-Rapporten
Een archeologisch bureau-onderzoek aan de Zwaanstraat te Dreumel, gemeente West Maas en Waal (Gld)
M. Verboom-Jansen & A.J. Wullink
ARC-Rapporten 2012-9 Geldermalsen 2012 ISSN 1574-6887
Colofon Een archeologisch bureau-onderzoek aan de Zwaanstraat te Dreumel, gemeente West Maas en Waal (Gld) ARC-Rapporten 2012-9 ARC-Projectcode 2011/482 Tekst M. Verboom-Jansen & A.J. Wullink Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie A.J. Wullink Versie 1.2 (concept), 21 februari 2012
Autorisatie — A.J. Wullink Uitgegeven door ARC bv Postbus 41018 9701 CA Groningen ISSN 1574-6887 Geldermalsen, 2012 Een recente lijst van de ARC-Rapporten is te vinden op www.arcbv.nl
Rapport 2012-9
ARC bv
Projectgegevens Projectnaam Projectcode CIS-code
Dreumel, Zwaanstraat 2011/482 50.278
Projectleider Contact
M. Verboom-Jansen, MSc 0345-620107,
[email protected]
Opdrachtgever Contact
SAB Arnhem, B.J.H. Ellenbroek 026-3576911,
[email protected]
Bevoegde overheid Contact
Gemeente West Maas en Waal, dhr. J. Megens 14 0487
Toetsing Contact
Crevasse Advies, dr. Ren´e Isarin 06–54994858,
[email protected]
Locatiegegevens Toponiem Plaats Gemeente Provincie
Zwaanstraat Dreumel West Maas en Waal Gelderland
Kaartblad RD-co¨ordinaten
39D N: 158.180/429.025 O: 158.234/429.005 Z: 158.188/428.975 W: 158.175/428.990
Oppervlakte
ca. 2400 m2
Beschrijving onderzoekslocatie Geologie
Formatie van Echteld, oever- op komafzettingenn
Geomorfologie
Niet gekarteerd; waarschijnlijk rivieroeverwal (3K25)
Bodem
Niet gekarteerd; waarschijnlijk kalkhoudende ooivaaggronden (Rd90A-VI)
Historische situatie
De onderzoekslocatie is vanaf 1832 bebouwd geweest. De onderzoekslocatie is vanaf 1832 bebouwd geweest. De huidige bebouwing is rond 1991 gerealiseerd.
Archeologische verwachting
Middelhoge trefkans op archeologische resten uit de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd door de ligging op oeverafzettingen van de Waal en een hoge trefkans op resten uit de IJzertijd en Romeinse Tijd door de ligging op de Stroomgordel van Dreumel.
1
• Dreumel
431
430
429
157
158
159
160
428
Afbeelding 1. Topografische kaart van de onderzoekslocatie (omcirkeld) en omgeving, voorzien van RD-co¨ordinaten. Bron: Topografische Dienst Nederland.
Rapport 2012-9
1
ARC bv
Inleiding
1.1
Aanleiding tot het onderzoek
In opdracht van SAB Arnhem heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) een archeologisch bureau-onderzoek uitgevoerd aan de Zwaanstraat te Dreumel. Aanleiding tot dit onderzoek vormt een bestemmingsplanherziening. Bij de werkzaamheden die hieruit voortvloeien worden mogelijk archeologische waarden bedreigd. Conform de Wet op de archeologische monumentenzorg1 dient het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het bureau-onderzoek is uitgevoerd door M. Verboom-Jansen. Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2).2
1.2
Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied
De onderzoekslocatie ligt in de bebouwde kom van Dreumel, op de hoek van de Zwaanstraat en Dorpsstraat (afb. 1). De onderzoekslocatie is grotendeels bebouwd; er zijn een supermarkt en enkele woningen aanwezig (afb. 2). De supermarkt is niet onderkelderd. De funderingsdiepte en het funderingstype van de huidige bebouwing is onbekend (persoonlijke communicatie dhr. B. Ellenbroek, SAB). Verder is er een verharde parkeerplaats aanwezig. De parkeerplaats is verhard met betonklinkers. Het terreindeel ten noorden van de supermarkt is deels verhard en deels onverhard (Van Wuykhuyse 2010a). Het oppervlak van de onderzoekslocatie is ongeveer 2400 m2 . De maaiveldhoogte op de onderzoekslocatie varieert van 6,3 tot 7 m +NAP (zie afb. 3).
1.3
Overzicht van de geplande werkzaamheden
De huidige bebouwing op de onderzoeklocatie zal worden gesloopt. Daarna zal de grond worden verkaveld, waarbij vier of vijf kavels ontstaan. Het wordt mogelijk om op de toekomstige kavels een woning te bouwen (afb. 4). In dit stadium van de plannen is nog niets bekend over de exacte verstoringdiepte en de verstoringsoppervlakten van de toekomstige woningen. Daarom wordt vooralsnog uitgegaan van een reguliere funderingsdiepte waarvoor de bodem tot ca. 1 m –mv ontgraven wordt. 1 2
In werking getreden op 1 september 2007. De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl.
3
Rapport 2012-9
1.4
ARC bv
Doel van het bureau-onderzoek
Doel van het bureau-onderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in en om het plangebied. Op basis van de verkregen informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoekslocatie opgesteld. Hierin wordt beschreven of er archeologische resten aanwezig (kunnen) zijn in het plangebied, wat de potenti¨ele aard en omvang hiervan is en of de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied een bedreiging vormen voor het bodemarchief. Indien dit het geval is, wordt geadviseerd op welke wijze hiermee in het vervolgtraject van de plannen rekening dient te worden gehouden.
1.5
Werkwijze bureau-onderzoek
Voor het bureau-onderzoek wordt bronnenmateriaal uit diverse disciplines geraadpleegd en ge¨ıntegreerd tot een archeologisch verwachtingsmodel. Op basis van geologische, geomorfologische en bodemkundige informatie wordt een beeld geschetst van de landschappelijke ontwikkeling van de omgeving van de onderzoekslocatie. Deze landschappelijke ontwikkeling geeft inzicht in de potenti¨ele bewoonbaarheid van de locatie. Voor de beschrijving van de archeologische waarden wordt gebruik gemaakt van Archis2 (de online archeologische database van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)), de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), en, indien van toepassing, van informatie over eerder gedaan onderzoek en archeologische waarnemingen. Naast deze informatie wordt, als deze voorhanden zijn, ook gebruik gemaakt van provinciale en gemeentelijke beleids- en verwachtingskaarten. Voor onderhavig onderzoek is gebruikgemaakt van de archeologische waarden- en beleidskaart van de provincie Gelderland3 . De gemeente West Maas en Waal beschikt op moment van schrijven niet over een eigen archeologische beleidsadvieskaart. De historische ontwikkeling wordt beschreven aan de hand van historisch-topografisch kaartmateriaal en historische bronnen. Hierbij wordt ook ingegaan op eventuele (sub)recente verstoringen die de archeologische verwachting be¨ınvloeden.
3
http://www.gelderland.nl/smartsite.dws?id=3093
4
Rapport 2012-9
2 2.1
ARC bv
Resultaten bureau-onderzoek Bekende aardwetenschappelijke waarden
De onderzoekslocatie ligt in het rivierengebied. De archeologische trefkans in het rivierengebied hangt in hoge mate samen met de geologische opbouw van dit gebied, omdat de bewoning zich v´oo´ r de bedijkingen in de Late Middeleeuwen concentreert op de relatief hooggelegen en daardoor droge delen. Tijdens de laatste IJstijd, het Weichselien (115.000 – 10.000 jaar geleden), is de Rijn een vlechtende rivier, die in brede in oudere sedimenten ingesneden dalen, onder periglaciale omstandigheden vooral grof zand en grind afzet. Deze sedimenten behoren tot de Formatie van Kreftenheye (De Mulder et al. 2003). Vanaf het Laat-Glaciaal tot in het Vroeg-Holoceen is door inmiddels meanderende, maar zich nog steeds insnijdende rivieren, op deze zanden en grinden een pakket compacte, zandige klei afgezet. Deze zogenaamde Laag van Wijchen is gevormd door klei die tijdens overstromingen in de riviervlakte is afgezet en waar vervolgens zand in is gewaaid. Deze pleistocene rivier-afzettingen liggen in de omgeving van de onderzoekslocatie tussen 5 en 6 m –mv (Cohen et al. 2009). Aan het begin van het Holoceen ontstaan onder invloed van de zeespiegelstijging vanuit deze pleistocene riviervlakte de meanderende rivieren, zoals die nu in het rivierengebied aanwezig zijn. In het Holoceen hebben de Rijn- en Maastakken zich binnen de Rijn-Maasdelta vaak verlegd door rivierverleggingen (avulsies), waardoor een gecompliceerd netwerk is ontstaan van stroomgordels van verschillende ouderdom, die veelal bedekt zijn met jongere afzettingen (Berendsen & Stouthamer 2001). Dit heeft geleid tot het huidige beeld van de Rijn-Maasdelta, waarbij de holocene beddinggordels te herkennen zijn als zandlichamen omgeven door oeverafzettingen van sterk siltig zand tot sterk siltige klei en de fijnere komafzettingen van zwak siltige klei. Deze afzettingen behoren tot de Formatie van Echteld. Binnen de Formatie van Echteld wordt op grond van wijze van afzetting en lithologische karakteristieken een aantal lithogenetische eenheden onderscheiden. De belangrijkste lithogenetische eenheden zijn geulafzettingen, oeverafzettingen en komafzettingen (De Mulder et al. 2003). De geulafzettingen worden binnen de rivierbedding afgezet en bestaan hoofdzakelijk uit zand. De oever- en komafzettingen worden gevormd op het moment dat de rivier buiten zijn oevers treedt en daarbij sediment meeneemt, dat bij lagere stroomsnelheden buiten de bedding wordt afgezet. Hoe groter de afstand tot de bedding, hoe fijner de afzettingen. Binnen de komafzettingen komen veelal veenlagen voor, die gerekend worden tot de Formatie van Nieuwkoop. Door de sterkere sedimentatie op de oeverwallen komen de oeverwallen hoger in het landschap te liggen. Dit is later nog versterkt door een verschil in de mate van klink tussen de bedding- en oeverafzettingen enerzijds en de komafzettingen anderzijds (Berendsen 2004). Hierdoor liggen de stroomgordels nu hoger binnen het omringende komgebied. De stroomgordels vormden hierdoor geschikte bewoningsplaatsen in het rivierengebied en hebben dan ook een hoge archeologische trefkans. De nattere komgebieden hebben een lage archeologische trefkans. Oeverafzettingen op de overgang van beddinggordels naar de komgebieden hebben
5
Rapport 2012-9
ARC bv
een middelhoge trefkans. In het rivierengebied en vooral in het Land van Maas en Waal komen lokaal rivierduinen voor. Wanneer ze zijn afgedekt door holocene afzettingen, worden ze ook wel ‘donken’ genoemd. De rivierduinen stammen uit de Jonge Dryas (LaatGlaciaal) en hebben veelal de Laag van Wijchen afgedekt. In de Jonge Dryas kan door de onregelmatige waterafvoer en het ontbreken van vegetatie rivierzand uit de droge beddingen stuiven en opwaaien tot rivierduinen (Berendsen 2004, Berendsen & Stouthamer 2001). De rivierduinafzettingen uit deze periode behoren tot de Formatie van Boxtel, het Laagpakket van Delwijnen (De Mulder et al. 2003). Door de hogere ligging in het rivierengebied zijn deze rivierduinen vanaf het Paleolithicum bewoonbaar geweest. Veel van deze rivierduinen zijn daadwerkelijk bewoond geweest van het Mesolithicum. In het Holoceen zijn deze duinen gedeeltelijk of geheel overdekt geraakt met jongere riviersedimenten. Op de geomorfologische kaart (afb 5) is de onderzoekslocatie niet gekarteerd. Gezien de afzettingen in de omgeving van de onderzoekslocatie ligt de onderzoekslocatie op een rivieroeverwal (3K25). Het betreft de oeverwal van de Waal, die actief is vanaf 1625 BP4 (Berendsen & Stouthamer 2001). Deze hoger gelegen oeverwal is ook duidelijk herkenbaar op de hoogtekaart (zie afb. 3). Onder de oeverafzettingen van de Waal worden oeverafzettingen en beddingafzettingen van de Stroomgordel van Dreumel verwacht. Deze stroomgordel was actief van 3700 tot 3020 BP (Berendsen & Stouthamer 2001). De top van het beddingzand van de stroomgordel van Dreumel wordt binnen 2 a` 3 m –mv op de onderzoekslocatie verwacht. In oostelijke richting gaat de oeverwal van de Waal volgens de geomorfologische kaart via de rivierkom en oeverwalachtige vlakte (2M22) op ca. 700 m ten oosten van de onderzoekslocatie over in een rivierkomvlakte (1M23). De onderzoekslocatie is niet gekarteerd op de bodemkaart (afb. 6). In de omgeving van de onderzoekslocatie komen kalkhoudende ooivaaggronden (Rd90A-VI) voor, deze zijn waarschijnlijk ook op de onderzoekslocatie aanwezig. Ooivaaggronden zijn bruin gekleurde, goed gehomogeniseerde kleigronden, die ontstaan bij een goede interne drainage. Deze gronden zijn kenmerkend voor de hoger gelegen stroomruggen (De Bakker & Schelling 1989). Een grondwaterstand van VI betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen 40 en 80 cm –mv ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand dieper dan 120 cm –mv ligt. Ten oosten van de onderzoekslocatie zijn in de rivierkom en oeverwalachtige vlakte vooral kalkloze poldervaaggronden (Rn94C en Rn44C) aanwezig.
2.2
Bekende archeologische waarden
In het rivierengebied heeft de bewoning zich geconcentreerd op de hoger gelegen stroomgordels. De onderzoekslocatie is gelegen op de oeverwal van de Waal en op de Stroomgordel van Dreumel. Door de ligging op de oeverwal en de stroomgordel heeft de locatie volgens de IKAW (afb. 8) en provinciale waardenkaart (afb. 9) een hoge archeologische trefkans. Op de stroomgordel van de Waal ten westen van 4
BP: before present, 14 C-jaren voor heden waarbij 1950 als referentiejaar wordt genomen.
6
Rapport 2012-9
ARC bv
Tiel zijn, volgens Berendsen & Stouthamer (2001), archeologische resten vanaf de Vroege Middeleeuwen aangetroffen. Op de Stroomgordel van Dreumel zijn archeologische resten aangetroffen uit de periode IJzertijd – Romeinse Tijd. Op deze stroomgordel zijn volgens Berendsen & Stouthamer (2001) geen jongere archeologische resten aangetroffen. In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn een een zestal archeologische monumenten aanwezig (afb. 8). Hiervan liggen er twee ten westen van de locatie op de oeverwal van de Waal en vier ten noordoosten van de locatie op het rivierduin: • AMK-terrein 3.830: Ongeveer 590 m ten westen van de locatie is een vluchtheuvel aanwezig, die is aangelegd na de overstroming van 1861. • AMK-terrein 3.803: Dit monumentterrein ligt op 615 m ten noordwesten van de onderzoekslocatie langs de Waaldijk op de oeverwal van de Waal. Op het terrein lag een terp waarop de boerderij De Pol heeft gestaan. Bij een proefsleuf die hierdoor getrokken is, werden funderingen en een ophogingspakket aangetroffen. Aan de basis van de ophoging bevond zich een bewoningslaag met 12e-eeuws materiaal. • AMK-terreinen 3.804, 3.810, 12.589 en 12.590: Op deze terreinen ten oosten van de locatie, op de flanken van het rivierduin, zijn nederzettingsresten aangetroffen uit het Mesolithicum tot de Bronstijd (3.810 en 12.590), uit de IJzertijd (12.589) en IJzertijd tot Late Middeleeuwen (3.804 en 3.810). Binnen AMK-terrein 3.810 zijn ook nog resten van een grafveld uit de Vroege IJzertijd aanwezig. Naast de bovengenoemde monumentterreinen zijn in de omgeving van de onderzoekslocatie ook nog enkele waarnemingen bekend. Direct ten westen van de onderzoekslocatie is een nederzettingskern uit de Karolingische Tijd t/m de Late Middeleeuwen of Nieuwe Tijd aangetroffen (onderzoeksmeldingsnr. 38.650, waarnemingsnr. 419.532). Er is een (donker) grijsbruine cultuurlaag of bewoningslaag aangetroffen met hierin veel archeologische indicatoren. De indicatoren zijn tussen 30 en 250 cm –mv aangetroffen. In het zuidelijk deel van de locatie van waarneming 419.532 zijn meerdere cultuurlagen aangetroffen, vanaf 45 a` 90 cm –mv. De dikte van de cultuurlagen varieert van 50 tot 150 cm. Het is onduidelijk of de cultuurlagen zich ontwikkeld hebben in het aanwezige oeverpakket of dat deze lagen destijds zijn opgebracht. Ongeveer 150 m ten noorden van de onderzoekslocatie, aan de Hofhooistraat, zijn bij een booronderzoek van ARC bv (onderzoeksmelding 27.533) tot een maximale diepte van 1,2 m –mv een groot aantal archeologische vondsten gedaan (waarnemingsnr. 410.554). Het merendeel van het materiaal bestaat uit bot en laatmiddeleeuws aardewerk (Thijs & Wullink 2008). Ongeveer 500 m ten noordoosten van de onderzoekslocatie is door ARC bv een booronderzoek uitgevoerd (onderzoeksmeldingsnr. 41.982). Hieruit bleek dat de oeverafzettingen van de stroomgordel van Dreumel ter plekke waarschijnlijk niet geschikt waren voor bewoning (Hebinck 2010). Ongeveer 770 m ten oosten van de onderzoekslocatie is door ARC bv een ander booronderzoek uitgevoerd (onderzoeksmeldingsnr. 19.867). Ook hier bleek dat de oeverafzettingen van de stroomgordel van Dreumel waarschijnlijk niet geschikt waren voor bewoning (Wullink 2007). Bij beide laatste onderzoeken werd vervolgonderzoek niet nodig geacht. 7
Rapport 2012-9
2.3
ARC bv
Historische situatie en bouwhistorische waarden
Het dorp Dreumel wordt voor het eerst genoemd in een goedereninventaris uit 893 n. Chr. van de in de Eifel gelegen abdij van Prum. Het dorp wordt genoemd als ‘Tremele’, dat gelegen is langs de Vayl (Waal). Er wordt gesproken over vier boerderijen met landerijen die in eigendom zijn van de abdij, en die driemaal per jaar geld moesten afdragen aan de abdij. De volgende vermelding van Dreumel volgt pas in 1225 in een brief. In deze brief bevestigt kardinaal legaat Kenrad, bisschop van Porte, aan de deken en het kapittel van Xanten de schenking van acht kerken, waaronder die van Dreumel.5 Dreumel werd in de 18e- en 19e eeuw regelmatig overstroomd bij dijkdoorbraken, onder andere in 1740, 1757, 1781, 1784, 1811, 1855 en 1926 (Steur & Heijink 1973, Hebinck 2010). Volgens de provinciale verwachtingskaart is de Dorpsstraat een historisch-geografische lijn. Op de kadastrale kaart uit 1832 is bebouwing en een erf op de onderzoekslocatie aanwezig (afb. 10). In 1900 (afb. 11) is dit nog steeds het geval. Mogelijk zijn er nog resten van deze bebouwing in de ondergrond aanwezig. Volgens Van Wuykhuyse (2010a) heeft vanaf 1955 een benzinepomp op de onderzoekslocatie gestaan, met een ondergrondse tank van 6000 liter. In 1966 is een verzoek ingedient voor het intrekken van de vergunning van de benzinepompinstallatie. De benzinepomp lag aan de oostzijde van de onderzoekslocatie, langs de weg. Volgens de huidige gebruiker was vroeger ter plaatse van de huidige parkeerplaats, aan de zuidzijde van het pand, een winkel aanwezig. Mogelijk is dit hetzelfde pand waarvoor in 1962 een vergunning is verleend door de gemeente, voor een constructiewerkplaats, een landbouwsmederij en een reparatieplaats voor landbouwwerktuigen (afb. 12). De huidige supermarkt is rond 1991 gerealiseerd. (Van Wuykhuyse 2010a). Uit de boringen ten behoeve van het milieu-onderzoek blijkt dat op de onderzoekslocatie ca. 50 cm stabilisatiezand is opgebracht (Van Wuykhuyse 2010a, Van Wuykhuyse 2010b). Hieronder is klei aanwezig. Op basis van het puin dat daarin is aangetrofffen, kan worden geconcludeerd dat de bodem op de onderzoekslocatie waarschijnlijk tot ca. 100 a` 150 geroerd is. Dit betekent dat de bovenste 50 a` 100 cm van de natuurlijke afzettingen geroerd zijn. Op de parkeerplaats in het oosten van de onderzoekslocatie en op het terrein ten westen van de supermarkt is dit ca. 50 cm (boring 2, 10, 11, 12, 100, 106, 107 en 108 van het milieurapport; zie afb. 12), direct ten zuidwesten van de supermarkt 100 cm (boring 13 en 115 van het milieurapport). Er zijn volgens KennisInfrastructuur Cultuurhistorie6 geen rijksmonumenten en geen MIP-objecten7 op de onderzoekslocatie aanwezig. Volgens de provinciale verwachtingskaart zijn er geen provinciale archeologische parels, geen molens en geen beschermde gebouwde monumenten op de onderzoekslocatie aanwezig. 5
www.tremele.nl. www.kich.nl 7 Een MIP-object is waardevol cultuurhistorisch object uit de periode 1850-1940, dat verzameld is tijdens het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). 6
8
Rapport 2012-9
2.4
ARC bv
Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
Op basis van de bij het bureau-onderzoek verkregen informatie kan een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoekslocatie worden opgesteld. Op de onderzoekslocatie zijn mogelijk twee potenti¨ele archeologische niveaus aanwezig. Onder 40 cm stabilisatiezand liggen oeverafzettingen van de Waal. Deze afzettingen hebben een middelhoge trefkans op archeologische sporen en resten uit de periode Vroege Middeleeuwen – Nieuwe Tijd. Deze sporen en resten worden in de top van de oeverafzettingen verwacht. Het feit dat de locatie aan het begin van de 19e eeuw al bebouwd is en sindsdien altijd bebouwd is geweest, wijst er enerzijds op dat er ook oudere resten verwacht kunnen worden (ligging historische dorpskern) en anderzijds dat oudere sporen door recentere vergravingen zijn aangetast. Op basis van de milieukundige boringen kan worden geconcludeerd dat de oorspronkelijke bodem onder het stabilisatiezand waarschijnlijk tot ca. 50 a` 100 cm geroerd is. Onder de oeverafzettingen van de Waal liggen afzettingen van de stroomgordel van Dreumel. De beddingafzettingen van deze stroomgordel worden binnen 2 tot 3 m –mv verwacht. Hierboven worden nog oeverafzettingen van deze stroomgordel verwacht. Deze oever afzettingen hebben een hoge trefkans voor archeologische resten en sporen uit de IJzertijd en Romeinse Tijd. De resten en sporen worden in de top van de oeverafzettingen verwacht.
9
Rapport 2012-9
3
ARC bv
Conclusies en aanbeveling
Op basis van het bureau-onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken: • Op de locatie worden oeverafzettingen van de Waal op oeverafzettingen van de stroomgordel van Dreumel verwacht. De oeverafzettingen van de Waal worden afgedekt door 40 cm stabilisatiezand. • De oeverafzettingen van de Waal hebben een middelhoge trefkans voor archeologische resten vanaf de Vroege Middeleeuwen, de oeverafzettingen van de stroomgordel van Dreumel een hoge verwachting van voor resten uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd. • De oeverafzettingen van de Waal zijn over het algemeen tot 50 cm (90 cm –mv) diepte geroerd, met een enkele uitschieter tot 100 cm (140 cm –mv). Archeologische sporen uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd zijn onder deze omstandigheden waarschijnlijk grotendeels onaangetast gebleven. • De oeverafzettingen van de stroomgordel van Dreumel zijn waarschijnlijk niet geroerd, maar de exacte diepteligging is niet bekend. De gegevens uit de milieu-rapporten zijn vanuit archeologisch oogpunt te onbetrouwbaar (verschil in methodiek/beschrijving8 ) om op dit moment al een uitspraak te kunnen doen over de eventuele aan- of afwezigheid van archeologische resten. Om een beter beeld te krijgen van de bodemopbouw, de aanwezige verstoringen en mogelijk aanwezige archeologische resten wordt geadviseerd om een verkennend/karterend inventariserend booronderzoek uit te voeren. Op basis van dit booronderzoek kan worden bekeken of er (indien er archeologische resten worden aangetroffen) met betrekking tot bestaande verstoringen en de toekomstige verstoringsdiepte, ruimte is tot bijvoorbeeld planinpassing. Als er geen archeologische resten worden aangetroffen kan de onderzoekslocatie worden vrijgegeven. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente West Maas en Waal, om te bepalen of en in welke vorm vervolgonderzoek noodzakelijk is. De meldingsplicht conform art. 53 van de Monumentenwet uit 1988 blijft echter hoe dan ook van kracht. Mochten bij graafwerkzaamheden op de onderzoekslocatie alsnog archeologische resten en/of sporen worden aangetroffen, dient dit direct te worden gemeld aan de bevoegde overheid.
8
Bij milieutechnisch onderzoek wordt minder aandacht aan lithologie besteed (over het algemeen ligt het accent voornamelijk op het onderscheid tussen klei, veen en zand) en worden de grenzen tussen pakketen minder nauwkeurig beschreven (bij gelijkblijvende lithologie wordt in stukken van 50 cm beschreven/bemonsterd).
10
Rapport 2012-9
ARC bv
Literatuur Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland; de hogere niveaus. Wageningen. Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). 4e, geheel herziene druk. Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands. Assen. Brandt, R.W. et al. (red.), 1992. ARCHIS. Archeologisch Basis Register, versie 1.0. Amersfoort. Cohen, K.M., E. Stouthamer, W.Z. Hoek, H.J.A. Berendsen, H.F.J. Kempen et al., 2009. Zand in banen - Zanddieptekaarten van het Rivierengebied en het IJsseldal in de provincies Gelderland en Overijssel. Arnhem. Hebinck, K.A., 2010. Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen voor Margrietstraat 33 te Dreumel, gemeente West Maas en Waal (Gld). Geldermalsen (ARC-Rapporten 2010-185). Mulder, E.F.J. de, M. C. Geluk, I .L. Ritsema, W. E. Westerhoff & T. E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten. Steur, G.G.L. & W. Heijink, 1973. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Toelichting bij de kaartbladen 39 West Rhenen en 39 Oost Rhenen. Wageningen. Stiboka. Thijs, W.J.F. & A.J. Wullink, 2008. Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Hofhooistraat te Dreumel, gemeente West Maas en Waal (Gld.). Geldermalsen (ARC-Rapporten 2008-31). Wullink, A.J., 2007. Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen, aan de Meerheuvelweg te Dreumel, gemeente West Maas en Waal (Gld.). Geldermalsen (ARC-Rapporten 2007-11). Wuykhuyse, A.D.M. van, 2010a. verkennend- en aanvullend milieukundig bodemonderzoek Dorpstraat nr. 9 te Dreumel. Emmen (Sigma Bouw & Milieu 10–M5244). Wuykhuyse, A.D.M. van, 2010b. Verkennend bodemonderzoek asbest in grond Dorpsstraat nr. 9 te Dreumel. Emmen (Sigma Bouw & Milieu 10–M5244–01).
11
Afbeelding 2.
Luchtfoto van de onderzoekslocatie (rood omlijnd). Bron: Buro van der Goes.
Afbeelding 3.
Hoogtekaart van de onderzoekslocatie (rood omcirkeld) en omgeving. Rood is hoog; blauw is laag. Bron: www.ahn.nl.
Afbeelding 4. der Goes.
Toekomstige situatie op de onderzoekslocatie (oranje huizen). Bron: Buro van
Afbeelding 5.
Geomorfologische kaart van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/Archis2.
Afbeelding 6.
Bodemkaart van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/Archis2.
Afbeelding 7.
Uitsnede van de zanddieptekaart in de omgeving van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld). Bron: Cohen et al. (2009).
Afbeelding 8.
Archeologische waarden op de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en in de omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/Archis2.
Afbeelding 9. Uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Gelderland van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en omgeving. Bron: http://www.gelderland.nl/smartsite.dws?id=3093.
Afbeelding 10. De onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en omgeving op een kadastrale kaart uit 1832. Bron: www.watwaswaar.nl.
Afbeelding 11. De onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en omgeving op een topografische kaart uit het begin van de 20e eeuw. Bron: www.kich.nl.
Afbeelding 12. Ligging van de milieukundige boringen op de onderzoekslocatie en de locatie van de voormalige smederij. Huidige bebouwing is oranje omlijnd. Bron: Van Wuykhuyse (2010a).
Laat-Pleistoceen
Pleistoceen
Elsterien
Holsteinien
Saalien-complex
Eemien
Vroeg-Weichselien (Vroeg-Glaciaal)
Midden-Weichselien (Pleniglaciaal)
Laat-Weichselien (Laat-Glaciaal)
Holoceen
Weichselien (Glaciaal)
475.000
410.000
370.000
130.000
115.000
73.000
13.000
10.000
0
Jaren geleden
Vroeg-Pleniglaciaal
Midden-Pleniglaciaal
Laat-Pleniglaciaal
Bølling-interstadiaal
Vroege Dryas
Allerød-interstadiaal
Late Dryas
Preboreaal
Boreaal
Atlanticum
Subboreaal
Subatlanticum
Chronostratigrafische eenheden
48.000
26.000
13.000
12.000
11.800
11.000
10.000
9000
8000
5000
3000
0
C-jaren geleden
14
Laat-Paleolithicum
Mesolithicum
Neolithicum
Bronstijd
IJzertijd
Romeinse Tijd
Vroege Middeleeuwen
Late Middeleeuwen
Nieuwe Tijd
Archeologische periode
Bijlage 1. Een overzicht van geologische (chronostratigrafische) en archeologische periodes. Door: A.J. Wullink. Gebaseerd op: Brandt et al. 1992; De Mulder et al. 2003; Berendsen 2004.
Midden-Pleistoceen
Chronostratigrafische eenheden
Holoceen Glaciaal
LaatHoloceen MiddenHoloceen VroegHoloceen Laat-Glaciaal Pleniglaciaal
Ca. 40.000 jaar geleden
9000 v. Chr.
5325 v. Chr.
4900 v. Chr.
1900 v. Chr.
800 v. Chr.
12 v. Chr.
450 n. Chr.
1050 n. Chr.
1500 n. Chr.
Tijd