W A T E R S C H A P S B E D R I J F
!01 20571 9
WATERSCHAPSBEDRIJF LIMBURG Maria Theresialaan 99 Postbus 1315 6040 KH Roermond ISO 9001 ISO 14001 KvK-nr. 504.534.83 OHSAS 18001 Bank: 63.67.60.464
L I M B U R G
Tel: 088-8420000 Fax: 0475-311605
wrtieitr&crtap M e n Overmaas Waterschap Roer en Overmaas t.a.v. het Algemeen Bestuur j Postbus 185 6130 AD SITTARD
wm«vr.w .FVERsaou
www.wbl.nl
[email protected]
0 1 AUG. 2012 8 eer./
AOJ
Dfr.
Dit
C c , aem
,
/Af
Onmerkingen
BEHANDELD DOOR
: W.A.S. Pörteners
TELEFOONNUMMER
:
porten/2012.09359
E-MAIL
:
[email protected]
BIJLAGE(N)
1
DATUM
:
ONDERWERP
Vastgestelde Begroting 2 0 1 3 en Meerjarenraming 2 0 1 3 -
UW KENMERK UW BRIEF VAN
:
ONS KENMERK
:
+31
655742253
30jUÜ2012
2017
Geacht Bestuur, Met inachtneming van de door beide waterschappen uitgebrachte zienswijze, inhoudende een positief advies ten aanzien van de vaststelling van de Meerjarenraming 2 0 1 3 - 2 0 1 7 heeft het Algemeen Bestuur van het Waterschapsbedrijf Limburg de Meerjarenraming 2 0 1 3 - 2 0 1 7 alsook de Begroting 2 0 1 3 op 2 7 juli 2 0 1 2 definitief vastgesteld.
./.
Een exemplaar van de vastgestelde Meerjarenraming / Begroting is bijgevoegd.
De directeur,
De voorzitter.
5 ing. E M. Pelzer M M O
mr. A . M . G . Gresel
Waterschapsbedrijf Limburg is een samenwerkingsverband van Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Roer en Overmaas
Meerjarenraming 201 3-2017
Begroting 2013
w
AT E R S C H A P S 8 E D R 1 J F -
.
LIMBURG
Pc/ps-2012.07482
Algemeen BestuurWBL van 27juli 2012
INHOUD 1
Inleiding ..................................................................................................................................... 5
2 2.1
Uitvoerend beleid in de planperiode 2013-2017 .......................................................................... 7 Het Waterschapsbedrijf in 2013-2017 ..................................................................................... 7 2.1.1 Externe en interne ontwikkelingen relevant voor het WBL ............................................... 7 2.1.2 Bestaand uitvoerend beleid .......................................................................................... 11 2.2 Financiële gevolgen 2013-2017 van uitvoeringsbeleid Waterschapsbedrijf ............................ 12 2.2.1 Gehanteerde kwantitatieve uitgangspunten (rekenuitgangspunten) .............................. 12 2.2.2 Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2013-2017.......................................... 12 2.3 Beschouwing bij de Begroting 2013 ...................................................................................... 20 2.3.1 De ontwikkelingen sinds het begrotingsjaar 2012 ......................................................... 20 2.3.2 Uitgangspunten en normen .......................................................................................... 21 2.3.3 Incidentele baten en lasten........................................................................................... 21 2.3.4 Kostentoerekening ....................................................................................................... 22 2.3.5 Onttrekkingen aan ‘overige bestemmingsreserves’ en voorzieningen ........................... 22 2.3.6 Waterschapsbelastingen .............................................................................................. 22 2.3.7 Reservepositie: het weerstandvermogen en de ontwikkeling van de Netto kosten......... 23 2.3.8 Financiering ................................................................................................................. 24 3 3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
3.7 3.8
4 4.1
Uitvoerend beleid Zuiveren en verwerken van afvalwater.......................................................... 30 Bouwen en Renoveren ......................................................................................................... 30 3.1.1 Wat willen we bereiken................................................................................................. 31 3.1.2 Wat gaan we doen ....................................................................................................... 31 In hoofdzaak werkt de unit Bouwen en Renoveren aan:............................................................. 31 3.1.3 Wat gaat het kosten ..................................................................................................... 33 Informatie-Technologie, Product- en Procesontwikkeling ...................................................... 34 3.2.1 Wat willen bereiken ...................................................................................................... 35 3.2.2 Wat gaan we doen ....................................................................................................... 36 3.2.3 Wat gaat het kosten ..................................................................................................... 37 Operations ........................................................................................................................... 38 3.3.1 Wat willen we bereiken................................................................................................. 39 3.3.2 Wat gaan we doen ....................................................................................................... 40 3.3.3 Wat gaat het kosten ..................................................................................................... 40 Onderhoud ........................................................................................................................... 47 3.4.1 Wat willen we bereiken................................................................................................. 48 3.4.2 Wat gaan we doen ....................................................................................................... 49 3.4.3 Wat gaat het kosten ..................................................................................................... 50 Human Resource Management, Facilitair, Bestuurs- en Juridische ondersteuning ................ 52 3.5.1 Wat willen we bereiken................................................................................................. 53 3.5.2 Wat gaan we doen ....................................................................................................... 53 3.5.3 Wat gaat het kosten ..................................................................................................... 54 Financiën, Planning, Concerncontrol .................................................................................... 55 3.6.1 Wat willen we bereiken................................................................................................. 56 3.6.2 Wat gaan we doen ....................................................................................................... 56 3.6.3 Wat gaat het kosten ..................................................................................................... 57 Kapitaallasten....................................................................................................................... 58 Bestuur, Directie en Bovenformatief ...................................................................................... 62 3.8.1 Positionering ................................................................................................................ 62 3.8.2 Wat gaat het kosten ..................................................................................................... 62 3.8.3 Bovenformatief ............................................................................................................. 64 Uitgaven Meerjarenraming naar BBP-opzet .............................................................................. 65 MJR: Netto-kosten Exploitatie-uitgaven naar BBP-opzet ....................................................... 65
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 3
4.2
MJR: Netto-uitgaven Investeringen naar BBP-opzet.............................................................. 66
5 5.1 5.2
De Begroting 2013 (naar kostendragers + naar kostensoorten) ................................................ 67 De Begroting 2013 naar kostendragers................................................................................. 67 De Begroting 2013 naar kosten- en opbrengstsoorten .......................................................... 69 5.2.1 De Begroting 2013 naar kostensoorten ........................................................................ 69 5.2.2 De Begroting 2013 naar opbrengstsoorten ................................................................... 70 5.3 Verdeling van de Begroting 2013 naar de bijdrage van de waterschappen ............................ 71
BIJLAGEN : 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Rekenuitgangspunten MJR 2013-2017 en Begroting 2013 Staat van immateriële, materiële, financiële vaste activa en onderhanden werken Staat van vaste schulden Staat van reserves en voorzieningen Berekening van het rente-omslagpercentage Staat van personeelslasten Kostenverdeelstaat met toelichting Meerjarenraming 2012-2016
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 4
1 Inleiding Waterschapswet Met betrekking tot de Meerjarenraming (MJR) is in de nota van toelichting op de waterschapswet het volgende opgenomen: “In de besprekingen ter voorbereiding van en over de meerjarenraming geeft het algemeen bestuur het dagelijks bestuur de beleidsmatige en financiële kaders mee die gelden voor de uitwerking van het meerjarenbeleid voor het komende jaar”. Bij de toelichting op artikel 4.6 wordt dit nog eens benadrukt: “Voor de kaderstellende en beleidsbepalende functies van het algemeen bestuur is het jaarlijks ontwikkelen en bespreken van het meerjarig beleidskader essentieel”. Verder wordt hierbij het volgende aangegeven: “De MJR moet in beginsel structureel sluitend zijn, dat wil zeggen dat lasten en baten aan het einde van de meerjarenperiode in evenwicht moeten zijn”. De MJR wordt behandeld voorafgaand aan de Begroting. Bij de begroting stelt het algemeen bestuur de kaders voor zowel het beleid als de financiën voor het komende jaar vast. Bij de behandeling van de begroting dient te worden aangegeven – in de situatie dat de MJR op een eerdere datum (bijv. in het voorjaar) behandeld wordt dan de begroting – welke van de gehanteerde normen en uitgangspunten in belangrijke mate afwijken van het voorafgaande begrotingsjaar én van de MJR. Bij het Waterschapsbedrijf Limburg (WBL) worden MJR + Begroting gelijktijdig in het voorjaar behandeld; voor de beleids- en verantwoordingscyclus betekent dit dat een fysiek gescheiden document MJR en Begroting niet noodzakelijk is. In deze opzet worden de beleidsmatige en financiële kaders van en over de MJR door het Algemeen Bestuur behandeld in het eerste kwartaal van het jaar van het opstellen van de MJR en de Begroting. De indeling van zowel de Meerjarenraming als de Begroting dient te voldoen aan de in de wetgeving opgenomen kaders, concreet: er dient een programmabegroting te worden opgesteld. Met de beide waterschappen is afgestemd dat de programma’s voor het WBL overeenkomen met de taakstelling van de onderscheiden units : � zuiveren en verwerken van afvalwater o bouwen en renoveren o informatie-technologie, product- en procesontwikkeling o operations (incl. bemonsteren en analyseren) o onderhoud o ondersteuning: � human resource management, facilitair, bestuurs- juridische ondersteuning � financiën, planning, concerncontrol � directie en bestuur
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 5
Functie van Meerjarenraming en Begroting De meerjarenraming bevat het beleid dat door de waterschappen zal worden gevoerd en de financiële gevolgen daarvan voor het waterschapsbedrijf, waaronder de baten en de lasten van het bestaande en het nieuwe beleid. De Begroting 2013 vormt de eerste jaarschijf van de meerjarenraming 2013-2017. In de begroting wordt de uitvoering van het beleid, de doelstellingen en de daaraan verbonden kosten voor het desbetreffende jaar toegelicht. De functie van de Begroting is meerledig: � Allocatiefunctie; toewijzen van middelen naar programma’s en kostensoorten; � Autorisatiefunctie; door het vaststellen van de begroting wordt het Bestuur van het WBL gemachtigd om de opgenomen middelen conform de begroting in te zetten; � Taakstellende functie; uitoefening van de aan het WBL opgedragen activiteiten moet binnen de vastgestelde begroting blijven; � Beheersfunctie; tijdens het jaar, en aan het einde van het jaar via de jaarrekening, worden de werkelijke resultaten getoetst aan de in de begroting opgenomen middelen. De Begroting 2013 van het WBL vormt input voor de bepaling van de heffingstarieven voor het jaar 2013 door de beide all-in waterschappen. Inhoudelijk Na een korte terugblik komt in hoofdstuk 2 de strategie en de hoofdlijnen van de uitvoering van het beleid van het Waterschapsbedrijf voor de periode 2013-2017 aan de orde alsmede de beschouwing bij de Begroting 2013. Hoofdstuk 3 bevat de Meerjarenbegroting en de Begroting 2013 naar de onderscheiden programma’s. Voor de overzichtelijkheid is bij de toelichtingen steeds hetzelfde stramien toegepast: - wat willen we bereiken ( = de doelstellingen, in het bijzonder de beoogde effecten) - wat gaan we doen ( = de wijze waarop er naar gestreefd zal worden die effecten te bereiken) - wat gaat het kosten ( = de netto kosten). In hoofdstuk 4 is een opstelling van de Begroting 2013 naar de kosten- en opbrengstsoorten alsmede een presentatie van de cijfers conform het voor de waterschappen gebruikelijke BBP-format opgenomen.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 6
2 Uitvoerend beleid in de planperiode 2013-2017 2.1
Het Waterschapsbedrijf in 2013-2017
Overeenkomstig het gestelde in de wetgeving voor waterschappen volgt onderstaand een toelichting op het bestaande respectievelijk het nieuwe uitvoerend beleid, alsmede de consequenties hiervan voor de baten en de lasten.
2.1.1
Externe en interne ontwikkelingen relevant voor het WBL
Het WBL is een bedrijfsmatige organisatie met de kerntaken transporteren afvalwater, zuiveren afvalwater en verwerken van slib. In 2011 heeft de afsplitsing en verzelfstandiging van de taak Heffen en Invorderen in de nieuwe organisatie BsGW (Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen) heeft plaatsgevonden. De doorgevoerde reorganisatie heeft geleid tot een strakkere focus op de kernactiviteiten met grotere mogelijkheden voor zowel externe herkenbaarheid als doelgerichtere aansturing op lange termijn door het bestuur en een grotere mate van identificatie met de bedrijfsdoelen door de medewerkers. Na een doe-alsof-fase in 2011 en een in 2011 doorgevoerde verkenning respectievelijk een heroriëntering op de taakuitoefening en positionering van het WBL, is per 2012 dhr. Pelzer als directeur voor het WBL benoemd. In de nieuwe structuur zijn de positieve elementen van het WBL behouden gebleven (de unitstructuur, strakke financiële aansturing, de cultuurcompetenties, het besturen op afstand, servant leadership, de stafpositie van personeelsmanagement en financieel management, etc.). De economische situatie en de daaruit voortvloeiende rijksbezuinigingen zullen de komende jaren een aanzienlijk effect hebben op de samenleving, waarbij de waterschappen geconfronteerd worden met een financiële situatie die zich kenmerkt door soberheid en verantwoord kostenbewustzijn. Op waterschapsniveau hebben de rijksbezuinigingen inmiddels hun vertaalslag gevonden in het Bestuursakkoord Water waarbij een doelmatig en rationeel waterbeheer als kerntaak voorop staat. De discussie met de Rijksoverheid heeft geleid tot het Bestuursakkoord Water met de volgende financiële effecten: �
een verschuiving in 2011 van de bijdrage ad € 81 mln Hoogwaterbeschermingsprogramma van de Rijksbegroting naar de begroting van de gezamenlijke waterschappen;
�
vervallen per 2011 van de Rijksbijdrage ad € 19 mln als vergoeding voor muskusrattenbestrijding door de waterschappen;
�
een verhoging in 2014 en 2015 van de bijdrage van de waterschappen aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma van € 81 mln naar € 181 mln.
Het Bestuursakkoord gaat er van uit dat deze extra lasten voor de watersysteemtaak worden gecompenseerd in de afvalwaterketen (is niet de watersysteemtaak) en dat daarvoor een actieve rol is weggelegd voor de waterschappen. Om adequaat op bovengenoemde Rijksbezuinigingen te kunnen inspelen hebben de waterschappen enerzijds gezocht naar ombuigingsmogelijkheden binnen de eigen begrotingen, maar hebben ander-
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 7
zijds reeds bij het opstellen van de MJR 2012-2016 het WBL verzocht om ook de ombuigingsmogelijkheden binnen de WBL-begroting te onderzoeken. Bepaald is dat daarbij het begrotingsjaar 2011 als referentiejaar geldt. De ombuigingsoperatie van WBL heeft enkel betrekking op de taak Zuiveringsbeheer. Overige te behalen besparingen vallen op dit moment buiten de ‘invloedscirkel ‘ van WBL. Voor de te behalen besparingen bij de integratie riolering en zuiveringen ligt de verantwoordelijkheid bij de accountmanagers van de waterschappen. In het bijzonder wordt vermeld dat er landelijk geen verdeelsleutel is afgesproken waarbij rekening is gehouden met de inspanningen van de waterschappen in het afgelopen decennium. De Limburgse waterschappen hebben zich in deze periode sterk gefocust op het realiseren van zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. De benchmarks, waaronder die van zuiveringsbeheer laten de effecten daarvan zien. Limburg is voor wat betreft de gestandaardiseerde kosten (kapitaalslasten en exploitatie) voor transporteren en zuiveren gemiddeld 25% goedkoper dan het landelijk gemiddelde. De ombuigingsvoorstellen dienen dan ook vanuit dit perspectief te worden beoordeeld.
Uitgangspunten Meerjarenraming 2013-2017 + Begroting 2013 Conform het verzoek van de Waterschappen heeft het WBL reeds bij de vorige MJR onderzoek verricht naar de ombuigingsmogelijkheden, hetgeen toen heeft geresulteerd in de bestuurlijke notitie “Uitgangspunten Meerjarenraming 2012-2016 + Begroting 2012” welke in de vergadering van 14-3-2011 van het Dagelijks Bestuur is bekrachtigd. Hierbij werden de volgende – nu nog steeds van toepassing zijnde - uitgangspunten vastgesteld: 1. het referentiejaar voor het ombuigen van de begroting is het jaar 2011 (dus uitgaan van de gesplitste begroting 2011). Hierbij dient te worden bedacht dat de begroting WBL-ZVB reeds met € 0,7 mln is verlaagd bij de vaststelling van de splitsingsbegroting 2011 (zie ook de opmerking onder ‘Strategische relevantie/Beleidsgevoeligheid’; 2. het ombuigen van de begroting moet dienstbaar zijn aan de missie en bedrijfsvisie van het WBL en plaatsvinden in lijn met de door de Waterschappen gestelde strategische doelen; 3. de missie van het WBL, gerelateerd aan financiële consequenties, kan als volgt beknopt worden weergegeven: a. transporteren en zuiveren afvalwater, verwerken van slib b. c. d. e.
een hoogwaardige bestemming voor gezuiverd water / ontwaterd slib het zuiveringsproces vergt een zo laag mogelijke energiebehoefte investeren in kwaliteitsorganisatie voldoen aan wet- en regelgeving
f. bedrijfsvoering tegen zo laag mogelijke kosten 4. de visie van het WBL, gerelateerd aan financiële consequenties, kan als volgt beknopt worden weergegeven: a. b. c. d.
optimaliseren afvalwaterinfrastructuur bedrijfsvoering waarin centraal staat vernieuwing, innovatie en continu verbeteren samenwerken met sterke partners waardoor waarde gecreëerd wordt voor WBL samenwerken gericht op schaalvoordelen leidend tot lagere kosten en beter en duurzamer
product e. organisatie inrichten naar model van high performance organisatie (betere financiële en nietfinanciële resultaten dan vergelijkbare bedrijven voor periode van minimaal 5 jaar)
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 8
5. de volgende strategische doelen worden onderkend: a. optimale werking en capaciteit installaties; zuiveren b. transporteren afvalwater binnen gestelde normen c. verbruik grondstoffen verminderen en milieubelasting als gevolg van reststoffen beperken d. kostenreductie op alle processen met behoud van kwaliteit e. tevredenheid partners verbeteren f. kwaliteit organisatie aan top in branche met gemotiveerde medewerkers/management in veilige werkomgeving g. maatschappelijk verantwoord ondernemen 6. de transparantie van de kosten, baten in relatie tot de prestaties wordt vergroot, waarbij de performance door het WBL wordt gevolgd aan de hand van KPI’s (Kritieke Prestatie Indicatoren). Voorbeelden van Kritieke Prestatie Indicatoren zijn: a. totaal gestandaardiseerde kosten transport, zuiveren, slib b. voldoen aan lozingseisen c. specifiek energieverbruik transport en zuiveren (en deels combinatie) d. specifiek chemicaliënverbruik e. KAM certificering f. medewerkers- en klanttevredenheid g. extra maatregelen die in het kader van de KRW (Kader Richtlijn Water) getroffen moeten worden, vallen buiten het scenario voor ombuigen; Op grond van eigen onderzoek op de bedrijfsvoering, zijn in de vorige MJR de volgende kostenbesparende uitgangspunten verwerkt: �
de normatieve verlaging van het investeringsvolume met € 1,5 mln;
�
de aangepaste berekeningsmethodiek voor de berekening van de rentelasten in het 1e jaar van de planperiode.
Ten opzichte van de vorige MJR zijn in de onderhavige MJR 2013-2017 de volgende wijzigingen doorgevoerd: �
�
kostenbesparingen: �
omzetten van inhuur tijdelijk personeel naar personeel in loondienst voor onderhoud/beheer van gemeentelijke gemalen. Dit betreft 2 fte (besloten in DB 9-5-2011);
�
het laten vervallen van de vacature voor manager afvalwaterketen (1 fte) besloten bij het vaststellen van de werkbegroting voor 2012 (AB 7-12-2011);
�
voordeel verbonden aan nutriëntenterugwinning; geraamd op € 20.000 per jaar;
�
voordeel verbonden aan implementatie van verbeteropties Aquaplus;
�
een verdere verlaging van het investeringsniveau naar circa € 29 mln in de planperiode 20132017 (zie paragraaf 2.2.2.1 en de toelichting bij de unit Bouwen en Renoveren).
kostenverhogingen: �
bedrijfsvoeringkosten verbonden aan het voldoen aan de KRW-voorschriften met betrekking tot Wijlre, Rimburg, Kaffeberg (€ 370.000 vanaf 2015) en Venray (€ 260.000 vanaf 2016) dit conform de DB-mededeling van 22-11-2011.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 9
De volgende punten zullen in de loop van dit jaar of begin volgend jaar voor bestuurlijke behandeling geagendeerd zullen worden: �
de businesscase met betrekking tot een beoogd nieuw zuiveringsconcept (modulair van opzet);
�
de toepassing van thermische drukhydrolyse in Hoensbroek;
�
de resultaten en toepassingsmogelijkheden van verbeteronderzoeken met betrekking tot slibontwatering en de daaraan gekoppelde bedrijfsvoering.
De ten opzichte van de vorige MJR doorgevoerde reductie van de netto kosten, is onderstaand zowel in een tabel als in een grafiek inzichtelijk gemaakt. bedragen x € 1.000 MJR 2012-2016 MJR 2013-2017 reductie netto kosten
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
72.510
70.168 69.199 -969
69.964 66.440 -3.524
73.025 67.237 -5.788
75.813 72.707 -3.106
78.143 74.899 -3.244
76.220
MJR 20122016
MJR 20132017
80.000 78.000 76.000 74.000 72.000 70.000 68.000 66.000 64.000 62.000 60.000 2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
High Performance Organisatie Het WBL bevindt zich in een transitieproces naar een High Performance Organisatie, die zich op financiële en niet-financiële prestaties positief wil onderscheiden van vergelijkbare bedrijven. Het transitieproces kenmerkt zich verder door het proces van denken naar handelen als een bedrijf. Waar het WBL staat als organisatie, wordt gemonitord door benchmarks (benchmark Zuiveringsbeheer; benchmark overhead; e.d.). De bestuurlijke uitgangspunten vormen de grondslag voor de Begroting 2013 en Meerjarenraming 2013-2017. Centraal staat het realiseren van een kostenbesparing ten opzichte van het begrotingsjaar 2011 met als referentiekader een totaal van de netto kosten van € 72, 5 mln. Samenwerking in de afvalwaterketen In het Bestuursakkoord Water is het Rijk aangeboden de rijksbegroting te ontlasten met € 100 mln. De onderliggende veronderstelling hierbij was dat deze besparingen op termijn, mede te realiseren zijn door optimalisatie in de afvalwaterketen (beheer gemeentelijke rioleringen door de waterschappen). Qua verantwoordelijkheden en het initiëren van samenwerking in de afvalwaterketen met gemeenten zijn in de Limburgse situatie de volgende punten relevant: �
de verantwoordelijkheid voor het identificeren, het vormgeven en het organiseren van de samenwerking met gemeenten ligt bij de twee waterschappen WRO en WPM;
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 10
�
van de vier essentiële elementen van een geslaagde marktstrategie (prijs, product, plaats en promotie) kan eigenlijk alleen bij prijs enige eigen invloed worden uitgeoefend door het WBL. Voor het overige ligt de verantwoordelijkheid voor het grijpen van kansen voor besparingen in de afvalwaterketen bij WRO en WPM.
2.1.2
Bestaand uitvoerend beleid
Met betrekking tot het zuiveringsstelsel betreft het met name de sluiting van de zuiveringen in Heerlen en Simpelveld die de komende jaren hun beslag zullen krijgen. De uitgevoerde studies (veelal samen met het Waterschap Aa en Maas) over de toekomst van de zuivering in Meijel heeft uitgewezen, dat zelfs met medeneming van de investeringen om deze zuivering kaderrichtlijn-proof te maken, het openhouden van deze zuivering voorshands goedkoper is dan welk alternatief dan ook. Zo is dan ook door het bestuur besloten. De studies over het toekomstige zuiveringsstelsel rond Maastricht zijn nog niet afgerond. Dit zowel door de gecompliceerde situatie als door het brede scala van alternatieven. Naar verwachting zal besluitvorming in 2012 plaatsvinden. De sluiting van de droger Hoensbroek, de realisatie van thermische drukhydrolyse te Venlo en bouw van een WKK-installatie (warmtekrachtkoppeling) op de rwzi Wijlre hebben positieve consequenties voor de geplande energielasten. Daarbij leidde de sluiting van de droger Hoensbroek ook tot een beperkte afname van het aantal fte (reeds geëffectueerd in 2012). Middels een brief van september 2011 hebben de beide waterschappen gezamenlijk de effluenteisen in het kader van de KRW geformuleerd. De consequenties voor de rwzi’s in de periode 2013-2017 zijn in de onderhavige MJR opgenomen conform de mededeling aan het DB op 11-11-2011. Het betreft in dezen de installaties Wijlre, Kaffeberg en Rimburg (vanaf 2015) en Venray (vanaf 2016). Er zijn de afgelopen drie jaar belangrijke beslissingen genomen over het toekomstig beleid met betrekking tot de verwerking van ons zuiveringsslib. Dit beleid heeft een aantal elementen: �
Sluiting drogers Venlo en Hoensbroek (beide al gerealiseerd)
�
Verdergaande ontwatering en vergisten van slib.
�
Voortzetten van het drogen van slib tot medio 2018.
�
Afzetten van het niet gedroogde maar wel ontwaterde slib naar derden; middels een openbare aanbesteding (reeds gerealiseerd).
Samenwerking in de afvalwaterketen Landelijk (Bestuursakkoord Water) is er toenemende aandacht voor de mogelijkheden tot efficiencyverbeteringen in de afvalwaterketen. Inmiddels hebben we veel ervaring opgedaan in 6 samenwerkingsprojecten met gemeenten voor beheer en onderhoud van gemalen (middels Lichte Gemeenschappelijke Regelingen). Daarnaast werken we al veel samen met gemeenten op projectplanning, projectmanagement en informatiebeheer. Echter de schaal en het niet gestructureerde karakter leiden bij het WBL niet tot substantiële inkomsten c.q. kostenverlagingen. Zowel de schaal (middels een hoger ambitieniveau, met name op beheer en onderhoud van rioleringen) als een gestructureerde aanpak zullen leiden tot substantiële kostenverlagingen in de orde zoals aangegeven bij het Bestuursakkoord Water. Alleen bij een gestructureerde aanpak (kwaliteitsgaran-
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 11
ties) is het realistisch om van gemeenten te verwachten dat ze een deel van de besparingen doorgeven aan het WBL (en dus de waterschappen).
2.2
Financiële gevolgen 2013-2017 van uitvoeringsbeleid Waterschapsbedrijf
2.2.1
Gehanteerde kwantitatieve uitgangspunten (rekenuitgangspunten)
Voor de jaren van de meerjarenraming worden de volgende kwantitatieve uitgangspunten gehanteerd, voor het doorrekenen van de kostenontwikkeling en de raming van de eigen baten :
inflatie loonkosten rente kort rente lang
2013
2014
2015
2016
2017
2,0% 2,0% 1,5% 4,0%
2,0% 2,0% 1,5% 4,0%
2,0% 2,0% 2,0% 4,5%
2,0% 2,0% 2,0% 4,5%
2,0% 2,0% 2,5% 5,0%
Hierbij dient te worden aangetekend dat over de posten: kapitaallasten, energie en laboratorium, geen inflatie wordt berekend. De inflatiecorrectie heeft daardoor betrekking op 44% (= € 30,7 mln) van het begrotingstotaal, waarvan het aandeel personeelslasten € 11,4 mln bedraagt. De inflatiecorrectie bij personeelslasten wordt daarbij voor een groot deel opgesoupeerd door de relatief sterker stijgende sociale lasten. Voor een uitgebreidere toelichting op de rekenuitgangspunten zie bijlage 1.
2.2.2 2.2.2.1
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2013-2017 Wat gaan we investeren
Het meerjareninvesteringsprogramma (MIP 2013-2017) is verkort weergegeven (naar de BBP beleidsproducten) in paragraaf 4.2. Vorig jaar is het investeringsvolume opnieuw bepaald en is een structurele verlaging van € 1,5 mln doorgevoerd. Het normatieve investeringsniveau werd daarmee bepaald op € 32,5 mln (prijspeil 2011), te verhogen met de geplande investeringsuitgaven voor het project thermische drukhydrolyse rwzi Venlo (2011 = + € 2,0 mln, 2012 = + € 3,0 mln en 2013 = + € 0,4 mln), een en ander conform het besluit van het Algemeen Bestuur d.d. 31-5-2010. Bij de onderhavige MJR is het investeringsvolume opnieuw beoordeeld, dit op grond van een tweetal van belang zijnde ontwikkelingen. Enerzijds het streven om te komen tot verlaging van de kosten door de bestaande installaties langer resp. zo lang mogelijk in bedrijf te houden en anderzijds een beweging naar een ander zuiveringsconcept – modulair van opzet – waarmee naar de toekomst toe een grotere flexibiliteit wordt gecreëerd om in te kunnen spelen op nieuwe technologische ontwikkelingen (zie verder de paragraaf Bouwen en Renoveren). In het onderhavige MIP is ten behoeve van de investeringsplanning en de berekening van de kapitaallasten geanticipeerd op de bovenstaand vermelde ontwikkelingen. Omdat de eventuele realisatie van een Modulaire Duurzame Rwzi (MDR) niet binnen de planperiode van het nieuwe MIP plaatsvindt, kenmerkt het nieuwe MIP zich vooral door het uitstellen van investeringen en het doen van onderhoudsinvesteringen om de installaties aan wet- en regelgeving te laten voldoen.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 12
Het investeringsniveau is daardoor gedaald naar € 25 mln per jaar voor de planperiode, verhoogd met de investeringen verbonden aan de bestaande besluitvorming met betrekking tot de clustering van de rwzi’s Wijlre en Simpelveld (in het kader van het voldoen aan de KRW-richtlijnen. Het investeringsvolume in de periode 2013-2017 bedraagt daardoor gemiddeld € 29 mln per jaar.
2.2.2.2
Wat gaat het kosten
Specifieke ontwikkelingen in de periode 2010 - 2011 van invloed op de MJR Per 1-4-2011 is de verzelfstandiging van BsGW (Belastingsamenwerking voor Gemeenten en Waterschappen) een feit. Daarop anticiperend heeft het WBL-bestuur eind 2010 al een “splitsingsbegroting 2011” vastgesteld, die nu dient als referentiekader voor de ontwikkeling van de begroting. Op landelijk niveau zijn in 2010 afspraken gemaakt over bezuinigingen binnen de waterschapswereld. Het Bestuursakkoord Water poogt bezuinigingen en doelmatig/rationeel waterbeheer samen te brengen. De onderhavige MJR borduurt voort op de uitgangspunten die daartoe zijn behandeld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur d.d. 14-3-2011 en in deze MJR verder zijn uitgewerkt. De overige middels bestuursbesluiten vastgestelde maatregelen zijn in deze begroting / meerjarenbegroting verwerkt. Ontwikkeling totale kosten volgens de MJR (t.o.v. referentiejaar 2011) De kosten-/batenontwikkeling ziet er in de periode 2011-2017 als volgt uit. Referentie Bestuurs Begroting Begroting 2011 2013 kapitaallasten personeelslasten goederen en diensten van derden bijdragen aan derden toevoeging aan voorzieningen onvoorzien totaal lasten
gemiddeld begroot 2013-2017
Begroot 2017
stijging vergelijk met jaar 2017 stijging tov 2011 conform inflatie
34.210 11.910 29.314 141 176 130 75.881
30.604 11.453 27.476 147 78 282 70.040
33.672 12.287 28.581 155 81 302 75.079
36.233 13.057 30.006 162 84 321 79.863
5,9% 9,6% 2,4% 14,9% -52,3% 146,9% 5,2%
-6,7% -3,0% -10,3% 2,3% -64,9% 134,3% -7,4%
eigen baten incl. kapitaalbaten
3.371
3.600
3.579
3.643
8,1%
-4,5%
netto kosten - netto kapitaallasten - netto bedrijfsvoeringskosten
72.510 33.844 38.666
66.440 30.254 36.186
71.501 33.322 38.178
76.220 35.883 40.337
5,1%
-7,5%
bijdrage waterschappen exploitatie-saldo
72.510 0
66.440 0
71.501 0
76.220 0
5,1%
-7,5%
150,6
150,3
150,3
150,3
Personeelsformatie
Naar aanleiding van bespreking in het Dagelijks Bestuur van 7-5-2012 is besloten om voor de gehele planperiode uit te gaan van op jaarbasis sluitende begrotingen voor het WBL, waarbij het beheer van een egaliserende reserve volledig ligt bij de beide moederorganisaties. Het reservebeheer door de moederorganisaties zal er op gericht zijn om het fluctueren van de bijdrage aan het WBL tijdens de planperiode op te kunnen vangen. Volgens deze insteek daalt de bijdrage van de waterschappen met € 6,0 mln in 2013 ten opzichte van 2011, waarvan € 0,8 mln betrekking heeft op het vervallen van de specifieke bijdrage van de waterschappen voor de gezamenlijk uitbestede laboratoriumwerkzaamheden (het gezamenlijke contract loopt af in maart 2013). De waterschapsbijdrage bedraagt € 66,44 mln in 2013. In de opvolgende jaren
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 13
stijgt de waterschapsbijdrage tot € 76,22 mln in 2017 overeenkomend met een gemiddelde stijging van 1% per jaar ten opzichte van de bijdrage voor 2011 en 2012 (zie ook paragraaf 2.3.7). Ten opzichte van het begrotingsjaar 2011 stijgen in de planperiode de netto kosten van € 72,5 mln in 2011 naar € 76,2 mln in 2017. Een stijging met € 3,7 mln hetgeen overeenkomt met een stijging van 5,1%. Deze stijging van de netto kosten is 7,5% lager dan wanneer de kosten jaarlijks zouden zijn gecorrigeerd met de inflatie (jaarlijks + 2% = + 12,6% voor de periode 2011-2017). De stijging van de netto kosten bestaat voor € 2 mln uit een toename van de kapitaallasten (van € 33,8 mln in 2011 naar € 35,8 mln) en voor € 1,7 mln uit een toename van de bedrijfsvoeringkosten (van € 38,6 mln in 2011 naar € 40,3 mln in 2017). Zie ook onderstaande tabel resp. grafiek: Begroot 2011 33.844 38.666 72.510
bedragen x € 1.000 netto kapitaallasten netto bedrijfsvoeringkosten bijdrage ws-en procentuele stijging van de bijdrage
netto kapitaallasten
netto bedrijfsvoeringkosten
Begroot 2012 30.720 38.479 72.510
Begroot 2013 30.254 36.186 66.440
Begroot 2014 30.443 36.794 67.237 -7,3%
Begroot 2015 34.481 38.226 72.707 8,1%
Begroot 2016 35.551 39.348 74.899 3,0%
Begroot 2017 35.883 40.337 76.220 1,8%
bijdrage wsen
90.000 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Ontwikkeling kapitaallasten � In de planperiode 2013-2017 ten opzichte van 2011: De kapitaallasten worden bepaald door twee zaken: de investeringen in het verleden en de daaraan verbonden vrijval van kapitaallasten én de investeringen zoals geraamd voor de komende jaren. De kapitaallasten volgend uit de investeringen uit het verleden zijn nauwelijks te beïnvloeden (zie ook paragraaf 3.7). Als een gevolg van de ontwikkeling van een nieuw zuiveringsconcept en het zo lang mogelijk in bedrijf houden van bestaande installaties, is een verhoging van de afschrijfperiode vooralsnog niet aan de orde. Bij de nadere uitwerking van een nieuw zuiveringsconcept zal de afschrijfperiode een aandachtspunt zijn. Het verloop van de kapitaallasten in de planperiode (eerst dalend van 2011 naar 2012, 2013 en 2014 en vervolgens weer stijgend vanaf 2015. Het niveau stabiliseert zich op € 35,5 mln in de opvolgende jaren. Deze ontwikkeling is het gevolg van: o het beëindigen van de droogactiviteiten te Hoensbroek ultimo 2011 en het wegvallen van 2011 op 2012 van de afschrijving ineens als gevolg van het amoveren van de droger Venlo en van de versnelde afschrijving van onderhoudsinvesteringen op droger Hoensbroek, hetgeen in 2012 leidt tot ca. € 1,8 mln lagere kapitaallasten;
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 14
o
de verdere beperking van het investeringsvolume van jaarlijks € 32,5 mln naar jaarlijks gemiddeld € 29 mln gedurende de planperiode. In de periode 2011-2017 bedraagt de stijging van de kapitaallasten 5,9% (deze stijging is 6,7% lager dan de stijging overeenkomend met de inflatie). De kapitaallasten van nieuwe investeringen zijn in 2013 en 2014 lager resp. in de jaren 2016 en 2017 hoger dan de vrijval van kapitaallasten van de historische investeringen (zie ook paragraaf 3.7 Kapitaallasten). Door de vermindering van het investeringsvolume in combinatie met gehanteerde lagere rentepercentages, nemen de rentelasten in de planperiode af met gemiddeld € 0,75 mln ten opzichte van 2011.
� Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8) blijken de kapitaallasten lager te zijn; dit geldt met name voor de rentelasten. Verklaring daarvoor is dat door de verlaging van het investeringsvolume t.o.v. vorige MJR in combinatie met gehanteerde lagere rentepercentages de rentelasten afnemen met gemiddeld € 3 mln per jaar. De afschrijvingskosten zijn ten opzichte van de vorige meerjarenraming slechts marginaal gewijzigd. Dit wordt veroorzaakt doordat aan de investeringen voor het langer in bedrijf houden van de installaties een kortere afschrijvingsduur is gekoppeld dan bij vervanging en nieuwbouw.
Personeelslasten � In de periode 2013-2017 ten opzichte van 2011 Allereerst valt op dat de personeelslasten in 2013 ten opzichte van 2011 afnemen, bij een nagenoeg gelijkblijvende formatie: o de salarisontwikkeling blijft achter door de optredende nullijn in de jaren 2010 en 2011 alsmede door het feit dat relatief veel medewerkers inmiddels de eindperiodiek van hun functieschaal hebben bereikt; o de sociale lasten zijn daarentegen gestegen met ca. 4% in 2013 t.o.v. 2011; o de raming voor inhuur van personeel van derden neemt met € 0,14 mln af, voornamelijk door het omzetten van de inhuur van tijdelijk personeel naar personeel in loondienst voor onderhoud/beheer van gemeentelijke gemalen (DB-besluit 9-5-2011). Voor de ontwikkeling van de personeelslasten in de planperiode 2013-2017 is relevant dat voor de jaren 2013 en verder de reguliere inflatie van jaarlijks 2% wordt gehanteerd; Als gevolg van bovenstaande effecten stijgen de personeelslasten in de periode 2011-2017 met 9,6% (deze stijging is 3% lager dan de stijging overeenkomend met de inflatie). � Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8) In de nu voorliggende meerjarenraming nemen de jaarlijkse personeelslasten af met gemiddeld € 0,1 mln ten opzichte van de vergelijkbare jaren in de MJR 2012-2016: o de post salarissen is in vergelijking met de vorige MJR gedaald, echter deze daling wordt teniet gedaan door de stijging die bij de sociale lasten is opgetreden; o de post personeel voor derden is gedaald met € 0,14 mln per jaar ten opzichte van vorige MJR, voornamelijk door het omzetten van de inhuur van tijdelijk personeel naar personeel in loondienst voor onderhoud/beheer van gemeentelijke gemalen (DB-besluit 9-5-2011). Ten opzichte van de vorige MJR is de formatie per saldo met 1 fte toegenomen. De volgende wijzigingen in de formatie zijn opgenomen: o het omzetten van de inhuur van tijdelijk personeel naar personeel in loondienst voor onderhoud/beheer van gemeentelijke gemalen (toename met 2 fte vanaf 2012 overeenkomstig DB-besluit 9-5-2011); o een budgettair en formatief neutrale overheveling van 2 fte van unit Operations naar de unit IT en Product-, Procesontwikkeling;
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 15
o o
een budgettair en formatief neutrale overheveling van 0,15 fte van unit Operations naar de unit Human Resource Management; het verminderen van de formatie met 1 fte bij de unit Financiën, Planning, Concerncontrol.
Kosten van goederen en diensten van derden � In de planperiode 2013-2017 ten opzichte van 2011 De kosten van goederen en diensten van derden stijgen in de planperiode met 2,4% ten opzichte van het referentiejaar 2011 (deze stijging is 10,3% lager dan de stijging overeenkomend met de inflatie). In de planperiode treden de volgende effecten op: � kostendalingen doen zich voor op de volgende posten: - de energielasten dalen van € 10,1 mln in 2011 naar € 8,4 mln in 2017, een daling met ca. 17,3%. De daling doet zich zowel voor bij elektriciteit als bij de gaskosten. Oorzaken voor de lagere ramingen van elektriciteit vanaf 2013 zijn de ingebruikname van de thermische drukhydrolyse te Venlo en de nieuwe warmtekrachtkoppeling te Wijlre. De lagere gasbegroting is het gevolg van het sluiten van de slibdroger Hoensbroek in 2012 en optimalisatiemaatregelen bij diverse slibontwateringen, waardoor de droogkosten bij Susteren dalen. Verder zijn de kosten van de geplande verbruiken vanaf 2014 berekend op prijspeil 2014 (dus zonder rekening te houden met inflatie); - de post belastingen zal in 2017 naar verwachting 7,5% lager uitkomen dan het begrotingsbedrag 2011, door de aangepaste ramingen voor de post verontreinigingsheffing rijkswateren; - de post duurzame gebruiksgoederen wordt circa 15% naar beneden bijgesteld. Dit betreft met name de post aanschaf hard-/software automatisering, waarvan de kosten naar verwachting zullen gaan dalen; - de post huren en rechten is met circa 42% naar beneden bijgesteld. Dit betreft de lagere raming voor kopieerkosten als gevolg van het gebruik van iPad’s voor bestuursvergaderingen (hiervoor hoeven geen vergaderstukken meer gekopieerd te worden); � de kosten nemen toe op de volgende posten: - de post verzekeringen kent met 50% een opvallend hoge kostenstijging. Dit komt doordat met ingang van 2012 een nieuwe begrotingspost WGA (= werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten) van ca. € 20.000 is opgevoerd en hogere kosten verbonden aan verzekering motorvoertuigen; - overige gebruiks- en verbruiksgoederen nemen toe met 63%. Oorzaak zijn de kosten voor chemicaliënverbruik die als gevolg van een sterke stijging van de grondstoffenprijs, de besloten maatregelen om te voldoen aan de KRW-richtlijnen en een aangepaste dosering ter verbetering van het ontwateringsresultaat, nu ca. € 1,5 mln hoger worden geraamd; - de posten onderhoud door derden en overige diensten door derden nemen per saldo toe met 13,1% en zijn daarmee 0,5% hoger dan de inflatiecorrectie. Op deze posten zijn vele mutaties geweest als gevolg van het in bedrijf nemen van de thermische drukhydrolyse Venlo, het aanbestedingsresultaat op de afzet van ontwaterd slib, hogere transportkosten door centralisatie slibontwateringen. De toename t.o.v. 2011 wordt verklaard uit het ten laste van de exploitatie realiseren van elk jaar terugkerend onderhoud aan het kantoorgebouw (jaarlijks € 90.000); kosten die voorheen als investering werden aangemerkt echter vanwege het jaarlijks terugkerend karakter als exploitatie-uitgave dienen te worden opgevoerd. � Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8) In de vorige MJR werd er vanuit gegaan dat de totaalkosten voor goederen en diensten van derden zouden dalen van € 29,3 mln in 2011 tot € 29,0 mln (0,2%) in 2016. In de nu voorliggende MJR stijgen de kosten voor goederen en diensten door derden tot € 30 mln in 2017. Een
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 16
aantal bovenstaand toegelichte verschillen ten opzichte van de raming in 2011 is ook valide ter verklaring van de gewijzigde kostenontwikkeling ten opzichte van de vorige MJR: � de kosten voor energieverbruik dalen met gemiddeld € 0,6 mln per jaar door de ingebruikname van de thermische drukhydrolyse te Venlo en de nieuwe warmtekrachtkoppeling te Wijlre; � de posten onderhoud door derden en overige diensten door derden nemen per saldo toe met gemiddeld € 0,4 mln per jaar. Op deze posten zijn vele mutaties geweest als gevolg van het in bedrijf nemen van de thermische drukhydrolyse Venlo, het aanbestedingsresultaat op de afzet van ontwaterd slib, hogere transportkosten door centralisatie slibontwateringen, verlaging laboratoriumkosten met het aandeel van de waterschappen door aflopen gezamenlijk contract met extern laboratorium, het ten laste van de exploitatie realiseren van elk jaar terugkerend onderhoud aan het kantoorgebouw welke voorheen als investering werden aangemerkt; � de post overige gebruiks- en verbruiksgoederen stijgt met € 0,5 mln resp. met € 1,3 mln in 2013-2017 met als voornaamste oorzaak de kosten voor chemicaliënverbruik. Deze stijgen als gevolg van een sterke stijging van de grondstoffenprijs, door de besloten maatregelen om te voldoen aan de KRW-richtlijnen op de installaties Wijlre, Rimburg, Kaffeberg en Venray en door een aangepaste dosering ter verbetering van het ontwateringresultaat; � de post duurzame gebruiksgoederen daalt t.o.v. de vorige MJR met gemiddeld € 60.000. Dit betreft met name de post aanschaf hard-/software automatisering, waarvan de kosten naar verwachting gaan dalen; � de post belastingen daalt t.o.v. de vorige MJR met gemiddeld € 65.000 door de aangepaste ramingen voor de post verontreinigingsheffing rijkswateren; � de post huren en rechten daalt t.o.v. de vorige MJR met gemiddeld € 100.000. Dit betreft de lagere raming voor kopieerkosten als gevolg van het gebruik van iPad’s voor bestuursvergaderingen (hiervoor hoeven geen vergaderstukken meer gekopieerd te worden);
Kosten van bijdragen aan derden � In de planperiode 2013-2017 t.o.v. 2011 De kosten verbonden aan bijdragen aan derden stijgen in de planperiode enkel overeenkomstig de toegestane inflatie van jaarlijks 2%. � Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8) De ramingen voor de kosten van bijdragen aan derden komen overeen met de ramingen volgens de vorige MJR.
Kosten van toevoegingen aan voorzieningen + onvoorzien � In de planperiode 2013-2017 t.o.v. 2011 o De kosten verbonden aan toevoegingen aan voorzieningen stijgen in de planperiode enkel overeenkomstig de toegestane inflatie van jaarlijks 2%. o De raming voor de post onvoorzien bedraagt gedurende de planperiode steeds 0,4% van het begrotingstotaal. Deze post bedraagt € 321.000 in 2017. � Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8) De toevoeging aan de voorziening mobiliteit wijkt niet af van de raming in de vorige MJR. De raming voor onvoorzien is in de jaren 2013-2017 qua omvang lager (ca. € 10.000 per jaar) dan de raming in de vorige MJR, veroorzaakt door het lagere totaalbedrag van de kostenbegroting.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 17
Ontwikkeling van de eigen baten De eigen baten van het WBL zijn de baten die worden gerealiseerd los van de begrotingsbijdrage die wordt ontvangen van de waterschappen. De eigen baten zijn incl. de vergoeding van samenwerking in de afvalwaterketen (onderhoud/beheer van gemalen voor gemeenten). � In de planperiode 2013-2017 t.o.v. 2011 De eigen baten blijven in de planperiode 2013-2017 nagenoeg gelijk. De toename met gemiddeld € 0,5 mln is het saldo van de volgende wijzigingen t.o.v. het referentiejaar 2011: o
o
het omslaan van een dividendopbrengst door deelname in BioMill van € 0,2 mln in 2011 naar een verlies van € 0,1 mln vanaf 2014 door het niet verlengen van contracten door leveranciers van gedroogd slib aan BioMill; de baten voor goederen en diensten aan derden stijgen van € 1,2 mln in 2011 naar ca. € 1,7 mln in 2014 en volgende jaren, met name door de hogere opbrengst voor onderhoud IBA’s voor gemeenten (doordat uitgegaan wordt van doorberekening van alle gemaakte kosten) alsook door de hogere raming voor onderhoud/beheer van gemalen voor
o
gemeenten; de hogere raming voor geactiveerde lasten (administratieve toerekening van personele lasten en rentelasten aan investeringsprojecten van Bouwen en Renoveren). Deze stijgt van € 1,6 mln in 2011 naar € 1,9 mln in 2017 en is het gevolg van een hogere urenbesteding aan projecten (minder inhuur van derden op projecten).
� Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8) Ten opzichte van de vorige MJR is sprake van een toename van de opbrengsten met gemiddeld € 0,3 mln per jaar. De verklaring voor deze toename is als volgt: o het omslaan van een dividendopbrengst door deelname in BioMill van € 0,2 mln per jaar naar een verlies van € 0,1 mln vanaf 2014 (loopt door tot 1-7-2018) door het niet verleno
o
gen van contracten door leveranciers van gedroogd slib aan BioMill; hogere baten voor goederen en diensten aan derden ad gemiddeld € 0,45 mln per jaar door met name de hogere opbrengst voor onderhoud IBA’s voor gemeenten alsook door de hogere raming voor onderhoud/beheer van gemalen voor gemeenten; de hogere raming voor geactiveerde lasten (administratieve toevoeging van personele lasten en rentelasten aan bouwprojecten) ad gemiddeld € 0,13 mln per jaar ten gevolge van een hogere urenbesteding aan projecten (minder inhuur van derden op projecten).
Ontwikkeling van de bijdrage van de waterschappen � In de planperiode 2013-2017 t.o.v. 2011 De bijdrage van de waterschappen is per 2013 verlaagd naar € 66,44 mln welk niveau overeenkomt met het niveau van de netto kosten in 2013. Deze verlaging is inclusief een verlaging met € 0,8 mln door het vervallen van de specifieke bijdrage voor de laboratoriumwerkzaamheden (door het aflopen van het gezamenlijke contract met een extern laboratorium per maart 2013). Voor de gehele planperiode is gerekend met een sluitende begroting, waardoor in jaar 2017 de bijdrage 5,1% hoger is dan die in jaar 2011 (is 7,5% lager dan de inflatiecorrectie). � Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8) Zie bovenstaande tekst omtrent het effect ten opzichte van jaar 2011.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 18
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2013-2017 + Begroting 2013 Totaal WBL Omschrijving
Rekening 2011
Begroot 2012 (*) mutatie
Begroot 2013
Meerjarenraming 2014 2015 2016
2017
(bedragen x € 1.000) LASTEN Rentelasten Afschrijving Totaal kapitaallasten Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten Geactiveerde lasten: bouwrente Onttrekking aan voorziening TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN
9.177 23.961 33.138 7.375 1.703 563 536 95 10.272 349 2.829 9.140 140 130 687 8.764 7.283 29.322 0 88 88 176 0 176 72.996
9.468 21.602 31.070 8.302 1.835 600 421 176 11.334 352 2.581 8.922 217 123 670 8.399 8.355 29.619 0 144 144 77 293 370 72.537
-633 167 -466 -61 172 35 -25 -2 119 -41 312 -849 -107 8 65 309 -1.840 -2.143 0 3 3 1 -11 -10 -2.497
8.835 21.769 30.604 8.241 2.007 635 396 174 11.453 311 2.893 8.073 110 131 735 8.708 6.515 27.476 0 147 147 78 282 360 70.040
9.318 21.475 30.793 8.639 2.102 648 404 178 11.971 317 2.951 7.913 111 135 752 8.847 6.470 27.496 0 152 152 80 284 364 70.776
10.585 24.246 34.831 8.884 2.164 661 412 182 12.303 323 3.402 8.020 113 139 766 9.272 6.521 28.556 0 156 156 81 307 388 76.234
10.871 25.030 35.901 9.144 2.229 673 420 186 12.652 331 3.753 8.151 115 141 782 9.463 6.637 29.373 0 159 159 83 316 399 78.484
11.050 25.183 36.233 9.454 2.296 688 429 190 13.057 337 3.827 8.382 117 143 798 9.648 6.754 30.006 0 162 162 84 321 405 79.863
464 47 1.519 11 1.467 542 0 4.050
67 25 1.446 0 1.450 350 0 3.338
11 27 195 0 29 0 0 262
78 52 1.641 0 1.479 350 0 3.600
-62 53 1.689 0 1.509 350 0 3.539
-134 54 1.718 0 1.539 350 0 3.527
-138 55 1.748 0 1.570 350 0 3.585
-142 56 1.778 0 1.601 350 0 3.643
68.946
69.199
-2.759
66.440
67.237
72.707
74.899
76.220
- netto kapitaallas ten - netto bedrijfsvoerings kos ten
32.393
30.720
-466
30.254
30.443
34.481
35.551
35.883
36.553
38.479
-2.293
36.186
36.794
38.226
39.348
40.337
BIJDRAGE WATERSCHAPPEN
72.510
72.510
-6.070
66.440
67.237
72.707
74.899
76.220
3.564
3.311
-3.311
0
0
0
0
0
150,60
150,31
0,00
150,31
150,31
150,31
150,31
150,31
RESULTAAT PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
(*) Dit betreft de gewijzigde (actuele) begroting 2012
Ontwikkeling tijdens planperiode t.o.v. voorafgaand jaar
Netto kapitaallasten Netto bedrijfsvoeringkosten Bijdrage waterschappen
Waterschapsbedrijf Limburg
Begroot 2011
Begroot Begroot 2012 (*) 2013
-9,2% -0,5% 0,0%
-1,5% -6,0% -8,4%
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
Meerjarenraming 2014 2015 2016
0,6% 1,7% 1,2%
13,3% 3,9% 8,1%
3,1% 2,9% 3,0%
blz. 19
2017
0,9% 2,5% 1,8%
2.3
Beschouwing bij de Begroting 2013
2.3.1
De ontwikkelingen sinds het begrotingsjaar 2012
In deze paragraaf dient aandacht te worden besteed aan: �
de externe en interne ontwikkelingen die zich sinds het vaststellen van de vorige begroting hebben voorgedaan
�
afwijkingen van uitgangspunten en grondslagen zoals deze voor de vorige begroting zijn gehanteerd
� belangrijke afwijkingen ten opzichte van de cijfers in de meerjarenraming Het maken van een vergelijking met de meerjarenraming is vanwege het behandelen van beide stukken in een vergadering niet opportuun. Resteert een vergelijking met het voorgaande begrotingsjaar. Relevante ontwikkelingen sinds de vorige begroting: �
laboratorium; de meerjarige overeenkomst met het externe laboratorium voor de gezamenlijke organisaties WRO, WPM en WBL loopt af in maart 2013. Bij het afsluiten van een nieuwe overeenkomst op grond van een Europese aanbesteding wordt voor elke organisatie apart een contract afgesloten. Het aandeel voor WRO en WPM (totaal € 0,8 mln) wordt in mindering gebracht op zowel de kosten als op de bijdrage van de waterschappen;
�
de afzet ontwaterd slib van ontwaterd slib is significant goedkoper geworden door een Europese aanbesteding in 2012 (ca. € 0,5 mln per jaar);
�
op grond van de door WRO en WPM gestelde effluenteisen in relatie tot de kaderrichtlijn water zijn de kostengevolgen opgenomen voor de rwzi’s Wijlre, Rimburg, Kaffeberg en Venray;
�
door de ontwikkeling van de energieprijzen (stijging energieprijs ingekocht voor 2013 gevolgd door een prijsdaling voor 2014) wordt in 2013 een inkoopnadeel bereikt. Voor 2014 t/m 2017 zijn de inkoopprijzen op het niveau van 2012;
�
het WBL verricht het onderhoud en beheer voor IBA’s in eigendom van gemeenten. Anders dan in voorgaande jaren wordt uitgegaan van volledige doorberekening van gemaakte kosten.
In de toelichtingen van de diverse units wordt hier zo nodig verder op ingegaan. Uitgegaan is van de met de waterschappen afgestemde technische uitgangspunten waarbij voor 2013 een inflatiepercentage van 2% is gehanteerd. Uitzondering hierop vormt de inflatiecorrectie op de energiekosten; omdat voor het grootste deel van de energiebehoefte de prijzen 2013 al middels inkoopafspraken zijn vastgezet. Wat betreft het investeringsniveau is uitgegaan van € 29 mln (prijspeil 2012) zijnde het verlaagde niveau voor investeringen (gemiddeld € 25 mln per jaar (prijspeil 2012)) in het perspectief van het in ontwikkeling zijnde nieuwe zuiveringsconcept, verhoogd met de reeds besloten investering voor clustering van de rwzi’s Wijlre en Simpelveld (totaal ca. € 21 mln over 5 jaar). Ten opzichte van 2012 dalen de kapitaallasten met € 0,5 mln door de lagere rentelasten als gevolg van de lagere investeringsuitgaven dan gepland in 2011 in combinatie met het voor 2013 gehanteerde lagere rentepercentage voor leningen. De personeelslasten stijgen met € 0,1 mln. De salariskosten alsmede de sociale lasten zijn ten behoeve van deze begroting opnieuw berekend, waarbij is gebleken dat de salarislasten achterblijven ten opzichte van de raming voor 2012 echter dat de sociale lasten gestegen zijn ten opzichte de ra-
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 20
ming voor het vorige jaar. De lagere salarislasten is te verklaren uit het feit dat in 2012 (evenals in 2010 en 2011) de nullijn is gehanteerd alsmede door het feit dat relatief veel medewerkers inmiddels de eindperiodiek van hun functieschaal hebben bereikt. De formatie is ten opzichte van 2012 gelijk gebleven. Zie voor een uitgebreidere toelichting de pagina’s 15.
2.3.2
Uitgangspunten en normen
Voor het begrotingsjaar 2013 wordt gerekend met een inflatiepercentage van 2% over de directe kosten en een stijging van de loonkosten met eveneens 2%. Daarnaast wordt voor de loonkosten nog beperkt rekening gehouden met het effect van periodieke verhogingen. Het rentepercentage voor het jaar 2013 wordt gesteld op 4% (tegen 4,75% voor 2012). Voor een uitgebreidere toelichting op de rekenuitgangspunten zie bijlage 1.
2.3.3
Incidentele baten en lasten
Bij een vergelijking van de begrotingsjaren 2012 en 2013 dient rekening te worden gehouden met de onderstaande incidentele componenten: In de begrotingsjaren zijn de volgende eenmalig optredende lasten en baten opgenomen: �
Vergelijking Lasten 2013 met lasten 2012: o Er zijn geen incidentele componenten opgenomen.
�
Vergelijking Baten 2013 met baten 2012: o
Er zijn geen incidentele componenten opgenomen.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 21
2.3.4
Kostentoerekening
Alle netto kosten binnen het Waterschapsbedrijf – incl. de kosten van ondersteuning - worden toegerekend aan de taak zuiveringsbeheer. Uitgangspunt voor de kostentoerekening is dat de kosten worden toegerekend naar rato van het aandeel van de kosten dat betrekking heeft op de betreffende kostendrager. Hieruit resulteert de volgende verdeling : Zuivering beheer
Planvorming Eigen plannen
100%
Bouw en exploitatie zuiveringstechnische werken Getransporteerd afvalwater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib
100% 100% 100%
Beheersing van lozingen Vergunningen en meldingen Handhaving Rioleringsplannen en subsidies lozingen
100% nvt 100%
Bestuur en externe communicatie Bestuur Externe communicatie
100% nvt
Dekkingsmiddelen Onvoorzien
2.3.5
100%
Onttrekkingen aan ‘overige bestemmingsreserves’ en voorzieningen
Er vindt ten behoeve van de Begroting 2013 geen onttrekking plaats aan ‘overige bestemmingsreserves’ en voorzieningen.
2.3.6
Waterschapsbelastingen
Het Waterschapsbedrijf is een uitvoeringsorganisatie en is als zodanig ondersteunend aan de activiteiten van de Waterschappen Roer en Overmaas resp. Peel en Maasvallei. Deze beide all-in waterschappen stellen de tarieven voor de waterschapsbelastingen vast. De opbrengsten van het Waterschapsbedrijf bestaan naast de eigen baten uit de verplichte bijdragen van de beide waterschappen. Overeenkomstig het voorstel aan het Dagelijks Bestuur van het WBL daalt in onderhavige Begroting 2013 de bijdrage door de beide waterschappen met € 6,07 mln naar € 66,44 mln (incl. de correctie voor de specifieke bijdrage voor laboratoriumwerkzaamheden).
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 22
2.3.7
Reservepositie: het weerstandvermogen en de ontwikkeling van de Netto kosten
Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de middelen en mogelijkheden waarover de organisatie beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten en risico’s van materiële betekenis te dekken. Ultimo 2012 beschikt het WBL over een algemene reserve ad € 2,7 mln ter dekking van de in 2012 geïnventariseerde risico’s (overeenkomstig AB-besluit). De bedrijfsreserve WBL is per 1-1-2012 opgeheven (besluit AB 30-5-2012) waarbij het saldo werd afgedragen aan de beide waterschappen. Naar aanleiding van bespreking van in het Dagelijks Bestuur van 7-5-2012 is besloten om voor de gehele planperiode uit te gaan van op jaarbasis sluitende begrotingen voor het WBL, waarbij het beheer van reserves – met uitsluiting van de algemene reserve - volledig ligt bij de beide moederorganisaties. Het reservebeheer door de moederorganisaties zal er op gericht zijn om het fluctueren van de bijdrage aan het WBL tijdens de planperiode op te kunnen vangen. De noodzaak tot het aanhouden van weerstandsvermogen door het WBL, wordt door dit uitgangspunt gereduceerd tot het aanhouden van een algemene reserve ter dekking van niet begrote kosten en risico’s van materiële omvang. Om inzicht te bieden in de mate van fluctuatie van de netto kosten van het WBL resp. de bijdrage van de waterschappen over een langere periode dan de onderhavige meerjarenraming, is de ontwikkeling van de netto kosten en dus ook die van de waterschapsbijdrage berekend over een periode van 10 jaar. De geschetste ontwikkeling is zowel in onderstaande tabel als ook grafisch weergegeven. Totaal WBL
Rekening 2011
Begroot Begroot 2012 (*) 2013
Meerjarenraming 2014 2015 2016
2017
Meerjarenraming 2018 2019 2020
2021
2022
(bedragen x € 1.000) Netto kapitaallasten Netto bedrijfsvoeringkosten Bijdrage waterschappen Exploitatie-resultaat Afgedragen aan waterschappen Bedrijfsreserve WBL (per ultimo)
netto kapitaallasten
32.393 36.553 72.510 3.564
30.720 38.479 72.510 3.311
30.254 36.186 66.440 0
30.443 36.794 67.237 0
34.481 38.226 72.707 0
35.551 39.348 74.899 0
35.883 40.337 76.220 0
35.743 40.689 76.432 0
34.816 41.040 75.856 0
35.100 41.474 76.574 0
34.818 41.910 76.728 0
35.067 42.359 77.426 0
3.564 1.000
4.311 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
netto bedrijfsvoeringkosten
bijdrage wsen
90.000 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 2011
2012 2013 2014
Waterschapsbedrijf Limburg
2015 2016
2017 2018 2019
2020 2021 2022
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 23
2.3.8
Financiering
2.3.8.1
Treasury-paragraaf (financieringsparagraaf)
Het actuele Financieringsstatuut van het WBL is vastgesteld in de AB-vergadering van 8-12-2010. Het statuut is gebaseerd op het landelijke conceptmodel. Voor de financiële bedrijfsvoering van het Waterschapsbedrijf is daarbij met name van belang dat de comptabiliteitsvoorschriften zijn vervangen door het BBVW (Bepalingen Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen) waarbij een zwaarder accent op rechtmatigheid wordt gelegd. Daartoe is het statuut afgestemd op het vigerende delegatiebesluit van het Algemeen Bestuur en op de daarvan afgeleide mandaatbesluiten. Tevens wordt een nadere invulling gegeven aan de uitoefening van de financieringsfunctie (opgedragen aan het Dagelijks Bestuur bij “Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Waterschapsbedrijf Limburg”). Verplicht dient in de begroting en de jaarrekening - in de treasuryparagraaf - verslag te worden gedaan van de uitvoering van het treasurybeleid, bedoeld voor het sturen en beheersen van, verantwoorden over en toezicht houden op de treasury. De treasury-onderwerpen in deze begroting zijn de volgende: A. Ontwikkelingen met invloed op de treasuryfunctie en het treasurybeleid
B.
A.1 Ontwikkelingen binnen en buiten het waterschap A.2 Relatie met de meerjarenraming A.3 Rentevisie / rentegevoeligheid Treasurybeheer B.1 Het risicobeheer B.2 Bepaling van de financieringsbehoefte 2013 B.3 Kas- en liquiditeitenbeheer
A.
Ontwikkelingen met invloed op de treasuryfunctie en het treasurybeleid
A.1 Ontwikkelingen binnen en buiten het waterschap Het Waterschapsbedrijf haalt haar financiering niet uit de opgelegde belastingaanslagen, maar verkrijgt deze door ontvangst van maandelijkse bijdragen afkomstig van de beide all-in waterschappen op basis van de voor het WBL vastgestelde begroting. Het WBL blijft echter een zelfstandige organisatie die het eenmaal toegewezen budget zelfstandig besteedt en wanneer nodig zelfstandig geldleningen afsluit. In de meest recente raming, d.d. 20 maart 2012, verwacht het Centraal Planbureau dat de huidige economische recessie voortduurt tot de tweede helft van 2012 en dat na 2012 sprake is van een matig herstel van de economie. Kernpunten van de CPB-raming zijn: � de Nederlandse economie zal de periode 2012-2015 matig presteren, door een combinatie van oplopende werkloosheid en lage (gezins-)consumptie als gevolg van hogere pensioenpremies, lagere pensioenuitkeringen, restrictief overheidsbeleid en dalende huizenprijzen; � het begrotingstekort (EMU saldo) in 2013 komt afgerond uit op 4,6 procent van het bruto binnenlands product (bbp); � voor 2012 wordt een krimp verwacht van ¾ procent bbp. In de jaren daarna volgt naar verwachting licht herstel: 1¼ procent bbp-groei in 2013, 1½ procent in 2014 en 2015;
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 24
� tegelijkertijd neemt de mediane koopkracht af en loopt de werkloosheid op, met een piek van 545.000 in 2013; � de geraamde staatsschuld (EMU-schuld) stijgt naar 76% van het bbp in 2015; � een lichtpunt voor de Nederlandse export is dat de wereldhandel voorzichtig aantrekt en dat de Duitse economie zich positief ontwikkelt; � de verwachting is dat de economie pas in 2014 groter is dan in het eerste kwartaal van 2008. Een zesjarige periode waarin per saldo geen economische groei plaatsheeft, is in Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer voorgekomen; � de onzekerheden omtrent deze ontwikkelingen zijn vooralsnog groot. Naast de eventuele begrotingsaanpassingen in Nederland is de grootste onzekere factor de ontwikkeling van de Europese schuldencrisis. Door ingrijpen van de Europese Centrale Bank lijkt de situatie voor het moment stabieler, maar het onderliggende probleem van de zwakke Europese financiële sector is daarmee niet opgelost, hetgeen negatief kan uitwerken op de reële economie. A.2 Relatie met de meerjarenraming Het uitgewerkte begrotingsjaar 2013 vormt de eerste jaarschijf van de meerjarenbegroting. In de hoofdstukken 2 en 3 is uitgebreid aandacht besteed aan de door het WBL te volgen strategie. De financiële consequenties daarvan zijn zo veel als mogelijk in Begroting 2013 en MJR 2013-2017 opgenomen. Voor 2013 en volgende jaren zijn in overleg met WRO en WPM uitgangspunten opgenomen omtrent de ontwikkeling van inflatie, loonkostenstijging en rentestanden. Bij de investeringsramingen voor de komende jaren wordt gestreefd naar een stabiel uitgavenniveau, hetgeen een nivellerend effect zal hebben op de ontwikkeling van de kapitaallasten. Verwezen wordt o.a. naar paragraaf 2.2.2.1. Indien nodig zullen nieuwe geldleningen worden aangetrokken. De laatst aangetrokken geldlening, december 2011, bedroeg € 18 mln, aflossing 20 jaar lineair, rente 3,08% met na 10 jaar een herziening van het rentetarief.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 25
De reserves Het WBL heeft met ingang van 2011 een tweetal reserves, elk met zijn eigen functie. 1. De bedrijfsreserve met als doel om de fluctuaties in de exploitatiesaldi over de jaren heen te kunnen opvangen. Dit impliceert in feite dat deze reserve uiteindelijk naar een € 0-saldo dient te tenderen. In paragraaf 2.3.7 is aangegeven dat het vormen van een dergelijke reserve niet meer bij het WBL plaats vindt maar bij de beide moederorganisatie (WRO en WPM). Voor alle jaren van de planperiode wordt nu uitgegaan van een sluitende begroting met reservevorming bij de beide waterschappen. Overeenkomstig besluitvorming door het AB van 30-5-2012 is deze reserve opgeheven en werd het saldo afgedragen aan de beide waterschappen. 2. De algemene reserve welke overeenkomt met het bedrag van de geïnventariseerde risico's bij een veronderstelde kans van optreden van 10% voor de categorie middelgrote risico's. De geïnventariseerde risico’s worden jaarlijks geëvalueerd en dientengevolge ook de benodigde hoogte van de algemene reserve. Op basis van de in 2011 uitgevoerde risicoinventarisatie is de algemene reserve voor 2011 bepaald op € 2.700.000, hetgeen ook het in deze meerjarenraming gehanteerde niveau is. Reservetekorten zullen worden aangevuld door de beide integrale waterschappen.
A.3 Rentevisie / rentegevoeligheid De in 2013 gehanteerde rentevoet voor af te sluiten geldleningen (normaliter met een looptijd van 20 jaar) bedraagt 4,0%. Voor kortlopende financieringsbehoefte (rekeningcouranttegoeden) wordt in 2013 een rentevoet van 1,5% gehanteerd. Verderop in de planperiode worden deze percentages licht verhoogd. Gevolg van de afspraken over de liquiditeitsstromen tussen het WBL en de beide waterschappen is dat het renterisico van te late of te vroege heffingsontvangsten bij de waterschappen ligt. Het WBL draagt het renterisico van een verschil tussen een gelijkmatige betaling van de bijdrage door de waterschappen en een ongelijkmatig uitgavenpatroon gedurende het jaar. Vooralsnog wordt verondersteld dat dit rente-effect budgetneutraal zal blijven. -/-
Voor een volledig overzicht van de voor 2013 en volgende jaren gehanteerde (rekenkundige) uitgangspunten verwijzen wij u hier naar bijlage 1.
B.
Treasurybeheer
B.1 Het risicobeheer Het risicoprofiel van het Waterschapsbedrijf Limburg kan als laag worden gekwalificeerd. Onderkende risico’s in dit verband zijn: renterisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s, koersrisico’s en voor zover ter zake doende, valutarisico’s. �
het renterisico van een (te) hoge vlottende schuld wordt ingeperkt door het hanteren van de kasgeldlimiet (= de maximaal toegestane netto korte schuld). De hoogte van de kasgeldlimiet is wettelijk bepaald op 23% van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar;
�
naast de kasgeldlimiet geeft de renterisiconorm inzicht in de feitelijke risico’s op de vaste schuld. In de gewijzigde wet FIDO wordt de renterisiconorm niet meer als percentage van
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 26
de vaste schuld geformuleerd, maar als een percentage van de omzet: het totaal van verplichte aflossingen en renteherzieningen van de eerste 4 jaren mag niet meer bedragen dan 30% van het begrotingstotaal bij aanvang van het eerste jaar. Het WBL beperkt het renterisico door regelmatig (= tenminste 1 x / jaar) vaste geldleningen op te nemen met een lineair aflossingsregime. bedragen x € 1 mln.
2013
2014
2015
2016
2017
Begrotingstotaal MJR
70,0
70,8
76,2
78,5
79,9
Kasgeldlimiet = 23%
16,1
16,3
17,5
18,0
18,4
Renterisiconorm = 30%
21,0
21,2
22,9
23,5
24,0
B.2 Bepaling van de financieringsbehoefte 2013 Op basis van onderstaande aspecten kan de financieringsbehoefte voor 2013 worden berekend op een bedrag van € 25,2 mln ( € 29,0 + 18,0 – 21,8 mln), te financieren met langlopende geldleningen. Voor de berekening van de rentegevolgen 2013 is uitgegaan van een renteniveau van 4,00% voor nieuwe leningen. � het investeringsvolume 2013: € 29,0 mln (voor berekening zie paragraaf 2.2.2.1); � de te betalen aflossingen op geldleningen in 2013: € 18,0 mln; � de begrote afschrijvingen in 2013: € 21,8 mln; � de ontwikkeling van de voorzieningen zal in 2013 naar verwachting saldoneutraal zijn. B.3 Kas- en liquiditeitenbeheer Volgens de gehanteerde uitgangspunten zal de financiering van kortlopende schulden de komende jaren ca. 2,5% goedkoper zijn dan die van langlopende schulden. In het verleden werd zo veel mogelijk gestreefd naar een gemiddelde nulstand van het rekening-courantsaldo, waarbij fluctuaties rond dit nulpunt onvermijdelijk waren wegens het niet-synchroon lopen van de uitgaven en ontvangsten. Teneinde te kunnen profiteren van de goedkopere korte rentetarieven, is deze lijn vanaf 2010 bewust losgelaten. Voorwaarde daartoe blijft uiteraard dat wij binnen de marges van de kasgeldlimiet blijven. Met andere woorden: een negatief rekening-courantsaldo is acceptabel, zelfs opportuun, mits dit de limiet van € 16,2 mln niet te boven gaat. Wanneer het saldo in rekening-courant (te) groot wordt, vindt telkens een afweging plaats wanneer en tot welk bedrag een vaste geldlening moet worden opgenomen. Van kasgeldleningen is de laatste jaren geen gebruik meer gemaakt. Ook het uitzetten van overtollige kasgelden in deposito zal de komende jaren niet aan de orde zijn, gezien de verwachte jaarlijkse financieringstekorten. Het vigerende financieringsstatuut bevat adequate procedurebeschrijvingen voor het aantrekken van geldleningen en/of kasgeldleningen dan wel uitzetten van kasgelden in deposito.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 27
2.3.8.2
Risicoparagraaf
Het Waterschapsbedrijf Limburg loopt bij de taakuitoefening bepaalde risico’s waarvan onderstaand een aantal structurele risico’s worden benoemd: � financiële risico’s t.a.v. de energieprijzen; � mogelijke verhoging van het BTW-percentage van 19% naar 21%; � afzetbeperkingen van zuiveringsslib; � de gebleken bedrijfsonzekerheid van de slibdroger; � het niet verzekeren van het brandschaderisico van de installaties; � milieuaansprakelijkheid. De onderkende risico’s met hun financieel belang zijn terug te vinden bij de toelichtingen per unit in het opvolgende hoofdstuk. In het kader van risicomanagement is in 2011 een risicoanalyse bij het WBL uitgevoerd. Op basis daarvan is besloten om een algemene reserve te vormen ad € 2,7 mln. Dit bedrag komt overeen met de geïnventariseerde risico’s bij een veronderstelde kans van optreden van 10% voor de categorie middelgrote risico’s. 2.3.8.3
Verbonden partijen
Het Waterschapsbedrijf Limburg bezit 99,5% van de aandelen van BioMill BV. Deze BV heeft ten doel het opslaan en malen van slib in de meest ruime zin van het woord. Daartoe wordt van aanbieders gedroogd slib afgenomen, dat na verwerking in de maalinstallaties van BioMill BV aan de ENCI in Maastricht wordt geleverd als secundaire brandstof en vulstof voor de cementproductie. 2.3.8.4
Bedrijfsvoering
Onder bedrijfsvoering wordt hier verstaan het geheel van interne organisatie-onderdelen en processen die ondersteunend zijn ten behoeve van de primaire processen van de waterschappen. Deze paragraaf omvat de ondersteunde beheerproducten welke hoofdzakelijk zijn ondergebracht bij de unit Human Resource Management en bij de unit Financiën, Planning, Concerncontrol. De ondersteunende activiteit bemonsteren en analyseren is ondergebracht bij de unit Operations.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 28
2.3.8.5
EMU-saldo
Opbouw en berekening van het EMU-saldo EMU-exploitatiesaldo (voor gebruik van reserves)
0
a b c d
Invloed investeringen (zie staat van vaste activa) bruto investeringen investeringssubsidies verkoop materiële en immateriële activa afschrijvingen
-7.187 29.106 150 0 21.769
-/+ + +
a b c d
Invloed voorzieningen (zie staat van reserves en voorzieningen) toevoegingen aan voorzieningen t.l.v. exploitatie onttrekkingen aan voorzieningen t.b.v. exploitatie betalingen rechtsreeks uit voorzieningen externe vermeerderingen van voorzieningen
0 78 0 78 0
+ -/-/+
Invloed reserves (zie staat van reserves en voorzieningen) a betalingen rechtstreeks uit reserves b externe vermeerderingen van reserves
0 0 0
-/+
Deelnemingen en aandelen a boekwinst b boekverlies
0 0 0
-/+
1. 2.
3.
4.
5.
(bedragen x € 1.000)
EMU-saldo volgens Begroting 2013
Toelichting: 2.a 3.a 3.c
-7.187
bruto investeringen is zonder aftrek van ontvangen bijdragen ( € 150) is toevoeging aan voorziening mobiliteit (€ 78) zijn uitgaven voor mobiliteit (€ 78), omdat de inleg in 2013 overeenkomt met de verwachte uitgave in 2013.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 29
3 Uitvoerend beleid Zuiveren en verwerken van afvalwater 3.1
Bouwen en Renoveren
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2013-2017 + Begroting 2013 Bouwen en Renoveren Omschrijving
Rekening 2011
Begroot 2012 (*)
mutatie
Begroot 2013
2014
Meerjarenraming 2015 2016
2017
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
1.225 281 48 11
1.445 330 2 26
19 45 26
1.464 375 2 52
1.507 386 2 53
1.551 397 2 54
1.597 409 2 55
1.644 422 2 56
1.565 4 11
1.803 8 32
90 1 -8
1.893 9 24
1.948 10 24
2.004 10 24
2.063 10 25
2.124 10 25
1
1
1
1
1
1
1
133 149
3 119 163
-3 35 25
154 188
157 192
160 195
163 199
167 203
1.714
1.966
115
2.081
2.140
2.199
2.262
2.327
15
25
27
52
53
54
55
56
1.454 1.469
1.450 1.475
29 56
1.479 1.531
1.509 1.562
1.539 1.593
1.570 1.625
1.601 1.657
245
491
59
550
578
606
637
670
24,00
24,00
24,00
24,00
24,00
24,00
24,00
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2012
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 30
3.1.1
Wat willen we bereiken
Waar staan we nu Naast de levering van de ingenieursdiensten voor de uitvoering van de werkzaamheden voor de instandhouding van de WBL infrastructuur levert Bouwen en Renoveren een grote bijdrage aan het ontwikkelen en toekomstproof maken van deze infrastructuur. De huidige zeer robuuste infrastructuur frustreert de noodzakelijke brede innovatie. Deze innovatie is noodzakelijk om de toekomstige kosten te kunnen beheersen. Met name het huidige hoge verbruik van fossiele brandstoffen dient fors te worden verminderd. Waar willen we naar toe Een infrastructuur die toekomstproof is. Belangrijke indicatoren zijn lagere maatschappelijke kosten, duurzaamheid en inspelen op toekomstige ontwikkelingen. Lagere maatschappelijke kosten betekent naast een samenwerking in de (afval)waterketen ook samenwerking met andere stakeholders zoals de bedrijven (zeker ook het MKB), de energieproducenten en de agro-wereld. De MDR (Modulair Duurzame Rwzi) voldoet aan dit toekomstbeeld. Deze move naar een nieuwe infrastructuur houdt in dat op een verantwoorde wijze afscheid genomen zal moeten worden van de huidige rwzi’s (en mogelijk deels van het transportsysteem).
3.1.2
Wat gaan we doen
In hoofdzaak werkt de unit Bouwen en Renoveren aan: � Het (mede) ontwikkelen van de MDR; � Het nieuwe toekomstbeeld in het MIP te verwerken; � Het ontwerp en uitvoering van het bouwprogramma (MIP jaarschijf); � Het bevorderen en ontwikkelen van mogelijkheden in de samenwerking in de afvalwaterketen; � Het planologisch beheer van de infrastructuur. Bij de voorbereiding van het nieuwe MIP zijn een tweetal ontwikkelingen van belang. Enerzijds het streven om te komen tot verlaging van de kosten door de bestaande installaties langer resp. zo lang mogelijk in bedrijf te houden en anderzijds een beweging naar een ander zuiveringsconcept – modulair van opzet – waarmee naar de toekomst toe een grotere flexibiliteit wordt gecreëerd om in te kunnen spelen op nieuwe technologische ontwikkelingen. Bij het lopende onderzoek naar de realisatie van zo’n modulair opgezette rwzi (MDR), zijn als randvoorwaarden gesteld: gebruik duurzame materialen, flexibel van opzet, korte bouwtijd, lagere kosten (zowel voor de investering als voor de bedrijfsvoering). Het voorstel om wel / niet te kiezen voor het nieuwe zuiveringsconcept (de MDR) zal separaat ter besluitvorming in het bestuur aan de orde worden gesteld. In het onderhavige MIP is ten behoeve van de investeringsplanning en de berekening van de kapitaallasten geanticipeerd op de bovenstaand vermelde ontwikkelingen. Omdat de eventuele realisatie van een MDR niet binnen de planperiode van het nieuwe MIP plaatsvindt, kenmerkt het nieuwe MIP zich vooral door het uitstellen van investeringen en het doen van onderhoudsinvesteringen om de installaties aan wet- en regelgeving te laten voldoen.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 31
De bestaande besluitvorming met betrekking tot het voldoen aan de KRW-richtlijnen (i.c. clustering Wijlre-Simpelveld) vormt een onderdeel van het nieuwe MIP. De implementatie van de MDR-gedachte in het MIP betekent dat per rwzi een moment in de toekomst gekozen zal moeten worden van het bouwen van een MDR. Dit moment is afhankelijk van de technische staat van de installatie, eisen om te voldoen aan KRW, de economische afschrijving en het te verwachten kostenvoordeel van de nieuwe MDR. Een eerste inschatting van de momenten van ombouw zal als een separaat bestuursvoorstel aan de orde worden gesteld. Een definitief moment van ombouw zal bepaald worden op basis van een businesscase per rwzi (of stroomgebied). Het is van belang dat tot het moment van ombouw geen grote investeringen (renovaties) worden gedaan, maar ook dat geen concessies worden gedaan aan de betrouwbaarheid van werking van de installaties, m.a.w. wij moeten blijven voldoen aan de lozingseisen. Om dit te kunnen borgen zullen tussentijds aanpassingen/verbeteringen/kleine renovaties moeten worden doorgevoerd. De hiervoor noodzakelijke investeringen zijn in het MIP opgenomen. Voor de rwzi’s Wijlre en Simpelveld is een studie uitgevoerd naar het uitstellen van de renovatie. Dit blijkt mogelijk te zijn tot 2020, en hiermede zou dan ook het clusterproject kunnen worden uitgesteld. Dit zal dan ook het moment zijn van het bouwen van de nieuwe MDR in Wijlre. Of mogelijk een MDR te Wijlre en een MDR te Simpelveld, een en ander na overleg met WRO. Complicerende factor is de KRW-eis dat Simpelveld voor eind 2015 moet voldoen aan de KRW. Ook hieromtrent dient nog overleg te worden gevoerd met WRO. De investering van het huidige project, de clustering SimpelveldWijlre, is daarom conform de huidige besluitvorming nog in het MIP verwerkt. In het kader van het ontwerp en uitvoering van het bouwprogramma wordt op korte termijn gewerkt aan: � Verbetering van het ontwerpproces. Met name zal gezocht worden naar kortere doorlooptijden en hiermee gepaard gaande kostenvoordelen en kwaliteitsverbeteringen; � Afstemming met de markt. Niet alleen naar het zoeken naar meer geschikte contractvormen maar vooral ook het verbeteren en afstemmen op de mogelijkheden van de markt. Uit deze verbetervoorstellen zullen ten aanzien van de interne ingenieursdiensten kostenvoordelen gegeneerd worden. Deze voordelen zien we niet terug in de exploitatiebegroting maar in de lagere ramingen van de investeringsprojecten voor het nieuwe MIP. Deze kostenvoordelen maken daardoor onderdeel uit van de doorgevoerde verlaging van het investeringsniveau. In het kader van de samenwerking in de afvalwaterketen is op regionaal niveau een aantal initiatieven ontwikkeld. Vanuit deze initiatieven wordt het WBL regelmatig benaderd met vragen wat WBL in dit kader kan betekenen. Passend binnen de beleidslijnen aangegeven door de besturen van WRO en WPM zullen businesscases geschreven worden, waaruit de evidente voordelen (financieel en niet-financieel) van samenwerking met het WBL blijken. Basis voor deze businesscases is het rapport van een interne werkgroep die als opdracht heeft het op een hoger level brengen van het beheer en onderhoud van het transportsysteem.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 32
3.1.3
Wat gaat het kosten
Ten einde de kosten op langere termijn te kunnen inschatten is de planperiode opgerekt tot 10 jaar. Voor de instandhouding en verbetering van de infrastructuur van het WBL (excl. KRW maatregelen en extra investeringen met een korte afschrijftermijn) werd in de vorige Meerjarenraming een investeringsniveau vastgesteld van € 32,5 mln per jaar. Als gevolg van : � het (verantwoord) uitstellen van de renovatie van de rwzi’s tot het moment van de bouw van de MDR en � de inzet van overbruggingskredieten in de periode tot de bouw van de MDR kan het investeringsniveau worden teruggebracht naar gemiddeld € 25,0 mln per jaar. Omdat reeds besluitvorming omtrent de bouw van de cluster Wijlre/Simpelveld heeft plaatsgevonden is het investeringsniveau van € 25,0 mln per jaar verhoogd met totaal € 21,0 mln voor de periode 2012 t/m 2015. Uit het innovatieprogramma kunnen de komende jaren nog investeringen naar voren komen met een korte terugverdientijd. Bijv. ter besparing van energiekosten. Deze investeringen zullen het investeringsvolume verhogen, maar de jaarlijkse kosten zullen dan uiteindelijk lager uitvallen. Baten De baten bij de unit Bouwen en Renoveren betreffen nagenoeg volledig de werkzaamheden die ten behoeve van investeringsprojecten worden verricht. De aan deze werkzaamheden verbonden personele kosten mogen ten laste van de betreffende projecten worden geboekt. De opgevoerde ramingen lopen op tot € 1,6 mln in 2017 en zijn gebaseerd op de realisatiebedragen in 2011. Dit is ca. 75% van de totale personele lasten van Bouwen en Renoveren. Formatie Voor Bouwen en Renoveren betekent de verlaging van de investeringskosten ook een verlaging van jaarlijkse omzet. Daarnaast is het aantal fte’s binnen de unit in 2012 verhoogd van 22 tot 24 fte. Enerzijds de omzet verlagen en anderzijds het aantal fte’s verhogen lijkt strijdig te zijn. Een vacature betreft een beheersfunctie van technische data. Deze blijft noodzakelijk. De andere fte betreft de uitbreiding van het aantal projectleiders van 3 tot 4. Opgemerkt zij dat op dit moment 1,5 fte worden ingehuurd. Deze komen te vervallen als de vacature vast wordt ingevuld. Invulling van de vacature zal eerst plaatsvinden als nogmaals aan de hand van het nieuwe investeringsschema blijkt dat de noodzaak structureel is. Maar de vraag kan ook gesteld worden, of het aantal fte’s überhaupt verlaagd kan worden. Momenteel worden met name de grote projecten uitbesteed aan ingenieursbureaus. De hierboven beschreven verlaging van het MIP wordt met name ingevuld door het uitstellen van een aantal grote (renovatie) projecten. Deze projecten waren gepland te worden uitbesteed. In plaats van de grote projecten komt een aantal kleine projecten (in het MIP overbruggingskredieten genoemd) terug. Een nadere analyse leert dat met het huidige aantal medewerkers van Bouwen en Renoveren niet het gehele bouwprogramma voor de komende jaren kan worden uitgevoerd. Uitbesteding en/of inhuur van medewerkers dient nog plaats te vinden, maar in (veel) minder mate dan in de afgelopen periode.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 33
3.2
Informatie-Technologie, Product- en Procesontwikkeling
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2013-2017 + Begroting 2013 IT en Product-, Procesontwikkeling Omschrijving
Rekening 2011
Begroot 2012 (*)
mutatie
Begroot 2013
2014
Meerjarenraming 2015 2016
2017
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN
875 224 40 59
1.026 236 2
65 44
1.091 280 2
1.124 288 2
1.157 297 2
1.146 294 2
1.180 303 2
1.198 219 8
1.264 178 6
109 -57 8
1.373 121 14
1.414 123 15
1.456 125 15
1.442 128 15
1.485 131 15
98 1
159 1
-108
51 1
52 1
53 1
54 1
55 1
586 926 1.838
576 883 1.803
-98 -22 -277
478 861 1.526
488 878 1.557
812 896 1.902
828 914 1.940
844 932 1.978
3.036
3.067
-168
2.899
2.971
3.358
3.382
3.463
153
246
-246
153
246
-246
NETTO KOSTEN
2.883
2.821
78
2.899
2.971
3.358
3.382
3.463
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
16,00
16,00
2,00
18,00
18,00
18,00
17,00
17,00
BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2012
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 34
3.2.1
Wat willen bereiken
IT en Product- en Procesontwikkeling is verantwoordelijk voor de ontwikkeling een toekomstvaste robuuste IT infrastructuur en van toekomstige producten en processen die de marktpositie van het WBL versterken. De doelen te bereiken in de periode tot en met 2015 zijn: �
Ontwikkelen van technologieën, technieken en zuiverings- en slibverwerkingsprocessen waarmee wordt bereikt dat: o kan worden voldaan aan Wet- en regelgeving inclusief Kader Richtlijn Water; o o o
nieuwe toepassingen voor afvalwater (de rwzi als waterfabriek) worden gevonden; energie uit afvalwater (de rwzi of slibverwerkingsinstallatie als energiefabriek) kan worden teruggewonnen; nuttige grondstoffen uit afvalwater (de rwzi of slibverwerkingsinstallatie als grondstoffenfabriek) worden teruggewonnen;
�
Ontwikkelen en toepassen van technologieën en technieken op het gebied van energie efficiency en toepassing van duurzaam opgewekt vormen van energie;
�
Intensievere samenwerking met onderwijsinstellingen, Universiteiten, onderzoekslaboratoria, sterke (industriële) partners in de afvalwaterketen in binnen- en buitenland;
�
Implementatie van een toekomstvaste IT infrastructuur voor de geautomatiseerde regeling van rwzi’s en slibverwerkingsinstallaties en voor de verdere uitbouw van de online horizontale en verticale integratie van gegevensacquisitie vanuit de operationele en ondersteunende (werk)processen t.b.v. bestuurs- en management informatie en dashboards;
�
Toepassing van nieuwe IT toepassingen die de effectiviteit en efficiency bij de uitvoering van werkprocessen ondersteunen.
Waar staan we nu Met betrekking tot bovengenoemde doelstellingen zijn inmiddels enkele resultaten bereikt, zoals: �
Start van de ontwikkeling van de Modulaire Duurzame Rwzi (MDR) en de Modulaire Duurzame Slibverwerking (MDS) gericht op vergroting van flexibiliteit om sneller, duurzamer en tegen lagere kosten te kunnen inspelen op veranderende omstandigheden (zuiveren op maat) dan wel nieuwe kansen om behoefte aan verschillende soorten water te kunnen invullen;
�
Training “verantwoord ondernemen”die samen met TiasNimbas Business school in Tilburg is opgesteld, gericht op ontwikkeling van meer ondernemerschap, vaardigheid in van buiten naar binnen kijken en vaardigheden betreffende beslissingsanalyses onder meer risicovolle omstandigheden;
�
Verdere uitbreiding van slibvergisting en verbeteringen van de regelingen van rwzi’s door simulatie van rwzi’s in samenwerking met AquaPlus. De revenuen hiervan zullen in 2013 en 2014 worden geëffectueerd;
�
Uitwerken business cases betreffende nieuwe technologieën rond slibontwatering;.
�
Indien haalbaarheid in 2012 blijkt, verder uitwerken van business cases Real Time Control (RTC) waarmee beter kwantitatief en kwalitatief sturen in de totale afvalwaterketen mogelijk moet worden;
�
Opstellen van business case betreffende mogelijkheden voor nutriëntenterugwinning;
�
Samenwerking met AquaPlus (simulatie van rwzi’s), Duitse waterschappen (toekomstige slibverwerking), WML (procesautomatisering) en diverse gemeenten (vergisting van andere energierijke afvalproducten zoals GFT);
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 35
�
De nieuwe vorm van procesautomatisering (project Wauter) waarin de eerste twee rwzi’s zijn omgebouwd in 2011;
�
Onderzoek naar kleinschalige toepassing van nieuwe technologie op het gebied van windenergie en zonne-energie;
�
De verdere uitbouw en professionalisering van de managementdashboards;
�
Second opinion IT uitgevoerd door Price waterhouse Cooper (PwC);
�
Proef met iPads als hulpmiddel om tot een papierarm kantoor te komen.
3.2.2
Wat gaan we doen
Het jaar 2013 staat in het teken van de verdere uitbouw van reeds ingezette projecten. Enkele relevante projecten zijn: �
De verdere uitwerking van de MDR en MDS in samenwerking met kenniscentra, Universiteiten en industriële partners;
�
Intensiveren van de samenwerking met onderwijsinstellingen betreffende de lange termijn ontwikkelingen van het water- en afvalwater, o.a. met Hogeschool Zuyd in het kader van de Wijk van Morgen;
�
Intensiveren van samenwerking met Business Schools met als doel verhogen van de kennis betreffende nieuwe businessconcepten en vergroten van ondernemerschap;
�
De uitwerking van de samenwerking op het gebied van slibverwerking op lange termijn samen met industrie en Duitse waterschappen;
�
Uitwerking en invoeren van verdere toepassingen van thermische druk hydrolyse en vergisting;
�
RTC uitwerken op basis van het in 2012 uitgevoerde business cases;
�
Samen met Aquafin verder uitwerken en invoeren van standaardisatie van nieuwe regelingen van het zuiveringsproces gericht op vermijden van onnodige investeringen voor KRW en verlagen van het energieverbruik;
�
Uitwerken en invoeren van nutriëntenverwijdering en terugwinning van grondstoffen;
�
Uitwerken en invoeren van bijvoorbeeld de samenwerking met gemeenten en Attero op het gebied van vergisting en energieterugwinning uit andere vergistbare materialen, zoals o.a. GFT;
�
Uitwerken en invoeren van nieuwe technologie op het gebied van slibontwatering;
�
Uitwerken en invoeren van kleinschalige toepassing van nieuwe technologie op het gebied van windenergie en zonne-energie;
�
De verdere uitrol van Wauter;
�
Implementatie van nieuwe IT infrastructuur en business applicaties op basis van onderzoek en business cases opgesteld in 2012
�
De verdere inrichting van de IT organisatie gebaseerd op de second opinion van Price waterhouse Cooper (PwC);
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 36
3.2.3
Wat gaat het kosten
Netto kosten Begroting 2013 – actuele werkbegroting 2012 -
de netto kosten van de unit IT, product- en procesontwikkeling stijgen van € 2,82 mln in 2012 naar € 2,90 mln in 2013. Een stijging van 2,8%. Met ingang van 2013 wordt de dienstverlening voor BsGW beëindigd. Dit leidt tot zowel lagere lasten als lagere baten. De personeelslasten stijgen door uitbreiding met 2 fte’s door een budgetneutrale overheveling van de unit Operations. Daarnaast worden er diverse besparingen gerealiseerd op aanschaf soft- en hardware, huur/lease apparatuur en overige diensten door derden.
In de planperiode stijgen de netto kosten van IT, product- en procesontwikkeling van € 2,82 mln in 2012 naar € 3,46 mln in 2017 (een stijging met 22,7%). De stijging van de netto kosten bedraagt daarmee 12,7% meer dan de stijging overeenkomstig de jaarlijkse inflatiecorrectie met 2%. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door toename van de beheerskosten vanaf 2015 door het project Wauter (procesautomatisering). Bezien vanaf 2008 (besluit tot invoering Wauter) is successievelijk gestopt met vervangingen en diverse ondersteuningscontracten voor de traditionele procesautomatisering. Daardoor zijn de uitgaven en de begroting voor een groter deel teruggelopen dan de stijging die voor beheer van Wauter worden opgevoerd. De over de periode 2008 tot nu doorgevoerde wijzigingen komen overeen met de destijds opgestelde businesscase: gelijkblijvende integrale kosten met als resultaat een beter beheerste procesautomatisering met minder verstoringen en minder toekomstige beheerslasten dan wanneer op traditionele wijze was doorgegaan. Daarnaast is sprake van een uitbreiding met 2 fte’s welke budgetneutraal zijn overgeheveld vanuit de unit Operations. Risico’s In 2014 zijn de volledige IT infrastructuur en alle business applicaties afgeschreven. Dat leidt tot een verlaging van de exploitatiekosten (kapitaallasten) met € 1.000.000,-. In het MIP is een bedrag van € 4.000.000,- opgenomen voor noodzakelijke vervanging van deze gehele IT-infrastructuur en applicaties in 2013 en 2014. In 2012 vindt een second opinion plaats door Price waterhouse Coopers (PwC) op de hele IT omgeving, waarna verder wordt onderzocht in hoeverre de infrastructuur en de business applicaties zoals deze nu is opgezet voldoende toekomstvast is. Daarin wordt meegenomen de vraag zelf doen of uitbesteden. Een investering van € 4.000.000,- in 2013 en 2014 zal leiden tot kapitaalslasten van circa € 900.000,- per jaar vanaf 2015. Dit investeringsbedrag komt overeen met de historische investeringen in datacentrum en softwarelicenties voor bedrijfskritische applicaties. Onderzoek in 2012 en 2013 moet uitwijzen in hoeverre deze investering kan worden bijgesteld resp. een andere oplossing kan worden gekozen.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 37
3.3
Operations
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2013-2017 + Begroting 2013 Operations Omschrijving
Rekening 2011
Begroot 2012 (*)
Begroot 2013
mutatie
2014
Meerjarenraming 2015 2016
2017
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN
1.698 388 61 227
1.739 376 10 111
-62 10 2
1.677 386 10 113
1.724 398 11 115
1.775 408 11 118
1.869 434 11 120
1.922 447 11 123
2.374 37 2.675 8.925 16 29 681 407 5.722 18.492
2.236 40 2.319 8.712 29 42 638 380 6.687 18.847
-50 1 297 -848 1 5 64 7 -2.005 -2.478
2.186 41 2.616 7.864 30 47 702 387 4.682 16.369
2.248 41 2.668 7.706 30 48 718 396 4.764 16.371
2.312 42 3.113 7.809 31 50 732 403 4.780 16.960
2.434 43 3.457 7.936 32 51 747 411 4.862 17.539
2.503 44 3.527 8.161 32 51 762 419 4.943 17.939
73 73
144 144
3 3
147 147
152 152
156 156
159 159
162 162
20.939
21.227
-2.525
18.702
18.771
19.428
20.132
20.604
250
52
23
75
-62
-134
-138
-142
195
223
223
243
243
243
243
445
275
23
298
181
109
105
101
20.494
20.952
-2.548
18.404
18.590
19.319
20.027
20.503
37,00
35,10
-2,00
33,10
33,10
33,10
34,10
34,10
BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2012
MJR 20122016
MJR 20132017
21.500 21.000 20.500 20.000 19.500 19.000 18.500 18.000 17.500 17.000 2011
2012
Waterschapsbedrijf Limburg
2013
2014
2015
2016
2017
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 38
3.3.1
Wat willen we bereiken
Het WBL wil herkenbaar zijn als een High Performance Organisatie (HPO). Een HPO is een organisatie die betere financiële en niet-financiële resultaten behaalt dan vergelijkbare organisaties over een periode van minstens vijf tot tien jaar. Operations zal daar een bijdrage aan leveren door de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de resultaten daarvan te vergroten onder gelijktijdige verlaging van de netto kosten. Tevens dient daarbij de arbeidsbeleving van de medewerkers toe te nemen. Waar staan we nu Momenteel zijn er 18 zuiveringsinstallaties, 8 slibontwateringen en 1 slibdroger in bedrijf. Uit het oogpunt van efficiencyverbetering en verlaging van de operationele kosten zullen in de loop van 2012 de 2 oudste ontwateringinstallaties gesloten worden, waarna er dus 6 ontwateringen overblijven. Het gedroogde slib wordt via BioMill afgezet bij de Enci. Met ingang van 2012 heeft WBL een contractuele leververplichting van 13.500 ton korrels per jaar. De hoeveelheid ontwaterd slib die in Hoensbroek en Venlo werden gedroogd, zijn aanbesteed en zullen vanaf 1-4-2012 respectievelijk 1-11-2012 verwerkt worden bij Slibverwerking Noord Brabant (SNB). In 2014 worden de zuiveringsinstallaties Simpelveld en Heerlen uit bedrijf genomen en aangesloten op respectievelijk de installaties Wijlre en Hoensbroek. e
In Venlo wordt momenteel gebouwd aan een nieuwe installatie die in de 2 helft van 2012 in gebruik zal worden genomen. Met behulp van de nieuwe technologie thermische druk hydrolyse (TDH) zal het ontwaterd slibvolume van Venlo met 40% gereduceerd worden, hetgeen tot gevolg heeft dat onder andere de transportkosten en externe verwerkingskosten voor ontwaterd slib afnemen. Waar willen we naar toe De medewerkers van de unit Operations dienen zich, meer dan nu, bezig te houden met hun kerntaken: het proces van het transporteren en zuiveren van afvalwater en het verwerken van slib. Installaties dienen steeds meer mens- en persoonsonafhankelijk te functioneren. Op locatieniveau heeft dit geen consequenties voor de formatie. Werkzaamheden zoals schoonmaak installaties, controle effluentkwaliteit en overig 1e lijns onderhoud dienen uitgevoerd te worden. Daarnaast vraagt de invulling van wachtdiensten een minimale formatieve omvang. De processen zullen meer op afstand bestuurd worden. Verdergaande automatisering van de processen zal dit mogelijk moeten maken. De automatisering stuurt de processen in het overgrote deel van de tijd. Hierdoor ontstaat een stabielere procesvoering. Verlaging van de kosten zal mede worden vormgegeven door continue aandacht in de bedrijfsvoering voor het energieverbruik. Met ondersteuning van de unit IT en Product- en Procesontwikkeling zal middels de introductie van nieuwe technologieën een reductie van het energieverbruik (lees inkoop) worden bewerkstelligd. De maatregelen zien we in beperkte mate terug in het verbruik per verwijderde i.e. (zie onderstaande tabel). De reden hiervoor is dat er een deel van de benodigde beluchtingsenergie nu opgewekt wordt in Warmte Kracht Koppelingen (WKK) welke gevoed worden door biogas. Alleen maatregelen, zoals optimalisering bedrijfsvoering en aanpassing van beter renderende beluchtingsinstallaties, zullen het verbruik per i.e. positief beïnvloeden. Daarnaast zal in de dit jaar te ontwikkelen slibstrategie onderzocht worden of hier kostenvoordelen te realiseren zijn.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 39
3.3.2
Wat gaan we doen
Zoals hiervoor reeds benoemd zullen de processen meer op afstand bestuurd gaan worden. Dat zal andere kwaliteiten en competenties van medewerkers vragen. Een toekomstvisie van de inrichting van Operations is in voorbereiding en zal te zijner tijd aan het bestuur worden voorgelegd. Er zal een verschuiving plaatsvinden van generieke doelen per cluster of installatie naar persoonlijke doelen, waardoor de bijdrage aan het generieke doel zowel voor de individuele medewerker als voor de organisatie duidelijker wordt. Dit zal een hoger verantwoordelijkheidsgevoel tot gevolg hebben en meer duidelijkheid geven wat er van iedere medewerker wordt verwacht. Dit zal leiden tot een betere arbeidsbeleving daar men meer invloed kan uitoefenen op het behalen van de meetbare en identificeerbare individuele doelen. Prestaties Uitgangspunt is en blijft dat de prestaties van het transportsysteem, de zuiveringsinstallaties en de droger minimaal voldoen aan de wettelijke vereisten alsook aan de met derden gemaakte afspraken. Onderstaand zijn de relevante prestaties weergegeven, bestaande uit de realisatie in 2011 en de planning voor de jaren 2012 en 2013. Relevante prestaties
Rekening Begroting Begroting 2011 2012 2013
Transport afvalwater m3 getransporteerd afvalwater ( x 1.000 ) percentage voldoen aan afnameverplichting
142.678 98,0%
151.000 100,0%
151.000 100,0%
Zuiveren van afvalwater totaal verwijderde i.e.'s ( x 1.000 ) energieverbruik per verwijderde i.e. (in wattuur) CZV-zuiveringspercentage (doelstelling is 90%) fosfaatverwijdering (norm = 75%) stikstofverwijdering (norm = 75%)
1.692 52,0 92,2% 78,2% 80,4%
1.650 53,1 91,4% 77,6% 77,9%
1.650 51,7 91,4% 77,6% 77,9%
Verwerken en afzetten van slib aantal tds ontwaterd en vervolgens gedroogd afzet gedroogd slib: tds naar Biomill (Enci) afzet ontwaterd slib: tds naar verbrandingsinstallatie/ stortplaats
27.991 21.413 6.578
26.500 15.000 11.500
26.500 15.000 11.500
In de bovenstaande tabel zijn de relevante prestaties gedefinieerd. Lagere prestaties betekent minder verbruik energie en dosering van chemicaliën, waarbij we nog steeds voldoen aan de wettelijke eisen (conform afspraak voldoen aan wettelijke normen tegen zo laag mogelijke kosten). De daaraan gekoppelde besparingen zijn doorgerekend in de begroting. Momenteel worden (kritieke) prestatie-indicatoren ontwikkeld die passen in de missie, visie en strategie van de unit Operations en die maatgevend zijn voor de realisatie hiervan. Bij de kritieke prestatieindicatoren valt bijvoorbeeld te denken aan voldoen aan lozingseisen, specifiek energieverbruik transport en zuiveren en specifiek chemicaliënverbruik.
3.3.3
Wat gaat het kosten
Voor het opstellen van de meerjarenraming 2013-2017 is uitgegaan van de resultaten van 2011, de aanbestedingen van een aantal diensten en leveringen zoals transport en levering chemicaliën, lopende contracten en doorgevoerde verbeteringen of geaccordeerde plannen voor verbetering. Per hoofditem is een opsomming gemaakt met een indicatie van te verwachten kosten dan wel afwijkingen
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 40
ten opzichte van de voorgaande ramingen. Tevens is bij het opstellen van deze meerjarenraming rekening gehouden met de effecten van diverse (kleinere) projecten zoals bijvoorbeeld de nutriëntenterugwinning, optimalisatieonderzoeken van Aquaplus. Een tweede thermische drukhydrolyse in Hoensbroek is momenteel in onderzoek; in deze meerjarenraming zijn de exploitatiegevolgen daarvan niet opgenomen. Laboratorium Bij de privatisering van het laboratorium zijn het WBL en de beide waterschappen een minimale verplichte afname van 1.339.900 punten met Intertek overeengekomen. Het aandeel in deze verplichte afname is indicatief als volgt verdeeld over de verschillende organisaties: Waterschapbedrijf Limburg 60% Waterschap Roer en Overmaas 20% Waterschap Peel en Maasvallei 20% Overeenkomstig de met Intertek gesloten overeenkomst was in de vorige meerjarenraming voor het jaar 2012 een bedrag van € 2,0 mln opgenomen. De overeenkomst eindigt op 28 februari 2013. Momenteel wordt een gezamenlijke aanbestedingstraject met de beide waterschappen en BsGW voorbereid. Nadat de gezamenlijke aanbesteding heeft plaatsgevonden, zal echter elke organisatie afzonderlijk een contract met het geselecteerde laboratorium aangaan. De vanaf 2013 bij de unit Operations opgenomen kostenraming komt overeen met de behoefte van het WBL op basis van een verwachting van de dan geldende marktprijzen. Met ingang van 2013 worden de laboratoriumkosten voor het WBL daarom aanmerkelijk lager ingeschat (ca. € 400.000). Kader Richtlijn Water (KRW) Het WBL heeft een brief van WRO en WPM ontvangen omtrent effluenteisen in relatie tot de Kaderrichtlijn Water. In deze brief zijn door de beide waterschappen voor de WBL-rwzi’s effluenteisen in relatie tot de KRW bekend gemaakt. De maatregelen om aan de richtlijn te kunnen voldoen zijn doorgerekend en onderstaand toegelicht: - Venray is aangepast en sinds medio 2011 in bedrijf. In de periode t/m eind 2013 zal er door procesoptimalisaties vastgesteld gaan worden of de KRW-normen door het jaar heen haalbaar zijn. Mocht dat niet zo zijn, dan zijn aanvullende maatregelen bestaande uit naschakeling van zandfilters noodzakelijk. De KRW-maatregelen vergen een investering van € 6,3 mln. De bedrijfskosten excl. kapitaallasten nemen toe met € 260.000,- per jaar vanaf 2016; -
-
-
Wijlre: hier wordt reeds chemische defosfatering toegepast en worden de KRW-waarden voor fosfaat behaald. Om voor fosfaat en stikstof te voldoen aan de KRW-norm (2015-2021) is een investering nodig van € 6,6 mln (deze investering maakt onderdeel uit van de investering voor clustering van de rwzi’s Simpelveld en Wijlre). De bedrijfskosten nemen toe met € 200.000,- per jaar vanaf 2015; Rimburg: hier wordt reeds chemische defosfatering toegepast en worden de KRW-waarden voor fosfaat behaald. Om voor fosfaat en stikstof te voldoen aan de KRW-norm (2015-2021) is een investering nodig van € 1,5 mln. Gelet op de discussie over het toepassen van chemicaliëndosering als alternatief om aan de KRW-normen te voldoen, is deze investering vooralsnog niet in deze MJR opgenomen. De bedrijfskosten nemen toe met € 70.000,- per jaar vanaf 2015; Kaffeberg: om voor fosfaat en stikstof te voldoen aan de KRW-norm (2015-2021) is een investering nodig van € 2,5 mln. Gelet op de discussie over het toepassen van chemicaliëndosering als alternatief om aan de KRW-normen te voldoen, is deze investering vooralsnog niet in deze MJR opgenomen. De bedrijfskosten nemen toe met € 100.000,- per jaar vanaf 2015.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 41
Thermische Drukhydrolyse (TDH) De thermische drukhydrolyse (TDH) Venlo zal medio 2012 opgeleverd worden. Deze ingebruikname zal leiden tot een verlaging van de totale exploitatiekosten. Alle kosten en besparingen zijn op regelniveau in de meerjarenbegroting verwerkt. Besparingen worden o.a. gerealiseerd door het opwekken van elektriciteit met behulp van biogas. De verwachting is dat in 2013 ca. 4,7 miljoen kWh opgewekt wordt en na optimalisatie van slibstromen uiteindelijk 5,9 miljoen kWh opgewekt zal worden. De besparing op basis van elektriciteit voor de locatie Venlo zal dan oplopen van € 432.000 in 2013 tot € 540.000 in 2015 en verder. Naast de opwekking van elektriciteit is ook de afname van het slibvolume en een daarmee gepaard gaande verminderde externe afzet van dit slib, een effect van de werking van de TDH. Op basis van de huidige afzetprijzen voor het ontwaterd slib, wordt een besparing verwacht van € 500.000 per jaar. Uiteraard zijn er ook kosten zoals afschrijving en rente van de investering, extra verbruik van chemicaliën, wijziging van transportroutes, onderhoud installatie enz. De gespecificeerde verantwoording van de kosten en besparingen die in de businesscase van het project zijn beschreven, zijn integraal verwerkt in deze meerjarenraming. De aanvullende kosten voor de unit Operations worden ingeschat op € 500.000. De thermische drukhydrolyse (TDH) van Hoensbroek zit in de voorbereidingsfase.In deze meerjarenbegroting zijn de daaraan verbonden kosten en besparingen niet verwerkt. Personeel De overheveling van een tweetal functies naar de unit IT en Product- en Procesontwikkeling betekent een verlaging van het aantal fte’s voor de unit Operations. Vanaf 2016 wordt één fte weer teruggeplaatst bij de unit Operations. De personele lasten vertonen een overeenkomstige ontwikkeling. Chemicaliën sliblijn De chemicaliën voor de sliblijn worden gebruikt voor het ontwateren van het slib. De afgelopen periode is een aantal maatregelen genomen, dat leidt tot het verbeteren van het totale bedrijfsresultaat. De maatregelen zijn bijvoorbeeld het centraliseren (door sluiting van enkele) van slibontwateringslocaties, aankoop van nieuwe slibontwateringsapparatuur en optimalisering van de bestaande slibontwateringsapparatuur. De verwerking van het slib op een centrifuge heeft tot gevolg dat de kosten voor verbruik van polyelectroliet (PE) toenemen, maar doordat deze machines minder inzet van personeel vragen en een beter rendement hebben, nemen de kosten op andere posten juist af. Verhoging van het percentage droge stof in het ontwaterd slib betekent een afname van transportvolume (tonnen slib) en dus verlaging van de transportkosten ontwaterd slib. Daarnaast hoeft bij de slibdroging minder water verdampt te worden met als gevolg verlaging van het gasverbruik voor de droger te Susteren en hoeft er minder ontwaterd slib in Duitsland en bij SNB te worden afgezet. De kosten van chemicaliën voor slibverwerking nemen vrij sterk toe van € 2,20 mln in 2012 tot € 3,37 mln in 2017. Oorzaken zijn: - KRW-maatregelen op enkele rwzi’s: ca. € 0,63 mln. - autonome prijseffecten ad € 0,12 mln - hogere verbruiken ten behoeve van verbetering van het ontwateringresultaat
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 42
Elektriciteit Voor elektriciteit geldt dat een deel al ingekocht is tot medio 2015. Voor de jaren 2016 en 2017 zijn forward-prijzen (verwachte toekomstige prijzen volgens energiebeurs ENDEX) als uitgangspunt gekozen. Door bij de kostenramingen voor energie dit uitgangspunt te hanteren, wordt over het nog niet ingekochte deel van de energiebehoefte risico gelopen ten aanzien van toekomstige prijsontwikkelingen (zie de risicoparagraaf). De MeerJarenAfspraak (MJA) energie (elektriciteit), waaraan ook door WBL wordt deelgenomen, bepaalt dat vanaf 2005 voor een periode van 15 jaar gemiddeld jaarlijks 2% bespaard moet worden op het energieverbruik. Na uitvoering van de relevante MIP-projecten, de bouw en in bedrijf name van de thermische drukhydrolyse in Venlo en een investering in en de implementatie van de maatregelen voorgesteld op de installaties Limmel en Hoensbroek is de energiereductie in 2017 31,5% ten opzichte van 2005. Hiermee wordt het afgesproken te behalen resultaat uit de MJA ruimschoots gehaald. De daling van elektriciteitsverbruik is niet alleen te wijten aan relevante investeringen. Ook het optimaliseren van de bedrijfsvoering, beter en bewuster omgaan met de installaties en voldoende aandacht voor het eerste en tweede lijnsonderhoud dringen het energieverbruik terug. De besparing op basis van elektriciteit voor de locatie Venlo zal in 2013 ten opzichte van 2012 ca. 4,0 miljoen kWh zijn, hetgeen tot ca. € 460.000 lagere kosten leidt. Het verwachte verbruik van elektriciteit daalt van 2012 naar 2013 met ruim 7 miljoen kWh (van ca. 57,3 miljoen kWh naar ca. 50,1 miljoen kWh). Na 2014 stijgen de kosten weer ten gevolge van hogere inkoopprijzen. Het effect van de KRW-maatregelen op het energieverbruik moeten nog inzichtelijk worden gemaakt en zijn derhalve niet meegenomen. Elektriciteitsverbruik (aantallen x 1 MWh) Transporteren afvalwater Zuiveren afvalwater Slibontwatering Centrale huisvesting Totaal verbruik Totale kosten ( x € 1.000)
Begroot
Begroot
Raming
Raming
Raming
Raming
2012
2013
2014
2015
2016
2017
6.419
6.529
6.529
6.529
6.529
6.529
49.865
42.440
42.440
42.440
42.440
42.440
100
100
100
100
100
100
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
57.384
50.069
50.069
50.069
50.069
50.069
6.278
6.009
5.777
5.859
5.973
6.186
100%
25%
25%
0%
0%
Hoeveelheid ingekocht Gemiddeld tarief ingekocht volume
€ / MWh
60,04
54,58
56,38
Actuele marktprijs (Endex 542012)
€ / MWh
54,39
54,65
54,79
55,37
57,96
Prognose obv realisatie + actuele Endex
€ / MWh
60,04
54,64
55,19
55,37
57,96
Rekenprijs in MJR (d.d. 1422012)
€ / MWh
60,04
55,32
55,86
56,93
59,64
€ 40.813
€ 40.218
Financieel risico o.g.v. actuele markt
incl. BTW
€ 92.709 € 100.097
(tarieven zijn excl. BTW)
Aardgas Op een aantal zuiveringen zijn maatregelen getroffen die het aardgasverbruik moeten terugdringen. De maatregelen variëren van een kleine impact zoals de plaatsing van een klokthermostaat op de verwarming van (bedrijfs)gebouwen, tot grotere impact zoals het beperken van het aardgasverbruik
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 43
voor de warmtekrachtkoppeling (WKK) op de locaties Limmel, Susteren en Roermond. Dit laatste houdt in dat bij onvoldoende aanvoer van biogas de WKK (tijdelijk)buiten bedrijf gesteld wordt omdat inkoop van elektriciteit goedkoper is als de productie van elektriciteit met behulp van aardgas. De grootste verbruiker van aardgas is de droger Susteren. Optimalisatie van de ontwateringen heeft geleid tot een verlaging van het aardgasverbruik zonder dat dit effect heeft op de productiecapaciteit van de droger.
Gasverbruik (aantallen x 1.000 m³)
Begroot
Begroot
Raming
Raming
Raming
Raming
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Zuiveren afvalwater
797,5
470
470
470
470
470
Centrale huisvesting
160
160
160
160
160
160
Drogen van slib:
6.000
4.250
4.250
4.250
4.250
4.250
- droger Susteren
5.100
4.250
4.250
4.250
4.250
4.250
900
0
0
0
0
0
6.957,5
4.880
4.880
4.880
4.880
4.880
2.554
1.916
1.986
2.007
2.021
2.036
50%
25%
0%
0%
0%
- droger Hoensbroek Totaal verbruik Totale kosten ( x € 1.000) Hoeveelheid ingekocht (droger) Gemiddeld tarief ingekocht volume
€ct/m³
24,62
26,42
Actuele marktprijs (Endex 542012)
€ct/m³
27,52
27,37
27,22
27,14
27,12
Prognose obv realisatie + actuele Endex
€ct/m³
26,07
27,13
27,22
27,14
27,12
Rekenprijs in MJR (d.d. 1422012)
€ct/m³
25,69
26,72
26,90
26,91
26,95
incl. BTW
€ 19.067
€ 20.837
€ 16.133
€ 11.835
€ 8.547
Financieel risico o.g.v. actuele markt
(tarieven zijn excl. BTW)
Reiniging zuiveringstechnische werken Reinigen van installatieonderdelen op de zuiveringen wordt in opdracht en onder begeleiding van de unit Operations uitgevoerd. Tot 2011 was het budget voor deze werkzaamheden ondergebracht bij de unit Onderhoud. In overleg is besloten om een deel van het beschikbare budget, te weten € 300.000, over te hevelen naar de unit Operations. Transport derden nat slib Op deze begrotingspost worden de kosten voor het transport van nat slib van een zuivering zonder slibontwatering naar een zuivering met slibontwatering geboekt. Zoals ook bij chemicaliën voor de slibontwatering verwoord, heeft hier een aantal verschuivingen plaatsgevonden, waardoor de kosten hoger zijn. Het verplaatsen van slibontwateringslocaties heeft tot gevolg dat meer nat slib getransporteerd moet worden. Verwerking van nat slib op andere locaties heeft ook positieve effecten. Hierbij valt te denken aan extra energieterugwinning door vergisting in de TDH van Venlo en hogere percentages droge stof op de andere slibontwateringslocaties met als gevolg minder energiekosten en vermindering van de externe verwerkingskosten voor ontwaterd slib. Ten opzichte van de vorige meerjarenraming zijn de jaarlijkse kosten van transport nat slib ca. € 250.000 per jaar hoger. In de actuele begroting van 2012 zijn deze hogere kosten reeds verwerkt.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 44
Transport derden ontwaterd slib Voor deze post geldt dat verhoging van het percentage droge stof van het ontwaterd slib een verlaging van het volume betekent met als gevolg dat minder ontwaterd slib getransporteerd hoeft te worden. Daarnaast wordt het slib van de locatie Weert in Susteren ontwaterd en gedroogd, waardoor transport van nat slib gaat optreden van Weert naar Susteren (zie bovenstaande tekst) en de transportkosten van ontwaterd slib van Weert naar Susteren wegvallen. Voor het slib van de locaties Gennep en Wijlre geldt dat deze in Venlo respectievelijk Limmel verwerkt zal worden. Daarnaast heeft een aanbesteding voor het interne transport van ontwaterd slib plaatsgevonden met lagere prijzen (ca. 12%) als uitkomst. Ten opzichte van de vorige meerjarenraming zijn de verwachte kosten jaarlijks ca. € 25.000,- lager. Transport gedroogd slib Het transport van gedroogd slib is aanbesteed voor de periode 2012 en 2013. De uitvoering gebeurt tegen lagere kosten dan in de vorige planperiode: ca. € 50.000,- per jaar. Afzet ontwaterd slib naar derden Het ontwaterd slib van de locaties Hoensbroek en Venlo dat niet verwerkt kan worden in de droger van Susteren wordt, in de periode 2013 en verder, verwerkt bij de Slibverwerking Noord Brabant (SNB) te Moerdijk. De aanbesteding voor de afzet van dit slib heeft in 2011 plaatsgevonden. Slibverwerking Noord Brabant heeft als laagste ingeschreven voor de verwerking van dit slib. Tengevolge van de scherpe aanbieding door SNB zijn de kosten voor de afzet beduidend lager dan in eerste instantie begroot. Naast een scherpe prijs door de aanbesteding hebben ook hier weer de getroffen maatregelen voor de behandeling van het slib tot gevolg dat er minder kosten zijn. Ten opzichte van de vorige meerjarenraming liggen de jaarlijkse kosten van afzet ontwaterd slib nu ca. € 750.000 lager. Beheer slibontwatering door derden Het beheer van de thermische drukhydrolyse te Venlo is voor de komende 6 jaar uitbesteed aan de aannemer GMB. Dit bedrijf heeft voor de komende periode het operationeel beheer en het onderhoud van de installatie in opdracht. De kosten voor het uitvoeren van de werkzaamheden zijn contractueel vastgelegd en in de meerjarenbegroting van de unit Operations opgenomen. Deze kosten bedragen nu ca. € 75.000 per jaar. In de vorige meerjarenraming was hiervoor nog geen begrotingsbedrag opgenomen. De onderhoudskosten voor deze installatie zijn eveneens vastgelegd in de overeenkomst en zullen ten laste van het budget van de unit Onderhoud geboekt worden. Baten Onder de baten van de unit Operations worden de opbrengsten van de deelname in BioMill verantwoord. Naar verwachting zal BioMill vanaf 2014 exploitatietekorten krijgen, die (mede) door het WBL moeten worden aangezuiverd. Deze WBL-bijdragen, oplopend tot ca. € 140.000 in 2017, worden –ten behoeve van de consistentie– op dezelfde (opbrengst)post geraamd. Risico’s Bij het opstellen van de begroting is alleen rekening gehouden met de reguliere stabiele bedrijfsvoering. Dit betekent dat calamiteiten en andere uitzonderlijke omstandigheden, die in de praktijk voorko-
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 45
men maar niet voorspelbaar zijn, niet financieel zijn opgenomen in de exploitatiebegroting 2012 en de meerjarenraming 2013-2017. Als er calamiteiten en/of andere uitzonderlijke omstandigheden plaatsvinden (bijvoorbeeld langere stilstand van de droger Susteren) dan kan dat leiden tot een overschrijding van de exploitatiebegroting van het jaar waarin zich deze situatie plaatsvindt. Ook het tijdelijk wegvallen van de afzetmogelijkheid naar de Enci of het verschuiven van de geplande onderhoudsstop bij de Enci betekent een verhoging van afzetkosten voor het gedroogd en ontwaterd slib. Op het moment dat de thermische drukhydrolyse Venlo operationeel is, zal het volume ontwaterd slib op de locatie Venlo met ca. 40% verminderen. Dit heeft direct invloed op de af te zetten hoeveelheden ontwaterd slib conform contract. Daarnaast ontbreken de gegevens van het PE verbruik van de nieuwe TDH Venlo en is een inschatting gemaakt. In het vigerende MIP is een aantal investeringen gepland dat een direct effect op hoeveelheden (bijvoorbeeld energie en tonnen slib te transporten en te verwerken) en chemicaliënverbruik heeft en daarmee op de kosten. Op het moment dat de geplande projecten in de tijd verschuiven heeft dit direct invloed op de verschillende kostenposten. Een aantal goederen en diensten die ingekocht worden zoals energie, transport en chemicaliën zijn gekoppeld aan de actuele olieprijzen. Wereldwijde ontwikkelingen hebben direct invloed op de hoogte van de inkoop. Bij het vaststellen van de begroting is derhalve uitgegaan in te kopen hoeveelheden op basis van het huidige prijspeil of contractueel vastgelegde bedragen voor de looptijd van het contract. Brandschaderisico van de installaties In het kader van het verzekeringsbeleid is bepaald dat de zuiveringsinstallaties niet zijn verzekerd tegen brandschade c.a. Het daaruit voortvloeiende financiële risico wordt relatief beperkt van omvang geacht, temeer daar het merendeel van de investeringen in de installaties ondergronds is gesitueerd, c.q. betonwerken zijn. Evenwel is er een beperkt risico aanwezig. In dit verband zij opgemerkt dat het kantoor en de slibdroger van Susteren wél tegen brandschade zijn verzekerd.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 46
3.4
Onderhoud
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2013-2017 + Begroting 2013 Onderhoud Omschrijving
Rekening 2011
Begroot 2012 (*)
Begroot 2013
mutatie
2014
Meerjarenraming 2015 2016
2017
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN
1.926 451 70 234
2.174 487 10 131
22 48 3 22
2.196 535 13 153
2.259 551 13 156
2.324 568 13 159
2.391 585 13 162
2.460 602 14 166
2.681 34 1
2.802 62 12
95 1 -10
2.897 63 2
2.979 65 2
3.064 66 2
3.151 68 2
3.242 69 2
1
7 2
7 2
7 2
7 2
7 2
8 2
7.513 98 7.647
6.885 71 7.039
376 1 368
7.261 72 7.407
7.370 74 7.520
7.452 75 7.604
7.607 77 7.763
7.755 78 7.914
10.328
9.841
463
10.304
10.499
10.668
10.914
11.156
749
484
460
944
963
982
1.002
1.022
749
484
460
944
963
982
1.002
1.022
NETTO KOSTEN
9.579
9.357
3
9.360
9.536
9.686
9.912
10.134
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
42,00
44,00
44,00
44,00
44,00
44,00
44,00
BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2012
MJR 20122016
MJR 20132017
11.000 10.500 10.000 9.500 9.000 8.500 2011
2012
Waterschapsbedrijf Limburg
2013
2014
2015
2016
2017
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 47
3.4.1
Wat willen we bereiken
Unit Onderhoud streeft ernaar een kwalitatief hoogwaardig organisatieonderdeel te zijn, dat het onderhoud zodanig in kaart brengt, plant, uitvoert, monitort en controleert dat een betere beheersing van de beschikbaarheid van installaties gewaarborgd kan worden. Daartoe is een onderhoudsplan opgesteld dat er toe moet leiden dat: �
er een actueel inzicht is in de technische (historische) toestand van de assets, de frequentie van onderhoud, de in te zetten menskracht (onderscheiden naar functies) en middelen waardoor effectiever en planmatiger kan worden gewerkt;
�
de kosten van onderhoud en vervanging goed onderbouwd en met een grotere nauwkeurigheid in de meerjarenraming kunnen worden opgenomen;
�
vervangings- en grootonderhoudsprojecten systematisch kunnen worden ingepland en planmatig kunnen worden gerealiseerd;
�
inzicht wordt verkregen in de aard en omvang van correctief onderhoud en storingen zodat deze, indien gewenst, gericht kunnen worden teruggedrongen in de toekomst.
Waar staan we nu WBL Transportlijn, waterlijn, sliblijn. Vanaf 2009 is ingezet op meer planmatig werken. Vanaf 2011 is het Periodiek Onderhoud aan rwzi’s gebundeld uitgevoerd in een “stopachtige vorm”. Dit heeft er toe geleid dat de realisatie van het planbaar onderhoud substantieel verhoogd is. Tegelijkertijd is waarneembaar dat het aantal storingen afneemt. Gemeenten / klanten, afvalwaterketen. De unit Onderhoud heeft op dit moment met 6 gemeenten een licht gemeenschappelijke regeling inclusief uitvoeringsovereenkomsten ten behoeve van beheer en onderhoud van gemeentelijke gemalen, berg bezink bassins, overstorttellers en/of regenmeters. Voor één waterschap verzorgen we het beheer en onderhoud van de gemalen en kunstwerken. Gemeenten / IBA’s. Tot en met 2009 had WBL het onderhoud aan IBA-systemen uitbesteed aan een marktpartij. Vanaf 2010 verzorgt de unit Onderhoud van WBL het beheer en onderhoud aan IBA’s in eigen beheer. Dit heeft geleid tot een verlaging van de kosten, een verbetering van de effluentkwaliteit en een vermindering van het aantal storingen. Vanaf 2012 zullen conform DB-besluit van 22-11-2011 alle gemaakte kosten doorberekend worden aan de gemeenten. Hiermee is in de meerjarenraming rekening gehouden Waar willen we naar toe WBL Transportlijn, waterlijn, sliblijn. De komende jaren willen we het aandeel planbaar onderhoud verder verhogen en het ongeplande onderhoud verder verlagen, waardoor de beschikbaarheid van de installaties wordt verhoogd. Daarnaast zal onderzocht worden hoe het onderhoud aan het transportstelsel, de zuiveringsinstallaties en de slibverwerkingsinstallaties verder geoptimaliseerd kan worden en tot welke besparing dit zou kunnen leiden in de komende jaren. Gedacht wordt aan verder inbesteden van activiteiten en doelmatiger uitvoeren van onderhoud middels het inrichten van assetmanagement.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 48
Groei binnen de afvalwaterketen. In het beheer van de afvalwaterketen is het zuiveringsbeheer een belangrijk onderdeel. Het Bestuursakkoord Water vermeldt de doelstellingen om de efficiëntie en de kwaliteit van het gemeenschappelijke beheer van de (afval)waterketen te verbeteren en de kwetsbaarheid te verminderen. Basis voor het bereiken van deze doelstellingen is een krachtige samenwerking tussen gemeenten, drinkwaterbedrijven en waterschappen. In de samenwerking staat centraal de juiste afweging van zowel investeringsals uitvoeringsbeslissingen, waarbij zowel verhoging van de duurzaamheid als verhoging van de kosteneffectiviteit de uitdaging is. Middels het optimaliseren van kosten, prestaties en middelen streeft het WBL ernaar het transportstelsel naar een niveau te brengen dat voldoet aan deze doelstellingen. Door het tonen van deze expertise laat WBL zien een interessante samenwerkingspartner te zijn in de afvalwaterketen voor gemeenten. Binnen de planperiode zou een verdere omzetgroei mogelijk zijn door uitbreiding van samenwerkingsovereenkomsten met gemeenten. De acquisitie ter realisatie van een verdere toename van het aantal gemeenten waarvoor beheer en onderhoud van gemeentelijke gemalen wordt verzorgd, behoort volgens afspraak tot de verantwoordelijkheid van de accountmanagers van de waterschappen. Nieuwe kansrijke initiatieven tot samenwerking worden middels een businesscase, uitgevoerd door een gerenommeerd bureau, getoetst. Gemeenten / IBA’s In het voorgaande zijn de reeds op dit punt ingezette verbeteringen geschetst. Daarnaast zal de unit Onderhoud zich blijven inzetten om de IBA’s nog optimaler te laten functioneren.
3.4.2
Wat gaan we doen
Gebundeld onderhoud. Om het aandeel planbaar onderhoud omhoog te brengen is in 2011 het “gebundeld onderhoud” ingevoerd voor de rwzi’s. Hierbij worden per locatie Periodiek Onderhoud en Correctief Onderhoud opdrachten verzameld en geconcentreerd binnen een tijdsbestek van 1 tot 2 weken uitgevoerd (een stopachtige benadering, waarbij in tegenstelling tot een industriële fabriek onze rwzi’s niet volledig uit bedrijf genomen kunnen worden). Op deze wijze is het mogelijk om extra reistijd te besparen, planmatiger en efficiënter te kunnen werken door zaken te combineren. Als gevolg van het verhogen van het aandeel planbaar onderhoud is waarneembaar dat het aantal storingen aan rwzi’s ten opzichte van 2010 is afgenomen. Om het aantal storingen (Storing Onderhoud) nog verder te verminderen zal ingezet worden op het naleven en correct uitvoeren van het 1e lijns onderhoud, het verbeteren van de inhoudelijke kwaliteit van het Periodiek Onderhoud en op een diepgaandere analyse van de storingen. Verder zal per 2012 het gebundeld Periodiek Onderhoud bij het transportstelsel worden ingevoerd. Verminderen van storingen is geen doel op zich, maar moet leiden tot betere beschikbaarheid en kostenverlaging bij Operations. Er moet nader onderzoek gedaan worden waar het optimum tussen kosten, prestaties en risico’s ligt.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 49
Gemeenten / IBA’s. Met betrekking tot het reinigen van de IBA’s is inmiddels aansluiting gezocht bij een raamcontract ten behoeve van het reinigen van zuiveringstechnische werken en gemalen. Voor het beheer en onderhoud worden zoveel mogelijk dezelfde medewerkers ingezet. Deze medewerkers zijn hiervoor opgeleid en specialiseren zich door ‘training on the job’.
3.4.3
Wat gaat het kosten
Het niveau van de netto kosten is ten opzichte van de vorige MJR verlaagd. De ontwikkeling van deze netto kosten gedurende de planperiode vertoond een vergelijkbaar verloop als bij de vorige MJR. Onderstaand worden per relevante activiteit de verschillen met de vorige meerjarenraming toegelicht. Transportstelsel: �
De post onderhoud leidingen is afgelopen jaar te laag begroot, deze stijgt op basis van historische cijfers (2010 en 2011);
�
Door ontwikkelingen vanuit de projectgroep hpo (high performance organisatie) transportstelsel is de inschatting dat er op termijn een daling van de kosten te verwachten is van 5-10 %. Cijfermatig is rekening gehouden met een daling die start in 2014 en vanaf 2016 structureel 7,5% zal zijn. Deze daling is terug te vinden bij reinigen zuiveringstechnische werken, onderhoud leidingen en E/M Onderhoud;
�
Per saldo nemen de kosten van onderhoud leidingen ten opzichte van de vorige meerjarenraming gemiddeld met ca. € 50.000 per jaar toe.
Afvalwaterketen / personele lasten: �
Als gevolg van het DB-besluit van mei 2011 is de post personeelslasten verlaagd als een saldo van hogere salariskosten ca. € 115.000 door uitbreiding van de formatie met 2 fte ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden aan gemeentelijke gemalen uit te breiden met 2 fte en een ver-
�
Op basis van de realisatie over 2010 en 2011 zijn de baten verbonden van de werkzaamheden voor gemeenten ca. € 160.000 hoger geraamd, met door toename van de gewerkte uren. Daarnaast nemen de materiaalkosten af met ca. € 54.000.
laging van de kosten voor inhuur van personeel van derden (€ 160.000);
IBA (Individuele Behandeling Afvalwater): �
Door het DB van december 2011 is besloten dat aan de gemeenten met ingang van 2012 de werkelijk gemaakte kosten met betrekking tot IBA’s worden doorbelast. De baten stijgen hierdoor met ca. € 300.000 per jaar;
�
Door procesverbeteringen dalen de kosten van IBA-onderhoud met gemiddeld € 35.000 per jaar.
E/M Onderhoud: �
De totale kosten van E/M Onderhoud zijn in deze MJR jaarlijks gemiddeld ca. € 150.000 hoger dan in de vorige MJR, verklaard uit de volgende effecten: o door sluiting van de slibontwatering te Weert, Wijlre en Gennep dalen de jaarlijkse kosten met ca. € 40.000; o op basis van historie in de periode 2008 – 2011 worden de onderhoudskosten van de slibdroger Susteren nu jaarlijks € 230.000 lager geraamd;
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 50
o
door minder adhoc en meer planmatig te werken, worden medewerkers efficiënter ingezet, waardoor de productiviteit zal stijgen. Deze verhoging in productiviteit leidt tot een groei in de realisatie van correctief onderhoud (€ 300.000) en daarop volgend een verdere afname van het aantal storingen en dus een verhoging van de functionele beschikbaar-
o o
heid van installaties ten behoeve van de bedrijfsvoering door Operations; diverse verbeterprojecten leiden tot een daling van de onderhoudskosten (€ 120.000); als gevolg van ingebruikname van de TDH Venlo stijgen de onderhoudskosten met jaarlijks ca. € 260.000. De aan dit project verbonden kostenverlagingen zijn elders opgevoerd (zie de toelichting bij Operations).
Diverse: �
Een bijkomend effect van het gebundeld Periodiek Onderhoud is piekbelasting in de personele planning. Om dit te ondervangen is het bedrag van de post personeel van derden licht verhoogd met € 20.000 per jaar;
�
De post reinigen zuiveringstechnische werken wordt verlaagd in verband met overheveling van takenpakket en daaraan gerelateerd budget (€ 300.000,-) naar de unit Operations;
�
De kostenraming voor onderhoud terrein groenvoorziening wordt op basis van realisatiegegevens over 2010 - 2011 naar boven bijgesteld met gemiddeld jaarlijks € 100.000 (gladheidbestrijding en externe samenwerking WML directievoering).
Kosten die verbonden zijn aan het langer in bedrijf houden van rwzi’s in verband met de MDR (modulaire duurzame rwzi), zijn in het MIP meegenomen.
Risico’s Bij het opstellen van de begroting is alleen rekening gehouden met de reguliere bedrijfsvoering, bewust een reserve calculeren binnen de eigen begroting is niet aan de orde. Dit betekent dat calamiteiten, diefstal en andere uitzonderlijke omstandigheden, die in de praktijk voorkomen maar niet voorspelbaar zijn, niet financieel zijn opgenomen in de exploitatiebegroting 2012 en de meerjarenraming 2013-2017. Als er calamiteiten, diefstal en/of andere uitzonderlijke omstandigheden plaatsvinden dan kan dat leiden tot een overschrijding van de exploitatiebegroting van het jaar waarin deze situatie zich manifesteert. Er wordt gewerkt met een budgetgestuurde exploitatiebegroting. Binnen de waterschapswereld zijn we gebonden aan de hiervoor geldende inkoop- en aanbestedingswetgeving en het hiernaar vertaalde inkoop en aanbestedingsbeleid. Teneinde rechtmatig te kunnen inkopen, zijn veel opdrachten aanbestedingsplichtig. Komende periode lopen een aantal contracten af, die opnieuw aanbesteed moeten worden. Onzekerheid over de kosten ten gevolge van deze nieuwe aanbestedingen zijn niet opgenomen in de MJR 2013-2017. Vanwege het voldoen aan rechtmatigheid zal een steeds groter deel van het exploitatiebudget weggeschreven worden naar deze contracten. Het “variabel te besteden deel” van de exploitatie, zal naar verhouding steeds kleiner worden. De begroting zal in de komende jaren steeds nauwkeuriger ingevuld kunnen worden, waardoor het inzicht in onderhoud naar behoefte groter wordt en de afweging tussen budgetgestuurde en behoeftegestuurde begroting aan de orde zal komen. Bij IBA’s is rekening gehouden met extra baten doordat, volgens bestuursbesluit, alle kosten doorbelast worden naar de gemeenten. Een deel van de gemeenten heeft te kennen gegeven hiermee niet akkoord te gaan.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 51
3.5
Human Resource Management, Facilitair, Bestuurs- en Juridische ondersteuning
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2013-2017 + Begroting 2013 HRM Omschrijving
Rekening 2011
Begroot 2012 (*)
Begroot 2013
mutatie
2014
Meerjarenraming 2015 2016
2017
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN
602 135 290
3 1 27 162 221
714 160 553 50 143 1.620 37 187 209 22 79 33 582 332 1.481
894 200 564 51 146 1.855 37 191 207 22 82 34 593 176 1.342
913 206 576 52 149 1.896 38 195 211 22 84 34 605 180 1.369
942 212 587 53 152 1.946 39 199 215 22 85 35 617 183 1.395
1.014 218 600 54 155 2.041 40 203 221 22 87 36 630 187 1.426
77
1
78
80
81
83
84
176 2.149
77 3.099
1 80
78 3.179
80 3.277
81 3.346
83 3.424
84 3.551
21 402 11
472
-17
455
463
473
482
492
434
472
-17
455
463
473
482
492
NETTO KOSTEN
1.715
2.627
97
2.724
2.814
2.873
2.942
3.059
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
15,11
14,85
14,85
14,85
14,85
14,85
14,85
BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN
67 1.094 21 77 215 24 98 6 258 180 879
816 162 519 125 140 1.762 34 161 210 22 76 32 555 170 1.260
-102 -2 34 -75 3 -142 3 26 -1
176
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2012
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 52
3.5.1
Wat willen we bereiken
Doelstelling Evenals voorgaande jaren blijft de oriëntatie van de unit HRM in zijn geheel gericht op ondersteuning van mensen en bedrijfsprocessen met de focus op strategische en operationele aspecten waardoor waarde wordt toegevoegd. Zorgen voor perspectief, motivatie, gedrevenheid en ‘zin hebben in morgen’ blijven belangrijke uitdagingen in deze dynamische periode. Waar staan we nu In 2011 is – met inachtneming van het rapport van Berenschot – de focus gelegd op een verdere fine tuning van interne processen waardoor vraag en aanbod van de dienstverlening naar de operationele units nog beter op elkaar aansluiten. Een verdere optimalisatieslag van de back office van unit HRM heeft plaatsgevonden door middel van implementatie van YOUPP (digitalisering verlofadministratie en declaratieproces). De vergrijzing van de organisatie en de technologische ontwikkeling is vanuit een optiek van (strategische) personeelsontwikkeling een toenemend aandachtspunt om de kwaliteit van dienstverlening ook de komende jaren te kunnen borgen. Waar willen we naar toe De ontwikkeling van de organisatie tot een HPO-organisatie staat de komende jaren centraal. De ondersteuning en facilitering van HRM is hierop gericht, waaronder begrepen de ontwikkeling van een HRM managementdashboard waarin de HR performance van de organisatie(-onderdelen) is weergegeven. Het streven van de unit HRM is gericht op verdergaande verlaging van de overheadkosten, dat is gebaseerd op het gedachtegoed van Lean Six Sigma. Werken vanuit een kernformatie met behoud van kwaliteit van dienstverlening staat daarbij centraal.
3.5.2
Wat gaan we doen
De aard van de verrichte activiteiten is zodanig dat er geen significant verschil bestaat tussen de activiteiten in de periode van de meerjarenraming versus de activiteiten volgens de Begroting 2013 respectievelijk het jaar 2012. Personeelszaken (HRM) Verdere digitalisering van de HRM back-office waardoor relevante informatie voor management en medewerk(st)ers eenvoudig toegankelijk is en HRM-processen verder worden gestroomlijnd. Aandacht voor perspectief, motivatie, gedrevenheid en ‘zin hebben in morgen’ zal in toenemende mate op individueel niveau (Persoonlijk OntwikkelingsPerspectief; POP) het onderwerp van gesprek zijn tussen manager en medewerker en speerpunt voor het management en HRM. Talentmanagement is het antwoord op de mogelijke dreiging van leegloop van sleutelfuncties zodra de economie verder aantrekt waardoor continuïteit in bedrijfsvoering wordt gewaarborgd. Ook in 2013 zullen wij onze expertise en kwantiteit met name vrijmaken voor ondersteuning op deze items. In samenspraak met de afzonderlijke units zal op basis van het opgestelde strategische personeelsbeleid de agenda´s worden bepaald.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 53
Facilitaire Zaken Goed hostmanship leidt tot tevreden klanten die graag inspelen op duurzame samenwerking. Gebouw en bedrijfsvoering zijn hierin bepalend. De groeiscenario’s van de in- en externe “klanten” die wij huisvesten vragen permanente afstemming en een goed relatiebeheer. Daarnaast vindt er een fine tuning van activiteiten plaats om steeds meer facilitaire werkzaamheden voor de operationele units uit te voeren door de unit HRM, waardoor deze operationele units nog meer de focus kunnen leggen op de core business.
3.5.3
Wat gaat het kosten
Netto kosten De netto kosten van HRM stijgen van € 2,63 mln in 2012 naar € 2,72 mln in 2013 (een stijging van 3,4%). Alleen voor het jaar 2013 is een budgetneutrale overheveling doorgevoerd van € 157.000 van Personeelslasten naar Overige diensten. Dit in verband met inhuur van een HR-adviseur. De beschikbare vacatureruimte wordt in 2013 niet structureel ingevuld. De vacature HR-adviseur wordt uiterlijk per 1 januari 2014 structureel ingevuld. Een aantal kleinere wijzigingen leiden tot hogere kosten ad € 79.000. Het betreft -attenties bij ziekte/jubilea (o.a. vanwege introductie medewerker van de maand), -kantinekosten, interne overheveling van bureau- en schrijfartikelen en materialen print- en kopieerwerk, - automatiseringskosten YOUPP en IKB module. Voor de begroting 2013 is rekening gehouden met de opbrengst van verhuur van kantoorruimte aan externe partijen. De huuropbrengst bedraagt in 2013 naar verwachting in totaal € 454.000,-Door de Provincie Limburg is kenbaar gemaakt dat rekening moet worden gehouden met beëindiging van het huurcontract per 1-1-2013. Daarnaast huurt het bedrijf Midex vanaf 1-7-2012 minder kantoorruimte. Daarentegen huurt BsGW vanaf 1 april 2012 meer kantoorruimte binnen het WBL kantoor. Per saldo zal dan de post totaal baten HRM in 2013 t.o.v. 2012 in totaal verminderen met e € 18.000,--. Voor zover de Provincie Limburg in de 2 helft van dit jaar besluit om het huurcontract te verlengen zal in 2013 ten opzichte van 2012 sprake zijn van een toename van de huuropbrengst met circa € 26.865,--. In de planperiode stijgen de netto-kosten van HRM van € 2,10 mln volgens de begroting 2011 naar € 3,05 mln in 2017 waarvan € 0,5 mln budgettair neutraal als gevolg van centralisatie bij HRM vanuit de andere units van de budgetten voor vorming, training, opleiding en van de inkoop van facilitaire goederen ten behoeve van unit Operations (gecorrigeerd voor deze neutrale verschuiving is sprake van een stijging met 20% waarvan 12,62% inflatie). De lasten stijgen naast inflatie door toename van jubileum- en afscheidsgratificaties, door hogere onderhoudskosten van YOUPP en de IKB (Individueel KeuzeBudget) module. Risico’s De begroting 2013 omvat enkele kleine potentiële risico’s, waardoor de kosten enigszins kunnen toenemen. Een mogelijke kostentoename zal binnen het budget van de unit HRM worden opgevangen.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 54
3.6
Financiën, Planning, Concerncontrol
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2013-2017 + Begroting 2013 Financiën, Planning, Concerncontrol Omschrijving
Rekening 2011
Begroot 2012 (*)
Begroot 2013
mutatie
2014
Meerjarenraming 2015 2016
2017
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN
754 166 16 5
830 186 2 28
3 22
833 208 2 28
858 214 2 29
883 221 2 29
909 227 2 30
936 234 2 30
941 14 11
1.046 19 13
25 1 -2
1.071 20 11
1.103 20 11
1.135 21 12
1.168 21 12
1.202 21 12
1
1
1
1
1
2 1
104 131
175 208
5 4
180 212
183 215
187 221
191 225
195 229
1.072
1.254
29
1.283
1.318
1.356
1.393
1.431
20
21
-2
19
20
20
21
21
13 33
21
-2
19
20
20
21
21
NETTO KOSTEN
1.039
1.233
31
1.264
1.298
1.336
1.372
1.410 1,124
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
12,86
12,36
12,36
12,36
12,36
12,36
12,36
BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2012, na afsplitsing van de per 2011 nieuw opgerichte BsGW
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 55
3.6.1
Wat willen we bereiken
De unit Financiën, Planning, Concerncontrol (FPC) wil als kwalitatief hoogwaardige unit de opgedragen taken zo efficiënt en effectief mogelijk uitvoeren en het bestuur, management en de organisatie optimaal ondersteunen bij de beheersing van bedrijfsvoeringprocessen. Waar staan we nu Als gevolg van de per 1-1-2011 doorgevoerde organisatorische veranderingen gerelateerd aan de afsplitsing van de BsGW, is het takenpakket van de unit uitgebreid. De taken van de unit bestaan uit: -
Het ontwikkelen van financieel beleid en het opstellen van meerjarenraming en begroting. Het inrichten en voeren van de financiële administratie en het opstellen van de jaarrekening. Het ontwikkelen van inkoop- en aanbestedingsbeleid en het procedureel faciliteren van de praktische uitvoerbaarheid middels een handboek inkoop- en aanbesteding.
-
Het opstellen van management- en bestuursrapportages; opstellen van bedrijfsvergelijkingen. Het doorvoeren van concerncontrol / audits op concernniveau, waarmee getoetst wordt of de uitvoering in de praktijk overeenstemt met het daarvoor geformuleerde beleid en procedures, incl.
-
het aanreiken van eventuele verbetermogelijkheden. Het ontwikkelen van beleid voor KAM (kwaliteit arbeid milieu), het opzetten van KAM-procedures en het ondersteunen van trajecten tot certificering van bedrijfsactiviteiten. Het ontwikkelen en implementeren van instrumenten om te komen tot een High Performance Organisatie (best presterend in de branche). De vijf pijlers hiervoor zijn: Kwaliteit management, Kwaliteit medewerkers, Open en actiegericht, Lange termijn denken, Continue verbeteren. Optimalisatie, professionalisering, betrouwbaarheid en innovatief denken zijn daarbij sleutelbegrippen
Waar willen we naar toe De organisatie is voortdurend in beweging en oriënteert zich steeds opnieuw met betrekking tot haar eigen positie in relatie tot de veranderende omgeving. Dit vereist een hoge mate van professionaliteit en flexibiliteit van de unit FPC. De unit FPC wil hieraan invulling geven door: - aandacht voor en versterken van de professionaliteit van de unit; -
versterken van de rol als onafhankelijke sparringpartner voor de units; verbetering van de toegankelijkheid (verzamelen+structureren+aanbieden) en daardoor van het gebruik van informatie zoals regelgeving, procedures, rapportages, verantwoordingen; de uitbouw van de functie concerncontrol waarbij middels audits een vinger aan de pols wordt gehouden en samen met de geauditeerden verbeterideeën worden geïnitieerd; voortdurend streven naar optimalisatie van de verhouding tussen rechtmatigheid en doelmatigheid ten aanzien van de ontwikkelde procedures
3.6.2
Wat gaan we doen
Het streven naar verbetering van de kwaliteit van de medewerkers wordt ondersteund door een daarop gericht opleidingsprogramma. De op organisatieniveau vastgestelde administratief organisatorische procedures worden periodiek geëvalueerd, ondersteund door daartoe uitgevoerde audits.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 56
Onderzocht wordt of en op welke wijze het naleven van het inkoop- en aanbestedingsbeleid beter kan worden ondersteund en hoe een verdere verbetering van professioneel inkopen kan worden bereikt.
3.6.3
Wat gaat het kosten
Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: - ten opzichte van de begroting 2012 stijgen de netto kosten met € 31.000 met name door de toename van de sociale lasten -
in de planperiode stijgen de netto kosten van FPC van € 1,26 mln in 2011naar € 1,41 mln in 2017 (een stijging met 11,6%). De stijging van de netto kosten komt daarmee overeen met de jaarlijkse inflatiecorrectie.
Formatie Als gevolg van de per 1-1-2011 doorgevoerde organisatorische veranderingen gerelateerd aan de afsplitsing van de BsGW bedraagt de formatie van de unit 13,36 fte welke bij de bijstelling van de begroting 2012 (december 2011) is verlaagd naar 12,36 fte. Dit door het laten vervallen van de vacature voor een manager afvalwaterketen. Ten opzichte van de vorige MJR betekent dit een structurele verlaging met 1 fte.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 57
3.7
Kapitaallasten
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2013-2017 + Begroting 2013 Kapitaallasten Omschrijving
Rekening 2011
Begroot 2012 (*)
Begroot 2013
mutatie
2014
Meerjarenraming 2015 2016
2017
(bedragen x € 1.000) LASTEN Getransporteerd afvalwater Rentelasten Afschrijving Gezuiverd afvalw ater Rentelasten Afschrijving Verwerkt slib Rentelasten Afschrijving Financ.beleid, financ.administratie Rentelasten Afschrijving Human Resource Management Rentelasten Afschrijving Huisvesting + Interne faciliteiten Rentelasten Afschrijving Automatisering Rentelasten Afschrijving Kw aliteit-Arbo-Milieuzorg Rentelasten Afschrijving Overig ondersteunend Rentelasten Bouwrente Afschrijving totaal rentelasten totaal afschrijvingen TOTAAL LASTEN
2.141 6.232
2.664 6.194
-682 -828
1.982 5.366
2.148 4.876
2.418 5.411
2.465 5.280
2.839 5.220
5.035 11.813
4.899 10.971
299 886
5.198 11.857
5.538 12.313
6.513 13.851
6.855 14.846
6.785 15.029
951 4.042
1.200 3.043
-290 104
910 3.147
855 2.919
829 2.919
790 3.031
734 3.114
328 848
321 843
-45 -13
276 830
252 813
238 781
226 830
202 859
100 725
23 201
88 295
111 496
170 481
234 1.231
184 995
140 961
13 209
6 261
-6 -261
67 542 91 9.177 23.961 33.138
5 350 89 9.468 21.602 31.070
3 -16 -633 167 -466
8 350 73 8.835 21.769 30.604
5 350 73 9.318 21.475 30.793
3 350 53 10.585 24.246 34.831
1 350 48 10.871 25.030 35.901
11.050 25.183 36.233
214
15
-12
3
542 756
350 365
-12
350 353
350 350
350 350
350 350
350 350
32.382
30.705
-454
30.251
30.443
34.481
35.551
35.883
1
BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde lasten: bouwrente TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2012
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 58
350
De kapitaallasten worden bepaald door twee zaken: - de investeringen in het verleden en de daaraan verbonden vrijval van kapitaallasten; - de nieuwe investeringen zoals geraamd voor de jaren van de planperiode. De kapitaallasten volgend uit de investeringen uit het verleden zijn nauwelijks te beïnvloeden. De ontwikkeling van de kapitaallasten naar deze twee invalshoeken is onderstaand weergegeven: Meerjarige ontwikkeling kapitaallasten kapitaallasten investeringen t/m 2011 vrijval kapitaallasten 2012-2017 (cumulatief) subtotaal kapitaallasten nieuwe investeringen 2013-2017 Totaal kapitaallasten 2011-2017 toename t.o.v. 2011 (cumulatief)
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
33.136 33.136 33.136 33.136 33.136 33.136 33.136 -2.066 -6.846 -8.579 -9.537 -11.521 -13.529 33.136 31.070 26.290 24.557 23.599 21.615 19.607 4.314
6.236 11.232
14.287
16.626
33.136 31.070 30.604 30.793 34.831 -2.066 -2.532 -2.343 1.695
35.902 2.766
36.233 3.097
De ontwikkeling van de kapitaallasten is daarnaast in het perspectief geplaatst van een planperiode van 10 jaar, hetgeen onderstaand grafisch is weergegeven.
Uit bovenstaande grafiek blijkt dat de kapitaallasten vanaf 2018 zich stabiliseren. Toelichting kapitaallasten in de planperiode Het verloop van het totaal van de kapitaallasten in de planperiode (eerst dalend van 2012 naar 2013 en vervolgens weer stijgend vanaf 2013 is het gevolg van: o de daling van 2012 naar 2013 wordt veroorzaakt door het wegvallen van afschrijvingen van o
een aantal grotere activa. Het betreft o.a. rwzi Susteren, uitbreiding rwzi Limmel; de structurele groei van het investeringsvolume gedurende de planperiode naar gemiddeld € 29,0 mln jaarlijks (bedragen op prijspeil 2012). Het effect van de groei van het investeringsvolume was ook al zichtbaar in de vorige MJR. In de planperiode 2013-2017 bedraagt de stijging van de kapitaallasten 18,4% (deze stijging is 8,0% hoger dan de stijging overeenkomend met de inflatie). De kapitaallasten van nieuwe investeringen zijn hoger dan de vrijval van kapitaal-
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 59
lasten van de historische investeringen (zie voorgaande tabel). Door de toename van de boekwaarde van de investeringen nemen de rentelasten toe met gemiddeld € 0,6 mln per jaar. Onderstaand volgt een toelichting op de ontwikkeling van de kapitaallasten per activiteit. Getransporteerd afvalwater - Investeringen: o in het bijgevoegde MIP 2013-2017 zijn € 41,2 mln aan investeringen gepland voor deze acti-
-
viteit (o.a. aanpassen afstroomgebied Maasbracht en Stein, transportleiding HeerlenHoensbroek, transportleiding Simpelveld-Wijlre, transportsysteem westelijke mijnstreek). Kapitaallasten: o
de kapitaallasten dalen van 2012 naar 2013 met € 1,5 mln tot € 7,3 mln en van 2013 naar 2014 met € 0,3 mln omdat de vrijval in 2013 en 2014 groter is dan de kapitaallasten van nieuwe investeringen. Na 2014 stijgen de kapitaallasten in de planperiode van € 7,3 mln in 2013 naar € 8,1 mln in 2017 als gevolg van de kapitaallasten van de nieuwe investeringen.
Gezuiverd afvalwater - Investeringen: o
-
in het bijgevoegde MIP 2013-2017 zijn € 90,3 mln aan investeringen gepland voor deze activiteit (o.a. clustering rwzi’s Simpelveld-Wijlre; clustering rwzi’s Heerlen-Hoensbroek; renovatie rwzi’s Weert, Susteren, Roermond, Rimburg; procesautomatisering WAUTER, nutriëntenterugwinning, KRW-maatregelen Venray).
Kapitaallasten: o de kapitaallasten stijgen in de planperiode van € 15,9 mln in 2012 naar € 21,8 mln in 2017 doordat de kapitaallasten van nieuwe investeringen groter zijn dan de vrijval van oude investeringen.
Verwerkt slib - Investeringen: in het bijgevoegde MIP 2013-2017 zijn €5,7 mln aan investeringen gepland voor deze activiteit (o.a. revisie slibverwerking Bosscherveld, vernieuwen slibontwatering Hoensbroek). Kapitaallasten: o
-
o
de kapitaallasten dalen van 2012 naar 2013 met € 0,2 mln In de periode 2013-2017 dalen de kapitaallasten van € 4,1 mln in 2013 naar € 3,8 mln in 2017.
Financieel beleid, financiële administratie -
Investeringen: o in het bijgevoegde MIP 2013-2017 zijn geen investeringen gepland voor deze activiteit. Kapitaallasten: o
de kapitaallasten dalen tot € 0,- in 2012 doordat het financiële pakket in 2011 volledig is afgeschreven. Een vervanging van het financiële pakket in de planperiode is niet voorzien. In 2012 is een upgrade voorzien op het bestaande pakket.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 60
Huisvesting + interne faciliteiten: -
-
Investeringen: o in het bijgevoegde meerjareninvesteringsprogramma (MIP) 2013-2017 zijn voor de jaren 2012 en 2013 verbouwings- en opknapinvesteringen gepland voor het kantoorgebouw van € 445.000 resp. € 406.000. Voor de jaren 2015 en 2016 zijn grotere onderhoudsinvestering gepland van € 550.000,- per jaar. Kapitaallasten: o de kapitaallasten dalen van € 1,2 mln in 2012 naar € 1,1 mln in 2013 . De daling van de kapitaallasten is terug te voeren op een investering in 2008/2009 in het kantoorgebouw ter realisatie van de omvorming van het laboratorium tot kantoorruimte alsook de realisatie van koelplafonds. o
in de jaren van de planperiode blijven de kapitaallasten stabiel op ca. € 1,1 mln in 2017. De daling van de kapitaallasten is terug te voeren op de vermindering van de boekwaarde van investeringen in het kantoorgebouw (omvorming van het laboratorium tot kantoorruimte, aanleg koelplafonds, luchtbrug 2e etage).
Automatisering: - Investeringen: o
-
in het bijgevoegde meerjareninvesteringsprogramma (MIP) 2013-2017 is in het jaar 2013 en 2014 een bedrag van € 2,0 mln opgenomen voor noodzakelijke vervanging van de volledige IT-infrastructuur. In 2012 wordt onderzocht in hoeverre de infrastructuur zoals deze nu is opgezet voldoende toekomstvast is. Daarin wordt meegenomen de vraag zelf doen of uitbeste-
den; Kapitaallasten: o de kapitaallasten stijgen van € 0,2 mln in 2012 naar € 0,6 mln in 2013. In de planperiode stijgen de kapitaallasten van € 0,6 mln in 2013 naar € 1,1 mln in 2017. In 2014 is de volledige IT infrastructuur afgeschreven. Dat leidt tot een verlaging van de kapitaallasten. De investeringen van € 2,0 mln in 2013 en € 2,0 mln in 2014 zullen leiden tot kapitaalslasten van ordergrootte € 0,55 per jaar vanaf 2014.
Kwaliteit, Arbeid en Milieuzorg - Investeringen: -
o in het bijgevoegde MIP 2013-2017 zijn geen investeringen gepland voor deze activiteit. Kapitaallasten: o de kapitaallasten dalen tot € 0,- in 2013 doordat de reeds verrichte investeringen dan volledig zijn afgeschreven.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 61
3.8
Bestuur, Directie en Bovenformatief
3.8.1
Positionering
Het Dagelijks Bestuur van het WBL bestaat uit 6 onbezoldigde bestuursleden waarvan er 3 worden afgevaardigd door het waterschap Roer en Overmaas en eveneens 3 worden afgevaardigd door het waterschap Peel en Maasvallei. Het Algemeen Bestuur bestaat uit de leden van het Dagelijks Bestuur aangevuld met 8 leden uit de algemeen besturen van de waterschappen WRO en WPM (per waterschap 4 leden). De Directeur van het Waterschapsbedrijf is belast met de dagelijkse aansturing.
3.8.2
Wat gaat het kosten
De uitgaven in het meerjarenperspectief en voor de Begroting 2013 voor Directie en Bestuur zijn alleen gecorrigeerd voor de inflatie. Verder zijn er geen wijzigingen. Directie De post overige diensten door derden wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de personeelsvereniging, de ondernemingsraad en de vereniging van oud-personeelsleden. Daarnaast is er extra ruimte in deze post opgenomen om in crisissituaties slagvaardig zonder veel procedurele voorbereiding te kunnen optreden. Onvoorzien: In de onderhavige MJR 2013-2017 en Begroting 2013 is het budget onvoorzien centraal geraamd bij de directie en wordt bij de andere units geen budget onvoorzien geraamd. De hoogte van de post onvoorzien is in de planperiode gesteld op het beleidsmatig uitgangspunt van 0,4% van het begrotingstotaal, voor het jaar 2013 overeenkomend met € 282.000,-.
Bestuur De uitgaven door het Bestuur behelzen drie posten: �
De uitgaven voor uitkeringen voor voormalige bestuursleden van het voormalige Zuiveringschap Limburg die zijn begroot conform afspraken uit het verleden, huidige bestuursleden krijgen geen vergoeding.
�
Uitgaven voor overige gebruiksgoederen, dit is een soort verzamelpost voor vele kleine kosten m.n. vergaderkosten, voorbereiding activiteiten, etc.
�
Diensten door derden ten behoeve van, indien nodig, externe adviseurs.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 62
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2013-2017 + Begroting 2013 Directie Omschrijving
Rekening 2011
Begroot 2012 (*)
mutatie
Begroot 2013
2014
Meerjarenraming 2015 2016
2017
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN
115 23 38 176 20 44 114 178
112 23 55 190 11 35 202 248
15 5 -2 18 9 1 -2 8
127 28 53 208 20 36 200 256
130 29 54 213 21 37 204 262
134 30 55 219 21 38 208 267
138 30 56 224 22 39 212 273
142 31 57 230 22 39 216 277
354
293 293 731
-11 -11 15
282 282 746
284 284 759
307 307 793
316 316 813
321 321 828
NETTO KOSTEN
354
731
15
746
759
793
813
828
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
TOTAAL BATEN
Bestuur Omschrijving
Rekening 2011
Begroot 2012 (*)
mutatie
Begroot 2013
2014
Meerjarenraming 2015 2016
2017
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN
28 28
36 36
-5 -5
31 31
32 32
33 33
34 34
35 35
2 5 7
3 43 46
-12 -12
3 31 34
3 31 34
3 32 35
4 32 36
4 33 37
15 15 50
82
-17
65
66
68
70
72
50
82
-17
65
66
68
70
72
BATEN Financiële baten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2012
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 63
3.8.3 3.8.3.1
Bovenformatief Wat willen we bereiken
De organisatorische ontwikkelingen sedert de oprichting van het Waterschapsbedrijf hebben het nut en de benodigde flexibiliteit aangetoond van een afzonderlijk budget voor bovenformatief. Ook nu staat het WBL voor tal van uitdagingen met nog onbekende gevolgen voor de organisatorische ontwikkelingen. In dat licht bezien is het wenselijk en realistisch om het budget voor medewerkers met een, veelal tijdelijke, bovenformatieve status te handhaven. 3.8.3.2
Wat gaat het kosten
Overeenkomstig de vorige MJR wordt voor de planperiode een omvang van 3 fte geraamd. Gelet op de nog te verwachten ontwikkelingen en het scherper gevoerde personeelsbeleid met betrekking tot functioneringsdiscrepanties is het realistisch het budget voor medewerkers met een, veelal tijdelijke, bovenformatieve status te handhaven.
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2013-2017 + Begroting 2013 Bovenformatief Omschrijving
Rekening 2011
Begroot 2012 (*)
mutatie
Begroot 2013
2014
Meerjarenraming 2015 2016
2017
(bedragen x € 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Totaal personeelslasten Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten TOTAAL BATEN
180 35
160 35
-21
139 35
143 36
147 37
152 38
156 39
215 1 1 216
195 5 5 200
-21 -2 -2 -23
174 3 3 177
179 3 3 182
184 3 3 187
190 3 3 193
195 3 3 198
-23
177
182
187
193
198
3,00
3,00
3,00
3,00
3,00
11 11
NETTO KOSTEN
205
200
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
2,63
3,00
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2012
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 64
4 Uitgaven Meerjarenraming naar BBP-opzet 4.1
MJR: Netto-kosten Exploitatie-uitgaven naar BBP-opzet
NETTO - KOSTEN Exploitatie-uitgaven
Begroting MJR / 2012 (*) Begroting
MJR 2014
MJR 2015
MJR 2016
MJR 2017
2013
(Bedragen * 1000 euro ) 1
Planvorming
206
270
265
238
145
144
11
Eigen plannen
206
270
265
238
145
144
2
Zuiveringstechnische werken
70.419
65.235
65.996
71.459
73.729
75.029
21
Getransporteerd af valw ater
14.984
12.640
12.365
13.529
13.623
14.110
22
Gezuiverd afvalw ater
36.550
35.741
36.697
40.665
42.550
43.095
23
Verw erkt slib
18.885
16.854
16.934
17.265
17.556
17.824
103
75
74
72
71
70
43
31
31
30
30
29
4
Beheersing van lozingen
41
WVO-vergunningen en meldingen
42
Handhaving WVO
0
0
0
43
Rioleringsplannen en subsidies lozingen
60
44
43
42
41
41
6
Bestuur en externe communicatie
689
578
618
631
638
656
61
Bestuur
689
578
618
631
638
656
62
Externe communicatie
0
0
0
0
0
0
81
Dekkingsmiddelen
293
282
284
307
316
321
8101
Onvoorzien
293
282
284
307
316
321
0
0
91
Laboratoriumwerk voor WRO / WPM
800
8104
Kostenaandeel voor LAB-w erkzaamheden
800
TOTAAL Netto - kosten Bijdrage van de Waterschappen Exploitatie-resultaat
0
0
0
0
0
0
72.510
66.440
67.237
72.707
74.899
76.220
72.510
66.440
67.237
72.707
74.899
76.220
0
0
0
0
0
0
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2012
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 65
4.2
MJR: Netto-uitgaven Investeringen naar BBP-opzet
NETTO - UITGAVEN Investeringen
MIP
MIP
MIP
MIP
MIP
MIP
TOTAAL
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2013
(Bedragen * 1.000 euro ) 2 Zuiveringstechnische werken
t/m 2017
31.490
26.550
30.850
28.280
26.495
24.992
137.167
5.317
6.265
7.170
8.645
9.515
9.620
41.215
20.558
20.285
23.460
17.340
15.405
13.761
90.251
2.400
1.700
1.700
100
0
0
3.500
5.615
0
220
2295
1.575
1.611
5.701
9 Ondersteunend
477
2.406
2.035
550
550
8
5.549
Automatisering
32
2000
2.000
0
0
0
4.000
445
406
35
550
550
8
1.549
31.967
28.956
32.885
28.830
27.045
25.000
142.716
21 Getransporteerd afvalwater 22 Gezuiverd afvalwater waarvan: - Procesautomatisering (Wauter)
23 Verwerkt slib
Huisvesting + interne faciliteiten
TOTAAL Netto - uitgaven
Bovenstaand overzicht is ontleend aan het begin 2012 opgestelde MIP 2013-2017. Het investeringsprogramma is gebaseerd op een uitgewerkte opstelling naar projecten. Deze opstelling is indicatief in die zin dat wordt aangegeven welke projecten in welk jaar tot investeringsuitgaven zullen leiden en tot welke geraamde bedragen. Deze opstelling laat onverlet dat het jaarlijkse uitgavenniveau is gemaximeerd tot het bestuurlijk aangegeven maximum (zie ook paragraaf 2.2.2.1). Het voor het jaar 2013 geraamde uitgavenniveau op investeringsprojecten bedraagt € 29 mln.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 66
5 De Begroting 2013 (naar kostendragers + naar kostensoorten) 5.1
De Begroting 2013 naar kostendragers
Onderstaand wordt een overzicht getoond van de bruto kosten en van de netto kosten naar beleidsvelden en beleidsproducten. Hierbij is per regel aangegeven welk deel van de netto kosten wordt toegerekend aan de kostendrager zuiveringsbeheer resp. watersysteem. Bruto kosten
Begroting 2013
Baten WBL
Netto kosten
Aandeel Aandeel Zuiverings- Water-
(Bedragen * 1000 euro )
beheer
1
Planvorming
270
11
Eigen plannen
270
0
systeem
270
270
270
270
2
Zuiveringstechnische werken
66.497
1.262
65.235
65.235
21
Getransporteerd afvalw ater
13.207
567
12.640
12.640
22
Gezuiverd afvalw ater
36.222
481
35.741
35.741
23
Verw erkt slib
17.068
214
16.854
16.854
0
75
75
31
31
4
Beheersing van lozingen
75
41
WVO-vergunningen en meldingen
31
42
Handhaving WVO
43
Rioleringsplannen en subsidies lozingen
44
6
Bestuur en externe communicatie
578
61
Bestuur
578
62
Externe communicatie
81
Dekkingsmiddelen
282
8101
Onvoorzien
282
0
0
0
0
44
44
578
578
578
578
0
0
282
282
282
282
0
Geactiveerde lasten
1.829
1.829
0
0
01
Geactiv. lasten bouw projecten
1.829
1.829
0
0
0
0
0
0
91
Laboratoriumwerk voor WRO / WPM
9115
Kostenaandeel voor LAB-w erkzaamheden
Door baten gecom penseerde kosten van ondersteunende beheerproducten (reeds
Totaal
0 509
509
0
70.040
3.600
66.440
Bijdrage Waterschappen
Resultaat 2013
Waterschapsbedrijf Limburg
0
0
0
0
0
0 0
66.440
0
66.440 0
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
0
blz. 67
Naast de uitsplitsing van de begroting naar het aandeel dat betrekking heeft op de Zuiveringsheffing resp. op de Watersysteemheffing (zie vorige pagina), is een vergelijking van de netto-kosten relevant. Deze vergelijkende opstelling wordt onderstaand gepresenteerd. Vergelijking van de NETTO - KOSTEN
Rekening Begroting Begroting 2011 2012 2013
(Bedragen * 1000 euro )
(*)
1
Planvorming
390
206
271
11
Eigen plannen
390
206
271
2
Bouw / exploitatie zuiveringstechnische werken
67.193
70.419
65.234
21
Getransporteerd af valw ater
13.592
14.984
12.640
22
Gezuiverd afvalw ater
35.094
36.550
35.741
23
Verw erkt slib
18.507
18.885
16.853
4
Beheersing van lozingen
149
103
75
41
WVO-vergunningen en meldingen
59
43
31
42
Handhaving WVO
0
0
0
43
Rioleringsplannen en subsidies lozingen
90
60
44
6
Bestuur en externe communicatie
348
689
578
61
Bestuur
348
689
578
62
Externe communicatie
0
0
0
81
Dekkingsmiddelen
0
293
282
8101
Onvoorzien
0
293
282
91
Laboratoriumwerk voor WRO / WPM
865
800
0
9115
Kostenaandeel voor LAB-w erkzaamheden
865
800
0
Totaal Netto - kosten
68.945
72.510
66.440
Bijdrage van de Waterschappen
72.510
72.510
66.440
3.565
0
0
Exploitatie-resultaat
(*) Betreft de bijgestelde begroting 2012
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 68
5.2 5.2.1
De Begroting 2013 naar kosten- en opbrengstsoorten De Begroting 2013 naar kostensoorten
Het presenteren van de Begroting naar Kosten- en Opbrengstsoorten, gebaseerd op de BBVWrichtlijnen, is een comptabele verplichting. Onderstaand wordt de begroting naar kostensoorten weergegeven (x € 1.000). Voor de begroting naar opbrengstsoorten, zie de opvolgende paragraaf Totaal WBL Omschrijving
Rekening 2011
Begroot 2012 (*)
Begroot 2013
mutatie
2014
Meerjarenraming 2015 2016
2017
(bedragen x € 1.000) 41 Rente en afschrijvingen 4101 Externe rentelasten 4102 Interne rentelasten 4103 Afschrijvingen van activa 4104 Afschrijvingen van boekverliezen 42 Personeelslasten 4201 Salarissen huidig personeel en bestuurders 4202 Sociale premies 4203 Rechtstreekse uitkeringen huidig personeel en bestuur 4204 Overige personeelslasten 4205 Personeel van derden 4206 Uitkeringen voormalig personeel en bestuurders 43 Goederen en diensten van derden 4301 Duurzame gebruiksgoederen 4302 Overige gebruiksgoederen en verbruiksgoederen 4303 Energie 4304 Huren en rechten 4306 Pachten en erfpachten 4307 Verzekeringen 4308 Belastingen 4309 Onderhoud door derden 4310 Overige diensten door derden 44 Bijdragen aan derden 4401 Bijdragen aan bedrijven 4402 Bijdragen aan overheden 4403 Bijdragen aan overigen 45 Toevoegingen aan voorzieningen 4501 Toevoegingen aan voorzieningen 4502 Onvoorzien
33.136 9.014 159 23.963
31.070 9.469
-466 -634
30.604 8.835
30.793 9.318
34.831 10.585
35.902 10.872
36.233 11.050
21.601
168
21.769
21.475
24.246
25.030
25.183
10.273 7.375 1.318 386 563 536 95 29.323 349 2.828 9.140 139
11.335 8.303 1.407 429 600 420 176 29.619 353 2.580 8.922 216
118 -62 99 71 35 -23 -2 -2.143 -42 313 -849 -106
11.453 8.241 1.506 500 635 397 174 27.476 311 2.893 8.073 110
11.971 8.639 1.578 524 648 404 178 27.496 317 2.951 7.913 111
12.303 8.884 1.625 539 661 412 182 28.556 324 3.402 8.020 113
12.654 9.144 1.674 555 674 421 186 29.371 330 3.752 8.151 115
13.057 9.454 1.724 572 688 429 190 30.006 337 3.827 8.382 117
131 687 8.764 7.285 88
122 671 8.400 8.355 144
9 64 308 -1.840 3
131 735 8.708 6.515 147
135 752 8.847 6.470 152
138 767 9.272 6.520 156
141 782 9.463 6.637 159
143 798 9.648 6.754 162
68 20 176 176
144
3
147
152
156
159
162
369 76 293
-9 2 -11
360 78 282
364 80 284
388 81 307
398 83 315
405 84 321
Totaal Bruto Kosten
72.996
72.537
-2.497
70.040
70.776
76.234
78.484
79.863
Totaal middelen
76.560
75.848
-5.808
70.040
70.776
76.234
78.484
79.863
Exploitatie-saldo
3.564
3.311
-3.311
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2012
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 69
5.2.2
De Begroting 2013 naar opbrengstsoorten
Overeenkomstig de comptabele verplichting, worden onderstaand de baten volgens begroting naar opbrengstsoorten weergegeven (x € 1.000). Totaal WBL Omschrijving
Rekening Begroot 2011 2012 (*) mutatie
Begroot 2013
Meerjarenraming 2014 2015 2016
2017
(bedragen x € 1.000) 81 Financiële baten 8101 Externe rentebaten 8102 Interne rentebaten 8103 Dividenden en bonusuitkeringen 82 Personeelsbaten 8201 Baten ivm salarissen en sociale lasten 8202 Uitlening van personeel 83 Goederen en diensten aan derden 8301 Verkoop van grond 8302 Verkoop van duurzame goederen 8303 Verkoop van overige goederen 8304 Opbrengst uit grond en water 8305 Huuropbrengst uit overige eigendommen 8306 Diensten voor derden 84 Bijdragen van derden 8401 Bijdragen van overheden 8402 Bijdragen van overigen 86 Interne verrekeningen 8601 Onttrekkingen aan voorzieningen 8603 Geactiveerde lasten Totaal opbrengsten WBL Bijdrage van de beide Waterschappen Totaal Middelen
464 55 159 250 48 22 26 1.518 1
67
11
78
-62
-134
-138
-142
15 52 25
-12 23 27
3 75 52
-62 53
-134 54
-138 55
-142 56
25 1.446
27 195
52 1.641
53 1.689
54 1.718
55 1.748
56 1.778
1 37 472 936
-1 -17 213
37 455 1.149
20 37 463 1.169
20 37 473 1.188
20 37 482 1.209
20 37 492 1.229
2.009
1.800
29
1.829
1.859
1.889
1.920
1.951
2.009
1.800
29
1.829
1.859
1.889
1.920
1.951
4.050
3.338
262
3.600
3.539
3.527
3.585
3.643
72.510
72.510
-6.070
66.440
67.237
72.707
74.899
76.220
76.560
75.848
-5.808
70.040
70.776
76.234
78.484
79.863
50 375 1.092 11 11
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2012
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 70
5.3
Verdeling van de Begroting 2013 naar de bijdrage van de waterschappen
De aan het Waterschapsbedrijf Limburg opgedragen taken worden gefinancierd door de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling (Waterschap Roer en Overmaas, Waterschap Peel en Maasvallei). Vertrekpunt hiervoor vormt de vastgestelde begroting voor het WBL (kostendrager zuiveringsbeheer); zie hiervoor paragraaf 5.1. De door elk afzonderlijk waterschap te betalen bijdrage wordt vervolgens bepaald overeenkomstig de tussen de waterschappen afgesproken verdeelsleutels: �
het aandeel voor de kostendrager zuiveringsbeheer op basis van het aantal vervuilingeenheden per waterschapsgebied voor ongezuiverde lozingen; Van de aldus bepaalde bijdrage per waterschap wordt door het betreffende all-in waterschap per maand een betaling verricht aan het WBL, ter grootte van de jaarbijdrage gedeeld door 12. e
Omdat de prognose van het aantal vervuilingeenheden pas in de 2 helft van het jaar wordt vastgesteld door de waterschappen, kan op dit moment nog geen (definitieve) berekening worden gemaakt van het aandeel per waterschap. Er wordt derhalve op dit moment volstaan met het aangeven van de ontwikkeling van de kosten van het WBL én de bijdrage van de waterschappen op totaalniveau.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2013-2017 / Begroting 2013
blz. 71
Bijlagen MJR 2013-2017 en Begroting 2013: 1.
Rekenuitgangspunten MJR 2013-2017 en Begroting 2013
2.
Staat van immateriële, materiële, financiële vaste activa en onderhanden werk
3.
Staat van vaste schulden
4.
Staat van reserves en voorzieningen
5.
Berekening van het rente-omslagpercentage
6.
Staat van personeelslasten
7.
Kostenverdeelstaat met toelichting
8.
Meerjarenraming 2012 – 2016
Bijlagen Begroting 2013 :
1. Rekenuitgangspunten MJR 2013-2017 en Begroting 2013
Rekenuitgangspunten 2013
Uitgangspunten t.a.v. de Begroting 2013 / de MJR 2013-2017 De algemene ontwikkelingen en uitgangspunten zijn door de drie betrokken organisaties in onderling overleg bepaald en kunnen worden gesplitst in intern en extern bepaalde factoren. 1. De bedrijfsreserve: zie onderstaand overzicht Bedrijfsreserve per 1-1-2011 Nog te bestemmen rekeningresultaat 2011 Afdracht aan waterschappen Totaal
+ 1.000.000 + 3.564.000 -/- 3.564.000 + 1.000.000
Voor het jaar 2012 is uitgegaan van een geprognosticeerd positief resultaat van € 3.311.000 welk resultaat eveneens zal worden afgedragen aan de beide waterschappen. Voor de jaren 2013 t/m 2017 zie de paragraaf 2.3.7.
2. De afschrijvingsmethodiek: voor nieuwe investeringen worden de navolgende afschrijvingstermijnen gehanteerd. Omschrijving
Afschrijvingstermijn
Civielbouwkundige werken
25 jaar
Electro-mechanische werken
15 jaar
Waterstaatkundige werken
30 jaar
Gebouwen (bedrijfsgebouwen en woonruimten)
30 jaar
Automatisering
5 jaar
Inventaris
10 jaar
Immateriele activa
< 5 jaar
Tractiemiddelen
< 10 jaar
Op grond waarop installaties of gebouwen zijn gesitueerd wordt niet afgeschreven.
3. Inflatie Ramingen worden, waar mogelijk, gebaseerd op ramingen van het Centraal Planbureau (CPB) en de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Gelet op de ontwikkeling van de relevante indexcijfers wordt voor de Begroting 2013 uitgegaan van een inflatiepercentage van 2%. Ook voor de opvolgende jaren van de meerjarenbegroting wordt het hanteren van een inflatiecorrectie van 2% per jaar als reëel beoordeeld (zeker wanneer deze prognose als een constante in het meerjarenperspectief wordt geplaatst). Deze uitgangspunten zijn besproken en afgestemd met de beide all-in waterschappen.
4. Salariskosten Naast de periodieke jaarlijkse verhogingen wordt rekening gehouden met het volgende. De bestaande CAO loopt af op 31 december 2011. Na de recessie van de afgelopen jaren als gevolg van de kredietcrisis, lijkt het erop dat de economie in 2013 nog niet verder aantrekt. Er blijft bij de onderhandelingen om te komen tot nieuwe Cao-afspraken druk tot loonmatiging bestaan.
Begroting 2013, Bijlage 1, blad 1
Rekenuitgangspunten 2013
Voor het jaar 2013 wordt, naast de reguliere verhogingen, rekening gehouden met een indexering van de loonsom van 2% waaruit zowel de kostenstijging van de salarissen en sociale lasten als de stijging van de secundaire arbeidsvoorwaarden moet worden gedekt. Voor de jaren 2014-2017 gaan we, naast de jaarlijkse periodieke verhogingen, eveneens uit van een jaarlijkse stijging van 2,0%.
5.
Rekenrente Rente langlopende leningen De verwachting van de financiële instellingen is dat de rente op langlopende geldleningen, gelet op de te verwachte economische groei en de daarmee samenhangende ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt, enigszins toeneemt. Op grond van deze veronderstelling wordt voor het begrotingsjaar 2013 uitgegaan van een rentevoet van 4,00% ( was 5% voor de jaarschijf 2013 in de vorige MJR). Voor het jaar 2014 wordt gerekend met 4% ; voor 2015 t/m 2016 met 4,5% en voor 2017 met 5,0%. In de vorige MJR werd een vergelijkbaar ontwikkelingspatroon voor de rente in de opeenvolgende jaren gevolgd. Rente kortlopende leningen Gelet op de ontwikkelingen in de geldmarkt en onze relatie met de NWB gaan wij voor 2013 en 2014 uit van een rentepercentage voor kortlopende geldleningen (maximaal 1 jaar) van 1,5%. Op de langere termijn verwachten we dat dit percentage zal stijgen, resulterend in een aanname voor de jaren 2015 en 2016 van 2,0% en voor 2017 van 2,5%. Rente reserves en voorzieningen Over de reserves en voorzieningen wordt rente toegerekend aan de exploitatie. Deze systematiek wordt voor de jaren 2013 en volgende gecontinueerd.
6.
Onvoorzien In de uitgangspunten met betrekking tot de begroting is opgenomen dat de hoogte van het budget voor onvoorzien – overeenkomstig het voorstel bij de begroting 2013 – bedraagt 0,4% van het begrotingstotaal.
7.
Het Meerjaren-Investerings-Plan Het Masterplan voor de zuiveringstechnische werken van het Waterschapsbedrijf Limburg wordt jaarlijks geëvalueerd en daarna vertaald in een jaarlijks geactualiseerd meerjareninvesteringsprogramma (MIP). Bij deze MJR is het investeringsvolume opnieuw beoordeeld voor de jaren 2013-2017. Daarbij is het maximale uitgavenniveau per jaar vastgesteld, welk bij deze begroting/meerjarenraming als input geldt voor de berekening (incl. inflatiecorrectie) van de kapitaallasten. Voor de periode 2013-2017 is in totaal een bedrag van € 142,7 mln. (prijspeil 2012, excl. inflatie) aan effectieve investeringen meegenomen.
Begroting 2013, Bijlage 1, blad 2
Rekenuitgangspunten 2013
inflatie salaris rente lang rente kort bedragen x € 1 mln. en excl. inflatie: investeringsuitgaven normatieve verlaging extra uitgaven slibvergisting Venlo totaal investeringsuitgaven
2013
2014
2015
2016
2017
2% 2%
2% 2%
2% 2%
2% 2%
2% 2%
4,00% 1,50%
4,00% 1,50%
4,50% 2%
4,50% 2%
5,00% 3%
29,0
32,9
28,8
27,0
25,0
29,0
32,9
28,8
27,0
25,0
Begroting 2013, Bijlage 1, blad 3
Totaal
142,7
Bijlagen Begroting 2013 :
2. Staat van immateriële, materiële, financiële vaste activa en onderhanden werk
Staat van materiële, immateriële, financiële vaste activa en onderhanden werken 2013
SVA nr.
omschrijving
Financiële vaste activa 0301 Aandelen en deelnemingen 0303 Vaste leningen aan ambtenaren 0304 Vaste leningen aan overheden
Cumulatieven per 31-12-2012 AanschafSubsidies Afschrijving waarde / aflossing 932.131,94 738.648,76 35.362,56 158.120,62
193.483,18
Boekwaarde 31-12-2012
Nieuwbouw derden / Uitgaven
Geactiveerde lasten
uitgaven OHW naar SVA 2013
subsid. OHW naar SVA 2013
Inhaalafschrijving 2013
Afschrijving / aflossing 2013
738.648,76 738.648,76
169.960,53
18.513.784,37 5.804.457,01 7.779.992,50
16.974.505,22 5.804.457,01 6.675.839,84
1.369.318,62
568.300,22
157.360,53
946.792,13
427.458,06
1.926.255,51 2.567.952,86
422.526,49
140.842,16
12.600,00
Materiële vaste activa 0201 Gronden 0202 Vervoermiddelen en werktuigen 0203 Overige bedrijfsmiddelen 0204 Kantoren, centrale werkplaatsen 02071 ZTW: Transportsysteem 02072 ZTW: Zuiveringsinstallaties 02073 ZTW: Slibontwateringsinstallaties 02074 ZTW: Drogers 0210 Overige materiële vaste activa
727.158.714,16 8.928.982,08 1.193.326,31 18.380.932,28 20.394.063,03 240.738.746,41 359.154.623,15 38.073.612,43 40.294.428,47
52.921.814,41 816.375,79
473.902.375,76 -4.235,67 1.034.052,53 12.467.310,23 13.374.721,02 165.153.239,16 226.338.933,09 22.054.680,13 33.483.675,27
200.334.523,99 8.116.841,96 159.273,78 5.913.622,05 6.575.578,54 47.161.824,89 112.351.375,79 14.869.892,40 5.186.114,58
32.292.852,30
325.852,30
31.967.000,00
27.156.000,00
32.000,00 445.000,00 31.815.852,30
325.852,30
32.000,00 445.000,00 31.490.000,00
Totaal activa
778.897.482,77
53.417.627,24
491.070.364,16
Totaal SVA Totaal OHW
746.604.630,47 32.292.852,30
53.091.774,94 325.852,30
491.070.364,16
443.763,47 28.423.682,36 20.464.314,27 1.149.039,90 1.624.638,62
Cumulatieven per 31-12-2013 AanschafSubsidies waarde 932.131,94 738.648,76 35.362,56 158.120,62
35.362,56 158.120,62
Immateriële vaste activa 0101 Uitgaven afsluiten geldleningen 0102 Uitgaven onderzoek/ontwikkeling 0103 Subsidies/ bijdragen aan derden 0104 Afkoopsommen aan overheden 0106 Overige immateriële activa
2.348.782,00 2.580.552,86
Nieuwbouw derden Subsidies
31.967.000,00
21.200.695,23
32.000,00 445.000,00 5.317.000,00 20.558.000,00 5.255.000,00 360.000,00
63.167,85 1.024.877,67 800.850,68 4.950.166,30 11.212.208,70 1.923.527,94 1.225.896,09
18.513.784,37 5.804.457,01 7.779.992,50 2.348.782,00 2.580.552,86
Afschrijving / aflossing 193.483,18
Boekwaarde 31-12-2013 738.648,76 738.648,76
35.362,56 158.120,62 169.960,53
17.542.805,44 5.804.457,01 7.103.297,90
801.018,40
157.360,53
2.067.097,67 2.567.952,86
281.684,33
12.600,00
495.103.070,99 -4.235,67 1.097.220,38 13.492.187,90 14.175.571,70 170.103.405,46 237.551.141,79 23.978.208,07 34.709.571,36
211.100.828,76 8.116.841,96 96.105,93 4.920.744,38 6.219.727,86 47.528.658,59 121.697.167,09 18.201.364,46 4.320.218,49
519.334,07
759.125.714,16 8.928.982,08 1.193.326,31 18.412.932,28 20.839.063,03 246.055.746,41 379.712.623,15 43.328.612,43 40.654.428,47
52.921.814,41 816.375,79
325.852,30
28.956.000,00
26.550.000,00
443.763,47 28.423.682,36 20.464.314,27 1.149.039,90 1.624.638,62
Immateriële vaste activa ( OHW ) A Onderzoek/ontwikkeling B Subsidies / bijdragen aan derden Materiële vaste activa ( OHW ) C Gronden D Vervoermiddelen en werktuigen E Overige bedrijfsmiddelen F Kantoren, centrale werkplaatsen G Zuiveringstechnische werken
1.800.000,00
-31.967.000,00
29.281.852,30
24.750.000,00
1.800.000,00
-32.000,00 -445.000,00 -31.490.000,00
26.875.852,30
325.852,30
234.409.491,37
27.156.000,00
1.800.000,00
21.768.995,45
807.853.482,77
53.417.627,24
512.839.359,61
241.596.495,92
202.442.491,37 31.967.000,00
21.768.995,45
1.800.000,00
778.571.630,47 29.281.852,30
53.091.774,94 325.852,30
512.839.359,61
27.156.000,00
212.640.495,92 28.956.000,00
2.406.000,00
31.967.000,00 -31.967.000,00
2.406.000,00
2.406.000,00
Begroting 2013, Bijlage 2
Bijlagen Begroting 2013 :
3.
Staat van vaste schulden
Staat van vaste schulden per 31-12-2013 nr.
Oorspronkelijk bedrag van de lening
4. S
Loop- A= Vervaltijd annui- dag in taire rente jaren afl. betaling L= lineaire afl. 5. 6. 7. 8. 3,970 10 L 1-apr
S
5,830
20 L
5-jun
4.537.801,94
151.383,59
264.553,85
245.630,90
132.460,64
05/06
567.225,27
3.970.576,67
S
5,315
20 L
24-sep
8.576.446,05
122.823,05
455.838,11
442.191,10
109.176,04
01/10
952.938,45
7.623.507,60
S
4,410
15 L
13-dec
1.333.333,23
2.940,00
58.800,00
58.212,00
2.352,00
13/12
266.666,67
1.066.666,56
20.000.000,00
4,500
20 L
22-dec
11.000.000,00
12.375,00
495.000,00
493.875,00
11.250,00
22/12
1.000.000,00
10.000.000,00
04/01
20.000.000,00
3,980
20 L
1-dec
12.000.000,00
39.800,00
477.600,00
474.283,33
36.483,33
1/12
1.000.000,00
11.000.000,00
05/01
15.000.000,00
3,510
20 L
20-jul
9.750.000,00
153.050,63
342.225,01
330.451,88
141.277,50
20/7
750.000,00
9.000.000,00
06/01
15.000.000,00
4,070
20 L
1-nov
10.500.000,00
71.225,00
427.350,00
422.262,50
66.137,50
1-nov
750.000,00
9.750.000,00
06/02
2.268.901,08
6,800
25 L
1.210.186,42
3.657,45
82.292,67
81.835,58
3.200,36
15-dec
151.244,94
1.058.941,48
06/03
2.268.901,08
6,970
25 L
1-jan
1.361.431,36
94.891,77
94.891,77
84.349,99
84.349,99
1-jan
151.244,94
1.210.186,42
06/04
1.588.230,00
4,940
25 L
1-jan
953.028,78
47.079,62
47.079,62
41.849,80
41.849,80
1-jan
105.866,87
847.161,91
07/01
15.000.000,00
4,760
20 L
18-dec
11.250.000,00
19.337,50
535.500,00
534.210,83
18.048,33
18-dec
750.000,00
10.500.000,00
08/01
1.361.340,65
6,080
25 L
20-okt
907.559,95
10.882,65
55.179,64
54.091,38
9.794,39
20-okt
90.756,01
816.803,94
08/02
9.075.604,32
6,750
25 L
1-dec
5.445.453,16
30.630,67
367.568,08
364.164,82
27.227,41
1-dec
605.025,14
4.840.428,02
08/03
2.268.901,08
6,090
25 L
1-dec
1.361.431,36
6.909,26
82.911,17
82.143,60
6.141,70
1-dec
151.244,94
1.210.186,42
08/04
1.500.000,00
5,190
25 L
1-dec
900.000,00
3.892,50
46.710,00
46.277,50
3.460,00
1-dec
100.000,00
800.000,00
08/05
2.500.000,00
4,260
20 L
1-dec
1.666.666,60
5.916,67
71.000,00
70.408,33
5.325,00
1-dec
166.666,68
1.499.999,92
08/06
2.268.901,08
6,980
25 L
15-nov
1.134.450,50
10.118,04
79.184,65
77.161,04
8.094,43
15-nov
226.890,10
907.560,40
08/07
2.268.901,08
7,250
25 L
15-nov
1.134.450,50
10.509,42
82.247,66
80.145,78
8.407,54
15-nov
226.890,10
907.560,40
08/08
2.268.901,08
6,950
25 L
15-nov
1.512.676,30
13.433,41
105.131,01
103.787,86
12.090,27
15-nov
151.244,94
1.361.431,36
08/09
2.268.901,08
6,760
20 L
15-nov
1.512.676,30
13.066,16
102.256,92
100.950,50
11.759,74
15-nov
151.244,94
1.361.431,36
08/10
2.268.901,08
6,090
25 L
15-nov
1.512.676,30
11.771,14
92.121,98
90.945,05
10.594,21
15-nov
151.244,94
1.361.431,36
08/11
2.268.901,08
6,140
25 L
15-nov
1.512.676,30
11.867,79
92.878,33
91.691,72
10.681,19
15-nov
151.244,94
1.361.431,36
08/12
2.268.901,08
5,860
25 L
15-nov
1.512.676,30
11.326,58
88.642,83
87.510,34
10.194,10
15-nov
151.244,94
1.361.431,36
1. 99/01
2. 22.689.010,80
00/01
11.344.505,40
01/01
19.058.769,08
02/01
4.000.000,00
03/12
Datum en nummer van: a.het bestuursbesluit b.het goedkeuringsbesluit 3. a. 11-03-1999 nr.1999LE172 a. 25-5-2000 nr.10020351 a. 13-09-2001 nr. 10021553 a. nr.10022359
O S R P of G
Rentepercentage
15-dec
Restant bedrag van de lening per
31-12-2012 ,
Bedrag van de in de loop van het dienstjaar opgenomen geldleningen
11.
Nog niet verschenen rente per
31-12-2012 15.
Betaalde rente of rentebestanddeel annuiteit
Ten laste van het boekjaar komende rente
13.
14.
Nog niet verschenen rente per
Aflossing Valuta
31-12-2013 15.
16.
Regulier
Restant bedrag van de lening per
31-12-2013 18.
Begroting 2013, Bijlage 3 Blad 1
Staat van vaste schulden per 31-12-2013 nr.
1. 99/01 08/13
Datum en nummer van: a.het bestuursbesluit b.het goedkeuringsbesluit 2. 3. 22.689.010,80 1.361.340,65 a. 11-03-1999
08/14
15.000.000,00
3,900
5 L
24-dec
09/1 09/1
15.000.000,00 15.000.000,00
3,890 3,810
20 L 20 L
26.000.000,00 overrname wls 2.268.901,00 2.268.901,00 5.000.000,00 1.500.000,00 2.500.000,00 2.000.000,00 5.000.000,00 3.000.000,00 2.500.000,00 4.500.000,00 2.000.000,00 3.000.000,00 2.500.000,00 2.500.000,00
3,040
18.000.000,00
10/15 10/1 10/2 10/3 10/4 10/5 10/6 10/7 10/8 10/9 10/10 10/11 10/12 10/13 10/14 11/1 TOTAAL
Oorspronkelijk bedrag van de lening
127.092.285,28
O S R P of G
4. S
Rentepercentage
Loop- A= Vervaltijd annui- dag in taire rente jaren afl. betaling L= lineaire afl. 5. 6. 7. 8. 3,970 10 L 1-apr 4,890 25 15-nov
Restant bedrag van de lening per
Nog niet verschenen rente per
Betaalde rente of rentebestanddeel annuiteit
Ten laste van het boekjaar komende rente
Nog niet verschenen rente per
Aflossing Valuta
31-12-2013 15. 3.402,44
16. 15-nov
136.134,00
24-dec
3.000.000,00
Regulier
Restant bedrag van de lening per
31-12-2012 15. 4.253,05
13. 33.284,76
14. 32.434,15
3.000.000,00
2.275,00
117.000,00
114.725,00
4-nov 4-nov
12.750.000,00
76.914,38
485.775,01
481.250,63
72.390,00
4-nov
750.000,00
12.000.000,00
10 L
6-dec
20.800.000,00
43.911,11
632.320,00
626.831,11
38.422,22
1-nov
2.600.000,00
18.200.000,00
5,960 5,970 3,570 4,748 5,110 4,320 4,810 5,150 4,880 4,880 4,380 4,380 4,844 4,844
20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20
1-dec 1-dec 21-dec 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan
1.815.120,80 1.815.120,80 5.000.000,00 1.350.000,00 2.250.000,00 2.000.000,00 5.000.000,00 3.000.000,00 2.500.000,00 4.500.000,00 2.000.000,00 3.000.000,00 2.500.000,00 2.500.000,00
9.015,10 9.030,23 4.958,33 63.919,95 114.655,63 86.160,00 239.831,94 154.070,83 121.661,11 218.990,00 87.356,67 131.035,00 120.763,61 120.763,61
108.181,20 108.362,72 178.500,00 64.098,00 114.975,01 86.400,00 240.500,00 154.500,00 122.000,00 219.600,00 87.600,00 131.400,00 121.100,00 121.100,00
107.054,31 107.233,93 178.500,00 56.995,78 102.235,49 77.784,00 216.516,81 139.092,92 122.000,00 219.600,00 87.600,00 131.400,00 121.100,00 121.100,00
7.888,21 7.901,45 4.958,33 56.817,73 101.916,11 77.544,00 215.848,75 138.663,75 121.661,11 218.990,00 87.356,67 131.035,00 120.763,61 120.763,61
1-dec 1-dec 21-dec 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan 2-jan
226.890,10 226.890,10
1.588.230,70 1.588.230,70 5.000.000,00 1.200.000,00 2.000.000,00 1.800.000,00 4.500.000,00 2.700.000,00 2.500.000,00 4.500.000,00 2.000.000,00 3.000.000,00 2.500.000,00 2.500.000,00
3,080
20
17.100.000,00
36.575,00
526.680,00
524.755,00
34.650,00
1-okt
900.000,00
16.200.000,00
186.146.532,95
2.505.028,45
8.200.340,00
8.026.639,96
2.331.328,46
18.008.799,01
168.137.733,94
L L L L L L L L L L L L L L
1-okt
31-12-2012 , 680.670,00
Bedrag van de in de loop van het dienstjaar opgenomen geldleningen
11.
150.000,00 250.000,00 200.000,00 500.000,00 300.000,00
31-12-2013 18. 544.536,00
Begroting 2013, Bijlage 3 Blad 2
Bijlagen Begroting 2013 :
4.
Staat van reserves en voorzieningen
Staat van reserves en voorzieningen
Gemiddelde rentevoet
Omschrijving
4,50%
Gemiddelde rentevoet
Stand begin
(+)
(+)
(+)
( -/- )
( -/- )
Stand einde
Berekende rente die niet
Stand begin
(+)
(+)
(+)
( -/- )
van het jaar
Interne
Overige
Externe
Interne
Externe
van het jaar
aan de reserve wordt
van het jaar
Interne
Overige
Externe
Interne
2012
rente
toegevoegd
2013
rente
2012
Bedrag
A.
B.
050101
4,00%
Bedrijfsreserve
1.000.000,00
Algemene reserve
2.700.000,00
1.000.000,00
( -/- )
Stand einde
Externe van het jaar 2013
Rek.nr.
Berekende rente die niet aan de reserve wordt toegevoegd
Bedrag
22.500,00 810202
810202
2.700.000,00
121.500,00 810203
2.700.000
2.700.000
108.000
2.700.000,00
144.000,00
2.700.000
2.700.000
108.000
Bestemmingsreserves: nog te bestemmen exploitatiesaldo
Totaal eigen vermogen
3.564.000,00
3.564.000,00
7.264.000,00
4.564.000,00
D. Voorzieningen: 050410
voorziening reorganisatie
050414
voorziening mobiliteit
506.524,20
050415
frictie-voorziening LAB
324.722,37
050421
voorziening aankoop onroerend goed
Totaal voorzieningen
Totaal eigen vermogen / voorzieningen
76.500,00
76.500,00
936.395,92
76.500,00
76.500,00
7.460.180,05
76.500,00
76.500,00
4.564.000,00
506.524,20
506.524
324.722,37
324.722
831.246,57
831.247
77.000
77.000
831.247
3.531.247
77.000
77.000
3.531.247
3.531.246,57
144.000,00
Rek.nr.
77.000
77.000
506.524 324.722
108.000
Begroting 2013, Bijlage 4
810202
Bijlagen Begroting 2013 :
5.
Berekening van het rente-omslagpercentage
Berekening rente-omslagpercentage
Berekening van het rente-omslagpercentage Boekwaarde 1-1-2013 van de investeringen -Staat van activa -Staat van onderhanden werken Boekwaarde 31-12-2013 van de investeringen -Staat van activa -Staat van onderhanden werken Totaal Gemiddelde boekwaarde :
Totaal rentelasten -Externe rentelasten -Interne rentelasten -Afschrijving op boeterente -Diensten van het bankwezen -Geactiveerde bouwrente
2013 192.041 42.156
173.397 67.987 475.581 237.791
8.872
-350
Toe te rekenen rentelasten
8.522
Rente-omslagpercentage :
3,58%
Begroting 2013, Bijlage 5
Bijlagen Begroting 2013 :
6.
Staat van personeelslasten
Staat van personeelslasten
Begroting 2013 Bouwen
IT
Operations Onderhoud
HRM
FP&C
Directie
Bestuur
Bovenformatief
Totaal WBL
aantal formatieplaatsen 42 4201 420101 420103 420105 420106 420107 420108 420109 420110 420111 4202 420201 420202 4203 420301 420302 4204 420401 420402 420403 420404 420405 420410 420411 420412 420413 420420 420421 420422 420423 420499 4205 420501 420502 420503 420510 4206 420601 420602
Personeelslasten Salaris huidig person./bestuur salarissen huidig personeel overwerkvergoeding regeling pc/fiets diverse toelagen (maandbasis) toelage jubilea/bijz.omst.heid gratificaties personeel levensloopregeling vergoeding woon- werkverkeer verplaatsingskosten Sociale premies sociale premies huidig person. sociale premies huidig bestuur Rechtstreekse uitkeringen huidig personeel en bestuur werkgeversaandeel ziektekosten uitkering bij overlijden Overige personeelslasten kosten voorziening vacatures vorming, training en opleiding attenties bij ziekte, jubilea seminars symposia themamiddag kosten ondernemingsraad bijdrage aan personeelsverenig kosten uitvoering kinderopvang bijdrage aan PAUW vergoeding telefoonkosten vergoeding kosten EHBO/BZB exploitatiekosten kantine kosten geneeskundige dienst overige personeelslasten Personeel van derden uitzendkrachten uitz.kracht vervang.langd.ziek Personeel andere Overheid onverdeeld indirect Uitkeringen voormalig personeel en bestuurders uitkering, pensioen, wachtgeld div.toelagen voormalig person.
1.892.927 1.464.182 1.373.464 3.312 2.490 15.541
1.373.187 1.091.533 1.021.126
23.421
2.186.721 1.676.874 1.401.359 67.730 2.823 124.149
2.896.696 2.195.852 1.921.368 73.376 2.940 101.584
1.620.050 1.071.660 713.530 833.496 599.944 779.475 7.639 3.345 2.485 2.230 25.498 11.831 19.883 5.003 4.557 16.754 15.538 18.162 16.520 18.162 119.163 162.734 119.163 162.734
7.338 27.677 34.360
5.240 20.614 21.132
10.750 33.100 36.963
12.063 44.796 39.725
285.236 285.236
213.305 213.305
283.238 283.238
393.333 393.333
89.368 89.368
66.228 66.228
103.098 103.098
141.845 141.845
41.059 41.059
2.121
2.121
10.493
12.666
2.121
2.121
2.121
5.100
552.809 20.808 278.107 69.337 2.121
1.303 2.076 2.004
3.019 5.273
24.012 24.012
25.212 25.212
11.453.397 8.241.311 7.341.909 155.402 14.241 307.747 19.883 46.254 163.574 174.139 18.162 1.506.233 1.506.233
45.230 45.230
3.842 3.842
9.514 9.514
500.184 500.184
2.122
52.832
2.122
207.394 126.708 121.325
30.900
1.273 5.723
635.164 20.808 278.107 71.377 17.827 12.240 14.558 13.428
2.040 2.121 12.240 14.558 13.428 8.118
52.020 52.020
497 7.875
7.566
113.018 113.018
153.000 153.000
6.678 137.545 28.268 9.945 50.281 50.281
143.208 143.208
173.862 139.136 123.848
8.118 497 22.119 137.545 28.268 10.272 396.397 396.397
327 28.078 28.078
30.900 30.900
174.108 174.108
Begroting 2013, Bijlage 6
Bijlagen Begroting 2013 :
7.
Kostenverdeelstaat met toelichting
Kostenverdeelstaat 2013
code beheerproduktOmschrijving
Begroting 2013 Kosten
Begroting 2013 Baten
Begroting 2013 excl. kap.lst
Verdeling kapitaallasten
TOTAAL Begroting 2013
Verdeling indirecte kosten
Begroting 2013 DIRECT
Toerekening overhead
Toerekening kosten desintegratie
Begroting NETTO TOTAAL 2013
Begroting BRUTO TOTAAL 2013
Bestuursbegroting 1
Planvorming
118.871
118.871
118.871
82.132
201.003
79.137
-9.642
270.498
270.498
11
Eigen plannen
118.871
118.871
118.871
82.132
201.003
79.137
-9.642
270.498
270.498
2
Bouw en exploitatie zuiv.techn.werken
21 22 23
Getransporteerd afvalwater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib
52.145.769
1.261.737
50.884.032
3.988
50.888.020
6.841.046
57.729.066
7.325.689
179.411
65.234.166
66.495.903
10.735.797 28.814.023 12.595.949
566.557 480.800 214.380
10.169.240 28.333.223 12.381.569
123.720 -282.365 162.633
10.292.960 28.050.858 12.544.202
649.405 3.727.634 2.464.007
10.942.365 31.778.492 15.008.209
1.551.005 3.955.922 1.818.762
146.669 6.583 26.159
12.640.039 35.740.997 16.853.130
13.206.596 36.221.797 17.067.510
4
Beheersing van lozingen
43.677
43.677
47.273
-15.429
75.521
75.521
41 42 43
WVO-vergunningen en meldingen Handhaving WVO Rioleringsplannen en subsidies lozingen
18.199
18.199
19.699
-6.429
31.469
31.469
25.478
25.478
27.574
-9.000
44.052
44.052
6
Bestuur en externe communicatie
208.053
208.053
208.053
238.894
446.947
119.761
11.009
577.717
577.717
61 62
Bestuur Externe communicatie
208.053
208.053
208.053
238.894
446.947
119.761
11.009
577.717
577.717
Dekkingsmiddelen
282.000
66.439.902
-66.157.902
-66.157.902
-66.157.902
-66.157.902
282.000
282.000 -66.439.902
282.000 -66.439.902
282.000 -66.439.902
282.000
66.439.902
282.000 -66.439.902
350.000
1.829.000
-1.479.000
-1.479.000
1.479.000
1.829.000
350.000
1.829.000
-1.479.000
-1.479.000
1.479.000
1.829.000
16.421.958
-8.684.749
81
8101 8103 8104
0
onvoorzien bijdrage waterschappen kosten LAB - waterschappen
Geactiveerde lasten 7101
Geactiveerde lasten bouwprojecten
Toe te rekenen kosten Door baten gecompenseerde kosten van ondersteunende beheerproducten
Totaal Waterschapsbedrijf
282.000
16.425.946
16.425.946
-3.988
7.737.209
-7.571.860
-165.349
509.100
509.100
509.100
70.039.739
70.039.739
70.039.739
Begroting 2013, Bijlage 7
Kostenverdeelstaat 2013
code beheerproduktOmschrijving
Bruto Kosten 2013
Overige Baten 2013
Netto Kosten 2013
Zuiveringsbeheer 1.574.500 ve
Watersysteembeheer
Bestuursbegroting 1
Planvorming
270.498
270.498
270.498
11
Eigen plannen
270.498
270.498
270.498
2
Bouw en exploitatie zuiv.techn.werken
21 22 23
Getransporteerd afvalwater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib
66.495.903
1.261.737
65.234.166
65.234.166
13.206.596 36.221.797 17.067.510
566.557 480.800 214.380
12.640.039 35.740.997 16.853.130
12.640.039 35.740.997 16.853.130
4
Beheersing van lozingen
75.521
75.521
75.521
41 42 43
WVO-vergunningen en meldingen Handhaving WVO Rioleringsplannen en subsidies lozingen
31.469
31.469
31.469
44.052
44.052
44.052
6
Bestuur en externe communicatie
577.717
577.717
577.717
61 62
Bestuur Externe communicatie
577.717
577.717
577.717
Dekkingsmiddelen
282.000
282.000
282.000
282.000
282.000
282.000
66.439.902
66.439.902
81
8101 8103 8104
0
onvoorzien bijdrage waterschappen kosten LAB - waterschappen
Geactiveerde lasten 7101
Geactiveerde lasten bouwprojecten
1.829.000
1.829.000
1.829.000
1.829.000
509.100
509.100
70.039.739
3.599.837
Toe te rekenen kosten Door baten gecompenseerde kosten van ondersteunende beheerproducten
Totaal Waterschapsbedrijf
Begroting 2013, Bijlage 7
TOELICHTING op de KOSTENVERDEELSTAAT van de BEGROTING 2013
1.
Algemeen
De kostentoerekening gaat overeenkomstig de verslagleggingvoorschriften in op de principes die worden gehanteerd bij de toerekening van de (netto) kosten aan de kostendragers. Zie hiertoe paragraaf 2.3.4. Een kostendrager is in dit verband de reglementaire taak volgens de Waterschapswet. Bij het Waterschapsbedrijf (WBL) worden in het kader van de aan haar opgedragen uitvoeringsactiviteiten, de volgende taken geraakt: zuiveringsbeheer en watersysteembeheer. De kostenverdeelstaat geeft weer op welke wijze uitvoering is gegeven aan de gehanteerde principes. Om de onderlinge vergelijkbaarheid van de kosten/ opbrengsten van de diverse waterschappen mogelijk te maken, onderscheiden de voorschriften landelijk uniforme beleidsvelden en beleidsproducten binnen elke reglementaire taak. Het WBL richt zich naar deze landelijke opzet. De begroting en de jaarrekening worden conform het landelijk uniforme BBP-model opgesteld, waarbij naast beleidsvelden/ beleidsproducten ook uniforme beheerproducten worden onderscheiden. Op organisatieniveau kan ten behoeve van de bewaking van begrotingsbudgetten een extra dimensie worden toegevoegd (werkplanproducten), om kosten/ baten te kunnen indelen naar de (kern)taken van een organisatieonderdeel. Werkplanproducten zijn in feite een onderverdeling van de beheerproducten, waarbij 1 werkplanproduct slechts 1 keer voorkomt op WBL-niveau en elk werkplanproduct een relatie heeft naar slechts één beleids- / beheerproduct (en dus ook slechts naar 1 beleidsveld).
2.
Kostenverdeelstaat voor de kosten en de baten
De kostenverdeelstaat is ingedeeld naar de relevante beleidsvelden en beleidsproducten. Deze staat start met twee kolommen van kostentotalen resp. batentotalen ontleend aan de eerste vastlegging (naar kostenplaatsen/ werkplanproducten/ kostensoorten) van kosten resp. baten waarbij de kapitaallasten als volgt zijn toegerekend:
de afschrijvingskosten zijn toegerekend op basis van de uitsplitsing van de staat van activa naar investeringsobjecten;
de rentekosten worden onderscheiden in bouwrente, rente onderhanden werken en overige rentekosten. De bouwrente wordt toegerekend aan het beleidsveld geactiveerde lasten. De rente op onderhanden werken wordt specifiek toegerekend aan deze investeringsprojecten. De overige rentekosten worden toegerekend op basis van de gemiddelde boekwaarde van de investeringsobjecten zoals deze zijn opgenomen in de staat van activa
In de derde kolom is het saldo van kosten en baten gepresenteerd. In de opvolgende kolommen vinden achtereenvolgens de onderstaande toerekeningen plaats:
Verdeling van de indirecte kosten: De “indirecte kosten” houden verband met de kosten gemaakt voor de inzet van personele capaciteit. Deze kosten kunnen niet rechtstreeks aan één bepaald product worden toegerekend omdat de kostentoedeling afhankelijk is van de tijdsbesteding door het personeel.
Begroting 2013, Bijlage 7 blad 1
van de Directie worden deze kosten toegerekend aan het Wpp ‘Algemeen Management’.
van de unithoofden worden deze kosten òf toegerekend aan de directe producten van het betreffende unithoofd naar rato van de voor deze producten geplande uren òf doorbelast aan de andere tot de unit behorende kostenplaatsen;
van de overige kostenplaatsen worden deze kosten toegerekend aan de directe producten van de betreffende kostenplaats naar rato van de voor deze producten geplande uren.
Verdeling van de overhead-kosten (= het totaal van de ondersteunende beheerproducten) De toe te rekenen overhead-kosten bestaan uit het saldo van de kosten en baten zoals die op dit moment van de kostenverdeelstaat zijn verzameld op de ondersteunende beheerproducten. De ondersteunende beheerproducten en de gehanteerde verdeelsleutel, zijn onderstaand weergegeven. Ondersteunend beheerproduct
Verdeelsleutel
Centrale huisvestingskosten
aantal toegewezen netto m²
Automatiseringskosten / informatiebeleid
de kosten worden verdeeld over de betreffende units naar rato van het aantal werkplekken
Centraal management (= leidinggeven door Evenredig aan de betreffende units directie, plv.directeur (P&C)) Geografische informatie (ZVB)
beheer van het tekeningenbestand en uitvoeren van tekenwerk: de kosten worden toegerekend aan de specifieke producten van de afnemende kostenplaatsen (bouwzaken, optimalisatie afvalwatersysteem) op basis van het gebruik van het archief.
Bemonstering en analysering laboratorium
de kosten worden toegerekend aan de afnemende interne units alsook aan de beide afnemende waterschappen (WRO en WPM) op basis van het contractueel aantal af te nemen laboratoriumpunten.
Bedrijfs Interne MilieuZorg (BIMZ) Catering en interne faciliteiten
wordt binnen de betreffende unit toegerekend aan de producten van die unit. Naar rato van de op primaire beheerproducten geplande uren van het kantoorpersoneel (excl. uren ondersteunende beheerproducten)
Organisatiebeleid / -beheer, personeelsbe-
Naar rato van de op primaire beheerproducten geplande
leid / -beheer, interne voorlichting, alge-
uren van al het personeel (excl. uren ondersteunende
meen bestuurlijke en juridische ondersteuning
beheerproducten)
Meerjarenraming/ begroting/ comptabiliteit, Naar rato van het aandeel van de primaire beheerprofinanciële ondersteuning en managements- ducten in de directe kosten (dus vóór toerekening van rapportages.
de indirecte kosten maar incl. de kapitaallasten).
Begroting 2013, Bijlage 7 blad 2
Ondersteunend beheerproduct
Verdeelsleutel
Als gevolg van het vertrek van de unit Vergunningen en Handhaving en het Laboratorium zijn desintegratiekosten ontstaan. Deze desintegratiekosten zijn de kosten van de ondersteunende beheerproducten die voorheen aan de vertrokken units werden toegerekend en nog niet zijn gecompenseerd resp. niet aan andere producten kunnen worden toegerekend. Deze kosten worden aan het eind van de kostenverdeelstaat omgeslagen over de primaire units. Desintegratiekosten huisvesting kantoor
aantal toegewezen netto m²
Begroting 2013, Bijlage 7 blad 3
Bijlagen Begroting 2013 :
8.
Meerjarenraming 2012 - 2016
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2012-2016 + Begroting 2012 TOTAAL WBL
Rekening Begroot 2010 2011 (*)
Mutatie
Begroot 2012
2013
Meerjarenraming 2014 2015
2016
( bedragen x 1.000 euro ) LASTEN rentelasten huur van gebouwen afschrijving voorziening afschrijving totaal kapitaallasten
salarissen sociale lasten overige personeelslasten personeel van derden voormalig personeel en bestuur totaal personeelslasten
duurzame gebruiksgoederen overige gebruiks- en verbruiksgoederen energie huren en rechten verzekeringen belastingen onderhoud door derden overige diensten door derden totaal goederen en diensten van derden
bijdrage aan bedrijven bijdrage aan overheden en overige totaal bijdragen aan derden
toevoegingen aan voorzieningen onvoorzien totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN
8.320 1.407 21.315 1.346 32.388 11.935 2.731 870 830 73 16.439 456 2.839 10.071 260 103 273 8.526 12.171 34.699 1 272 273 264 0 264 84.063
10.668 0 23.542 0 34.210 8.422 1.931 570 807 180 11.910 397 2.344 10.139 201 96 863 8.207 7.067 29.314 0 141 141 176 130 306 75.881
-424 0 -1940 0 -2.364 -115 -96 30 -278 -32 -491 -35 -18 -1467 5 23 -79 34 1626 89 0 3 3 -99 163 64 -2.699
10244 0 21602 0 31.846 8307 1835 600 529 148 11.419 362 2326 8672 206 119 784 8241 8693 29.403 0 144 144 77 293 370 73.182
11486 0 21089 0 32.575 8557 1890 612 539 151 11.749 370 2371 8610 210 123 799 8354 7335 28.172 0 146 146 78 292 370 73.012
12519 0 22687 0 35.206 8803 1945 626 551 154 12.079 377 2419 8693 214 126 816 8522 7257 28.424 0 149 149 80 305 385 76.243
13439 0 23848 0 37.287 9056 2004 639 561 158 12.418 384 2469 8719 218 128 832 8693 7383 28.826 0 153 153 81 315 396 79.080
14171 0 24707 0 38.878 9309 2064 650 573 162 12.758 392 2519 8772 222 131 848 8865 7510 29.259 0 156 156 83 326 409 81.460
641 128 4.133 214 2.704 38 1.684 9.542
216 16 1.417 75 0 0 1.647 3.371
-126 35 -217 -75 0 0 26 -357
90 51 1200 0 0 0 1673 3.014
78 52 1219 0 0 0 1699 3.048
200 53 1239 0 0 0 1726 3.218
200 54 1259 0 0 0 1754 3.267
200 55 1280 0 0 0 1782 3.317
74.521
72.510 -2,7%
-2.342
70.168 -3,2%
69.964 -0,3%
73.025 4,4%
75.813 3,8%
78.143 3,1%
80.214
72.510
72.510
72.510
72.510
72.510
72.510
72.510
5.693
0
74.852
2.342
2.546
-515
-3.303
-5.633
213,83
150,60
-1,29
149,31
149,31
149,31
149,31
149,31
BATEN
financiële baten personeelsbaten goederen en diensten aan derden bijdrage van derden opbrengst vervolgingskosten onttrekking aan voorzieningen geactiveerde lasten TOTAAL EIGEN BATEN TOTAAL NETTO KOSTEN
Stijgingspercentage Netto Kosten BIJDRAGE WATERSCHAPPEN EXPLOITATIE-RESULTAAT PERSONEEL
Formatieplaatsen (fte) per ultimo
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2011, na afsplitsing van de per 2011 nieuw opgerichte BsGW ( BsGW = Belasting samenwerking Gemeenten en Waterschappen)
Begroting 2013, Bijlage 8