Archeologisch bureauonderzoek ten behoeve van plangebied 'ProRail kavel' aan de Ganzenweg te Zeewolde, gemeente Zeewolde (FL)
Archeologisch bureauonderzoek ten behoeve van plangebied 'ProRail kavel' aan de Ganzenweg te Zeewolde, gemeente Zeewolde (FL)
opdrachtgever datum projectleider projectnummer status ISSN-nummer MUG-publicatie
EcoGroen Advies BV 20 juni 2012 mevrouw T.N. Krol MA 93124312 definitief 1875-5313 2012-31
projectnummer 93124312 20 juni 2012
MUG-projectnummer Opdrachtgever MUG-publicatie Bevoegd gezag Beheer en plaats documentatie Onderzoekmeldingsnummer Tekst Redactie Status Autorisatie
93124312 EcoGroen Advies BV 2012-31 gemeente Zeewolde MUG Ingenieursbureau b.v. 51095 mevrouw T.N. Krol MA mevrouw M. Akharaz-Douma definitief de heer drs. ing. G.J. de Roller
Uitgegeven door
MUG Ingenieursbureau b.v. Postbus 136 9350 AC Leek 20 juni 2012 1875-5313
Datum ISSN
projectnummer 93124312 20 juni 2012
INHOUDSOPGAVE Samenvatting
1
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Algemeen Ligging van het onderzoeksgebied Doel van het onderzoek Werkwijze
2 2 2 3 3
2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Resultaten Huidige situatie en aardwetenschappelijke waarden Bekende archeologische waarden Het onderzoeksgebied en de directe omgeving Gemeente Zeewolde Bewoningsgeschiedenis en historische situatie Bouwhistorische waarden Toekomstige situatie Archeologische verwachting en beleid Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
5 5 9 9 9 11 13 14 14 16
3 3.1 3.2
Conclusie en aanbeveling Conclusie Aanbeveling
18 18 18
Literatuurlijst
BIJLAGEN -
19
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 1 van 19
Samenvatting Aanleiding tot het hier beschreven archeologisch bureauonderzoek zijn de plannen van de Vereniging Natuurmonumenten voor de aanleg van drie poelen en het voorzien van een aantal sloten van natuurvriendelijke oevers op de onderzoekslocatie aan de Ganzenweg te Zeewolde. Omdat deze plannen met bodemverstorende ingrepen gepaard gaan, is een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek wordt uitgevoerd conform de Wet op de archeologische monumentenzorg. EcoGroen Advies heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven het bureauonderzoek uit te voeren. Het onderzoeksgebied ligt in een gebied met nesvaaggronden en vlakvaaggronden. Het gebied ligt op een hoogte van circa 1,8 m-NAP tot 2,3 m-NAP. De top van de pleistocene ondergrond, waarin prehistorische resten aanwezig kunnen zijn, bevindt zich op circa 2 m-NAP tot 3 m-NAP (circa 0,2 m tot 1,2 m beneden het huidige maaiveld). Op basis van de beleidskaart van de gemeente Zeewolde geldt een gematigde archeologische verwachting voor het gebied. Uit de wijdere omgeving zijn archeologische vondsten bekend vanaf het mesolithicum, maar ook uit het laatpaleolithicum kunnen vondsten worden verwacht. Uit de gemeente Zeewolde zijn vooral uit het mesolithicum veel vondsten bekend. In de loop van het neolithicum kreeg de zee grip op het gebied, waardoor uit de periode van circa 4000 voor Chr. tot 1000 na Chr. geen vondsten bekend zijn uit deze gemeente. Op de oeverwallen kunnen deze mogelijk wel worden aangetroffen, maar tot nog toe zijn deze niet bekend. Uit de periode middeleeuwen en nieuwe tijd kunnen scheepswrakken worden aangetroffen die doorgaans goed geconserveerd zijn. Het onderzoeksgebied behoort tot Zuidelijk Flevoland en is ingepolderd in 1968. Van het verleden is geen bebouwing in het onderzoeksgebied bekend die de bodem verstoord kan hebben. Eventuele archeologisch resten in de pleistocene ondergrond zijn naar verwachting verstoord, aangezien de pleistocene top volgens de beleidskaart verspoeld of verplaatst is. Waarschijnlijk zijn deze daarom niet meer in situ aanwezig. De gegevens waarop dit gebaseerd is, zijn echter te grofmazig om dit bij voorbaat te kunnen aannemen. Mochten deze wel aanwezig zijn, dan zullen deze goed geconserveerd zijn door het afdekkende kleipakket. Er wordt aanbevolen in eerste instantie een verkennend booronderzoek uit te voeren. Doel van het booronderzoek is het archeologische verwachtingsmodel te toetsen en te verfijnen en om de mate van intactheid van de bodem vast te stellen en kansrijke en kansarme zones voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen vast te stellen. Hierbij dient speciale aandacht besteed te worden aan het in kaart brengen van het reliëf van de pleistocene ondergrond en de aan- of afwezigheid van relevante bodemlagen (het al dan niet verspoeld of verplaatst zijn van de pleistocene top). Het bovengenoemde betreft een aanbeveling. Het selectiebesluit is te allen tijde voorbehouden aan de bevoegde overheid, in deze gemeente Zeewolde.
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 2 van 19
1
Inleiding
1.1
Algemeen Aanleiding tot het hier beschreven archeologisch bureauonderzoek zijn de plannen van de Vereniging Natuurmonumenten voor de aanleg van drie poelen en het voorzien van een aantal sloten van natuurvriendelijke oevers op de onderzoekslocatie aan de Ganzenweg te Zeewolde. Omdat deze plannen met bodemverstorende ingrepen gepaard gaan, is een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek wordt uitgevoerd conform de Wet op de archeologische monumentenzorg. EcoGroen Advies heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven het bureauonderzoek uit te voeren. Het bureauonderzoek is uitgevoerd conform de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2, en de richtlijnen van gemeente Zeewolde. Tabel 1.1 Overzicht van de objectgegevens Objectgegevens Provincie Gemeente Plaats Toponiem Kaartblad Coördinaten
Grondsoort Geomorfologie Grondwatertrap
1.2
Flevoland Zeewolde Zeewolde Ganzenweg 26G en 26H 169762/487109 NW 170136/487440 NO 170280/486996 ZO 170016/486675 ZW klei / zand welvingen in zee- of meerbodemafzettingen II
Ligging van het onderzoeksgebied De onderzoekslocatie ligt tussen de Ganzenweg, Harderweg en Pluvierenweg, in het buitengebied van gemeente Zeewolde (zie afbeelding 1). Het gebied is in gebruik als weiland. De totale oppervlakte is circa 17 ha.
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 3 van 19
169/488
171/486
Afbeelding 1. Topografische kaart met in het rode kader de onderzoekslocatie (bron: Topografische Dienst Nederland)
1.3
Doel van het onderzoek Het bureauonderzoek heeft als doel inzicht te krijgen in bekende en te verwachten archeologische waarden van het plangebied. Aan de hand van deze informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Voor het bureauonderzoek dienen de volgende vragen te worden beantwoord. Vraag 1. Wat is de archeologische verwachting van het gebied buiten de reeds bekende AMK-terreinen (indien mogelijk gespecificeerd naar aard, vindplaatsen en perioden)? Vraag 2. Zijn er binnen de verwachtingszones specifieke aandachtslocaties aan te geven (zandkoppen of -ruggen, veentjes, historische bebouwing en infrastructuur)? Vraag 3. Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen in het plan-/onderzoeksgebied? Vraag 4. Welk vervolgonderzoek is nodig om de door het bureauonderzoek in beeld gebrachte specifieke archeologische verwachting te toetsen?
1.4
Werkwijze In het bureauonderzoek wordt het huidige grondgebruik beschreven, de historische situatie en mogelijke verstoringen alsmede de bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden. Hiertoe worden onder andere topografische kaarten gebruikt, de plannen en gegevens van de opdrachtgever, luchtfoto’s en, indien aanwezig, gegevens van milieukundig onderzoek. Een beschrijving van de historische situatie is gebaseerd op historisch topografisch kaartmateriaal, zoals kadastrale kaarten en de website van Wat was waar (http://ngz.watwaswaar.nl) en de Kennisinfrastructuur Culuurhistorie (KICH). Voor de bekende bodemkundige en geologische waarden wordt gebruikgemaakt van bodemkaarten en geomorfologische kaarten. De archeologische waarden zijn gebaseerd op de
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 4 van 19
gegevens in Archis (digitale database van de Nederlandse archeologie van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE)), waar de archeologische monumentenkaart deel van uitmaakt. Verder wordt gebruikgemaakt van de archeologische verwachtings- en beleidskaart van de gemeente Zeewolde (Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009). Indien het mogelijk is, wordt tevens teruggegrepen op gegevens van eerder in de directe omgeving uitgevoerd onderzoek. Met behulp van deze gegevens wordt een gespecificeerde verwachting voor het onderzoeksgebied opgesteld.
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 5 van 19
2 2.1
Resultaten Huidige situatie en aardwetenschappelijke waarden Op basis van de bodemkaart (zie afbeelding 2) bestaat de bodem in het onderzoeksgebied in het noorden uit kalkrijke nesvaaggronden van klei en zavel (code Mo80A en Mo10A) en in het zuiden uit kalkhoudende vlakvaaggronden van matig fijn zand (code Zn50A). Vaaggronden zijn gronden waarin weinig of geen bodemvorming heeft plaatsgevonden, waarbij de gerijpte bovengrond hooguit 20 cm dik is. Bij nesvaaggronden is sprake van een slappe ondergrond. Ze komen onder meer voor in jonge polders (zoals de Flevopolder, waarin het onderzoeksgebied ligt), waar kwel optreedt. Vlakvaaggronden zijn zandgronden die ook onder meer in jonge polders voorkomen (Berendsen, 2005).
Afbeelding 2. Het onderzoeksgebied op de bodemkaart, binnen het rode kader (bron: Archis2 : Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Op de geomorfologische kaart (zie afbeelding 3) is het gebied aangeduid als welvingen in zee- of meerbodemafzettingen (code 2L19).
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 6 van 19
Afbeelding 3. Het onderzoeksgebied op de geomorfologische kaart, binnen het rode kader (bron: Archis2: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) (zie afbeelding 4) is te zien dat de hele omgeving vrij laag gelegen is. De onderzoeksgebied ligt op een hoogte rond de 1,8 m-NAP tot 2,3 m-NAP. Volgens de beleidskaart van de gemeente Zeewolde (zie afbeelding 5) gaat het om een hooggelegen dekzandgebied (Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009). Dit dekzand vormt de top van de pleistocene ondergrond in dit gebied. Deze top van de pleistocene ondergrond bevindt zich op een diepte van circa 3 m-NAP tot 2 m-NAP (zie afbeelding 6). Gezien de hoogtegegevens van het gebied bevindt deze pleistocene top zich dus op enkele decimeters tot maximaal iets meer dan een meter beneden maaiveld. De top van de pleistocene ondergrond is de bodemlaag waarin prehistorische resten aanwezig kunnen zijn, die veelal erg goed bewaard zijn doordat deze door de bovenliggende jongere afzettingen afgesloten zijn van de buitenlucht (Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009). Voor het onderzoeksgebied geeft de beleidskaart echter aan dat de pleistocene top is verspoeld of verplaatst (zie afbeelding 7). Dat duidt erop dat eventuele archeologische resten die hierin aanwezig waren niet meer in situ bewaard zullen zijn gebleven. De gegevens waarop dit gebaseerd is, zijn echter te grofmazig om dit bij voorbaat te kunnen aannemen (Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009).
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 7 van 19
Afbeelding 4. Het onderzoeksgebied op de AHN, binnen het rode kader (bron: AHN)
Afbeelding 5. Het onderzoeksgebied op een kaart met landschappelijke zones, bij de ster (bron: Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009)
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 8 van 19
Afbeelding 6. De diepte van de top van de pleistocene afzettingen; het onderzoeksgebied ligt bij de ster (bron: Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009)
Afbeelding 7. Bodemtypes in de top van de pleistocene afzettingen; het onderzoeksgebied ligt bij de ster (bron: Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009)
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 9 van 19
2.2 2.2.1
Bekende archeologische waarden Het onderzoeksgebied en de directe omgeving Van het onderzoeksgebied zijn geen archeologische waarden bekend en hier is nog niet eerder archeologisch onderzoek gedaan (zie afbeelding 8). Uit de directe omgeving van het onderzoeksgebied (circa 500 m) zijn geen AMK-terreinen of vondstmeldingen bekend. Wel zijn hier twee waarnemingen gedaan en zijn er enkele onderzoeken uitgevoerd. Waarnemingsnummer 39155: bij baggerwerkzaamheden is een Fels-Ovalbeil uit het neolithicum aangetroffen, vermoedelijk gemaakt uit diabaas. Waarnemingsnummer 408589: in een natuurterrein zijn verspreid liggende houtresten aangetroffen die mogelijk afkomstig zijn van een scheepswrak uit de nieuwe tijd. Ten noorden van het onderzoeksgebied ligt onderzoekmeldingsnummer 5896. Dit betreft een booronderzoek op de locatie van een geplande nieuwe vaargeul. Hoewel er geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen, is geadviseerd bij een aantal boringen een archeologische waarneming te laten verrichten tijdens het uitvoeren van de geplande werkzaamheden (Jelsma en Tulp, 2003). Onderzoekmeldingsnummer 50876, ook ten noorden van het onderzoeksgebied, betreft een bureauonderzoek. In het gebied zijn nesvaaggronden aanwezig en het heeft een matige archeologische verwachting. Er wordt een verkennend booronderzoek aanbevolen (Krol, 2012). Ten zuiden van het onderzoeksgebied liggen vier onderzoeksmeldingen. Het betreft onderzoeken in een watergebied. Onderzoekmeldingsnummer 23917 is een bureauonderzoek, op basis waarvan archeologisch onderzoek door middel van sonar wordt aanbevolen. De reden hiervoor is dat op een dieper niveau prehistorische resten verwacht kunnen worden die door middel van prospectietechnieken niet goed zijn op te sporen. Dit onderzoek is uitgevoerd onder onderzoekmeldingsnummers 28509 en 28919. Er wordt vervolgonderzoek aanbevolen voor een aantal aandachtsgebieden (Brenk en Waldus, 2008a; Mierlo et al., 2008). Dit is uitgevoerd door middel van enkele duikinspecties (onderzoekmeldingsnummer 31255). Hieruit komt naar voren dat rekening moet worden gehouden met geheel afgedekte scheepswrakken en daarom is een archeologische begeleiding geadviseerd (Brenk en Waldus, 2008b).
2.2.2
Gemeente Zeewolde Uit de wijdere omgeving zijn archeologische vondsten bekend vanaf het mesolithicum (zie tabel 2.1 voor een overzicht van de archeologische perioden). Ook kunnen vondsten uit het laatpaleolithicum worden verwacht (Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009). In de nabijgelegen gemeente Dronten zijn deze al wel aangetroffen (Eimermann, Gouw en Kerkhoven, 2009). Resten uit deze perioden zijn te vinden in de top van de pleistocene ondergrond (zie ook paragraaf 2.1). Eventuele archeologische resten in deze laag zijn veelal erg goed bewaard doordat die door de bovenliggende jongere afzettingen afgesloten zijn van de buitenlucht. Ook kunnen deze jongere afzettingen ervoor gezorgd hebben dat in de bodem goed geconserveerde scheepswrakken aanwezig zijn (Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009). Voor het onderzoeksgebied geeft de beleidskaart echter aan dat de pleistocene top is verspoeld of verplaatst (zie afbeelding 7). Dat duidt erop dat eventuele archeologische resten die hierin aanwezig waren niet meer in situ bewaard zullen zijn gebleven. De gegevens waarop dit gebaseerd is, zijn echter te grofmazig om dit bij voorbaat te kunnen aannemen (Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009). Als gevolg van het steeds warmer en vochtiger wordende klimaat trad in het mesolithicum sterke vernatting op. Vanaf het hogere achterland sneden allerlei beekjes en de rivier de Eem zich in het dekzandlandschap in. Dit maakte dat de prehistorische mens in het gebied van Zeewolde zich gemakkelijk door het moeraslandschap kon verplaatsen. Zo konden ze profiteren van de enorme rijkdom die dit natuurlandschap te bieden had, van diverse planten tot groot wild. Er zijn in de gemeente Zeewolde dan ook veel vindplaatsen uit deze periode (Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009).
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 10 van 19
In de daaropvolgende periode, het neolithicum, heeft de zee grote invloed op het gebied. Mogelijk bevinden zich op de oeverwallen, net als in het archeologisch zeer bekende gebied tussen Lelystad en Swifterbant, nederzettingen van de zogenaamde Swifterbantcultuur. In de loop van het neolithicum lijkt de bewoning in Zeewolde echter op te houden. Uit de periode vanaf circa 4000 voor Chr. tot circa 1000 na Chr. zijn geen archeologische waarden uit de gemeente bekend. Op de oeverwallen kunnen deze mogelijk wel worden aangetroffen, maar tot nog toe zijn deze niet gevonden. In deze periode vond op grote schaal veenvorming plaats en vormde zich een groot binnenmeer. Uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd kunnen scheepswrakken worden aangetroffen. In de gemeente Zeewolde zijn tot nog toe 53 scheepswrakken gevonden (Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009).
Afbeelding 8. Het onderzoeksgebied op een uitsnede uit Archis, binnen het gele kader (bron: Archis2: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Tabel 2.1 Vereenvoudigde archeologische tijdsschaal (naar Brandt et al., 1992) Periode Datering Paleolithicum tot 8800 voor Chr. Mesolithicum 8800 - 4900 voor Chr. Neolithicum 5300 - 2000 voor Chr. Bronstijd 2000 - 800 voor Chr. IJzertijd 800 - 12 voor Chr. Romeinse tijd 12 voor Chr. - 450 na Chr. Vroege middeleeuwen 450 - 1050 na Chr. Late middeleeuwen 1050 - 1500 na Chr. Nieuwe tijd 1500 - heden
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 11 van 19
2.3
Bewoningsgeschiedenis en historische situatie Op oudere kaarten (zie afbeelding 9) is het gebied waar het onderzoeksgebied ligt nog niet ingepolderd. De drooglegging van Zuidelijk Flevoland vond plaats in 1968 (Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009). De haven direct ten zuiden van het onderzoeksgebied is al te zien op de kaarten uit 1962 en 1963 (zie afbeelding 10). Het onderzoeksgebied zelf is dan nog water.
Afbeelding 9. Uitsnede van de topografische kaart uit 1931; de ligging van het onderzoeksgebied is globaal aangegeven met de ster (bron: ngz.watwaswaar.nl)
Afbeelding 10. Uitsnede van de topografische kaart uit 1962/1963; het onderzoeksgebied ligt op de grens van twee kaartbladen en de ligging is globaal aangegeven met een ster (bron: ngz.watwaswaar.nl)
Op de kaart uit 1974 (zie afbeelding 11) is het gebied wel ingepolderd. In het zuidelijk deel van het gebied loopt een perceelgrens; deze strook vormt ook in de huidige situatie een apart perceel. Hier zijn in 1974 enkele bomen aanwezig. Op de kaart uit 1987 (zie afbeelding 12) is ook de perceelgrens in het noordoosten van het onderzoeksgebied aanwezig. Het desbetreffende perceel is in gebruik als bos, net als de zuidelijke strook. De rest van het onderzoeksgebied is in gebruik als weiland. De kaart uit 1991 (zie afbeelding 13) laat hetzelfde beeld zien. De huidige situatie is nog hetzelfde, zoals is te zien op recente luchtfoto’s (zie afbeelding 14) en de huidige situatie zoals die is geschetst door de opdrachtgever (zie afbeelding 15). Wel hebben direct aangrenzend aan het onderzoeksgebied ingrepen plaatsgevonden.
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 12 van 19
Afbeelding 11. Uitsnede van de topografische kaart uit 1974; het onderzoeksgebied ligt binnen het gele kader (bron: ngz.watwaswaar.nl)
Afbeelding 12. Uitsnede van de topografische kaart uit 1987; het onderzoeksgebied ligt binnen het gele kader (bron: ngz.watwaswaar.nl)
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 13 van 19
Afbeelding 13. Uitsnede van de topografische kaart uit 1991; het onderzoeksgebied ligt binnen het gele kader (bron: ngz.watwaswaar.nl)
Afbeelding 14. Het onderzoeksgebied op een recente luchtfoto; het onderzoeksgebied ligt binnen het rode kader (bron: GoogleMaps)
2.4
Bouwhistorische waarden Ten behoeve van het bepalen van de aanwezigheid van ondergronds bouwhistorische waarden is de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) geraadpleegd. Hierin worden geen bijzonderheden omtrent het onderzoeksgebied vermeld.
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 14 van 19
2.5
Toekomstige situatie Op de locatie worden drie poelen gegraven en wordt een aantal sloten van natuurvriendelijke oevers voorzien (zie afbeelding 15).
Afbeelding 15. Overzicht van de geplande ingrepen (bron: opdrachtgever)
2.6
Archeologische verwachting en beleid Gemeente Zeewolde beschikt over een eigen archeologiebeleid en een archeologische beleidskaart (Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009). De archeologische verwachting van het onderzoeksgebied is op deze kaart aangegeven met de categorie ‘Archeologisch waardevol gebied 4 (gematigde archeologische verwachting)’ (zie afbeelding 16). Dit is een specificatie ten opzicht van de Indicatieve Kaart Archeologisch Waarden (IKAW), waarop het gebied is aangegeven met een zeer lage trefkans voor archeologische waarden (zie afbeelding 17). Deze beleidscategorie waar het gebied onder valt, betreft zones met naar verwachting een gemiddelde dichtheid aan archeologische waarden en zones waar naar verwachting de archeologisch relevante bodemlaag is aangetast. De beleidsdoelstelling voor deze categorie is archeologisch vooronderzoek om vast te stellen of er sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden. Maar dan alleen in het geval van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen, dus op incidentele basis. Er geldt een vrijstelling voor plangebieden met een grootte tot 1,5 ha en bodemingrepen tot een diepte van 30 cm.
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 15 van 19
Afbeelding 16. Het onderzoeksgebied op de beleidskaart van de gemeente Zeewolde, binnen het rode kader (bron: Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009)
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 16 van 19
Afbeelding 17. Het onderzoeksgebied op de IKAW, binnen het rode kader (bron: Archis2 : Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
2.7
Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Het onderzoeksgebied ligt in een gebied met nesvaaggronden en vlakvaaggronden. Het gebied ligt op een hoogte van circa 1,8 m-NAP tot 2,3 m-NAP. De top van de pleistocene ondergrond, waarin prehistorische resten aanwezig kunnen zijn, bevindt zich op circa 2 m-NAP tot 3 m-NAP (circa 0,2 m tot 1,2 m beneden het huidige maaiveld). Op basis van de beleidskaart van de gemeente Zeewolde geldt een gematigde archeologische verwachting voor het gebied. Uit de wijdere omgeving zijn archeologische vondsten bekend vanaf het mesolithicum, maar ook uit het laatpaleolithicum kunnen vondsten worden verwacht. Uit de gemeente Zeewolde zij vooral uit het mesolithicum veel vondsten bekend. In de loop van het neolithicum kreeg de zee grip op het gebied, waardoor uit de periode van circa 4000 voor Chr. tot 1000 na Chr. geen vondsten bekend zijn uit deze gemeente. Op de oeverwallen kunnen deze mogelijk wel worden aangetroffen, maar tot nog toe zijn deze niet bekend. Uit de periode middeleeuwen en nieuwe tijd kunnen scheepswrakken worden aangetroffen, die doorgaans goed geconserveerd zijn. Het onderzoeksgebied behoort tot Zuidelijk Flevoland en is ingepolderd in 1968. Complextype Uit de periode paleolithicum-mesolithicum kunnen vondstcomplexen worden aan getroffen die een weerslag vormen van een mobiele leefwijze, zoals tijdelijk bewoonde nederzettingen (‘kampjes’) met verschillende functies, vuursteenconcentraties en haardkuilen.
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 17 van 19
Uit de periode neolithicum kunnen vondstcomplexen worden aangetroffen die een weerslag vormen van een sedentaire leefwijze, zoals nederzettingen en huisplaatsen, periode-specifieke wijze van grafritueel (inhumatiegrafveld, grafheuvel, crematiegraven, urnenveld). Daarnaast kunnen sporen van agrarische activiteiten (schuren, spiekers, erfafscheidingen) worden aangetroffen. Uit de perioden middeleeuwen en nieuwe tijd kunnen losse vondsten en scheepswrakken worden aangetroffen. Omvang Vuursteenvindplaatsen en kampjes hebben een oppervlakte van ongeveer 50 m² tot 2000 m². Nederzettingen bestaande uit één of meerdere huisplaatsen en erven hebben een oppervlakte vanaf circa 500 m² tot enkele hectaren en kunnen zich derhalve tot buiten het plangebied voortzetten. Complexen die samenhangen met grafrituelen kunnen variëren van een enkel crematiegraf (oppervlakte kleiner dan 5 m²) tot grafvelden met een oppervlakte van enkele hectaren. Erfafscheidingen zoals greppels betreffen meestal lineaire elementen die zich tot ver buiten het plangebied kunnen voortzetten. Diepteligging/stratigrafie Prehistorische nederzettingen en vindplaatsen kunnen zich in de top van het dekzand bevinden of op getijdeafzettingen (oeverwallen). Scheepswrakken en losse vondsten uit middeleeuwen en nieuwe tijd bevinden zich in de jongere kleiafzettingen (Kerkhoven, Gouw en Eimermann, 2009). Locatie Overal in het onderzoeksgebied kunnen archeologische resten verwacht worden en geldt dezelfde verwachtingswaarde. Uiterlijke kenmerken Uit de periode paleolithicum-mesolithicum kunnen de volgende typen vondsten en fenomenen worden aangetroffen: vuursteenconcentraties, werktuigen, sporen van werktuigproductie (afslagen, klopstenen), verbrand vuursteen, houtskoolconcentraties, haardkuilen. Uit de periode neolithicum kunnen met betrekking tot nederzettingen de volgende typen vondsten en fenomenen worden aangetroffen: paalgaten (huizen, spiekers, opstallen, schuren), greppels, waterputten met houten beschoeiingen, afvalkuilen. Met betrekking tot agrarische activiteit kunnen worden aangetroffen: erfafscheidingen door middel van palenrijtjes en vlechtwerk, aarden walletjes (celtic field), greppels, ploeg- en/of eerdsporen. Met betrekking tot grafritueel kunnen worden aangetroffen: grafkuilen, kringreppels, kunstmatige ophogingen door middel van plaggen (grafheuvel), aardewerk en grafgiften (metaal, vuursteen), verbrand bot. Vondstmateriaal uit deze periode betreft voornamelijk aardewerk, metaal en vuursteen. Uit de perioden middeleeuwen en nieuwe tijd kunnen de volgende typen vondsten en fenomenen worden aangetroffen: losse vondsten en scheepswrakken. Mogelijke verstoringen Van het verleden is geen bebouwing in het onderzoeksgebied bekend die de bodem verstoord kan hebben. Eventuele archeologisch resten in de pleistocene ondergrond zijn naar verwachting verstoord, aangezien de pleistocene top volgens de beleidskaart verspoeld of verplaatst is. Waarschijnlijk zijn deze daarom niet meer in situ aanwezig. De gegevens waarop dit gebaseerd is, zijn echter te grofmazig om dit bij voorbaat te kunnen aannemen. Mochten deze wel aanwezig zijn, dan zullen die goed geconserveerd zijn door het afdekkende kleipakket.
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 18 van 19
3 3.1
Conclusie en aanbeveling Conclusie Het gespecificeerd archeologische verwachtingsmodel sluit goed aan op de verwachting van de beleidskaart van de gemeente Zeewolde. Voor het gebied geldt een gematigde archeologische verwachting. Er kunnen resten uit alle archeologische perioden worden verwacht, maar vooral uit het mesolithicum en neolithicum en losse vondsten en scheepswrakken uit de middeleeuwen en nieuwe tijd. Vraag 1. Wat is de archeologische verwachting van het gebied buiten de reeds bekende AMK-terreinen (indien mogelijk gespecificeerd naar aard, vindplaatsen en perioden)? Er geldt een gematigde archeologische verwachting voor resten uit alle archeologische perioden, maar met name mesolithicum en neolithicum en voor scheepswrakken en losse vondsten uit middeleeuwen en nieuwe tijd. Vraag 2. Zijn er binnen de verwachtingszones specifieke aandachtslocaties aan te geven (zandkoppen of -ruggen, veentjes, historische bebouwing en infrastructuur)? Voor het hele onderzoeksgebied geldt dezelfde archeologische verwachting. Vraag 3. Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen in het plan-/onderzoeksgebied? Er is niets over grote bodemverstorende ingrepen in het gebied bekend. Wel kunnen de voor de prehistorie relevante archeologische lagen verstoord zijn doordat de top van de pleistocene ondergrond is verspoeld of verplaatst. Vraag 4. Welk vervolgonderzoek is nodig om de door het bureauonderzoek in beeld gebrachte specifieke archeologische verwachting te toetsen? Hiervoor is een vervolgonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek nodig.
3.2
Aanbeveling Wij bevelen aan in eerste instantie een verkennend booronderzoek uit te voeren. Doel van het booronderzoek is het archeologische verwachtingsmodel te toetsen en te verfijnen, en om de mate van intactheid van de bodem vast te stellen en kansrijke en kansarme zones voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen vast te stellen. Hierbij dient speciale aandacht besteed te worden aan het in kaart brengen van het reliëf van de pleistocene ondergrond en de aan- of afwezigheid van relevante bodemlagen (het al dan niet verspoeld of verplaatst zijn van de pleistocene top). Het bovengenoemde betreft een aanbeveling. Het selectiebesluit is te allen tijde voorbehouden aan de bevoegde overheid, in deze gemeente Zeewolde.
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 19 van 19
Literatuurlijst Geraadpleegde literatuur - Berendsen, H.J.A. 2005. Landschap in delen. Assen. - Brandt, R.W. et al. (red). 1992. Archis, Archeologisch basisregister, versie 1.0. Amersfoort. - Brenk, S. van den en W.B. Waldus. 2008a. Veluwemeer en Wolderwijd, Inventariserend veldonderzoek (onderwaterfase) door middel van duikinspecties. Periplus Archeomare Rapport 2008-10-23. - Brenk, S. van den en W.B. Waldus. 2008b. Veluwemeer en Wolderwijd, Inventariserend veldonderzoek (onderwaterfase) door middel van duikinspecties. Periplus Archeomare Rapport 2008-10-23. - Eimermann, E, M.J.P. Gouw & A.A. Kerkhoven. 2009. Archeologiebeleid gemeente Dronten. Archeologische beleidskaart en voorbeeldplanregels ten behoeve van bestemmingsplannen. Rapportnummer V642. Vestigia BV, Amersfoort. - Jelsma, J. en C. Tulp. 2003. Zeewolde, Harderwold: Een Verkennend Archeologisch Onderzoek. De Steeproef-rapport 2003-9. - Kerkhoven, A.A., M.J.P. Gouw en E. Eimermann. 2009. Archeologiebeleid gemeente Zeewolde. Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie, Amersfoort. - Krol, T.N., 2012. Archeologisch bureauonderzoek ten behoeve van het plangebied 'De Slurf' te Biddinghuizen, gemeente Dronten (FL). MUG-publicatie 2012-22. MUG Ingenieursbureau, Leek (in concept). - Mierlo, B.E.J. van, S. van den Brenk, P. Boom en W.B. Waldus. 2008. Inventariserend Veldonderzoek (opwaterfase) Veluwemeer en Wolderwijd (provincies Noord-Holland en Flevoland). Periplus Archeomare Rapport 08-A013.
Overige bronnen (websites geraadpleegd op 20 maart 2012) - Topografische Dienst Nederland; - Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN; http://www.ahn.nl); - Archis2: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (http://archis2.archis.nl); - Watwaswaar.nl (http://ngz.watwaswaar.nl); - KennisInfrastructuur Cultuurhistorie (http://www.kich.nl); - GoogleMaps (http://maps.google.nl); - opdrachtgever.
projectnummer 93124312 20 juni 2012 pagina 20 van 19