-Rapporten
Een archeologisch bureau-onderzoek aan de Spanbroekerweg te Spanbroek, gemeente Opmeer (NH)
M. Verboom-Jansen & A.J. Wullink
ARC-Rapporten 2010-268 Geldermalsen 2010 ISSN 1574-6887
Colofon Een archeologisch bureau-onderzoek aan de Spanbroekerweg te Spanbroek, gemeente Opmeer (NH) ARC-Rapporten 2010-268 ARC-Projectcode 2010/567 Tekst M. Verboom-Jansen & A.J. Wullink Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie K. Otten Versie 1.1 (concept), 15 december 2010 Beheer en plaats van documentatie Archaeological Research & Consultancy Autorisatie — C.G. Koopstra Uitgegeven door ARC bv Postbus 41018 9701 CA Groningen ISSN 1574-6887
Een recente lijst van de ARC-Rapporten is te vinden op www.arcbv.nl
Rapport 2010-268
ARC bv
Projectgegevens Projectnaam Projectcode CIS-code
Spanbroek, Spanbroekerweg 2010/632 44.083
Projectleider Contact
drs. A.J. Wullink 0345-620101,
[email protected]
Opdrachtgever Contact
BRO, dhr. J. Visser 020-5061999,
[email protected]
Bevoegd gezag Contact
Gemeente Opmeer, dhr. M. Burger 0226-363333,
[email protected]
Locatiegegevens Toponiem Plaats Gemeente Provincie
Spanbroekerweg 110 Spanbroek Opmeer Noord-Holland
Kaartblad RD-co¨ordinaten
19E N: 125.491/523.528 O: 125.631/523.333 Z: 125.592/523.316 W: 125.468/523.491
Oppervlakte
1,3 ha
Beschrijving onderzoekslocatie Geologie
Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer
Geomorfologie
Getijde-inversierug (N) en welvingen van getijde-afzettingen (Z)
Bodem
Tuineerdgronden, poldervaaggronden en leek-/woudeerdgronden.
Historische situatie
In 1832 was de onderzoekslocatie onbebouwd en in gebruik als weiland. Vanaf 1961 zijn verschillende gebouwen op de onderzoekslocatie gerealiseerd.
Archeologische verwachting
Door de ligging op een kreekrug is er een hoge archeologische trefkans op archeologische resten en/of sporen uit de Bronstijd. In het noordelijke puntje van de onderzoekslocatie is er ook een hoge trefkans op archeologische resten en/of sporen uit de Late Middeleeuwen.
1
•
Spanbroek
525
524
523
124
125
126
127
Afbeelding 1. Topografische kaart van de onderzoekslocatie en omgeving (blauw omlijnd), voorzien van RD-co¨ordinaten. Bron: Topografische Dienst Nederland.
522
Rapport 2010-268
1
ARC bv
Inleiding
1.1
Aanleiding tot het onderzoek
In opdracht van BRO Amsterdam heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) een archeologisch bureau-onderzoek uitgevoerd voor een locatie aan de Spanbroekerweg te Spanbroek, gemeente Opmeer. Aanleiding tot dit onderzoek vormt de voorgenomen herontwikkeling van de locatie. Voor de benodigde bestemmingsplanwijzig dient, conform de Wet op de archeologische monumentenzorg1 , het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2).2
1.2
Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied
De onderzoekslocatie ligt deels binnen het bebouwingslint van Spanbroek (zie afb. 1), aan de zuidzijde van de Spanbroekerweg 108. Het perceel is grotendeels bebouwd met bedrijfsgebouwen (Appel Beton). Deze zijn tot ongeveer 80 cm –mv gefundeerd. De aanwezige betonverdichtingsmachines zijn echter tot 350 cm –mv gefundeerd. Verder is er een verhard erf aanwezig. Het oppervlak van de locatie is ongeveer 1,3 ha. De maaiveldhoogte varieert van ongeveer 0,1 m −NAP in het noorden tot 0,5 m −NAP in het zuiden van de onderzoekslocatie (zie afb. 2).
1.3
Overzicht van de geplande werkzaamheden
Alle bestaande gebouwen zullen worden gesloopt. Ook zal een aantal fundaties moeten worden verwijderd tot een diepte van max. 350 cm –mv. Daarnaast is in het verleden tot deze diepte in een aantal gevallen puin gestort. Dit puin wordt in het kader van milieusanering verwijderd. Hierna zullen elf woningen worden gerealiseerd (zie afb. 3). Het is mogelijk dat de woningen onderkelderd gaan worden. Hiervoor wordt de bodem tot ongeveer 300 cm –mv ontgraven. Daar waar geen kelders komen, zal voor de fundatie de bodem tot ongeveer 60 cm –mv worden ontgraven. Het is nog niet bekend of fundatie op staal mogelijk is of dat er moet worden geheid. Ook zal ten oosten en ten zuiden van de onderzoekslocatie een sloot worden uitgegraven (zie afb. 3). Deze wordt ongeveer 80 cm diep.
1.4
Doel van het bureau-onderzoek
Doel van het bureau-onderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in en om het plangebied. Op basis van de verkregen informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoekslocatie opgesteld. Hierin wordt beschreven of er archeologische resten aanwezig 1 2
In werking getreden op 1 september 2007. De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl.
3
Rapport 2010-268
ARC bv
(kunnen) zijn in het plangebied, wat de potenti¨ele aard en omvang hiervan is en of de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied een bedreiging vormen voor het bodemarchief. Indien dit het geval is, wordt geadviseerd op welke wijze hiermee in het vervolgtraject van de plannen rekening dient te worden gehouden.
1.5
Werkwijze
Voor het bureau-onderzoek wordt bronnenmateriaal uit diverse disciplines geraadpleegd en ge¨ıntegreerd tot een archeologisch verwachtingsmodel. Op basis van geologische, geomorfologische en bodemkundige informatie wordt een beeld geschetst van de landschappelijke ontwikkeling van de omgeving van de onderzoekslocatie. Deze landschappelijke ontwikkeling geeft inzicht in de potenti¨ele bewoonbaarheid van de locatie. Voor de beschrijving van de archeologische waarden wordt gebruikgemaakt van Archis2 – de online archeologische database van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) – , de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), en, indien van toepassing, van informatie over eerder gedaan onderzoek en archeologische waarnemingen. Voor onderhavig onderzoek is gebruikgemaakt van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland (CHW)3 en de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Opmeer. Voor de historisch-geografische ontwikkeling en bouwhistorische waarden op en in de nabijheid van de onderzoekslocatie, wordt gebruikgemaakt van de CHW van de provincie, KICH.nl, watwaswaar.nl en historische bronnen. Hierbij wordt ook ingegaan op eventuele (sub)recente verstoringen die de archeologische verwachting be¨ınvloeden.
3
http://chw.noord-holland.nl/start.asp?mapsize=558
4
Rapport 2010-268
2
ARC bv
Resultaten bureau-onderzoek
2.1
Bekende aardwetenschappelijke waarden
De onderzoekslocatie ligt in West-Friesland, in het noordelijke zeekleigebied. De geologische ontwikkeling van dit gebied hangt nauw samen met de holocene zeespiegelstijging. Aan het eind van de laatste ijstijd (het Weichselien) stond de zeespiegel ongeveer 125 m lager dan nu. Tot het Atlanticum (7.000 jaar BP)4 steeg de zeespiegel zeer snel door het afsmelten van de ijskappen, waardoor de kustlijn zich in oostelijke richting verplaatste. Als gevolg van deze zeespiegelstijging, vernatte het Pleistocene oppervlak door uittredend grondwater, waardoor er zoete kustmoerassen ontstonden waarin veenvorming optrad (Berendsen 2004). Dit veen wordt gerekend tot de Basisveen Laag binnen de Formatie van Nieuwkoop (De Mulder et al. 2003). Door de voortgaande zeespiegelstijging ontstond vervolgens een waddengebied, waardoor het Basisveen werd bedekt onder een pakket mariene afzettingen. De in dit waddenmilieu gevormde mariene afzettingen worden gerekend tot het Laagpakket van Wormer, Formatie van Naaldwijk (De Mulder et al. 2003). Tussen 5500 en 4500 BP was de snelheid van de zeespiegelstijging dusdanig afgenomen dat de kustlijn zich stabiliseerde (Beets & Van der Spek 2000). Door de vorming van nieuwe strandwallen, werd er een gesloten rij van strandwallen gevormd, waardoor de zee minder invloed had op het achterliggende land. Hierdoor trad er in dit gebied verzoeting op en werd er op grote schaal veen (Hollandveen) gevormd. In West-Friesland kon het waddenmilieu zich echter handhaven doordat het via het Zeegat van Bergen in verbinding bleef met de Noordzee. De afzetting van mariene sedimenten ging door tot de sluiting van het Zeegat van Bergen, 3.200 jaar BP. Door differenti¨ele klink treedt er reli¨ef-inversie op waardoor de voormalige, met zand en zavel opgevulde, geulen en kreken als kreekruggen relatief hoog komen te liggen ten opzichte van het omliggende kleigebieden. Het voormalige waddengebied verzoette en uiteindelijk kon ook hier vanaf 3.000 jaar BP veenvorming optreden (Berendsen 2005). Dit veengebied werd vanaf 1000 n. Chr. ontgonnen. Als gevolg van de ontwatering en de oxidatie van het veen, daalde het oppervlak. Hierdoor konder er opnieuw inbraken vanuit zee voorkomen, waardoor het veen deels is ge¨erodeerd en er mariene sedimenten werden afgezet (Wagenaar & Van Wallenburg 1987). Deze mariene afzettingen vormen het Laagpakket van Walcheren binnen de Formatie van Naaldwijk. Daar waar in de ondergrond het Hollandveen Laagpakket ontbreekt, is het niet mogelijk een onderscheid te maken tussen het Wormer en Walcheren Laagpakket. Om het gebied voor verdere overstromingen vanuit zee te beschermen, werd de West-Friese Omringdijk aangelegd. Deze dijk werd in 1288 n. Chr. voltooid (Wagenaar & Van Wallenburg 1987). Volgens de geomorfologische kaart ligt de onderzoekslocatie grotendeels op een hoger gelegen getij-inversierug (3K33). Deze behoort tot het Wormer Laagpakket. Volgens (Rosing 1995) stamt deze getijdekreek uit 1800 tot 1500 v. Chr. Het uiterste zuidwesten van de onderzoekslocatie bestaat uit welvingen in getijafzettingen (3L20). Verder is er in de omgeving van de onderzoekslocatie een vlakte 4
BP: before present, jaren voor heden waarbij 1950 als referentiejaar wordt genomen.
5
Rapport 2010-268
ARC bv
van getij-afzettingen (2M35) aanwezig. Volgens de bodemkaart zijn op de onderzoekslocatie drie verschillende bodemtypes aanwezig (zie afb. 5). In het noorden van de onderzoekslocatie worden tuineerdgronden verwacht (EK19-VI). Tuineerdgronden zijn kleieerdgronden met een donkere bovengrond (A-horizont) van meer dan 50 cm dik (De Bakker & Schelling 1989). In het midden van de onderzoekslocatie worden kalkarme poldervaaggronden gevormd in lichte zavel (Mn15C-VI) verwacht. Poldervaaggronden zijn kleigronden met weinig profielontwikkeling; de gereduceerde horizont (Cr-horizont) komt vaak binnen 80 m −NAP (De Bakker & Schelling 1989). In het zuiden van de onderzoekslocatie worden kalkarme leek/woudeerdgronden verwacht (pMn55C-III/pMn55C-V*). Zij verschillen van poldervaaggronden in het feit dat zij een minerale eerdlaag (A-horizont) hebben. Bij leekeerdgronden is deze dunner dan 30 cm, bij woudeerdgronden is deze tussen de 30 en 50 cm dik (De Bakker & Schelling 1989). De dunne tot matig dikke eerdlaag is ontstaan doordat tijdens de ontginning van het gebied in de Late Middeleeuwen het restant van het veendek door de top van de onderliggende Wormer-afzettingen is geploegd.
2.2
Bekende archeologische waarden
Door hun relatief hoge ligging zijn kreekinversieruggen bijzonder geschikt om op te wonen. Gedurende de Midden- en Late Bronstijd, na de afsluiting van het Zeegat van Bergen rond 3.200 BP, is West-Friesland dan ook intensief bewoond geweest. Naarmate het gebied vernatte, ging men ook op terpen, op de minder hoog gelegen delen wonen, zodat de hoogste delen, dus de voormalige woonplaatsen, als akkerland gebruikt konden worden (Fokkens 2005). Dit is ook gebleken uit eerder onderzoek dat ARC bv heeft uitgevoerd (Ufkes & Veldhuis 2003). Vanaf 2.600 jaar BP werd bewoning door de vernatting en de daaruit voortkomende veengroei onmogelijk en duurde het tot het jaar 1000 n. Chr. voordat het gebied opnieuw werd ontgonnen. De onderzoekslocatie heeft op de IKAW (afb. 6) door de ligging op een getijinversierug een hoge archeologische verwachting. De vlakte en welvingen van getijde-afzettingen hebben een middelhoge trefkans. De trefkans betreft voornamelijk resten van nederzettingen uit de Bronstijd, toen de kreekrug geschikt was voor bewoning. Daarnaast ligt het noordelijke puntje van de onderzoekslocatie (ca. 14 × 35 m) binnen de historische dorpskern van Spanbroek, waardoor resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd kunnen worden verwacht. De historische kern van Spanbroek wordt op de AMK (afb. 6) en de cultuurhistorische waardenkaart (CHW) van Noord-Holland (zie afb. 7) aangemerkt als archelogisch monument van hoge archeologische waarde (monumentnr. 14.840). De grens hiervan is gebaseerd op basis van de historische kaart uit 1849–1859. Op de gemeentelijke beleidsadvieskaart valt het grootste gedeelte van de onderzoekslocatie in een zone waarbij rekening moet gehouden met archeologie wanneer het plangebied 500 m2 of groter is. Het deel van het terrein dat binnen de historische kern van Spanbroek ligt, valt binnen de zone waarbij rekening moet gehouden met archeologie wanneer het plangebied 100 m2 of groter is.
6
Rapport 2010-268
ARC bv
Op de kreekrug zijn verschillende archeologische monumenten bekend. Ongeveer 300 m ten zuidwesten van de onderzoekslocatie is een beschermd monument van zeer hoge archeologische waarde aanwezig (monumentnr. 1.424). Het betreft een terrein waarin sporen van bewoning uit de Vroege Bronstijd zijn aangetroffen (cultuurlaag). De sporen en resten zijn aangetroffen op kwelder- en kreekafzettingen. Ongeveer 200 m ten zuidwesten van de onderzoekslocatie is een monument van hoge waarde aanwezig (monumentnr. 5.853). Dit terrein omsluit monumentterrein 1.424 dat net beschreven is. Hier zijn uitlopers van de donkergrijze, zavelige laag, die correspondeert met het nederzettingsareaal van monumentterrein 1.424 aangeboord. Deze laag bevindt zich op 45-95 cm –mv. Ongeveer 145 m ten zuidwesten van de onderzoekslocatie is een monumentterrein van archeologische waarde aanwezig (monumentnr. 5.874) aanwezig. Het terrein omsluit de bovengenoemde monumenten. Verwacht wordt dat op dit terrein ook archeologische resten en/of sporen uit de Vroege Bronstijd aanwezig zijn. Op de kruising van de Spanbroekerweg en de Hertog Willemweg, ongeveer 415 m ten westen van de onderzoekslocatie, worden in de ondergrond resten van de vroegste kerk in het gebied verwacht (monumentnr. 10.842). Op grond van historische bronnen is een datering in de eerste helft van de Late Middeleeuwen vastgesteld. Ongeveer 680 m ten noordwesten van de onderzoekslocatie is een terrein van zeer hoge archeologische waarde aanwezig (monumentnr. 5.855). Het betreft een cultuurlaag uit de Vroege Bronstijd. In de ondergrond bevinden zich waarschijnlijk ook nog paalgaten en andere grondsporen. Ongeveer 525 m ten noordwesten van de onderzoekslocatie is een monument van hoge waarde aanwezig (monumentnr. 5.854). Dit terrein omsluit monumentterrein 5.855 dat hiervoor beschreven is. Hier zijn uitlopers van de zandige laag, die correspondeert met het nederzettingsareaal van monumentterrein 5.855, aangeboord. Deze laag bevindt zich op 65-145 cm –mv. Ongeveer 455 m ten noordwesten van de onderzoekslocatie is een monumentterrein van archeologische waarde aanwezig (monumentnr. 5.873) aanwezig. Het terrein omsluit de bovengenoemde twee monumenten. Verwacht wordt dat op dit terrein ook archeologische resten en/of sporen uit de Vroege Bronstijd aanwezig zijn. Ongeveer 700 m ten zuidoosten van de onderzoekslocatie is een archeologisch monument van waarde aanwezig (monumentnr. 5.872). Het betreft een terrein waar verschillende middeleeuwse vondsten zijn gedaan. Omdat het veen waar de mensen in die tijd op woonden is verdwenen, zijn alleen de diepere, tot in de mariene afzettingen gegraven grondsporen, zoals sloten, kuilen en waterputten, nog bewaard gebleven. Verder zijn in Archis2 op de getijde-inversierug diverse waarnemingen bekend. In het zuiden van de onderzoekslocatie zijn fragmenten proto-steengoed en fragmenten kogelpotaardewerk uit de Late Middeleeuwen aangetroffen (waarnemingsnr. 103.467). 0,5 m ten oosten van de onderzoekslocatie zijn fragmenten Paffrathaardewerk uit de Late Middeleeuwen aangetroffen (waarnemingsnr. 103.477). Het grote cluster van waarnemingen ten zuidoosten van de onderzoekslocatie betreft grotendeels waarnemingen uit de Middeleeuwen, met een focus op aardewerk-
7
Rapport 2010-268
ARC bv
fragmenten uit de Late Middeleeuwen (bijv. waarnemingsnr. 103.422, 103.462, 103.464, 103.467, 103.469, 103.477, 103.478, 103.480 en 103.491). Alle genoemde fragmenten zijn tijdens een oppervlakte kartering gevonden. Op ongeveer 60 m ten oosten van de onderzoekslocatie (Spanbroekerweg 116) is bij een booronderzoek mogelijk een (laat-) middeleeuws bewoningsniveau aangetroffen (onderzoeksnr. 17.942). De archeologische waarden werden direct onder de bouwvoor verwacht. Tijdens de uiteindelijke opgraving zijn (130 m ten oosten van de onderzoekslocatie) de resten ontdekt van een vermoedelijk meerfasige laatmiddeleeuwse huisterp en delen van het bijbehorende veldsysteem (onderzoeksmelding 36.513).
2.3
Historische ontwikkeling en bouwhistorische waarden
Het lintdorp Spanbroek is van oorsprong een veenontginningsdorp. Met de ontginning van West-Friesland werd in de 9e of 10e eeuw begonnen. Het gebied had door de ontginning en de daaropvolgende bodemdaling, last van overstromingen vanuit zee. Om het land daartegen te beschermen, werd besloten tot de aanleg van de West-Friese Omringdijk. Deze werd in 1288 voltooid (Wagenaar & Van Wallenburg 1987). Volgens de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland stamt Spanbroek uit de Vroege Middeleeuwen. Gezien monumentterrein 10.842 was in het begin van de Late Middeleeuwen een kerk in Spanbroek aanwezig. In 1414 n. Chr. kreeg Spanbroek stadsrechten.5 De Spanbroekerweg vormt de historische kern van Spanbroek. Langs de Spanbroekerweg zijn diverse rijksmonumenten aanwezig. Ongeveer 300 m ten westen van de onderzoekslocatie, aan de noordzijde van de Spanbroekerweg, is een rijksmonument van zeer hoge cultuurhistorische waarde aanwezig (rijksmonumentnr. 510.444). Het betreft villa ‘Beukenhof’ die waarschijnlijk uit het derde kwart van de 19de eeuw stamt. Rond 1900 is aan de linkerzijde een serre aangebouwd. Aan de achterzijde zijn na 1940 wijzigingen aangebracht, echter zonder het monumentale karakter van het object te schaden.6 Ongeveer 415 m ten westen van de onderzoekslocatie is een raadhuis uit 1598 aanwezig (rijksmonument 31.799).7 Op de onderzoekslocatie zelf zijn volgens KICH en de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland geen bouwhistorische waarden aanwezig. Op de historische kaart van Blaeu uit de 17e eeuw is te zien dat de onderzoekslocatie toen nog onbebouwd was (zie afb. 8). De Spanbranbroekerweg was al wel aanwezig. Deze ontginningsas is volgens de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland van hoge historische geografische waarde. De regelmatige strokenverkaveling is historisch geografisch van zeer hoge waarde. In 1832 was de onderzoekslocatie onbebouwd en in gebruik als weiland (zie afb. 9). Op basis van het beschikbare kaartmateriaal is niet met zekerheid te zeggen of tus5
Bron: www.archieven.nl. Bron: http://www.kich.nl/. 7 Bron: http://www.kich.nl/. 6
8
Rapport 2010-268
ARC bv
sen 1880 en 1961 bebouwing op de onderzoekslocatie heeft gestaan. In 1900 was de onderzoekslocatie in ieder geval nog grotendeels in gebruik als weiland (zie afb. 10). In de loop van de tijd is er steeds meer bebouwing op de onderzoekslocatie gekomen. Het grote gebouw in het westen van de onderzoekslocatie is tussen 1961 en 1971 gerealiseerd.8 Het grote gebouw in het oosten van de onderzoekslocatie is tussen 1971 en 1983 gerealiseerd. Het grote gebouw in het westen is tussen 1971 en 1944 in fasen uitgebreid.
2.4
Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
De onderzoekslocatie ligt grotendeels op een kreekinversierug, waarop zich tuineerdgronden, poldervaaggronden en leek-/woudeerdgronden gevormd hebben. De kreekinversierug heeft een hoge trefkans op het voorkomen van archeologische resten uit de Bronstijd. Het noordelijke puntje van de onderzoekslocatie valt binnen de historische kern van Spanbroek, een archeolologisch monument van hoge waarde. Door de ligging in de historische kern is er voor dat deel van de onderzoekslocatie ook sprake van een hoge archeologische trefkans op resten vanaf de Late Middeleeuwen. In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn zowel uit de Bronstijd als uit de Late Middeleeuwen waarnemingen bekend. De archeologische resten worden direct onder de bouwvoor/A-horizont verwacht. Door de lage grondwaterstand zullen vooral anorganische resten zoals (vuur)steen, metaal en aardewerk bewaard zijn gebleven; organische resten zoals hout en bot zullen waarschijnlijk niet bewaard zijn gebleven. Of er nog archeologische sporen en/of resten aanwezig zijn, hangt af van de intactheid van het bodemprofiel. Vanaf 1961 zijn verschillende gebouwen op de onderzoekslocatie gerealiseerd. Daardoor is in ieder geval ter plaatse van de huidige bebouwing een eventuele vondstlaag uit de Bronstijd verdwenen. Het bureau-onderzoek geeft geen aanwijzingen voor bodemverstoringen ter plaatse van het huidige onbebouwde deel van de onderzoekslocatie.
8
Bron: www.kich.nl.
9
Rapport 2010-268
3
ARC bv
Samenvatting en conclusie
De onderzoekslocatie ligt grotendeels op een kreekinversierug, waarop zich tuineerdgronden, poldervaaggronden en leek-/woudeerdgronden gevormd hebben. De kreekinversierug heeft een hoge trefkans op het voorkomen van archeologische resten uit de Bronstijd. Het noordelijke puntje van de onderzoekslocatie valt binnen de historische kern van Spanbroek, een archeolologisch monument van hoge waarde. Door de ligging in de historische kern is er voor dat deel van de onderzoekslocatie ook sprake van een hoge archeologische trefkans op resten vanaf de Late Middeleeuwen. De archeologische resten worden verwacht direct onder de bouwvoor/A-horizont. In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn zowel uit de Bronstijd als uit de Middeleeuwen waarnemingen en archeologische monumenten bekend. In 1832 was de onderzoekslocatie onbebouwd en in gebruik als weiland. Uit het beschikbare kaartmateriaal valt niet op te maken of tussen 1880 en 1961 bebouwing op de onderzoekslocatie heeft gestaan. Vanaf 1961 zijn verschillende gebouwen op de onderzoekslocatie gerealiseerd. Een deel hiervan is tot 3,5 m –mv gefundeerd. Ook is tot op deze diepte puin op de onderzoekslocatie gestort. De rest van de gebouwen is tot 80 cm –mv gefundeerd. Geconcludeerd kan worden dat door de aanwezigheid van een betonbedrijf het bodemarchief op de onderzoekslocatie deels verstoord is. Hierdoor is ter plaatse van de huidige bebouwing een eventuele vondstlaag uit de Bronstijd verdwenen. Daarom kan voor het bebouwde deel van de onderzoeksloctie de archeologische trefkans worden bijgesteld naar laag. Voor het huidige onbebouwde deel van de onderzoekslocatie zijn op basis van het bureau-onderzoek geen aanwijzingen voor verstoring van de bodem aangetroffen. Hierdoor blijft ter plaatse van het onbebouwde deel van de onderzoekslocatie de hoge archeologische trefkans van kracht.
10
Rapport 2010-268
4
ARC bv
Aanbeveling
Gezien de hoge archeologische trefkans voor het onbebouwde deel van de onderzoekslocatie wordt alleen voor dit deel een vervolgonderzoek geadviseerd. Dit vervolgonderzoek kan het beste worden uitgevoerd als een verkennend booronderzoek, dat als doel heeft de bodemopbouw en de mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen be¨ınvloeden in kaart te brengen. Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Opmeer, om te bepalen of en in welke vorm vervolgonderzoek dient plaats te vinden.
11
Rapport 2010-268
ARC bv
Literatuur Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland; de hogere niveaus. Wageningen. Beets, D.J. & A.J.F. van der Spek, 2000. The Holocene evolution of the barrier and the backbarrier basin of Belgium and the Netherlands as a function of Late Weichselian morphology, relative sea-level rise and sediment supply. Netherlands Journal of Geosciences 79, pp. 3–16. Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). 4e, geheel herziene druk. Berendsen, H.J.A., 2005. Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio’s. Assen. Brandt, R.W. et al. (red.), 1992. ARCHIS. Archeologisch Basis Register, versie 1.0. Amersfoort. Fokkens, H., 2005. Woon-stalhuizen op zwervende erven. Nederzettingen in bekertijd en bronstijd. In: L.P. Louwe Kooijmans, P.W. van den Broeke, H. Fokkens & A. van Gijn (red.), Nederland in de prehistorie. Amsterdam, pp. 407–428. Mulder, E.F.J. de, M. C. Geluk, I .L. Ritsema, W. E. Westerhoff & T. E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten. Rosing, H., 1995. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000; Toelichting bij de kaartbladen 9 West Texel (gedeeltelijk), 14 West en 14 Oost Medemblik, 15 West Stavoren (gedeeltelijk) en 19 West Alkmaar. Wageningen (Bodemkaart van Nederland Schaal 1:50.000). Ufkes, A. & J.R. Veldhuis, 2003. Nederzettingssporen uit de Bronstijd bij Zwaagdijk-Oost. Een definitief archeologisch onderzoek in het plangebied Zwaagdijk-Oost, gemeente Wervershoof (N.-H.). Groningen (ARC-Publicaties 113). Wagenaar, K. & C. van Wallenburg, 1987. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Toelichting bij de kaartbladen 19 Oost Alkmaar en 20 West Lelystad (Noordhollands gedeelte). Wageningen.
12
Afbeelding 2.
Hoogtekaart van de onderzoekslocatie (roze omlijnd) en omgeving. Rood/oranje is hoog en blauw is laag. Bron: www.ahn.nl.
Afbeelding 3.
Overzichtstekening van de toekomstige situatie. Bron: BRO.
Afbeelding 4.
Geomorfologische kaart van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) en omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)/Archis2.
Afbeelding 5.
Bodemkaart van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) en omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)/Archis2.
Afbeelding 6. Archeologische verwachting, monumenten en waarnemingen op de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) en omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)/Archis2.
Afbeelding 7. Uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland in de omgeving van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd). Bron: http://chw.noord-holland.nl/start.asp?mapsize=558.
Afbeelding 8.
Omgeving van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) op de kaart van Blaeu uit de 17e eeuw. Bron: www.edugis.nl.
Afbeelding 9. De omgeving van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) op een kadastrale kaart uit het begin van de 19e eeuw. Bron: www.watwaswaar.nl.
Afbeelding 10. Indicatieve ligging van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) op een topografische kaart uit 1900. Bron: www.watwaswaar.nl.
Laat-Pleistoceen
Pleistoceen
Elsterien
Holsteinien
Saalien-complex
Eemien
Vroeg-Weichselien (Vroeg-Glaciaal)
Midden-Weichselien (Pleniglaciaal)
Laat-Weichselien (Laat-Glaciaal)
Holoceen
Weichselien (Glaciaal)
475.000
410.000
370.000
130.000
115.000
73.000
13.000
10.000
0
Jaren geleden
Vroeg-Pleniglaciaal
Midden-Pleniglaciaal
Laat-Pleniglaciaal
Bølling-interstadiaal
Vroege Dryas
Allerød-interstadiaal
Late Dryas
Preboreaal
Boreaal
Atlanticum
Subboreaal
Subatlanticum
Chronostratigrafische eenheden
48.000
26.000
13.000
12.000
11.800
11.000
10.000
9000
8000
5000
3000
0
C-jaren geleden
14
Laat-Paleolithicum
Mesolithicum
Neolithicum
Bronstijd
IJzertijd
Romeinse Tijd
Vroege Middeleeuwen
Late Middeleeuwen
Nieuwe Tijd
Archeologische periode
Bijlage 1. Een overzicht van geologische (chronostratigrafische) en archeologische periodes. Door: A.J. Wullink. Gebaseerd op: Brandt et al. 1992; De Mulder et al. 2003; Berendsen 2004.
Midden-Pleistoceen
Chronostratigrafische eenheden
Holoceen Glaciaal
LaatHoloceen MiddenHoloceen VroegHoloceen Laat-Glaciaal Pleniglaciaal
Ca. 40.000 jaar geleden
9000 v. Chr.
5325 v. Chr.
4900 v. Chr.
1900 v. Chr.
800 v. Chr.
12 v. Chr.
450 n. Chr.
1050 n. Chr.
1500 n. Chr.
Tijd
-Rapporten
Een karterend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Spanbroekerweg te Spanbroek (NH)
M. Verboom-Jansen
ARC-Rapporten 2011-22 Geldermalsen 2011 ISSN 1574-6887
Colofon Een karterend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Spanbroekerweg te Spanbroek (NH) ARC-Rapporten 2011-22 ARC-Projectcode 2011/046 Tekst M. Verboom-Jansen Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie K. Otten Versie 1.1 (concept), 25 februari 2011
Autorisatie — A.J. Wullink Uitgegeven door ARC bv Postbus 41018 9701 CA Groningen
ISSN 1574-6887 Geldermalsen, 2011 Een recente lijst van de ARC-Rapporten is te vinden op www.arcbv.nl
Rapport 2011-22
ARC bv
Projectgegevens Projectnaam Projectcode CIS-code
Spanbroek, Spanbroekerweg 2011/046 45.245
Projectleider Contact
Mw. M. Verboom-Jansen, MSc 0345–620107,
[email protected]
Opdrachtgever Contact
BRO, dhr. J. Visser 020–5061999,
[email protected]
Bevoegde overheid Contact
Gemeente Opmeer, dhr. M. Burger 0226–363333,
[email protected]
Toetsing Contact
Archeologie West-Friesland, mw. C.Soonius 0229–252589,
[email protected]
Locatiegegevens Toponiem Plaats Gemeente Provincie
Spanbroekerweg 106 en 108 Spanbroek Opmeer Noord-Holland
Kaartblad RD-co¨ordinaten
19E N: 125.491/523.528 O: 125.631/523.333 Z: 125.592/523.316 W: 125.468/523.491
Oppervlakte
1,3 ha
Beschrijving onderzoekslocatie Geologie
Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren op Laagpakket van Wormer (voorheen Hauwertcomplex)
Geomorfologie
Getij-inversierug (N) en welvingen van getijafzettingen (Z)
Bodem
Tuineerdgronden, poldervaaggronden en leek-/woudeerdgronden.
Historische situatie
Mogelijk was de onderzoekslocatie in 1654 bebouwd. In 1832 was de onderzoekslocatie onbebouwd en in gebruik als weiland. Vanaf 1961 zijn verschillende gebouwen op de onderzoekslocatie gerealiseerd.
Archeologische verwachting
Door de ligging op een kreekrug is er een hoge archeologische trefkans op archeologische resten en/of sporen uit de Bronstijd. In het noordelijke puntje van de onderzoekslocatie is er ook een hoge trefkans op archeologische resten en/of sporen uit de Late Middeleeuwen.
1
•
Spanbroek
525
524
523
124
125
126
127
Afbeelding 1. Topografische kaart van de onderzoekslocatie en omgeving (blauw omlijnd), voorzien van RD-co¨ordinaten. Bron: Topografische Dienst Nederland.
522
Rapport 2011-22
1
ARC bv
Inleiding
1.1
Aanleiding tot het onderzoek
In opdracht van BRO Amsterdam heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) een archeologisch bureau-onderzoek en een inventariserend booronderzoek door middel van boringen uitgevoerd voor de Spanbroekerweg 106-108 te Spanbroek, gemeente Opmeer. Aanleiding tot dit onderzoek vormt de voorgenomen herontwikkeling van de locatie. Voor de benodigde bestemmingsplanwijzig dient, conform de Wet op de archeologische monumentenzorg1 , het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2).2
1.2
Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied
De onderzoekslocatie ligt deels binnen het bebouwingslint van Spanbroek (zie afb. 1), aan de zuidzijde van de Spanbroekerweg 108. Het oppervlak van de locatie is ongeveer 1,3 ha. Het perceel ligt grotendeels braak; alle voorheen aanwezige bebouwing op de onderzoekslocatie is gesloopt. In het noorden van de onderzoekslocatie is een betonverharding aanwezig. Alle voorheen aanwezige bebouwing had een plaatfundering. Volgens dhr. S. Kuis van Appel Beheer waren op de onderzoekslocatie ook enkele betonverdichtingsmachines aanwezig, die tot 350 cm –mv gefundeerd waren. Het is onbekend waar deze betonverdichtingsmachines zich bevonden. Langs de oostelijke rand van de onderzoekslocatie bevinden zich puinresten/funderingsrestanten in de ondergrond (zie afb. 3). Ook zijn er op diverse plekken kabels en leidingen aanwezig. De maaiveldhoogte varieert van ongeveer 0,4 m −NAP in het zuiden tot 0,5 m +NAP in het noorden van de onderzoekslocatie.
1.3
Overzicht van de geplande werkzaamheden
Er zal een aantal fundaties moeten worden verwijderd tot een diepte van max. 350 cm –mv. Daarnaast is in het verleden tot deze diepte in een aantal gevallen puin gestort. Dit puin wordt in het kader van milieusanering verwijderd. Hierna zullen elf woningen worden gerealiseerd (zie afb. 2). Het is mogelijk dat de woningen onderkelderd gaan worden. Hiervoor wordt de bodem tot ongeveer 300 cm –mv ontgraven. Daar waar geen kelders komen, zal voor de fundatie de bodem tot ongeveer 60 cm –mv worden ontgraven. Het is nog niet bekend of fundatie op staal mogelijk is of dat er moet worden geheid. Ook zal ten oosten en ten zuiden van de onderzoekslocatie een sloot worden uitgegraven (zie afb. 2). Deze wordt ongeveer 80 cm diep. 1 2
In werking getreden op 1 september 2007. De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl.
3
Rapport 2011-22
1.4
ARC bv
Onderzoeksgeschiedenis
In januari en februari 2011 is een bureau-onderzoek verricht door ARC bv voor het plangebied (Verboom-Jansen & Wullink 2010). De resultaten van dit onderzoek vormen het uitgangspunt voor het karterend booronderzoek. Volgens het bureau-onderzoek ligt de onderzoekslocatie op een kreekinversierug, waarop tuineerdgronden, poldervaaggronden en leek/woudeerdgronden verwacht worden. De kreekinversierug heeft een hoge trefkans op het voorkomen van archeologische resten uit de Bronstijd. Mogelijk is er ook nog een tweede prehistorisch kreekniveau aanwezig. Het noordelijke puntje van de onderzoekslocatie valt binnen de historische kern van Spanbroek, een archeologisch monument van hoge waarde. Hierdoor heeft dit deel van de onderzoekslocatie een specifieke hoge trefkans op resten uit de periode de Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd. De archeologische resten worden verwacht direct onder de bouwvoor/A-horizont. Door de aanwezigheid van een betonbedrijf wordt verwacht dat het bodemarchief op de onderzoekslocatie deels verstoord is. Hierdoor zal ter plaatse van de funderingsrestanten in het oosten van de onderzoekslocatie een eventuele vondstlaag uit de Bronstijd reeds verdwenen zijn. Gezien de hoge archeologische trefkans op resten uit de Bronstijd is een vervolgonderzoek in de vorm van een verkennend/karterend booronderzoek geadviseerd. Dit onderzoek heeft als doel de bodemopbouw en de mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen be¨ınvloeden in kaart te brengen. Wanneer een intacte bodem wordt aangetroffen, kan meteen worden overgegaan op een karterend booronderzoek, dat als doel heeft om vast te stellen of er archeologische waarden uit de Bronstijd aanwezig zijn. Omdat de geplande bodemverstorende werkzaamheden niet plaatsvinden binnen de historische kern van Spanbroek, is er op dit deel van de onderzoekslocatie geen specifiek vervolgonderzoek noodzakelijk. Benadrukt wordt dat een booronderzoek niet een geschikte methode is om vast te stellen of er in de historische kern archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd aanwezig zijn. Het huidige karterende booronderzoek is hier dan ook niet op gericht.
1.5
Doel van het inventariserend veldonderzoek
Het inventariserend veldonderzoek (IVO) dient ertoe het in het bureau-onderzoek voorgestelde verwachtingsmodel te verifi¨eren en met veldwaarnemingen te completeren. Het IVO bestaat uit drie stappen: verkennend, karterend en waarderend onderzoek. Het verkennend onderzoek richt zich op de bodemopbouw en mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen be¨ınvloeden. Het karterend onderzoek stelt vast of er al dan niet archeologische waarden aanwezig zijn. Het waarderend onderzoek bepaalt de waarde van de archeologische resten.
4
Rapport 2011-22
1.6
ARC bv
Werkwijze inventariserend veldonderzoek
Het IVO is uitgevoerd als een karterend booronderzoek. De boringen zijn in een grid van 25×20 m geplaatst. De posities van de boringen zijn ingemeten met behulp van GPS en meetlinten. De maaiveldhoogte is bepaald aan de hand van het Actueel Hoogte Bestand Nederland.3 In totaal zijn 29 boringen geplaatst tot een diepte van ten minste 180 cm –mv. Voor het boren is gebruikgemaakt van een edelmanboor met een diameter van 12 cm en een guts met een diameter van 3 cm. De bodemopbouw is beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB). Het opgeboorde materiaal is in het veld doorzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals aardewerkfragmenten, houtskool, fosfaatvlekken, vuursteen, natuursteen, verbrand leem en bot.
3
www.ahn.nl.
5
Rapport 2011-22
2 2.1
ARC bv
Resultaten inventariserend veldonderzoek Booronderzoek
Bij het karterende booronderzoek zijn op de onderzoekslocatie in totaal 29 boringen gezet met een min. diepte van 180 cm –mv en een max. diepte van 300 cm –mv. Alleen boring 9 is tot drie keer toe gestaakt op puin op 30 cm –mv. De locaties van de boringen zijn weergegeven in afbeelding 4. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in bijlage 1. Op de onderzoekslocatie zijn vooral matig tot uiterst siltige zanden aangetroffen. Dit zijn oeverafzettingen van een getijdekreek. De onderkant van de getijafzettingen is niet bereikt en reikt tot minstens 300 cm –mv (boring 26). In meer dan de helft van de boringen is de bovengrond vergraven (zie afb. 5). De bovengrond is gemiddeld tot 50 cm –mv vergraven (spreiding van 30 tot 200 cm –mv). Het vergraven pakket is over het algemeen bruingrijs van kleur en bevat grijze vlekken van de onderliggende afzettingen en veel puin. Daar waar de bodem niet vergraven is, is over het algemeen eerst een bruingrijze, humeuze laag aangetroffen (boringen 2, 4, 6, 10, 12, 26 en 29). Dit is de A-horizont. De ondergrens van deze laag varieert van 20 tot 80 cm –mv. Hieronder, en onder het vergraven pakket op de rest van de onderzoekslocatie, is grijs, matig tot uiterst siltig zand aangetroffen. Dit is de C-horizont. In een paar boringen is boven de C-horizont een donkergrijze laag, bestaande uit sterk en uiterst siltig zand tot uiterst siltige klei aangetroffen (boringen 5, 7, 14, 20 en 21; zie afb. 5). Deze laag is min. 10 cm dik (boring 14) en max. 70 cm dik (boringen 5 en 21). De ondergrens van deze laag varieert van 30 tot 110 cm –mv. Gezien de diepteligging zou deze donkere laag verband kunnen houden met de cultuurlaag uit de Bronstijd die in monument 1.424 is aangetroffen. Echter, in boring 21 is aan de basis van de donkere laag een fragment roodbakkend, loodgeglazuurd aardewerk uit de Nieuwe Tijd waargenomen. Daarom kan worden aangenomen dat de donkere laag waarschijnlijk verband houdt met vergravingen uit de Nieuwe Tijd. Verder zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat de donkergrijze laag waarschijnlijk slechts fragmentarisch aanwezig is. De donkere laag is bijvoorbeeld 50 cm ten oosten van boring 7 al niet meer aangetroffen (vergelijk ook afb. 3). In boringen 1 en 15 is een afwijkende bodemopbouw aangetroffen. Hier is onder een pakket zand, uiterst siltige klei (boringen 1 en 15) en veen (boring 1) aangetroffen. Deze klei is tot 110 a` 170 cm –mv aanwezig. Hieronder is matig tot sterk siltig zand aangetroffen. Deze opbouw houdt waarschijnlijk verband met de ernaast gelegen sloot. Op basis van bovenstaande beschrijving kunnen de niet-vergraven bodemprofielen worden geclassificeerd als gooreerdgronden. Gooreerdgronden lijken erg op de verwachte woudeerdgronden, alleen zijn ze in zand gevormd in plaats van in klei. Gooreerdgronden hebben een minerale eerdlaag (A-horizont) en bevatten geen roestvlekken binnen 35 cm –mv (De Bakker & Schelling 1989). Ter plaat6
Rapport 2011-22
ARC bv
se van de vergravingen is het bodemprofiel tot in de C-horizont verstoord. Er is slechts e´ e´ n kreekniveau op de onderzoekslocatie aangetroffen.
7
Rapport 2011-22
3
ARC bv
Samenvatting en conclusie
Uit het karterende onderzoek is gebleken dat de onderzoekslocatie op een kreekinversierug ligt, waarop gooreerdgronden gevormd zijn. Er is slechts e´ e´ n kreekniveau aangetroffen. Op het grootste gedeelte van de onderzoekslocatie is de bodem echter tot in de C-horizont vergraven (gemiddeld tot 50 cm –mv). Hierdoor zijn de intacte bodemprofielen slechts fragmentarisch op de onderzoekslocatie aanwezig. In 5 boringen in het noordoosten van de onderzoekslocatie is boven de C-horizont een donkergrijze laag aangetroffen die verband zou kunnen houden met de cultuurlaag uit de Bronstijd die in monument 1.424 is aangetroffen. Tijdens dit onderzoek is echter aan de basis van deze laag een fragment aardewerk uit de Nieuwe Tijd waargenomen. Dit betekent dat de donkere laag waarschijnlijk verband houdt met vergravingen uit de Nieuwe Tijd. Verder zijn er geen archeologische indicatoren op de onderzoekslocatie aangetroffen. Er kan geconcludeerd worden dat er geen Bronstijd-niveau op de onderzoekslocatie is aangetroffen. De aangetroffen donkergrijze laag is slechts fragmentarisch aanwezig en stamt waarschijnlijk uit de Nieuwe Tijd. Zoals ook in het bureauonderzoek werd vastgesteld, blijft voor het gedeelte van de onderzoekslocatie dat binnen de historische kern valt de hoge trefkans op resten uit de Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd van kracht.
8
Rapport 2011-22
4
ARC bv
Aanbeveling
Omdat geen vindplaats uit de Bronstijd is aangetroffen op de onderzoekslocatie, wordt geadviseerd de onderzoekslocatie hiervoor vrij te geven. De meldingsplicht conform art. 53 van de Monumentenwet uit 1988 blijft echter wel van kracht. Mochten bij graafwerkzaamheden op de onderzoekslocatie alsnog archeologische resten en/of sporen worden aangetroffen, dient dit direct te worden gemeld aan de bevoegde overheid, de gemeente Opmeer. Het is aan de bevoegde overheid om op basis van dit advies een selectiebesluit te nemen.
9
Rapport 2011-22
ARC bv
Literatuur Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland; de hogere niveaus. Wageningen. Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). 4e, geheel herziene druk. Brandt, R.W. et al. (red.), 1992. ARCHIS. Archeologisch Basis Register, versie 1.0. Amersfoort. Mulder, E.F.J. de, M. C. Geluk, I .L. Ritsema, W. E. Westerhoff & T. E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten. Verboom-Jansen, M. & A.J. Wullink, 2010. Een archeologisch bureau-onderzoek aan de Spanbroekerweg te Spanbroek, gemeente Opmeer (NH).
10
Afbeelding 2.
Overzichtstekening van de toekomstige situatie. Bron: BRO.
Afbeelding 3. Grondradar kaart van de onderzoekslocatie. Bodemverontreiniging is in geel en rood weergegeven, puinresten/funderingsrestanten in groen. De rode lijnen geven de ligging van kabels en leidingen weer. Bron: DEEP bv.
25
Meters
50
75
100
28
22
27
21
26
20
25
19
13
18
24
14
17
12
7
16
11
6
15
10
5
9
4
8
3
2
1
Afbeelding 4. De ligging van de boorpunten op de onderzoekslocatie. De bebouwing op de onderzoekslocatie is inmiddels niet meer aanwezig. c Topografische ondergrond: Topografische Dienst, Emmen, 2005.
0
29
23
Boorpunten
Water
Topografie
Huizen
Onderzoekslocatie
Legenda
25
Meters
50
75
100
80
28
60
22
21
40
27
40
26
19
50
35
55
25
30
20
60
17
200
7
12
100
13
18
24
14
50
16
35
11
6
15
10
5
30
9
4
60
8
60
3
2
1
Boorpunten
Topografie
Bebouwing
Onderzoekslocatie
Donker grijze laag
Vergraven
Legenda
c Topografische Afbeelding 5. Boorpunten waar de bovengrond 30 cm of meer vergraven is (blauwe getallen geven de vergravingsdiepte aan). ondergrond: Topografische Dienst, Emmen, 2005.
0
29
50
23
Rapport 2011-22
Bijlage 1
ARC bv
Boorstaten
Locatiebepaling Referentievlak Maaiveldhoogtebepaling Nauwkeurigheid maaiveldhoogte
gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil geschat, actueel hoogtebestand 10 cm
De volgende afkortingen worden in de boorstaten gebruikt. grondsoort (onderdeel lithologie) G grind K klei OV overig PUI puin V veen Z zand
s3 s4 z1 z3
humus (onderdeel lithologie) h1 zwak humeus h2 matig humeus h3 sterk humeus
bijmengsel (onderdeel lithologie) nvt niet van toepassing s1 zwak siltig s2 matig siltig
boring 1 diepte 10 80 105 130 170 200
diepte 15 45 70 180
kleur geelgrijs bruingrijs donkergrijs licht bruin grijsbruin grijs
grens scherp Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. geleidelijk scherp geleidelijk Schelpmateriaal: weinig. scherp Opmerkingen: zandlaag op 140. be¨eindigd
RD-X: 125.613. RD-Y: 523.359. Maaiveld: -0,20. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs1 Zs4h2 Zs3 Zs2
boring 3 diepte 60 120 140 190
RD-X: 125.624. RD-Y: 523.336. Maaiveld: -0,40. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs1 Zs4h2 Ks4 Vz1 Ks4h3 Zs2
boring 2
sterk siltig uiterst siltig zwak zandig sterk zandig
kleur geelgrijs donker bruingrijs grijs grijs
grens scherp Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. scherp Bodemhorizont: A. geleidelijk Bodemhorizont: C. be¨eindigd
RD-X: 125.603. RD-Y: 523.382. Maaiveld: -0,15. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs2 Zs2 Zs2 Zs2h1
kleur licht bruingrijs grijs grijs donkergrijs
grens scherp geleidelijk geleidelijk be¨eindigd
15
Vlekken: matig gevlekt, oranje. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Bodemhorizont: C. Vlekken: licht gevlekt, oranje. Opmerkingen: concreties. Plantenresten: spoor. Opmerkingen: concreties.
Rapport 2011-22
boring 4 diepte 10 35 80 130 160 170 200
diepte 10 30 100 120 180 200
diepte 20 90 100 200
diepte 60 150 190
diepte 10 45 150 180 200
kleur geelgrijs grijsbruin donkergrijs grijs grijs grijs
grens scherp Archeologische indicatoren: puin. geleidelijk Bodemhorizont: A. geleidelijk geleidelijk Bodemhorizont: C. geleidelijk be¨eindigd
kleur grijsbruin grijs grijs grijs bruingrijs grijs
grens geleidelijk geleidelijk geleidelijk geleidelijk geleidelijk be¨eindigd
Bodemhorizont: A. Bodemhorizont: C. Vlekken: matig gevlekt, oranje. Plantenresten: spoor.
kleur bruingrijs donkergrijs grijs grijs
grens scherp Bodemhorizont: A. geleidelijk geleidelijk Bodemhorizont: C. be¨eindigd Vlekken: matig gevlekt, oranje.
kleur licht geelgrijs grijs grijs
grens scherp Archeologische indicatoren: puin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. geleidelijk Bodemhorizont: C. Vlekken: licht gevlekt, zwart. Plantenresten: spoor. be¨eindigd
RD-X: 125.590. RD-Y: 523.362. Maaiveld: -0,40. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie 30 PUIz1 boring 10
Plantenresten: spoor.
RD-X: 125.600. RD-Y: 523.339. Maaiveld: -0,15. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs1 Zs3 Zs2
boring 9
Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. Bodemhorizont: A. Bodemhorizont: C. Vlekken: sterk gevlekt, oranje.
RD-X: 125.563. RD-Y: 523.473. Maaiveld: 0,10. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs4 Ks4 Zs3 Zs2
boring 8
grens scherp geleidelijk geleidelijk geleidelijk geleidelijk geleidelijk be¨eindigd
RD-X: 125.573. RD-Y: 523.450. Maaiveld: -0,15. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs4h1 Zs3 Zs3 Zs2 Zs2 Zs2
boring 7
kleur grijsgeel grijsbruin grijs grijs grijs grijs bruingrijs
RD-X: 125.583. RD-Y: 523.427. Maaiveld: -0,35. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs1 Zs4 Zs4 Zs4 Zs3 Zs2
boring 6 diepte 20 100 160 180 190 200
RD-X: 125.593. RD-Y: 523.404. Maaiveld: -0,25. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Gz1 Zs3 Zs3 Zs3 Zs2 Zs2 Zs2
boring 5
ARC bv
kleur grijs
grens gestaakt
Opmerkingen: tot 3x toe gestaakt op puin.
RD-X: 125.580. RD-Y: 523.385. Maaiveld: -0,15. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs3 Zs4h1 Zs3 Zs2 Zs2
kleur grijs grijsbruin grijs grijs grijs
grens scherp scherp geleidelijk geleidelijk be¨eindigd
16
Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. Bodemhorizont: A. Bodemhorizont: C. Opmerkingen: bij 90 enkele roestvl. Plantenresten: weinig.
Rapport 2011-22
boring 11 diepte 35 145 200
diepte 10 30 80 185 200
diepte 20 30 50 200
diepte 20 100 110 160 210
diepte 50 90 110 150 200
diepte 20 60 130 190
kleur grijsbruin bruingrijs grijs grijs
grens geleidelijk Bodemhorizont: A. geleidelijk Vlekken: sterk gevlekt, bruin. Opmerkingen: A/C-horizont. geleidelijk Opmerkingen: baksteen aan basis , veenbrokje. be¨eindigd
kleur geelgrijs donkergrijs grijs grijs
grens scherp Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. geleidelijk geleidelijk Bodemhorizont: C. be¨eindigd
kleur geelgrijs grijs bruin grijs grijs
grens scherp Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. Opmerkingen: bij sloot. geleidelijk scherp geleidelijk be¨eindigd
RD-X: 125.567. RD-Y: 523.365. Maaiveld: -0,30. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs3 Zs3 Zs3 Zs3 Zs2
boring 17
grens scherp Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. geleidelijk Bodemhorizont: A. scherp Schelpmateriaal: spoor. Opmerkingen: verslagen ?. geleidelijk be¨eindigd
RD-X: 125.577. RD-Y: 523.342. Maaiveld: -0,40. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs2 Ks4h1 Ks4h3 Zs3 Zs2
boring 16
kleur grijs bruingrijs grijs licht grijs grijs
RD-X: 125.539. RD-Y: 523.476. Maaiveld: 0,10. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs4 Zs3 Zs3 Zs2
boring 15
grens scherp Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. geleidelijk Bodemhorizont: C. be¨eindigd
RD-X: 125.549. RD-Y: 523.453. Maaiveld: -0,20. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs4 Zs4 Zs3 Zs2
boring 14
kleur grijsbruin grijs grijs
RD-X: 125.560. RD-Y: 523.431. Maaiveld: -0,25. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs1 Zs4h1 Zs3 Zs3 Zs2
boring 13 diepte 35 40 100 200
RD-X: 125.570. RD-Y: 523.408. Maaiveld: -0,05. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs3h1 Zs3 Zs2
boring 12
ARC bv
kleur bruingrijs grijs grijs grijs grijs
grens scherp geleidelijk geleidelijk geleidelijk be¨eindigd
Archeologische indicatoren: puin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Bodemhorizont: C. Vlekken: matig gevlekt, zwart. Opmerkingen: humeuze vlekken. Plantenresten: spoor.
RD-X: 125.556. RD-Y: 523.388. Maaiveld: -0,10. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie OVnvt Zs4h1 Zs3 Zs2
kleur donkergrijs bruingrijs licht grijs grijs
grens scherp Opmerkingen: beton. scherp Vlekken: sterk gevlekt, grijs. Bodemkundige interpretaties: vergraven. geleidelijk Bodemhorizont: C. be¨eindigd
17
Rapport 2011-22
boring 18 diepte 55 100 120 200
RD-X: 125.546. RD-Y: 523.411. Maaiveld: 0,10. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs2 Zs3 Zs3 Zs3
220 Zs3 260 Zs2 boring 19 diepte 50 90 130 160 200
diepte 30 60 120 180
diepte 30 40 110 160 180
grijs grijs
geleidelijk be¨eindigd
kleur oranjegrijs grijs grijs grijs grijs
kleur licht bruingrijs donkerbruingrijs grijs licht grijs
kleur licht grijsbruin donkergrijs donkergrijs licht grijs licht grijs
kleur donker grijsbruin
170 Zs2
licht grijs
200 Zs1
licht grijs
diepte 30 50 80 180
grens scherp geleidelijk Bodemhorizont: C. geleidelijk Vlekken: matig gevlekt, oranje. geleidelijk Plantenresten: spoor. be¨eindigd
grens scherp Archeologische indicatoren: puin. scherp geleidelijk Bodemhorizont: C. be¨eindigd
grens scherp scherp Archeologische indicatoren: puin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. geleidelijk Opmerkingen: roodbakkend loodgeglazuurd aw. geleidelijk Bodemhorizont: C. be¨eindigd
RD-X: 125.506. RD-Y: 523.502. Maaiveld: 0,05. Boormethode: edelmanboring, guts.
diepte lithologie 60 Zs4
boring 23
Archeologische indicatoren: puin. Opmerkingen: veel puin. Vlekken: matig gevlekt, oranje. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. Vlekken: matig gevlekt, oranje. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: baksteen aan basis.
RD-X: 125.516. RD-Y: 523.479. Maaiveld: 0,05. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie PUIz3 Zs4h2 Ks4h2 Zs3 Zs2
boring 22
grens scherp geleidelijk geleidelijk scherp
RD-X: 125.526. RD-Y: 523.457. Maaiveld: -0,05. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs3 Zs4h1 Zs2 Zs2
boring 21
kleur geelgrijs licht grijs licht grijs grijs
RD-X: 125.536. RD-Y: 523.434. Maaiveld: -0,10. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie PUIz1 Zs4 Zs3 Zs3 Zs2
boring 20
ARC bv
grens scherp
Vlekken: matig gevlekt, grijs. Nieuwvormingen: roestvlekken, weinig. Bodemkundige interpretaties: vergraven. geleidelijk Bodemhorizont: C. Vlekken: licht gevlekt, oranje. Zandmediaanklasse: zeer fijn. Zand sortering: goed.
be¨eindigd
RD-X: 125.495. RD-Y: 523.525. Maaiveld: -0,15. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs4 Zs2 Zs2 Zs1
kleur donker grijsbruin grijs licht grijs licht grijs
grens scherp scherp geleidelijk be¨eindigd
18
Vlekken: matig gevlekt, grijs. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Vlekken: matig gevlekt, bruin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Bodemhorizont: C. Zandmediaanklasse: zeer fijn. Vlekken: licht gevlekt, oranje. Zandmediaanklasse: zeer fijn. Zand sortering: goed.
Rapport 2011-22
boring 24
RD-X: 125.543. RD-Y: 523.369. Maaiveld: -0,50. Boormethode: edelmanboring, guts.
diepte lithologie 10 Zs4 35 50 100 160 188 290
Zs4 Zs4 Zs3 Zs3 Zs4 Zs2
boring 25
Zs4 Zs3 Zs3 Zs2 Zs2
boring 26 diepte 40 110 130 300
Zs4h1 Zs3 Zs2 Zs3
boring 28
140 Zs3 180 Zs2
diepte 50 80 180
geleidelijk geleidelijk Opmerkingen: plr laagjes. be¨eindigd
kleur grijsbruin
grens scherp
grijs grijs grijs grijs grijs
geleidelijk geleidelijk Sublagen: kleilagen. Opmerkingen: laagjes plr. be¨eindigd
Vlekken: matig gevlekt, grijs. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: vergraven. geleidelijk Bodemhorizont: C. Vlekken: licht gevlekt, oranje. geleidelijk Vlekken: matig gevlekt, zwart. Opmerkingen: humeuze vlekken.
kleur bruingrijs grijs grijs grijs
grens scherp Bodemhorizont: A. geleidelijk Bodemhorizont: C. geleidelijk Vlekken: licht gevlekt, oranje. be¨eindigd
kleur donker bruingrijs
grens scherp
bruingrijs licht grijs grijs grijs
geleidelijk be¨eindigd
Vlekken: licht gevlekt, licht grijs. Archeologische indicatoren: puin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. scherp Bodemhorizont: A. geleidelijk Bodemhorizont: C.
RD-X: 125.503. RD-Y: 523.460. Maaiveld: 0,05. Boormethode: edelmanboring, guts.
diepte lithologie 80 Zs3
boring 29
grijs grijs grijs grijs grijs grijs
Vlekken: matig gevlekt, oranje. Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. Opmerkingen: grindjes. scherp Vlekken: sterk gevlekt, bruin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. geleidelijk Bodemhorizont: C. Vlekken: matig gevlekt, zwart. geleidelijk Vlekken: licht gevlekt, oranje.
RD-X: 125.513. RD-Y: 523.437. Maaiveld: -0,40. Boormethode: edelmanboring, guts.
diepte lithologie 40 Zs4 80 110 160 200
grens scherp
RD-X: 125.523. RD-Y: 523.414. Maaiveld: -0,25. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs3h1 Zs4 Zs3 Zs2
boring 27
kleur geelgrijs
RD-X: 125.533. RD-Y: 523.391. Maaiveld: -0,15. Boormethode: edelmanboring, guts.
diepte lithologie 55 Zs4 100 110 130 180 200
ARC bv
kleur licht bruingrijs
grens scherp
licht grijs grijs
be¨eindigd
Vlekken: matig gevlekt, donkerbruin. Nieuwvormingen: roestvlekken, spoor. Archeologische indicatoren: puin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. geleidelijk Bodemhorizont: C. Vlekken: matig gevlekt, oranje.
RD-X: 125.492. RD-Y: 523.483. Maaiveld: 0,25. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs3h1 Zs3 Zs2
kleur donker bruingrijs grijs grijs
grens scherp Bodemhorizont: A. geleidelijk Bodemhorizont: C. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. be¨eindigd
19
Laat-Pleistoceen
Pleistoceen
Elsterien
Holsteinien
Saalien-complex
Eemien
Vroeg-Weichselien (Vroeg-Glaciaal)
Midden-Weichselien (Pleniglaciaal)
Laat-Weichselien (Laat-Glaciaal)
Holoceen
Weichselien (Glaciaal)
475.000
410.000
370.000
130.000
115.000
73.000
13.000
10.000
0
Jaren geleden
Vroeg-Pleniglaciaal
Midden-Pleniglaciaal
Laat-Pleniglaciaal
Bølling-interstadiaal
Vroege Dryas
Allerød-interstadiaal
Late Dryas
Preboreaal
Boreaal
Atlanticum
Subboreaal
Subatlanticum
Chronostratigrafische eenheden
48.000
26.000
13.000
12.000
11.800
11.000
10.000
9000
8000
5000
3000
0
C-jaren geleden
14
Laat-Paleolithicum
Mesolithicum
Neolithicum
Bronstijd
IJzertijd
Romeinse Tijd
Vroege Middeleeuwen
Late Middeleeuwen
Nieuwe Tijd
Archeologische periode
Bijlage 2. Een overzicht van geologische (chronostratigrafische) en archeologische periodes. Door: A.J. Wullink. Gebaseerd op: Brandt et al. 1992; De Mulder et al. 2003; Berendsen 2004.
Midden-Pleistoceen
Chronostratigrafische eenheden
Holoceen Glaciaal
LaatHoloceen MiddenHoloceen VroegHoloceen Laat-Glaciaal Pleniglaciaal
Ca. 40.000 jaar geleden
9000 v. Chr.
5325 v. Chr.
4900 v. Chr.
1900 v. Chr.
800 v. Chr.
12 v. Chr.
450 n. Chr.
1050 n. Chr.
1500 n. Chr.
Tijd