstaten slechts een waarnemersstatus. Daarom moet vooraf duidelijk worden of projecten en programma's een actieve functionele betrokkenheid van alle deelnemers impliceren.
10059/1/03 REV 1
van/HF/mg DG H I
183
NL
Gezamenlijke operaties, zoals deze worden omschreven in de punten 57 en 59 van het Plan, zullen baat hebben bij een passend nationaal en Europees juridisch kader waarbij aan gastfunctionarissen uitvoerende bevoegdheden zouden worden verleend door hen onder het gezag te plaatsen van de bevoegde autoriteiten die op nationaal niveau in de leidinggevende lidstaat of lidstaten verantwoordelijk zijn.
VI.
CONCLUSIES
Op grond van de algemene beoordeling en de toegevoegde waarde die het gevolg is van een groot aantal proefprojecten en gezamenlijke operaties, kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Ø
Het ontbreken van een controlemechanisme en van een methode voor een onafhankelijke, grondige evaluatie en voor de verwerking en het gebruik van resultaten doet zich zeer duidelijk gevoelen.
Ø
Wanneer in de toekomst gezamenlijke operaties worden opgesteld, moeten er richtsnoeren voor de uitvoering worden omschreven, en moet zorgvuldig worden bekeken wat het passende nationale en Europese juridische kader is.
Ø
Enkele specifieke, fundamentele behoeften die in het Plan waren omschreven zijn ofwel in de desbetreffende ingediende programma's niet aan bod gekomen ofwel bij de uitvoering van die plannen niet gerealiseerd. Dit kan worden toegeschreven aan het feit dat in het kader van een geïntegreerde planning van operationele acties op communautair niveau de specifieke, objectieve doelstellingen onvoldoende zijn omschreven.
Ø
Het wordt daarom belangrijk geacht om met name aan de hand van de door het RAC verstrekte risicoanalyse, te waarborgen dat de algemene verantwoordelijkheid voor de operationele planning en uitvoering van de programma's bij de gemeenschappelijke instantie ligt en, in voorkomend geval, bij het relevante centrum. Tegelijkertijd dient het Strategisch Comité te bevorderen dat spoedig ook de ad- hoccentra voor de externe zeeen luchtgrenzen worden opgezet. Bovendien is de verbetering van de coördinatie en van de operationele rol van SCIFA+ een voorwaarde voor een succesvolle ontwikkeling van soortgelijke programma's in de toekomst.
10059/1/03 REV 1
van/HF/mg DG H I
184
NL
Ø
In uitzonderlijke gevallen, wanneer de projecten nog niet zijn afgesloten, maar de tijd voor de inzameling van de gegevens voor dit verslag verstreken is, of wanneer de resultaten van de projecten of de relevante verslage n van Europol niet op tijd zijn ingediend voor een grondige bestudering door het voorzitterschap, wordt het noodzakelijk geacht om van alle leidinggeven landen te eisen na de volledige voltooiing van de projecten een aanvullend verslag in te dienen, zodat het voorzitterschap zich een totaalbeeld kan vormen van het behaalde resultaat.
Ø
Omdat de toetredende landen bij de bescherming van de toekomstige buitengrenzen van de Schengenruimte een belangrijke rol spelen, dienen zij actiever deel te nemen aan de werkzaamheden van de gemeenschappelijke instantie en de opstelling van proefprojecten en gezamenlijke operaties.
Ø
Om tot een doeltreffender uitvoering van de programma's te komen wordt de lidstaten aanbevolen zich te houden aan de regels en de voorschriften die voortvloeien uit hun deelneming aan deze programma's.
Ø
Er moet meer aandacht worden geschonken aan de institutionalisering van de centra overeenkomstig het verdrag. Ook zou de noodzaak kunnen worden bezien van een nieuwe institutionele structuur, zodat de operationele samenwerking voor het beheer van de buitengrenzen kan worden verbeterd.
_______________
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 4 juni 2003 (05.06) (OR. en)
10059/1/03 REV 1
van/HF/mg DG H I
185
NL
10059/1/03 REV 1 LIMITE FRONT 71 COMIX 355
NOTA van: aan: nr. vorig doc.: Betreft:
het voorzitterschap de Raad/Gemengd Comité op ministerieel niveau 9536/1/03 REV 1 FRONT 62 COMIX 315 Effectief beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie
Voor de delegaties gaan hierbij de ontwerp-conclusies van de Raad inzake een effectiever beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, zoals die luiden na de vergadering van het Comité van permanente vertegenwoordigers van 4 juni 2003.
_______________
10059/1/03 REV 1
van/HF/mg DG H I
186
NL
BIJLAGE
ONTWERP-CONCLUSIES VAN DE RAAD INZAKE EEN EFFECTIEVER BEHEER VAN DE BUITENGRENZEN VAN DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE
Herinnerend aan de conclusies van de Europese Raad van 21 en 22 juni 2002 te Sevilla, waar de staatshoofden en regeringsleiders het eens zijn geworden over de oprichting van de gemeenschappelijke instantie van buitengrensdeskundigen, samengesteld uit de hoofden van de grenscontrolediensten van de lidstaten en van Noorwegen en IJsland en belast met het coördineren van de maatregelen in het plan voor het beheer van de buitengrenzen,
Herinnerend aan punt 44 van het plan voor het beheer van de buitengrenzen waarin de func tioneringsprincipes en de bevoegdheden van de gemeenschappelijke instantie omschreven zijn,
Memorerend dat deze instantie, ingevolge het verzoek van de Europese Raad om een gemeenschappelijke instantie in het kader van de Raad op te richten, bestaat uit het Strategisch Comité immigratie, grenzen en asiel, uitgebreid met de hoofden van de grenscontrolediensten, onder de benaming SCIFA+,
Herinnerend aan de standpunten die in de context van de werkzaamheden van de instantie tijdens het Griekse voorzitterschap zijn uitgewisseld met betrekking tot haar operationele rol, de antwoorden van de lidstaten en van Noorwegen en IJsland op de vragenlijsten in de documenten 7485/03 en 8203/03,
Memorerend dat de benutting van de resultaten van de komende risico-analyse betreffende de situatie zoals die zich aan de buitengrenzen zal ontwikkelen, nieuwe operationele behoeften aan het licht kunnen brengen,
Gelet op de resultaten van de uitvoering van de diverse operationele programma's die door lidstaten zijn voorgesteld en door de gemeenschappelijke instantie zijn goedgekeurd in de tweede helft van 2002 tijdens het Deense voorzitterschap,
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
187
NL
heeft de Raad volgende conclusies aangenomen:
1.
De Raad neemt nota van het oordeel van de lidstaten dat de procedures en werkmethoden van het Strategisch Comité immigratie, grenzen en asiel en van de gemeenschappelijke instantie verbetering behoeven om de gemeenschappelijke instantie een krachtiger operationele rol te kunnen laten spelen. Daartoe zal SCIFA+ voortaan als gemeenschappelijke instantie buitengrensdeskundigen te boek staan.
2.
De Raad acht het nodig de gemeenschappelijke instantie verder te activeren gezien de aard, de verscheidenheid en het bereik van de aangelegenheden rond het beheer van de buitengrenzen, die van meet af aan stof van bespreking in de vergaderingen van de gemeenschappelijke instantie zijn geweest, de moeilijkheden die deze instantie in haar huidige samenstelling ondervindt telkens wanneer meer nadruk op operationele aangelegenheden moet worden gelegd en de evaluatie van de resultaten die de diverse door lidstaten verrichte proefprojecten en gemeenschappelijke operaties hebben opgeleverd.
3.
Met het oog op een adequate behandeling van de aangelegenheden van operationele aard door de gemeenschappelijke instantie zoals die omschreven zijn in punt 44 van het plan voor het beheer van de buitengrenzen, dient het Strategisch Comité immigratie, grenzen en asiel te bepalen hoe en volgens welke procedure afzonderlijke vergaderingen van de gemeenschappelijke instantie kunnen worden belegd waarin uitsluitend operationele aangelegenheden aan de orde zullen komen.
4.
Het Strategisch Comité, dat de leiding heeft over het gemeenschappelijke beleid inzake het beheer van de buitengrenzen, zal de gemeenschappelijke strategie bepalen voor de geleidelijke invoering van een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen, terwijl de gemeenschappelijke instantie belast zal zijn met de voorbereiding van de operationele uitvoering en coördinatie van de maatregelen in het door het Strategisch Comité aan de hand van de rapporten van de operationele centra en op grond van risico-analyse overeengekomen plan voor het beheer van de buitengrenzen.
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
188
NL
5.
Bij de behandeling van de onderwerpen vermeld in punt 44 van het plan voor het beheer van de buitengrenzen zal het SCIFA zich voortdurend verlaten op de gemeenschappelijke instantie als bron voor informatie over de genomen maatregelen en de heersende situatie aan de buitengrenzen van de lidstaten; de gemeenschappelijke instantie wordt belast met het beheer van de operationele aangelegenheden en de voorbereiding van door het SCIFA te nemen strategische beslissingen betreffende, onder meer:
?
de toewijzing, bestudering en benutting van stelselmatige of ad-hoc risico-analyses, te verrichten door de betrokken autoriteit;
?
de vaststelling of indiening van voorstellen, ingediend door de betrokken ad-hoccentra, betreffende proefprojecten of gemeenschappelijke operaties op basis van een resultaatgerichte strategie;
?
de monitoring en evaluatie van de bovenbedoelde onder supervisie van de betrokken ad-hoccentra verrichte projecten en operaties;
?
de vaststelling van de voorwaarden, vereisten en richtsnoeren voor de uitvoering van gemeenschappelijke projecten en operaties aan de buitengrenzen, alsmede voor het juridische kader van de deelname daaraan;
?
de rationele evaluatie van het functioneren van de bestaande centra en andere lopende projecten, op basis van strikt operationele criteria; zonder een voorlopige evaluatie van reeds goedgekeurde en uitgevoerde projecten, operaties of programma's kunnen geen nieuwe betrokken ad-hoccentra worden opgezet;
?
de oprichting van een ad- hoccentrum voor zeegrenzen en een ad-hoccentrum voor luchtgrenzen, op basis van de ervaringen opgedaan met het ad- hoccentrum voor landgrenzen. De spoedige oprichting van deze beide ad-hoccentra is nodig om alle aspecten van de buitengrenzen van de Europese Unie te bestrijken.
6.
Met het oog op de vaststelling van adequate minimumvereisten voor de opleiding van grenswachten, waardoor de lidstaten uniforme procedures kunnen volgen bij de uitoefening van controle aan de buitengrenzen, dient de gemeenschappelijke instantie na een beslissing van het Strategisch Comité te gelegener tijd aan te sturen op de invoering van een gemeenschappelijk kerncurriculum voor de opleiding van grenswachten, op basis van de expertise van de nationale opleidingsinstituten. De invoering van het gemeenschappelijk kerncurriculum dient gepaard te gaan met een uitwisseling van de diverse ervaringen en benaderingen door middel van een gemeenschappelijk platform van nationale opleidingsdeskundigen en het curriculum moet geregeld geëvalueerd en aangepast worden.
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
189
NL
7. De gemeenschappelijke instantie dient ook aan te sturen op een zo breed mogelijke deelname door de nieuwe lidstaten en de kandidaat-lidstaten aan de diverse operationele programma's en projecten, hetgeen zou moeten bijdragen tot een vlotte uitvoering en volledige toepassing door deze staten van het Schengenacquis op het gebed van een effectieve controle en bewaking van de grenzen. 8.
Het secretariaat-generaal van de Raad zal zorg dragen voor de voorbereiding en de follow-up van de vergaderingen van de gemeenschappelijke instantie. Hieraan zou in eerste instantie een bijdrage kunnen worden geleverd door deskundigen die door de lidstaten worden gedetacheerd. Hun taak zal het zijn de gemeenschappelijke instantie in staat te stellen om zicht te houden op en te zorgen voor de follow- up van alle activiteiten die op basis van het plan voor het beheer van de buitengrenzen worden verricht, waaronder het verbeteren van de doeltreffendheid en de coördinatie van de operaties en projecten die op dit gebied worden uitgevoerd.
9.
Daarnaast dient de gemeenschappelijke instantie de mogelijkheden na te gaan voor een verdere ontwikkeling van gemeenschappelijke operationele modellen voor een effectiever gemeenschappelijk beheer van de buitengrenzen.
_______________
COUNCIL OF THE EUROPEAN UNION
Brussels, 4 June 2003
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
190
NL
10063/1/03 REV 1
LIMITE JAI 158 ASIM 34 RELEX 208 FIN 240
NOTE from: to : Subject :
the Presidency Council Draft Council Conclusions on the development of a common policy on illegal immigration, external borders, the return of illegal migrants and cooperation with third countries
Delegations will find attached the above- mentioned Draft Council conclusions, resulting from the meeting of the Permanent Representatives Committee on 4 June 2003.
_____________
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
191
NL
DRAFT COUNCIL CONCLUSIONS ON THE DEVELOPMENT OF A COMMON POLICY ON ILLEGAL IMMIGRATION, EXTERNAL BORDERS, THE RETURN OF ILLEGAL MIGRANTS AND COOPERATION WITH THIRD COUNTRIES _________
THE COUNCIL,
-
Recalling the European Counc il conclusions in Seville on 21 and 22 June 2002,
where the Heads of State and Government reiterated their determination to speed up the implementation of all aspects of the programme adopted in Tampere on 15 and 16 October 1999.
-
Recalling, in particular, the Seville guidelines regarding the measures to combat illegal immigration, the gradual introduction of coordinated, integrated management of external borders and the integration of immigration policy into the Union's relations with third countries.
-
Recalling the principle of solidarity, which is inscribed in the present Treaty, with reference to the reception of refugees and displaced persons and inspired the creation of the European Fund for the Refugees.
-
Convinced that the principle of solidarity implies equitable sharing of responsibilities among Member States, including in the financial domain, in the fields of all community policies on border checks, asylum and immigration.
-
Recalling that the Seville European Council requested the Commission to implement a study concerning burden-sharing between Member States and the Union for the management of external borders, and to submit a report to the Council on the effectiveness of financial resources available at Community level for repatriation of immigrants and rejected asylum seekers, for management of external borders and for asylum and migration projects in third countries.
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
192
NL
-
Noting that the Council conclusions of November 2002 on intensified cooperation on the management of migration flows with third countries, the Commission communication of December 2002 and the Council conclusions of May 2003 on migration and development have determined the framework for integrating migration issues in the European Union's relations with third countries.
-
Referring to the Council Conclusions of 28 February 2002, which invited the Commission to conduct a feasibility study to see how sea border controls can be improved, and of June 2002 on measures to be applied to prevent and combat illegal immigration and smuggling and trafficking in human beings by sea and in particular on measures against third countries which refuse to cooperate with the European Union in preventing and combating this phenomenon
HAS ADOPTED THE FOLLOWING CONCLUSIONS:
1.
Visas
Referring to the Council conclusions of 5 June 2003 on the development of the Visa Information System (VIS), the Council deems necessary that, following the feasibility study by the Commission on the VIS, orientations should be determined as soon as possible, in order to satisfy the preferred options, with regard to the planning for the development of the system, the appropriate legal basis which will permit its establishment and the engagement of the necessary financial means, while respecting the financial perspectives. In this framework a coherent approach is needed in the EU on biometric identifiers or biometric data, which would result in harmonised solutions for documents for third country nationals, EU citizens’ passports and information systems (VIS and SIS II). The Council requests that the Commission prepare the appropriate proposals, starting with visas.
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
193
NL
2.
Management of external borders
Taking into consideration the common interest of all EU Member States to establish a more effective management of the external borders of EU Member States and noting the results achieved from the implementation of the various operational programmes, pilot projects, risk analysis, training of border personnel etc., as well as the conclusions to be drawn from the study undertaken by the Commission, at the request of the Council, relating to the complex and sensitive question of sea border controls, the Council stresses the importance of assuring the continuity and coherence of Community action in this field by setting out priorities and determining a more structured framework and methods.
The Council recognises the progress made in fully activating the operational branch of SCIFA required by the Seville conclusions, and more particularly, the tasking of the Common Unit of External Border Practitioners with the operational implementation and coordination of the measures contained in the Plan for the management of the external borders, which includes coordination and monitoring of “Centres” and operational activities, as well as preparation of strategic decisions, for the more effective and integrated management of the external borders of EU Member States. As mentioned in the conclusions adopted by the Council [on 5 June 2003] to that effect, the General Secretariat of the Council will ensure the preparation and follow- up of the meetings of the Common Unit and could be assisted in this task, at the initial phase, by experts detached by the Member States.
The Council requests the Commission to examine, in due course, drawing on experience by the Common Unit activities, the necessity of creating new institutional mechanisms, including the possible creation of a Community operational structure, in order to enhance operational cooperation for the management of external borders.
The Council emphasises the need for the acceleration of the works for the adoption of the appropriate legal instrument formally establishing the ILOs network in third countries, at the earliest possible date and before the end of 2003.
The Council requests the Commission to present, as soon as possible, proposals on the recast of the Common Manual, including the stamping of travel documents of third country nationals.
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
194
NL
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
195
NL
3.
Return of illegal migrants
The implementation of a common policy on return of illegally residing persons belongs to the responsibility of Member States. However, greater efficiency can be achieved by reinforcing existing cooperation and setting up mechanisms to this end, including a special Community financial mechanism for ensuring the promotion of a fair balance of efforts and contributions by all Member States concerned.
In this context, the Council asks the Commission to examine all aspects relating to the establishment of a separate community instrument in order to support, in particular, the priorities as set out in the Return Action Programme approved by the Council, and to report back to it by the end of 2003.
4.
Partnership with third countries
In the context of integrating migration issues in the European Union's relations with third countries, the Council reaffirms that the EU dialogue and actions with third countries in the field of migration should be part of an overall integrated, comprehensive and balanced approach, which should be differentiated, taking account of the existing situation in the different regions and in each individual partner country. In this respect, the Council recognises the importance to develop an evaluation mechanism to monitor relations with third countries which do not cooperate with the EU in combating illegal immigration, and considers the following topics to be of primary importance:
.
participation in the international instruments relevant to this matter (e.g.: Conventions on Human Rights, the Geneva Convention of 28 July 1951 relating to the status of refugees as amended by the New York Protocol of 31 January 1967, etc.),
.
cooperation of third countries in readmission/return of their nationals and of third-country nationals,
.
efforts in border control and interception of illegal immigrants,
.
combating of trafficking in human beings, including taking legislative and other measures,
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
196
NL
.
cooperation on visa policy and possible adaptation of their visa systems,
.
creation of asylum systems, with specific reference to access to effective protection, and
.
efforts in redocumentation of their nationals.
In developing the above evaluation, the Council will make use of the information to be provided by the ILOs network for any of the above topics that fall under their competencies.
The Council calls on the Commission to report annually on the results of the above monitoring of cooperation of third countries, and make proposals or recommendations as it would deem appropriate.
5.
Community financial resources and burden-sharing mechanism
Following the development of mutual confidence between Member States for the promotion of the area of liberty, security and justice, which is a priority objective of the Union, the Council emphasises that the principle of solidarity must be consolidated and must be made more concrete, notably in terms of reinforcement of operational cooperation, and insofar as this cooperation is based on a Community policy, it should include an important financial component. The Council asks the Commission to reflect this in the political objectives and subsequent resource orientations to be defined in the new post-2006 financial perspectives, which will determine the budgetary framework of action of an enlarged Union. In the meantime, the Council asks the Commission to examine, while respecting the principles determining the use of the budget, the possibility of appropriating funds from the budgetary margin available for internal policies, in order to address, during the period 2004-2006, the most pressing structural needs in this area and to cover a wider definition of solidarity that would include the Community support in the management of external borders, the implementation of the Return Action Programme, the development of the Visa Information System (VIS) [, and the cost of the temporary stay of rejected asylum-seekers and illegal immigrants].
______________________ 8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
197
NL
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 27 mei 2003 (04.06) (OR. en)
8926/2/03 REV 2
CORDROGUE 40 CATS 25 SAN 85 NOTA van: aan: nr. vorig doc.: Betreft:
de Horizontale Groep drugs het COREPER/de Raad 8926/1/03 CORDROGUE 40 CATS 25 SAN 85 REV 1 Uitvoeringsnota betreffende de terugdringing van vraag en aanbod tot uitvoering van het EU-actieplan inzake drugs
Inhoud
Blz.
• •
3–4
•
Inleiding Delen van het EU-actieplan inzake drugs 2000-2004 die in dit uitvoeringsplan zijn overgenomen a. Coördinatie, informatie en evaluatie b. Terugdringing van de vraag c. Terugdringing van het aanbod d. Uitbreiding en internationale acties
4–6 6–7 7–9 9–11
Uitvoeringsplan - Overzichtstabel en vereiste maatregelen Deel A: Coördinatie, informatie en evaluatie 1. Coördinatie 12 2. Informatie 13–14 3. Evaluatie 14–15 Deel B: Terugdringing van de vraag 4. Beleid inzake specifieke stoffen en inzake de invloed van EU- instrumenten op het gebied van preventie, behandeling en vermindering van risico's 15–17 5. Beleid inzake synthetische drugs 17 6. Beleid inzake het verband tussen drugverslaving en sociale achterstelling 17
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
198
NL
Deel C: Terugdringing van het aanbod 7. Intra-Europese informatieverzameling en operationele samenwerking 8. Overzicht van de opleid ingsmogelijkheden voor de wetshandhavingsdiensten in de lidstaten 9. Acties tegen de opbrengsten van de drugshandel 10. Actie tegen de straathandel en drugsgerelateerde criminaliteit Deel D: Uitbreiding en internationale acties 11. Coördinatie van op vraag en aanbod gerichte maatregelen in de nieuwe lidstaten en in de kandidaat- lidstaten 12. Aanpak van de heroïneroute 13. Aanpak van de cocaïneroute 14. Aanpak van de cannabisroute uit de Maghreb-regio en Albanië
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
18–20 21 22 23
24–25 26–27 28–29 30
199
NL
Inleiding Tijdens de zitting van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 28-29 november 2002 te Brussel werd overeenstemming bereikt over een nota betreffende de tussentijdse evaluatie van het EUactieplan inzake drugs. De nota werd door de Europese Raad goedgekeurd tijdens de bijeenkomst te Kopenhagen in december 2002. Die nota was gebaseerd op de conclusies van de Commissiemededeling over hetzelfde onderwerp. De nota van de Raad JBZ zal de leidraad vormen voor de uitvoering van de drugsstrategie van de Europese Unie en het EU-actieplan inzake drugs voor de resterende twee jaar van hun looptijd. Voortgaand op de aanbevelingen van de Commissiemededeling wordt in de nota van de Raad JBZ gewezen op de noodzaak van een "meer resultaatgerichte aanpak" en "meer duidelijk omschreven prioriteiten". Tevens worden de gebieden opgesomd die als prioriteit voor een communautair optreden moeten worden beschouwd.
In punt 4.2 van de nota van de Raad JBZ wordt het volgende gezegd: "De Raad is van mening dat bij de uitvoering van afzonderlijke acties van de Unie over het algemeen meer gebruik moet worden gemaakt van streefdata en vaste termijnen. Met het oog daarop moeten uiterlijk in het voorjaar van 2003 door het voorzitterschap van de Raad in samenwerking met de Commissie uitvoeringsnota's worden opgesteld waarin tijdschema's, specifieke activiteiten en verantwoordelijkheden worden vastgesteld voor de uitvoering van maatregelen met betrekking tot elk van de in deze nota aangemerkte kerngebieden. Deze moeten vervolgens zo spoedig mogelijk door de Horizontale Groep drugs worden goedgekeurd." Met deze uitvoeringsnota betreffende de terugdringing van vraag en aanbod wordt ingegaan op het uitdrukkelijk verzoek van de Raad JBZ. Conform de in het EU-actieplan bepaalde algemene, evenwichtige en geïntegreerde aanpak van de drugsbestrijding voorziet het plan in maatregelen op het gebied van de terugdringing van de vraag tussen lidstaten, nieuwe lidstaten, kandidaat- lidstaten, Raad, Commissie en EWDD, alsook op het gebied van de terugdringing van het aanbod, om de wetshandhavingssamenwerking in de EU bij de bestrijding van het aanbod aan te moedigen. Deze uitvoeringsnota is tevens gebaseerd op de ontwerp-nota van de Raad aan de Europese Raad betreffende de tussentijdse evaluatie van het actieplan van de Europese Unie inzake drugs (Cordrogue 80, rev.3). Hij moet worden gelezen in samenhang met de in dit verband relevante aspecten van de uitvoeringsnota over de actie voor de aanpak van synthetische drugs (zie doc. 12452/2/02 CORDROGUE 81). 8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
200
NL
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
201
NL
Eenmaal per voorzitterschap moeten in het kader van de eindevaluatie van het EU-actieplan inzake drugs en de EU-drugsstrategie de vorderingen in kaart worden gebracht. Eind 2004 zal de Commissie de in de uitvoeringsnota vermelde acties die al deel uitmaken van het actieplan, evalueren.
Onderdelen van het EU-actieplan inzake drugs die in dit uitvoeringsplan zijn overgenomen:
a.
Coördinatie, informatie, evaluatie
1.1.2
Wanneer zulks passend is, en in elk geval in 2002 (evaluatie halverwege) en 2004 (eindevaluatie), overweegt het voorzitterschap van de Raad het organiseren van een bijeenkomst op hoog niveau van degenen die betrokken zijn bij de uitvoering van dit plan.
1.1.3
Het voorzitterschap van de Raad biedt de nationale drugscoördinatoren of hen die verantwoordelijk zijn voor de coördinatie van het drugsbeleid regelmatig, in principe tweemaal per jaar, de gelegenheid bijeen te komen in het kader van de Horizontale Groep Drugs, teneinde informatie uit te wisselen over nationale ontwikkelingen en mogelijkheden voor intensievere samenwerking te bespreken.
1.1.7
De Commissie organiseert met hulp van het EWDD een studie die vóór maart 2000 moet zijn afgerond, om te bezien of de vigerende coördinatieregelingen kunnen worden verbeterd en zo ja, hoe.
1.2.2
Rekening houdend met de nationale wetgeving en bestuurlijke structuren, moedigt de Raad alle lidstaten aan te overwegen om, hun nationaal coördinatiemechanisme te versterken of, wanneer een dergelijk mechanisme niet bestaat dit op te zetten en/of een nationale drugscoördinator aan te wijzen.
1.3
Bevordering van interdisciplinaire samenwerking en participatie van de civiele samenleving (doelstelling 6 van de strategie).
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
202
NL
1.3.2
Alle lidstaten en de Commissie stellen een strategie vast voor samenwerking met de civiele maatschappij en de samenleving en groepen vrijwilligers uit gebieden die het meest door het drugsgebruik worden getroffen.
2.1
Verzameling, analyse en verspreiding met behulp van het EWDD en Europol, van objectieve, betrouwbare en verge lijkbare gegevens over de drugsproblematiek in de EU (doelstelling 8 van de strategie).
2.1.1
Met de door het EWDD geleverde technische instrumenten en richtsnoeren geven de lidstaten in een vergelijkbare vorm die is opgesteld door het EWDD en aangenomen door de Raad, betrouwbare informatie over de vijf voornaamste epidemiologische indicatoren: 1. omvang en patroon van het drugsgebruik in de algemene bevolking 2. voorkomen van problematisch drugsgebruik 3. verzoeken van drugsgebruikers om behandeling 4. aan drugs gerelateerde overlijdensgevallen en mortaliteit van drugsgebruikers 5. aan drugs gerelateerde infectieziekten (HIV, hepatitis).
2.1.3
Het EWDD ontwikkelt indicatoren over drugscriminaliteit, de beschikbaarheid van illegale drugs (ook op straat) en de aan drugs gerelateerde sociale uitsluiting.
2.1.4
Binnen de bestaande financiële beperkingen waarborgen de lidstaten en het EWDD dat de nationale knooppunten over de noodzakelijke politieke en financiële steun beschikken voor de uitvoering van de vijf geharmoniseerde voornaamste indicatoren.
2.1.5
Het EWDD rondt het werk aan de in 2.1.1. en 2.1.3. genoemde indicatoren voor eind 2000 af en brengt vervolgens jaarlijks aan de Horizontale Groep Drugs verslag uit over de convergentie van de voornaamste indicatoren, de op dit gebied geboekte vooruitgang, en de actie die in het komende jaar wordt voorgesteld om nog onopgeloste problemen op te lossen.
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
203
NL
2.1.7
De Commissie bevordert de instelling van een Europees beoordelingssysteem dat de lidstaten aanmoedigt nationale deskundigencentra op het gebied van toxicologische analyses, klinische gegevensbanken en experimentele, klinische of epidemiologische studies in een netwerk op te nemen.
2.2
Ervoor zorgen dat antidrugsacties geëvalueerd worden.
2.2.1
Op basis van dit actieplan organiseert de Commissie passende evaluaties halverwege en na beëindiging van de drugsstrategie (2000-2004), en legt zij de verslagen voor aan de Raad en het Parlement.
b.
Terugdringing van de vraag
3.1
Grotere prioriteit voor drugspreventie en terugdringing van de vraag, in het bijzonder de vermindering van het aantal nieuwe drugsgebruikers, alsmede de vermindering van de schadelijke gevolgen van drugsgebruik.
3.1.1
In vijf jaar tijd het gebruik van drugs alsmede het aantal nieuwe drugsgebruikers, in het bijzonder jongeren tot 18 jaar, sterk terugdringen.
3.1.1.1
De lidstaten en de Commissie ontwikkelen alomvattende preventieprogramma's voor zowel legale als illegale drugs, die ook het polydruggebruik bestrijken. De lidstaten moedigen de scholen aan om in hun leerprogramma preventie van legale en illegale drugs op te nemen en programma's te ontwikkelen om ouders te helpen.
3.1.1.2
De Commissie draagt er zorg voor dat er volledig gebruik wordt gemaakt van bestaande communautaire programma's ter bestrijding van sociale uitsluiting en stadscriminaliteit, en ter aanmoediging van sociale reïntegratie.
3.1.1.4
De lidstaten en de Commissie zetten de ontwikkeling van innovatieve benaderingen ter voorkoming van het gebruik van synthetische drugs voort, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van gebruikers van synthetische drugs.
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
204
NL
3.1.2.4
De lidstaten dragen er zorg voor dat er in de opleiding en het onderricht van dokters, sociale werkers en anderen die in de volksgezondheids- en sociale sector werkzaam zijn, voldoende aandacht wordt besteed aan drugsgerelateerde vraagstukken.
3.1.3
Het aantal met succes behandelde verslaafden aanzienlijk opvoeren.
3.1.3.3
De lidstaten stellen duidelijke richtsnoeren op voor de normen en doelstelling van behandelende diensten en zorgen voor een gedocumenteerde evaluatie van de behandeling volgens deze richtsnoeren. De nadruk moet worden gelegd op een wetenschappelijke evaluatie van verschillende behandelingsstrategieën. Er dient volledig gebruik te worden gemaakt van het communautaire programma voor onderzoek en ontwikkeling.
3.2.2
De lidstaten en de Commissie verschaffen toereikende middelen voor onderzoek naar de biomedische en sociale oorzaken van verslaving, naar de preventie en de oorsprong van verslaving, en naar gedragspatronen rond het drugsgebruik. De Commissie zet zich in voor de opneming van dit onderzoeksgebied als een prioriteit in het communautaire programma voor onderzoek en ontwikkeling.
3.4
Voorkoming va n drugscriminaliteit, met name jeugd- en stadscriminaliteit
c.
Terugdringing van het aanbod
3.4
Voorkoming van drugscriminaliteit, met name jeugd- en stadscriminaliteit
3.4.1
In vijf jaar tijd het aantal drugsgerelateerde misdrijven sterk doen afneme n.
3.4.1.1
De Commissie en de lidstaten zetten programma's op ter bevordering van de beste praktijken bij de bestrijding van criminele activiteiten die onder meer gerelateerd zijn aan drugs, jeugd- en stadscriminaliteit.
4.1.1.1
De lidstaten garanderen een hoog en eenvormig beveiligingsniveau aan de externe grenzen van de EU, indien nodig richten zij gezamenlijke controleteams op, waarin bijvoorbeeld de politie, de douane, de immigratiedienst en grenswachten zitten.
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
205
NL
4.1.1.2
De Raad en de Commissie stellen samen met Europol EU-richtsnoeren op voor de bestrijding van illegale drugsactiviteiten middels nieuwe technologieën en in het bijzonder internet.
4.1.1.3
Met de hulp van Europol en rekening houdend met de bestaande EU-systemen voor de uitwisseling van informatie, werken de lidstaten samen in de relevante Raadsinstanties om hun inspanningen tegen drugssmokkel over zee op te voeren, onder andere het aanbieden van opleidingen over de identificatie en het volgen van verdachte vaartuigen en het opzetten van procedures voor het aan boord gaan en het doorzoeken van schepen indien noodzakelijk. De lidstaten moeten het belang erkennen van de implementatie van de beginselen van artikel 17 van het VN-verdrag tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
4.1.1.5
De Commissie steunt, waar nodig, de inspanningen van de lidstaten ter verbetering van de politiële, douane- en justitiële samenwerking, met name middels uitwisselings- en opleidingsprogramma's, waarbij gebruik wordt gemaakt van de ervaringen en de resultaten van de bestaande derdepijlerprogramma's.
4.1.1.7
De toekomstige Europese politieacademie biedt nuttige opleidingen op bovengenoemde terreinen aan.
4.1.2
In vijf jaar tijd het witwassen van geld en de illegale handel in de precursoren sterk terugdringen.
4.1.2.1.1
De Commissie brengt de Raad regelmatig verslag uit over de controle op het witwassen van geld in de EU, over in het voorgaande jaar ondernomen acties, en over voor het komende jaar voorgestelde actie.
4.1.2.2
De lidstaten nemen concrete stappen tegen het witwassen van geld, waaronder aanpassing van strafwetten en -procedures ten aanzien van het witwassen van geld.
4.1.2.3
De lidstaten verbeteren het systeem voor de analyse en uitwisseling van informatie tussen financiële inlichtingeneenheden van de lidstaten.
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
206
NL
4.2.2
Met de hulp van Europol, indien noodzakelijk, intensiveren de lidstaten hun samenwerking tegen de drugshandel en richten zij in het bijzonder, binnen het passende juridische kader, gemengde teams op in gevallen van drugshandel die plaatsvindt op het grondgebied van meerdere lidstaten.
4.2.3
De lidstaten bevorderen regionale samenwerking wanneer zij te maken hebben met vergelijkbare drugsproblemen.
4.2.6
De task force van de politiechefs overweegt de drugshandel op te nemen onder zijn prioritaire werkterreinen, en gaat in het bijzonder na hoe de politiële samenwerking inzake de drugshandel kan worden verbeterd en waar voor de politie de prioriteiten op dit gebied moeten liggen.
d.
Uitbreiding en internationale acties
5.1
Geleidelijke integr atie van de kandidaat-lidstaten en intensivering van de internationale samenwerking met andere landen en internationale organisaties (doelstelling 9 van de strategie).
5.1.1
De Commissie en de Raad dragen er zorg voor dat de kandidaat-lidstaten het communautaire acquis en de beste praktijken op drugsgebied aannemen en goed implementeren. De lidstaten en de Commissie stellen met de kandidaat- lidstaten een actieplan inzake drugs op, waarin staat wat zij allemaal moeten doen om zo spoedig mogelijk aan het acquis te voldoen.
5.1.2
De Commissie onderhandelt met de kandidaat-lidstaten om deze in staat te stellen deel te nemen aan de werkzaamheden van het Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. (……..).
5.1.3
De Commissie en de lidstaten blijven, waar nodig met technische en financiële bijstand, de kandidaat- lidstaten steunen in hun pogingen om drugsgebruik en drugshandel tegen te gaan. (...) Drugsgerichte jumelage en het beschikbaar stellen van de diensten van gespecialiseerde drugsadviseurs in de pretoetredingsperiode, verdienen eveneens de aandacht.
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
207
NL
5.1.4
De Raad houdt een jaarlijks debat over alle EU-bijstandsprojecten in de kandidaatlidstaten op drugsgebied.
5.2
Bevordering van de internationale samenwerking en de integratie van de drugsbestrijding in de ontwikkelingsprogramma's van de EU en ondersteuning van de inspanningen van de Verenigde Naties in het algemeen en het UNDCP in het bijzonder, gericht op het ontwikkelen van de internationale samenwerking op basis van de door de SAVVN in juni 1998 vastgestelde principes.
5.2.1
Bij de internationale drugsbestrijding geven de Commissie en de Raad voorrang aan de kandidaat- lidstaten en die regio's in de wereld die of drugs produceren of via welke drugs worden vervoerd op weg naar de EU.
5.2.2
De lidstaten en de Commissie coördineren hun projecten in derde landen en regio's teneinde een gezamenlijke beoordeling en uitvoering van hun actie mogelijk te maken.
5.2.3
De lidstaten en de Commissie versterken de samenwerking met multilaterale en internationale organisaties, indien dit de doeltreffendheid van hun acties verhoogt.
5.2.4
De Commissie en de lidstaten blijven toereikende middelen beschikbaar stellen voor de uitvoering van programma's en projecten gericht op vermindering van het aanbod (bijvoorbeeld bestrijding van de drugshandel en ondersteuning van alternatieve ontwikkelingsvormen) en van de vermindering van de vraag. De lidstaten en de Commissie brengen jaarlijks aan de Raad verslag uit (Horizontale Groep Drugs) over alle bijstandsprojecten die in derde landen op het gebied van drugs zijn ondernomen, een matrix daarvoor wordt regelmatig bijgehouden. De Commissie informeert de Raad indien mogelijk en noodzakelijk reeds in de voorbereidingsfase over alle bijstandsprojecten voor derde landen op drugsgebied.
5.2.6
De lidstaten en de Commissie stellen met Noord-Afrika een actieplan inzake drugssamenwerking op en voeren de actieplannen inzake Latijns-Amerika, het Caribisch gebied en Centraal-Azië volledig uit.
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
208
NL
5.2.8
De lidstaten en de Commissie steunen de ontwikkeling van een gemeenschappelijke reeks indicatoren op het gebied van terugdringing van de vraag en zetten zich in voor een gemeenschappelijke norm voor nationale verslaggeving aan internationale organisaties.
5.2.10
De EU blijft steun verlenen aan nationale inspanningen voor het elimineren van de illegale teelt van drugsgewassen, overeenkomstig het beginsel van gedeelde verantwoordelijkheid.
8926/2/03 REV 2
eek/YEN/vl DG H II
209
NL
UITVOERINGSPLAN - OVERZICHTSTABEL EN VEREISTE MAATREGELEN
DEEL A: Coördinatie, informatie, evaluatie
EU-actieplan inzake drugs 2000–2004: Uitvoering van het Europese Actieplan op basis van beleidsmaatregelen nationaal plan en een doeltreffend coördinatiemechanisme. 1. Coördinatie Referentie in EUdrugsactieplan 1.1.3
Vereiste actie
Veran
1.1 Vergadering van de nationale drugscoördinatoren
Lidstate
1.2.2
1.2 Alle lidstaten moeten de aanneming van een nationale drugsstrategie en/of een Lidstate nationaal actieplan en een nationaal coördinatiemechanisme overwegen om de continuïteit en de samenhang van drugsgerelateerde acties op alle niveaus te waarborgen.
1.3; 1.3.2
1.3 (a) Uitwerking door de Commissie van een strategie voor samenwerking met de Commis civiele samenleving
1.3; 1.3.2
(b) Conferentie over de samenwerking met de civiele samenleving, die zal worden Raad, C georganiseerd door het voorzitterschap van de Raad, in samenwerking met de Commissie
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
210
NL
2. Informatie
CORDROGUE 80, PRIORITEIT 4.3: Om de ontwikkelingen op drugsgebied te volgen en ervoor te zorgen CORDOGUE 80 REV 3 geëiste acties effectief worden uitgevoerd, dient de Horizontale Groep drugs tijdens elk gang tijdens een daarvoor bestemde vergadering te toetsen, en op basis van deze bespreking en in nauwe same nota aan het Coreper toe te zenden over de stand van zaken, de reeds geïnitieerde en de nog vereiste acties. CORDROGUE 80, PRIORITEIT 7.1: Er moet meer worden gedaan aan een efficiënte uitwisseling van infor praktijken en wetenschappelijk onderzoek, meer bepaald met betrekking tot drugspreventie, behandeling, en de verband met drugsverslaving. Om dit te vergemakkelijken moet worden nagegaan of de inhoud en toegankelijkh verder moeten worden ontwikkeld, dan wel nieuwe gegevensbanken moeten worden opgezet die onmiddellijk to vakmensen en andere belanghebbende partijen in de lidstaten. Ook moeten meer ervaringen en beste praktijken w van drugsgerelateerde criminaliteit, waarbij met name gebruik wordt gemaakt van het Europees netwerk inzak CORDROGUE 80, PRIORITEIT 7.5: Nadere uitwerking van indicatoren inzake de terugdringing van de vraag criminaliteit. Referentie in EUVereiste actie Veran drugsactieplan 2.1 2.1 Toezending van een nota aan het Coreper over de stand van zaken, de reeds Voorzi geïnitieerde en de nog vereiste acties 2.1.1
2.2 Om de ontwikkelingen beter te kunnen volgen, wordt de lidstaten verzocht ervoor EWDD te zorgen dat de informatie met betrekking tot de 5 voornaamste indicatoren en het jaarverslag over de drugssituatie wordt verzameld en aan het EWDD voorgelegd
2.1.4
2.3 Zorgen voor politieke en financiële steun voor de uitvoering van de vijf geharmoniseerde voornaamste indicatoren
Lidstat
2.1.5
2.4 Nadere uitwerking en bijstelling van deze indicatoren
Lidstat Comm
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
211
NL
2.1.7
2.5 Nagaan of de inhoud en toegankelijkheid van bestaande gegevensbanken verder HDG, moeten worden ontwikkeld, dan wel of er nieuwe gegevensbanken moeten worden Comm opgezet
2.1.1;
2.6 Nadere uitwerking en exploitatie van de door EDDRA aangeleverde gegevens en de aan de EWDD voorgelegde nationale verslagen om na te gaan of er extra indicatoren moeten worden ontwikkeld
EWDD middel lidstate
3.1; 3.1.3
2.7 Afronding van het conceptuele werk in verband met de definitie van geslaagde behandeling
EWDD Comm
2.1
2.8 Om beter te kunnen inspelen op de behoeften in verband met het EU-actieplan en de evaluatie daarvan, moet aandacht worden besteed aan een betere verslaglegging door de lidstaten over opname voor behandeling, met succes behandelde personen, niet-behandelde verslaafden en door verslaafden gepleegde strafbare feiten
Lidstat (afhank middel ENCP
2.1.3; 2.1.7
3. Evaluatie
CORDROGUE 80, PRIORITEIT 4.4: De Commissie voert de eindevaluatie van het actieplan inzake drugs de vertegenwoordigers van de voorzitterschappen, het Europees Parlement, Europol en het EWDD. Referentie in EUVereiste actie Veran drugsactieplan 2.1 3.1 Het EWDD en Europol dienen in 2004 een nieuw overzicht op te stellen van de EWDD situatie op het gebied van drugs in de EU, waarbij de door de lidstaten te verstrekken lidstate gegevens in verband met drugs over 2003 zullen worden vergeleken met de basisgegevens over 1999. Deze activiteit houdt verband met de eindevaluatie van het actieplan. 2.2; 2.2.1
3.2 In het kader van de eindevaluatie van het EU-actieplan ontvangen de lidstaten een vragenlijst (werkinstrument voor de eindevaluatie van het EU-actieplan). De Commissie analyseert de antwoorden en zorgt voor de voorbereiding en presentatie van het geactualiseerde document.
Comm
2.2.1
3.3 Bijgewerkt voortgangsverslag. Discussie over de nationale ontwikkelingen op basis HDG, van het verslag van de Commissie
2.2.1
3.4 Instelling van een stuurgroep voor de eindevaluatie. De stuurgroep houdt toezicht op en geeft sturing aan de voorbereiding van de eindevaluatie. Hij moet vooral richtsnoeren geven met betrekking tot de procedures en de evaluatie-instrumenten.
Comm schapp Europo Parlem
DEEL B: Terugdringing van de vraag 4. Beleid inzake specifieke stoffen en inzake de invloed van EU-instrumenten op het gebied van preventie risico's. CORDROGUE 80, PRIORITEITEN 5.1 en 7.4: De Raad is van oordeel dat de strategie van de EU in de eerst
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
212
NL
zeer verslavende stoffen heroïne, cocaïne en crack. Voorts moet speciale aandacht worden besteed aan cannabi programma's en instrumenten kunnen bijdragen tot terugdringing van vraag en risico's, drugspreventie en prev criminaliteit. Het hoofddoel blijft evenwel verhoging van het aantal met succes behandelde drugsverslaafden Referentie in EUVereiste actie Veran drugsactieplan 4.1 Vermindering van risico's - Behandeling 3.1 (a) Aanneming va n de aanbeveling van de Raad betreffende de preventie van en de Raad beperking van de risico's die samenhangen met drugsverslaving (COM (2002) 201).
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
213
NL
3.1; 3.1.1
(b) Uitvoering van de aanbeveling
Lidstate
3.1
(c) EU-brede inventaris van behandelingsresultaten (voorleggen in jaarverslagen van het EWDD en opnemen in het tweede overzicht van de drugssituatie in de EU) (d) Opstelling van evaluatiemechanismen voor behandelingsprogramma's in de lidstaten (rekening houden met de EWDD-richtsnoeren voor behandelingsevaluatie, de bank van evaluatie- instrumenten die instrumenten voor de evaluatie van behandelingen bevat, en de EDDRA- gegevensbank met geëvalueerde behandelingsprogramma's)
EWDD,
(e) Aandacht voor het bestrijken van bestaande behandelingsbehoeften en de vorming en opleiding van medici en andere personen die werkzaam zijn in de gezondheids- en de sociale sector (door het Griekse voorzitterschap aan de HDG voorgelegde ontwerp-resoluties, Cordrogue 107 en Cordrogue 2)
Voorzitt
3.1; 3.1.3.3
3.1.2.4; 3.1.3
Lidstate
4.2 Voorkoming 3.1.1.1
(a) Ontwerp-resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende vroegtijdige interventie ter voorkoming van drugsverslaving en daarmee verbonden risico's bij jonge drugsgebruikers (Cordrogue 1, rev 1)
HDG
3.1
(b) Seminar inzake vroegtijdige interventie ter voorkoming van drugsverslaving bij jonge drugsgebruikers
Voorzitt
3.1 en 3.1.1;
(c) Oprichting van een groep deskundigen ter voorbereiding van een gids inzake beste praktijken op het gebied van vroegtijdige interventie die nieuwe richtsnoeren moet geven voor actiegerelateerde onderzoeksprojecten voor de verbetering van innoverende doeltreffende strategieën
EWDD middele voorzitte
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
214
NL
4.3 Onderzoek 3.2.2
(a) De mogelijkheden van financ iering in het kader van het 6e kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling verkennen. Eerste oproep voor voorstellen gepubliceerd in PB C 315 van 17.12.2002
Lidstate
5. Beleid inzake synthetische drugs CORDROGUE 80, PRIORITEITEN 5.2 en 7.3: Bij de bestrijding van synthetische drugs moet aandacht uitg onder meer verband houden met het gemeenschappelijk optreden inzake nieuwe synthetische drugs. De logis aandacht voor synthetische drugs is dat bij het terugdringen van vraag en risico's vooral aandacht moet worden b bepaald de vrijetijdsbesteding van jongeren. Referentie in EUVereiste actie Ver drugsactieplan 3.1.1.4 5.1 Follow- up van de externe evaluatie van het gemeenschappelijk optreden inzake Commis nieuwe synthetische drugs 3.1.1.4
5.2 Follow- up van de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de lidstaten over de preventie van recreatief drugsgebruik (doc. 5095/3/02 CORDROGUE 2)
HDG, li Commis
6. Beleid inzake het verband tussen drugverslaving en sociale achterstelling CORDROGUE 80, PRIORITEIT 5.3: Het drugsprobleem benaderen in het licht van een sociale achterstellin betrekkingen tussen drugsmisbruik en armoede, ontbering, werkloosheid, dakloosheid en uitsluiting nader be aandacht worden geschonken aan de verbanden tussen drugsmisbruik, delinquentie en criminaliteit. 2.1.3 6.1 Bestudering van de noodzaak, de vereisten en de haalbaarheid van het EWDD, ontwikkelen van indicatoren met betrekking tot drugscriminaliteit, de beschikbaarheid van illegale drugs en de aan drugs gerelateerde sociale uitsluiting 3.1.1.2
6.2 Gebruik maken van de beschikbare communautaire programma's zoals Leonardo, Lidstate Socrates of Jeugd, teneinde sociale uitsluiting en stadcriminaliteit tegen te gaan en sociale reïntegratie aan te moedigen Deel C: Terugdringing van het aanbod
EU-actieplan inzake drugs 2000-2004: Uitvoering van het Europese Actieplan op basis van beleidsmaatregel nationaal plan en een doeltreffend coördinatiemechanisme. 7. Intra-Europese informatieverzameling en operationele samenwerking
CORDROGUE 80, PRIORITEIT 6.1: Wat de operationele aspecten betreft, is de Raad van oordeel dat d
wetshandhavingsautoriteiten die zich bezighouden met drugshandel moet worden geïntensiveerd. De d
Europol hebben ontwikkeld moeten worden bestudeerd als uitgangspunt voor verdere werkzaamheden samenwerking moet zowel op uitvoer- als op invoerpunten worden gericht.
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
215
NL
Referenti e in EU-
Vereiste actie
drugsacti eplan 7.1 Verzamelen van inlichtingen (tactische informatie)
4.1.1.3;
(a) Ervoor zorgen dat de lidstaten alle relevante actuele tactische informatie 1
4.2.2;
over drugsroutes en groeperingen die zich bezighouden met drugshandel
4.2.6
doorsturen naar Europol teneinde gebruik te maken van de mogelijkheden
Lids
die de bepalingen van de Europol-Overeenkomst voor een dergelijke uitwisseling van informatie bieden. De werkzaamheden zouden gebaseerd moeten zijn op de bestaande samenwerking tussen Europol en de nationale Europol-eenheden.
Eur 4.1.1.3;
(b) De gegevens opslaan in een geschikte gegevensbank en daarbij rekening
4.2.2;
houden met de reeds in de MUSTARD- en COLA-werkbestanden
4.2.6
opgenomen informatie en met de ontwikkeling van het informatiesysteem van Europol. Alle gegevens moeten worden beheerd op een wijze die in overeenstemming is met de Europol-overeenkomst.
1
Informatie als bedoeld in de taakomschrijving van de analysewerkbestanden.
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
216
NL
7.2 Verzamelen van inlichtingen (strategische informatie) 4.1.1.3;
(a) Ervoor zorgen dat de lidstaten alle gegevens over inbeslagneming van heroïne,
4.2.2;
cocaïne en cannabis toezenden aan Europol, in het formaat dat is vastgelegd in de
4.2.6
aanbeveling van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de statistieken over
Lids
in beslag genomen drugs en oneigenlijk gebruikte precursoren (2001), om beter zicht te krijgen op de aanvoer en distributie van deze stoffen. De klemtoon zou moeten liggen op de identificatie van de handelsroutes, inclusief de punten van binnenkomst in de EU (en voor cannabis, de interne productie), verbergingstechnieken, opslag- en distributiecentra, vervoersmethoden en bij de handel betrokken groeperingen.
Eur 4.1.1.3;
(b) De gegevens opslaan in een geschikte gegevensbank en daarbij rekening houden
4.2.2;
met de reeds in de MUSTARD- en COLA-werkbestanden opgenomen informatie en
4.2.6
met de ontwikkeling van het informatiesys teem van Europol. Alle gegevens moeten worden beheerd op een wijze die in overeenstemming is met de Europolovereenkomst. 7.3 Verzamelen van inlichtingen (forensische informatie)
4.1.1.3;
(a) De voordelen bepalen van de ontwikkeling van een analytische strategie voor
Lids
4.2.2;
forensische profilering van inbeslagnemingen om een beter zicht te krijgen op de
Euro
4.2.6
aanvoer en distributie van he roïne en cocaïne en aldus de wetshandhavingsinstanties
onde
beter in staat te stellen de beschikbaarheid van deze drugs in de EU terug te dringen.
Lids 4.1.1.3;
(b) Afhankelijk van de conclusies inzake het voorgaande punt, een uitvoerige
4.2.2;
wetenschappelijke studie opzetten naar de haalbaarheid van
4.2.6
onzuiverheidsprofilering van heroïne en cocaïne
4.1.1.3;
(c) Aan de hand van de resultaten van zo'n studie zou een strategie kunnen worden
4.2.2;
uitgewerkt voor: het profileren van inbeslaggenomen heroïne en cocaïne als bedoeld
4.2.6
onder (a); de rapportering door de lidstaten aan Europol van gegevens over treffers
ENF
als gevolg van de profilering en details over de verpakking; de opslag van de gegevens in een geschikte gegevensbank, daarbij rekening houdend met de reeds in de MUSTARD- en COLA-werkbestanden opgenomen informatie en met de ontwikkeling van het informatiesysteem van Europol.
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
217
NL
Ond
7.4 Analyse van de inlichtingen en verspreiding ervan met het oog op operationele samenwerking 4.1.1.3;
(a) Op grond van deze en andere relevante gegevens uit de lidstaten zou
Eur
4.2.2;
geregeld een integrale strategische evaluatie gemaakt moeten worden van de
4.2.6
heroïne -, cocaïne - en cannabisdreiging. Deze evaluatie omvat de bekende bedreigingen voor de EU, details over hiaten in de inlichtingen, gebieden waar bedreigingen bestaan en nieuwe trends. Dit verslag gaat naar alle lidstaten, de task force van politiechefs, Eurojust en de Commissie.
(b) De lidstaten, Europol en de Commissie bespreken de praktische
Lids
4.1.1.3;
conclusies van de strategische evaluatie en de gebieden waarop in de
Com
4.2.2;
passende Raadsformatie gezamenlijke operaties georganiseerd zouden
forc
4.2.6
moeten worden. Daarop volgt praktische samenwerking tussen de
chef
wethandhavingsinstanties van de lidstaten (indien nodig ook de
GPS
douanediensten), zo nodig met steun van Europol, en eventueel met deelname van de task force van de politiechefs ter ondersteuning van de prioriteiten van de politie bij het aanpakken van de drugshandel.
(c) Aan de Raad en Eurojust wordt een verslag over de vaststellingen en de 4.1.1.3;
strategische evaluatie toegezonden, waarin (indien nodig) de operationele
4.2.2;
actie en de samenwerking die daaruit moeten resulteren, nader worden
4.2.6
omschreven.
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
218
NL
Eur
7.5 Evaluatiefase 4.1.1.3;
(a) Er wordt een evaluatie gemaakt van het succes en de operationele impact
4.2.2;
van deze werkcyclus (het verzamelen, analyseren en verspreiden van
4.2.6
inlichtingen en de daaruit resulterende operationele actie). De conclusies van
Eur
de derde ronde van wederzijdse evaluatie van de lidstaten kunnen ook in aanmerking worden genomen.
Eur 4.1.1.3;
(b) Aan de Raad wordt een verslag voorgelegd dat (indien nodig)
4.2.2;
aanbevelingen bevat voor een verbetering van de
4.2.6
verzameling/analyse/verspreiding van inlichtingen in de EU teneinde de operationele impact te optimaliseren. Met dit verslag moet vervolgens
Eur
rekening worden gehouden bij de eindevaluatie door de Commissie van het
Com
4.1.1.3;
EU-actieplan inzake drugs.
voor
4.2.2;
(c) Begin van een nieuwe werkcyclus.
lidst
4.2.6
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
219
NL
8. Overzicht van opleidingsmogelijkheden voor de wetshandhavingsdiensten in de lidstaten
CORDROGUE 80, PRIORITEIT 6.1: Wat de operationele aspecten betreft, is de Raad van oordeel dat d
wetshandhavingsautoriteiten die zich bezighouden met drugshandel moet worden geïntensiveerd. De d
Europol hebben ontwikkeld moeten worden bestudeerd als uitgangspunt voor verdere werkzaamheden
Referenti e in EU-
Vereiste actie
drugsacti eplan 8.1 Opleiding/uitwisseling van ambtenaren (mits definitieve instemming van de EPA) 4.1.1.5; 4.1.1.7
EPA (a) Er wordt een overzicht gemaakt van alle multinationale opleidingen die in het kader van de strijd tegen de drugshandel aan de wetshandhavingsambtenaren van de lidstaten worden geboden. Het gaat hierbij onder meer om opleidingen door de EPA en bilaterale en regionale initiatieven voor de uitwisseling van douane - of politieambtenaren en opleidingen van Europol in het kader van acties tegen illegale drugslaboratoria. De toetredingslanden zouden moeten worden uitgenodigd om aan dit overzicht mee te werken.
4.1.1.5; 4.1.1.7
EPA (b) Op basis van dit overzicht wordt een aanbeveling opgesteld over de wijze waarop de opleiding inzake bestrijding van de drugshandel in de gehele EU verbeterd kan worden, welke verdere opleiding er nodig is, en hoe bilaterale initiatieven betreffende de uitwisseling van ambtenaren in een formeel opleidings- en uitwisselingsnetwerk omgezet kunnen worden. Dit overzicht en een aanbeveling zouden aan de Raad voorgelegd moeten worden.
4.1.1.5; 4.1.1.7
EPA (c) De EPA zorgt (indien nodig) voor de oprichting en de coördinatie van een opleidingsnetwerk voor wetshandhavingsambtenaren die zich bezighouden met de strijd tegen de drugshandel (waarbij alle lidstaten van de EU, de nieuwe lidstaten en de kandidaat-lidstaten worden betrokken).
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
220
NL
9. Acties tegen de opbrengsten van de drugshandel CORDROGUE 80, PRIORITEIT 5.1: De Raad is van oordeel dat de strategie van de EU in de eerste
verslavende stoffen heroïne, cocaïne en crack. (...) De verbanden tussen de handel in deze stoffe
criminele organisaties en vervolgens de mogelijke financiering van terrorisme moeten verder worden a
Referenti e in EU-
Vereiste actie
drugsacti eplan 9.1 Opbre ngsten uit de drugshandel
4.1.2.1;
(a) De lidstaten, Eurojust en Europol werken in het kader van
Lids
4.1.2.2;
analysewerkbestanden en andere EU-projecten op basis van de uitwisseling
4.1.2.3
van informatie tussen de financiële inlichtingeneenheden in nauwe samenwerking aan een anti-witwasproject dat tot doel heeft de criminele kapitaalstromen van de EU naar specifieke bestemmingen met een hoog risico en bronlanden op te sporen en te ontwrichten. Deze werkzaamheden zouden gebaseerd moeten zijn op het analytisch werkbestand SUSTRANS en de mogelijkheden ervan moeten benutten, en zouden rekening moeten houden met de werkzaamheden van de Financiële Actiegroep witwassen van geld.
4.1.2.1;
Eur
4.1.2.2;
(b) Dit project zou na afloop geëvalueerd moeten worden door Europol, met
4.1.2.3
steun van vertegenwoordigers en deelne mers van de lidstaten. Aan de Raad zou een verslag voorgelegd moeten worden waarmee rekening gehouden wordt in de eindevaluatie van de Commissie van het EU-drugsactieplan 2000-2004.
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
221
NL
Com
10. Actie tegen de straathandel en drugsgerelateerde criminaliteit CORDROGUE 80, PRIORITEIT 5.1: De Raad is van oordeel dat de strategie van de EU in de eerste verslavende stoffen heroïne, cocaïne en crack. Speciale aandacht moet voortdurend uitgaan naar g ernstige schade aan de gezondheid die vaak in verband wordt gebracht met het misbruik ervan, de ta het misbruik van deze stoffen en de wijdverspreide misdrijven tegen eigendom op straat [...]. CORDROGUE 80, PRIORITEIT 5.4: De inspanningen om vraag en aanbod terug te dringen dienen in e zijn. Er moet voortdurend rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat doelgerichte acties m andere gebieden. Onderzoek naar dergelijke gevolgen en de uitwisseling van ervaringen moeten, zo no Referenti e in EUVereiste actie drugsacti eplan 10.1 Aanpak van drugsgerelateerde criminaliteit 3.4; 3.4.1; 3.4.1.1
3.4; 3.4.1; 3.4.1.1
3.4 3.4
(a) Het Griekse voorzitterschap organiseert een seminar over de beste praktijken in de lidstaten met betrekking tot de aanpak van drugsgerelateerde criminaliteit, waarbij de klemtoon gelegd wordt op jongeren in stedelijke gebieden.
Voo Com Eur inza crim tie, m van
(b) Na deze conferentie zou een verslag over de beste praktijken in de lidstaten met betrekking tot de aanpak van drugsgerelateerde criminaliteit, met de klemtoon op jongeren in stedelijke gebieden, opgesteld en verspreid moeten worden. Het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie overweegt op basis van de resultaten een follow-up. 10.2 Aanpak van kleinschalige distributie van drugs (a) Er zou een conferentie over de beste praktijken in de lids taten met betrekking tot de aanpak van kleinschalige, lokale distributie van drugs georganiseerd moeten worden. (b) Na deze conferentie zou een handboek over de beste praktijken in de lidstaten met betrekking tot de strijd tegen kleinschalige, lokale distributie van drugs opgesteld moeten worden en onder de lidstaten verspreid moeten worden.
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
222
NL
Grie
Ond UK, fina AGI UK bela lidst
Deel D: Uitvoeringsplan voor de uitbreiding en inte rnationale acties 11. Coördinatie van op vraag en aanbod gerichte maatregelen in de nieuwe lidstaten en in de kandidaat-lidstaten
CORDROGUE 80, PRIORITEIT 8.2: (...) De middelen die de Unie aan drugsgerelateerde acties in een bepaalde r
tot het belang van die regio voor het drugsprobleem in Europa, en tot de invloed van drugs op de sociale en econ
het beraad hierover moet rekening worden gehouden met de productiezones en transitroutes voor heroïne, coca alsook cannabis, en meer bepaald met de in het actieplan genoemde gebieden (de kandidaat-lidstaten, Noord
gebied en Centraal-Azië, en de Balkanlanden). CORDROGUE 80, PRIORITEIT 8.4 De samenwerking van de U lidstaten opvoeren, waarbij die landen zich, waar het de terugdringing van de vraag betreft, meer moeten inzetten voor ontwikkeling van compatibele informatie systemen.
CORDROGUE 80, PRIORITEIT 8.6 Er moet voortdurend worden gelet op indicaties die wijzen op wijzigingen in daarop kan reageren en passende maatregelen kan treffen. Referentie in EU-
Vereiste acties
drugsactie plan 11.1 Coördinatie van de acties in de nieuwe lidstaten, de kandidaat-lidstaten en derde landen.
Voor
HDG
5.2.3;
Het werk op dit gebied moet rekening houden met de werkzaamheden die nog moeten plaatsvinden: in het kader van het EU-Balkan-drugsactieplan; het EUactieplan met Centraal-Azië; het EU-LAC mechanisme (het Panama-actieplan); de dialoog op hoog niveau tussen de EU en de Andesgemeenschap; het werk van de EG-ASEAN-subcommissie narcotica; de associatieovereenkomsten met een aantal mediterrane partners (Israël, Tunesië, Marokko, Jordanië, Egypte, Libië, Algerije) het regionale samenwerkingsprogramma van JBZ-MED; de bijeenkomsten van de EU-trojka met de VS, Rusland en Iran; en de bijeenkomsten en officiële verklaringen in het kader van de 46ste Conferentie van de Commissie van de Verenigde Naties voor verdovende middelen. Ook moet rekening gehouden worden met het toekomstige werk van het EWDD en de lidstaten bij de ontwikkeling van monitoringsystemen en indicatoren. (a) De lidstaten verstrekken de Commissie informatie over alle lopende
5.2.10
drugsgerelateerde bilaterale bijstandsprogramma's in de nieuwe lidstaten, de
EWD
•
5.1.3; 5.2.1; 5.2.2;
•
kandidaat-lidstaten en derde landen die moeten bijdragen tot het terugdringen van de aanvoer van (met name door versterking van de wetshandhavingscapaciteiten in landen langs de belangrijkste aanvoerroutes) en vraag naar illegale drugs.
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
223
NL
Lids
5.1.3;
(b) De Commissie stelt een blauwdruk op voor bilaterale en multilaterale
5.2.1;
drugsprojecten van de lidstaten en de Commissie.
Com
5.2.2; 5.2.3;
(c) De Commissie stelt een halfjaarlijkse bijwerking op van de contactpunten
5.2.10
inzake jumelage/Phare/CARDS in de lidstaten.
5.1.3;
(d) Er wordt een verslag opgesteld waarin de beste praktijken op he t gebied
5.2.1;
van het verlenen van antidrugssteun aan derde landen, nieuwe lidstaten en
5.2.2;
kandidaat-lidstaten worden belicht en waarin wordt aangegeven op welke
5.2.3;
punten de ondersteuning door de lidstaten beter moet worden gecoördineerd.
Com
[Voo
5.2.10 (e) Dit verlag wordt besproken door de deskundigen in het kader van de
HDG
5.1.3;
Horizontale Groep drugs, met het oog op het opstellen van aanbevelingen
5.2.1;
over waar en hoe de steun meer doelgericht kan worden uitgevoerd, met
5.2.2;
inachtneming van de landelijke strategienota's van de Commissie en
5.2.3;
vergelijkbare documenten van de lidstaten. Deze aanbevelingen moeten
5.2.10
worden voorgelegd aan de bevoegde EU-instanties (in de lidstaten en bij de Commissie) als basis voor hun beleidskeuzen ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking.
Com (f) Er moet een passende evaluatie plaatsvinden van alle bilaterale en 5.1.3;
multilaterale projecten die door de Commissie en de lidstaten gefinancierd
5.2.1;
worden.
5.2.2; 5.2.3; 5.2.10
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
224
NL
c.q.
12. Aanpak van de heroïneroute
CORDROGUE 80, PRIORITEIT 8.2: (...) De middelen die de Unie aan drugsgerelateerde acties in e
verhouding staan tot het belang van die regio voor het drugsprobleem in Europa, en tot de invloed v
ontwikkeling van de regio. Bij het beraad hierover moet rekening worden gehouden met de product
cocaïne en de precursoren van deze stoffen, alsook cannabis, en meer bepaald met de in het actiepl
lidstaten, Noord-Afrika, Latijns -Amerika, het Caribisch gebied en Centraal-Azië, en de Balkanlanden 12.1 Bepaling van acties tegen de heroïneaanvoerroute in de Balkanlanden en Centraal-Azië, en verlening van passende steun in de nieuwe lidstaten en de kandidaat-lidstaten.
5.1.3;
(a) De uitkomsten van het verslag (zie 11.1, d, e, en f) worden besproken op
Lids
5.2.1;
de bijeenkomsten van de EU-trojka met de Centraal-Aziatische republieken
chap
5.2.2;
en de Balkanlanden en in de daartoe bestemde overlegstructuren met de
anal
5.2.3;
nieuwe lidstaten en de kandidaat-lidstaten.
aanb
5.2.10
kand en
toetr
(b) Verlening van passende steun aan de nieuwe lidstaten en de kandidaatlidstaten bij de aanpak van drugsgebruik en handel in illegale drugs. 5.1.3;
Kandidaat-lidstaten en toetredingslanden zorgen ervoor dat de lessen die
Nieu
5.2.1;
men trekt uit het verlenen van bijstand, de vooruitgang en de toekomstige
kand
5.2.2;
activiteiten met de partnerlanden langs de voornaamste handelsroutes op een
en
5.2.3;
efficiënte wijze meegedeeld en verspreid worden.
toetr
5.2.10
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
225
NL
5.1.3; 5.2.1; 5.2.2; 5.2.3;
(c) Na bespreking (zie 5.2) drugsambtenaren van de landen op de Balkan en in Centraal-Azië aanbevelen deze zorgpunten om te zetten in bijstandsprioriteiten voor de dialoog tussen hun eigen regering en de lidstaten en de Commissie. De landen in Centraal-Azië en op de Balkan moeten drugsbestrijdingsprioriteiten voorleggen aan de lidstaten en de Commissie als basis voor hun beleidskeuzen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.
Balk
land
Azië
lidst
5.2.10 (d) De lidstaten plannen de bijstand met de landen op de Balkan en in Centraal-Azië op basis van de discussies en de uitkomsten daarvan, en streven ernaar passende ondersteuning te geven bij de bestrijding van drugsgebruik en handel in illegale drugs.
Lids
5.1.3; 5.2.1; 5.2.2; 5.2.3; 5.2.10
(c) Indien mogelijk en passend, financiering door de lidstaten voor 2004 goedkeuren voor geselecteerde projecten in landen op de Balkan en in Centraal-Azië. Projecten gaan van start en worden geëvalueerd (zie 11.1, d, e en f). Resultaten en aanbevelingen worden, indien mogelijk en passend,
Lids
meegenomen in de programmering door de Commissie van de ontwikkeling, met dien verstande dat de bestaande ontwikkelingsprogramma's, inclusief 5.1.3;
samenwerking op het gebied van drugs, al zijn aangenomen tot 2006.
5.2.1; 5.2.2; 5.2.3; 5.2.10
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
226
NL
13. Aanpak van de cocaïneroute
CORDROGUE 80, PRIORITEIT 8.2: (...) De middelen die de Unie aan drugsgerelateerde acties in e verhouding staan tot het belang van die regio voor het drugsprobleem in Europa, en tot de invloe
ontwikkeling van de regio. Bij het beraad hierover moet rekening worden gehouden met de productiezones
de precursoren van deze stoffen, alsook cannabis, en meer bepaald met de in het actieplan genoemde gebiede Latijns-Amerika, het Caribisch gebied en Centraal- Azië, en de Balkanlanden).
13.1 Bepaling van acties tegen de cocaïneaanvoer in Latijns -Amerika.
5.1.3;
(a) Resultaten van de verslagen (zie 11.1 d, e en f) worden besproken in het
Lids
5.2.1;
kader van het EU/Latijns -Amerikaans -Caribisch mechanisme en de dialoog
chap
5.2.2;
van de EU op hoog niveau met de Andesgemeenschap, en regelmatige
anal
5.2.3;
vertegenwoordiging van de Caribische landen in het LAC-mechanisme wordt
aanb
5.2.10
aangemoedigd.
(b) Vervolgens drugsbestrijdingsambtenaren van Caricom/Cariforum,
Car
5.1.3;
Latijns-Amerikaanse en Midden-Amerikaanse landen aanbevelen deze
Ame
5.2.1;
zorgpunten om te zetten in bijstandsprioriteiten voor de dialoog tussen hun
land
5.2.2;
eigen regering en de lidstaten en de Commissie. De landen van
lidst
5.2.3;
Caricom/Cariforum, Latijns -Amerika en Midden-Amerika moeten
mec
5.2.10
prioriteiten voorleggen aan de lidstaten en de Commissie als basis voor hun beleidskeuzen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
227
NL
5.1.3;
(c) De lidstaten plannen de bijstand aan de LAC-landen op basis van de
Lids
5.2.1;
discussies en de uitkomsten daarvan. Na gezamenlijke analyse, inclusief de
5.2.2;
eventuele rol van externe spelers, overweging (goedkeuring) voor
5.2.3;
aanvaarding van het Caricom-actieplan als officiële vervanging van het
5.2.10
Barbados-actieplan Hierbij moet worden gezocht naar wegen om de Caribische landen die geen lid zijn van Caricom aan boord te krijgen.
5.1.3; 5.2.1; 5.2.2;
d) Indien mogelijk en passend, financiering door de lidstaten voor 2004 goedkeuren voor geselecteerde projecten in de Caribische regio en in Centraal- en LatijnsAmerika. Projecten gaan van start en worden geëvalueerd (zie 11.1, d, e en f). Resultaten en aanbevelingen worden, indien mogelijk en passend, meegenomen in de programmering door de Commissie van de ontwikkeling, met inachtneming van het feit dat de bestaande ontwikkelingsprogramma's, inclusief samenwerking op het gebied van drugs, voor Latijns-Amerika al tot 2006, en voor de Cariben al tot 2007 zijn aangenomen.
Lids
5.2.3; 5.2.10 13.2 Cocaïnesmokkel via de lucht in de Cariben
5.1.3;
(a) Belangstellende lidstaten werken samen bij acties gericht op de
Bela
5.2.1;
luchtvaart maatschappijen die op de Cariben vliegen. Deze operatie bouwt
lidst
5.2.2;
voort op het werk van UK/NL in dit gebied en maakt gebruik van de
van
5.2.3;
bestaande informatie van Europol en de lidstaten (bv. AWF COLA)
5.2.10 (b) Resultaten, analyse en aanbevelingen worden besproken om
5.1.3;
programma's op te stellen ter versterking van de informatie-uitwisseling en
Bela
praktische samenwerking.
lidst
5.2.1;
voor
5.2.2;
Eur
5.2.3; 5.2.10
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
228
NL
14. Aanpak van de cannabisroute uit de Maghreb-regio en Albanië
CORDROGUE 80, PRIORITEIT 8.2: (...) De middelen die de Unie aan drugsgerelateerde acties in e
verhouding staan tot het belang van die regio voor het drugsprobleem in Europa, en tot de invloed v
ontwikkeling van de regio. Bij het beraad hierover moet rekening worden gehouden met de productiezones
de precursoren van deze stoffen, alsook cannabis, en meer bepaald met de in het actieplan genoemde gebiede Latijns-Amerika, het Caribisch gebied en Centraal- Azië, en de Balkanlanden).
14.1 Aanpak van de cannabisroute uit de Maghreb-regio en Albanië
4.2.2;
(a) Belangstellende lidstaten werken samen bij het bepalen van gebieden voor
Bela
4.2.3;
samenwerking bij het aanpakken van de cannabishandel vanuit de Maghreb-
lidst
5.1.3;
regio via Spanje en vanuit Albanië, en ondernemen passende actie.
van
5.2.1; 5.2.2; 5.2.3;
(b) Resultaten, analyse en aanbevelingen worden door belangstellende
5.2.10
lidstaten besproken in de daartoe bestemde werkgroepen om de
Lids
samenwerking te verbeteren met betrekking tot acties tegen 4.2.2;
cannabissmokkel uit deze regio.
4.2.3; 5.1.3; 5.2.1; 5.2.2; 5.2.3; 5.2.10
_______________
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
229
NL
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 6 mei 2003 (12.05) (OR. en)
8286/1/03 REV 1
LIMITE SCH-EVAL 31 COMIX 233
NOTA van: aan:
het voorzitterschap het gemengd Comité op het niveau van hoge ambtenaren/het Gemengd Comité op ministerieel niveau Handhaving en vergroting van de doeltreffendheid van het Schengenevaluatiemechanisme
Betreft:
a.
De Schengenevaluaties worden door de lidstaten en de Commissie gezien als een waardevol instrument, zowel om vast te stellen of, voordat het Schengenacquis in een staat van kracht wordt, aan de gestelde voorwaarden is voldaan, als om ervoor te zorgen dat het Schengenacquis correct wordt uitgevoerd door de staten die het acquis reeds toepassen, waarbij in het bijzonder de problemen worden aangeduid en oplossingen worden aangereikt. Deze evaluaties, die sinds 1998 in Duitsland, Griekenland, Denemarken, Finland, Zweden en ook in IJsland en Noorwegen, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en Spanje worden uitgevoerd, worden gewaardeerd als een soort audit die zowel in het belang van de partnerlanden als van het bezochte land wordt uitgevoerd.
b.
Men mag verwachten dat het systeem de komende jaren met aanvullende eisen en verplichtingen te maken krijgt, en wel om ten minste drie redenen: 1.
het aantal nieuwe lidstaten dat de komende jaren geëvalueerd zal moeten worden,
2.
het aantal lidstaten dat deskundigen naar de inspecties mag sturen;
3.
de noodzaak de staten die het acquis reeds toepassen te blijven evalueren.
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
230
NL
c.
Na een reeks overlegvergaderingen waaraan bijna alle delegaties hebben deelgenomen, legt het Griekse voorzitterschap het Coreper en de Raad ter goedkeuring onderstaande conclusies voor die erop zijn gericht de doeltreffendheid van het Schengenevaluatiesysteem te handhaven en te vergroten.
Conclusies:
1.
Er bestaat geen noodzaak of behoefte om de huidige rechtsgrondslag voor de Schengenevaluaties, die voorkomt uit het besluit van het uitvoerend comité van 26 september 1998 (SCH/COM-ex (98) 26 def.) en die een onderdeel is geworden van het EU-acquis, te wijzigen. De Raad heeft op 29 mei 2001 een activiteitenprogramma (8881/01 SCH-EVAL 17 COMIX 371) goedgekeurd.
2.
Vanaf het lidmaatschap van de EU worden de nieuwe lidstaten geacht het Schengenacquis, d.w.z. de zogeheten "bepalingen van categorie I", toe te passen. Details van de methodes voor de evaluatie van deze staten in verband met hun toetreding en in verband met de latere afschaffing van internationale grenscontroles en de tenuitvoerlegging van het Schengeninformatiesysteem staan in de op 19 december 2002 door de Raad aangenomen nota 15440/02 SCH-EVAL 42 COMIX 720.
3.
Ter verbetering van de praktische werking van het systeem zal een reeks concrete maatregelen worden uitgevoerd: a.
de vragenlijsten voor de huidige lidstaten zullen meer worden toegespitst op de follow-up van voorgaande inspecties en tekortkomingen, en de vragenlijsten voor nieuwe lidstaten en voor de staten die het Schengenacquis nog niet toepassen zullen erop zijn gericht de Raad in de gelegenheid te stellen zijn besluit over uitvoering voor te bereiden. De Schengencatalogussen behoren weliswaar niet tot het juridisch bindend acquis, maar deze aanbevelingen en beste praktijken zullen als hulpmiddel bij de evaluatie dienen;
b.
de verslagen van de inspectiebezoeken zullen op een meer geharmoniseerde wijze worden opgesteld, waardoor het mogelijk wordt evaluaties onderling te vergelijken. Deze verslagen zullen vervolgens worden toegezonden aan de andere bevoegde groepen in de Raad waar een inhoudelijke bespreking kan plaatsvinden.
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
231
NL
4.
Richtsnoeren voor het bepalen van de grootte en de kwaliteit van de teams: a.
Alle delegaties zijn het eens over het streven de omvang van de inspectieteams te beperken, ook al heeft iedere lidstaat fundamenteel het recht om desgewenst deel te nemen. Niettemin is een realistische richtsnoer voor de grootte van de teams ongeveer als volgt: per inspectieteam niet meer dan 10 deskundigen als vertegenwoordigers van de huidige lidstaten (inclusief IJsland en Noorwegen), niet meer dan 5 deskundigen als vertegenwoordigers van de staten die het acquis nog niet volledig toepassen plus één vertegenwoordiger van de Commissiediensten en één van het secretariaat van de Raad. Het spreekt vanzelf dat staten die niet deelnemen aan het ene inspectieteam, bijvoorbeeld landgrenzen, in aanmerking komen voor deelname aan verscheidene andere inspectieteams (d.w.z. zeegrenzen, SIS-SIRENE, visum- en consulaire samenwerking, luchtgrenzen, politiële samenwerking, en/of gegevensbescherming). Geen enkele lidstaat wordt door meer dan één deskundige vertegenwoordigd.
b.
Behalve inzake de grootte van het team, moet er een richtsnoer worden uitgevaardigd inzake de kwaliteit van de inspectieteams. De delegaties in de groep Schengenevaluatie moeten erop toezien dat de door hen aangewezen deskundige beschikt over de vereiste professionele vaardigheden die hem als auditor respect opleveren en over de taalvaardigheid die hij voor het uitvoeren van zijn taken nodig heeft. Ieder inspectieteam moet worden geleid door een hoog gekwalificeerde deskundige, die niet noodzakelijkerwijs afkomstig is uit het land dat het voorzitterschap bekleedt.
_______________
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 4 juni 2003 (05.06) (OR. en)
9916/1/03 REV 1 LIMITE
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
232
NL
VISA 97 COMIX 341
NOTA van: aan: Betreft:
het secretariaat- generaal de Raad/het Gemengd Comité op ministerieel niveau Ontwerp-conclusies over de ontwikkeling van het visuminformatiesysteem (VIS)
Hierbij gaan voor de delegaties de in hoofde genoemde ontwerp-conclusies na de besprekingen in het Comité van permanente vertegenwoordigers van 4 juni 2003.
_______________
9916/1/03 REV 1
las/LAS/mm DG H I
233
NL
BIJLAGE
De Raad,
1.
voortbouwend op de conclusies van de Europese Raad van Laken en die van Sevilla, beklemtoont het belang van het instellen van een gemeenschappelijk Europees systeem voor de uitwisseling van informatie over visa en is verheugd over de door de Commissie gepresenteerde haalbaarheidsstudie,
2.
bevestigt de doelstellingen van een dergelijk visuminformatiesysteem, zoals geformuleerd in de richtsnoeren die de Raad op 13 juni 2002 heeft vastgesteld,
3.
verzoekt de Commissie om, in samenwerking met de lidstaten, de ontwikkeling van het visuminformatiesysteem (VIS) verder voor te bereiden op basis van een gecentraliseerde architectuur, en daarbij als optie een gemeenschappelijk technisch platform met SIS II in aanmerking te nemen zonder de ontwikkeling van SIS II af te remmen,
4.
zal uiterlijk in december 2003 de nodige politieke sturing geven ten aanzien van de basiselementen van het visuminformatiesysteem (VIS), waaronder de architectuur en de functies, met inaanmerkingneming van de financiële component, de keus van een of meer biometrische identificatiemiddelen en de aanpak van de uitvoering van het systeem, zodat het VIS als een mogelijke optie in de aanbesteding voor SIS II kan worden opgenomen.
_______________
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 26 mei 2003 (04.06) (OR. en)
9808/03
roe/HS/rl DG H
234
NL
9808/03
LIMITE SIRIS 47 CATS 34 ASIM 31 COMIX 330 NOTA van: aan: nr. vorig doc.: Betreft:
het voorzitterschap het Coreper/de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen/de Raad 7178/4/03 SIRIS 28 CATS 16 ASIM 16 COMIX 141 REV 4 Ontwikkeling van SIS II
1.
De Raad heeft in 2001 Verordening (EG) nr. 2424/2001 van de Raad en Besluit 2001/886/JBZ van de Raad betreffende de ontwikkeling van SIS II aangenomen. Zoals gevraagd, heeft de Commissie een studie naar de haalbaarheid van SIS II uitgevoerd. De Commissiediensten zijn van plan om in augustus 2003 te beginnen met de eerste fase van de aanbestedingsprocedure. Deze planning strookt met de voorgenomen ingebruikname van het SIS va n de tweede generatie (2006).
2.
Om de bovenstaande planning te kunnen naleven, is het zaak dat de Raad de conclusies in de hoofdstukken II en III van bijlage dezes (functie-eisen en architectuur) bespreekt en aanneemt. Deze hoofdstukken zullen de technische voorwaarden van SIS II behelzen en moeten daarom in de technische specificaties voor de aanbesteding worden opgenomen.
3.
Zoals aangegeven in hoofdstuk IV van de bijlage, dient voorts
* in de Raad en zijn voorbereidende instanties een aanvang te worden gemaakt met besprekingen over de locatie, het beheer en de financiering van SIS II, en * nader te worden ingegaan op de organisatorische gevolgen van de gekozen systeemarchitectuur voor de nationale stelsels van de lidstaten, en ook op de financiële weerslag van die architectuur.
9808/03
roe/HS/rl DG H
235
NL
4.
Het document in de bijlage is gebaseerd op de besprekingen in het Comité van artikel 36 van 14 april 2003 en in de Groep SIS/SIRENE van 28 maart en 12 mei 2003. Het Comité van artikel 36 heeft tijdens zijn vergadering van 15 en 16 mei 2003 in Kastoria een gunstig advies over het document uitgebracht.
5.
Op basis van het voorgaande zou het Coreper de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, kunnen verzoeken -
de voorstellen betreffende de functies en architectuur van SIS II, en
-
de instructies aan de Raadsgroepen om een begin te maken met besprekingen over de locatie, de financiering en het beheer van SIS II en om nader in te gaan op de gevolgen voor de lidstaten
zoals vervat in bijlage dezes formeel aan te nemen.
_______________
9808/03
roe/HS/rl DG H
236
NL
BIJLAGE
Conclusies van de Raad inzake SIS II
I. Inleiding en samenvatting Om in 2006 over een gebruiksklaar SIS II te kunnen beschikken, de deelname van meer lidstaten aan het SIS mogelijk te maken, en het gebruik, de functionaliteit en de technische capaciteit van het systeem te bevorderen, dient de aanbestedingsprocedure voor de ontwikkeling van SIS II in het najaar van 2003 te worden gestart. Het tijdschema ziet er, volgens de planning van de Commissie en gelet op de resultaten van de haalbaarheidsstudie, thans als volgt uit: •
juni 2003 – definitieve lijst van functie-eisen en beslissing over de systeemarchitectuur,
•
augustus 2003 – start van de aanbestedingsprocedure voor SIS II,
•
juni 2004 – ondertekening van het contract voor het gedetailleerde ontwerp en de ontwikkeling van SIS II en vervolgens opstelling van het gedetailleerde ontwerp,
•
januari 2005 – begin van de ontwikkeling van SIS II,
•
lente 2005 – begin van de aanpassing van de nationale stelsels van de Schengenstaten/lidstaten,
•
herfst 2006 – begin van de gegevensoverdracht door de huidige overeenkomstsluitende partijen,
•
eind 2006 – klaar voor de integratie van nieuwe overeenkomstsluitende partijen (er wordt nog steeds gedebatteerd over de vraag of de toetredende staten parallel met de huidige partijen geïntegreerd kunnen worden).
Dit tijdschema zal permanent aan de ontwikkelingen van het project worden aangepast in het streven de uiterste termijn - eind 2006 - te halen. Het Comité SIS II heeft in een speciale vergadering op 21 mei 2003 onderzocht of dit tijdschema haalbaar is.
Het is dan ook noodzakelijk dat de Raad de conclusies in hoofdstuk II en III (functie-eisen en systeemarchitectuur) bespreekt en aanneemt: deze hoofdstukken zullen de technische voorwaarden van SIS II behelzen en moeten daarom in de technische specificaties voor de aanbesteding worden opgenomen.
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
237
NL
II. Functie-eisen Van meet af aan was duidelijk dat SIS II een flexibel werktuig moet worden, dat zich kan aanpassen aan wijzigende omstandigheden en gedurende zijn hele levenscyclus binnen een redelijke termijn en zonder noemenswaardige bijkomende kosten of inspanningen moet kunnen blijven voldoen aan de eisen van de gebruikers. De conclusies in paragraaf II.1 betreffen de technische implicaties van de functie-eisen, en worden in de aankondiging van de aanbestedingsprocedure voor SIS II opgenomen. Dit laat evenwel volledig onverlet dat voor de implementering van de nieuwe vereisten politieke en juridische besluiten nodig zijn. II.1: Algemene functie-eisen van SIS II: Voortbouwend op zijn conclusies van 20 juni 2002 1 concludeert de Raad het volgende: a)
Het SIS is een hit/no hit-systeem voor informatie- uitwisseling ten behoeve van de controle van het vrij personenverkeer en de handhaving van de openbare veiligheid dat, in het kader van de EU-doelstelling om de Europese Unie te behouden en te ontwikkelen als een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, vooral bedoeld is als hulpmiddel voor de nationale autoriteiten bij de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit.
b)
Wil het SIS zijn doeltreffendheid behouden of zelfs vergroten, dan moet SIS II niet alleen voldoen aan de in de bestaande bepalingen vervatte functie-eisen, maar ook ruimte laten voor: toevoeging van nieuwe categorieën van signaleringen, zowel inzake personen als voor voorwerpen (waar nodig, met inbegrip van de mogelijkheid dat bepaalde signaleringen na een bepaalde gebeurtenis of termijn automatisch worden gewist); koppeling van alle soorten signaleringen, zonder dat dit de bestaande toegangsrechten voor de verschillende signaleringscategorieën beïnvloedt; 2 toevoeging van nieuwe velden in de signaleringen en aanpassing van bestaande velden (bijvoorbeeld de verandering van een facultatief veld in een verplicht veld of omgekeerd); aanpassing van de duur van de signaleringen; toegang tot het SIS voor nieuwe autoriteiten (waar nodig, met inbegrip van de mogelijkheid van gedeeltelijke toegang, of toegang met een ander oogmerk dan oorspronkelijk bij de signalering het geval was); opslag, overdracht en mogelijke bevraging van biometrische gegevens, in het bijzonder foto's en vingerafdrukken.
1
Zie doc. 9773/02 SIS 43 CATS 34 COMIX 390. Zoals overeengekomen door de Raad op 20 juni 2002 (zie doc. 9773/02 SIS 43 CATS 34 COMIX 390).
2
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
238
NL
II.2: Gedetailleerde eisen a) Gezien het feit dat er een verregaande c.q. volledige overeenstemming bestaat over de volgende eisen, verzoekt de Raad de terzake bevoegde groepen om tijdig, zo nodig door middel van wetgeving, de volgende zaken vast te stellen opdat ze in de eerste versie van SIS II kunnen worden uitgevoerd: de lijst van koppelingen en de verschillende soorten signaleringen waartussen deze kunnen worden gemaakt; welke velden er in de signaleringen betreffende afgegeven documenten zullen worden opgenomen en/of aangepast; of, en zo ja welke, aanvullende gegevens en/of velden er in (bepaalde) signaleringen zullen worden opgenomen; onder welke (praktische) voorwaarden er foto's en vingerafdrukken van gezochte personen worden opgeslagen. b)
De Raad neemt nota van het feit dat er momenteel voor de volgende voorstellen een zekere belangstelling bestaat, maar dat meer onderzoek moet worden gedaan naar de haalbaarheid, het nut en de praktische uitvoering ervan. De Raad verzoekt de bevoegde groepen derhalve deze vereisten te bespreken, en ze, wanneer hiervoor voldoende steun kan worden gevonden, aan de Raad voor te leggen. Het gaat hierbij om: de wijze waarop, in het licht van de conclusies van Tampere en het EU-actieplan voor de strijd tegen het terrorisme, de doelstelling van het systeem gewijzigd of uitgebreid dient te worden, en met name: • welke autoriteiten (bredere) toegang tot het SIS dienen te krijgen, en voor welke doeleinden zij deze toegang kunnen gebruiken; de studie moet ook ingaan op de eventualiteit dat sommige autoriteiten SIS-gegevens gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor deze aanvankelijk in het SIS waren ingevoerd; • wat dat betekent voor de wetgeving, in de allereerste plaats inzake gegevensbescherming; • de eventuele technische impact (ook op nationaal niveau); • de handhaving en verbetering van de doeltreffendheid van het huidige systeem; welke nieuwe categorieën van personen in het SIS dienen te worden ingevoerd, met name: • minderjarigen die het Schengengebied niet mogen verlaten; • personen die op gewelddadige wijze de orde kunnen verstoren; welke nieuwe categorieën va n voorwerpen krachtens artikel 99 en/of 100 in het SIS dienen te worden ingevoerd, met name: • andere voertuigen; • kunstwerken; • dieren; • luxegoederen; • gemakkelijk te identificeren objecten;
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
239
NL
-
of, en zo ja welke, SIRENE- formulieren in de SIS-database moeten worden opgeslagen;
-
welke andere biometrische gegevens in het SIS kunnen worden opgeslagen en of, en zo ja welk, gebruik er gemaakt kan worden van de biometrische gegevens in het SIS;
-
of, en zo ja hoe, er voor inlichtingendoeleinden gebruik kan worden gemaakt van de uit hoofde van artikel 103 geregistreerde gegevens;
-
of, en zo ja welke, aanpassingen er nodig zijn met betrekking tot de periode dat een signale ring in het SIS kan blijven staan;
-
welke gegevens er krachtens artikel 103 geregistreerd dienen te worden.
Uit paragraaf II.1 van de conclusies volgt duidelijk dat SIS II van meet af aan over de technische capaciteit moet beschikken om aan de in dit hoofdstuk vervatte vereisten te kunnen voldoen. III. Architectuur Naar aanleiding van de aanbevelingen van de haalbaarheidsstudie inzake SIS II, het advies van het Comité SIS II daarover en het advies van de bevoegde werkgroepen van de Raad die de verschillende mogelijkheden voor de architectuur hebben onderzocht, concludeert de Raad het volgende: de aankondiging van de aanbestedingsprocedure voor SIS II behelst een centraal systeem en een uniforme nationale interface in elke lidstaat; de nationale interfaces worden opgeleverd als kant-en-klare en alles inbegrepen systemen (RTS) en bevatten geen SIS-data 1 ; de lidstaten die geen nationale kopie van de SIS-database willen bewaren, kunnen de SISdatabase in het centrale systeem automatisch bevragen. De nationale kopieën van de SISdatabase worden door de lidstaten voor eigen rekening en op eigen risico bewaard; het centrale systeem verzekert de beschikbaarheid, de volledigheid en de permanente bijwerking van de SIS-gegevens, teneinde de nationale kopieën van de SIS-database te actualiseren en het gegevensbestand te kunnen bevragen; ·
hiertoe wordt op een andere locatie een reservesysteem opgezet;
·
derhalve wordt met betrekking tot de communicatie-infrastructuur gezorgd voor de noodzakelijke beschikbaarheidgaranties;
1
De contractant kan evenwel voorstellen om SIS-gegevens in de nationale interfaces op te nemen indien hij van deze oplossing grotere flexibiliteit, beschikbaarheid en prestaties verwacht.
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
240
NL
-
-
-
het centrale systeem bevat de signaleringen die zijn ingevoerd uit hoofde van de artikelen 95 tot en met 100 van de Schengenovereenkomst, met de noodzakelijke aanpassingen en met inachtneming van artikel 94; automatische bevragingen van de SIS-database worden, indien noodzakelijk, verricht op de nationale kopieën van de SIS-database dan wel op het centrale systeem via de nationale interfaces; de SIS-gegevens worden via de nationale interfaces in het centrale systeem ingevoerd; het centrale systeem en de nationale interface vertonen een voldoende hoge veiligheidsnorm waarbij, indien mogelijk, een internationaal erkende veiligheidsnorm wordt toegepast; in de technische specificaties voor de aanbesteding van SIS-II wordt met de bovenstaande conclusies rekening gehouden.
De Raad wenst dat tijdig de noodzakelijke wettelijke bepalingen - die de beginselen moeten weerspiegelen die aan de huidige conclusies ten grondslag liggen - voor aanneming worden voorbereid.
IV.
Locatie/beheer/financiering
De werkgroepen van de Raad dienen: * zo spoedig mogelijk conclusies van de Raad inzake de locatie, het beheer en de financiering van SIS-II voor te bereiden en ervoor te zorgen dat zij in elk geval uiterlijk in mei 2004 door de Raad aangenomen kunnen worden; * de organisatorische gevolgen van de gekozen systeemarchitectuur voor de nationale stelsels van de lidstaten, alsook de financiële weerslag van die architectuur te onderzoeken.
_______________
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 26 mei 2003 (04.06) (OR. en)
9752/1/03 REV 1 Interinstitutioneel dossier: 2003/0801 (CNS) LIMITE MIGR 41 COMIX 327
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
241
NL
NOTA van: aan: Betreft:
1.
het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad Ontwerp-richtlijn van de Raad betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht
In juni 2002 heeft de Duitse delegatie een initiatief ingediend voor een richtlijn van de Raad betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht. Doel van dat initiatief is een reeks voorschriften vast te stellen ter vergemakkelijking van de doorgeleiding van personen die moeten worden verwijderd, op de luchthaven van een andere lidstaat dan die welke het besluit tot verwijdering heeft genomen en het uitvoert.
2.
Dit initiatief is uitvoerig besproken in de Groep migratie en verwijdering en in het Strategisch Comité immigratie, grenzen en asiel. Voor de delegaties gaat hierbij de tekst van bovengenoemde ontwerp-richtlijn waarover de Groep migratie en verwijdering in haar vergadering van 23 mei 2003 overeenstemming heeft bereikt.
3.
In afwachting van het advies van het Europees Parlement wordt het Comité van permanente vertegenwoordigers verzocht zijn instemming met deze ontwerp-richtlijn te bevestigen, opdat tijdens de zitting van de Raad op 5-6 juni 2003 een algemene oriëntatie kan worden vastgesteld. _______________
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
242
NL
RICHTLIJN 2003/ /EG VAN DE RAAD
1
van betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 63, punt 3, onder b), Gezien het initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland, Gezien het advies van het Europees Parlement, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De wederzijdse ondersteuning bij verwijdering draagt bij tot de verwezenlijking van het gemeenschappelijke doel van beëindiging van het illegale verblijf van onderdanen van derde landen op wie een verwijderingsmaatregel van toepassing is. Een voor alle lidstaten bindende regeling draagt daarenboven bij tot de rechtszekerheid en tot meer eenvormigheid in de procedures.
(2)
Verwijdering door de lucht ter beëindiging van het verblijf van onderdanen van derde landen komt steeds frequenter voor. Ondanks de inspanningen van de lidstaten om bij voorrang rechtstreekse vluchten te gebruiken, moet om economische redenen, bijvoorbeeld wegens een ontoereikend aanbod van rechtstreekse vluchten, soms gebruik worden gemaakt van vluchten via transitluchthavens van andere lidstaten.
1
NL handhaafde bij de gehele richtlijn een voorbehoud voor behandeling door het Parlement.
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
243
NL
(3)
In de aanbeveling van de Raad van 22 december 1995 betreffende overleg en samenwerking bij de tenuitvoerlegging van verwijderingsmaatregelen 1 en het besluit van het Uitvoerend Comité van Schengen van 21 april 1998 betreffende de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de verwijdering van onderdanen van derde landen door de lucht wordt reeds gewezen op de noodzaak van samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van verwijdering van onderdanen van derde landen door de lucht.
(4)
De soevereiniteitsrechten van de lidstaten, met name met betrekking tot de toepassing van maatrege len van rechtstreekse dwang tegenover zich tegen verwijdering verzettende onderdanen van derde landen, blijven onverlet.
(5)
Het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen (Verdrag van Tokio) van 14 september 1963, met name met betrekking tot het gezag aan boord van de verantwoordelijke gezagvoerder en aansprakelijkheidskwesties, blijft onverlet.
(6)
Inzake de kennisgeving aan luchtvaartmaatschappijen van de uitvoering van begeleide en niet-begeleide verwijderingen is rekening gehouden met bijlage 9 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (ICAO) van 7 december 1944.
(7)
De lidstaten passen deze richtlijn toe met inachtneming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, met name het Verdrag van Genève en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. In overeenstemming met de toepasselijke internationale verplichtingen wordt doorgeleiding door de lucht noch verzocht noch toegestaan wanneer er voor de onderdaan van een derde land in de staat van bestemming of in een ander derde land van doorreis het risico bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, foltering of doodstraf, of wanneer het leven of de vrijheid van de betrokkene worden bedreigd als gevolg van zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging.
1
PB C 5 van 10.1.1996, blz. 3.
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
244
NL
(8)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze richtlijn, die derhalve niet bindend is voor noch van toepassing is in deze lidstaat. Aangezien bij deze richtlijn het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt uitgewerkt, voor zover deze van toepassing is op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de uit hoofde van de bepalingen van het Schengenacquis op het grondgebied van een lidstaat geldende voorwaarden voor een kort verblijf, besluit Denemarken overeenkomstig artikel 5 van bovengenoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad de richtlijn heeft vastgesteld, of het deze richtlijn al dan niet in zijn nationale wetgeving zal omzetten.
(9)
Voor de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen is deze richtlijn een uitwerking van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst die de Raad van de Europese Unie op 18 mei 1999 heeft gesloten met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, voor zover dit van toepassing is op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de uit hoofde van de bepalingen van het Schengenacquis op het grondgebied van een lidstaat geldende voorwaarden voor een kort verblijf, die behoren tot het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG van de Raad inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.
(10) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is deze, onder voorbehoud van artikel 4 van dat Protocol, niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaten.
(11) Deze richtlijn vormt een op het Schengenacquis voortbouwend of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluit zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 van de Akte van Toetreding,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
245
NL
Artikel 1
1. Deze richtlijn strekt tot vaststelling van maatregelen inzake wederzijdse hulp tussen de bevoegde autoriteiten op de transitluchthavens van de lidstaten bij al dan niet begeleide verwijderingen door de lucht.
Artikel 2
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
a)
"onderdaan van een derde land": eenieder die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie, de Republiek IJsland of het Koninkrijk Noorwegen is;
b)
"verzoekende lidstaat": de lidstaat die een verwijderingsbesluit ten aanzien van een onderdaan van een derde land ten uitvoer legt en om doorgeleiding via een transitluchthaven van een andere lidstaat verzoekt;
c)
"aangezochte lidstaat" of "lidstaat van doorreis": de lidstaat op wiens grondgebied de transitluchthaven van doorgeleiding gelegen is;
d)
"begeleider": iedere persoon van de verzoekende lidstaat die belast is met de begeleiding van de onderdaan van een derde land, met inbegrip van de personen die belast zijn met de medische verzorging, alsmede tolken;
e)
"doorgeleiding door de lucht": de voor de verwijdering door de lucht vereiste passage van de onderdaan van een derde land en eventueel ook van de begeleiders door de zone van een luchthaven van de aangezochte lidstaat;
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
246
NL
Artikel 3 1. De lidstaat die een persoon door de lucht wenst terug te zenden gaat na of daarvoor gebruik kan worden gemaakt van een rechtstreekse vlucht naar het land van bestemming. 2. Indien de lidstaat die een persoon wenst terug te zenden om redelijke en praktische motieven geen gebruik kan maken van een rechtstreekse vlucht naar het land van bestemming, kan hij verzoeken om doorgeleiding door de lucht via een transitluchthaven van een andere lidstaat. Er wordt in beginsel niet om doorgeleiding door de lucht verzocht wanneer de verwijderings maatregel gepaard dient te gaan met de overbrenging van de betrokkene naar een andere luchthaven op het grondgebied van de aangezochte lidstaat. 3. Onverminderd de verplichtingen van artikel 8 kan de aangezochte lidstaat de doorgeleiding door de lucht weigeren wanneer: a)
de onderdaan van een derde land in de aangezochte lidstaat op grond van de nationale wetgeving vervolgd zal worden wegens ernstige strafbare feiten of gezocht wordt ter uitvoering van een vonnis;
b)
de doorgeleiding door andere staten dan wel de overname door de staat van bestemming niet uitvoerbaar is,
c)
de verwijderingsmaatregel het veranderen van luchthaven op het grondgebied van de aangezochte staat vereist;
d)
de gewenste ondersteuning om praktische redenen niet mogelijk is op een bepaald tijdstip of
e)
de onderdaan van een derde land gevaar oplevert voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van de aangezochte lidstaat.
4. In het in lid 3, onder d), bedoelde geval stelt de aangezochte lidstaat ten behoeve van de verzoekende lidstaat zo spoedig mogelijk een zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijk gewenste termijn gelegen termijn vast binnen welke de doorgeleiding door de lucht kan worden ondersteund voorzover aan de overige voorwaarden is voldaan. 5. Een reeds verleende toestemming tot doorgeleiding door de lucht kan door de aangezochte lidstaat worden ingetrokken wanneer later omstandigheden in de zin van lid 3 bekend worden die
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
247
NL
weigering van de doorgeleiding rechtvaardigen.
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
248
NL
6. De aangezochte lidstaat moet de verzoekende lidstaat onverwijld en met opgave van redenen op de hoogte brengen wanneer de toestemming tot doorgeleiding door de lucht wordt geweigerd of ingetrokken overeenkomstig de leden 3 of 5, of wanneer doorgeleiding om een andere reden niet mogelijk is. Artikel 4
1. Het verzoek om al dan niet begeleide doorgeleiding door de lucht en de daarmee verbonden ondersteuningsmaatregelen uit hoofde van artikel 5, lid 1, moet schriftelijk door de verzoekende lidstaat worden ingediend. Het verzoek moet zo vroeg mogelijk, doch ten minste twee dagen vóór de doorgeleiding, in de verzoekende lidstaat aankomen. In bijzonder dringende en naar behoren gemotiveerde gevallen mag deze termijn korter zijn.
2. De aangezochte lidstaat stelt de verzoekende lidstaat onmiddellijk binnen twee dagen in kennis van zijn beslissing. Deze termijn kan, in naar behoren gemotiveerde gevallen, tot ten hoogste achtenveertig uur worden verlengd. Zonder instemming van de aangezochte lidstaat wordt niet met de doorgeleiding door de lucht begonnen.
1
Indien de aangezochte lidstaat niet binnen de in de eerste alinea genoemde termijn antwoordt, kan met de doorreis worden begonnen door middel van een kennisgeving door de verzoekende lidstaat.
1
Overeengekomen werd in de Raadsnotulen de volgende verklaring van de Raad ad artikel 4, lid 2, op te nemen: De Raad is ingenomen met de bereidheid van de Commissie om, één jaar na de uitvoering van deze richtlijn, een verslag in te dienen dat gebaseerd zal zijn op de informatie die zij van de lidstaten zal hebben ontvangen. Dat verslag zal handelen over de in deze richtlijn bedoelde mechanismen en met name gericht zijn op de in artikel 4, lid 2, bedoelde overeenkomsten en regelingen, alsmede op de ervaring die is opgedaan met de kennisgevingen van doorgeleidingen. Op basis van dat verslag kan de Raad, indien nodig, een evaluatie van het in artikel 4, lid 2, bedoelde mechanisme overwegen.
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
249
NL
De lidstaten kunnen op grond van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen bepalen dat met de doorreis kan worden begonnen door middel van een kennisgeving door de verzoekende lidstaat.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de in de derde alinea genoemde overeenkomsten of regelingen. De Commissie brengt de Raad regelmatig verslag uit over deze overeenkomsten of regelingen.
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
250
NL
3. Met het oog op behandeling van het verzoek overeenkomstig lid 1 worden de gegevens op het voor de aanvraag en de toestemming tot doorgeleiding door de lucht bestemde formulier overeenkomstig het bepaalde in de bijlage aan de aangezochte lidstaat toegezonden.
De maatregelen die nodig zijn voor bijwerking en aanpassing van het verzoek om doorgeleiding zoals genoemd in de bijlage en de wijzen van verzending daarvan worden genomen overeenkomstig de regelgevingsprocedure van de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG.
4. Bij elk doorgeleidingsverzoek stelt de verzoekende lidstaat de aangezochte lidstaat in kennis van de in de bijlage vermelde ge gevens.
5. Elke lidstaat wijst een centrale autoriteit aan voor de ontvangst van de in lid 1 bedoelde verzoeken.
De centrale autoriteiten stellen voor alle relevante luchthavens van doorgeleiding contactpunten in, die tijdens de gehele uitvoering van de doorgeleiding bereikbaar zijn.
Artikel 5
1. De verzoekende lidstaat neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de doorgeleiding zo snel mogelijk verloopt.
De doorgeleiding vindt binnen maximaal vierentwintig uur plaats.
2. De aangezochte lidstaat voorziet, onder voorbehoud van overleg met de verzoekende lidstaat, behalve over punt b), vanaf de landing en het openen van de vliegtuigdeuren tot aan het daadwerkelijke vertrek van de onderdaan van een derde land in alle nodige ondersteunende maatregelen, binnen de limiet van de beschikbare middelen en overeenkomstig de ter zake geldende internationale normen. Het betreft met name de volgende maatregelen:
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
251
NL
a)
afhalen van de te verwijderen onderdaan van een derde land aan het vliegtuig en begeleiding op het terrein van de transitluchthaven, inzonderheid naar een ander vliegtuig;
b)
dringende medische verzorging van de onderdaan van een derde land en eventueel van zijn/haar begeleiders;
c)
voeding voor de onderdaan van een derde land en eventueel voor zijn/haar begeleiders;
d)
in ontvangst nemen, in bewaring houden en doorgeven van reisdocumenten, met name bij niet-begeleide verwijdering, en
e)
in geval van niet-begeleide doorreis, mededeling aan de verzoekende lidstaat van de plaats waar en het tijdstip waarop de onderdaan van een derde land het grondgebied van de lidstaten verlaat;
f)
de verzoekende lidstaat meedelen of er tijdens de doorgeleiding van de onderdaan van een derde land ernstige incidenten hebben plaatsgevonden.
3. De aangezochte lidstaat kan, overeenkomstig zijn nationale wetgeving: a)
de onderdanen van derde landen in een gesloten voorziening plaatsen en huisvesten;
b)
wettige middelen aanwenden om weerspannigheid van de onderdaan van een derde land te verhinderen of te beëindigen.
4. Onverminderd de bepalingen van artikel 6, lid 1, kan de aangezochte lidstaat, in gevallen waarin de voltooiing van de doorgeleiding niet kan worden gewaarborgd ondanks de krachtens de leden 1 en 2 verleende steun, op verzoek en in overleg met de verzoekende lidstaat, alle nodige ondersteunende maatregelen nemen om de doorgeleiding voort te zetten.
In dergelijke gevallen kan de in lid 1 genoemde termijn tot maximaal achtenveertig uur worden verlengd.
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
252
NL
5. Over de aard en de omvang van de ondersteuning krachtens de leden 2 tot en met 4 beslissen de bevoegde autoriteiten van de aangezochte lidstaat die voor de getroffen maatregelen verantwoordelijk zijn.
6. De kosten van de prestaties krachtens lid 2, punten b) en c), komen ten laste van de verzoekende lidstaat.
De overige kosten komen eveneens ten laste van de verzoekende lidstaat, voorzover zij feitelijk en kwantificeerbaar zijn.
De lidstaten verstrekken passende informatie over de criteria voor kwantificering van de in de tweede alinea bedoelde kosten.
Artikel 6
1. De verzoekende lidstaat verplicht zich tot onmiddellijke terugname van de onderdaan van een derde land wanneer
a)
de toestemming tot doorgeleiding door de lucht geweigerd of ingetrokken is overeenkomstig artikel 3, lid 3 of lid 5;
b)
de betrokkene tijdens de doorgeleiding zonder toestemming de aangezochte lidstaat is binnengekomen;
c)
de doorgeleiding van de betrokkene naar een andere staat van doorreis of naar de staat van bestemming of de inscheping voor de aansluitende vlucht mislukt is, of
d)
de doorgeleiding door de lucht om een andere reden niet mogelijk is.
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
253
NL
2. In de in lid 1 bedoelde gevallen verleent de aangezochte lidstaat bijstand bij de terugname van de onderdaan van een derde land door de verzoekende lidstaat. De kosten voor de terugreis van de onderdaan van een derde land komen ten laste van de verzoekende lidstaat.
Artikel 7
1. Bij de uitvoering van de doorgeleiding zijn de bevoegdheden van de begeleiders beperkt tot zelfverdediging. Daarnaast kunnen de begeleiders, bij ontbreken van wetshandhavingsfunctionarissen van de lidstaat van doorreis of met het oog op steun aan de wetshandhavingsfunctionarissen, in reactie op een onmiddellijke en ernstige dreiging op redelijke en evenredige wijze optreden om te voorkomen dat de betrokkene ontsnapt, zichzelf of derden verwondt of goederen beschadigt.
De begeleiders moeten de wetgeving van de aangezochte lidstaat in alle omstandigheden naleven.
2. De begeleiders dragen tijdens de doorgeleiding door de lucht geen wapens en zijn gekleed in burgerkleding. Zij leggen op verzoek van de aangezochte lidstaat passende identificatiemiddelen over, waaronder de door de lidstaat van doorreis afgegeven toestemming voor doorgeleiding, of waar van toepassing, de in artikel 4, lid 2, bedoelde kennisgeving.
Artikel 8
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, in de versie van het Protocol van New York van 31 januari 1967, van internationale overeenkomsten inzake mensenrechten en fundamentele vrijheden en van internationale uitleveringsverdragen.
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
254
NL
Artikel 9
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen in werking treden om vóór 1 …........ aan deze richt lijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 10
Het besluit van 21 april 1998 betreffende de same nwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de verwijdering van onderdanen van derde landen door de lucht (SCH/Com-ex (98) 10) van het Uitvoerend Comité Schengen, dat is ingesteld om uitvoering te geven aan de Overeenkomst uit 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, wordt hierbij ingetrokken.
Artikel 11
Deze richtlijn treedt in werking 30 dagen na de bekendmaking ervan in het Pub licatieblad van de Europese Unie.
1
24 maanden vanaf de datum van aanneming van de richtlijn.
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
255
NL
Artikel 12
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter
_______________
9752/1/03 REV 1
van/NGS/ih DG H I
256
NL
BIJLAGE I.
Verzoek tot doorgeleiding met het oog op verwijdering door de lucht (overeenkomstig art. 4 van Richtlijn 2003/ /EG van de Raad van ...... betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht)
(Verzoekende dienst)
Plaats/Datum:
Instantie:
Telefoon/Fax/E-mail:
Adres:
Ambtenaar:
Handtekening:
(Aangezochte dienst) Instantie: Adres:
Algemene informatie betreffende de door te geleiden persoon Volgnummer
Naam
Voornaam
m/v
Geboorte- Geboortedatum plaats
Nationaliteit
Reisdocument: nr./soort/geldigheidsduur
Nr. van het door een derde staat afgegeven visum (indien vereist)
1 2
Vluchtgegevens Vluchtnr.
van
datum
tijd
10036/1/03 REV 1
naar
datum aankomst
oms/DL/ld DG H I
tijd
257
NL
Bijzondere gegevens: Wordt de betrokkene begeleid?
ja
neen
Namen en functies: _________________________ _________________________
Aanwezigheid van politiebewaking op de luchthaven aanbevolen? Medische verzorging vereist?
ja
neen
ja
neen
Zo ja, welke: _________________________ _________________________
Besmettelijke identificeerbare ziekten?*
ja
neen
Zo ja, welke: _________________________ _________________________
In het verleden mislukte verwijderingspogingen?
ja
neen
Zo ja, redenen: _________________________ _________________________
Andere opmerkingen
Opmerking: op het moment van indiening van het verzoek zijn geen weigeringsgronden overeenkomstig artikel 3, leden 3 en 5, van Richtlijn 2003/ /EG van de Raad van _______ bekend.
Beslissing van de aangezochte dienst De doorgeleiding wordt toegestaan De doorgeleiding wordt niet toegestaan Redenen:
(Naam / Handtekening / Datum) ___________________ *
Deze informatie wordt in overeenstemming met het toepasselijke nationale of internationale
10036/1/03 REV 1
oms/DL/ld DG H I
258
NL
recht verstrekt.
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 4 juni 2003 (05.06) (OR. en)
10036/1/03 REV 1
Interinstitutioneel dossier: 2003/0061 (CNS)
LIMITE VISA 99 COMIX 350
NOTA van: aan: nr. vorig doc.: nr. Comv.: Betreft:
1.
het secretariaat- generaal het Gemengd Comité op ministerieel niveau 9730/03 VISA 90 COMIX 325 8411/03 VISA 62 COMIX 240 Ontwerp-verordening van de Raad inzake maatregelen ter vergemakkelijking van de procedures voor de aanvraag en afgifte van visa voor de leden van de olympische familie die deelnemen aan de Olympische Spelen en/of de Paralympische Spelen van 2004 in Athene
De in hoofde genoemde verordening heeft ten doel, voor de duur van de Olympische en Paralympische Spelen te voorzien in een tijdelijke uitzonderingsregeling voor de uit derde landen afkomstige leden van de olympische familie die visumplichtig zijn krachtens Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld. De uitzonderingsregeling moet evenwel beperkt worden tot de bepalingen van het acquis inzake de indiening en behandeling van de visumaanvraag en de afgifte en de vorm van het visum.
10036/1/03 REV 1
oms/DL/ld DG H I
259
NL
2.
De ontwerp-verordening is door de Commissie ingediend op 14 april 2003 en meermaals besproken in de Groep visa, voor het laatst op 15-16 mei 2003.
3.
Het Strategisch Comité immigratie, grenzen en asiel (SCIFA) heeft het ontwerp besproken op 22 mei 2003 en 2 juni 2003, en heeft een algemeen akkoord bereikt over de tekst en de ontwerp- verklaring in bijlage dezes (bijlagen I en II).
4.
In afwachting van het advies van het Europees Parlement wordt het Gemengd Comité op ministerieel niveau verzocht, de algemene oriëntatie met betrekking tot de ontwerpverordening te bevestigen.
____________________
10036/1/03 REV 1
oms/DL/ld DG H I
260
NL
BIJLAGE I
OntwerpVERORDENING VAN DE RAAD inzake maatregelen ter vergemakkelijking van de procedures voor de aanvraag en afgifte van visa voor de leden van de olympische familie die deelnemen aan de Olympische Spelen en/of de Paralympische Spelen van 2004 in Athene
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 62, lid 2, punt a) en punt b),onder ii), Gezien het voorstel van de Commissie 1 , Gezien het advies van het Europees Parlement 2 ,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
Het Olympisch Handvest voorziet voor de leden van de olympische familie in een "recht van binnenkomst" in het land van de stad waar de Olympische Spelen worden gehouden op vertoon van de olympische accreditatiekaart en van het paspoort of een ander officieel reisdocument, zonder dat andere procedures of formaliteiten dan deze betreffende de accreditatiekaart moeten worden gevolgd.
(2)
De verantwoordelijke organisaties zorgen voor de selectie en de voordracht van de personen die als leden van de olympische familie aan de Olympische en de Paralympische Spelen kunnen deelnemen, overeenkomstig de door het Organisatiecomité voor de Olympische Spelen vastgelegde accreditatieprocedure.
1 2
PB C..., blz. ... PB C..., blz. ...
10036/1/03 REV 1 BIJLAGE I
oms/DL/ld DG H I
261
NL
(3)
Het Organisatiecomité voor de Olympische Spelen geeft de accreditatiekaarten aan de leden van de olympische familie af. De olympische accreditatiekaart is een sterk beveiligd document dat, aangezien de spelen het doelwit kunnen zijn van terroristische aanslagen, specifiek toegang verleent tot de plaatsen waar de wedstrijden plaatsvinden en tot andere activiteiten die tijdens de Olympische en de Paralympische Spelen worden georganiseerd.
(4)
De Olympische en Paralympische Spelen van 2004 worden door Griekenland in Athene georganiseerd en dit is de eerste maal dat een dergelijk evenement wordt georganiseerd door een lidstaat die het Schengenacquis volledig toepast.
(5)
Teneinde bij de organisatie van de Olympische en de Paralympische Spelen in Griekenland te kunnen voldoen aan de uit het Olympisch Handvest voortvloeiende verplichtingen, dient de Gemeenschap regelgeving uit te vaardigen die de afgifte van visa aan leden van de olympische familie vergemakkelijkt.
(6)
Derhalve dient voor de duur van de Olympische en Paralympische Spelen in een tijdelijke uitzonderingsregeling te worden voorzien voor de uit derde landen afkomstige leden van de olympische familie die visumplichtig zijn krachtens Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld.
(7)
De uitzonderingsregeling moet worden beperkt tot de bepalingen van het acquis inzake de indiening en behandeling van de visumaanvraag en de afgifte en de vorm van het visum. De wijze waarop de controles aan de buitengrenzen worden uitgeoefend, moet voorzover nodig eveneens worden aangepast teneinde rekening te houden met de wijziging van de visumregeling.
10036/1/03 REV 1 BIJLAGE I
oms/DL/ld DG H I
262
NL
(8)
Voor de leden van de olympische familie die aan de Olympische en/of de Paralympische Spelen van Athene deelnemen, moet de visumaanvraag gelijktijdig met de aanvraag van de accreditatiekaart door de verantwoordelijke organisaties bij het Organisatiecomité voor de Olympische Spelen worden ingediend. Op het formulier voor de aanvraag van een accreditatiekaart worden de essentiële gegevens betreffende de betrokken persoon, zoals naam, voornaam, geslacht, datum, plaats en land van geboorte, nummer, type en ook uiterste geldigheidsdatum van het paspoort, vermeld. De aanvragen worden aan de voor de afgifte van visa bevoegde Griekse autoriteiten toegezonden.
(9)
Onverminderd de bepalingen van de onderhavige verordening kunnen de leden van de olympische familie steeds een individuele visumaanvraag indienen overeenkomstig het acquis communautaire terzake.
(10)
Indien de onderhavige verordening niet in een specifieke regeling voorziet, zijn de relevante bepalingen van het acquis communautaire inzake visa of de controle aan de buitengrenzen van de lidstaten van toepassing. Met name zijn de bepalingen van de onderhavige verordening betreffende de afgifte van visa niet van toepassing op leden van de olympische familie die onderdaan zijn van een aan de visumplicht onderworpen derde land maar in het bezit zijn van een verblijfstitel of een voorlopige verblijfsvergunning die is afgegeven door een van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen.
(11)
De bij de onderhavige verordening ingevoerde uitzonderingsregeling moet in het licht van de bij de uitvoering opgedane ervaring worden beoordeeld. Bijgevolg dient te worden voorzien in een na afloop van de in 2004 in Athene te houden Olympische en Paralympische Spelen op te stellen evaluatieverslag, aan de hand waarvan kan worden beoordeeld hoe goed deze regelingen gefunctioneerd hebben, zulks met het oog op de mogelijke organisatie van de Olympische Spelen door andere lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen.
10036/1/03 REV 1 BIJLAGE I
oms/DL/ld DG H I
263
NL
(12)
Teneinde het doel, het vergemakkelijken van de afgifte van visa aan de leden van de olympische familie, te verwezenlijken, is het overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel noodzakelijk en nuttig om de onderhavige regeling betreffende een tijdelijke uitzondering op bepaalde communautaire bepalingen uit te vaardigen. De onderhavige verordening gaat niet verder dan wat nodig is om het nagestreefde doel te bereiken, overeenkomstig het bepaalde van artikel 5, derde alinea, van het Verdrag.
(13)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is hieraan niet gebonden noch onderworpen aan de toepassing ervan. Aangezien er met deze verordening wo rdt beoogd voort te bouwen op het Schengenacquis krachtens de bepalingen van Titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken op grond van artikel 5 van genoemd Protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad deze verordening heeft aangenomen, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.
(14)
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 1 , die vallen onder artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.
(15)
2
Deze verordening vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis 3 ; het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en is hieraan niet gebonden noch onderworpen aan de toepassing ervan.
1 2 3
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36. PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31. PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.
10036/1/03 REV 1 BIJLAGE I
oms/DL/ld DG H I
264
NL
(16)
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis 1 ; Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en is hieraan niet gebonden noch onderworpen aan de toepassing ervan.
(17)
Deze verordening is een rechtshandeling die voorbouwt op het Schengenacquis of daaraan is verbonden als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
DOEL EN DEFINITIES
Artikel 1 Doel
De onderhavige verordening stelt specifieke bepalingen vast die voorzien in een tijdelijke uitzondering op bepaalde voorschriften van het Schengenacquis inzake de procedures voor de aanvraag en afgifte van visa, alsmede inzake een uniform visummodel, voor de leden van de olympische familie voor de duur van de Olympische en de Paralympische Spelen van 2004 te Athene.
Behoudens deze specifieke bepalingen blijven de relevante voorschriften van het Schengenacquis inzake de procedures voor de aanvraag en de afgifte van visa van toepassing.
1
PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.
10036/1/03 REV 1 BIJLAGE I
oms/DL/ld DG H I
265
NL
Artikel 2 Definities
In het kader van deze verordening wordt verstaan onder:
(1)
"verantwoordelijke organisaties": inzake maatregelen ter vergemakkelijking va n de procedures voor de aanvraag en afgifte van visa voor de leden van de olympische familie die deelnemen aan de Olympische Spelen en/of de Paralympische Spelen van 2004 in Athene, de officiële organisaties die op grond van het Olympisch Handvest bevoegd zijn om de lijsten van de leden van de olympische familie bij het Organisatiecomité voor de Olympische Spelen van 2004 in te dienen met het oog op de afgifte van de accreditatie kaarten voor de olympische en/of de paralympische spelen van 2004;
(2)
"lid van de olympische familie": alle personen die lid zijn van het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, de internationale federaties, de nationale olympische en paralympische comités, de Organisatiecomités voor de Olympische Spelen en de nationale verenigingen, zoals atleten, scheidsrechters, trainers en andere sporttechnici, het medisch personeel van de ploegen of de sporters, alsmede door de media geaccrediteerde journalisten, vertegenwoordigers van donateurs en sponsors en andere officiële genodigden die bereid zijn zich naar het Olympisch Handvest te richten, zich te onderwerpen aan de controle en de autoriteit van het Internationaal Olympisch Comité, vermeld zijn op de lijsten van de verantwoordelijke organisaties en door het Organisatiecomité voor de Olympische Spelen 2004 voor deelname aan de Olympische Spelen en/of de Paralympische Spelen van 2004 zijn geaccrediteerd;
10036/1/03 REV 1 BIJLAGE I
oms/DL/ld DG H I
266
NL
(3)
"olympische accreditatiekaarten" afgegeven door het "Organisatiecomité voor de Olympische Spelen 2004", krachtens artikel 16 van de Griekse Wet 3103/2003, twee beveiligde documenten, een voor de Olympische Spelen en een voor de Paralympische Spelen, waarop een foto van de houder is aangebracht en waaruit de identiteit van het lid van de olympische familie blijkt, en die toegang verlenen tot de voorzieningen waar de sportwedstrijden en andere tijdens de periode van de Olympische en Paralympische Spelen geplande manifestaties plaatsvinden;
(4)
"duur van de Olympische en de Paralympische Spelen": de periode van 13 juli 2004 tot en met 29 september 2004 voor de olympische zomerspelen van 2004 en de periode van 18 augustus 2004 tot en met 29 oktober 2004 voor de Paralympische Spelen (olympische spelen voor gehandicapten) in het najaar van 2004;
(5)
"Organisatiecomité voor de Olympische Spelen 2004": het Comité dat krachtens artikel 2 van de Griekse Wet 2598/1998 is opgericht voor de organisatie van de Olympische en de Paralympische Spelen van 2004 te Athene en dat beslist over de accreditatie van de leden van de olympische familie die aan deze spelen deelnemen;
(6)
"voor de afgifte van visa bevoegde diensten": de diensten die Griekenland heeft aangewezen voor de behandeling van de aanvragen en de afgifte van visa aan de leden van de olympische familie.
10036/1/03 REV 1 BIJLAGE I
oms/DL/ld DG H I
267
NL
HOOFDSTUK II
AFGIFTE VAN VISA
Artikel 3 Voorwaarden voor de afgifte van visa aan leden van de olympische familie
Een visum mag slechts op grond van de onderhavige verordening worden afgegeven indien aan de volgende voorwaarden voldaan is:
a)
de betrokkene is door een van de verantwoordelijke organisaties voor deelname aan de Olympische en/of de Paralympische Spelen aangewezen en geaccrediteerd door het Organisatiecomité voor de Olympische Spelen 2004;
b)
de betrokkene is in het bezit van een geldig reisdocument op grond waarvan de overschrijding van de buitengrenzen overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen van 14 juli 1985, die op 19 juni 1990 te Schengen is ondertekend (hierna de "Schengenuitvoeringsovereenkomst"),
c)
de betrokkene is niet ter fine van weigering gesignaleerd,
d)
de betrokkene wordt niet beschouwd als een gevaar voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de internationale betrekkingen van een lidstaat.
10036/1/03 REV 1 BIJLAGE I
oms/DL/ld DG H I
268
NL
Artikel 4 Indiening van de aanvraag
1. Wanneer een verantwoordelijke organisatie lijsten van de voor deelname aan de Olympische en/of de Paralympische Spelen geselecteerde personen opstelt, kan zij, samen met de aanvraag van een olympische accreditatiekaart voor de geselecteerde personen, een gemeenschappelijke visumaanvraag indienen voor de geselecteerde personen die krachtens Verordening nr. 539/2001 visumplichtig zijn.
2. De gemeenschappelijke visumaanvragen voor de betrokken personen worden gelijktijdig met de aanvragen van een olympische accreditatiekaart aan het Organisatiecomité voor de Olympische Spelen 2004 gezonden overeenkomstig de door het Organisatiecomité vastgelegde procedure.
3. Voor de deelnemers aan de Olympische en de Paralympische Spelen wordt één visumaanvraag per persoon ingediend.
4. Het Organisatiecomité voor de Olympische Spelen 2004 stuurt de gemeenschappelijke visumaanvraag samen met een kopie van de aanvragen van een olympische accreditatiekaart voor de betrokkenen, waarop de essentiële gegevens betreffende de betrokken personen - zoals naam, voornaam, nationaliteit, geslacht, datum, plaats en land van geboorte, nummer, type en ook de uiterste geldigheidsdatum van het paspoort – zijn vermeld, zo snel mogelijk door naar de voor de afgifte van visa bevoegde diensten.
10036/1/03 REV 1 BIJLAGE I
oms/DL/ld DG H I
269
NL
Artikel 5 Behandeling van de gemeenschappelijke visumaanvraag en type visum
1. Het visum wordt afgegeven door de voor de afgifte van visa bevoegde diensten nadat is onderzocht of aan de voorwaarden van artikel 3 is voldaan.
2. Het afgegeven visum is een uniform visum voor kort verblijf voor verscheidene binnenkomsten, op grond waarvan een verblijf van ten hoogste negentig (90) dagen tijdens de duur van de Olympische Spelen en/of de Paralympische Spelen is toegestaan.
3. Voor leden van de olympische familie die niet voldoen aan de in artikel 3, punten c en d, vermelde voorwaarden, mogen de voor de afgifte van visa bevoegde diensten een visum met territoriaal beperkte geldigheid afgeven overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst.
Artikel 6 Vorm van het visum
1. Het visum krijgt de vorm van twee nummers die op de olympische accreditatiekaart worden vermeld. Het eerste nummer is het nummer van het visum. Voor het uniform visum bestaat dit nummer uit zeven (7) tekens, waarvan zes (6) cijfers, voorafgegaan door de letter "C". Voor het visum met territoriaal beperkte geldigheid bestaat dit nummer uit acht (8) tekens, waarvan zes (6) cijfers, voorafgegaan door de letters "GR". Het tweede nummer is het nummer van het paspoort van de betrokkene.
10036/1/03 REV 1 BIJLAGE I
oms/DL/ld DG H I
270
NL
2. De voor de afgifte van visa bevoegde diensten geven de nummers van de visa door aan het Organisatiecomité voor de Olympische Spelen 2004 met het oog op de afgifte van de accreditatiekaarten.
Artikel 7 Kosteloosheid van het visum
Voor de behandeling van de visumaanvragen en de afgifte van visa worden door de voor de afgifte van visa bevoegde diensten geen rechten geheven.
HOOFDSTUK III
ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 8 Annulering van visa
Wanneer de lijst van de voor deelname aan de Olympische en/of de Paralympische Spelen geselecteerde personen vóór de aanvang van de Spelen wordt gewijzigd, stellen de verantwoordelijke organisaties het Organisatiecomité voor de Olympische Spelen 2004 hiervan in kennis, met het oog op de intrekking van de accreditatiekaart van de van de lijst geschrapte personen. Het Organisatiecomité voor de Olympische Spelen stelt de voor de afgifte van visa bevoegde diensten hiervan in kennis en deelt de nummers van de betrokken visa mee.
De voor de afgifte van visa bevoegde diensten annuleren de visa van de betrokken personen. Zij stellen de met de grenscontrole belaste diensten daarvan in kennis en deze geven die informatie door aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten.
10036/1/03 REV 1 BIJLAGE I
oms/DL/ld DG H I
271
NL
Artikel 9 Controle aan de buitengrenzen
1. Bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten is de controle bij de binnenkomst van de leden van de olympische familie aan wie krachtens deze verordening visa zijn afgegeven, beperkt tot de in artikel 3 vermelde voorwaarden.
2. Voor de duur van de Olympische en de Paralympische Spelen:
a)
worden in- en uitreisstempels aangebracht op de eerste vrije pagina van het paspoort van de leden van de olympische familie voor wie deze stempels moeten worden aangebracht. Bij de eerste binnenkomst wordt het nummer van het visum op dezelfde pagina genoteerd;
b)
worden de in artikel 5, lid 1, punt c), van de Schengenuitvoeringsovereenkomst vastgestelde voorwaarden voor toegang geacht vervuld te zijn zodra een lid van de Olympische familie naar behoren geaccrediteerd is.
3. Het voorschrift van lid 2 geldt voor de leden van de olympische familie die onderdanen van derde landen zijn, ongeacht of zij al dan niet visumplichtig zijn uit hoofde van Verordening (EG) nr. 539/2001.
Artikel 10 Verslag aan het Europees Parlement en de Raad
Griekenland dient uiterlijk zes maanden na de sluiting van de Paralympische Spelen bij de Commissie een verslag in over de verschillende aspecten van de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening.
10036/1/03 REV 1 BIJLAGE I
oms/DL/ld DG H I
272
NL
Op basis van dit verslag en van de eventueel door andere lidstaten binnen dezelfde termijn verstrekte informatie stelt de Commissie een beoordeling op over de werking van de in de onderhavige verordening vastgelegde uitzonderingsregeling voor de afgifte van visa aan de leden van de olympische familie. Zij stelt het Europees Parlement en de Raad hiervan in kennis.
Artikel 11 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter
_________________
10036/1/03 REV 1 BIJLAGE I
oms/DL/ld DG H I
273
NL
BIJLAGE II
Ontwerp-verklaring
"De Raad en de Commissie verklaren dat, bij de beoordeling van de in deze verordening vastgestelde uitzonderingsregelingen voor visumplichtige leden van de olympische familie die aan de Olympische Spelen en/of de Paralympische Spelen van 2004 in Athene deelnemen, bijzondere aandacht zal worden besteed aan de vraag of de uitzonderingsregelingen wel goed functioneren met het beveiligingsniveau van de accreditatiekaart die het organisatiecomité voor de Olympische Spelen 2004 afgeeft aan leden van de olympische familie en waarin het door de Griekse autoriteiten afgegeven visum is opgenomen."
_______________
9755/03 BIJLAGE
den/HOR/dm DG H III
274
NL