Ver. Uitg. Corinne François - N°7317
N° 2016/02 mei-juni 2016
Het team van de Vereniging, ten dienste van gemeenten en OCMW’s
ER DOSSIW OCM
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 1
– Beroepsgeheim in het OCMW: vriend of vijand? – Geboorte van de Federatie van Brusselse OCMW’s tegen een achtergrond van kinderarmoede – De Brusselse OCMW’s voortaan vertegenwoordigd in één Federatie
04/05/16 11:11
Leven in een Smart City? “Dat wil toch niemand.” “Waarom alles met technologie oplossen? Een bestuur voor en door mensen, dat heeft iets wat technologie altijd zal mankeren: warmte.”
Re Eng
“Dat wil toch iedereen!” “De glimlach van iemand aan het loket kan mijn rothumeur na een uur aanschuiven niet wegwerken. We moeten gaan voor technologie, en niks anders.”
Tijd voor een #NieuwPerspectief Ontdek hoe slimme IT en telecom op mensenmaat de mobiliteit, veiligheid, efficiëntie en het energieverbruik in uw stad of gemeente kunnen verbeteren.
2
Laat u inspireren op www.proximus.be/SmartCities Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 2
04/05/16 11:11
Hoe lang wordt de uitsluiting van kinderen nog verdragen?
Nieuwsbrief Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw Aarlenstraat 53/ bus 4 - 1040 Brussel Tel 02 238 51 40 - Fax 02 280 60 90
[email protected] - www.vsgb.be Redactie :
[email protected]
N° 2016-02
mai - juin 2016 Directie: Corinne François Coördinatie: Philippe Delvaux Redactie: Leopoldina Caccia Dominioni, Philippe Delvaux, Vincent Dewez, Yves Englebin, Olivier Evrard, Boryana Nikolova, Nathalie Sterckx, Marie Wastchenko Vertaling: Liesbeth Vankelecom – Annelies Verbiest Secretariaat: Stéphanie Melkebeke Abonnementen: 02 238 51 49 –
[email protected] Publiciteit - Target advertising - 02 880 59 14 of 081 55 40 78 www.targetadvertising.be U vindt ons nu ook op LinkedIn.com > VSGB
DOSS ER OCMIW
Armoede is een fenomeen van steden en ook van kinderen. In onze hoofdstad neemt kinderarmoede onrustwekkende proporties aan. Het risico op armoede treft immers vier kinderen op tien in Brussel (tegenover één kind op tien in Vlaanderen en één op vier in Wallonië). En één Brussels kind op vier zou in een gezin zonder inkomen uit arbeid leven. Hoe kunnen we aan stadsontwikkeling doen zonder een beleid uit te werken dat ongelijkheid tracht in te perken en het welzijn van alle inwoners vooropstelt, ook de meest kwetsbaren? In een samenleving waar de evolutie van het beleid ten aanzien van werkzoekenden steeds meer op responsabilisering gericht wordt en waar een vervangingsinkomen steeds meer aan voorwaarden gebonden wordt, is het belangrijk de aandacht te vestigen op de collaterale slachtoffers van dergelijk beleid, nl. de kinderen. Het voorkomen dat armoede voortloopt van generatie op generatie wordt steeds aangehaald als voornaamste doel van elk beleid van armoedebestrijding. Maar zal dat lukken? Zijn de arme kinderen van gisteren nog armere volwassenen geworden vandaag dan hun ouders? De Brusselse OCMW’s krijgen dagelijks te kampen met de harde realiteit van kansarmoede. Zij beseffen zoals andere sociale actoren hoe zeer de hoop dat de kinderen van hun gebruikers beter af zullen zijn dan hun ouders, soms pover en illusoir is. Hoe kunnen we de vicieuze cirkel doorbreken van armoede en ongelijkheid die van generatie op generatie doorgegeven wordt? Hoe krijgen we de sociale lift omhoog? Hoe kunnen we echte gelijkheid van kansen waarborgen? Wat kunnen we doen om een mooie toekomst te kunnen bieden aan kansarme kinderen en jongeren, en zo ook aan onze hele samenleving? Als sprekers op de Algemene Vergadering van de Federatie van Brusselse OCMW’s reikten Bernard Devos, algemeen afgevaardigde kinderrechten, en Séverine Acerbis, directrice van de vzw Badje, enkele mogelijkheden aan: laten we ons meer en beter toespitsen op kinderopvang, laten we meer kansen creëren voor kansarme jongeren in het kader van buitenschoolse opvang, laten we van degelijk onderwijs een prioriteit maken, … Uitdagingen genoeg. De inzet is aanzienlijk. Om de strijd aan te binden tegen kinderarmoede en de alarmerende vaststellingen recht te trekken die ons regelmatig onder de neus geschoven worden, moeten we transversaal te werk gaan en vooral een globale visie op het geheel uitwerken. Enkel gecoördineerde, multidisciplinaire en structurele maatregelen kunnen als hefbomen dienen om armoede en uitsluiting aan te pakken. Het gaat om de toekomst van onze stad, maar ook – en vooral – om de toekomst van onze kinderen en onze jeugd, en dus onze hele samenleving.
Cette revue existe aussi en français. Si vous souhaitez recevoir le Trait d'Union, contactez notre secrétariat:
[email protected] Sinds 2002 is Nieuwsbrief-Brussel integraal beschikbaar op www.vsgb.be
Michel Colson & Jean Spinette, voorzitters van de Federatie van Brusselse OCMW’s
Gepubliceerd met de steun van het Brussel Hoofdstedelijk Gewest, Belfius en Ethias
Zie ook in dit nummer ons artikel “Geboorte van de Federatie van Brusselse OCMW’s tegen een achtergrond van kinderarmoede”
EDITO
Nieuwsbrief wordt gedrukt op 100% gerecycleerd papier
De VSGB doet mee aan het salon PUBLICA, het Salon van de Beleidsmakers, op 2 en 3 juni 2016, in Tour&Taxis 150 exposanten - 10 grote activiteitendomeinen - 5.000 bezoekers - 15 gerenommeerde sprekers Informatie & registratie op www.publica-brussels.com
Beroepsgeheim in het OCMW: vriend of vijand?....................................................... 4 Geboorte van de Federatie van Brusselse OCMW’s tegen een achtergrond van kinderarmoede......................................................................................................... 11 De Brusselse OCMW’s voortaan vertegenwoordigd in één Federatie........................ 13 Onzekerheid over het Grootstedenbeleid.................................................................. 16 De invordering van niet-fiscale schuldvorderingen van de gemeente......................... 20 Balans van de steun aan Kobané............................................................................... 22 Een speelstraat: hoe pak je dat aan?.......................................................................... 24 Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 3
3 04/05/16 11:11
Wij hadden het reeds over het beroepsgeheim in onze Nieuwsbrief 2015/6 en beloofden toen om er nog op terug te komen vanuit de specifieke invalshoek van de OCMW’s, die een specifiek stelsel genieten dat samenhangt met de verplichting die in de organieke OCMW-wet vervat is. Wij stellen dus voor om de grondslagen van het beroepsgeheim te herlezen, zoals ingevoerd bij artikel 458 van het Strafwetboek, in het artikel in Nieuwsbrief 2015/6 of op onze website www.vsgb.be. Volgens een vergelijkbare structuur (definitie, criteria, uitzonderingen, …) vestigen wij hier de aandacht op de nuances die gelden voor de OCMW’s. Dit artikel sluit aan bij de Herfstontmoeting die de Afdeling OCMW van de VSGB (voortaan de Federatie van Brusselse OCMW’s) vorig najaar organiseerde, gewijd aan het beroepsgeheim binnen de OCMW’s.
BEROEPSGEHEIM VAN HET OCMW: VRIEND OF VIJAND? De voorbije maanden kwam het beroepsgeheim van de OCMW’s geregeld ter sprake. Ze werden ervan beschuldigd informatie achter te houden, sociale fraude te beschermen, onvoldoende mee te werken aan de strijd tegen radicalisering, … en moesten meermaals hun visie op de toepassing van het beroepsgeheim verdedigen. Daarom past het om de rol en de plaats van het beroepsgeheim in de uitvoering van hun taken nogmaals te belichten. Want het onderwerp is niet nieuw, maar het blijft debat uitlokken, in het bijzonder nu het door sommigen als een onoverkomelijk obstakel beschouwd wordt bij het nastreven van als prioritair aangevoelde doelstellingen.
ONDER DE LOEP
De minister van maatschappelijke integratie Willy Borsus verklaarde eind 2015 dat hij vooruitgang wil boeken, in nauwe samenwerking met minister van Justitie Koen Geens. In deze context werken de 3 Federaties van OCMW’s momenteel aan een canvas om het overleg met de federale ministers zo goed mogelijk te structureren. Ons doel is ook onze taak van adviesverlening en ondersteuning ten aanzien van de Brusselse OCMW’s zo goed mogelijk te behartigen. De informatiedag gewijd aan het beroepsgeheim in het OCMW die wij organiseerden op 26 november 2015 in het kader van onze jaarlijkse herfstontmoeting, toonde hoe belangrijk het is verder te gaan dan de theorie, en antwoorden te zoeken op concrete vragen betreffende het beroepsgeheim waarmee OCMW-mandatarissen en – personeel kampen. Dit artikel is geen technisch en juridisch document. Het is veeleer een oplijsting van de moeilijkheden waarmee de OCMW’s geconfronteerd worden in de naleving van het beroepsgeheim in hun dagelijks werk
IER DOSSMW OC
en het belicht de uitdagingen die voortvloeien uit de evolutie van de materie. Maar een bondige schets van de theorie is wellicht niet overbodig om te beginnen, zodat iedere lezer het onderwerp in zijn globaliteit kan vatten.
Het beroepsgeheim: grondslagen Wat zegt de wet? Het beroepsgeheim is vastgelegd in artikel 458 van het Strafwetboek, dat luidt als volgt: “Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun toevertrouwd zijn, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van 8 dagen tot 6 maanden en met geldboete van 100 frank tot 500 euro.” Deze bepaling geeft geen definitie van het beroepsgeheim en bepaalt dus op geen enkele manier welke informatie aan een dergelijk geheim onderworpen is. We kunnen er wel van uitgaan dat er beroepsgeheim is als: • de persoon die het geheim kent, een "noodzakelijke vertrouwenspersoon"1 is (en geen vrijwillige) EN het geheim onthuld wordt aan de noodzakelijke vertrouwenspersoon in de uitoefening en omwille van de toestand of het beroep van de vertrouwenspersoon.
Aandachtige luisteraars op de Herfstontmoeting van de OCMW’s 1
4
"Noodzakelijke vertrouwenspersoon" wil niet zeggen de "persoon die men moest raadplegen" maar wel de persoon die, wanneer men hem of haar raadpleegt, noodzakelijk vertrouwenspersoon is. Wanneer men kiest, ook zonder dat dit "noodzakelijk" is, een beroep te doen op een advocaat, sociaal assistent, psycholoog, … wordt die noodzakelijkerwijs de vertrouwenspersoon.
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 4
04/05/16 11:11
Het beroepsgeheim dekt alle toevertrouwde elementen maar ook de vastgestelde elementen. M.a.w. het gaat tot de feiten die bij de betrokkene vastgesteld of ontdekt worden, hoewel zij niet het voorwerp uitmaakten van een vertrouwelijke mededeling. Het dekt dus ook wat de beroepswerker vernomen heeft in het kader van de uitoefening van zijn taak. Het beroepsgeheim kan ook feiten dekken die in zekere mate openbaar zijn. Als ze van een beroepswerker komen, zou de onthulling van de feiten een bevestiging bieden die een bijzondere geloofwaardigheid geniet.
gaat om een uitzondering op de regel van de geheimhouding. Zoals we hierna preciseren, zal het niet altijd gemakkelijk zijn om knopen door te hakken. Geeft deze wet mij effectief de mogelijkheid om bepaalde informatie door te geven aan een bepaalde persoon? Zijn we hier binnen het kader van het “gedeeld beroepsgeheim”? Gaat het effectief om een situatie van dringendheid die beantwoordt aan de voorwaarden van de noodzaak? Wie zal mij helpen te beslissen in geval van twijfel? Wat sommigen er ook van denken, de positie van de beroepswerker is niet simpel en het gaat minder om een recht dan om een delicate en complexe verplichting.
Wat zijn de gevolgen van de schending van het beroepsgeheim?
• Het beroepsgeheim geldt ook voor documenten over informatie die erdoor gedekt is.
De verspreiding van informatie die onder het beroepsgeheim valt, vormt een schending van het beroepsgeheim. Behalve uiteraard als het gaat om een uitzondering op het beroepsgeheim (cf. infra).
Artikel 458 van het Strafwetboek beoogt niet de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn als zodanig. Het beoogt “alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun toevertrouwd zijn”.
Om van een schending van het beroepsgeheim te kunnen spreken, moeten er 3 voorwaarden vervuld zijn:
Het is de wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW’s die de verplichting vastlegt voor de OCMW’s om het beroepsgeheim na te leven.
2. Het onthulde feit moet vernomen zijn tijdens de uitoefening van dat beroep of die functie.
Volgens artikel 36, 2e lid, van de wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW’s zijn de leden van de raad, alsmede alle andere personen, die krachtens de wet de vergaderingen van de raad, het vast bureau en de bijzondere comités bijwonen, tot geheimhouding verplicht.
3. De houder van het geheim moet het feit in kwestie onthuld hebben.
Artikel 50 van diezelfde wet preciseert dat de bepalingen van artikel 36, 2e lid, ook van toepassing zijn op de personeelsleden van de OCMW’s. Daaruit volgt dat het binnen een OCMW niet alleen de maatschappelijk werkers zijn, maar alle personeelsleden (ook hulppersoneel) en de mandatarissen die aan het beroepsgeheim verbonden zijn. De geheimhoudingsplicht is dus niet verbonden aan een bepaalde functie of diploma.
Betekent het beroepsgeheim dat je het recht hebt om absoluut niets te zeggen? Het beroepsgeheim wordt soms ten onrechte beschouwd als een zwijgrecht. In werkelijkheid gaat het veeleer om een zwijgplicht. En die plicht hangt uiteraard samen met een bescherming van de steunaanvrager en niet de interveniënt! Het beroepsgeheim overstijgt de belangen van de betrokken individuen. Het is van openbare orde. Spreken of niet spreken, dat is het dilemma voor de noodzakelijke vertrouwenspersoon. Ook als er zich uitzonderingen voordoen op het beroepsgeheim, dan zal de houder van het geheim zich nooit in een gemakkelijke positie bevinden: ofwel omdat hij de mogelijkheid om te zwijgen behoudt (bv. bij een getuigenis voor de rechtbank, cf. infra), ofwel omdat hij moet beginnen met te beoordelen of het hier wel
2
1. De houder van het geheim moet een beroep hebben of een functie vervullen die aan het beroepsgeheim onderworpen is.
Een schending van het beroepsgeheim vereist niet dat de persoon de intentie had schade te berokkenen. Behoudens in het uitzonderlijke geval van een noodtoestand heeft de overtuiging om voor het goed van de betrokkene te handelen geen weerslag op het bestaan van de overtreding. Tot slot moet het niet noodzakelijk gaan om een publieke onthulling om van een schending van het beroepsgeheim te kunnen spreken. Bij een schending van het beroepsgeheim kan de aansprakelijkheid van de persoon die informatie onthult, 3 verschillende vormen aannemen: 1. een strafrechtelijke veroordeling (artikel 458 van het Strafwetboek) 2. een burgerrechtelijke veroordeling: de schending van het beroepsgeheim kan ook de burgerlijke aansprakelijkheid van de auteur ter sprake brengen ten aanzien van degene aan wie men schade berokkent. 3. een tuchtsanctie: een OCMW-mandataris die schuldig is aan een dergelijke overtreding, kan geschorst of uit zijn ambt ontzet worden omwille van zware nalatigheid (art. 22 van de wet van 8 juli 1976) en een OCMW-beambte die dezelfde overtreding begaat, kan het voorwerp uitmaken van een tuchtprocedure of ontslagen worden. Er bestaan ook proceduresancties. Er bestaat immers een algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk een bewijs dat op onrechtmatige wijze verkregen werd, uit de debatten geweerd kan worden. Toch is dat beginsel de voorbije jaren geëvolueerd dankzij het arrest “Antigone” van het Hof van Cassatie in 2003 en de wijziging van de voorafgaande titel van de Wetboek voor Strafvordering in 2013.2
ONDER DE LOEP
• Alle informatie die men verkrijgt of vaststelt in het kader van de uitoefening van het beroep of het mandaat, vallen onder het beroepsgeheim.
In de praktijk horen we weinig spreken van strafrechtelijke of burgerrechtelijke veroordelingen die toe te schrijven zijn aan de niet-naleving van het beroepsgeheim. De risico’s lijken dus vrij miniem, te meer in
Voortaan wordt een onregelmatig bewijs niet stelselmatig geweerd en kan dat zelfs enkel als één van de volgende 3 voorwaarden vervuld is: (1) de naleving van de betrokken vormvoorwaarden is verplicht op straffe van nietigheid, (2) de begane onregelmatigheid heeft de betrouwbaarheid van het bewijs geschonden, (3) het gebruik van het bewijs is strijdig met een billijk proces. Als voorbeeld en wat het OCMW betreft, oordeelde het Arbeidshof van Luik in een arrest uit 2013 dat hoewel de informatie aan het OCMW overgemaakt werd door een politie-inspecteur in schending van zijn beroepsgeheim, de overmaking van de informatie het gevolg was van onwetendheid en niet opzettelijk gebeurde, en de aan het OCMW overgemaakte informatie de betrokkenen het recht op een billijk proces en beroep niet ontnam.
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 5
5 04/05/16 11:11
ONDER DE LOEP
een klimaat waar vaker aan het OCMW verweten wordt dat ze zich te stelselmatig verschuilen achter het beroepsgeheim dan erover te spreken. Een recent geschil voor de correctionele rechtbank van Brussel wees echter op de persoonlijke aansprakelijkheid van OCMW-mandatarissen en –personeel op het vlak van het beroepsgeheim. Concreet beschuldigde een gebruiker een personeelslid van een Brussels OCMW (in dit geval de secretaris) ervan telefonisch aan de politie informatie te hebben overgemaakt betreffende de schending van een arbeidsovereenkomst tussen de betrokkene en het OCMW (tewerkstelling in het kader van art. 60, § 7, OCMW-wet). Aangezien de gebruiker vond dat de OCMW-medewerker zijn beroepsgeheim had geschonden door aan de politie de omstandigheden van het ontslag bekend te maken, daagde die hem voor de correctionele rechtbank om de strafwet te doen toepassen. Het vonnis van 30 september 2015 stelt dat de door het OCMW-personeelslid meegedeelde informatie niet onder het beroepsgeheim viel en de onthulling dus geen strafbaar feit vormde. Dit vonnis toont echter aan dat we de plicht van OCMW-mandatarissen en -personeel, en de gevolgen van een schending van de verplichte naleving van het beroepsgeheim waaraan ze allemaal individueel en persoonlijk gebonden zijn, niet mogen onderschatten.
Wat zijn de uitzonderingen op het beroepsgeheim?
1°) Getuigenis voor de rechtbank (of voor een parlementaire commissie)
Artikel 458 van het Strafwetboek stipuleert dat het beroepsgeheim opgeheven mag worden als men in rechte moet getuigen of voor een parlementaire onderzoekscommissie moet verschijnen.
Een belangrijke precisering waarop jammer genoeg nog vaak door de OCMW’s op het terrein gewezen moet worden: een getuigenis in rechte mag niet verward worden met een politieondervraging of een spontante getuigenis. Een getuigenis in rechte is een getuigenis onder ede voor een onderzoeksrechter of voor een jurisdictie. De onderzoeksrechter mag die bevoegdheid niet delegeren.
Indien hij voor de rechtbank moet verschijnen, kan de houder van het geheim zich beroepen op het recht op geheimhouding en dus heeft hij het recht om te zwijgen. Indien hij dat wenst, kan hij ook beslissen zich enkel voor bepaalde vragen achter het beroepsgeheim te verschuilen.
2°) Gevallen waarin de wet verplicht om geheimen te onthullen
Artikel 458 van het Strafwetboek stipuleert dat het beroepsgeheim opgeheven kan worden in de gevallen dat de wet de vertrouwenspersoon verplicht om het geheim te onthullen.
De meest gekende gevallen hebben betrekking op het niet verlenen van bijstand aan personen in gevaar (art. 422bis van het Strafwetboek), de bescherming van minderjarigen en bepaalde kwetsbare personen voorzien in artikel 458 van het Strafwetboek en de melding van misdaden en wanbedrijven (art. 29 en 30 van het Wetboek van Strafvordering).
In hun dagelijks werk krijgen de OCMW’s ook te maken met informatieaanvragen van verschillende interveniënten. Als sommigen een wettelijke bepaling inroepen die volgens hen het OCMW toe-
Het recht op geheimhouding is niet absoluut. Er zijn uiteraard uitzonderingen. Hierna zullen wij dieper ingaan op
6
- de getuigenis voor de rechtbank - de gevallen waarin de wet verplicht om te spreken - de noodzaak Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 6
04/05/16 11:11
De beroepswerker die in een bepaalde situatie geconfronteerd wordt met een conflict tussen de door het beroepsgeheim beschermde waarden en andere ook beschermde waarden (zoals het leven, de fysieke of geestelijke integriteit, …) kan ertoe gebracht worden het conflict te moeten oplossen en een keuze te moeten maken tussen die waarden.
De noodzaak is een rechtvaardiging voor de schending van de geheimhoudingsplicht, vastgelegd in artikel 458 van het Strafwetboek.
Opdat er sprake zou zijn van noodzaak, moet er aan verschillende voorwaarden voldaan zijn:
- de bepalingen in verband met de staatsveiligheid (vraag van een inlichtingen- en veiligheidsdienst, gesteld aan de gerechtelijke autoriteiten en ambtenaren en agenten van openbare diensten); - het Gerechtelijk Wetboek, meer bepaald art. 138ter dat de arbeidsjurisdicties beoogt en arbeidsauditeurs toelaat om administratieve inlichtingen te verkrijgen; - hun eigen wet (bv. DAVO beroept zich op art. 22 van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor Alimentatievorderingen in de FOD Financiën)
1. De houder van het geheim mag het slechts schenden na de aanwezige waarden te hebben beoordeeld, onder dreiging van een ernstig en zeker gevaar.
- het Wetboek voor de Inkomensbelastingen (belastingadministratie);
2. De houder van het geheim mag het slechts schenden als het gevaar waarvan hij kennis heeft, niet anders kan vermeden worden dan door het geheim te onthullen.
- het Gerechtelijk Wetboek en art. 877 en 882 die de rechtbanken de mogelijkheid bieden om bepaalde documenten of een kopie ervan te verkrijgen.
Maar opnieuw bevat deze uitzondering – achter de schijnbare eenvoud – een grote complexiteit die heel wat discussies teweegbrengt. Wat moeten we immers doen als er twee verschillende verplichtingen opgelegd worden aan eenzelfde persoon (zwijgen of spreken) door twee normen van hetzelfde hiërarchisch niveau die niet op dezelfde manier gesanctioneerd worden? Moet de zwaarst gesanctioneerde verplichting dan niet doorwegen krachtens de hiërarchie van de normen? Om een concreet voorbeeld te nemen, kunnen art. 29 en 30 van het Wetboek voor Strafvordering, die voorzien in de verplichting om misdaden en wanbedrijven aan te klagen - niet strafrechtelijk vervolgd - volgens ons niet wijken voor artikel 458 van het Strafwetboek. Het beroepsgeheim is immers een fundamentele waarde in onze samenleving. Daarom wordt het beschouwd als van openbare orde. Uitzonderingen op het beroepsgeheim moeten dus strikt geïnterpreteerd worden. Wij vinden dat het volgende canvas gebruikt moet worden door de beroepswerker die geconfronteerd wordt met de vraag of het geheim opgeheven moet worden: - Ofwel houdt de wettelijk vastgelegde uitzondering een mogelijkheid in voor de houder van het geheim om te spreken; in dat geval zal de beroepswerker beoordelen of hij al dan niet spreekt, en welke informatie hij onthult. - Ofwel bevat de wettelijk voorziene uitzondering een verplichting. In dat geval moet de houder van het geheim de aard van de spreekplicht vergelijken met de aard van de zwijgplicht. Worden die tegenstrijdige verplichtingen op dezelfde manier gesanctioneerd? Zo ja, dan blijkt de onthulling van het geheim gerechtvaardigd. Zo nee, dan zou volgens het beginsel van de hiërarchie van de normen, de zwaarst bestrafte plicht, nl. doorgaans de naleving van het beroepsgeheim, moeten primeren.
3°) De noodzaak
3
De noodzaak is een algemeen rechtsbeginsel. Deze uitzondering vormt een "veiligheidsklep" om conflicten met betrekking tot waarden op te lossen.
3. De houder van het geheim moet iedere andere mogelijkheid om het gevaar in kwestie te vermijden, in overweging nemen.
Als dat de mogelijkheid kan bieden een gevaar te vermijden of te verzachten, heeft de houder van het geheim de mogelijkheid om te spreken. Het gaat duidelijk om een mogelijkheid, maar niet om een plicht.
Bovendien moet de onthulde informatie relevant zijn en bijdragen tot het voorkomen of het temperen van een gevaar. Enkel informatie die noodzakelijk is om een persoon te beschermen, mag meegedeeld moet worden.
Wat is het ‘gedeeld geheim’? Bepaalde interveniënten of diensten beroepen zich op het concept van het ‘gedeeld beroepsgeheim’ om hun uitwisselingen van informatie te rechtvaardigen. Maar wat verstaan we precies onder ‘gedeeld geheim’? Geen enkele wetstekst heeft het uitdrukkelijk over het begrip van het gedeeld geheim. Het gedeeld geheim is daarentegen aanvaard door alle deontologiecodes. Het is immers de praktijk die het begrip geleidelijk gecreëerd heeft, dat beantwoordt aan een behoefte aan samenwerking die aangevoeld wordt tussen interveniënten en ook coördinatie tussen betrokken diensten. Om van een gedeeld geheim te kunnen spreken, moeten er 5 voorwaarden nageleefd worden:3. 1. Het gedeeld geheim is enkel mogelijk tussen personen die aan het beroepsgeheim gebonden zijn. 2. Het gedeeld geheim is ook enkel mogelijk tussen personen die functies met een identiek doel uitoefenen.
ONDER DE LOEP
laat om de in art. 458 Strafwetboek vervatte plicht niet te schenden, baseren zij zich meestal op:
3. Het gedeeld geheim kan enkel betrekking hebben op informatie die noodzakelijk en nuttig is voor de samenwerking tussen verschillende interveniënten 4. Het delen van informatie moet absoluut in het belang van de persoon zijn. 5. Tot slot kan het gedeeld geheim slechts met de goedkeuring van de persoon en na hem ervan op de hoogte gebracht te hebben.
Zie Moreau T., "Chapitre XXV - La violation du secret professionnel" in Les infractions – Volume 5, Bruxelles, ed. Larcier, 2012, p. 685-726, & Nouwynck L., "La position des différents intervenants psycho-médico-sociaux face au secret professionnel dans le travail avec les justiciables", op www.yapaka.be.
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 7
7 04/05/16 11:11
Dus: - Het feit dat een collega ook aan het geheim gebonden is, rechtvaardigt niet als dusdanig dat hem vertrouwelijke gegevens meegedeeld zouden worden. - In principe mogen enkel de gegevens die relevant zijn in de context van een samenwerking besproken of uitgewisseld worden. - De vereiste van de gemeenschappelijke opdracht is ook een fundamentele voorwaarde. Alle beroepswerkers die bij eenzelfde situatie betrokken zijn, hebben immers niet noodzakelijk compatibele doelstellingen voor ogen. Vaak zijn niet alle voorwaarden die vereist zijn om echt van een ‘gedeeld beroepsgeheim’ te kunnen spreken, vervuld. Te beginnen met het informeren en de goedkeuring van de betrokkene. De kwestie van de functies met een identiek doel is ook niet altijd eenvoudig. Wat met het gedeeld geheim tussen de dienst voor schuldbemiddeling enerzijds en de sociale dienst van het OCMW anderzijds? Wat met de uitwisselingen tussen OCMW’s?4 Wat zijn in elke situatie de nuttige en noodzakelijke inlichtingen voor de samenwerking? … Voor de beroepswerker die aan het beroepsgeheim onderworpen is, rijzen er geregeld nieuwe vragen waarop een antwoord gezocht moet worden, en het is niet altijd gemakkelijk om het kader van de uitwisselingen af te bakenen.
Waarom bestaat het beroepsgeheim?
ONDER DE LOEP
Na een schets van de regels en het kader lijkt het ons belangrijk de spots te richten op de grondslagen en het doel van het beroepsgeheim. Waarom is de samenleving zo streng tegen mensen die een beroep uitoefenen dat een vertrouwensrelatie inhoudt? Gewoon omdat de naleving van het beroepsgeheim een absolute sociale noodzaak is. Het maakt het mogelijk bepaalde essentiële waarden te vrijwaren, die het resultaat zijn van de combinatie van drie verschillende belangen: de bescherming van de private levenssfeer, het creëren van een vertrouwensrelatie met de beroepswerker en de bescherming van de samenleving in haar geheel. In het kader van de toekenning van bijstand moet de persoon die zich tot een beroepswerker richt, dat absoluut in het volste vertrouwen kunnen doen. Maar het tot stand brengen van die vertrouwensrelatie kan niet zonder de waarborg van de naleving van het beroepsgeheim. En de geheimhoudingsplicht is niet beperkt tot de bescherming van de rechtstreekse betrokkenen, maar beoogt ook de vrijwaring van het vertrouwen dat de betrokkenen noodzakelijkerwijs moeten hebben ten aanzien van bepaalde beroepen. Laten we niet vergeten dat het in het belang van de samenleving is dat er plaatsen zijn waar iedereen terecht kan en hulp kan vinden zonder dat zijn woorden tegen hem gebruikt kunnen worden. Zonder dit ‘veiligheidssas’ zouden bepaalde problemen met geweld aangepakt worden. Zo is het beroepsgeheim gebaseerd op de behartiging van algemene belangen, die de individuele belangen overstijgen. In het kader van zijn tussenkomst op onze Herfstontmoeting onderstreepte de heer Fierens, hoogleraar aan de universiteiten van Luik en Namen, hoe het beroepsgeheim de mogelijkheid biedt niet alleen in theorie de economische, sociale en culturele basisrechten te doen gelden (toegang tot justitie, gezondheid, sociale bijstand, …). Hoe kunnen we die rechten immers doen gelden als de burger zich niet in het volste vertrouwen kan wenden tot een advocaat, arts, psycholoog, sociaal werker? Zo is de in-
8
4
vraagstelling van het beroepsgeheim niet niks: het raakt namelijk sociale vooruitgang die moeizaam verworven werd sinds de 19e eeuw.
Belang van het beroepsgeheim voor OCMW's De missie van OCMW's is ervoor zorgen dat iedereen een menswaardig leven kan leiden. Want iedereen heeft recht op sociale bijstand en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn zijn net in het leven geroepen om die bijstand te verlenen. Zoals we eerder in dit artikel al stelden, zijn OCMW-medewerkers en -mandatarissen gebonden aan het beroepsgeheim. Die verplichting houdt uiteraard verband met de vertrouwensrelatie die opgebouwd moet kunnen worden met de persoon die uit eigen beweging om hulp komt vragen. Zonder dat vertrouwen van de burgers in de OCMW-medewerker met wie zij contact hebben tijdens de behandeling van hun verzoek, maar ook meer algemeen in het OCMW zelf die als openbare instelling verantwoordelijk is voor het verlenen van sociale bijstand, kan de doeltreffendheid van het recht op sociale bijstand niet gewaarborgd worden. Anders gezegd, het beroepsgeheim raakt de kern van de taken en doelen van de OCMW's. Het is hun rol om mensen in nood te helpen. Niet om te helpen bij het opsporen van overtredingen. Niet om informatie uit te wisselen zodat anderen hun taken kunnen uitvoeren, vooral wanneer die niet hetzelfde doel nastreven. De OCMW's moeten dus opletten. Zoals eerder al vermeld, zijn de medewerkers en mandatarissen persoonlijk aansprakelijk voor elke inbreuk op het beroepsgeheim die zij begaan. Maar het mag intussen duidelijk zijn dat zo'n inbreuk ook de rol van het OCMW in onze maatschappij in gevaar brengt. Is het absolute beroepsgeheim daarom nog houdbaar? En wenselijk? Natuurlijk niet. Voor we in het laatste deel van dit artikel terugkomen op de uitdagingen, willen we duidelijk maken dat het wettelijk kader niet makkelijk toe te passen is in de dagelijkse activiteiten van de OCMW's. Welke feedback krijgen we van de terreinwerkers zelf? Tijdens de Herfstontmoeting die we in november 2015 organiseerden, hebben de Brusselse OCMW's meerdere zaken aangekaart: 1) De OCMW-medewerkers stellen zich heel wat vragen over de naleving van het beroepsgeheim waaraan ze gebonden zijn. Ze wijzen ons regelmatig op de onduidelijkheid waarmee ze dagelijks te maken krijgen in hun werk. Want ook al lijkt het wettelijk kader 'in theorie' duidelijk, het is niet altijd zo eenvoudig om het in de praktijk te respecteren. Tijdens de workshops die we organiseerden in het kader van de Herfstontmoeting, kwamen de volgende kwesties aan bod: Welk gevolg moet gegeven worden, en door wie, aan informatieverzoeken van de politie, het auditoraat, de fiscus, de dienst voor jeugdbijstand, de gebruikers van 'artikel 60', de schuldeisers in het geval van schuldbemiddeling, de ziekenhuizen, de deurwaarders, de gerechtelijke bemiddelaars, ...? Welke informatie valt precies onder het beroepsgeheim: ook het feit dat de persoon hulp krijgt van een OCMW, het toegekende bedrag, de duur van de bijstand, ...? Hoe moet het beroepsgeheim nageleefd worden in uitwisselingen tussen interne diensten? En in uitwisselingen met externe partners? Wat is het kader voor de uitwisseling van informatie tussen gemeente en OCMW (bv. in geval van een niet-geactualiseerd Rijksregister, controle van de woonplaats, ...)? Welke rol vervult het OCMW in de strijd tegen sociale fraude? Hoe moet het beroepsgeheim nageleefd worden in het kader van onderzoeken
Deze vraag wordt onder meer gesteld in het kader van het project rond een elektronische sociaal verslag. Hoe zit het met het beroepsgeheim bij deze uitwisselingen? Wat zijn de voorwaarden?
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 8
04/05/16 11:11
LES MARCHÉS FACILES AVEC GIAL
GIAL
GIAL, centre informatique de la Ville de Bruxelles, votre centrale d’achat spécialisée, facilite les procédures de marché public pour répondre à vos besoins informatiques.
2 & 3 JUIN / JUNI 2016
Stand 140 PUBLICA
GIAL
Tour & Taxis
Partenaire informatique des administrations publiques Partner in informatica van de openbare besturen
inscription - registratie: www.publica-brussels.com
GEMAKKELIJKE OPDRACHTEN MET GIAL www.gial.be -
[email protected]
bij onderhoudsplichtigen? Of bij de overdracht van gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording van subsidies? Hoe moet het beroepsgeheim nageleefd worden in het kader van gegevens die bezorgd moeten worden aan het Bijzonder Comité van de Sociale Dienst of die dit comité zelf opvraagt? ... 2) De OCMW's zeggen ook dat ze onder enorme druk staan om informatie te bemachtigen. Die druk wordt trouwens meestal direct bij de medewerker ervaren en wordt niet altijd aangepakt op het niveau van de instelling. Zo horen we regelmatig van OCMW-medewerkers die gevraagd worden hun beroepsgeheim te laten varen, anders zouden ze verantwoordelijk gesteld worden, althans moreel gezien, voor een ernstig voorval dat zich zou voordoen.
Daarom hebben sommige OCMW's een kader en procedures ingevoerd met betrekking tot het beroepsgeheim. Op lokaal niveau zien we interessante praktijken, zoals de opstelling van samenwerkingsovereenkomsten die rekening houden met het aspect 'naleving van het beroepsgeheim' (zowel tussen interne diensten als tussen het OCMW en een externe partner betreffende begeleiding), de voorwaarde om elk informatieverzoek systematisch schriftelijk te bezorgen en met een uitdrukkelijke wettelijke verwijzing als bewijs dat het beroepsgeheim opgeheven mag worden, het systematisch informeren van de gebruikers over de uitwisseling van informatie die hen aanbelangt, het systematisch betrekken van de gebruikers zodat hun verantwoordelijkheid niet ontnomen hoeft te worden in het kader van de uitwisseling van informatie die hen aanbelangt, het gebruik van standaard antwoordbrieven waarin uitgelegd wordt waarom het OCMW geen positief gevolg kan geven aan een informatieverzoek, de oprichting van een interne deontologische commissie, een interne procedure die bepaalt wie waarop antwoordt en wie verantwoordelijk is bij informatieoverdracht, ...
Maar de deelnemers aan onze Herfstontmoeting formuleerden ook heel duidelijk de nood aan een kader op basis waarvan zij dagelijks de naleving van het beroepsgeheim kunnen garanderen. Want volgens artikel 36, tweede lid, en artikel 50 van de organieke OCMWwet van 8 juli 1976 zijn de individuen (mandatarissen en personeelsleden) gebonden aan de naleving van het beroepsgeheim, en niet de instelling. Met als gevolg dat de kwestie van de naleving van het beroepsgeheim niet automatisch in de werkprocedures opgenomen is en er niet altijd over nagedacht wordt op het niveau van de instelling. Toch zou het hele OCMW zich aangesproken moeten voelen om een werkkader uit te werken, zodat het wettelijk kader gerespecteerd kan worden, zowel inzake beroepsgeheim als inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Uitdagingen voor de toekomst Telkens als de maatschappij geconfronteerd wordt met een fenomeen waarbij het beroepsgeheim de bescherming van de openbare veiligheid en orde in de weg lijkt te staan, komt de kwestie van de beperking van het beroepsgeheim weer op tafel te liggen. Toch is het belangrijk om die reflex te negeren en rustig na te denken over het nut en de gevolgen van nieuwe uitzonderingen.
ONDER DE LOEP
GIAL, informaticacentrum van de Stad Brussel, uw gespecialiseerde aankoopcentrale die de procedures voor overheidsopdrachten vergemakkelijkt om aan uw ICT noden te voldoen.
We moeten echter vaststellen dat het beroepsgeheim waaraan de OCMW's gebonden zijn vandaag de dag minder belangrijk lijkt dan het beroepsgeheim waaraan bijvoorbeeld advocaten of artsen gebonden zijn. De laatste jaren krijgen de OCMW's bijvoorbeeld regelmatig de vraag om mee te helpen in de strijd tegen sociale fraude. In de pers haalden veelbesproken artikels de voorpagina door de zogezegde laksheid van de Brusselse OCMW's op het vlak van sociale fraude (uitkeringen toegekend aan jihadisten die naar Syrië vertrokken zijn, weigeren samen te Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 9
9 04/05/16 11:11
werken met Justitie, ...) aan de kaak te stellen, maar ook hun neiging om zich te verschuilen achter hun beroepsgeheim wanneer ze niet willen samenwerken. Recent nog rees de vraag naar de naleving van het beroepsgeheim door de OCMW's in het kader van de strijd tegen radicalisering. Sommigen vinden dat de OCMW's over gevoelige informatie beschikken die relevant kan zijn voor Justitie, en het duurde dan ook niet lang tot ze verzocht werden om samen te werken en hun informatie te delen. Zoals we daarnet al uitlegden, raakt het beroepsgeheim de kern van de taken van het OCMW. Dit beroepsgeheim inperken zal zeker en vast gevolgen hebben voor de toegang tot basisrechten. We willen trouwens ook wijzen op de kwestie van de relevantie dat bepaalde informatieverzoeken over de situatie van OCMW-gebruikers steeds weer gericht worden aan het OCMW. Zoals we al zeiden, zijn de beschuldigingen soms sterk en herhaald. Maar zijn ze daarom gegrond en verdiend?
ONDER DE LOEP
Nemen we bijvoorbeeld sociale fraude. Eerst en vooral hebben OCMW's geen enkel belang bij dergelijke fraude, wel integendeel. De beschuldigingen aan het adres van de OCMW's worden zelden gestaafd met exact cijfermateriaal en ze moeten constant verwijzen naar de veelzeggende cijfers van de studie die het adviesbureau PwC uitvoerde1: binnen de OCMW's bedraagt de sociale fraude 4,5 %. Het OCMW treedt zowel preventief op via het sociaal onderzoek (thuisbezoek, raadpleging van de stromen van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, ...) als achteraf (opschorting of afschaffing van de bijstand, invordering, strafrechtelijke vervolging). De strijd tegen radicalisering is natuurlijk een gevoelig en ingewikkeld onderwerp. Maar is het niet van uitermate groot belang om voorzichtig te blijven en niet te snel te willen gaan maar eerst een kader vast te leggen? En moet dat kader niet gebaseerd zijn op de antwoorden op belangrijke vragen als: Wat is de rol van het OCMW op dat vlak precies? Welke relevante informatie zou het OCMW hebben en zou doorgegeven moeten worden? Aan wie en waarom? Met welke resultaten en gevolgen voor de betrokkene en zijn gezin? Is die informatie betrouwbaar en relevant genoeg? Is het OCMW competent genoeg om bepaalde informatie die het vaststelt of krijgt, te interpreteren? Wie is verantwoordelijk om die informatie door te geven en dus de regel van het beroepsgeheim te overtreden? In welke mate bevindt men zich in het kader van de 'noodtoestand', die als algemene uitzondering nu al in sommige ernstige en dringende situaties voorschrijft dat bepaalde informatie doorgegeven moet worden? Hoe zal het OCMW een preventieve en ondersteunende rol kunnen vervullen bij jongeren en gezinnen als het mogelijk helpt bij het opsporen van overtredingen? ... Misschien moet de individuele aanpak ingeruild worden voor structurele samenwerking die geen verband houdt met specifieke personen? Het is dus misschien niet onmogelijk dat de sociale actoren en Justitie algemeen maar structureel overleg plegen over bepaalde kwesties (bv. om te wijzen op een radicaliseringsprobleem in een bepaalde wijk of in de omgeving van een school)2 om informatie te kunnen uitwisselen zonder afbreuk te doen aan enerzijds het beroepsgeheim en anderzijds de geheimhouding van het onderzoek.
Besluit Artikel 458 van het Strafwetboek bepaalt in enkele woorden de principes en een kader die de beroepspraktijk van heel wat actoren van onze 1
10
2
samenleving structureren. Het beroepsgeheim is een sokkel waarop de efficiëntie van basisrechten berust, het beschermt de belangen van de samenleving en waarborgt aan ieder dat men in alle veiligheid iemand in vertrouwen kan nemen. Volgens ons moet er niet aan dat wettelijk kader geraakt worden. De federale regering wil echter bepaalde beschikkingen bijsturen en minister Borsus heeft de Federaties van OCMW’s gemeld dat hij ze daaromtrent wil raadplegen. Hoewel zij geen voorstander zijn van een wijziging van het wettelijk kader, zijn de Federaties van OCMW’s niet gekant tegen bepaalde evoluties. In de eerste plaats omdat – zoals we reeds stelden – dat kader bedrieglijk eenvoudig lijkt, maar uiterst complex is om in de praktijk toe te passen. Zo kunnen er mogelijkheden voor ondersteuning maar ook verbetering uitgetekend worden en werken wij aan voorstellen in die richting. Bijvoorbeeld: Waarom geen deontologische code en/of de oprichting van een deontologische commissie, zoals dat bestaat voor de sector van de jeugdbijstand? Waarom zou Justitie geen toegang tot de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid ontwikkelen, waardoor rechtstreeks bij de POD MI informatie verkregen kan worden over concrete toegekende steun, in plaats van steeds bij de OCMW’s te moeten aankloppen? Waarom geen algemene omzendbrief om bepaalde noties te preciseren voor alle beroepswerkers die aan het beroepsgeheim gebonden zijn? … Het lijkt ons ook belangrijk de verspreiding van goede praktijkvoorbeelden te bevorderen op het vlak van werkprocedures en concrete antwoorden op praktische gevallen. Onze Federatie zal onderzoeken hoe we daartoe kunnen komen, om de OCMW’s zo goed mogelijk te ondersteunen bij hun dagelijks werk. Maar als de wetgever de reikwijdte van het beroepsgeheim bij de OCMW’s zou wijzigen, dan zullen wij onophoudelijk blijven wijzen op de intieme en onlosmakelijke band tussen de voorwaarden van het beroepsgeheim en de rol van het OCMW in onze samenleving. Wij blijven er ook voor ijveren dat het beroepsgeheim in het OCMW op gelijke voet behandeld zou worden met andere beroepen, en wij zullen geen uitzonderingsstelsel aanvaarden dat enkel voor de OCMW’s zou gelden.
Marie Wastchenko, Met de medewerking van Nathalie Sterckx Onze actie De Federaties van OCMW’s hebben kennis genomen van een wetsvoorstel tot wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW’s, met het oog op de bevordering van de strijd tegen terrorisme. Omdat dit wetsvoorstel besproken zal worden in de tijdelijke Kamercommissie “terrorismebestrijding”, hebben wij de aandacht van de commissieleden gevestigd op het feit dat de wetsartikelen die zij plannen te wijzigen, volgens ons niet tot de bevoegdheid van de federale wetgever horen. Wij hebben tevens gevraagd om over dit wetsvoorstel een advies te mogen geven, aangezien het aan het beroepsgeheim van de OCMW’s zou raken.
U kunt deze studie raadplegen op de website van de POD Maatschappelijke Integratie. Lees hierover het artikel van Tim Opgenhaffen, doctoraatstudent welzijnsrecht aan de KULeuven, dat gepubliceerd werd in het Politiejournaal van september 2015 (inforum 295392).
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 10
04/05/16 11:11
DOSS ER OCMIW
DE GEBOORTE VAN DE FEDERATIE VAN BRUSSELSE OCMW’S TEGEN EEN ACHTERGROND VAN KINDERARMOEDE De Afdeling OCMW van de VSGB hield haar Algemene Vergadering op 24 maart. Samen met de Conferentie van de 19 OCMW’s van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hield onze Afdeling er de “Federatie van Brusselse OCMW’s” boven de doopvont. Maar de spots werden er ook gericht op de kinderarmoede. Wij zetten de voornaamste conclusies van de sprekers op een rijtje.
De ambitie van de 19 Brusselse OCMW’s is veel groter dan een gewone naamsverandering. De nieuwe Federatie vervangt immers de twee organen die tot nu toe de 19 Brusselse OCMW’s vertegenwoordigden, nl. de Afdeling OCMW van de VSGB en de Conferentie van de 19 OCMW’s van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Een ontwerp van nieuw huishoudelijk reglement dat de creatie van een Federatie van Brusselse OCMW’s, verbonden met de VSGB (die tot nu toe de Afdeling OCMW droeg), concretiseert, werd opgesteld door een werkgroep en zowel door de Conferentie als door de Afdeling goedgekeurd op de Algemene Vergadering van 24 maart 2016. Daardoor hebben de 19 Brusselse OCMW’s sinds 1 april 2016 een nieuw werkkader en een nieuw representatief orgaan. Net zoals de twee voorlopers zal de nieuwe Federatie van Brusselse OCMW’s zich toeleggen op informatie, vertegenwoordiging en belangenbehartiging van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn en zal ze de sociale actie blijven promoten. Tot het einde van deze gemeentelijke bestuursperiode zal de Federatie geleid worden in een medevoorzitterschap, door de ‘peters’ van het project: Michel Colson, Brussels Parlementslid en lid van de raad voor maatschappelijk welzijn in Watermaal-Bosvoorde, en Jean Spinette, voorzitter van het OCMW van Sint-Gillis. De Algemene Vergadering van 24 maart 2016, van wat voor de laatste keer de Afdeling OCMW was, vormde een historisch moment voor de Brusselse OCMW’s, aangezien de aandacht ging naar hun wens om samen te werken, elkaar te ondersteunen, met één stem naar buiten te komen en samen hun opdrachten - en als het moet hun bestaan – ter harte te nemen.
Kinderarmoede Dit belangrijk statutair moment werd ook aangegrepen om een bijzonder thema voor de OCMW’s in de kijker te plaatsen. Dit jaar kozen we voor de kinderarmoede, met de inbreng van twee deskundigen: Bernard Devos, algemeen afgevaardigde kinderrechten, en Séverine Acerbis, directrice van de vzw Badje (Brusselse Opvang en Ontwikkeling voor de Jeugd). Info • Website van de algemene afgevaardigde voor de kinderrechten van de Franse Gemeenschap: www.dgde.cfwb.be • Website van de Brusselse Opvang en Ontwikkeling voor de Jeugd: www.badje.be
Enkele opmerkelijke vaststellingen: • Het risico op armoede treft 4 kinderen op 10 in Brussel (tegenover slechts 1 op 10 in Vlaanderen, maar 1 op 4 in Wallonië). • Eén Brussels kind op 4 woont in een gezin zonder inkomen uit werk. • Geboren worden in een arm gezien beïnvloedt een persoon vaak voor de rest van het leven. • Onze school is fundamenteel inegalitair, wat nogmaals bevestigd wordt in het rapport dat eind april uitgebracht werd door de denktank Itinera . • Kinderen die opgroeien in gezinnen met een laag inkomen, lopen meer risico om in het technisch of beroepsonderwijs terecht te komen. • Zonder kinderbijslag zou een niet te verwaarlozen groep kinderen onder de armoedegrens terechtkomen. In deze sombere context vestigden onze twee sprekers de aandacht van de Brusselse OCMW’s op verschillende bekommernissen en werden enkele boodschappen kracht bijgezet. Zo begon Bernard Devos met de vaststelling dat de Internationale conventie van de rechten van het kind uit 1989 één van de meest geratificeerde teksten van de wereld is, terwijl de toepassing ervan in ons land jammer genoeg ontoereikend blijft. Er moeten immers nog heel wat stappen gezet worden om te waarborgen dat elk kind, ongeacht zijn gezondheidstoestand, administratief statuut, herkomst en inkomensniveau van zijn ouders, wijk waar men woont, school, … zich werkelijk gerespecteerd zou voelen in zijn persoon en zijn rechten. Voor de algemene afgevaardigde van de rechten van het kind kan ons land jammer genoeg geen foutloos parcours voorleggen in de manier waarop het de kinderen behandelt en de waarnemingen op het terrein wijzen in het bijzonder op twee domeinen waar aandacht naar dient uit te gaan: gezondheidszorg en onderwijs. Onze spreker wees erop hoe zeer gratis onderwijs een illusie is en hoe ook nog vandaag de kinderen tekenen dragen van de rijkdom of de armoede van hun ouders, zodra zij voor de hele klas geld op tafel moeten leggen voor de zwemles of een excursie. De onvermijdelijke financiële relatie met de school ‘ruïneert’ de relatie met de armste gezinnen en brengt een aantal gevolgen met zich mee waarvan het kind de prijs betaalt: afstand tussen ouders en school, moeilijke opbouw van een vertrouwensrelatie en een serene dialoog rond schoolwerk, stigmatisering van het kind, gevoel van uitsluiting, …
1
ACTUALITEIT
Het project zat al jaren in het achterhoofd van enkele mensen, iets meer dan 9 maanden duurde het groeiproces en bij het aanbreken van de lente 2016 was het zover: de Federatie van Brusselse OCMW’s zag het levenslicht!
Het rapport “Gelijke kansen op school” is beschikbaar op www.itinerainstitute.org.
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 11
11 04/05/16 11:11
Het feit dat arme kinderen gemakkelijk naar het gespecialiseerd onderwijs ‘verschuiven’, is ook een realiteit waarvoor de spreker de aanwezigen trachtte te sensibiliseren. Het onderwijs is klaarblijkelijk nog niet ‘egalitair, dat werd helaas nogmaals duidelijk gemaakt. Maar wanneer zullen gelijke onderwijskansen voor iedereen dan onze prioriteit worden? Bernard Devos wees op enkele markante cijfergegevens: • budget voor onderwijs: 7,5 miljard euro • kosten van blijven zitten: 500 miljoen euro per jaar • budget voor bijstand aan jongeren (AMO, IPPJ, …): 250 miljoen euro per jaar
Tot slot wezen onze sprekers ook op het belang van overgangsperiodes en daarbij verwezen ze naar ‘grote tieners’: ook voor die jongeren is specifieke aandacht nodig.
• budget voor jeugdbijstand, jongeren en kinderopvang: 600 miljoen euro per jaar, d.w.z. nauwelijks meer dan de kost van blijven zitten, wat nochtans inefficiënt blijkt
In het debat met de zaal stipten enkele OCMW-voorzitters het volgende aan:
Séverine Acerbis wees op het belang van aandacht voor kinderopvang vanaf zeer jonge leeftijd. Kinderopvang is heel belangrijk en doeltreffend in de strijd tegen armoede. Verschillende studies tonen immers de positieve gevolgen aan van deelname aan kinderopvang voor kinderen uit achtergestelde gezinnen. Het voordeel is aanzienlijk voor het kind en vormt een investering voor diens toekomst, omdat de eerste levensjaren doorslaggevend zijn, zowel op sociaal als cognitief vlak. Maar in het Brussels Gewest wordt slechts 25 % van de kinderen bereikt, d.w.z. dat nauwelijks één kind op vier naar de opvang kan. En de Brusselse gemeenten die het meest kinderen hebben, zijn net die met het laagste percentage op dat vlak.
ACTUALITEIT
Voor kansarme gezinnen houden de struikelblokken voor de opvang overigens niet alleen verband met het tekort aan plaatsen, maar ook met de prijs, culturele obstakels (sommige ouders vinden dit soort dienst ongeschikt) en de inschrijvingsprocedures. Séverine Acerbis wees eveneens op het gebrek aan globale visie in de kinderopvang. Ons systeem scheidt immers de 0- tot 3-jarigen (crèche) van de 3- tot 6-jarigen (kleuterschool). Een kind dat nooit naar de crèche geweest is, zal dus onmiddellijk naar een plek moeten die niet aan zijn ervaring aangepast is op het vlak van omkadering en leven in groep. Het aanpassingsproces kan in dat geval moeilijk blijken. Toch is het bewezen dat ervaringen rond socialisering en degelijke opvang door kinderen vanaf 18 maanden zeer gunstige effecten opleveren. Die mogelijkheid zou dus uitgebreid moeten worden tot iedereen, met bijzondere aandacht voor wie er zeker nood aan heeft. Ieder kind doen wennen aan het leven in gemeenschap, rekening houdend met ieders ritme, is een grote uitdaging. Als we weten dat Noorwegen een universele opvang voor alle kinderen vanaf 1 jaar aanbiedt, zien we dat wij nog een lange weg af te leggen hebben … We mogen ook de buitenschoolse opvang niet vergeten. Regelmatige deelname aan dit soort activiteiten verhoogt het groepsgevoel, verbetert het contact met nieuwe referenten, het leren naleven van regels, het aanleren van nieuwe vaardigheden, de eigenwaarde, … Dat moet niet voorbehouden blijven voor kinderen wier ouders werken, anders zouden de kinderen die het bijzonder nodig hebben, nogmaals uitgesloten worden. We moeten hierbij wel het onderscheid maken met huiswerkbegeleiding, die op school zou moeten plaatsvinden.
12
- OCMW’s zijn nog terughoudend om tegemoet te komen in kinderopvang of buitenschoolse opvang als ouders niet werken. En dat terwijl de positieve impact voor het kind gekend is en erop gewezen wordt dat het te fel op zichzelf terugplooien voor bepaalde bevolkingsgroepen ongunstig is. Onze deskundigen onderstrepen dat het belangrijk is in de strijd tegen kinderarmoede en uitsluiting een veel opener aanpak van de OCMW-actie te bevorderen, wat een positieve ervaring voor het kind kan bewerkstelligen. - De band tussen het OCMW en de sector van de jeugdbijstand zou versterkt moeten worden. - De opvang van niet-begeleide minderjarigen houdt nog vele uitdagingen in. Er is dus nog heel wat werk aan de winkel en het OCMW is slechts één actor in de strijd tegen kinderarmoede. Het kan wel een rol spelen op verschillende niveaus: de individuele behandeling van steundossiers, via het beleid in verband met kinderopvang, socioprofessionele inschakeling, ouderschapsondersteuning, opvang van niet-begeleide minderjarigen, … of nog de uitwerking van een sociaal beleid dat rekening houdt met de situatie van het kind. Het OCMW kan tevens een rol spelen in het kader van transversaal en multidisciplinair overleg, aan de hand van sociale coördinatie of de oprichting van uitwisselingsplatformen. Onze deskundigen onderstreepten hoe belangrijk het is ons toe te spitsen op de jeugd, want zij zijn de toekomst van onze samenleving. Enkele dagen na onze Algemene Vergadering publiceerde Unicef een rapport over de ongelijkheid op het vlak van welzijn tussen kinderen in rijke landen. Ons land wordt nogmaals met de vinger gewezen. De kloof tussen rijke en arme kinderen blijft immers groeien en in de kwestie van het slagen op school maakt ons land jammer genoeg de tweede grootste kloof. Info Het rapport “Fairness for Children: A League table of inequality in child well-being in rich countries” [14.4.2016] kan gedownload worden op www.unicef.be. Wij moeten absoluut investeren in een beleid dat positieve oplossingen aanreikt. En dringend de ongelijkheid en discriminatie aanpakken die het gevoel van een zekere fataliteit aanwakkeren …
Marie Wastchenko
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 12
04/05/16 11:11
IER DOSSMW C O
DE BRUSSELSE OCMW’S VOORTAAN VERTEGENWOORDIGD IN ÉÉN FEDERATIE
De Afdeling OCMW van de VSGB en de Conferentie van de 19 OCMW’s van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn gefuseerd tot de Federatie van Brusselse OCMW’s. Twee tevreden covoorzitters, Michel Colson en Jean Spinette, geven toelichting bij deze hervorming.
1. Waarom werden de Brusselse OCMW’s tot nu toe vertegenwoordigd door verschillende instanties en wat was er specifiek aan die structuren? Michel Colson : “Tot nog toe waren de Brusselse OCMW’s vertegenwoordigd in de Afdeling OCMW van de VSGB en in de Conferentie van de 19 OCMW’s van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Jean Spinette : “De Conferentie ontstond door de formalisering van de vergaderingen van de OCMW-voorzitters, in het verlengde van de creatie van de instelling. De grootste evolutie vond plaats in het begin van de jaren 2000, toen een wijziging bij de beleidsvoerders de Conferentie aanzette tot meer politiek getinte en meer interventionele activiteiten. Er werd een politiek evenwicht bereikt, dat lange tijd standhield, met Michel Colson als voorzitter van de Afdeling OCMW en Yvan Mayeur als voorzitter van de Conferentie. De dossiers werden verdeeld naar gelang van het bevoegde niveau: de federale materies kwamen de VSGB-afdeling toe, die ze behandelde in overleg met haar Vlaamse en Waalse homologen, terwijl de zuiver Brusselse dossiers logischerwijs behandeld werden door de Conferentie. Maar die verdeling bleek in de loop der jaren moeilijk ‘leesbaar’, want er werden verschuivingen vastgesteld in tal van dossiers. Een ander onderscheid ligt veeleer in de technische knowhow van de Afdeling OCMW, tegenover de overwegend politieke rol van de voorzitters in de Conferentie.”
2. Wat heeft jullie ertoe aangezet om beide instanties samen te smelten? Jean Spinette : “Aangezien de Afdeling OCMW en de Conferentie van de 19 Brusselse OCMW’s de voorbije jaren steeds meer naar elkaar toegroeiden, kwam de idee van de fusie tot één Federatie stilaan ter sprake. Hoewel de pluraliteit van de organen zeker haar nut had en een historische verklaring had, diende ze toch in vraag gesteld te worden. Wij zagen niet minder dan zevenen redenen om tot een fusie over te gaan. Ten eerste bemoeilijkte het naast elkaar bestaan van twee organen onze communicatie en ons imago: voor een journalist of een burger is die dualiteit moeilijk te begrijpen en is het soms verwarrend. Een eengemaakte instantie van OCMW’s biedt dus een betere ‘leesbaarheid’ voor publiek en media. Vervolgens hebben bepaalde externe actoren getracht het ene orgaan politiek uit te spelen tegen het andere, om een bepaald dossier zelf in
Jean Spinette en Michel Colson, medevoorzitters van de Federatie van Brusselse OCMW’s
handen te houden, maar het algemeen belang van de OCMW’s vond daar uiteraard geen baat bij. Een Federatie die met één stem spreekt, zal dat politiek spel verduidelijken. Bovendien zijn de politieke actoren langs beide kanten vaak dezelfde. En dus moesten zij zich soms twee keer buigen over hetzelfde dossier, dat bovendien door twee verschillende teams voorbereid werd. Efficiëntie dwingt ons om onze agenda’s zo veel mogelijk te vereenvoudigen, want het is overal al druk genoeg. Een contextueel element van buiten Brussel speelde ook een rol: de Waalse OCMW’s zijn reeds gegroepeerd rond hun eigen Federatie van OCMW’s. Als centrale instantie voor hun 262 OCMW’s is die het contactpunt voor heel Franstalig België … zodanig dat ze soms beschouwd wordt als de enige Franstalige woordvoerder voor de OCMW’s. De creatie van de Brusselse tegenhanger zal een duidelijke positionering van elk van beide betekenen. De vervanging van de Afdeling OCMW en de Conferentie van 19 Brusselse OCMW’s beantwoordt bovendien aan herhaalde vragen uit de beleidsverklaring van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en het Brussels regeerakkoord, die beide trachten te zoeken naar synergie en bundeling van menselijke en financiële middelen. Die vragen zijn overigens een weerslag van de vraag van de burger om de Belgische instellingen te vereenvoudigen. Zo wordt ook schaalvoordeel bewerkstelligd, wat nodig is aangezien de middelen beperkt zijn. Nogmaals een kwestie van efficiëntie dus …”
NIEUW
Daar gaat een hele geschiedenis aan vooraf. De Vereniging van Steden en Gemeenten werd opgericht in 1913, in een unitair België … dat de instelling ‘OCMW’ nog niet kende. Vrij snel na de creatie van de OCMW’s, in 1977, werd de Conferentie van Brusselse OCMW-voorzitters opgericht, als reactie op het unitaire, wat toen als te conservatief ervaren werd, van wat toen nog de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten (VBSG) was. De oefening bestond er dus in naar een zekere autonomie te streven en een aanzet tot regionalisering te geven.”
Michel Colson : “Daarnaast is er nog een essentieel element, dat voortvloeit uit de zesde staatshervorming, die de gewestelijke bevoegdheden in onze materies aanzienlijk heeft versterkt. De duidelijke structurering van de Brusselse OCMW’s is dus des te belangrijker, te meer daar heel wat dossiers die hun rechtstreeks aanbelangen, voortaan dat laatste overheidsniveau toebehoren. Door eenstemmig naar buiten te treden, zullen de Brusselse OCMW’s meer gewicht in de schaal kunnen leggen. Tal van dossiers bevatten momenteel tegelijk gewestelijke en federale aspecten. De verdeling van de problematieken tussen de Afdeling en de Conferentie werd van dag tot dag ingewikkelder. Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 13
13 04/05/16 11:11
NIEUW
Tot besluit kunnen we stellen dat de nauwe banden tussen de OCMW’s van de drie gewesten via hun Federatie gevrijwaard, onderhouden of zelfs versterkt moeten worden. Een Federatie van Brusselse OCMW’s zou onze 19 OCMW’s meer legitimiteit en gewicht verlenen en de stem van de instelling en de Brusselse accenten met dezelfde kracht dragen als de ‘Federatie van OCMW’s’ van de VVSG en de ‘Fédération des CPAS’ van de UVCW. De terreinwerkers bleken deze toenadering overigens gunstig gezind.”
3. Waarin ligt de eigenheid van de nieuwe Federatie? En hoe wil ze samenwerken met haar leden? Michel Colson : "De Federatie zal enerzijds het politieke werk en anderzijds het technische werk voortzetten, om haar opdrachten nog beter uit te voeren. Het technische werk - analyse, uitwisselingen en vorming - blijft behouden. De Afdeling OCMW was de plaats waar men kan leren van ambtgenoten en technici van de VSGB, en beschikte over knowhow die vele instellingen ons kunnen benijden. Die troeven willen wij absoluut behouden en nog versterken, en wij blijven zoeken naar goede praktijkvoorbeelden, vaak gestelde vragen en bouwen netwerken uit, over politieke verschillen heen. Maar we zullen ook samen nieuwe instrumenten tot stand brengen, om onze krachten te bundelen, middelen te besparen, doeltreffender te werken, betere financiering te vinden en onze basistaken te vrijwaren, ten dienste van onze leden en dus ook ons publiek. Zo willen wij bijvoorbeeld de ontwikkeling van clusters bestuderen, die handige en soepele middelen kunnen zijn om beter te beantwoorden aan de talrijke uitdagingen waarmee de OCMW’s geconfronteerd worden. En om de Federatie te omschrijven, verkies ik boven de lobbying de taak van vertegenwoordiging, die zoals in de Angelsaksische non-profit “advocacy” genoemd wordt, wat me beter aangepast lijkt aan de sociale sector.” Jean Spinette : "Van onze sociale diensten wordt een grote efficiëntie verwacht. De vraag komt van iedereen, zowel van de gemeente, die haar OCMW financiert, als van de overheid. En de OCMW-voorzitters en –secretarissen zijn meer dan ooit verplicht om financiële verantwoording af te leggen. We moeten dus constant tools uitwerken om te kunnen beantwoorden aan steeds complexere realiteit en daarbij rekening houden met de beschikbare middelen. Vandaar dat we de krachten willen bundelen, innoveren en samen oplossingen tot stand brengen. Dat zou kunnen zonder gemeenten en OCMW’s te fusioneren, want zo’n fusie zou volgens ons de essentie van de sociale actie schenden en wij vrezen dat het een verhulde manier is van sommigen om – onder het voorwendsel van goed bestuur – een sociaal beleid en een goed georganiseerd en functioneel instrument te ‘breken’.
14
Nuttige samenwerking zou bijvoorbeeld kunnen bestaan in een groepering van de bestellingen van geneesmiddelen voor meerdere rusthuizen (bovenop wat aankoopcentrales reeds aanbieden). Zij organiseren immers allemaal serviceflats, rustoorden, sociale verhuurkantoren, thuishulpdiensten, …
allemaal mogelijkheden om gemeenschappelijke oplossingen te vinden die doeltreffend, geharmoniseerd en financieel interessant zijn, maar tegelijk de autonomie op het vlak van beheer vrijwaren.” Michel Colson : "De mutualisering op de schaal van de OCMW’s kan zelfs dienen als signaal voor hun toezicht dat het mogelijk is om samen te werken over gemeentegrenzen heen, wat vandaag nog vaak een taboe blijft. Die samenwerking is onze beste waarborg tegen de eventuele pogingen tot aanval van het OCMW als instelling. In tegenstelling tot projecten die van bovenaf opgelegd worden, is een oplossing van de grote problemen van onze beroepen door die welke ze moeten behandelen, enerzijds ons de controle te laten behouden, maar ook de garantie dat de oplossingen echt rekening houden met de uitdagingen.”
4. Welke grote dossiers zal de Federatie de komende maanden ter harte nemen? Jean Spinette : "Er is heel wat werk aan de winkel. De voornaamste regionale dossiers – zonder exhaustief te willen zijn – zijn het tewerkstellingsbeleid, de strijd tegen dakloosheid, de opvang van asielzoekers en de inschakeling van erkende vluchtelingen, de uitsluiting uit de werkloosheid, kinderarmoede, de toegang tot eerstelijns gezondheidszorg, dringende medische hulp (verbetering van de uitwisselingen met de ziekenhuizen, de hervorming van de overeenkomst Iris-OCMW, uniformisering van werkmethodes, …), rusthuizen, schuldenoverlast, uitvoering van de wetgeving inzake energie en watervoorziening, huisvesting en transitwoningen, Housing-first initiatieven, … We moeten ook aandacht schenken aan de opmaak van statistieken, de typologie van personen in armoede, de creatie van armoede-indicatoren (monitoring) en tot slot de problematiek van het referentieadres, om te streven naar een harmonisering van de aanpak.”
Foto : © Stasique
Op de Algemene Vergadering in 2015 van wat toen nog de Afdeling OCMW van de VSGB was, belichtten wij het feit dat de toekomst van de instelling OCMW in het gedrang kwam. En elk van de drie gewesten kunnen verschillend evolueren, aangezien de regionale politieke trend neigt naar fusie tussen OCMW en gemeente, zoals in de Vlaamse en de Waalse beleidsverklaring opgenomen werd. Maar ook al sluit de Brusselse algemene beleidsverklaring de fusie uit, wijst niets erop dat dit over drie jaar nog het geval zal zijn. Opnieuw dus besluiten wij dat de OCMW-belangen beter behartigd kunnen worden door één Federatie dan door verschillende instanties los van elkaar.
E
AP-P
Michel Colson : "Er zijn ook federale dossiers, zoals de fusie gemeente-OCMW, de opvangcrisis, de veralgemening van het GPMI (zie kader) dat rond Pasen bewoog, het beroepsgeheim, het elektronisch sociaal verslag, …” Heet van de naald Minister van Maatschappelijke Integratie Willy Borsus kondigde in de pers aan dat een voorontwerp van wet in eerste lezing goedgekeurd werd, dat de verplichting om een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI) af te sluiten uitbreidt tot alle begunstigden van het recht op maatschappelijke integratie. Deze wijziging werd doorgevoerd zonder enig overleg met de 3 Federaties van OCMW's, wat wij betreuren. In een brief van 25 april 2016 legden de OCMW's hun opmerkingen voor aan minister Borsus en vroegen zij nogmaals overleg met zijn kabinet. De brief is te vinden op www.vsgb.be > Actua [25.04.2016] We moeten steeds de financiering in het oog houden. Als we naar vroeger kijken, zien we namelijk dat de wetgever aan het einde van de jaren ’70 het lokaal niveau heeft willen responsabiliseren door het financieel te doen bijdragen in de steun die het voor maatschappelijke bijstand toekende. Dat was de ‘responsabiliseringscoëfficiënt’. Maar vandaag is het publiek van de OCMW’s enorm uitgebreid, wat een rechtstreekse en aanzienlijke weerslag heeft op de gemeentefinanciën. De werkdruk en aanverwante kosten zal nog verzwaren nu het OCMW moet steeds meer groepen toekrijgt die vroeger door andere mechanismen geholpen werden, of het gaat om de uitsluiting
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 14
04/05/16 11:11
TA XI S SS EL
UR
BR U
150 EXPOSANTEN
TO
2
&
3
50 CONFERENTIES
&
JU
N
I2
01
6
GRATIS TOEGANG VOOR ALLE BELEIDSMAKERS UIT DE PUBLIEKE SECTOR
Uw overheidsproject in de spotlight! Neem deel aan onze wedstrijd en ontvang een AwArd tijdens de Publica Night BeZOeK GrATIS OnZe BeUrS, registreer u alvast op onze website: Nationaal evenement, de 3 regio’s vertegenwoordigd! INFORMATIE & INSCHRIJVING EBP | Burgemeester E. Demunterlaan 3 - Bus 6 - 1090 Brussel | Tel.: +32 (0)2 894 29 29 • Fax: +32 (0)2 706 23 89 •
[email protected]
AP-Publica-Awards-210x148.indd 2
16/03/2016 10:14
uit de werkloosheid of de overheveling van vergoedingen in verband met ziekte en invaliditeit of via de hervorming van de gezondheidszorg.
Save the date
Wij zullen bijkomende middelen vragen aan de bevoegde ministers, om de OCMW’s de mogelijkheid te bieden hun taken te verrichten, zowel wat personeel als werkingsmiddelen betreft.
“Administratieve vereenvoudiging”
Ik wil afsluiten met het volgende beeld: ‘Schiet niet op de ziekenwagen!’ Het feit dat de OCMW’s nieuwe uitdagingen moeten aanpakken, maakt ze immers niet verantwoordelijk voor de stijging van de uitgaven, te meer daar deze uitdagingen deels voortvloeien uit lastenverschuivingen die op andere niveaus beslist werden.”
Algemene vergadering van de VSGB Op 25 mei vindt de algemene vergadering van de VSGB plaats in het Brussels Parlement. Na het traditionele statutaire gedeelte zal het thematische gedeelte dit jaar gewijd worden aan de administratie vereenvoudiging. Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast met Openbaar Ambt, Fadila Laanan, zal er het gewestelijk beleid en de vooruitgang op dat vlak komen schetsen. Het volledige programma, de sprekers en inschrijvingsmodaliteiten zijn terug te vinden op www.vsgb.be. Het activiteitenverslag dat er aan de assemblee voorgesteld zal worden, is in voorlopige versie ook te vinden op onze website.
5. Wat zijn de volgende fasen in de oprichting van de Federatie? Jean Spinette : "In een eerste fase zal de nieuwe Federatie van Brusselse OCMW’s verbonden worden aan de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Gewest, die tot nu toe de Afdeling OCMW droeg, om ze zo snel mogelijk – binnen de drie maanden – operationeel te maken.”
NIEUW
Foto : © Stasique
www.publica-brussels.com
VERENIGING VAN DE STAD EN DE GEMEENTEN VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST VZW
ACTIVITEITENVERSLAG
2015
Interview door Philippe Delvaux www.vsgb.be 1
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 15
15 04/05/16 11:11
ONZEKERHEID OVER HET GROOTSTEDENBELEID De gemeenten zullen de komende jaren minder geld ontvangen voor het Grootstedenbeleid (GSB). De situatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ging achteruit sinds 2000, wat een weerslag had moeten krijgen in de herverdeling van de federale fondsen aan de gemeenten van het hele land. Maar het aandeel voor de Brusselse gemeenten was in 2014 lager dan 15 jaar voordien. En sinds de regionalisering van het Grootstedenbeleid werd er geen enkele correctie doorgevoerd. 1. De federale overheid hield een begrotingslijn voor projecten in het Grootstedenbeleid die nog onder haar bevoegdheid vallen … maar bevroor onmiddellijk *+,-./!"#$!0!123456789:/8;/! de overeenkomstige budgetten. De Brusselse gemeenten verliezen 18.740.700 euro op vijf jaar. 2. De federale overheid beslist bovendien om op de fondsen 2015-2020 het nodige"#$%&!(2&;5<=2! af te nemen om te voldoen aan het saldo van de dossiers 2010-2014. Het toekomstige GSB verliest op die manier dus nog 11.900.000 euro. Tub 2016-2-actu/Echo région 4%&.52! 3. Het Brussels Gewest beslist in een eerste fase de helft van het van het federaal niveau overgehevelde geld (25 van de 50 miljoen euro) te besteden -&%.012! aanIncertitudes de financiering van mechanismen in de ordonnantie surdela Politiqueopgenomen des Grandes Villes betreffende de stadsherwaardering, waarvan de vorige versie bestond "#$%&!'()!werd. naast het GSB dat toen nog federaal was en met zuiver gewestelijke fondsen gefinancierd Les communes percevront moins d’argent dans les années à venir pour la Politique des Grandes villes (PGV). :9! :6! +9! +6! *9! *6! 39! 4. Vervolgens beslist het Gewest via een phasing-out 26.500.000 euro te herverdelen over 49!jaar. 6! La situation de Bruxelles s’est dégradée depuis 2000, ce qui aurait dû se refléter dans les indicateurs de redistribution des fonds fédéraux aux communes de tout le pays. Or, la part dévolue à l’ensemble des communes Bruxelloise était en 2014 inférieure à ce qu’elle était 15 ans plus tôt. Et aucun correctif n’est intervenu lorsque cette politique a été régionalisée.
36!
>?@AB%C5$%.$!+9:3!DEF! >?@AB%C5$%.$!+996!DEF! >?@AB%C5$%.$!+999!DEF!
HISTORIEK 1. Le Fédéral gardait une ligne budgétaire pour des projets « Politique des grandes villes » ressortant terwijl die gemeente bijna 100 % van de fondsen die ze ontving encore à ses compétences Mais il en a immédiatement gelé les budgets afférents. Les communes optimaliseerde over het grootste deel van de periode en zeker tussen sur cinq ans. bruxelloises perdront 18.740.700 In 2000 besloot de federale regering een specifiek budget te reserveren 2. Le Fédéral décide en outre de prélever sur les fonds 2015-2020 de quoi liquider le solde des 2002 en 2009. dossiers 2010-2014. La future PGV perd encore 11.900.000 . voor de 'grote steden' om de evenwichtige ontwikkeling van die 3. La Région, quant à elle, décide dans un premier temps d’affecter la moitié de l’argent transféré du Fédéral des 50M )en aude financement repris dans typische son ordonnance sur la steden te (25 stimuleren strijd aandes te mécanismes binden tegen enkele revitalisation urbaine, dont la précédente mouture coexistait avec la PGV alors fédérale et était GSB 2000 GSB 2014 stadsfenomenen in omvang toenamen. financée sur fondsdie exclusivement régionaux. Vorst 4. La Région décide ensuite, via une phase de phasing out, de redistribuer aux communes 26.500.000
Sint-Gillis
10% 4 ans. Datsurbudget bedroeg oorspronkelijk 34 miljoen euro per jaar, maar Sint-Joostten-Node steeg tot 2009 gelijkmatig naar 67 miljoen euro. Sindsdien is het 9% HISTORIQUE ieder jaar weer kleiner geworden tot 2014, het laatste zuiver federale Le gouvernement fédéral décidait en 2000 de consacrer aux « grandes villes » un budget spécifique afin de Schaarbeek favoriser leur développement harmonieux et de lutter contre certains phénomènes spécifiques aux 19% financieringsjaar. concentrations urbaines prenant de l’ampleur.
Vorst 3% Anderlecht 12%
ACTUALITEIT
L’enveloppe annuelle était initialement établie à 34 millions mais a augmenté régulièrement jusqu’en 2009, atteignant alors 67 millions d’ , pour ensuite connaître des diminutions graduelles jusqu’en 2014, dernière année de financement purement fédéral.
Brussel 23%
Molenbeek 24%
Sint-Gillis 3% 9%
Sint-Joostten-Node 6%
Anderlecht 9%
Brussel 26%
Schaarbeek 19% Molenbeek 28%
Vijftien jaar lang kende de verdeling van het budget aanzienlijke wijzigingen, zowel op gewestelijk niveau als op het niveau van de 2014 bedroeg het laatste volledig federale budget voor het Pendant ces 15 ans, la répartition du budget a connu des modifications sensibles, tant au niveau In régional, verdeling gemeenten: qu’au niveauonder de la redistribution entre les communes : Grootstedenbeleid 53.082.000 euro, waarvan 14.413.284 euro voor ons Gewest, verdeeld over 36 projecten, uitgevoerd door 197 voltijds GSB 2014 GSB 2000 GSB 2005 equivalenten. Brussels Wallonië Brussels Brussels Wallonië 25%
Wallonië 32%
Gewest 32%
Gewest 24%
Gewest 27%
34%
BEVRIEZING VAN DE POVERE FEDERALE ENVELOP
De bijzondere wet van 6 januari 2014 heeft het Grootstedenbeleid definitief overgedragen aan de Gewesten, maar niet volledig: het federaal niveau zou jaarlijks nog stadsprojecten financieren die nog En outre, la clé de répartition entregewesten les régions est pour Bruxelles en 2014 moins favorable qu’au début De verdeelsleutel tussen is voor Brussel in 2014 minder tot du hun bevoegdheid behoren en zou daaraan een (klein) budget van programme, et ce en dépit de la dégradation évidente de l’environnement de notre Région ces dernières gunstig 13.882.000 euro voor het hele land besteden. années. dan in het begin van het programma, ondanks de duidelijke achteruitgang van de omstandigheden in ons Gewest de voorbije jaren. In de praktijk werden die fondsen zelfs niet toegekend, want het federaal niveau heeft dat budget voor de periode 2015-2019 ‘bevroren’ Budget GSB (in €/inwoner) door bezuinigingsmaatregelen. Een beslissing van de Ministerraad Totaal (België) van 15 oktober 2014 verhindert voor de vermelde periode nieuwe aanwervingen. Op die 5 jaar vertegenwoordigt die bevriezing voor de Wallonië Brusselse gemeenten een gecumuleerd verlies van 18.740.000 euro. Vlaanderen 39%
Vlaanderen 44%
Vlaanderen 43%
Vlaanderen
Maar dat is niet alles.
Brussels Gewest
Bij die beslissing komt nog de berekening van de federale regering die voor de afwikkeling van de lopende projecten (periode 20102014) meer geld nodig heeft … en zal putten uit het budget 2015L’attribution du budget de la Politique des Grandes Villes (PGV) dépendait de certains indicateurs, dont De toekenning het budget voorà het Grootstedenbeleid (GSB) àhing 2019 peut-être aussi taux van d’utilisation d’une année l’autre. Nous n’avons pas de données cet égard mais un dat oorspronkelijk bedoeld was voor nieuwe aanwervingen. De coup d’œil sur la répartition des moyens entre les communes nous montre par exemple que la part de afSchaerbeek van bepaalde indicatoren, waaronder misschien ook het gebruik van lopende contracten voor de periode 2010-2014 zullen dus afgewikkeld reste inchangée, alors que cette commune a optimisé à près de 100% les fonds qu’elle a reçu sur laene plus jaar grandetot partie la période,Wij et certainement et 2009. daaromtrent, het hetde andere. hebben entre geen2002 gegevens worden ten koste van het oorspronkelijk voorziene budget voor nieuwe maar eenM%5.$/! blik op de verdeling van de middelen onder de gemeenten, aanstellingen in de periode 2015-2020. Voor het Brussels Gewest "#$!%&&&!G.021/ &2HB$! -#12J$! "#$!%&()! G.021/ ?5&&2J! *,!van toont bijvoorbeeld Schaarbeek ongewijzigd blijft, betekent die ingreep een bijkomend tekort van 11.900.000 euro. -#12J$! dat het aandeel &2HB$! :+,! M%5.$/! :9,! 9!
6!
:9!
2014 GSB/inwoner 2014 (€)
16
*,!
M%5.$/! N#JJ2! 8,!
NieuwsbriefMHB%21/ 2016/02 C22L! :8,!
:6!
+9!
+6!
2005 GSB/inwoner 2005 (€)
?5&&2J! 8,! M%5.$/! (1=I2&/ N#JJ2! &2J!@5&&2! O,! +*,! MHB%21/ K#&2./ C22L! C22L! :8,! +3,!
*9!
*6!
39!
36!
2000 GSB/inwoner 2000 (€)
8,!
(1=I2&/ &2J!@5&&2! +O,! K#&2./ C22L! +P,!
!
En 2014, le dernier budget totalement fédéral de la Politique des Grandes Villes s’élevait à 53.082.000 , 207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 16 dont 14.413.284 pour notre Région lesquels ont été répartis sur 36 projets menés par 197 équivalents
04/05/16 11:11
Leefmilieu Brussel, de overheidsdienst voor milieu en energie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Onze opdrachten
Een slimme stad . maak je niet alleen
Studie, toezicht en beheer van lucht, water, bodem, afval, lawaai en natuur (groene ruimten en biodiversiteit). Maar we hebben ook de opdracht om milieuvergunningen af te leveren, erover te waken dat ze worden nageleefd, didactische projecten in Brusselse scholen uit te werken en te ondersteunen, deel te nemen aan vergaderingen en onderhandelingen op Belgisch en internationaal niveau, enz. Tot slot is Leefmilieu Brussel ook actief op vlak van ecologisch bouwen, en wat betreft de wisselwerking tussen gezondheid en leefmilieu.
Onze werking ➔ ➔ ➔ ➔ ➔
Informatie verzamelen Acties plannen Ingrijpen op het terrein Sensibiliseren, opleiden, raad geven Samenwerken met bedrijven
Op het salon Publica van 2 en 3 juni leggen wij uit hoe je van je stad of gemeente een echte Smart City maakt. Welkom op onze stand! Meer info op publica-brussels.com
www.leefmilieu.brussels 02 775 75 75
Benor_Pub_190x128_FR_NL_Mise en page 1 25/04/16 10:12 Page 2 Belfius Bank NV, Pachecolaan 44, 1000 Brussel
Pub_BE_2016_105Lx148_H_FR.indd 2
13/04/16 14:19
Uw project verdient een integraal kwaliteitsbeheer, van grondstof tot afgewerkt product.
BENOR • Lombardstraat 42 • 1000 Brussel • Tel: 02 511 65 95 • www.benor.be •
[email protected]
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 17
17 04/05/16 11:11
Uiteindelijk zal het federaal niveau dus slechts 51.700.000 euro storten voor de periode 2015-2020. Ons Gewest (en de gemeenten dus ook) verliest dus meer dan 30.000.000 euro over die periode. BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST De Brusselse regering had het budget voor het budget voor het Grootstedenbeleid aan de gemeenten moeten overhevelen aan het door federaal niveau bepaalde tempo, volgens onderstaande tabel. Bedragen voor GSB toegekend door het federaal niveau aan het Brussels Gewest (in miljoen €) 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Total
NIEUWS VAN HET GEWEST
Initieel geplande bedragen 10,6 10,6 10,6 10,6 10,6 10,6 63,6
18
Bedragen toegekend volgens de bijzondere wet van 6/1/2014
5,1
Bedragen af te trekken voor de afwikkeling van projecten 2010-2014
5,5
2,7
7,9
2,3
8,3
1,5
0,3
0
11,9
9,1 10,3 10,6 51,7
nog niet goedgekeurd is en dus nog niet gekoppeld aan een budgettaire uitwerking. Het onderdeel “stadsbeleid” waarvan sprake in het ontwerp van ordonnantie ontwikkelt 2 assen: ruimtelijke ordening (zou 20 % van het budget nemen) en de ontwikkeling van de wijken. In de toekenningsmodaliteiten wordt voorzien dat gemeenten en OCMW’s een vraag kunnen indienen betreffende ruimtelijke ordening, terwijl deze mogelijkheid voorbehouden is aan die eerste voor de ontwikkeling van de wijken. Ruimtelijke ordening als eerste as van het stadsbeleid heeft voornamelijk betrekking, enerzijds op de strijd tegen degradatie en leegstand van het onroerend goed dat kan dienen als huisvesting en anderzijds de beschadiging van de openbare ruimte op het gewestelijk grondgebied. De ontwikkeling van de wijken zal een ruimer actieterrein beogen, gericht op sociale cohesie door ‘beter samenleven’ of de strijd tegen uitsluiting en armoede, en andere types acties, maar enkel in het stadsvernieuwingsgebied (SVG).
Bron: POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding, Sociale Economie en Grootstedenbeleid
BESLUIT
Maar het Brussels Gewest besliste daar anders over en stortte in 2015 het volledige voorziene bedrag voor het BHG (10,6 miljoen euro) aan de gemeenten in plaats van 5,5 miljoen euro zoals oorspronkelijk voorzien op basis van de federale berekeningen. Het bedrag werd onder de gemeenten verdeeld volgens de verdeelsleutel van 2014.
Tot nu toe ging de overdracht van het budget voor het Grootstedenbeleid van het federaal niveau naar de Gewesten niet zonder enig verlies. Brussel verliest meer dan 37% van het budget (ongeveer 30 miljoen euro over een periode van 6 jaar) door de opschorting van het federale deel van het budget en de terugbetalingen van de projecten 2010-2014 met het budget 2015-2019 voor de nieuwe aanstellingen.
Dat zou op zich eigenlijk goed nieuws moeten zijn, behalve dan dat er nadien een reeks beslissingen van het Brussels Gewest volgden, die duidelijk bewezen dat men af wilde van het GSB door de helft van het budget te bestemmen voor de 'phasing out' van de projecten en de andere helft voor 'stedelijke herwaardering'. Slechts 26.500.000 euro van de 51.700.00 euro worden aan de gemeenten gestort om de projecten GSB (phasing-out) af te sluiten, terwijl 25.200.000 euro het beleid voor stadsherwaardering zal financieren, waarvoor een nieuwe regelgeving in de maak is bij het publiceren van dit artikel. NIEUWE ORDONNANTIE “STADSHERWAARDERING”
Vervolgens besloot de Brusselse regering te voorzien in een 'phasing out' (afsluiting van de projecten opgestart vóór 2015) tot 2018, voor een bedrag van 26.500.000 euro. De bedragen die overgeheveld werden naar het Brussels Gewest (uitgezonderd de 'bevroren' bedragen en de gereserveerde bedragen voor de afwikkeling van oude projecten) voorzagen echter in een financiering van 51.700.000 euro van 2015 tot eind 2020. Nu kunnen we alleen nog hopen dat de resterende 25.200.000 euro opnieuw verdeeld zal worden onder alle gemeenten door de nieuwe ordonnantie voor stedelijke herwaardering en de daaropvolgende gewestelijke besluiten.
Bij het afronden van dit artikel beschikten wij slechts over een voorbereidende versie van de ordonnantie voor stadsherwaardering, die
Leopoldina Caccia Dominioni
Verdeling van de bedragen voor het Grootstedenbeleid 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Totaal 2015-2020 Van het federaal naar het Brussels Gewest overgehevelde bedragen Initieel geplande bedragen (1) 10.600.000 10.600.000 10.600.000 10.600.000 10.600.000 10.600.000 63.600.000,00 Uiteindelijk overgehevelde bedragen (2) 5.500.000 7.900.000 8.300.000 9.100.000 10.300.000 10.600.000 51.700.000,00 Door het Gewest beheerde bedragen Bedragen verdeeld door het Gewest aan de 10.600.000 7.420.000 5.300.000 3.180.000 0 0 26.500.000,00 gemeenten (3) Bedragen in de ordonnantie -5.100.000 480.000 3.000.000 5.920.000 10.300.000 10.600.000 25.200.000,00 ‘stadsherwaardering’ - (2)-(3) Door de federale overheid ingehouden bedragen Bedragen die federaal blijven en ‘bevroren’ 3.748.140 3.748.140 3.748.140 3.748.140 3.748.140 0 18.740.700 werden (4) Bedragen die door de federale overheid 5.100.000 2.700.000 2.300.000 1.500.000 300.000 0 11.900.000 ingehouden worden voor de afwikkeling van projecten 2010-2014 - (1)-(2) Bron: Berekeningen VSGB op gegevens van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de POD MI
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 18
04/05/16 11:11
LEUVEN CENTRALE WERKPLAATSEN
Matexi is partner van Publica 2016, Het Salon van de Beleidsmakers dat plaatsvindt op 2 en 3 juni in Brussel. Tijdens Publica reiken wij voor het eerst de Matexi-Award voor het meest verbindende buurtinitiatief uit. Deze award bekroont succesvolle, tijdelijke of permanente initiatieven om buren bij elkaar te brengen. Op donderdag 2 juni van 15u tot 16u nodigen wij u graag uit op onze workshop “Buurten en buurtbewoners ontleed”. Het volledige programma van Publica 2016 vindt u op http://publica-brussels.com. Tot op Publica!
NIEUWS VAN HET GEWEST
Ontdek onze gezellige buurten
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 19
19 04/05/16 11:11
DE INVORDERING VAN NIET-FISCALE SCHULDVORDERINGEN VAN DE GEMEENTE Dit artikel analyseert de middelen waarover de gemeente beschikt voor de invordering van haar niet-fiscale schuldvorderingen via dwang bevel: welke schulden worden beoogd? Wie intervenieert en op welk moment? Welke bijkomende kosten brengt dit teweeg en hoe groot is de kans dat de terugvordering lukt? Al die vragen worden beantwoord … en becommentarieerd, want hoewel de Brusselse wetgever getracht heeft de procedure te vereenvoudigen, is dat doel slechts gedeeltelijk bereikt.
1. Wettelijke basis & context Twee jaar geleden werd een nieuw artikel 137bis ingevoegd in de Nieuwe Gemeentewet: “Met het oog op de invordering van onbetwiste en opeisbare niet-fiscale schuldvorderingen, kan de ontvanger een door het college van burgemeester en schepenen geviseerd en uitvoerbaar verklaard dwangbevel uitvaardigen. Een dergelijk dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot. Dat exploot stuit de verjaring. Een dwangbevel mag door het college slechts geviseerd en uitvoerbaar verklaard worden als de schuld opeisbaar, definitief en zeker is. Bovendien moet de schuldenaar vooraf bij aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden. De gemeente kan administratieve kosten voor dat aangetekend schrijven aanrekenen. Die kosten komen voor rekening van de schuldenaar en kunnen eveneens bij dwangbevel ingevorderd worden. De schulden van publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen nooit bij dwangbevel ingevorderd worden. Tegen het exploot kan bij verzoekschrift of door dagvaarding beroep ingesteld worden binnen de maand van de betekening.
ONDER DE LOEP
Met betrekking tot de vervulling van de opdrachten, bedoeld in dit artikel, rapporteert de ontvanger op eigen verantwoordelijkheid aan het college van burgemeester en schepenen en aan de gemeenteraad.”1 De beschikking werd ingevoerd via amendement. De verantwoording ervoor biedt weinig verduidelijking2 : “Teneinde het de gemeente mogelijk te maken een uitvoerbare titel te verkrijgen om bijvoorbeeld niet-betaalde parkeerretributies te innen, wordt voorgesteld om de ontvanger ertoe te machtigen een dwangbevel uit te vaardigen. Dat maakt het mogelijk om onbetwiste en opeisbare schuldvorderingen zonder gerechtelijke procedure te innen.”3 Onder ‘dwangbevel’ verstaat men een administratieve handeling die uitgaat van een ambtenaar die belast is met de inning van de aan de administratie verschuldigde bedragen. Net zoals een vonnis en een notariële akte vormt deze een uitvoerbare titel waarmee men van een deurwaarder kan vorderen dat hij overgaat tot beslag.
gen van de gemeente (bv. schoolmaaltijden, kosten van kinderopvang, huur van een woning van de gemeente, …). De schuld van de gemeente moet aan een aantal voorwaarden voldoen: opeisbaar, definitief en zeker zijn. a. De niet-fiscale schuldvorderingen van de gemeente Als vergoeding voor een dienst geleverd door een administratieve overheid wordt de retributie gekenmerkt door haar burgerrechtelijke aard. Daardoor vormt het retributiereglement een geheel van contractuele bepalingen waarmee de particulier zich akkoord verklaart door gebruik te maken van de dienst.5 Toch stippen we aan dat globaal iedere niet-fiscale schuldvordering van de gemeente ten aanzien van een derde teruggevorderd kan worden via de procedure beschreven in artikel 137bis en niet enkel de schuldvorderingen die voortvloeien uit retributies. Artikel 137bis is echter niet van toepassing op de geldsommen waarvoor bijzondere regelgeving de door de regering aangestelde ambtenaar machtigt om een dwangbevel uit te vaardigen, te viseren en/of uitvoerbaar te verklaren.6 Het kan gaan om administratieve boetes, bepaalde retributies, dossierkosten of kosten die voortvloeien uit de uitvoering van ambtshalve maatregelen.7 Voorts dienen we ook te preciseren dat artikel 137bis de publiekrechtelijke rechtspersonen uitdrukkelijk uitsluit uit het toepassingsgebied: “De schulden van publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen nooit bij dwangbevel ingevorderd worden.” Wat is een publiekrechtelijke rechtspersoon? “Zijn publiekrechtelijke rechtspersonen: territoriale entiteiten zoals de Staat, het Gewest en de gemeenten. Die laatste kunnen bovendien publiekrechtelijke rechtspersonen creëren onder hun toezicht, bevoegd voor openbare dienstverlening, met een stukje openbare macht, uitsluitend onderworpen aan het openbaar recht.”8 b. Begrip “opeisbare, definitieve en zekere schuld" De schuld moet “opeisbaar, definitief en zeker” zijn.
2. Kenmerken van de gemeentelijke schuldvordering
• “Definitief” betekent “vaststaand”, wat inhoudt dat de waarde in een geldsom uitgedrukt kan worden.
In de tekst heeft men het over “onbetwiste en opeisbare schuldvorderingen”: dat zijn retributies, maar ook mogelijk alle andere schuldvorderin-
• “Opeisbaar” betekent dat de schuldvordering afgelopen moet zijn ten opzichte van de overeengekomen betalingsdatum.
Ordonnantie van 27.2.2014 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet (B.S. 2.4.2014, p. 28490). Doc. Parl. Bru., 2013-2014, n° A-467/2, p. 94. Dit amendement is rechtstreeks geïnspireerd op art. L1124-40, § 1, 1° van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie (CDLD). De beschikking werd ingevoerd bij art. 26 van het decreet van het Waals Gewest van 18 april 2013 houdende wijziging van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie. De Waalse wetgever liet zich op zijn beurt inspireren door het Vlaamse Gemeentedecreet, dat een vergelijkbare bepaling bevat in art. 94. 4 Zie RvS n° 18.368 van 30 juni 1977; RvS n° 16.580 van 16 juli 1964; Antwerpen, 11 maart 1997, F.J.F., 1997, p. 383; Brussel, 16 januari 2003, noot B. LOMBAERT & M. NIHOUL, Rev. Dr. Comm., 2003/3, p. 30 e.v. 5 M. LAMBERT, "Stationnement : règlements-redevances", Mouv. Comm., 11/2006, p. 542. 6 Zie terzake het besluit van de Brusselse regering van 31 januari 2013 tot aanwijzing van de ambtenaren bevoegd voor de inning en de invordering van bepaalde bedragen. 7 Zonder exhaustief te willen zijn, zie art. 88 van de ordonnantie van 3 juli 2008 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg, alsook art. 240, 305, 308 en 313/10 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO). 8 P. GOFFAUX, « Dictionnaire élémentaire de droit administratif », Bruylant, 2006, p. 193. 1 2 3
20
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 20
04/05/16 11:11
c. Het begrip “onbetwiste schuldvordering” sluit aan bij “zekere schuldvordering” Er mag geen sprake zijn van betwisting, als de verschuldigde doet “alsof zijn neus bloedt”. Een beetje zoals bij belastingen, waar men enkel overgaat tot gedwongen uitvoering bij wat onbetwistbaar verschuldigd is (en doorgaans betwist de betalingplichtige het hele bedrag). De schuld is onbetwist en dus zeker als er geen betwisting plaatsvindt (ook bij gewone brief of via de procedure van minnelijke schikking voorzien in het gemeentelijk reglement). Als de minnelijke invordering mislukt, blokkeert dit de gedwongen invordering via dwangbevel. De gemeente moet dan de burgerlijke rechter (rechtbank van eerste aanleg of vrederechter, naar gelang van het bedrag) inroepen om een uitvoerbare titel te verkrijgen.
3. Toepassing van artikel 137bis Bij gebrek aan overgangsstelsel is de beschikking van toepassing op de toekomstige effecten van schuldvorderingen die ontstonden vóór de inwerkintreding van de ordonnantie. De burgerrechtelijke aard van de retributies, en van elke andere niet-fiscale schuldvordering in het algemeen, bevestigt de relevantie van de rechtspraak van het Hof van Cassatie betreffende de toepassing van de wet in tijd in burgerlijke en contractuele zaken. Volgens het Hof van Cassatie is, op basis van artikel 2 van het Burgerlijke Wetboek, een nieuwe wet onmiddellijk van toepassing op situaties die na haar inwerkingtreding ontstaan maar op de toekomstige gevolgen van de onder de vroegere wet ontstane situaties die zich voordoen of die voortduren onder vigeur van de nieuwe wet, voor zover die toepassing geen afbreuk doet aan reeds onherroepelijk vastgestelde rechten.9
4. Fasen van de procedure en betrokkenen a) De ingebrekestelling Alvorens de eigenlijke betwistingsprocedure aan te vatten wordt een ingebrekestelling aangetekend verzonden naar de betalingplichtige, die er de kosten van zal dragen. b) Het dwangbevel De wet stelt dat de ontvanger een dwangbevel kan vestigen zonder daartoe verplicht te worden. De bevoegdheid van de ontvanger terzake is ook zowel omkaderd door de gemeenteraad als door het college: • Het college van burgemeester en schepenen zal het dwangbevel ondertekenen en uitvoerbaar verklaren. • De ontvanger brengt onder zijn verantwoordelijkheid verslag uit aan het college en aan de gemeenteraad, betreffende de toepassing van de procedure.
c) De gerechtsdeurwaarder Het dwangbevel wordt via deurwaardersexploot ter kennis gebracht aan de betalingplichtige. Net zoals op het vlak van belastingen (procedurekosten kunnen ingekohierd worden) kunnen de kosten van de ingebrekestelling in het exploot opgenomen worden. Vanaf de betekening door de deurwaarder van het exploot dat de modaliteiten van het dwangbevel bevat, stopt de verjaring te lopen. Het feit dat de verjaring onderbroken wordt, betekent dat de verlopen tijdspanne vóór de onderbrekingshandeling verloren is.10 Er begint dan een nieuwe verjaringstermijn te lopen.11
5. Beroep In tegenstelling tot de wetgeving die van toepassing is op het vlak van gemeentebelastingen12, voorziet de Nieuwe Gemeentewet niet in een georganiseerde werkwijze voor administratief en gerechtelijk beroep. Toch bepaalt deze dat binnen de maand van de betekening tegen het exploot beroep kan ingesteld worden bij verzoekschrift of door dagvaarding. Ter herinnering, de aan de bestuurde betekende beslissing moet de beroepsmogelijkheden en de geldende vormvoorschriften en termijnen vermelden. Zo niet, neemt de verjaringstermijn voor het indienen van beroep geen aanvang.13 - Aansporing tot betaling en herinneringsbrief Naast een vordering tot vernietiging voor de Raad van State zien wij niet echt hoe de betalingplichtige in rechte kan optreden tegen de vordering om te betalen of de rappelbrief. In werkelijkheid is het de schuldeiser – in dit geval de gemeente – die het initiatief neemt. Bij minnelijke schikking kan er qua beroep enkel de eventuele “klacht” opgenomen zijn in het gemeentereglement. Men moet zich de vraag stellen of zo’n procedure relevant is, rekening houdend met de administratieve last die het voor de gemeente kan teweegbrengen. - Minnelijke schikking van geschillen georganiseerd via gemeentereglement Gezien de contractuele waarde van retributiereglementen vormt de ‘klacht’ die georganiseerd zou worden in een dergelijk reglement, geen administratief beroep in strikte zin van het woord, maar veeleer een contractuele wijze van minnelijke schikking bij geschillen.14 Daaruit volgt dat de klacht niet uitgeput moet zijn door de betalingplichtige alvorens eventueel naar de rechtbank te stappen tegen het dwangbevel. Om de gedwongen uitvoering van de retributie in rechte voort te zetten of om gebruik te maken van het dwangbevel (art. 137bis NGW), moet de gemeente volgens ons wachten tot de in het reglement vastgelegde beroepstermijn afgelopen is of er een beslissing genomen werd betreffende de klacht. Een administratieve overheid is immers verplicht om de reglementen die ze uitvaardigt, na te leven.
ONDER DE LOEP
• Een schuldvordering is “zeker” zodra ze onbetwistbaar vaststaat. Deze vereiste betekent enerzijds dat de schuldvordering gebaseerd moet zijn op voldoende bewijselementen die het mogelijk maken vast te stellen dat ze wel degelijk verschuldigd is. Anderzijds betekent het dat de schuldvordering niet betwist is.
Cass., 12 april 2010, n° C.09.0278.F/1. H. DE PAGE, Traité élémentaire de Droit civil belge, t. VIII, p. 1080, n° 198. Ter herinnering, de verjaringstermijn die van toepassing is op retributies, is 10 jaar, volgens art. 2262bis, §1 van het Burgerlijk Wetboek. 12 Zie art. 9 en 10 van de ordonnantie van 3.4.2014 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake gemeentebelastingen (BS 7.5.2014). 13 Zie art. 3 van de wet van 12 november betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten, art. 19 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973. 14 Daartoe moet rekening gehouden worden met de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, inzonderheid de plicht een ingebrekestelling te verzenden met naleving van bepaalde vormvoorschriften (art. 6). We wijzen ook op de ordonnantie van 22 januari 2009 houdende de organisatie van het parkeerbeleid en de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap (art. 38, §4, en 40, §3). 9
10 11
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 21
21 04/05/16 11:11
- Het dwangbevel
ONDER DE LOEP
In het stadium van het dwangbevel is het de betalingplichtige die het initiatief neemt via het beroep binnen een maand bij verzoekschrift of door dagvaarding, zoals bepaald in art. 137bis NGW. Na afloop van die termijn kan het dwangbevel niet meer betwist worden. Bij ontstentenis van toewijzingsbevoegdheid moet de voor de schuldvordering zelf bevoegde rechter (voor het bedrag of om een betaling in schijven te bepalen, …) de burgerlijke rechter zijn (rechtbank van eerste aanleg of vrederechter, in functie van het bedrag). Toch zou iedere betwisting betreffende het instrument van dwangbevel zelf (‘instrumentum’) redelijkerwijs onder de bevoegdheid van de beslagrechter vallen. - Dossierskosten Volgens 137bis NGW kan de gemeente administratieve kosten aanrekenen voor het aangetekend schrijven. A priori kunnen we daaruit dus besluiten dat het bedrag van de dossierskosten als volgt bepaald wordt: • Ofwel vraagt de gemeente enkel de kosten van het aangetekend schrijven terug: dan is er geen reglement nodig, aangezien die kosten door De Post vastgelegd worden. • Ofwel bepaalt de gemeente forfaitaire dossierskosten (papier, inkt, tijd, kosten van de aangetekende verzending, …): dan moet het bedrag in een bijzonder reglement vastgelegd worden.
Naast het gebrek aan precisie aangaande de toepassing van artikel 137bis van de Nieuwe Gemeentewet, is er nog een ander mankement dat het nut van de procedure in het gedrang brengt. De “zekere schuld” is een zwakke formulering: de betwisting van het bestaan van de schuld, onder welke vorm ook, door de betalingplichtige, volstaat om de actie van de lokale overheid af te remmen en doet de procedure uitmonden in een rechtelijke invordering. Wat kunnen we daaraan doen? Terwijl het doel van artikel 137bis NGW was de invordering van retributies (en alle andere niet-fiscale schuldvorderingen van de gemeente) dezelfde faciliteiten te verschaffen als de belastingen, dan moet de redenering doorgetrokken worden en moet er net zoals voor belastingen15 voorzien worden in een administratieve procedure voor “klacht” als verplicht beroep. Die voorafgaande administratieve ‘filter’ kan enerzijds een dialoog tot stand brengen met de betalingplichtige en kan het geschil vlot helpen oplossen, en anderzijds de kosten doen uitsparen van een logge gerechtelijke procedure. Net zoals bij belastingen zou de indiening van een klacht de absolute voorwaarde moeten zijn die vervuld moet zijn, anders zal geen enkel beroep voor een rechter mogelijk zijn. Toch kan dit soort beroep enkel ingevoerd worden door de gewestelijke wetgever. Ieder goed bedoeld initiatief van de gemeente in die richting zal geen wettelijke waarde hebben en dus niet inroepbaar zijn tegenover de rechter.
Tot besluit, enkele aanbevelingen De regering heeft nog geen uitvoeringsbesluit genomen betreffende de uitvoering van het dwangbevel. De lokale overheden hebben ook geen omzendbrief ontvangen.
Olivier Evrard & Boryana Nikolova
Dank voor uw bijdragen voor de heropbouw van Kobané • Evere • Schaarbeek • Sint-Lambrechts-Woluwe • Ukkel Hun bijdragen vormden samen het mooie bedrag van 9.168 euro. Onze Vereniging wil zelf ook haar steentje bijdragen en stort 2.000 euro. In naam van Kobané en de VSGB danken wij hier iedereen die bijgedragen heeft tot dit mooie resultaat, in het bijzonder de Brusselse gemeenten, ondanks hun soms moeilijke financiële situatie. De Brusselse solidariteit is dus geen loos begrip. Zoals we reeds meldden in onze vorige edities van dit tijdschrift, had de VSGB in het kader van haar activiteiten van het Congres van Lokale en Regionale Autoriteiten van Europa (CLRAE) in 2015 een ontmoeting met de burgemeester van het Syrische Kobané en de officiële vertegenwoordigers van het Comité voor de heropbouw.
Het team van het ‘Kobané Reconstruction Board’ dankt de VSGB en de gemeenten voor deze kostbare financiële steun. Zij zonden ons drie prioritaire projecten, gekozen uit de honderden lopende projecten, die zij willen ondersteunen met onze inbreng.
Midden oktober 2015 werd een oproep gedaan tot de Brusselse gemeenten om geld in te zamelen voor de heropbouw van de stad.
Projet 2 : afwerking van een verzorgingstehuis voor jonge moeders en zuigelingen
Toen de actie eind maart 2016 afgesloten werd, hadden we een bijdrage ontvangen van verscheidene particulieren en de actieve deelname van de volgende Brusselse gemeenten:
Projet 3 : heropbouw van het gemeentehuis van Kobané
• de stad Brussel, via de vzw BRISSI (Brussel Internationale Solidariteit) 15
22
Projet 1 : bouw van een school voor wezen
Onze Raad van Bestuur koos op 27 april voor de heropbouw van een school. De Raad was overigens bijzonder verheugd een bijdrage te kunnen leveren tot dit project.
Klachten tegen belastingen worden ingediend voor het college van burgemeester en schepenen. Die neemt een beslissing als administratieve overheid en niet als jurisdictioneel orgaan. Het door de betalingplichtige ingediende bezwaar vormt een wettelijk georganiseerd administratief bezwaar. Dat de betekent dat de betrokkene verplicht is die uit te oefenen (en dus de klacht in te dienen) op straffe van onontvankelijkheid van zijn vordering voor de rechter.
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 22
04/05/16 11:11
Publ
Publireportage
Isabelle Duvillier Sinds 6 jaar rekruteringsverantwoordelijke bij Chirec ‘Wat voor ons telt, zijn de waarden van de personen die we aanwerven. Als je in een ziekenhuis wilt werken, moet je uiteraard gemotiveerd zijn en de nodige expertise hebben, maar je moet ook dezelfde waarden en open geest delen.’
‘Dankzij Actiris kunnen we in alle vertrouwen een deel van ons werk, dat extreem veel energie opslorpt, uitbesteden. Het is een win-winsituatie.’ Chirec, een ziekenhuisgroep met 5 vestigingen (waarvan 4 in Brussel), telt vandaag meer dan 3.000 personeelsleden (waarvan meer dan 2.300 in Brussel). Het HR-management centraliseert alle aanwervingen. In 2017 zal een nieuwe vestiging de deuren openen in Delta.
✓Hoe is uw eerste kennismaking met Actiris verlopen? In 2012 kwam een consultant van Select Actiris langs om hun diensten voor te stellen en ik dacht: ‘Waarom zou ik dit niet eens proberen?’. Sindsdien ondersteunt Actiris Chirec bij alle rekruteringen. Als ik de samenwerking met Actiris zou moeten omschrijven, dan zou ik zeggen “vlot” en “aangenaam”. Bovendien is Actiris ook erg ondernemend. De dienst is niet alleen gratis, maar ook doeltreffend: onze contactpersoon is gespecialiseerd in de medische sector.
✓Hoe heeft Select Actiris u geholpen bij uw aanwervingen?
✓Wat zijn, volgens u, de kenmerken van een goede aanwerving? Een duidelijke functiebeschrijving is onmisbaar. De behoeften moeten vooraf goed geanalyseerd worden om de bal niet mis te slaan. Het is belangrijk dat er bij de aanwerving geen misverstanden opduiken. Chirec kent meer dan 90 verschillende profielen: niet alleen zorg- en paramedische beroepen, maar ook meer klassieke functies (keuken, veiligheid, financiën enz.). Vanaf de eerste dag van het rekruteringsproces werken we samen met de rechtstreekse verantwoordelijke. Select Actiris helpt ons bij het selecteren van de juiste kandidaten en houdt hierbij rekening met onze criteria. Wij zijn een onderneming die de klok rond werkt. De patiënt staat altijd centraal en dat heeft Select Actiris goed begrepen.
Dankzij Actiris kunnen we in alle vertrouwen een deel van ons werk, dat extreem veel energie opslorpt, uitbesteden. Het is een win-winsituatie. De deadlines zijn duidelijk en worden nageleefd. Omdat we tevreden waren over de voorgestelde kandidaten, hebben we onze samenwerking verder uitgebreid.
Wilt u ook onze diensten uitproberen?
CHIREC in cijfers
Rekruteren met Select Actiris, eenvoudig en gratis!
• 3.000
medewerkers
• 200
Contacteer ons op het nummer 02 505 79 15 of via
[email protected] of surf naar actiris.be/werkgevers
www.actiris.be
aanwervingen per jaar
42
nationaliteiten
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd Publireportage_chirec_210X297_2016.indd 2 23
20%
80%
vrouwen
Met de steun van het Europees sociaal fonds
Nieuwsbrief 2016/02
23 04/05/16 11:11 8/04/16 14:51
EEN SPEELSTRAAT: HOE PAK JE DAT AAN? Een “speelstraat” is een straat die gedurende bepaalde dagen en uren in beginsel volledig afgesloten wordt voor het gemotoriseerd verkeer, zodat kinderen veilig en ongehinderd op straat kunnen spelen. Volgens artikel 22septies van de Wegcode hebben alleen “bestuurders van motorvoertuigen, die in de straat wonen of wier garage in die straat gelegen is, alsook prioritaire voertuigen als bedoeld in artikel 37, wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt, alsook voertuigen in het bezit van een vergunning afgegeven door de beheerder van deze wegen en fietsers, toegang tot speelstraten”. De bestuurders die in de speelstraten rijden, moeten dit stapvoets doen. Ze moeten de doorgang vrij laten voor de voetgangers die spelen, hen voorrang verlenen en er zo nodig voor stoppen. De bestuurders mogen de voetgangers die spelen niet in gevaar brengen en niet hinderen. Ze moeten bovendien uiterst voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen. Door het toenemende autoverkeer werd deze maatregel in november 1998 ingevoerd in het Verkeersreglement, om ouders de mogelijkheid te bieden hun kinderen veilig op de openbare weg te laten spelen.
ONDER DE LOEP
De maatregel wordt kenbaar gemaakt door de plaatsing van barrières waarop het bord C3 aangebracht wordt, met een onderbord met de vermelding “speelstraat”. Dit gebeurt onder toezicht en onder de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder. Toch wordt de bijdrage van de bewoners doorgaans gevraagd voor de verplaatsing van de barrière op de bepaalde tijdstippen. De aanstelling van ‘meters’ of ‘peters’ is dus nuttig, zowel voor de organisatie van de plaatsing als de verwijdering van de barrières en voor de coördinatie van het project. Opgelet, de verantwoordelijkheid van de ouders en van elk individu voor zichzelf blijft gelden. De voorwaarden voor de toepassing van de maatregel, die zonaal kan zijn (d.w.z. over verschillende aanpalende straten), zijn de volgende: straat of wijk met overwegend woonfunctie, snelheid beperkt tot 50 km/uur, geen transitverkeer, geen regelmatig openbaar vervoer. Deze maatregel werd in het bijzonder aangemoedigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de jaren 2007 en 2008 na de subsidiëring van een campagne voor promotie en ondersteuning die gevoerd werd door Bral, de stadsbeweging voor Brussel, en IEB (Inter-Environnement Bruxelles). Een gids om u te helpen De handleiding die toen opgesteld werd om te helpen bij de invoering van een speelstraat, blijft beschikbaar op de website van IEB (www.ieb.be/Mode-d-emploi-pour-reserver-votre). Deze bevat allerlei tips voor wegbeheerders, omwonenden, meters of peters. Wat blijkt uit een opiniepeiling Uit een rondvraag die de VSGB vorig jaar verrichtte, bleek dat meer dan de helft van de Brusselse gemeenten deze maatregel reeds toegepast hebben, sommige voor tien tot vijftien straten. Als je er de straten bijtelt die autovrij worden gemaakt bij bepaalde evenementen, gaat het zelfs om driekwart van de gemeenten.
24
We stellen echter een zekere vertraging vast, omwille van enkele minder goede ervaringen en de nood om geregeld opnieuw sensibiliseringscampagnes te voeren, zowel ten aanzien van de inwoners als de gemeentemandatarissen en administraties, maar ook anderzijds de ontwikkeling van woonerven, waar ook ruimte is voor spelende kinderen, wat op zich positief is. Dit soort straat varieert van gemeente tot gemeente. Een rustig straatje tot speelstraat uitroepen is uiteraard gemakkelijker dan een straat met meer verkeer, maar het effect van de maatregel is er veel minder ingrijpend. De periodes zijn vaak beperkt tot de grote vakantie, weekends of woensdagen. Essentieel voor het welslagen blijkt het enthousiasme van de omwonenden. Via een enquête kunnen negatieve en positieve adviezen ingewonnen worden (bekrachtigd met handtekeningen) na een informatieen sensibiliseringscampagne gevoerd door de initiatiefnemers van het project. Dat wordt uiteraard gefaciliteerd door de ondersteuning van een buurtcomité. Het peterschap is ook belangrijk om een goed verloop van het gebeuren te waarborgen (barrières verplaatsen en eventuele problemen ter harte nemen). Kortom, de sleutel tot het succes berust meer op de inwoners dan op de morfologie van hun straat … wat de gemeente niet ontslaat van haar taak om het hele proces in goede banen te leiden. Dankzij deze maatregel kunnen dus gemakkelijk en tegen weinig kosten (borden op gewone Nadar-hekken) bijkomende speelruimtes gecreëerd worden voor kinderen … maar ook voor volwassenen. Daar is werkelijk nood aan in de stad, zowel voor de gezondheid en de ontwikkeling van kinderen als voor de band tussen bewoners en het leven van de wijk, zonder de senioren te vergeten voor wie de maatregel ook zeer aangenaam kan zijn: het begrip ‘spelen’ kan immers in ruime zin opgevat worden en op elke leeftijdsgroep toegepast worden. De VSGB zoekt transversaliteit In het kader van de overeenkomst die het Gewest afsloot met de VSGB voor 2016, werd dit thema op 10 maart besproken in de werkgroep (WG) Verkeersveiligheid van de Raadgevende Commissie voor het Wegverkeer (RCWV), met als doel het creëren van banden met de aspecten ‘burgerschap’ gezien de transversaliteit van dit soort maatregel. Gemeentebeambten van de cel Evenementen of Participatie en coördinatoren van de Europese Week van de Lokale Democratie (EWLD) overleggen er geregeld met andere vertegenwoordigers van gemeenten, Gewest of politiezones. Zij worden aangemoedigd om ook overleg te plegen met hun collega’s mobiliteitsadviseurs (CeMa) om de speelstraten te promoten tijdens de EWLD, die dit jaar plaatsvindt van 10 tot 16 oktober en vooral de schijnwerpers richt op burgerinitiatieven. Er zal dan een oproep gedaan worden tot de burgers om acties op het getouw te zetten.
Yves Englebin
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 24
04/05/16 11:11
VERENIGING IN ACTIE Op 10 december 2015 publiceerde de fiscale administratie een omzendbrief die op 1 juli 2016 in werking treedt en waarin belangrijke vragen beantwoord worden over de onderwerping van publiekrechtelijke lichamen aan de BTW. Om de gemeenten en OCMW’s zo goed mogelijk voor te bereiden op de verwachte wijzigingen, organiseerde de VSGB samen met de FOD Financiën een studiedag met vragenronde op 19 april 2016. Ter ondersteuning kwam ook KPMG Tax & Legal Advisers met zijn knowhow. Zie op www.vsgb.be de slides "BTW - Algemene noties" van die infosessie.
VSGB klaagt nieuwe kilometerheffing aan Vanaf 1 april 2016 moeten vrachtwagens van meer dan 3,5 ton die België doorkruisen, een heffing per afgelegde kilometer betalen. De VSGB vraagt om de gemeentelijke voertuigen vrij te stellen die een opdracht van openbaar nut vervullen, en vraagt een gedeeltelijke teruggave van de opbrengst van de kilometerheffing aan de gemeenten, zodat die hun wegennet naar behoren kunnen onderhouden. Het is niet logisch dat de gemeenten een heffing moeten betalen voor hun voertuigen die hun eigen wegennet gebruiken! De gemeenten waren bijna niet getroffen door de impact van het eurovignet, maar het nieuwe Viapass-systeem en de verlaging van de Maximale Toegelaten Massa tot 3,5 ton zal rechtstreekse en grote financiële gevolgen hebben voor de gemeenten. Voor de gemeenten met een groot vrachtwagenpark betekent dit aanzienlijke meerkosten. Honderden vrachtwagens zijn getroffen door de nieuwe maatregel. VSGB-voorzitter Marc Cools vraagt Brussels minister voor Mobiliteit Pascal Smet dan ook om een vrijstelling van deze heffing toe te kennen voor gemeentelijke voertuigen van meer dan 3,5 ton. Het betreft in de eerste plaats voertuigen die een opdracht van openbaar nut vervullen (afvalophaling, vervoer van materiaal, wegenonderhoud, ...). Daarnaast vraagt de Vereniging aan de minister om de teruggave van een deel van de opbrengst van deze heffing te onderzoeken. Het zou logisch zijn dat een deel van de opbrengst doorgestort wordt aan de gemeenten voor het onderhoud en de modernisering van hun wegennet, aangezien die te lijden hebben onder de regelmatige doorgang van dergelijke vrachtwagens, en bovendien 77 % van de wegen van het Gewest gemeentewegen zijn (tegenover 23 % gewestwegen). De VGSB wil minister Pascal Smet dus sensibiliseren voor deze bijzondere situatie van de Brusselse gemeenten en vraagt dat de heffing in die zin gedifferentieerd en aangepast wordt.
reglementen en verduidelijkte nogmaals de gevallen waarin die reglementen toegepast kunnen worden. Daarnaast besprak de RCWV ook de organisatie van de signalisatie wanneer maatregelen gelden voor verscheidene gemeenten, de bekendmaking van de aanvullende reglementen, de aanleg van doorlopende wegen en parkeergelegenheid voor gehandicapten. De technische WG van de RCWV, die op 10 maart bijeenkwam, had het over de "speelstraten" (zie artikel in dit nummer) en de aanleg van parkeergelegenheid voor fietsen, bromfietsen en motorfietsen op de openbare weg. Wat dit laatste betreft, werd er gewezen op de voorwaarden in het Gewestelijk Parkeerbeleidsplan, de Wegcode en de Code van de Wegbeheerder, en deelden de deelnemers hun ervaringen terzake. Het onderwerp zal in de RCWV gevolgd worden, met het oog op een harmonisering van de praktijken.
Autovrije stad Op 5 april vergaderde het begeleidingscomité van de Week van Vervoering en Autoloze Zondag, waaraan de Vereniging deelneemt samen met het kabinet van minister Smet en Brussel Mobiliteit, om te starten met de voorbereidingen voor de volgende autoloze zondag, op 18 september 2016. Vroeger organiseerde de Vereniging op 1 april twee werkgroepen rond de aspecten politie en beheer van de doorgangsbewijzen. Op 31 maart beraadslaagde de jury over de ingediende dossiers in het kader van de projectoproep autovrije perimeters en fietsdagen die dit jaar gelanceerd werd samen met de Vereniging, Brussel Mobiliteit en het kabinet van minister Smet. Dit initiatief beantwoordt aan twee doelstellingen: - Het merendeel van de Brusselaars blijkt vragende partij voor meer dan één autovrije dag per jaar. - De gemeenten willen het fietsgebruik blijven promoten en willen zich daarbij voornamelijk richten op mensen die nog niet fietsen. De gemeenten zijn een belangrijke vector in de bevordering van de modale verschuiving in Brussel met het oog op het bereiken van de mobiliteitsdoelstellingen van het Gewest en de gemeenten. De jury selecteerde twee gemeentelijke projecten, namelijk dat van Schaarbeek en Sint-Gillis. Zij krijgen dus een subsidie voor de organisatie van vier woensdagnamiddagen rond fietsen, in mei of juni 2016, met de steun van Pro-velo en een dicht netwerk van verenigingen. We wensen hen veel succes! De gemeenten die een project willen indienen voor de periode 1 juli - 31 december kunnen dat nog tot 15 juni doen. Meer info is terug te vinden in onze databank subsidies op www.vsgb.be > "Autovrije perimeters/Fietsdag: projectoproep 2016".
Meer info
Verkeersveiligheid
Op www.vsgb.be staan de brieven van 28 april 2015 et 31 maart 2016 die de VSGB zond naar Mobiliteitsminister Pascal Smet.
Raadgevende Commissie voor het Wegverkeer
Op 14 april kwamen de diensten CeMa, preventie, parkeergelegenheid, de adviesraad voor personen met een handicap, de politiezones, Brussel Mobiliteit, het Parkeeragentschap en het kabinet Debaets samen voor de eerste WG Verkeersveiligheid.
De Raadgevende Commissie voor het Wegverkeer (RCWV) van 25 februari en 24 maart onderzocht zoals gewoonlijk de aanvullende
Ze bespraken de praktijken van de gemeenten en politiezones inzake verkeerscampagnes en acties voor een specifieke doelgroep. Vele
VERENIGING IN ACTIE
BTW: meer informatie over de nieuwe bepalingen
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 25
25 04/05/16 11:11
zaken verlopen niet zo efficiënt doordat de diensten geen overleg plegen. Brussel Mobiliteit gaf nadien meer uitleg over de volgende BOB-campagnes en liet weten dat het Gewest steun vraagt, zodat politiezones en gemeenten de campagnes tot een goed einde kunnen brengen. Aan de werkgroep werden ook de resultaten voorgelegd van de enquête die naar de gemeenten en politiezones gestuurd was om te peilen naar hun oplossingen in het kader van het niet-respecteren van de parkeerplaatsen voor gehandicapten, wat herhaaldelijk voorkomt. Het kabinet Debaets, Brussel Mobiliteit en de VSGB stellen voor om een proefcampagne rond dit thema op te zetten. Een beperkte WG bestaande uit acht vrijwillige gemeenten en hun politiezones, Brussel Mobiliteit, het kabinet Debaets en een vereniging voor gehandicapten zal de doelstellingen, uitvoering, actoren, data en locaties vastleggen. Tegen de publicatie van deze Nieuwsbrief zou de eerste beperkte werkgroep plaatsgevonden hebben op 11 mei.
VERENIGING IN ACTIE
Vervoerswijzen Het busvervoer is al enkele jaren aan een flinke opmars bezig, vooral door de liberalisering van de markt van de langeafstandsverbindingen. Deze vervoerswijze geniet de voorkeur van personen met een laag inkomen als alternatief voor de personenwagen. Bovendien zorgt de uitbreiding van de toeristische activiteiten in het Brussels Gewest en van het bedrijfs- en schoolvervoer voor een stijging van de busverplaatsingen. De mobiliteitsordonnantie, het Iris 2-plan, het gewestelijk parkeerplan en de gemeentelijke parkeeractieplannen promoten allemaal deze vervoerswijze. Het was dan ook belangrijk en dringend om inzicht te krijgen in deze nieuwe bezuiniging en het verkeers- en parkeeraspect ervan te bespreken voor de uitstippeling van een algemene strategie. Heel wat aspecten van deze problematiek belangen gemeenten en politiezones aan. Daarom stelde het Gewest de VSGB voor om op 10 maart een eerste werk- en overlegvergadering te organiseren met de gemeenten en politiezones. Twee studiebureaus presenteerden de eerste vorderingen van een diagnose/studie in opdracht van Brussel Mobiliteit en de deelnemers konden er hun problemen en ideeën voorleggen. De Vereniging werkte samen met Taxistop en Autodelen, om de Brusselse gemeenten aan te moedigen om het autodelen te stimuleren om de mobiliteit in de stad te verbeteren. De ontwikkeling van alternatieven voor het autobezit wordt een cruciale uitdaging voor het Brussels Gewest en zijn negentien gemeenten. Aangezien de openbare ruimte verzadigd is, zal die niet zo lang meer alle voertuigen kunnen absorberen van een toenemende bevolking. Uit bepaalde studies blijkt trouwens dat voertuigen 23 uur per dag geparkeerd staan, terwijl de eigenaar er een flinke som voor moet neertellen, nl. om en bij de 500 euro per maand. Op 15 maart namen een tiental gemeenten deel aan deze informatie- en sensibiliseringsvergadering. Verschillende van hen zouden kunnen beslissen om de uitdaging aan te gaan. Wordt vervolgd!
Duurzame ontwikkeling Op 2 en 4 maart organiseerde de Vereniging infosessies voor de lancering van twee nieuwe projectoproepen rond duurzame ontwikkeling. Bij het verschijnen van dit nummer waren beide projectoproepen al afgesloten. De eerste projectoproep richt zich tot de gemeenten en OCMW's die nog geen Lokale Agenda 21 hebben. Het doel van deze projectoproep is dus om zo'n Lokale Agenda 21 uit te werken. De tweede projectoproep is thematisch (voeding, afval en kringloopeconomie) en richt zich tot de gemeenten en OCMW's die al subsidies kregen voor hun Lokale Agenda 21. Ter herinnering:
26
de Vereniging biedt alle projectdragers haar diensten en advies aan, zowel voor de samenstelling van de kandidaatsdossiers als voor de uitvoering van de projecten. In het kader van de follow-up van de projectoproepen rond duurzame ontwikkeling organiseerde de Vereniging twee vergaderingen om goede praktijkvoorbeelden en ervaringen uit te wisselen: één op 25 maart over voeding en één op 12 april over afval. Het was een mooie gelegenheid voor de aanwezige ambtenaren om en de projecten van hun collega's te ontdekken en iets van hun ambtgenoten op te steken. Op 18 april diende de Vereniging een project in voor het programma Co-create 2016, dat dit jaar 'stedelijke veerkracht' als thema heeft. Met dit project wil het Brussels Instituut voor Onderzoek en Innovatie Innoviris de Brusselse bevolking en de onderzoeks- en bedrijfswereld dichter bij elkaar brengen. Deze projectoproep richt zich tot onderzoeks- en innovatieprojecten die in een samenwerkingsdynamiek uitgevoerd worden. De VSGB en haar partners (Stichting voor Toekomstige Generaties, 21 Solutions en Strategic Design Scenarios) stelden een actie voor ter bevordering van constructieve samenwerking tussen gemeenten, Gewest en andere Brusselse actoren in het kader van de ontwikkeling van modellen voor lokale stedelijke veerkracht. In mei worden de projecten geselecteerd.
Werkgroep Europa Op 24 maart vond een infosessie plaats over de programma's URBACT III, Interreg Europa en Interreg Noordwest-Europa, waarvoor projectoproepen gelanceerd zijn. Bij het verschijnen van dit nummer was die voor Interreg Noordwest-Europa nog open tot 27 mei en die voor URBACT III tot 22 juni. Uit enkele voorbeelden is gebleken hoe belangrijk deze programma's zijn voor de gemeenten. Op 11 april kwamen de gemeenten die EFRO-projecten beheren voor de periode 2014-2020 samen op een informele vergadering om goede praktijken en problemen te delen. Er werd gezocht naar oplossingen voor enkele problemen en er werd een lijst met vragen opgesteld die de gemeenten gezamenlijk aan de Cel EFRO zullen bezorgen. Tijdens de vergadering, waarop iedereen welkom was, kwam ook de toekomst van het EFRO en van het Europees Sociaal Fonds na 2020 aan bod. De format van de vergadering viel trouwens erg in de smaak bij de deelnemers, die vragende partij zijn om nog eens zo'n vergadering te houden.
Internationale samenwerking In het kader van het Programma voor Gemeentelijke Internationale Samenwerking (GIS) organiseerden de VSGB en haar Waalse zustervereniging UVCW van 11 tot 15 april in Kinshasa een programmatieworkshop met alle veertien partnerschappen tussen Belgische en Congolese gemeenten. Het doel van de workshop was een nieuw voorstel te formuleren voor een GIS-programma 2017-2021, dat uiterlijk op 30 september 2016 ingediend moet worden bij de federale minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Op basis van de verworvenheden van het vorige programma, de aanhoudende problemen in de lopende fase en mogelijke verbeteringspunten hebben de deelnemers een nieuw steunbeleid uitgestippeld voor de diensten Bevolking en Burgerlijke Stand van de Congolese partnergemeenten. Er werd niet alleen nagedacht over technischere acties om de capaciteiten te versterken op het vlak van Burgerlijke Stand/Bevolking (uitgifte van akten, archivering en inventarisering), maar ook over verwante aspecten, zoals het beheer van de human resources en fi-
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 26
04/05/16 11:11
Ten slotte merken we op dat onze Verenigingen samen met een Congolese burgemeester en vertegenwoordigers van de Belgische ambassade ontvangen werden door vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken Evariste Boshab. De partners van dit GIS-programma gaven meer uitleg over de initiatieven die ondernomen werden in Kinshasa, Goma en Lubumbashi en wisselden gedachten uit over de problemen en de projecten die op stapel staan. Er werd al een volgende afspraak vastgelegd met de nationale bevolkingsdienst “Office National de l’Identité et de la Population” om de ervaringen op het vlak van administratieve inventarisering en het gebruik van software op de diensten Burgerlijke Stand en Bevolking toe te lichten.
afgeschaft en gaat naar dat voor de acties. Het Gewest wil ook dat er een kleiner aantal projecten beter gesubsidieerd wordt. Die projecten zouden dan eerder in het jaar opgestart kunnen worden en voorgesteld worden tijdens de EWLD.
Gelijke kansen Op 29 februari vond een coördinatievergadering voor de diensten Gelijke Kansen plaats, waarop ook de CeMa en de Adviesraad voor personen met een handicap uitgenodigd waren. Deze diensten hebben vergelijkbare opdrachten zonder structureel onderling overleg en konden op de vergadering overleg tot stand brengen. Brussel Mobiliteit stelde er het toegankelijkheidsplan voor de weg en de openbare ruimte (PAVE) voor. Vervolgens werden de Europese projectoproepen omtrent gelijke kansen en de EWLD overlopen. De voormiddag werd afgesloten met een presentatie van het actieplan 2016 van de coördinatie en van het project van het jaar rond gender en openbare aanbestedingen (oproep).
De workshop in Congo is de eerste van vier vergelijkbare workshops die de komende weken gehouden worden voor Benin, Burkina Faso, Marokko en Senegal en is het begin van een drukke voorbereidingsperiode voor het nieuwe GIS-programma 2017-2021.
De dertigtal zeer tevreden deelnemers hebben gevraagd om eind september opnieuw af te spreken, tijdens een studiereis naar Rijsel.
Op 22 april had Brussels staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Bianca Debaets een gesprek met de gemeenten en de Vereniging over het gewestelijke samenwerkingsbeleid en de verwachtingen van de Brusselse gemeenten. Alle deelnemers gingen ermee akkoord om de komende maanden na te denken over de ontwikkeling van een Brussels platform voor ontwikkelingssamenwerking, met de gemeenten en vertegenwoordigers van de gemeentelijke adviesraden en van ngo’s. Hopelijk kunnen we u in 2017 meer vertellen over dit prachtige initiatief van enkele Brusselse gemeenten.
Jaarverslag 2015 van de Afdeling OCMW
Week van de Lokale Democratie Op 25 februari woonden elf gemeenten de lanceringsvergadering van de EWLD bij, die in 2016 'Samenleven in cultureel diverse samenlevingen: respect, dialoog en interactie' als thema heeft. Dit thema lijkt op dat van vorig jaar en het doel is nog altijd - en dit jaar zelfs nog meer - de interculturele dialoog te bevorderen. Er werden ook andere punten besproken: - De lokale besturen vragen om de acties te spreiden over de hele maand oktober, in plaats van enkel op de data die de Raad van Europa voorschrijft. Het subsidiëringsbesluit zal in dat opzicht aangepast worden. - Het besluit zal ook gewijzigd moeten worden zodat de EWLD het uitstalraam en focuspunt wordt van de gemeentelijke activiteiten die het hele jaar door georganiseerd worden. Die maand biedt dus een ideale kans om te tonen waar de gemeenten dagelijks mee bezig zijn. - De ontwikkeling van synergie tussen diensten en tussen gemeenten moet voortgezet worden (wat de Europese dimensie van het initiatief nog vergroot). Naast de andere samenwerkingsdomeinen worden dit jaar de samenwerking op het vlak van mobiliteit aangemoedigd door speelstraten te promoten en in te richten (zie artikel in dit nummer). - Ook zal de communicatiestrategie herzien moeten worden door de gewestelijke dimensie en betrokkenheid te versterken. Die strategie wordt door het Gewest en de VSGB georganiseerd voor het hele programma. Het communicatiebudget voor 'gadgets' wordt
OCMW In 2015 heeft de Afdeling OCMW tal van dossiers over belangrijke kwesties ter harte genomen, maar het essentiële is tussen de regels te lezen. Het afgelopen jaar werden de OCMW's met enkele grote uitdagingen geconfronteerd, die hen ertoe verplicht hebben om hun fundamenten te herbekijken. Wat is het nut van een OCMW vandaag? Is er echt nood aan een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn naast de gemeente? Waarom is het beroepsgeheim zo belangrijk? Waar ligt het evenwicht tussen de missie van bijstand en die van controle? Tussen sociale begeleiding en administratief werk? Welke rol moet het OCMW vervullen in de opvang van vluchtelingen? Moeten we moderniseren, er een performant bestuur van maken, uitgerust met doeltreffendere hulpmiddelen: zal dat de kwaliteit van het sociaal werk verbeteren? In hoeverre mag de federale overheid bevoegdheden naar het lokaal niveau toeschuiven? Zijn de OCMW’s in staat om deze overdrachten van bevoegdheden en lasten het hoofd te bieden? Wie zijn hun partners? Op wie kunnen ze steunen? Is dat allemaal voldoende gefinancierd? ... De lijst met vragen is zeer lang en zelfs nog niet volledig. Al die vragen zitten ook vervat in de dossiers over de fusie gemeente-OCMW, het beroepsgeheim, de hervorming van de organieke OCMW-wet, de opvang van vluchtelingen, het elektronisch sociaal verslag, de overdrachten werkloosheid-OCMW, de socioprofessionele inschakeling, de toekomst van de rusthuizen, …
VERENIGING IN ACTIE
nanciën, die het bestuur in de Congolese gemeenten zouden moeten versterken. Een laatste opvallende evolutie voor de volgende fase van het GIS-programma in Congo betreft de verbintenis om een grotere collectieve dynamiek te creëren op schaal van de 14 partnerschappen en 17 deelnemende Congolese gemeenten.
In al die dossiers heeft de Afdeling OCMW sterke standpunten verdedigd. Ze deinsde er niet voor terug om, als dat moest, contradicties van onze beleidsvoerders aan te kaarten. Als sommigen beweren dat het OCMW opgedoekt kan worden en in de gemeente kan opgaan, is het paradoxaal er toch op te rekenen als universele dienst die zich met alles en iedereen moet bezighouden. Werklozen die hun uitkering verliezen, asielzoekers en erkende vluchtelingen die bijstand zoeken, jongeren die wachten op een uitkering, bejaarden die niet langer zelfstandig kunnen leven of onvoldoende bestaansmiddelen hebben, …
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 27
27 04/05/16 11:11
Info Download het activiteitenverslag 2015 van de Afdeling OCMW op www.vsgb.be.
Geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie: opmerkingen van de OCMW's Minister van Maatschappelijke Integratie Willy Borsus kondigde in de pers aan dat een voorontwerp van wet in eerste lezing goedgekeurd werd, dat de verplichting om een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI) af te sluiten uitbreidt tot alle begunstigden van het recht op maatschappelijke integratie. De wijziging werd doorgevoerd zonder enig overleg met de drie Federaties van OCMW's, wat wij betreuren. In een brief van 25 april 2016 legden de OCMW's hun opmerkingen voor aan minister Borsus en vragen zij nogmaals overleg met zijn kabinet.
Meer info Download de brief van 25 april aan de minister van Maatschappelijke Integratie op www.vsgb.be.
VERENIGING IN ACTIE
Federatie van Brusselse OCMW's Naar aanleiding van de Algemene Vergadering van 24 maart 2016 werd de Federatie van Brusselse OCMW's opgericht. Die komt in de plaats van de Afdeling OCMW en de Conferentie van de 19 OCMW’s van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Lees in dit nummer het interview met de twee medevoorzitters, Jean Spinette en Michel Colson, en het verslag van de algemene vergadering.
Kinderarmoede Voor haar laatste Algemene Vergadering nodigde de Afdeling OCMW twee experts uit, om te komen praten over kinderarmoede. Algemeen afgevaardigde van de rechten van het kind Bernard Devos en Directrice van de vzw Badje Séverine Acerbis deelden hun standpunt over de zorgwekkende problematiek en hoe men er het hoofd aan kan bieden. Zie het verslag van de Algemene Vergadering in dit nummer.
Spreidingsplan van asielzoekers Op 24 februari hadden wij nogmaals een gesprek met de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie. Er werd toen nieuwe informatie verstrekt over het spreidingsplan en de Federaties van OCMW’s herhaalden er hun eisen. De Afdeling OCMW heeft het spreidingsplan ook toegelicht tijdens een vergadering van de Conferentie van Burgemeesters op 16 maart. Om de OCMW's te helpen met het creëren van nieuwe opvangplaatsen, hebben we trouwens een uitwisselingsplatform opgericht voor het creëren en beheren van plaatsen in Lokale Opvanginitiatieven (LOI). Op 10 maart vond een eerste vergadering plaats met de OCMW-voorzitters, gevolgd door een tweede op 13 april voor de maatschappelijk werkers. De OCMW's hebben er hun praktijken en ervaringen kunnen delen en hun vragen en problemen kunnen ventileren.
28
Naar aanleiding van die vergaderingen en de feedback van het terrein schreven de drie Federaties van OCMW’s op 15 april nogmaals naar de Staatssecretaris, om waarborgen te vragen over de uitvoerbaarheid van het spreidingsplan en de leefbaarheid van de gecreëerde LOI-plaatsen. Momenteel zouden honderden LOI-plaatsen leeg blijven en blijkt het invullingsritme nog te dalen. Met het oog op 1 mei vroegen de Federaties van OCMW’s een duidelijke en uniforme politieke boodschap naar hun leden.
Meer info De brief aan de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie is te vinden op www.vsgb.be > Actua > OCMW's vragen waarborgen over uitvoerbaarheid van spreidingsplan en invulling van LOI-plaatsen [27.04.2016]
Mogelijke omschakeling RVT - Criteria Er is momenteel een studie aan de gang die voorziet in een regel voor de omschakeling van rusthuisbedden in bedden voor rust- en verzorgingstehuizen (RVT). In dat kader werd een discussie aangevat over de toewijzingscriteria van RVT-bedden in Brussel. De Afdeling OCMW heeft de Brusselse ministers op 30 maart aangeschreven om rekening te houden met de vier criteria die vermeld staan in haar brief. We pleiten ervoor dat er rekening gehouden wordt met de territoriale verdeling, het evenwicht tussen de sectoren, de bezettingsgraad en de financiële middelen.
Mediprima - Termijn van 45 dagen Op 21 april 2016 hebben de Federaties van OCMW's in een brief aan minister Borsus gevraagd om de termijn van 45 dagen op te trekken naar 60 dagen voor de uitvoering van het sociaal onderzoek in het kader van Mediprima. Daarvoor moet artikel 9ter, §2 van de wet van 2 april 1965 gewijzigd worden. De termijn van 45 dagen is te kort en is voor de OCMW's onvoldoende om een juiste beslissing te nemen.
Daklozen - Algemene beleidsnota De Afdeling OCMW onderzocht de algemene beleidsnota over daklozenhulp, die de kabinetten van ministers Smet en Fremault in maart opgestuurd hadden. Op 16 maart 2016 vond hierover een eerste gesprek plaats met de kabinetten. De nota werd nadien besproken tijdens de vergaderingen van het directiecomité in maart en april en op 26 april werd een brief gestuurd naar de ministers. In die brief betreurt de Federatie van OCMW's het gebrek aan overleg over dit dossier en formuleert zij een reeks vragen over de rol van de OCMW's in het kader van de begeleiding van daklozen, de oprichting van de nieuwe dienst 'bureau voor sociale inschakeling' en het idee om een elektronisch sociaal dossier te creëren, ...
Artikel 60, §7 OCMW-wet - Harmonisering en middelen In de omzendbrief van 25 maart 2016 bepalen de ministers Vervoort en Gosuin de initiële middelen waarover de OCMW's beschikken voor 2016. De omzendbrief legt ook de voorwaarden vast voor de toekenning van bijkomende middelen naast de voorschotten op het vlak van harmonisering. De Federatie van Brusselse OCMW's had in april een eerste gesprek over hoe deze doelstelling bereikt kan worden.
Nieuwsbrief 2016/02
207042-MATHY-Brochure BXL-2-2016-NL.indd 28
04/05/16 11:11