Bestemmingsplan Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek
Bestemmingsplan Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek
Inhoud: Toelichting + bijlagen Voorschriften + bijlage Plankaart
Opmeer/Leeuwarden Projectnummer 183.00.00.06.00 VASTGESTELD 20 APRIL 2006
..................................................................
Toelichting
................................................................... 183.00.00.06.00.toe
...................................................................
Inhoudsopgave
1
Inleiding
2
Bestaande situatie 2.1 Ontstaansgeschiedenis 2.2 Ruimtelijke karakteristiek 2.3 Functionele karakteristiek
7 7 8 12
3
Bestaand beleid overheden 3.1 Rijksbeleid 3.1.1 Nota Ruimte 3.1.2 Vierde Nota Waterhuishouding e 3.1.3 Waterbeleid 21 eeuw 3.1.4 Monumentenwet 1988 3.1.5 Nota Belvedère 3.2 Provinciaal en regionaal beleid 3.2.1 Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord 3.2.2 Cultuurhistorische Waardenkaart, Regioprofielen en Belvedèregebied 3.2.3 Waterhuishoudingsplan provincie Noord-Holland 1998-2002 3.2.4 Waterbeheerplan van de waterschappen in het Hollands Noorderkwartier 3.2.5 Voorontwerp Intergemeentelijk structuurplan Gemeenten Obdam, Wester-Koggenland en Opmeer 3.2.6 Ruilverkaveling De Gouw 3.3 Gemeentelijk beleid 3.3.1 Gemeentelijk Categoriseringsplan 3.3.2 Gemeentelijke monumenten/ karakteristieke panden 3.3.3 Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing 3.3.4 Gebruiksmogelijkheden voor vrijkomende agrarische gebouwen 3.3.5 Beleid huisvesting seizoenmedewerkers
17 17 17 17 18 18 19 19 19
4
Milieu 4.1 Wegverkeerslawaai 4.2 Hinder van bedrijvigheid 4.3 Externe veiligheid 4.3.1 Inleiding 4.3.2 Regelgeving
5
21 25 26
27 28 29 29 29 32 33 34 35 35 37 40 40 40
................................................................... 183.00.00.06.00.toe
...................................................................
4.4 4.5
4.6 4.7
4.8 5
4.3.3 LPG-tankstations 4.3.4 A.C. de Graafweg 4.3.5 Gasleidingen en gasontvangststation Luchtkwaliteit Waterparagraaf 4.5.1 Algemeen 4.5.2 Waterbeleid 4.5.3 Water in het bestemmingsplan Straalverbinding Ecologie 4.7.1 Inleiding 4.7.2 Gebiedsbescherming 4.7.3 Soortbescherming Bodemtoets
41 48 49 51 56 56 56 57 58 58 58 59 60 64
Beleid 5.1 Functioneel beleid 5.1.1 Afzonderlijke bestemmingen 5.1.2 Nevenfuncties, functieveranderingen en huisvesting van seizoenmedewerkers 5.2 Ruimtelijk beleid
70 75
6
Juridische toelichting 6.1 Algemeen 6.2 Afstemming op andere wetten en verordeningen
79 79 80
7
Overleg en inspraak 81 7.1 Overleg 81 7.1.1 Provincie Noord-Holland 81 7.1.2 Kamer van Koophandel Noordwest-Holland 83 7.1.3 KPN 86 7.1.4 N.V. Nederlandse Gasunie District West 86 7.1.5 Nuon 88 7.1.6 PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland 88 7.1.7 Rijkswaterstaat Noord-Holland 89 7.1.8 Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) 92 7.1.9 LTO Noord 94 7.1.10 Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier 99 7.2 Inspraak 101 7.2.1 J. de Jong en W. Aelberts, B. Breebaartstraat 3 te Hoogwoud 102 7.2.2 R. Beerepoot, Kwekerij Beerepoot 103 7.2.3 P.J. Koenis en H.A.M. Koenis Mooij, Zaagmolenweg 2 te Spanbroek 103
67 67 67
................................................................... 183.00.00.06.00.toe
...................................................................
7.2.4 M. de Visser en C.T.E. van der Vlugt, Van Roozendaalstraat 6 te Spanbroek 7.2.5 Parochiebestuur Parochie Sint Jans Geboorte, Herenweg 5 te Hoogwoud 7.2.6 R. Kuiper, Koningspade 5 te Hoogwoud 7.2.7 Boekel De Nerée, namens de heer en mevrouw D. Scheringa-De Vries te Opmeer, DS Art B.V. te Hoogwoud, Grijpskerk Driesum Beheer B.V. te Hoogwoud, Scheringa en De Vries Art B.V. te Hoogwoud en DSB Art B.V. te Wognum
104 104 105
105
Bijlagen
................................................................... 183.00.00.06.00.toe
...................................................................
1 Aanleiding
Inleiding Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de dorpskom van de kernen Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek. De datering van de vigerende bestemmingsplannen is een belangrijke reden om een nieuw bestemmingsplan te ontwikkelen. De Wet op de Ruimtelijke Ordening stelt dat om de tien jaar bestemmingsplannen vernieuwd dienen te worden. Nieuw beleid van hogere overheden, maar ook nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied kunnen op deze manier actueel worden gehouden in het ruimtelijk beleid van de gemeente. De functionele en ruimtelijke situatie en de eventuele ontwikkelingsmogelijkheden worden in de planherziening volgens de huidige beleidsinzichten vertaald. In het kader van deze wettelijke verplichtingen worden de vigerende bestemmingsplannen van vrijwel alle komgebieden in de gemeente herzien. Er worden twee bestemmingsplannen gerealiseerd waarvan het voorliggende plan er één is. Het andere plan is opgesteld voor de kernen Aartswoud, De Weere en De Gouwe. De toelichting van de beide plannen gaat uit van een eenduidig ruimtelijk beleid. Waar nodig wordt ingegaan op de voor het dorp specifieke aspecten. Verder wordt gestreefd naar vrijwel identieke voorschriften. Deze zijn eenvoudig opgesteld, zodat ze heldere richtlijnen geven voor het gebruik van de gronden en gebouwen en voor de bebouwingsmogelijkheden van de gronden. De gemeente wil bestemmingsplannen binnen haar grondgebied ook digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar maken. Dit is conform de wens van de hogere overheden, zoals die mede door de projectgroep DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen) wordt uitgedragen. Het voorliggende plan is dan ook als digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar plan opgezet.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
5
...................................................................
Herziening
Het onderhavige plan vormt een (gedeeltelijke) herziening van: Bestemmingsplan
Jaar van goedkeuring door gedeputeerde staten
Buitengebied Hoogwoud Wuiver Oost Spanbroek Pade Breestraat I Pade Breestraat II Herenweg Hoogwoud Koninginneweg-Lindegracht Koninginneweg-Lindegracht Herziening I 1 Recreatieterrein Kerkepad Kom Hoogwoud Uitwerking Paardemarkt-Lindegracht Pade Breestraat III en IV Wijde Klaver Hoogwoud-Zuid III en IV Hoogwoud-Noord Aurora Wijde Klaver Oost
2000 (gedeeltelijk) 1970 1972 1973 1977 1979 1986 1988 1988 1990 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996
Plangebied
Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan omvat de bebouwde kom van de kernen Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek met uitzondering van het centrum van Opmeer-Spanbroek en recreatieterrein De Perelaer. Een overzicht van het plangebied is opgenomen op de kaart, voorafgaand aan de toelichting.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van deze toelichting is de huidige situatie beschreven. Zowel de ontstaansgeschiedenis, het ruimtelijke karakter, als het functionele karakter komen hierin aan bod. Hoofdstuk 3 geeft een beeld van het bestaande beleid van de gemeente, de provincie en het Rijk. Hoofdstuk 4 gaat in op de in het plangebied geldende milieueisen en de aanwezige milieubeperkingen. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van het ruimtelijk en functioneel beleid. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de juridische vormgeving. Hoofdstuk 7 is tenslotte een verslag van de overleg- en inspraakprocedure.
1
Sportcomplex De Weyver
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
6
...................................................................
2
Bestaande situatie Wat maakt de dorpen Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek tot aantrekkelijke woon- en werkdorpen? Met andere woorden: hoe is de huidige ruimtelijke en functionele situatie? Op deze vraag is in dit hoofdstuk een antwoord gegeven, voorafgaand door een korte omschrijving van de ontwikkeling van de dorpen. 2.1
Ontstaan van het landschap
Ontstaansgeschiedenis
Reeds vanaf de Vroege Bronstijd (2000- 1800 voor Chr.) werd het gebied Noord-Holland Noord bewoond en redelijk intensief gebruikt. In deze tijd lagen op de oeverwallen in oostelijk West Friesland vele landbouwnederzettingen. Het gebied was echter aan constante verandering onderhevig. Met name als gevolg van de zeespiegelstijging vernatte het gebied en ontstond er steeds meer veen. Nadat het gebied ook in de IJzertijd en de Romeinse tijd bewoond was geweest, lag het enkele eeuwen verlaten. In de vroege Middeleeuwen is het veen opnieuw ontgonnen, waarbij het gebied systematisch werd ingericht in lange strookvormige percelen. De oudste nederzettingen lagen deels aan de veenstromen (Schagen) en deels op hellingen van veenkussens (Hoogwoud). Door ontginning daalde het maaiveld. De laagste delen werden het eerst overstroomd. De zee zette hier pikklei (= zeer fijne klei) af. Tijdens een aantal grote overstromingen (1169, 1170 en 1248) werden op sommige plaatsen dikke pakketten wat grovere klei afgezet (de zogenaamde "jonge zeeklei"). In deze periode werd het zeer noodzakelijk om bestaande kaden te verhogen en op plaatsen waar getijdengeulen waren ontstaan, nieuwe dijken aan te leggen. In het midden van de 13eeeuw werden "echte" waterkerende dijken aangelegd, zoals de Westfriese omringdijk. Na de realisatie van de Westfriese omringdijk had West-Friesland nog weinig te vrezen van overstromingen. Geleidelijk is men de binnendijkse meertjes gaan droogleggen. De nederzettingen werden in de vorm van linten gebouwd op de dijken en stroomruggen. Haaks hierop werden op onregelmatige afstand van elkaar sloten gegraven.
De dorpen
De landschappelijke structuur van de gemeente Opmeer wordt bepaald door drie evenwijdige noord-zuid lopende stroomruggen (Koningspade, Herenweg en Gouwe). De daartussen gelegen kleigebieden zijn door ontwatering ingeklonken. De kernen die op de stroomruggen gebouwd zijn, liggen hierdoor hoger dan het omliggende gebied. Dit hoogteverschil tussen de bebouwingslinten en het achterliggende land is nog goed zichtbaar in het landschap.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
7
...................................................................
De noord-zuidlintbebouwing van de kernen Hoogwoud en Opmeer staat vrijwel haaks op de verkavelingsrichting van de langgerekte smalle kavels. De kavels zijn vaak grillig van vorm door de talrijke verspringingen in de perceelsscheidingen (meestal sloten). Het merendeel van de kavels is in gebruik als grasland, waardoor er een vrij grote mate van openheid ontstaat, gezien vanaf de Herenweg/Middelweg, Koningspade/Pade en de Spanbroekerweg. Het historisch lint van Spanbroek, eveneens gebouwd op een stroomrug, ligt haaks op de andere kernen. De bebouwing is oostwest georiënteerd. De verkaveling is ook hier haaks op de bebouwing, zoals typerend voor het hele gebied. 2.2 Situering
Algemeen
Ruimtelijke karakteristiek
De dorpen Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek liggen in het zuidwesten van de gemeente. Deze dorpen zijn qua bebouwing vrijwel aaneengesloten en vormen de hoofdkern van de gemeente. Hoogwoud en Opmeer/ Spanbroek worden echter ruimtelijk gescheiden door de doorgaande provinciale weg (A.C. de Graafweg/ N241) die de A7 verbindt met Schagen. De ruimtelijke scheiding wordt versterkt door sportpark “De Weyver”, gelegen tussen de dorpen Hoogwoud en Opmeer. De dorpen De historische structuur van de kernen is heden ten dage nog altijd duidelijk waarneembaar. In Hoogwoud zijn de Herenweg en de Koningspade de oorspronkelijke occupatie-assen. Deze wegen lopen in Opmeer over in respectievelijk de Breestraat en de Pade. Vanuit het centrum van Opmeer lopen er vanouds twee wegen (Wuiver en de Herenweg) die deze kern met Spanbroek verbinden. Hierdoor ontstaat er een soort assenpatroon. De Spanbroekerweg vormt de zuidelijke grens van de hoofdkern en staat haaks op de andere kernen. De bebouwing van de oorspronkelijke bebouwingslinten is gevarieerd; een weerspiegeling van verschillende tijdperiodes, en bestaat veelal uit één bouwlaag met kap. Vrijwel alle monumentale panden zijn in het lint gebouwd. De nieuwbouwwijken zijn planmatig gerealiseerd en variërend van de jaren ’50 tot eind jaren ’90. Het straatbeeld is overeenstemmend met het tijdsbeeld van de woningbouw in die bepaalde periode. Opmerkelijk is het verschil tussen het meer stedelijke Opmeer/Spanbroek en Hoogwoud, waar een lagere bebouwingdichtheid is en de woningen meer zijn ingebed in een groene omgeving. Hoogwoud en Opmeer/Spanbroek worden gescheiden door het recreatiepark De Weyver. Uitlopers van dit
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
8
...................................................................
recreatiepark lopen als groene en blauwe aders door tot in de kern van Hoogwoud. In de jaren ’50 tot en met de jaren ’70 is er in de hoofdkern een aantal wijken gerealiseerd met een overwegend rechtlijnig stratenpatroon en rijenbouw, waarbij de woningen overwegend twee bouwlagen met een flauwe kap hebben. Het betreft de omgeving van de Beemsterlaan, Graaf Willemstraat/Lindelaan, de Radboutstraat, de planetenbuurt en de vogelbuurt (o.a. Kievitstraat en Merelstraat). In eerste instantie “vulde” men het gebied tussen de historische bebouwingslinten. Na de planmatige rijenbouw volgden wijken met een mix van vrijstaande en dubbele woningen, waarbij rijenbouw incidenteel voorkomt. De huizen hebben afwisselend één of twee bouwlagen en zijn overwegend met kap. Per straatzijde of cluster is een eenduidige bouwstijl herkenbaar. Incidenteel worden hoeklocaties bij straten met één bouwlaag met kap geaccentueerd door een extra bouwlaag (of vice versa). Een uitzondering vormen de patioachtige woningen aan de Louisa Hedwig van Catzstraat. Dit is een cluster woningen met plat afgedekte daken. Latere uitbreidingen vinden plaats aan de randen van de dorpen of op invullocaties. Opvallend hierbij is dat deze wijken zijn gebouwd in één bouwlaag met kap. Het betreft de omgeving van de Dokter Poolstraat en het gebied rond de Hanenbalk en het Overstek. De kernen zijn volledig aan elkaar gegroeid. Bij de locatiekeuze voor uitbreidingsplannen worden de drie kernen meer en meer als één geheel beschouwd. De drie kernen worden ook wel aangeduid als “hoofdkern” binnen de gemeente. De laatste uitbreidingswijk Wijdeklaver-Oost onderscheidt zich door een meer stilistisch wegenpatroon en is wijder van opzet. De woningen hebben overwegend twee bouwlagen met kap en bestaan uit een mix van vrijstaande, dubbele en rijtjeswoningen. Meer in detail wordt in het navolgende een beschrijving gegeven van de historische delen van de drie oorspronkelijke kernen. Hoogwoud
De in Hoogwoud gelegen Herenweg is bestraat met gebakken klinkers en heeft een eenzijdig trottoir. De huizen liggen aan de oostzijde verder van de weg af, waardoor er grote voorerven ontstaan. Deze huizen zijn te betreden door middel van een privé-brug. Het zuidelijk deel van de Herenweg wordt begeleid door een sloot. De huizen aan de westzijde zijn met de gevel dicht naar de weg gesitueerd waardoor er visueel een versmald profiel ontstaat. De
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
9
...................................................................
bomen, wateren, groene doorzichten en de vele karakteristieke woningen geven de Herenweg een representatieve uitstraling. De Burgemeester Hoogenboomlaan vormt vanouds de verbindingsweg tussen de twee bebouwingslinten en is bestraat met gebakken klinkers. Hier ontwikkelde zich het centrum van Hoogwoud. De bouwstijl is gevarieerd met overwegend één bouwlaag en een kap. De gevels staan direct aan de verharding. Ter hoogte van de kerk loopt de Burgemeester Hoogenboomlaan met een lichte bocht verder tot aan de Koningspade. De kerk is hierdoor het meest markante punt. Er is vrij weinig beplanting waardoor deze laan een stedelijke sfeer uitademt. Dit beeld verandert ter hoogte van de gemeentelijke monumenten nummer 15 t/m 29. Hier hebben de arbeiderswoningen een relatief grote voortuin, die door middel van hagen van de weg afgeschermd zijn. De Koningspade is verhard met asfalt. Het noordelijk deel van deze weg is begrensd met een sloot en bomen. Ter hoogte van de Burgemeester Hoogenboomlaan wordt het profiel breder. De weg heeft aan beide zijden een trottoir. De oostzijde wordt begeleid door een sloot, er loopt een fietspad en ventweg langs, die door middel van een smalle berm met bomen van elkaar worden gescheiden. De woningen liggen ver van de weg af, waardoor het straatbeeld gedomineerd wordt door de asfaltweg, het fietspad en de ventweg en minder door de bomen, de sloot en het gras. Het geheel heeft het karakter van een randweg. Aan de enkele langs de westzijde voorkomende boerderijen is afleesbaar dat het om één van de oude bewoningsassen in het gebied gaat.
Koningspade
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
10
...................................................................
Opmeer
De Breestraat is een klinkerweg en wordt aan beide zijden begeleid door bomen. De woningen liggen verspreid langs de weg en op enige afstand daarvan. Kenmerkend zijn hier de waterpartijen, die te samen met de bomen een dorps, landelijk straatbeeld creëren. De Breestraat mondt uit in het buiten het plangebied gelegen centrum van Opmeer. Min of meer in het verlengde ligt de Wuiver. Deze weg is tevens bestraat maar de bebouwingsdichtheid is groter en de woningen staan dichter naar de weg toe. Aan beide zijden is een trottoir en wordt de weg begrensd door platanen. Het vrij smalle profiel van de weg geeft het geheel een dorps karakter. De aan de westzijde van Opmeer gelegen Pade heeft juist bij uitstek een open karakter vanwege de vele doorzichten naar het landschap.
Spanbroek
Spanbroek bestaat vanouds uit twee kernen, die later naar elkaar toe zijn gegroeid. De concentratie van bebouwing is vroeger ontstaan rondom beide kerken. Het westelijk deel, ten westen van de Hervormde kerk heeft een stenige uitstraling. De Spanbroekerweg, een asfaltweg, heeft aan beide zijden een trottoir en vrijwel geen beplanting. De huizen (deels met mansardekap) staan hier dicht op de weg. Oostelijk van “De Beukenhof” (Spanbroekerweg 51) tot aan de oude stolpboerderij (Spanbroekerweg 123) is het straatbeeld groener. De huizen staan verder van de weg af en grotendeels maar aan één zijde, waardoor er doorzichten ontstaan op het open weidelandschap. De woningdichtheid is hier tevens lager. De Beukenhof is een villa, die aangewezen is als rijksmonument en omringd is door bomen en een sloot. Het monument dankt zijn naam aan de twee grote beuken in de tuin.
De Beukenhof
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
11
...................................................................
De tweede concentratie van bebouwing ligt in de nabijheid van de Bonifatiuskerk. De huizen liggen verder van de weg gesitueerd en de voortuinen grenzen aan de openbare ruimte. De bomen, hagen en bloemen van privé-tuinen zorgen hier voor een groene aanblik. 2.3 Wonen
Functionele karakteristiek
Per 1 januari 2003 telde de gemeente Opmeer 11.237 inwoners. 88% van de bevolking is woonachtig in de grote kernen Opmeer, Spanbroek en Hoogwoud (inclusief De Gouwe). Tabel 1
1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003
bevolkingsaantallen (op 1 januari van ieder jaar) Hoogwoud Opmeer Spanbroek Totaal gemeente 2.823 2.392 3.103 9.582 3.779 2.407 3.127 10.589 3.751 2.433 3.124 10.591 3.762 2.424 3.110 10.598 3.746 2.543 3.097 10.693 3.719 2.539 3.090 10.653 3.745 2.592 3.131 10.798 3.748 2.600 3.173 10.851 3.785 2.611 3.305 11.043 3.786 2.620 3.401 11.166 3.773 2.605 3.507 11.237
Het inwonertal van de drie kernen is in tien jaar tijd met 16% gestegen van 8.318 inwoners in 1993 naar 9.885 bewoners in 2003. Tweederde van deze groei heeft zich gemanifesteerd van 1993 tot 1994. Er is een aantal groeistuipen waarneembaar. In Opmeer is dit van 1996 naar 1997, Hoogwoud heeft een groeispurt van 1993 naar 1994 en Spanbroek maakt een intense groei door vanaf 2000. De groei van de bevolkingsaantallen hangt vaak samen met de oplevering van woningen in een nieuwbouwwijk. De woningaantallen zijn niet uitgesplitst naar het niveau van de verschillende kernen. Het totale woningaanbod in de gemeente Opmeer bedroeg in 2001 4.106 woningen en 39 wooneenheden in bijzondere woongebouwen.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
12
...................................................................
Tabel 2 woningaantallen in de gemeente Opmeer Gemeente Woningen Wooneenheden in Opmeer bijzondere woongebouwen 1992 3.481 114 1993 3.549 114 1994 3.634 114 1995 3.693 114 1996 3.807 114 1997 3.837 114 1998 3.979 39 1999 3.995 39 2000 4.076 39 2001 4.106 39
In de gemeente Opmeer zijn in tien jaar tijd 625 woningen gebouwd. De stijging in het woningaantal verloopt geleidelijk en vrij stabiel. Opvallend is de daling in de voorraad van wooneenheden in bijzondere woongebouwen. In 1998 heeft er sanering plaatsgevonden bij dit type bebouwing. In de toekomstige bouwplannen zal dit verlies worden gecompenseerd. Dit zal met name aan de orde zijn in de hoofdkern. De woonwijken zijn evenwichtig opgebouwd en er is praktisch geen leegstand. Door druk op de woningmarkt in de gemeente, die onder andere wordt veroorzaakt door het gebrek aan kavels in de vrije sector en de beperkte bouwmogelijkheden door het provinciaal beleid (tot voor kort bestaande quotering), is er sprake van stijgende prijzen van woningen en een beperkt aanbod voor starters. Geconstateerd kan worden dat er tevens een beperkt aanbod is voor ouderen. Werken
De grote kernen zijn goed bereikbaar over de weg en liggen ideaal gesitueerd tussen het HAL en HES-gebied. De bedrijvigheid binnen de gemeente Opmeer is geconcentreerd in de hoofdkern. Sterke sectoren zijn de industrie, bouw en dienstverlening. Hoogwoud en Opmeer kennen drie bedrijventerreinen (De Veken, Hoogwoud en Wijzend) die voldoende ruimtelijke mogelijkheden bieden. Wijzend en bedrijventerrein Hoogwoud zijn de kleinere bedrijventerreinen. Deze terreinen behoren, in tegenstelling tot het terrein De Veken, tot het plangebied. De Veken is het industrieterrein met een subregionale betekenis gelegen aan de provinciale weg. De Veken heeft een totale oppervlakte van 50 ha, waarvan het grootste gedeelte uitgegeven is en een deel nog op voorraad beschikbaar is. Nieuwe bedrijven vestigen zich hier en bestaande bedrijven, waarvan de huidige locatie
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
13
...................................................................
niet meer ideaal is, verplaatsen zich naar dit goed gefaciliteerde terrein. De bedrijventerreinen Wijzend en Hoogwoud zijn gelegen aan het oude historische lint (Koningspade/Pade) en daardoor iets minder goed bereikbaar. Wijzend is gelegen te midden van een woonwijk, waardoor de bestaande bedrijven belemmerd kunnen worden in hun groeimogelijkheden. Concentraties van bedrijven treft men buiten de bedrijventerreinen aan langs de historische linten, zoals de Herenweg en de Spanbroekerweg. In het navolgende is een overzicht gegeven van de niet-agrarische bedrijven in het plangebied. Niet-agrarische bedrijven in Hoogwoud: foto-atelier; fietsreparatiebedrijf /opslag vuurwerk; installatiebedrijf; timmerwerkplaats (3x); schildersbedrijf; loodgietersbedrijf (2x); garagebedrijf; autobedrijf (2x); woninginrichting; aannemersbedrijf (2x); plafondbedrijf; levensmiddelengroothandel; groothandel; bedrijf voor motoren en scooters; groothandel in metaalbewerkingsmachines; constructiebedrijf; melktransportbedrijf; meubelfabriek; constructiewerkplaats; groothandel in goederen; autoschadebedrijf. Niet-agrarische bedrijven in Opmeer: advocatenkantoor; tankstation met LPG punt; kunststofkozijnenfabriek.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
14
...................................................................
Niet-agrarische bedrijven in Spanbroek: installatiebedrijf; dakdekkersbedrijf; autobedrijf; kunststofbewerkingsfabriek; transportbedrijf; opslagloods; meubelmakerij en interieurbouw; timmerwerkplaats; caravanherstelinrichting; tankstation met LPG punt; schildersbedrijf. In het plangebied bevindt zich langs de oorspronkelijke linten een aantal agrarische bedrijven. Het betreft de Koningspade (4 bedrijven, waarvan 1 glastuinbouwbedrijf), de Herenweg (4 bedrijven) en de Spanbroekerweg (4 bedrijven, waarvan 1 glastuinbouwbedrijf). Voorzieningen
Binnen het plangebied is een basispakket aan voorzieningen aanwezig. Het gaat daarbij om welzijnsvoorzieningen, winkels, basisscholen, kerken en eerste lijn medische voorzieningen. De winkelvoorzieningen zijn goed te noemen. Een concentratie van voorzieningen is gelegen langs de historische linten, zoals de Herenweg en de Spanbroekerweg en bij de Burgemeester Hoogenboomlaan. Verder is er een winkelconcentratiegebied in het centrum van Opmeer, maar dit gebied valt buiten het plangebied. Door vergrijzing en het vertrek van jongeren bestaat er enige spanning ten aanzien van het voorzieningenniveau. Er kan worden geconstateerd dat het winkelaanbod in Hoogwoud enigszins onder druk staat, als gevolg van afvloeiende koopkracht en parkeerproblemen. Voor een uitgebreider aanbod niet-dagelijkse artikelen en voor middelbaar onderwijs zijn op redelijk korte afstand de steden Hoorn en Alkmaar gelegen. Er zijn goede busverbindingen tussen de hoofdkern en deze steden. Vanuit de hoofdkern zijn er 2 à 3 busverbindingen per uur naar Alkmaar en Hoorn. In het navolgende is een overzicht gegeven van de binnen het plangebied gesitueerde voorzieningen. Voorzieningen in Hoogwoud (gelegen binnen het plangebied): sportpark “De Weyver”; voetbalvereniging “Grasshoppers”; zwemschool;
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
15
...................................................................
-
hockeyclub “Spire”; 2 kerken met begraafplaatsen; postkantoor; brandweer; 2 basisscholen; volkstuinen; hertenkamp; VVV; tandartsenpraktijk; huisartsenpraktijk; artsenpraktijk; jongerencentrum "Pardoes"; supermarkten (2x); café; brood/banketbakkerij; slagerij; pizzeria; luierlease wassalon; chinees restaurant; café/partycentrum; café/snackbar.
Voorzieningen in Opmeer (gelegen binnen het plangebied): ’t Bon sporthal; voetbalvereniging "HOSV"; zwembad ’t Woudmeer; 2 basisscholen; muziekschool; postkantoor; telefooncentrale; gemeentehuis Opmeer; tandartsenpraktijk; kopieerzaak/videotheek. Voorzieningen in Spanbroek (gelegen binnen het plangebied): voetbalvereniging "VVS ’46"; 2 kerken met een begraafplaats; Frisia museum; brandweer; dienst gemeentewerken (onderhoudswerkplaats); verzorgingshuis Zandhove; ’t Slothuys (stichting ABLE), gehandicaptenhotel; tandartsenpraktijk; bakkerij; bar-dancing.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
16
...................................................................
3
Bestaand beleid overheden 3.1
Rijksbeleid
3.1.1 Nota Ruimte Op 23 april 2004 is de Nota Ruimte: Ruimte voor ontwikkeling in de Ministerraad vastgesteld. Deze nota geeft de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkelingen van Nederland weer. Het kabinet heeft er voor gekozen het ruimtelijk relevante rijksbeleid zoveel mogelijk in één nota onder te brengen. Eén Nota Ruimte helpt de overlap tussen de verschillende beleidsterreinen en het aantal aparte nota’s terug te dringen en zorgt voor meer samenhang in het ruimtelijk relevante (sector)beleid. Het beleid met betrekking tot de basiskwaliteit van steden, dorpen en bereikbaarheid kent vier pijlers: bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, bundeling van infrastructuur, aansluiting van Nederland op de internationale netwerken van luchtvaart en zeevaart en borging van milieukwaliteit en externe veiligheid. Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het rijk uit van de bundelingsstrategie. Daarbij wordt voldoende aanbod van ruimte gereserveerd voor stedelijke functies en bij de vraag aangesloten. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaande bebouwde gebied aanwezig is en er wordt ruimte geboden aan gemeenten om te kunnen bouwen voor de eigen bevolkingsgroei. Daarbij wordt de infrastructuur optimaal benut, het groen in en om de stad in samenhang met het bebouwd gebied verder ontwikkeld en aangesloten op het watersysteem. 3.1.2 Vierde Nota Waterhuishouding De Vierde Nota Waterhuishouding van december 1998 verwoordt het nationale beleid. Een van de speerpunten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke elementen: waterbesparende maatregelen in de woning; het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering; het infiltreren van regenwater in de bodem; het bergen van regenwater in vijvers; herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe) woongebieden.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
17
...................................................................
e
3.1.3 Waterbeleid 21 eeuw e
Met het waterbeleid 21 eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en e zeespiegelrijzing. Het waterbeleid 21 eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen: vasthouden, bergen en afvoeren; schoonhouden, scheiden en zuiveren. De trits “vasthouden, bergen en afvoeren” houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zonodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd. Bij schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zo veel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod. 3.1.4 Monumentenwet 1988 Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Ter implementatie van het Verdrag van Malta is een wetsvoorstel aangeboden aan de Tweede Kamer. Het voorstel strekt ertoe de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten te wijzigen om een stelsel van archeologische monumentenzorg in te voeren. Dit houdt in het bijzonder verband met het genoemde Verdrag van Valletta/Malta. De ratificatie van dat Verdrag zal plaatshebben als de Nederlandse wetgeving aan de eisen die dit Verdrag stelt, zal voldoen. In het wetsvoorstel wordt het bestemmingsplan bestempeld als instrument bij uitstek voor de archeologische monumentenzorg. In het wetsvoorstel is onder meer opgenomen dat de gemeenteraad bij de bestemming van de grond die is begrepen in een bestemmingsplan, rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor zover deze verplichting voor de gemeente leidt tot
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
18
...................................................................
kosten als gevolg van het doen van opgravingen, kunnen deze kosten worden verhaald op degenen ten behoeve van wie medewerking wordt verleend (“de-veroorzaker-betaalt”). Van de aanvrager van een aanlegvergunning, een reguliere bouwvergunning en van een vrijstellingsbesluit kan worden verlangd dat hij een rapport overlegt, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag wordt verstoord, wordt vastgesteld. Op dit moment is er nog geen zicht op wanneer en met welke aanpassingen deze wet zal worden aangenomen. 3.1.5 Nota Belvedère Aanvullend op het archeologisch beleid is ook de nota Belvedère (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 1999) van belang. Doelstelling van deze nota is het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenaamde Belvedère-gebieden. Uitgangspunt daarbij is cultuurhistorische waarden – archeologische resten, historischgeografische elementen en structuren en gebouwde monumenten – als volwaardig uitgangspunt te gebruiken in ruimtelijke ontwikkelingen. Binnen de gemeente Opmeer is Groetpolder- De Gouw aangewezen als Belvedère-gebied (zie paragraaf 3.2.2). 3.2
Provinciaal en regionaal beleid
3.2.1 Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord Doel en status Ontwikkelingsbeeld
Op 25 oktober 2004 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord vastgesteld. Het plan schetst de lijnen voor de toekomst tot 2014, met een doorkijk naar 2030. Doel van het plan is ervoor te zorgen dat Noord-Holland Noord zich kan ontwikkelen met behoud van eigen kwaliteit en identiteit. Het Ontwikkelingsbeeld zal in de plaats komen van het Streekplan NoordHolland Noord uit 1994. Het Ontwikkelingsbeeld heeft dan ook dezelfde juridische status als een streekplan en vormt onder meer het toetsingskader voor gemeentelijke bestemmingsplannen. In het Ontwikkelingsbeeld wordt een onderscheid gemaakt in de visie voor de lange termijn (2030) en het relevante juridische beleid tot 2014.
Visiedeel tot 2030
In het Visiedeel is het grootste gedeelte van het grondgebied van de gemeente Opmeer aangemerkt als Landschapsparels. Dit zijn gebieden met een lage ontwikkelingsdynamiek en een landschap met hoge cultuurhistorische, visuele en/of natuurwaarden. De kernen zijn aangeduid met Wonen en Werk, hetgeen betekent dat het stedelijk
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
19
...................................................................
gebied zich kan ontwikkelen, mede door verdichting, waarbij de mix van stedelijke functies wordt behouden. Planologisch beleidskader 2004-2014
In het planologisch beleidskader wordt gewerkt met beleidslijnen voor stedelijke en landelijke gebieden, zoekgebieden en uitsluitingsgebieden, en wordt bovendien het beleid per thema gegeven. Opmeer, Hoogwoud en Spanbroek behoren tot het stedelijk gebied. Het beleid voor het stedelijke gebied is als essentieel aangemerkt, wijziging van dit beleid kan alleen door een streekplanherziening plaatsvinden. De grens van het bestemmingsplan vormt de grens tussen het stedelijk gebied en het zoekgebied.
Ruimtelijke uitgangspunten
Voor het stedelijk gebied geldt een aantal ruimtelijke beleidslijnen. De provincie acht het wenslijk dat niet alle open ruimten binnen het stedelijk gebied mogen worden bebouwd. Wettelijk beschermde structuren en belangrijke open of blauwgroene ruimten moeten behouden blijven. De cultuurhistorische waarden kaart (CHW-kaart) is hierbij een hulpmiddel. Daarnaast worden plannen en initiatieven gericht op verandering van bestaande stedelijke functies in andere stedelijke functies binnen bestaande bebouwing of door toevoeging van nieuwe bebouwing, door de provincie beoordeeld aan de hand van de ruimtelijke situatie ter plaatse. Behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied is daarbij uitgangspunt. Een beeldkwaliteitsplan wordt aanbevolen. Hoewel de bouwhoogte van bebouwing niet is vastgelegd, moet bij nieuwbouw rekening worden gehouden met de afstand tot de grens van het gebied in verband met de visuele effecten op het landelijk gebied. Ook geldt binnen het bestaande stedelijk gebied het provinciaal locatiebeleid, het beleid dat zich richt op de zo gunstig mogelijke situering van bedrijven en voorzieningen uit het oogpunt van bereikbaarheid. Bij de (her-)inrichting van het stedelijk gebied moeten gemeenten streven naar het beperken van negatieve invloeden op het oppervlaktewater- en het grondwatersysteem, zowel kwalitatief als kwantitatief. Een functieverandering of herinrichting mag niet leiden tot een grotere aan- en afvoer van water. Tenslotte dient de regelgeving voor veiligheid, geluid, stank en luchtverontreiniging in acht te worden genomen.
Wonen
De gemeente Opmeer maakt in het Ontwikkelingsbeeld deel uit van de regio West-Friesland. De taakstelling voor deze regio betreft de bouw van 11.900 woningen tot 2014. Deze taakstelling wordt verdeeld tussen de gemeenten van West-Friesland op basis van een regionale woonvisie. Uitgangspunt is dat steden en dorpen niet “op slot” worden
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
20
...................................................................
gezet, maar dat zij de mogelijkheid krijgen om te voorzien in minimaal de eigen behoefte voor wonen en werken. De woningbehoefte van gemeente vormt dan ook de basis voor het aantal nieuw te bouwen woningen. Ook is er ruimte voor meer woningen, om zo het voorzieningenniveau en de leefbaarheid op peil te houden. Ten minste 40% van de woningbouw zal door inbreiding of herstructurering binnen de bestaande bebouwde kom moeten plaats vinden. Werken
Een groot gedeelte van de benodigde ruimte voor werken kan binnen het bestaande stedelijk gebied worden gevonden. Nieuwe bedrijventerreinen kunnen daarnaast binnen de zoekgebieden gerealiseerd worden, waarbij geldt dat dergelijke terreinen hoogwaardig, gevarieerd en goed bereikbaar zijn. Bovendien dienen bedrijventerreinen zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de zoekgebieden.
Landbouw
De provincie hecht grote waarde aan het behoud en de versteviging van de landbouw. Deze moet zich dynamisch kunnen ontwikkelen. Een belangrijk ruimtelijk instrument is de Landbouw Effect Rapportage waarin de gevolgen van een grootschalige ruimtelijke verandering op de landbouw worden weergegeven. Het beleid ten aanzien van de bollenteelt zal worden vastgelegd in een afzonderlijk uitwerkingsplan.
Cultuurhistorie
Noord-Holland Noord kent grote cultuurhistorische waarden. Deze waarden (waaronder archeologische waarden) dienen in een vroegtijdig stadium van ruimtelijke planvorming te worden meegenomen. 3.2.2 Cultuurhistorische Waardenkaart, Regioprofielen en Belvedèregebied
Cultuurhistorische Waardenkaart NoordHolland
Door de provincie is de Cultuurhistorische Waardenkaart WestFriesland uitgebracht. De Cultuurhistorische Waardenkaart biedt uitgebreide informatie die in de planvorming en de afweging van ruimtelijke ontwikkelingen gebruikt kan worden. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart zijn deze waarden per gemeente in drie verschillende categorieën aangegeven: geografisch, archeologisch en bouwkundig waardevol. Verder wordt de status van gebouwen, objecten en gebieden vermeld, zoals het feit of er sprake is van provinciale of rijksmonumenten. Hier wordt een onderscheid gemaakt naar archeologische monumenten en overige monumenten. Het handelen van de mens in het verleden heeft sporen nagelaten in het landschap. Vaak zijn die sporen nog duidelijk zichtbaar, soms zijn ze door latere ontwikkelingen vrijwel geheel uitgewist, dan wel aan het zicht onttrokken. Deze sporen vertellen het verhaal van de
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
21
...................................................................
bewoningsgeschiedenis en zijn veelal bepalend voor de identiteit, de herkenbaarheid en de belevingswaarde van een gebied.
Noord
Zuid
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
22
...................................................................
Het buitengebied
Het buitengebied van de gemeente Opmeer kenmerkt zich door een zeer hoge geografische waarde. Verder zijn er enkele plaatsen met een (zeer) hoge archeologische waarde.
De kernen
De linten zijn historisch geografisch van zeer hoge waarde (op de voorgaande kaartjes aangegeven met groene lijnen). Deze duiden op de ontginningsgeschiedenis. De binnenkade en buitenkade die gebouwd zijn op dijken en stroomruggen zijn nog goed zichtbaar in het landschap. De afwateringssloten zijn veelal niet meer functioneel maar wel ruimtelijk historisch van belang.
Rijksmonumenten
Er zijn in de kernen Hoogwoud en Spanbroek verscheidene rijksmonumenten (op voorgaande kaartjes aangeven met een rode stip). Rijksmonumenten in Hoogwoud binnen het plangebied: Woning, stolp en voetbrug gelegen aan de Herenweg 46; Stadhuis gelegen aan de Burgemeester Hoogenboomlaan 22; Hervormde Kerk plus kerktoren gelegen aan de Radboudstraat 1; Korenmolen “De Lastdrager” gelegen aan de Burgemeester Hoogenboomlaan 2. Rijksmonumenten Spanbroek: Villa gelegen aan de Spanbroekerweg 51; Hervormde Kerk plus toren aan de Spanbroekerweg 35; Raadhuis gelegen aan de Spanbroekerweg 39; Bonifatiuskerk gelegen aan de Spanbroekerweg 188; (is een gemeentelijk monument dat in de aanwijzingsprocedure voor rijksmonument zit.) De gebouwen die genoemd zijn als rijksmonumenten, zijn op de plankaart als "karakteristiek" aangeduid.
Archeologische waarden
De historische dorpskern van Spanbroek en grote delen van Hoogwoud (de Burgemeester Hoogenboomlaan en de Herenweg) zijn van hoge archeologische waarde (op de kaartjes aangegeven met blauwe vlakken, de donkere vlakken kennen de hoogste archeologische waarde). Het gevolg hiervan is dat er bij (bouw) activiteiten, zoals het bouwen van een woning, een archeologisch vooronderzoek dient plaats te vinden. In het verdrag van Malta is bepaald dat eventuele kosten van dit onderzoek voor rekening zijn van de initiatiefnemer. Het betreft overblijfselen van bewoning uit Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. De begrenzing van deze locaties is bepaald op grond van de historische kaart uit 1849-1859. De archeologische waarde van
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
23
...................................................................
historische kernen bestaat uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen en voorwerpen. Samen bevatten zij een veelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkelingen van de kern. Verder zijn er in Hoogwoud nog twee terreinen die in het verleden kunstmatig opgehoogd zijn. Op het terrein aan de Herenweg bevinden zich sporen van bewoning uit de late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Deze locatie heeft een hoge archeologische waarde. Het terrein aan de Middelweg is opgehoogd maar de archeologische vondsten hoeven niet persé te duiden op bewoning ter plaatse. Het is goed mogelijk dat de grond van elders aangevoerd is om het terrein op te hogen. Hierdoor is deze plek archeologisch van waarde en niet van hoge waarde. Naast de bekende archeologisch waarde volle terreinen, die op de Cultuurhistorische Waardenkaart zijn aangegeven, zijn er ook nog de IKAW-terreinen. Dit zijn terreinen waarvan verwacht wordt dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Voor vrijwel het gehele plangebied geldt dat er een hoge kans is op het aantreffen van archeologische waarden. Zowel voor de bekende archeologische terreinen als voor de terreinen met een hoge verwachtingswaarde is de dubbelbestemming archeologisch waardevol gebied opgenomen (zie paragraaf 5.1.1). De Cultuurhistorische Waardenkaart dient als belangrijk hulpmiddel voor gemeenten bij ruimtelijke planprocessen. In de cultuurhistorische Regioprofielen die blijkens het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord, deel uit zullen gaan maken van de Leidraad Provinciaal Ruimtelijk Beleid, doen Gedeputeerde Staten uitspraken over de te volgen strategieën voor cultuurhistorische waardevolle structuren. Regioprofiel West-Friesland
In feite zijn de regioprofielen de beleidsmatige vertaling van de Cultuurhistorische Waardenkaart. De regioprofielen gaan over grotere structuren. In de profielen geeft de provincie per regio aan hoe provinciale beleidsuitgangspunten geconcretiseerd zouden moeten worden en aan welke beleidsaccenten en prioriteiten daarbij moeten worden gedacht. De gemeente Opmeer maakt deel uit van het Regioprofiel West-Friesland. Voor de gemeente Opmeer zijn onderdelen met name van belang; De Groetpolder-De Gouw Ten aanzien van dit gebied stelt de provincie dat de aanwezige neolithische vindplaatsen versterkt kunnen worden door er een archeologievriendelijk gebruik op toe te passen. Er moet gewaakt worden voor het vercommercialiseren, waardoor het mysterieuze
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
24
...................................................................
-
Belvedèrdegebied
van de aanwezige vindplaatsen verloren gaat. Bovendien kan benutting plaatsvinden door middel van informatieborden, landschapsreconstructies of toeristische en recreatieve archeologische fietsroutes. West-Friesland-Oost De lintdorpen en de kreekruggen zijn de structuurdragers van het landschap. Deze lintstructuren met de oorspronkelijke bebouwing, de stolpen, klinkerbestrating en beplanting zouden zoveel mogelijk behouden en gerestaureerd moeten worden. Ook de verkaveling en historisch waardevolle dijken en wegen moeten worden behouden.
Het grondgebied van de gemeente Opmeer maakt deel uit van het Belvedèregebied Groetpolder-De Gouw. De archeologisch meest waardevolle terreinen bestaan uit nederzettingen van de Trechterbekercultuur en de Enkelgrafcultuur. Doelstelling voor dit gebied zijn onder meer het intensiveren van de bescherming van archeologische waarden in bestemmingsplannen en het goed inpassen en sturen van de uitbreiding bij Hoogwoud en Opmeer. 3.2.3
Waterhuishoudingsplan provincie Noord-Holland 1998-2002
Stilstaan bij stromen
In het Waterhuishoudingsplan wordt het strategisch beleid voor de waterhuishouding over de periode 1998-2006 vastgelegd, gebaseerd op een lange termijnvisie tot 2030. Het doel is dat dit plan, samen met het Streekplan en het Milieubeleidsplan als drieluik gebruikt wordt om de gemeentelijke plannen te toetsen. Het waterhuishoudingsplan 1998-2002 wordt uiterlijk in 2006 vervangen door een nieuw waterhuishoudingsplan.
Functies
Het polderwatersysteem van de kop van Noord-Holland kent drie boezemsystemen: de Schermerboezem, de Verenigde Raaksmaat en Niedorper Koggeboezem, en de Amstelmeerboezem. De waterhuishouding is, met betrekking tot het oppervlaktewater, ingedeeld in meerdere functies, te weten: natuur, agrarisch, stedelijk, watergebonden recreatie, zwemwater en boezemwater. In Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek is er sprake van stedelijk oppervlaktewater. De omringende omgeving heeft een agrarische waterfunctie, waarbij ten westen van de hoofdkern de nevenfunctie natuur voorkomt. Het riviertje “De Wijzend” bestaat uit boezemwater met de nevenfuncties natuur en stedelijk oppervlaktewater.
Verdrogingsbestrijding- en peilbeheer
De provincie noemt een gebied verdroogd als er aan dat gebied een natuurfunctie is toegekend en de grondwaterstand onvoldoende hoog is of de kwel onvoldoende is om bescherming van karakteristieke natuurwaarden te garanderen. Ook wordt een gebied verdroogd
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
25
...................................................................
genoemd als het aangevoerde water van een onvoldoende kwaliteit is. Het streven is om het aantal en de grootte van de "verdroogde" gebieden sterk terug te dringen. Binnen het plangebied komen deze gebieden echter niet voor. 3.2.4 Waterbeheerplan van de waterschappen in het Hollands Noorderkwartier De hoofdlijnen van beleid in het Waterbeheerplan zijn ontleend aan het hierboven genoemde Waterhuishoudingsplan van de provincie. In het beleidskader is integraal waterbeheer één van de belangrijkste uitgangspunten. De zes voormalige waterschappen in het Hollands Noorderkwartier hebben daarom gezamenlijk een Waterbeheerplan opgesteld. Deze zes waterschappen zijn per 1 januari 2003 gefuseerd tot het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De zes thema's
Een zestal thema's geeft richting aan de visie van de waterschappen in het Hollands Noorderkwartier. Thema één staat voor veiligheid en functioneren van het watersysteem. Niet alleen het agrarisch gebruik is uitgangspunt in het integraal waterbeheer, maar ook water ten behoeve van natuur is hier onderdeel van. Onderhoud, inrichting en aandacht voor natuur vormen het tweede thema. Onafhankelijk van de functie van het watersysteem dient elk watersysteem gezond te zijn. De waterschappen zullen agrarisch natuurbeheer stimuleren met middelen en deskundigheid, omdat agrarisch natuurbeheer kan bijdragen aan meer ecologisch gericht onderhoud van de secundaire watergangen (schouwsloten). Dit zal moeten resulteren in gezondere watersystemen met een betere kwaliteit voor zowel de natuur als het agrarisch gebruik. Het derde thema wordt gevormd door de bronnen van verontreiniging. Het streven naar gezonde watersystemen heeft uitsluitend zin als verontreinigingen van buiten af zoveel mogelijk worden tegen gegaan. Voor de uitvoering van beheermaatregelen is het van belang dat het stelsel van watergangen voldoet aan bepaalde minimum afmetingen. Het baggeren ten behoeve van goed gedimensioneerde waterlopen vormt daarom het vierde thema. Het water in de stedelijke omgeving (lees bebouwde omgeving) maakt eveneens deel uit van het regionale watersysteem. Derhalve vormt dit "stedelijk water" het vijfde thema. Waterschappen verzorgen in principe ook het onderhoud van wateren in het stedelijk gebied. Naast de algemene doelstellingen voor het regionale watersysteem geldt voor het "stedelijk water" dat er een extra accent ligt op de
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
26
...................................................................
-
belevingswaarde en de toekomstwaarde en op het beter benutten van de ecologische potenties van dit water. Het laatste thema behelst de samenwerking en het instrumentarium. De waterschappen formuleren de visie hierop als volgt: "Om invulling te geven aan integraal waterbeheer is samenwerking tussen alle bij het waterbeheer betrokken partijen c.q. afstemming tussen alle bij het waterbeheer te onderkennen belangen en instrumenten onontbeerlijk. Daarbij willen de waterschappen op een dusdanige wijze samenwerken en opereren dat ze door de samenleving als een eenheid worden beleefd en benaderd".
3.2.5 Voorontwerp Intergemeentelijk structuurplan Gemeenten Obdam, Wester-Koggenland en Opmeer Aanleiding
In januari 2004 is het voorontwerp Intergemeentelijk structuurplan van de gemeenten Obdam, Wester-Koggenland en Opmeer verschenen. Het traject tot het intergemeentelijk structuurplan is in 2001 ingezet. Er waren verschillende ontwikkelingen gaande die de aanleiding vormden voor het opstellen van een dergelijk structuurplan, namelijk: het verschijnen van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening met als gevolg daarvan de discussie over het rode en groene contourenbeleid; de geplande gemeentelijke herindeling van de gemeenten Obdam, Wester-Koggenland, Opmeer en Wognum; de herziening van het Streekplan Noord-Holland Noord; het verlopen van de bestaande gemeentelijke structuurplannen. Hoewel een aantal van bovenstaande aanleidingen geen doorgang heeft gevonden, achten de drie gemeenten het belang van een gezamenlijke visie onverminderd aanwezig.
Doel
Het doel van het structuurplan is richting te geven aan de ruimtelijke ontwikkelingen in het gezamenlijke grondgebied van de gemeenten Obdam, Wester-Koggenland en Opmeer. Het vormt daarmee niet alleen het kader voor lokale ontwikkelingen, maar gaat ook in op ontwikkelingen die zich op provinciale en nationale schaal voordoen. Het structuurplan bestaat uit twee delen, namelijk een visie op hoofdlijnen voor de komende 10 à 15 jaar en een verantwoordingsdeel waarin de keuzen uit het visiedeel worden verantwoord.
Visiedeel
In het visiedeel wordt een indeling gemaakt in vier deelgebieden, te weten het noorden, het zuidoosten, het zuidwesten en het midden. De gemeente Opmeer behoort tot het noordelijke deelgebied. Voor dit deelgebied wordt ingezet op het behoud en versterking van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
27
...................................................................
waarden. Dit betekent niet dat het gebied op slot gaat. Er is op de kreekruggen ruimte voor de uitbreiding van de aanwezige kernen, al naargelang de lokale behoefte daaraan. Voor de opvang van deze lokale behoefte zijn in het structuurplan zoeklocaties aangewezen, ten noorden van Hoogwoud en ten oosten van Spanbroek. De uitwerking van deze zoekgebieden zal te zijner tijd plaatsvinden in een bestemmingsplan. Ook de lintbebouwing kan zich ontwikkelen, mits voldaan wordt aan een aantal randvoorwaarden, zoals landschappelijke en cultuurhistorische inpasbaarheid. Het is wenselijk dat niet-passende bedrijvigheid uitgeplaatst en vervangen wordt door cultuurhistorisch geïnspireerde functies en bouwvormen, waarbij ook recreatieve ontwikkelingen een rol kunnen spelen. De verschillende deelgebieden worden verbonden door een rode en 2 een blauwe ring. Aan de rode ring liggen de verschillende hoofdkernen, waaronder Opmeer. In deze kernen blijft de ontwikkeling van woningen en bedrijvigheid mogelijk, waarbij met name wordt ingezet op ontwikkelingen in het bestaande stedelijke gebied (herstructurering en inbreiding). Specifieke opgaven voor de kern Opmeer zijn het voorkomen van het aaneengroeien van de kernen Opmeer en Hoogwoud, en het verschaffen van recreatieve aanlegplaatsen aan water. 3.2.6 Ruilverkaveling De Gouw Als onderdeel van de Landinrichting De Gouw wordt de waterbeheersing in het gebied Tropweere aangepakt. Doel van de werkzaamheden is waterbeheersing door middel van verlaging van het waterpeil in het buitengebied. De aanpak bestaat met name uit het aanleggen dan wel verwijderen van een aantal kunstwerken, zoals dammen, stuwen, gemalen, duikers en bruggen en het dempen, baggeren, graven dan wel vergraven van kavelsloten, waterlopen, hoofdwaterlopen en hoogwatersloten. Een deel van de werkzaamheden heeft plaats gevonden binnen het plangebied, het gaat daarbij om het gebied ten oosten van de Herenweg/Middelweg. Overeenkomstig de ruilverkaveling zijn op de plankaart de ruimtelijk relevante en de vanuit waterhuishoudkundig en ecologisch oogpunt belangrijke waterlopen aangeduid op de plankaart.
2 De blauwe ring wordt gevormd door de Ringvaart, welke gedeeltelijk door de gemeente Opmeer loopt, maar buiten het plangebied valt.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
28
...................................................................
3.3
Gemeentelijk beleid
3.3.1 Gemeentelijk Categoriseringsplan Duurzaam Veilig
Het afgelopen decennium is op rijksniveau de Duurzaam Veiligfilosofie uitgewerkt. Het belangrijkste doel bij wegencategorisering op basis van Duurzaam Veilig is het structureel verbeteren van de verkeersveiligheid. Er zijn drie type wegen te onderscheiden: 1. Stroomwegen, deze zijn gericht op het verwerken van (doorgaand) verkeer met een continue ongestoorde verkeersafwikkeling en een relatief hoge snelheid. De snelheid van stroomwegen is buiten de bebouwde kom in principe 100 km/u en binnen de bebouwde kom 50-70 km/u. 2. Gebiedsontsluitingswegen, deze zijn binnen de bebouwde kom gericht op het ontsluiten van de kern en het bereikbaar maken van woonwijken en het centrum. 3. Erftoegangswegen zijn wegen die bedoeld zijn om woonwijken, natuur- en recreatiegebieden, winkelcentra en dergelijke toegankelijk te maken. De snelheid is in principe 30 km/u binnen de bebouwde kom en 60 km/u buiten de bebouwde kom. Deze wegen zijn niet bedoeld voor doorgaand rijverkeer maar voor bestemmingsverkeer.
Gemeentelijk Categoriseringsplan
De gemeente Opmeer heeft de rijksnota “Duurzaam Veilig” vertaald naar gemeentelijk beleid. De wegen binnen de gemeente zijn gecategoriseerd naar stroomwegen, gebiedsontsluitende wegen en erftoegangswegen. In het plangebied is de N241, de provinciale weg, die Hoogwoud scheidt van Opmeer een gebiedsontsluitingsweg gelegen buiten de kom. Ter plekke van Hoogwoud/Opmeer geldt een snelheid van 80 km/u. De Koningspade in Hoogwoud, de Pade in Opmeer en de Hertog Willemweg in Spanbroek hebben een gebiedsontsluitende functie. De overige wegen binnen de hoofdkern worden aangemerkt als erftoegangswegen. 3.3.2 Gemeentelijke monumenten/ karakteristieke panden
Concept-Gemeentelijke monumentenlijst
Monumenten zijn objecten met een monumentaal karakter, waar een zorg bestaat voor het voortbestaan; kortom: monumentenzorg. Het rijk en provincie wijzen monumenten aan, respectievelijk rijksmonumenten en provinciale monumenten. Rijksmonumenten zijn beschermd via de Monumentenwet van 1988. Voor het in stand houden van het monumentale karakter wordt subsidie verstrekt van overheidswege.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
29
...................................................................
De gemeente Opmeer beschikt daarnaast over een conceptgemeentelijke monumentenlijst. Er zijn drie categorieën, aspecten en/ of waarden betrokken bij de beoordeling of een object een monumentaal karakter heeft. Er wordt onderscheid gemaakt naar cultuurhistorische waarden, architectonische waarden en lokale aspecten. Drie criteria: 1. De cultuurhistorische waarde betreft de waarde die een object/complex heeft voor de geschiedenis van onze beschaving of samenleving; 2. Architectonische waarde heeft een object als het belangrijk is voor de geschiedenis van de architectuur, te denken valt aan de bouwkunst en stijl, het oeuvre van een architect of de bijzondere toepassing van bijzondere of vernieuwende materialen en/of constructies; 3. Lokale aspecten betreffen de streek- of dorpseigen situaties die als zodanig te herkennen zijn, plekgebonden zijn en daardoor waardevol. Het is de bedoeling dat de panden op de concept-gemeentelijke monumentenlijst worden aangewezen en worden beschermd middels de gemeentelijke monumentenverordening. In de gemeente is tevens een lijst opgesteld van waardevolle panden die karakteristiek zijn maar onvoldoende uniek om te worden aangewezen als gemeentelijk monument. Zowel de toekomstige gemeentelijke monumenten als de waardevolle panden zijn als karakteristiek aangemerkt in het voorliggende plan. Ook de rijksmonumenten en de provinciale monumenten zijn als zodanig op de plankaart aangeduid. In die gevallen waarin het tevens gaat om een stolp, zijn de gebouwen op de kaart aangegeven met "stolp". Via het bestemmingsplan kan rechtmatig alleen de hoofdvorm beschermd worden. Aan materiaal- en kleurgebruik kunnen in het bestemmingsplan geen eisen gesteld worden.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
30
...................................................................
Als Gemeentelijke Monumenten voorgedragen binnen het plangebied en op de plankaart aangegeven met "karakteristiek" of "stolp": Adres Breestraat 9 Breestraat 13 Herenweg 7 Herenweg 9 Herenweg 11 Herenweg 12 Herenweg 18 Herenweg 36 Herenweg 40 Herenweg 48 Herenweg 65 Herenweg 69 Burgemeester Hoogenboomlaan 15 t/m 29 oneven Burgemeester HoogenBoomlaan 34 + 36 Koningspade 3 Middelweg 10 Middelweg 26 Spanbroekerweg 25 Spanbroekerweg 60 Spanbroekerweg 62 Spanbroekerweg 95 Spanbroekerweg 156 Spanbroekerweg 184
Object Stolp Stolp Kerkgebouw Woning Woning Stolp Woning Stolp Stolp Stolp Woning Woning 8 Woningen
Opmerking Voorgevel + schoorsteen Voor- + rechter zijgevel
Woningen
Voormalig armenhuis, criteria 2,3 Gootlijst + voordeur Voorgevel + architect Vlaming
Stolp Woning Kerkgebouw Woning Woning Woning Woning Woning Pastorie
Voordeurpartij Voorgevel, architect Vlaming Winkelpui, criteria 2,3 Voordeurpartij, criteria 1,3 Voorgevel Voorgevel + schoorsteen Voor-+ rechter zijgevel Voorgevel Landhuisstijl Ensemble voorgevels
Voorgevel met nr. 6 Voorgevel met nr. 5 Voorgevel
Bij de genoemde objecten zijn alle drie de criteria van belang. Bij opmerking staat vermeld welk deel van het object met name in aanmerking komt om te worden beschermd. Karakteristieke panden binnen het plangebied en op de plankaart aangegeven met "karakteristiek": Adres Herenweg 5 Burgemeester Hoogenboomlaan 64 Koningspade 11 Spanbroekerweg 110 Spanbroekerweg 114 Spanbroekerweg 145
Object Pastorie Boerderij Boerderij Woonhuis Woonhuis Woonhuis
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
31
...................................................................
3.3.3 Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Wet stedelijke vernieuwing
De gemeente heeft zich ten doel gesteld haar inwoners een leef-, woon- en werkklimaat te bieden dat kwalitatief en duurzaam is. Om dit te realiseren zijn investeringen nodig. Vanaf 1 januari 2000 is de Wet Stedelijke Vernieuwing in werking getreden. De wet is gericht op een integrale aanpak van problemen in het stedelijk gebied, om zodoende het leef-, woon- en werkklimaat te verbeteren. Een investeringsbudget stedelijke vernieuwing is in het kader van deze wet gecreëerd om realisatie van projecten mogelijk te maken.
Projecten binnen de gemeente
De gemeente heeft in het kader van het ISV-beleid een aantal projecten, die zij willen realiseren ten behoeven van de vergroting van de leefbaarheid. Bedrijventerrein Wijzend: Verplaatsing van de twee milieuhinderlijke bedrijven naar het industrieterrein “De Veken”. Het betreft het grootschalig industrieel productiebedrijf BIK (bouwmaterialen) en het transportbedrijf KOK. Indien de locaties vrijkomen, zal medewerking worden verleend aan woningbouw; Revitalisering bedrijventerrein Westerboekelweg. De openbare ruimte is verouderd. Een herinrichting van de weg is noodzakelijk ten behoeve van de zittende bedrijven en vanwege het recreatieve belang. Deze weg vormt de verbinding naar een waardevol buitengebied; Spanbroekerweg: Verplaatsing van het milieuhinderlijke bedrijf; Appel Beton. Hiermee kan de woonkwaliteit in het historisch lint versterkt worden; Terrein voormalige Mavo/ Loos-transport aan de Breestraat. Dit gebied vormt een belangrijke entree voor Opmeer. Op het terrein van de MAVO zal rond 2007 het Frisia- museum gehuisvest worden. Dit museum zal bestaan uit ruimten ten behoeve van de vaste collectie, maar ook uit een beeldentuin, een museumwinkel en een museumcafé. Het naastgelegen bedrijventerrein wordt geschikt geacht voor kantoren, opslag binnen gebouwen en dienstwoningen, waarbij de inrichting wordt afgestemd op de ruimtelijke uitstraling van het museum. Ook hier is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen met het oog op de indeling van het terrein en de toename van het aantal dienstwoningen. Beperkte herinrichting van de openbare ruimte van de Burgemeester Hoogenboomlaan, waaronder met name een verbetering van de parkeersituatie; Uitbreiding van industrieterrein “De Veken”. Het bestemmingsplan van industrieterrein “De Veken” omvat totaal 50 ha. Hiervan is inmiddels het grootste gedeelte uitgegeven. “De Veken” ligt buiten het plangebied maar is een uitstekende relocatie voor bedrijven die binnen de komgebieden niet meer kunnen uitbreiden.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
32
...................................................................
3.3.4 Gebruiksmogelijkheden voor vrijkomende agrarische gebouwen Aanleiding
Een algemene ontwikkeling is dat, ten gevolge van de schaalvergroting in de landbouw, agrarische bedrijven hun functie verliezen. Vaak gaat het om karakteristieke gebouwen; verlies van functie betekent een risico ten aanzien van het behoud van dergelijke gebouwen. Tevens komen bij agrarische bedrijven grote opstallen voor. Waarvoor gaan deze opstallen dienen of kunnen deze opstallen eventueel gesaneerd worden? De hiervoor omschreven vragen zijn vragen die een rol spelen binnen de gemeente Opmeer. De gemeente heeft in dit kader beleid opgesteld omtrent de gebruiksmogelijkheden voor vrijkomende agrarische bebouwing. In dit beleid is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de notitie “Beleid vrijkomende agrarische bebouwing”. Deze beleidsnotitie is op 26 april 2005 door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Dit nieuwe provinciale beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing biedt ruimte aan gemeenten om met de initiatiefnemer(s) van een functiewijziging tot een passende oplossing te komen. De eerste verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de gemeenten. Het toetsingskader heeft het karakter van beleidsregels als bedoeld in titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Algemene voorwaarden
Bij elke functieverandering van een agrarisch bedrijf dienen de volgende kwaliteitspunten te worden betrokken: De verandering moet betrekking hebben op de voormalige agrarische bebouwing en het direct daarbij horende erf, resterende onbebouwde agrarische percelen dienen hun agrarische bestemming te behouden. Functieveranderingen kunnen geen betrekking hebben op hergebruik van kassen. De nieuwe functie mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende agrarische bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet beperken. Buitenopslag wordt uitgesloten. Functies mogen geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben. Er dient een goede oplossing te bestaan voor het parkeren met in principe parkeren op eigen erf. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verschijningsvorm van karakteristieke panden en stolpen (waaronder de als monument aangewezen gebouwen), de verkeersveiligheid.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
33
...................................................................
-
Enkel bij een volledige beëindiging van de agrarische activiteiten en bij een gerechtvaardigde aanname dat een agrarische functie niet meer in de rede ligt, worden functieveranderingen toegepast.
Naast de bovengenoemde eisen spreekt het vanzelf dat eventuele functiewijzigingen tevens worden getoetst aan het bouwbesluit en eisen te stellen aan de brandveiligheid. Bij de gekozen maatvoering en functiemogelijkheden is aansluiting gezocht bij het door de provincie vastgestelde beleid. Mogelijkheid 1: functieverandering van de bestaande dienstwoning
Maximaal 1 woning (behoud van de dienstwoning) Indien de agrarische functie wordt beëindigd kan teruggevallen worden op de woonfunctie. Indien het aantal woningen niet wordt vergroot, komt dit neer op het behoud van de bestaande dienstwoning. Daarbij wordt uitgegaan van een ruimtelijk samenhangend bouwvolume als basis voor de bepaling van het hoofdgebouw.
Mogelijkheid 2: functieverandering naar 'lichte' bedrijvigheid
Lichte vormen van bedrijvigheid Daarnaast is in het bestemmingsplan ook een wijzigingmogelijkheid ten behoeve van extra functionele mogelijkheden opgenomen. Het gaat dan om de mogelijkheid te komen tot een verandering van het voormalig agrarisch bedrijf naar een niet-agrarisch bedrijf mits sprake is van (zeer) lichte vormen van bedrijvigheid. De dienstwoning dient in dat geval bij het agrarisch bedrijf behouden blijven.
Mogelijkheid 3: extra woning
Maximaal 2 woningen (inclusief behoud van de dienstwoning) Wanneer door de eigenaar van de voormalige agrarische bebouwing wordt gekozen voor sloop van ten minste 1000 m² aan voormalige agrarische bebouwing, zijn er extra mogelijkheden aanwezig. Het kan daarbij gaan om een extra woning. 3.3.5 Beleid huisvesting seizoenmedewerkers Op 15 november 2005 is door het college van Burgemeester en Wethouders de beleidsnotitie Seizoensmedewerkers in Opmeer vastgesteld. Het doel van het beleid is om op een verantwoorde wijze een regeling te treffen voor seizoensarbeiders welke tijdelijk werkzaam zijn bij agrarische bedrijven binnen de gemeente. De beleidsnotie is in onderhavig bestemmingsplan vertaald, in die zin dat in de bestemming "agrarische doeleinden" een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen die de tijdelijke huisvesting van seizoensmedewerkers mogelijk maakt.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
34
...................................................................
4
Milieu 4.1
Zones langs wegen
Wegverkeerslawaai
Met ingang van 1 januari 1982 is, afgezien van de gevallen waarin de gemeenteraad de mogelijkheid heeft daarvan gebieden uit te zonderen, langs wegen een geluidszone van kracht. Deze verplichte zonering heeft een tweeledige functie. Enerzijds worden de gebieden afgeperkt waarbinnen de ondervonden geluidhinder moet worden teruggedrongen. Anderzijds bieden de geluidszones de gemeente de mogelijkheid te voorkomen dat in de toekomst geluidhinderlijke situaties ontstaan. De breedte van de geluidszones hangt samen met de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk). Met de wijziging van de Wet geluidhinder in 1993 is onder meer artikel 74 van de Wet geluidhinder vrij ingrijpend gewijzigd. In principe heeft elke weg een zone, met uitzondering van wegen: die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied; waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur; waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. Bij de berekening voor de geluidzonering wordt gekeken naar de verkeersintensiteit, het type verkeer en de gesteldheid van de weg. Het geluidsniveau mag op de voorgevel van een woning niet meer dan 50 dB (A) bedragen. Voor hogere waarden tot 65 dB(A) moet de gemeente toestemming vragen aan Gedeputeerde Staten, die als hoogste instantie de maximaal toelaatbare gevelbelasting vaststellen.
Situatie hoofdkern
Bij wegen waarop een maximumsnelheid van 30 km/u gehandhaafd wordt speelt dit geen rol. De wegen met een 30 km/u regime hebben volgens de Wet Geluidhinder geen zone. Deze wegen zijn in de gemeente Opmeer aangewezen bij besluit van 7 september 1999. De wegen waar wel een zonering voor geldt in het plangebied zijn de N241, de Koningspade/de Pade/de Hertog Willemweg, en de Spanbroekerweg. In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat een weg met één of twee rijstroken in het buitenstedelijk gebied een zone heeft van 250 meter en in binnenstedelijk gebied een zone van 200 meter. De provinciale weg (N241/ A.C. de Graafweg) scheidt de kern Hoogwoud van Opmeer en heeft een zone van 250 meter.
Toename woningaantallen
In het bestemmingsplan is een aantal wijzigingsbevoegdheden en vrijstellingsbepalingen opgenomen die leiden tot een toename in het
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
35
...................................................................
aantal woningen binnen het plangebied en die geheel of gedeeltelijk liggen binnen zones van wegen. Het gaat om de volgende situaties: In de bestemming "woondoeleinden" is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het onder voorwaarden splitsen van stolpen ten behoeve van het gebruik voor 2 woningen in plaats van 1 woning. In de bestemming "bedrijfsdoeleinden" is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt een deel van het bedrijventerrein Wijzend (de bedrijven BIK en KOK) te wijzigingen in de bestemming "woondoeleinden". In de bestemming "bedrijfsdoeleinden" is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die een toename in het aantal dienstwoningen mogelijk maakt op het terrein van Loos Transport. In de bestemming "agrarische doeleinden" is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die bij functiewijziging naar de bestemming "woondoeleinden" de mogelijkheid biedt onder voorwaarden per voormalig agrarisch bedrijf één extra woning te realiseren. Ten slotte is in de bestemming "sportvoorzieningen" een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de sportvelden aan de Lindengracht naar (onder andere) de bestemming "woondoeleinden". Voor zover deze wijzigingsbevoegdheden van toepassing zijn op locaties binnen zones van wegen moet geluidsonderzoek worden verricht en moeten eventuele ontheffingen zijn verkregen. In de wijzigingsbevoegdheid is daarom de voorwaarde opgenomen dat de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer minder dan 50 dB(A) bedraagt, dan wel een hogere waarde in overeenstemming met een door Gedeputeerde Staten verleende ontheffing, indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan 50 dB(A) bedraagt. Het betreft de volgende locaties: Breestraat 9; Breestraat 13; Koningspade 3; Koningspade 6; Koningspade 11; Koningspade 12; Koningspade 13; Lindengracht sportvelden; Spanbroekerweg 116;
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
36
...................................................................
4.2
Spanbroekerweg 120; Spanbroekerweg 125; Spanbroekerweg 129; Spanbroekerweg 135; Spanbroekerweg 143; Spanbroekerweg 171; Spanbroekerweg 173; Spanbroekerweg 187a; Van Roozendaalstraat 4 en 6; Van Roozendaalstraat 13 en 15 (BIK/KOK). Hinder van bedrijvigheid
Middels de milieuwetgeving wordt milieuhinder in woonsituaties zoveel mogelijk voorkomen. Alle bedrijven en instellingen die in potentie hinder zouden kunnen veroorzaken moeten een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer of vallen onder een AMvB op grond van de Wet milieubeheer. In aanvulling op de milieuvergunningen worden er in voorkomende gevallen ook afstanden gelegd tussen bedrijven en woonbuurten (woningen). Deze afstanden zijn naast de factoren aard en omvang van het bedrijf mede afhankelijk van de omgeving. Voor een rustige woonomgeving gelden andere afstanden (strengere eisen) dan voor andere gebieden zoals drukke woonwijken, gemengde gebieden en landelijke gebieden. Situatie hoofdkern
In Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek is bij de oudere lintbebouwing en centra sprake van een gemengd gebied, waarbij de bedrijven tussen de woningen in gesitueerd zijn. Daarbuiten is sprake van specifieke woongebieden die als rustige woonomgeving moeten worden aangemerkt. De meeste bedrijven zijn tegenwoordig centraal gevestigd op de bedrijventerreinen Hoogwoud, De Veken en Wijzend. Voor een aantal grote bedrijven binnen de kom wordt in overleg met het bedrijf gezocht naar relocatie mogelijkheden van het bedrijf binnen de gemeente naar bedrijventerrein De Veken. Bij (aanzienlijke) vergroting van bestaande bedrijven of bij vervanging van een bestaand bedrijf door een nieuw bedrijf wordt deze getoetst aan de hand van de door de VNG samengestelde lijst, die als bijlage is opgenomen in de voorschriften. In het bestemmingsplan zijn de bestaande bedrijven in het algemeen in hun bestaande omvang bestemd. Bij eventuele nieuwbouw van woningen moet rekening gehouden worden met de milieuzonering van bestaande bedrijven. Oftewel, een
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
37
...................................................................
nieuw te bouwen woning mag een bestaand bedrijf niet belemmeren in de bedrijfsvoering. Regeling bedrijfsdoeleinden
Bij de regeling van de bedrijven, zoals deze voorkomen binnen de bestemming "bedrijfsdoeleinden" is gebruik gemaakt van de categorie indeling zoals opgenomen in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. In deze VNG-publicatie zijn verschillende soorten bedrijven opgenomen. Een aantal van deze bedrijfstakken vraagt om planologisch relevante factoren, een afzonderlijke situering en een afzonderlijke bestemming. De bedrijvigheid binnen de bestemming “bedrijven” is beperkt tot de volgende rubrieken: hoveniersbedrijven en agrarische dienstverlenende bedrijven (SBI-code 014, 0141.1) industriële bedrijven (SBI-code 18,19, 20, 22, 30,33 en 36) bouwnijverheid (SBI-code 45) handel in en reparatie van auto’s en motorfietsen (SBI-code 50) groothandel (SBI-code 51) reparatiebedrijven particulieren (SBI-code 527) wegvervoer en hulpbedrijven van het vervoer (SBI-code 60 en 63) communicatiebedrijven (SBI-code 64) financiële instellingen, verzekeringswezen (SBI-code 65 t/m 67) verhuur en handel in onroerend goed (SBI-code 70) verhuurbedrijven (SBI-code 71) milieudienstverlening (SBI-code 90) overige dienstverlenende bedrijven (SBI-code 72 t/m 75 en 9301.2, 9301.3) bedrijfs- en werknemersorganisaties (SBI-code 9111) De betreffende bedrijven zijn in de VNG-publicatie ingedeeld in een aantal klassen met bijbehorende gewenste afstand tot milieu gevoelige functies. Relevant zijn: klasse 1: afstand 0 en 10 meter; klasse 2: afstand 30 meter; klasse 3: afstand 50 en 100 meter; klasse 4: afstand 200 en 300 meter.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
38
...................................................................
Deze afstanden zijn als volgt als onderdeel van de bestemmingsomschrijving in een plan te vertalen: klasse 1: bedrijven toelaatbaar tussen of onmiddellijk naast woningen; klasse 2: bedrijven toelaatbaar tussen of naast woningen voor zover er geen sprake is van een specifieke woonbuurt; klasse 3: toelaatbaar aan de rand van woonwijken op enige afstand; klasse 4: toelaatbaar op enige afstand van woonwijken en daarvan gescheiden door andere dan woonfuncties, bijvoorbeeld groen. In het onderhavige plan zijn in verband met de situering ten opzichte van de woonbebouwing binnen de bestemming "bedrijfsdoeleinden" naast de bestaande bedrijfsuitoefening, klassen 1 en 2 toelaatbaar. Bedrijventerrein Hoogwoud vormt een uitzondering. Dit terrein is gezoneerd in drie categorieën. De hoogst toelaatbare klasse is 4 met een gewenste afstand van 200 meter tot een milieugevoelige functie. Zonering van bedrijventerrein Hoogwoud: Categorie I: bedrijven uit de Staat van Bedrijven behorende bij klasse 1, 2 en 3 met een afstand van 50 meter tot milieugevoelige functies; Categorie II: bedrijven uit de Staat van Bedrijven behorende bij klasse 1, 2 en 3 met een afstand van 100 meter tot milieugevoelige functies; Categorie III: Bedrijven uit de Staat van Bedrijven behorende bij klasse 1, 2, 3 en 4 met een afstand van 200 meter tot milieugevoelige functies. Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder
Daarnaast komt in de nabijheid van het plangebied een gezoneerd bedrijventerrein voor. Het gaat om bedrijventerrein De Veken. Op dit bedrijventerrein zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder toegestaan. De bijbehorende geluidzone is op 10 april 1986 door de gemeenteraad vastgesteld. De categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder zijn nader aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer, dat op 1 maart 1993 van kracht is geworden. Voor deze datum waren de desbetreffende inrichtingen aangewezen in het Besluit Categorie A-inrichtingen.
Geluidzone De Veken
Binnen de geluidzone van bedrijventerrein De Veken valt een aantal woningen die aan de Middelweg gelegen zijn. Het gaat om de (bedrijfs)woningen Middelweg 1, 3, 5, 7, 13, 21, 23 en 25. In het bestemmingsplan zijn voor deze woningen geen vrijstellings- of
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
39
...................................................................
wijzigingsmogelijkheden opgenomen die extra woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk maken. Er hoeft derhalve geen hogere waardenprocedure te worden gevolgd bij Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. 4.3
Externe veiligheid
4.3.1 Inleiding In en in de nabijheid van het plangebied is een aantal risicobronnen op het gebied van externe veiligheid aanwezig. Het gaat om een tweetal LPG-tankstations, een weg voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en een buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Pilot-risicokaart NoordHolland
Een aantal van deze risicobronnen wordt vermeld op de pilotrisicokaart die in 2002 door de provincie Noord-Holland is opgesteld. Op de pilot-risicokaart staat een verzameling gegevens die allemaal betrekking hebben op veiligheid, risico’s en rampenbestrijding. In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006 is het opstellen van een risicokaart opgenomen als één van de actiepunten. Het doel van de risicokaart is om de burgers te informeren over de risico’s in de woonomgeving. Daarnaast kan de risicokaart ook door de hulpdiensten en het openbaar bestuur worden gebruikt bijvoorbeeld bij rampenbestrijding of bij het opstellen van ruimtelijke plannen en visies. Voor het onderhavige plangebied zijn als risico-bronnen aangegeven de A.C. de Graafweg/N 241(vervoer gevaarlijke stoffen) en een gastransportleiding. De beide LPG-tankstations staan niet op de risicokaart aangegeven. 4.3.2 Regelgeving
NMP 4
In het vierde Nationale milieubeleidsplan (NMP4) zijn de lijnen uitgezet voor een vernieuwing van het externe veiligheidsbeleid. Deze vernieuwing gaat uit van de zogenaamde risicobenadering. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico: Plaatsgebonden risico: risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is; Groepsrisico: cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
40
...................................................................
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Een aanzet tot het geven van wettelijke normen heeft plaatsgevonden met het opstellen van het “Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi). Dit besluit is op 10 juni 2004 in het Staatsblad gepubliceerd en is op 27 oktober 2004 in werking getreden. In dit besluit wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en groepsgebonden risico moet worden omgegaan. De hiervoor weergegeven regelgeving is onder meer van toepassing op tankstations met een LPG-installatie en vervangt eerdere regelgeving over de zonering rond deze inrichtingen.
Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
In de "Nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" uit 1996 is het externe veiligheidsbeleid voor vervoer van gevaarlijke stoffen gegeven. In de "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" is dit beleid verder uitgewerkt en verduidelijkt. In de circulaire, die op 4 augustus 2004 in de Staatscourant is gepubliceerd, is het rijksbeleid aangegeven over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. In de circulaire is overigens zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen
In bovengenoemde circulaire is aangegeven dat op het vervoer van aardgas de "Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" van toepassing is. In deze circulaire van 26 november 1984 worden vaste veiligheidsafstanden gekoppeld aan het soort aardgastransportleiding. 4.3.3 LPG-tankstations In het betrokken plangebied liggen twee tankstations met LPGvulpunt. Het ene tankstation ligt aan de Herenweg in Hoogwoud. Het LPG-vulpunt van dit tankstation ligt buiten het plangebied, namelijk op een achter het tankstation gelegen terrein aan de Oosterboekelweg. Het andere tankstation is gelegen aan de Lindengracht in Opmeer. Het LPG-vulpunt van dit tankstation ligt eveneens buiten het plangebied, aan de overzijde van de A. C. de Graafweg, op bedrijventerrein De Veken.
Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) wordt een onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn onder meer niet-verspreid liggende woningen, ziekenhuizen en gebouwen waarin grote getallen mensen aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen, sporthallen en zwembaden.
Grenswaarde en richtwaarde plaatsgebonden risico
In artikel 5 lid 1 en lid 2 van het Bevi is bepaald dat het bevoegd gezag (in dit geval de gemeenteraad) bij het vaststellen van een besluit als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de ruimtelijke ordening
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
41
...................................................................
(een bestemmingsplan) op grond waarvan de vestiging van kwetsbare objecten respectievelijk beperkt kwetsbare objecten mogelijk wordt gemaakt, de grenswaarde zoals die is genoemd in artikel 8 lid 1 in acht neemt respectievelijk met de richtwaarde zoals die is genoemd in artikel 8 lid 2 rekening houdt. Volgens artikel 8, lid 1 en 2 van het Bevi liggen zowel de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico van kwetsbare objecten als de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico -6 voor beperkt kwetsbare objecten bij 10 . Dit betekent dat de kans op een ongeval met dodelijke afloop kleiner moet zijn dan eens in de 1.000.000 jaar. Afstanden categoriale inrichtingen
In artikel 5 lid 3 is bepaald dat voor inrichtingen als bedoeld in artikel 4 lid 5 geen grens- of richtwaarden gelden maar vaste afstanden. Het gaat om zogenaamde categoriale inrichtingen. Hieronder valt ook de genoemde LPG-tankstations, namelijk een tankstation met een LPGdoorzet van minder dan 1500 m³. Deze afstanden zijn aangegeven in de ministeriële Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Deze is tegelijkertijd met het besluit in werking getreden. Het Revi is op 23 september 2004 in de Staatscourant gepubliceerd. In het Revi is de afstand die tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in acht moet -6 worden genomen zodat wordt voldaan aan de grenswaarde van 10 , tot een LPG-tankstation met een feitelijke doorzet van minder dan 1500 m³ per jaar, 110 meter vanaf het vulpunt. Een uitzondering op deze afstand geldt voor LPG-stations waarbij in de milieuvergunning is bepaald dat de omzet minder dan 1000 m³ bedraagt. De afstand die tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in acht moet worden -6 genomen zodat wordt voldaan aan de grenswaarde van 10 , betreft in dat geval 45 meter. Daarnaast gelden er afstanden tot aan een ondergronds reservoir van 25 meter en tot de afleverzuil van 15 meter.
Saneringsplicht
Zoals gezien vloeit uit artikel 8 van het Bevi een passieve saneringsplicht voort. Immers, bij het opstellen van een bestemmingsplan zal een inrichting die niet voldoet aan de eisen van het Bevi, moeten worden "wegbestemd". Daarnaast geeft het Bevi ook een actieve saneringsverplichting, en wel in de artikelen 17 en 18. In artikel 17 lid 2 is bepaald dat wanneer binnen de afstand die -5 overeenkomt met de 10 -contour tot een categoriale inrichting zich een kwetsbaar object bevindt, binnen 3 jaar na inwerkingtreding van het Bevi moet worden voldaan aan vastgestelde afstanden van een inrichting tot een kwetsbaar object. Voor LPG-tankstations zijn deze afstanden in de Regeling bepaald op 25 meter vanaf het vulpunt en 15 meter vanaf een ondergronds reservoir.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
42
...................................................................
Artikel 18 lid 2 stelt dat onverminderd het bepaalde in artikel 17 lid 2 het bevoegd gezag er voor moet zorg dragen dat ten aanzien van kwetsbare objecten uiterlijk op 1 januari 2010 wordt voldaan aan de -6 afstand die overeenkomt met de 10 -contour. Deze afstanden zijn, zoals gezegd, in de regeling gesteld op 110 meter of 45 meter vanaf het vulpunt, 25 meter vanaf het ondergronds reservoir en 15 meter vanaf de afleverzuil. Situatie in Hoogwoud
In Hoogwoud ligt een aantal kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in de omgeving van het LPG-station. In de milieuvergunning van het tankstation is niets bepaald over de maximale doorzet per jaar in m³. Dit betekent dat bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan ten aanzien van het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten vooralsnog een afstand van 110 meter tot het vulpunt geldt. Binnen deze afstand zijn in totaal zo'n 4 burgerwoningen (kwetsbare objecten) en 2 bedrijfsgebouwen (beperkt kwetsbare objecten) gelegen, waarvan 1 beperkt kwetsbaar object buiten het plangebied ligt. Er wordt dus niet voldaan aan de in acht te nemen afstand van 110 meter tot het vulpunt. Van deze afstand kan in principe niet worden afgeweken en dus zal één van beide functies gesaneerd moeten worden.
Situatie in Opmeer
In Opmeer ligt een aantal kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in de omgeving van het LPG-station. In de milieuvergunning van het tankstation is niets bepaald over de maximale doorzet per jaar in m³. Dit betekent dat bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan ten aanzien van het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten vooralsnog een afstand van 110 meter tot het vulpunt geldt. Binnen deze afstand zijn in totaal zo'n 4 burgerwoningen (kwetsbare objecten) en 5 bedrijfsgebouwen al dan niet met bedrijfswoning (beperkt kwetsbare objecten) gelegen, waarvan 1 kwetsbaar object en 5 beperkt kwetsbare objecten buiten het plangebied liggen. Er wordt dus niet voldaan aan de in acht te nemen afstand van 110 meter tot het vulpunt. Van deze afstand kan in principe niet worden afgeweken en dus zal één van beide functies gesaneerd moeten worden.
Aanscherping milieuvergunning
Echter, wanneer in de milieuvergunning van beide bedrijven zou worden bepaald dat de doorzet aan LPG niet meer dan 1000 m³ per jaar mag zijn, dan is het niet nodig één van de beide functies te saneren. De risicocontour wordt in een dergelijke situatie verkleind van 110 meter vanaf het vulpunt naar 45 meter vanaf het vulpunt.
Tijdelijke afwijking
Een tijdelijke afwijking is mogelijk in geval er woningen tussen de 10 -5 -5 (110 meter) en de 10 contour liggen. De 10 contour ligt op 25 meter van het vulpunt. In dat geval kan een kwetsbaar object of de
-6
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
43
...................................................................
risicovolle inrichting toch bestemd worden, indien de milieuvergunning van de inrichting, in dit geval een LPG-station, binnen 3 jaar na de vaststelling van het bestemmingsplan zodanig is aangescherpt dat -6 aan de grenswaarde van 10 wordt voldaan. Groepsrisico en invloedsgebied
Op basis van artikel 13 van het Bevi dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Het bevoegd gezag motiveert in het kader van het groepsrisico: het aantal personen in het invloedsgebied; het groepsrisico; de mogelijkheden tot risicovermindering; de alternatieven; de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken; de mogelijkheden tot zelfredzaamheid. Voor de verantwoording van het groepsrisico van een LPG-installatie is het invloedsgebied van die installatie van belang. Het invloedsgebied is het gebied waarvoor het aantal personen dat in dat gebied aanwezig is, moet worden meegeteld met het oog op de verantwoording van het groepsrisico.
Invloedsgebied
Het invloedsgebied rondom een vulpunt van LPG-tankstations bedraagt 150 meter vanaf dat vulpunt, blijkens het Revi. Bij categoriale inrichtingen als een LPG-installatie hoeft het groepsrisico niet berekend te worden maar kan worden volstaan met een telling van het aantal personen per hectare binnen het invloedsgebied. In het Revi is per categoriale inrichting in een tabel aangegeven bij welke gemiddelde dichtheid van aantal per hectare in het invloedgebied wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Volgens de nieuwste tabellen van de “Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico” mogen maximaal 17 personen -6 per hectare (ha) aanwezig zijn tussen de 10 -contour tot de grens van het invloedsgebied. Dit is de dichtheid van personen per hectare waarbij nog net wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Bij de berekening van de personendichtheid wordt er in dit geval al van uitgegaan dat de doorzet van het tankstation wordt 3 vastgelegd tot maximaal 1000 m per jaar.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
44
...................................................................
Tabel 3
maximale personendichtheid
Invloedsgebied -6 plaatsgebonden risico contour (10 ) netto oppervlakte maximale personendichtheid per hectare (REVI) maximale totaal aantal personen
Situatie in Hoogwoud
Straal (m) 150 45
oppervlakte (ha) 2 7,07 ha (a) (=3,14 x straal ) 0,64 (b) 6,43 (c=a-b)
aantal personen
17 109 (d=17 x c)
In Hoogwoud ligt binnen het plangebied een aantal kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in het invloedsgebied van het LPGstation: 14 woningen; een deel van het café/partycentrum (100 m²); een deel van de brandweerkazerne (80 m²). Buiten het plangebied maar binnen het invloedsgebied bevindt zich het tuincentrum aan de Oosterboekelweg. Het grootste gedeelte van dit bedrijf kan als een winkel worden aangemerkt. Het bedrijf heeft een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 20.000 m². In de Handreiking wordt uitgegaan van 30 m² aan bebouwde oppervlakte per werkzame persoon/bezoeker. Dit leidt tot zo'n 667 personen in de bedrijfsgebouwen binnen het invloedsgebied. Deze personen zijn echter niet dag en nacht aanwezig, hetgeen betekent dat er een correctie mag plaatsvinden. In de Handreiking worden uitgegaan van 0% aanwezigheid gedurende de nacht en 100% gedurende de dag. Dit betekent dat er per etmaal gemiddeld zo'n 333 personen aanwezig zijn. Reeds door de aanwezigheid van het tuincentrum in het invloedsgebied wordt de oriëntatiewaarde overschreden. Het bestemmingsplan heeft binnen de contouren van 150 meter echter een conserverend karakter, in die zin dat er geen mogelijkheden zijn opgenomen die het groepsrisico kunnen vergroten, ofwel door toename van het aantal kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten ofwel door toename van het aantal risicovolle inrichtingen. Daarnaast is op 22 juni 2005 het convenant LPG-autogas door de Sector LPG en VROM ondertekend. In dit convenant is onder meer afgesproken dat de Sector LPG zorgt voor het aanbrengen van een hittewerende coating op alle LPG-tankauto's. Dankzij deze coating vermindert het aantal situaties met een overschrijding van de oriëntatiewaarde. In dit convenant is verder afgesproken dat, als op 27 oktober 2004 er reeds sprake was van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico en ondanks de veiligheidsmaatregelen nog steeds sprake is van een overschrijding, de Sector LPG dan zorgt voor een zo snel mogelijke oplossing van het knelpunt. De uiterste termijn hiervoor is 31 december 2010. In de
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
45
...................................................................
onderhavige situatie werd de oriëntatiewaarde voor 27 oktober 2004 reeds overschreden, het convenant is bijgevolg van toepassing. Kortom, tot uiterlijk 31 december 2010 wordt de oriëntatiewaarde overschreden. De zelfredzaamheid in het invloedsgebied is echter ruim voldoende. Dit komt met name doordat er geen verminderdzelfredzame personen (kinderen, ouderen) in het invloedsgebied verblijven en doordat de vluchtwegen en nooduitgangen hoofdzakelijk in tegengestelde richting van de risicobron zijn. Daarnaast voldoet de LPG-installatie aan de wettelijke eisen, zoals vastgelegd in het Besluit LPG-tankstations milieubeheer. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid kan worden opgemerkt dat het vulpunt en de omgeving goed te bereiken zijn, dat er voldoende ruimte is om het brandweermaterieel op te stellen en dat er voldoende blusmiddelen (brandkranen, sloten en dergelijke) aanwezig zijn. Gelet op bovenstaande wordt het groepsrisico aanvaardbaar geacht. Situatie in Opmeer
In Opmeer ligt binnen het plangebied een drietal woningen in het invloedsgebied van het LPG-station. Buiten het plangebied maar binnen het invloedsgebied bevinden zich: 4 woningen; 7 bedrijven (gezamenlijke oppervlakte +/- 11.000 m²). Zoals gezegd hebben de bedrijven (buiten het plangebied) een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 11.000 m². In de Handreiking wordt uitgegaan van 100 m² aan bebouwde oppervlakte per werkzame persoon/bezoeker. Dit leidt tot zo'n 110 personen in de bedrijfsgebouwen binnen het invloedsgebied. Deze personen zijn echter niet dag en nacht aanwezig, hetgeen betekent dat er een correctie mag plaatsvinden. In de Handreiking worden uitgegaan van 0% aanwezigheid gedurende de nacht en 100% gedurende de dag. Dit betekent dat er per etmaal gemiddeld zo'n 55 personen aanwezig zijn. In het invloedsgebied (buiten en binnen het plangebied) bevinden zich tevens 7 woningen. Per woning bevinden zich gemiddeld 2,4 personen (kengetallen personendichtheden, zoals die in de Handreiking zijn opgenomen). Dit leidt tot ongeveer 17 personen in de woningen binnen het invloedsgebied. Deze personen zijn echter niet dag en nacht aanwezig, hetgeen betekent dat er een correctie mag plaatsvinden. In de Handreiking worden uitgegaan van 100% aanwezigheid gedurende de nacht en 70% gedurende de dag. Dit betekent dat er per etmaal gemiddeld zo'n 14 personen aanwezig zijn.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
46
...................................................................
De oriëntatiewaarde wordt derhalve niet overschreden. Daarnaast heeft het bestemmingsplan binnen de contouren van 150 meter een conserverend karakter, in die zin dat er geen mogelijkheden zijn opgenomen die het groepsrisico kunnen vergroten, ofwel door toename van het aantal kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten ofwel door toename van het aantal risicovolle inrichtingen. Daarnaast is het convenant LPG-autogas op 22 juni 2005 door de Sector LPG en VROM ondertekend. In dit convenant is afgesproken dat de Sector LPG zorgt voor het aanbrengen van een hittewerende coating op alle LPG-tankauto's. Dankzij deze coating zal het groepsrisico in het invloedsgebied afnemen. Ten aanzien van de personen die onder het resterende groepsrisico vallen, kan worden opgemerkt dat de zelfredzaamheid in het invloedsgebied ruim voldoende is. Dit komt met name doordat er geen verminderd-zelfredzame personen (kinderen, ouderen) in het invloedsgebied verblijven en doordat de vluchtwegen en nooduitgangen hoofdzakelijk in tegengestelde richting van de risicobron zijn. Daarnaast voldoet de LPG-installatie aan de wettelijke eisen, zoals vastgelegd in het Besluit LPG-tankstations milieubeheer. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid kan worden opgemerkt dat het vulpunt en de omgeving goed te bereiken zijn, dat er voldoende ruimte is om het brandweermaterieel op te stellen en dat er voldoende blusmiddelen (brandkranen, sloten en dergelijke) aanwezig zijn. Gelet op bovenstaande wordt het groepsrisico aanvaardbaar geacht. Planologische regeling
De milieuvergunning van beide tankstations zal zo spoedig mogelijk, doch binnen 3 jaar na de vaststelling van het bestemmingsplan zodanig worden aangescherpt dat beide tankstations aan de -6 grenswaarde van 10 zullen voldoen. Vooralsnog betekent dit dat in de milieuvergunning van beide tankstations zal worden bepaald dat de doorzet aan LPG niet meer dan 1000 m³ per jaar mag bedragen. Een dergelijke aanscherping zal in de praktijk geen problemen opleveren, aangezien de feitelijke doorzet per jaar zich bij beide tankstations ruim beneden de 500 m³ bevindt. Een dergelijke aanscherping leidt tot een risicocontour van 45 gemeten vanaf het vulpunt. Binnen deze contour komen in het plangebied geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten meer voor. Bovendien valt de risicocontour van het tankstation in Opmeer niet meer in het plangebied. Voor de risicocontour van het tankstation in Hoogwoud, die resteert na aanscherping van de milieuvergunning, is de dubbelbestemming "risicozone externe veiligheid" opgenomen. De op de plankaart voor deze bestemming aangewezen gronden zijn, naast de andere voor
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
47
...................................................................
die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Daarnaast is in alle overige betreffende bestemmingen opgenomen dat risicovolle inrichtingen niet in de bestemming zijn begrepen. 4.3.4 A.C. de Graafweg De A.C. de Graafweg/N 241 is, zoals gezegd, opgenomen op de pilotrisicokaart van de provincie Noord-Holland uit 2002. Uit de kaart blijkt dat invloedsfeer van de weg een flink deel van het plangebied beslaat. Het scenario waarmee rekening gehouden zou moeten worden, betreft een ongeval met brandbare, explosieve of giftige stoffen.
Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
In de "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" is het rijksbeleid aangegeven over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. In de Circulaire is de risicobenadering uitgewerkt. Op grond van de risicobenadering worden grenzen gesteld aan de risico's gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving en vice versa. De risicobenadering bestaat uit drie stappen: identificatie van de risico's, normstellingen en toetsing aan de norm, en risicoreductie bij overschrijding normen.
Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen
Voor identificatie van de risico's kan gebruik gemaakt worden van de "Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen" die uit naam van het ministerie van Verkeer en Waterstaat in 2003 door de Adviesgroep AVIV BV is opgesteld.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
48
...................................................................
Analyse en normering
Uit deze atlas blijkt dat op het traject N 241 de in de circulaire -6 gegeven norm van 10 voor het plaatsgebonden risico niet wordt overschreden. Dit betekent dat de kans op een ongeval met dodelijke afloop kleiner is dan eens in de 1.000.000 jaar. Tevens wordt de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet overschreden. Geconcludeerd kan worden dat de aanwezigheid van de A.C. de Graafweg/N 241 op het gebied van externe veiligheid geen beperkingen voor het bestemmingsplan met zich meebrengt. 4.3.5 Gasleidingen en gasontvangststation
Gasleidingen
Binnen het plangebied komt één aardgastransportleiding voor. Het betreft de leiding vanaf Hoogwoud langs de Koningspade en de Ringsloot naar de Westfriese Dijk. Het gaat om een 6”/39,9 bar leiding. De aardgastransportleiding is, zoals gezegd, opgenomen op de pilot-risicokaart van de provincie Noord-Holland uit 2002.
Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen
De "Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" beoogt aan te geven op welke wijze een verantwoorde zonering kan worden toegepast kan worden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bestaande aardgastransportleidingen. In de Circulaire worden vaste veiligheidsafstanden gekoppeld aan de het soort aardgastransportleiding. Uit de Circulaire blijkt dat de toetsingsafstand voor een leiding met een bedrijfsdruk van 39,9 bar en een diameter van 6", 20 meter aan weerskanten van de leiding bedraagt. In de circulaire wordt aangeven
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
49
...................................................................
dat het streven is gericht op het in standhouden van toetsingsafstanden. Dit betekent dat bestemmingen die gericht zijn op het verblijf van personen, niet binnen de zogenaamde toetsingsafstand gerealiseerd kunnen worden. In de circulaire is aangegeven dat dit in de praktijk niet altijd mogelijk zal zijn. Daarom is tevens vermeld welke minimum afstanden (bebouwingsafstanden) gelden indien de toetsingafstand niet gerealiseerd wordt. Om de bebouwingsafstand te kunnen afleiden, moet eerst de aard van de bebouwing binnen de toetsingsafstand worden nagegaan. In onderhavig bestemmingsplan gaat het om een woonwijk (naast elkaar staande woningen die voornamelijk een onderlinge afstand hebben van minder dan 10 meter). Uit de Circulaire blijkt dat de minimale afstand van de genoemde aardgasleiding tot de woonbebouwing en andere kwetsbare bebouwing in een dergelijke omgeving ten minste 4 meter dient te bedragen. Daarnaast is in de Circulaire een belemmerende strook in het zakelijk recht vastgelegd, waarbinnen geen bebouwing is toegestaan. De breedte van deze strook bedraagt eveneens 4 meter vanuit het hart van de leiding. Een deel van het plangebied ligt binnen de toetsingsafstand van 20 meter. Er worden in het plan echter geen nieuwe bebouwingsgmogelijkheden voor woonbebouwing geboden binnen deze toetsingsafstand. In het plangebied komt binnen de zone van 4 meter vanuit het hart van de gasleiding geen woonbebouwing voor. Bovendien is in het plan een bestemmingsregeling opgenomen die het bouwen binnen de genoemde van zone van 4 meter verbiedt. Burgemeester en Wethouders kunnen van dit verbod vrijstelling verlenen, mits er vooraf advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. Geconcludeerd kan worden dat de aanwezigheid van de aardgastransportleiding op het gebied van externe veiligheid geen beperkingen voor het bestemmingsplan met zich meebrengt. Gasontvangststation
In het plangebied aan de Aurora bevindt zich tevens een gasontvangststation. Voor wat betreft de aan te houden veiligheidsafstanden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bestaande gasontvangststations is de Wet milieubeheer en de NEN 1059 (Eisen voor gasdrukregel- en meetstations met een inlaatdruk lager dan 100 bar) van toepassing. De bebouwingsafstand van een dergelijk station (stations boven 40.000 m³/hr) tot woningen en andere kwetsbare bebouwing dient ten minste 25 meter te bedragen. De bebouwing in het plangebied bevindt zich op een afstand van 25 meter of meer van het gasontvangststation. Geconcludeerd kan worden dat de aanwezigheid
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
50
...................................................................
van gasontvangststation op het gebied van externe veiligheid geen beperkingen voor het bestemmingsplan met zich meebrengt. 4.4 Algemeen
Luchtkwaliteit
Het Besluit luchtkwaliteit 2005 verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen de grenswaarden uit dit besluit in acht te nemen. Het doel van het Besluit is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Met het besluit worden de richtlijnen van de Europese Unie geïmplementeerd. Het besluit betreft een zestal verontreinigende stoffen, waarvoor normen zijn gesteld (grenswaarden en plandrempels). Het gaat om stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), koolmonoxide (CO) en lood. Voor Nederland zijn stikstofoxide en fijn stof het belangrijkst.
Fijn stof (PM10)
Van de concentraties fijn stof wordt circa 15% veroorzaakt door antropogene emissies die in het Nederland plaatsvinden. Circa 30% wordt veroorzaakt door bronnen uit het buitenland en circa 55% wordt veroorzaakt door natuurlijke bronnen (zoals zeezout), of onbekende bronnen (Milieu en Natuur Planbureau, 2005). Ter plaatse van het plangebied bedraagt de concentratie zeezout 6 µg/m³ (Meetregeling luchtkwaliteit 2005). Het beleid dat moet leiden tot de vermindering van de concentraties fijn stof wordt in EU-verband uitgevoerd. Alle overheidsinstanties dienen echter, binnen het kader van hun bevoegdheden, de normen in acht te nemen en dienen zich in te zetten voor goede uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit het Besluit. Zoals uit de navolgende figuur blijkt, wordt op een beperkt aantal locaties in Nederland de grenswaarde van 40 µg/m³ overschreden. Hierbij moet worden opgemerkt dat in de periode van 1992 tot 2004 een gemiddelde jaarlijkse daling van 1,2 µg/m³ heeft plaatsgevonden. Continue metingen van de luchtkwaliteit laten zien dat er regionaal niveau van een overschrijding van de grenswaarde voor het jaargemiddelde geen sprake meer is (bron: www.lml.rivm.nl). Op straatniveau komen echter nog wel overschrijdingen van de grenswaarden voor.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
51
...................................................................
Stikstofdioxide (NO2)
Voor NO2 zijn de vervuilingsbronnen meer plaatselijk van aard. Wegverkeer vormt de belangrijkste bron van lokale luchtverontreiniging (RIVM, 2004). Hierdoor kunnen lokaal de grenswaarden worden overschreden. Een belangrijke factor hierbij is de achtergrondwaarde. Door verkeer en bedrijvigheid in een regio worden in algemene zin de concentraties NO2 bepaald. De achtergrondconcentraties zijn in de navolgende figuur weergegeven. Uit deze afbeelding blijkt dat met name stedelijke en industriële clusters een verhoogde achtergrondwaarde hebben. Voor steden in de Randstad en het zuiden van Limburg nadert de achtergrondwaarde de grenswaarde voor 2010 voor de jaargemiddelde NO2concentraties, zijnde 40 µg/m³. Deze figuur laat ook zien, dat evenals bij fijn stof er gedurende een langere periode sprake is van dalende concentraties.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
52
...................................................................
Rekenmodel
Voor het berekenen van de luchtkwaliteit rondom wegen kan gebruik worden gemaakt van het rekenmodel CAR II, versie 4.0. Het model is in opdracht van het ministerie van VROM door TNO ontwikkeld voor het berekenen van luchtkwaliteit langs wegen. Met het model worden de concentraties voor stikstofdioxide, fijn stof, zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood berekend. In het rekenmodel wordt door middel van de coördinaten van een locatie rekening gehouden met de gemiddelde concentraties van een vervuilende stof aanwezig in het gebied. Daarnaast is het aantal motorvoertuigen en de voertuigverdeling tussen lichte, middelzware en zware motorvoertuigen van belang. Tevens wordt in het model rekening gehouden met omgevingskenmerken, zoals de dichtheid van de bebouwing rond het betreffende wegvak, de doorstroming op de weg, de dichtheid van bomen rond het wegvak en de afstand tot de wegas. In de uitkomsten van het model wordt geen rekening gehouden met de “zeezout” aftrek die artikel 5 van het Besluit luchtkwaliteit mogelijk maakt. Dit betreft de mogelijkheid van een aftrek voor dat deel van het fijn stof dat zich van nature in de lucht bevindt en dat niet schadelijk is voor de gezondheid. De hoogte van deze aftrek is vastgelegd in de Meetregeling luchtkwaliteit 2005 en bedraagt voor het plangebied
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
53
...................................................................
6 µg/m³ voor de jaargemiddelde waarde. Conform de Meetregeling luchtkwaliteit kan tevens 6 dagen van het aantal dagen dat het vierentwintig-uurgemiddelde voor fijn stof wordt overschreden worden afgetrokken. Plangebied
De maatgevende wegen in de omgeving wat betreft luchtverontreiniging zijn de Koningspade, de Herenweg, de A.C. de Graafweg en de Spanbroekerweg. Met het rekenmodel CAR II, versie 4.0, is voor deze wegen vastgesteld of grenswaarden worden overschreden tengevolge van het verkeer. Voor de bepaling is uitgegaan van de kleinst mogelijke afstand vanaf de wegas die het rekenmodel toelaat, zijnde 5 m. Hier is voor gekozen omdat het Besluit luchtkwaliteit 2005 in beginsel voor het gehele Nederlandse grondgebied, behalve werkplekken, geldt. Het bestemmingsplan maakt bij wijziging de realisatie van circa 156 woningen mogelijk. Het gaat hierbij om de (mogelijke) realisatie van woningen bij de sportvelden aan de Lindengracht, de wijzigingsbevoegdheden voor de locaties BIK/KOK en diverse mogelijkheden voor het opsplitsen van stolpen en de realisatie van tweede bedrijfswoningen (zie ook paragraaf 4.1). Tevens is de verplaatsing van het Frisia museum van invloed op het wegverkeer in de omgeving (paragraaf 3.3.3). Voor de te realiseren woningen wordt er van uitgegaan dat per huishouden 5 autoritten per dag wordt geproduceerd. Bij de woningen aan de sportvelden aan de Lindengracht wordt er van uitgegaan dat alle autoritten op de A.C. de Graafweg plaats zullen vinden. Voor deze weg betekent dit een toename van 500 mvt/etmaal. Voor de overige woningen wordt er van uitgegaan dat deze in totaal circa 250 ritten per etmaal zullen produceren. Dit aantal is aan de overige wegen toegedeeld. De verplaatsing van het Frisia museum zal een afname van het verkeer op de Spanbroekerweg en een toename van het verkeer op de A.C. de Graafweg hebben. Uitgaande van een jaarlijks bezoekersaantal van 60.000 zal de toename op de A.C. de Graafweg circa 600 mvt/etmaal bedragen. Met de afname van het verkeer op de Spanbroekerweg is in de verkeersprognose geen rekening gehouden. Voor de verkeersprognose is tevens gebruik gemaakt van tellingen. Hierbij is uitgegaan van een autonome verkeersgroei van 2% per jaar. Dit leidt tot een verkeersprognose voor het jaar 2016 zoals aangegeven in de onderstaande tabel.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
54
...................................................................
Tabel 4
Verkeersintensiteiten Koningspade
Geteld 4846 (2002)
Prognose 2016 6650
Herenweg Geteld 2845 (1998)
A.C. de Graafweg
Prognose 2016 4300
Geteld 9000 (2004)
Prognose 2016 12500
Spanbroekerweg Geteld 5950 (1998)
Prognose 2016 8750
De uitgangspunten van het model zijn als bijlage 1 bij de plantoelichting toegevoegd. Uitkomsten
Berekening van de luchtkwaliteit heeft plaatsgevonden voor de jaren 2005, 2010 en 2015. Voor het berekenen van de waarden voor het jaar 2005 zijn de achtergrondwaarden van het jaar 2004 gehanteerd. Voor deze jaren is steeds uitgegaan van een verkeersintensiteit zoals deze is berekend voor het jaar 2016. De uitkomsten van het model zijn opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze toelichting. Uit het model blijkt dat indien alle wijzigingsmogelijkheden in het bestemmingsplan worden benut geen van de grenswaarden wordt overschreden. De Spanbroekerweg is de maatgevende weg wat betreft de concentraties. Voor NO2-concentraties wordt bij deze weg voor het jaar 2005 een jaargemiddelde waarde van 31 µg/m³ berekend. 2005 is eveneens het maatgevende jaar. Deze waarde valt ruimschoots binnen de grenswaarden van 40 µg/m³. Voor fijn stof worden de volgende gecorrigeerde waarden berekend voor de wegen.
Tabel 5: Gecorrigeerde uikomsten fijn stof (PM10) Koningspade Herenweg PM10 (µg/m³) 2005 2010 2015
21 24 24
PM10 (aantal keer per jaar) 9 24 21
A.C. de Graafweg
PM10 (µg/m³)
PM10 (µg/m³)
20 24 23
4 20 18
PM10 (aantal keer per jaar) 22 25 24
PM10 (aantal keer per jaar) 10 27 24
Spanbroekerweg PM10 (µg/m³) 22 25 24
PM10 (aantal keer per jaar) 13 27 24
Ook bij de overige stoffen vindt geen overschrijding van de grenswaarden plaats. Conclusie
Het bestemmingsplan voldoet aan het gestelde in Besluit luchtkwaliteit 2005. Het plan en de opgenomen wijzigingsbevoegdheden mogen wat het aspect luchtkwaliteit betreft uitvoerbaar worden geacht.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
55
...................................................................
4.5
Waterparagraaf
4.5.1 Algemeen Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan valt binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het Hoogeheemraadschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer in het deel van Noord-Holland boven het Noordzeekanaal (inclusief Texel). Het Hoogheemraadschap heeft vier taken: water keren: bescherming van het land tegen overstromingen; water beheren: het regelen van de juiste waterstand; water zuiveren: het zuiveren van afvalwater uit huizen en fabrieken; beheer en onderhoud van waterwegen en wegen buiten de bebouwde kom In het kader van de watertoets en het overleg ex artikel 10 Bro 1985 is het voorontwerp-bestemmingsplan naar het Hoogheemraadschap gezonden. Het wateradvies c.q. overlegreactie d.d. 27 januari 2005 van het Hoogheemraadschap is in het bestemmingsplan verwerkt. Het advies is in bijlage 2 opgenomen. 4.5.2 Waterbeleid Het relevante rijks- en provinciaal waterbeleid is in hoofdstuk 3 behandeld. Kern van dit nieuwe waterbeleid is dat rekening dient te worden gehouden met veranderende omstandigheden, zoals bodemdaling, zeespiegelrijzing en klimaatverandering. De veranderende omstandigheden leiden tot een waterbeleid dat uitgaat van het vasthouden en bergen van water, naast het traditionele afvoeren van water (kwantiteit). Hiermee worden wateroverlast en watertekort voorkomen en treedt waterkwaliteitsverbetering op (kwaliteit). In het Nationaal Bestuursakkoord Water heeft het Hoogheemraadschap zich gecommitteerd aan het op orde brengen van het watersysteem om wateroverlast als gevolg van hevige neerslag te voorkomen. Daar waar systemen op orde zijn wil het Hoogheemraadschap dat zo houden. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen daarom waterneutraal te zijn. Naast de drietrapsstrategie ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ is ‘schoonhouden-scheiden-zuiveren’ eveneens een strategie als het gaat om stedelijk waterbeheer. Door het toepassen van deze strategie wordt de ruimte in het stedelijk gebied zo ingericht, dat grond- en oppervlaktewater zo min mogelijk worden vervuild. Als dit niet mogelijk is, worden maatregelen getroffen om schone en vuile
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
56
...................................................................
waterstromen gescheiden te houden. Wanneer dat vervolgens te weinig effect heeft, worden waterstromen gezuiverd. 4.5.3 Water in het bestemmingsplan Waterhuishoudkundige situatie plangebied
Het plangebied is gelegen in het bemalingsgebied de Vier-NoorderKoggen. Vanaf de Langereis wordt water aangevoerd vanuit de VRNK-boezem. In de Vier-Noorder-Koggen wordt het regenwater afgevoerd in oostelijke richting en bij Wervershoof uitgeslagen op het IJsselmeer. De gemeentelijke rioleringsstelsels van Opmeer behoren tot de zuiveringskring Ursem. Afvalwater dat ingezameld wordt door de gemeente wordt vertransporteerd naar de zuiveringsinstallatie bij Ursem / Rustenburg en daar gezuiverd alvorens wordt geloosd op het oppervlaktewater van de Schermerboezem.
Waterkwantiteit
Bouwontwikkelingen hebben een grote invloed op het functioneren van een watersysteem. Door het aanleggen van grote verharde oppervlakken (wegen en daken) wordt de overtollige neerslag veel sneller afgevoerd naar sloten en kanalen. Dit kan ter plaatse maar ook op andere plaatsen benedenstrooms, leiden tot problemen in het watersysteem. Een duurzame ontwikkeling zorgt ervoor dat problemen niet worden afgewenteld op naastliggende of benedenstroomse gebieden. Bij de ontwikkeling van stedelijke functies dient in het algemeen een gedeelte te worden gereserveerd voor waterberging. Dit water kan geborgen worden in sloten of waterpartijen. Bij de bouw van nieuwe woningen dient men in de planning rekening te houden met het realiseren van waterpartijen en vooroverleg te plegen met de waterschappen.
Waterkwaliteit
Belangrijk uitgangspunt in het rioleringsbeleid van het Hoogheemraadschap is dat een verbeterd gescheiden rioolstelsel wordt aangelegd of een rioolstelsel dat qua vuiluitworp gelijkwaardig e is. In het kader van de 4 Nota Waterhuishouding wordt bij nieuwbouwlocaties gestreefd 60% van de verharding niet aan te koppelen, in bestaande situaties wordt gestreefd 20% van de verharde oppervlakken af te koppelen naar oppervlaktewater. Voor de nieuwe inrichting adviseert het Hoogheemraadschap om de hemelwaterafvoer van daken en schone bestratingen, in overleg met het Hoogheemraadschap, zoveel mogelijk af te koppelen van de riolering. De overtollige neerslag van daken en wegen wordt afgevoerd naar waterpartijen zodat de riolering niet met grote hoeveelheden water wordt belast. Hierdoor kan de riolering zonder kwalijke overstorten worden aangelegd. Dit noemt men een gescheiden rioleringsstelsel.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
57
...................................................................
Hierbij dient in de nieuwe bebouwing onder andere kritisch gekeken te worden naar de toepassing van uitloogbare materialen. Bij toepassing van een gescheiden stelsel, zal een inschatting gemaakt worden naar de potentieel vervuilde oppervlakken (maatwerk). Aan de hand van gebruiksgegevens en gegevens over de uitvoering van deze oppervlakken kan vanuit waterkwaliteitsbelangen worden geadviseerd om een randvoorziening te plaatsen voor een lozingspunt naar oppervlaktewater. Juridische regeling water
Het water binnen het plangebied is als zodanig aangeduid binnen verschillende bestemmingen. De regeling in de voorschriften is gericht op het handhaven van de waterlopen en de daarbij behorende oeverstroken. Voor wijzigingen aan waterpartijen en watergangen is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Het Hoogheemraadschap wordt verplicht betrokken bij afgifte van deze vergunning. Bij de woningbouw die na functiewijziging in het plangebied kan worden gerealiseerd en bij structurele veranderingen van bebouwing en terreininrichting zal met het voorgaande rekening worden gehouden. Bij de wijzigingsbevoegdheden is in de voorschriften als voorwaarde het vooroverleg met de waterbeherende instanties in het kader van de watertoets opgenomen. 4.6
Straalverbinding
In het gebied komt één straalverbinding voor met een maximum bouwhoogte van circa 17 meter ten opzichte van NAP. Dit straalpad heeft aan beide zijde van de hartlijn een breedte van 100 meter en loopt dwars door het noordwestelijk deel van Hoogwoud. In het voorliggende plan is een regeling opgenomen die het niet mogelijk maakt onder het straalpad bebouwing in de orde van 17 meter hoogte of hoger te realiseren. 4.7
Ecologie
4.7.1 Inleiding Voor het bestemmingsplan is het noodzakelijk te kijken naar het al dan niet voorkomen van en eventuele effecten op de Ecologische Hoofdstructuur, Habitat- en Vogelrichtlijngebieden en beschermde natuurmonumenten. Tevens dient er een inschatting te worden gemaakt van het voorkomen van door de Flora- en faunawet beschermde soorten, de eventuele overtreding van de verbodsbepalingen en de mogelijkheid daar ontheffing voor te verkrijgen.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
58
...................................................................
Het betreft een conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat er geen tot weinig planologische ontwikkelingen worden voorzien. Desalniettemin heeft er bureau- en veldonderzoek plaatsgevonden naar het voorkomen van beschermde soorten van flora- en fauna. 4.7.2 Gebiedsbescherming Natura 2000-beleid
Natura 2000 is een initiatief in natuurbescherming op Europees niveau om te komen tot een netwerk van beschermde natuurgebieden. Deze gebieden bestaan uit de speciale beschermingszones (SBZ's) voor natuurlijke habitatten op grond van de Europese Habitatrichtlijn (1992) en de vogelrichtlijngebieden aangewezen op grond van de Europese Vogelrichtlijn (1979).
Natuurbeschermingswet
In 1998 is de Natuurbeschermingswet 1967 van kracht geworden. Op grond hiervan zijn natuurgebieden aangewezen als beschermd Natuurmonument (of Staatsnatuurmonument). Op deze manier worden kwetsbare of bedreigde natuurgebieden beschermd. Sinds 1 oktober 2005 vallen de Habitat- en Vogelrichtlijngebieden en de Natuurmonumenten uit de Natuurbeschermingswet 1967 onder de (gewijzigde) Natuurbeschermingswet 1998. Dit betekent dat voor ingrepen in of in de omgeving van een dergelijk gebied, door middel van een vooroverleg tussen bevoegd gezag en initiatiefnemer wordt ingeschat of de ingreep negatieve effecten kan hebben. Als dit het geval is, dan moet een Natuurbeschermingswetvergunning bij het bevoegd gezag worden aangevraagd. Bij mogelijk significante negatieve effecten moet een passende beoordeling worden uitgevoerd. Als er wel negatieve effecten te verwachten zijn, die echter niet significant zijn, dan moet een verstorings- en verslechteringstoets worden uitgevoerd
Ecologische Hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur uit de Nota Ruimte (het Structuurschema Groene Ruimte) en het Ontwikkelingsbeeld NoordHolland Noord is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland. De Ecologische Hoofdstructuur is opgebouwd uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. De Ecologische Hoofdstructuur geniet een vergelijkbare bescherming als hierboven beschreven gebieden, maar ingrepen bij deze gebieden zijn niet vergunningplichtig. De Ecologische Hoofdstructuur mag niet worden aangetast. Aantasting wordt alleen verdedigbaar geacht als aantoonbaar is dat het project van groot maatschappelijk belang is en er geen redelijk alternatief bestaat. Hier geldt het zogenaamde "neetenzij"-principe. De aantasting moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Restschade moet worden gecompenseerd.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
59
...................................................................
Inventarisatie
Het plangebied behoort niet tot en grenst niet aan een gebied uit de Natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde gebied uit de Natuurbeschermingswet 1998 is het Markermeer, een Vogelrichtlijngebied en ligt op 12 kilometer afstand van het plangebied. Rondom het plangebied liggen op korte afstand (<500 m) enkele Provinciale Ecologische Hoofdstructuur gebieden in de categorie ‘Cultuur natuur’. Dit zijn agrarische gebieden met bijzondere natuurwaarden, kleine natuurreservaten, landgoederen en recreatiegebieden. In het plangebied zelf komen echter geen gebieden voor die deel uitmaken van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Door de provincie is deze conclusie bevestigd.
Conclusie
Er zijn geen duidelijke ecologische relaties tussen het plangebied en gebieden uit de Natuurbeschermingswet 1998 of de Ecologische Hoofdstructuur. Tussen gebieden uit de Natuurbeschermingwet 1998 en het plangebied ligt een ruime afstand en zijn al gescheiden hiervan door bebouwing en infrastructuur, dat gezien de aard van de ingrepen geen negatieve effecten te verwachten zijn. De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur ligt op korte afstand van het plangebied. Gezien de ligging en de natuurwaarden van deze gebieden zullen er geen effecten optreden door ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied. De afstanden zijn voldoende groot zodat geen verstorende effecten zijn te verwachten. 4.7.3 Soortbescherming
Flora- en faunawet
Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Deze soorten worden opgesomd in de "lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten". Deze zorgplicht betekent dat een ontheffing van het verbod op verstoren (of erger) alleen kan worden verleend, als geen afbreuk wordt gedaan aan de goede staat van instandhouding van de soort. Deze voorwaarde geldt voor alle beschermde soorten. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten. Voor soorten uit tabel 1 geldt een vrijstellingsregeling van de verboden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor soorten uit tabel 2 en voor vogels geldt een vrijstelling als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Als niet wordt gewerkt volgens een gedragscode kan voor de soorten uit tabel 2 ontheffing van de verboden worden verleend als er geen
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
60
...................................................................
sprake is van economisch gewin en als er zorgvuldig wordt gehandeld. Voor de soorten uit tabel 3 kan bij ruimtelijke ontwikkeling ontheffing worden verleend. Er mag dan geen afbreuk worden gedaan aan de goede staat van instandhouding van de soort en een redelijk alternatief voor de ingreep moet ontbreken. Ook voor ontheffing van het verstoren van vogels gelden deze voorwaarden. Bekende gegevens
Bij het natuurloket is (in oktober 2005) een rapportage opgevraagd van de kilometerhokken waarin het plangebied ligt. Hierin staat in welke mate de hokken zijn onderzocht op het voorkomen van elke soortgroep. Ook wordt het aantal waargenomen beschermde en rode lijstsoorten aangegeven, niet het aantal individuen. Een kilometerhok is een hok van 1 km bij 1 km. De Topografische Dienst heeft deze hokken ingevoerd als rasterverdeling van de topografische kaarten van Nederland. Het plangebied ligt in de kilometerhokken 123-525, 124-523, 124-524, 124-525, 124-526, 125-523, 125-524, 125-525 en 126-523. Alle negen kilometerhokken zijn goed onderzocht op het voorkomen van planten. De gegevens zijn afkomstig van FLORON en dateren uit de periode 1975-2003. In de kilometerhokken komen twee tabel 1 soorten voor (zwanebloem en gewone vogelmelk), één tabel 2 soort (rietorchis) en vier soorten van de Rode lijst (echte karwei, kamgras, veldgerst en stomp fonteinkruid). Van de negen kilometerhokken is één hok matig onderzocht op het voorkomen van zoogdieren, de overige zijn niet onderzocht. De gegevens zijn afkomstig van de VZZ en dateren uit de periode 19942004. In het matig onderzochte kilometerhok komt één tabel 2 of 3 soort voor. Dit is tevens een Habitatrichtlijn soort, waardoor het hier zeer waarschijnlijk om een vleermuissoort gaat. Van de negen kilometerhokken zijn er twee goed, zes redelijk en één niet onderzocht op het voorkomen van vogels. De gegevens zijn afkomstig van SOVON en dateren uit de periode 1993-2004. In de kilometerhokken komen éénenveertig soorten voor, hieronder zijn dertien soorten van de Rode lijst. Uit de betreffende kilometerhokken zijn geen waarnemen van reptielen bekend bij RAVON in de periode 1990-2004. Van de negen kilometerhokken is één hok matig, één hok slecht en zeven niet onderzocht op het voorkomen van amfibieën. De gegevens zijn afkomstig van RAVON en dateren uit de periode 1990-2004. In de kilometerhokken komt één tabel 1 soort voor, zeer waarschijnlijk gewone pad, bruine kikker of kleine watersalamander.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
61
...................................................................
Uit de betreffende kilometerhokken zijn geen waarnemingen van vissen bekend bij RAVON in de periode 1990-2004. Van de negen kilometerhokken zijn drie goed, twee redelijk, één matig, twee slecht en één niet onderzocht op het voorkomen van dagvlinders. De gegevens zijn afkomstig van De Vlinderstichting en dateren uit de periode 1994-2004. In de kilometerhokken komt één tabel 2 of 3 soort voor en één soort uit de Rode lijst. Eén kilometerhok is matig en acht zijn niet onderzocht op het voorkomen van libellen. De gegevens zijn afkomstig van De Vlinderstichting en dateren uit de periode 1994-2004. In dit kilometerhok zijn geen beschermde of rode lijstsoorten waargenomen. Inventarisatie
Binnen het plangebied leven de meeste beschermde soorten in de groenvoorzieningen, de begraafplaats, parken en de waterpartijen. Een groot deel van de beschermde soorten in de kilometerhokken en mogelijk dus in het plangebied worden vermeld in tabel 1. Voor verstoring en het doden van deze soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Ze worden niet bedreigd door de ontwikkelingen die worden toegestaan middels het plan. Alle vogelsoorten in het gebied zijn beschermd. Vogelsoorten die al in de bebouwde kom leven worden niet ernstig verstoord door de ontwikkelingen die binnen het bestemmingsplan mogelijk zijn. Vogels mogen niet in het broedseizoen (15 maart – 15 juli) worden verstoord. Wel mag er tijdens het broedseizoen worden gewerkt als er voor 15 maart wordt begonnen en de werkzaamheden continu voortduren. In het kilometerhok 124-524 is de rietorchis waargenomen. Deze soort is een tabel 2 soort. Rietorchis is een soort van vochtige tot natte standplaatsen en komt meestal samen met riet voor. Rietorchis is waarschijnlijk ergens met een beperkt aantal exemplaren gevonden in een oever, mogelijk in een park. Bij bouwplannen ten koste van natuurlijke oevers zal nader onderzoek moeten worden ingesteld naar de aan- of afwezigheid van de soort. Er is één vlinder uit tabel 2 of 3 waargenomen. Binnen de grens van het plangebied komt geen geschikte gebied voor beschermde vlindersoorten voor. Het zal hier om een incidentele waarneming van een zwervende of trekkende soort gaan. Alleen algemeen voorkomende soorten kunnen worden aangetroffen en incidenteel een trekkende of zwervende beschermde soort. Toegestane ontwikkelingen zullen geen effect hebben op beschermde vlindersoorten.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
62
...................................................................
De waargenomen zoogdiersoort uit tabel 2 of 3 is tevens een Habitatrichtlijnsoort en zal waarschijnlijk een vleermuizensoort betreffen. In de het plangebied zullen waarschijnlijk meerdere vleermuissoorten voorkomen. Alle vleermuissoorten zijn tabel 3 soorten. Verblijfplaatsen van vleermuizen zullen aanwezig zijn in oude bomen en/of gebouwen in het plangebied. Er is niet vastgesteld waar deze verblijfplaatsen zich bevinden. Zolang de verblijfplaatsen, vaste vliegroutes en belangrijke foerageergebieden niet worden aangetast, worden deze soorten niet bedreigd. Bij werkzaamheden aan gebouwen en bij de kap van bomen zal nader onderzoek moeten worden gedaan naar de aan- of afwezigheid van vaste verblijfplaatsen, voordat een ontheffing wordt aangevraagd en bouwwerkzaamheden kunnen plaatsvinden. Conclusie ecologisch onderzoek
Bij ingrepen aan bestaande gebouwen en kap van bomen is er kans op verstoring van verblijfsplaatsen van verschillende vleermuissoorten. Hiervoor zal waarschijnlijk ontheffing worden verleend. Voor de overige beschermde soorten geldt reeds een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen of worden door de plannen niet verstoord. Het bestemmingsplan is hierdoor uitvoerbaar. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor uitvoering van het onderzoek.
Vertaling naar het bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan beperkt zich hoofdzakelijk tot het vastleggen van de bestaande situatie. Desalniettemin heeft in het kader van het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan een relatief uitgebreid bureau- en veldonderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van beschermde planten- en dierensoorten. Dit veldonderzoek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de provinciale overlegreactie. Hiermee is het door de provincie geadviseerde ‘habitatgeschiktheidstoets’ uitgevoerd: het veldonderzoek bracht aan het licht dat de belangrijkste natuurwaarden voorkomen op de begraafplaats en in de parken, waterpartijen en groenvoorzieningen. Al deze gebieden zijn in het bestemmingsplan als zodanig bestemd en van een terughoudend planologisch regiem voorzien. De gunstige instandhouding komt daarmee niet in het geding. In het bestemmingsplan is aan alle wijzigingsbevoegdheden het uitvoeren van een ecologisch onderzoek als voorwaarde verbonden. Bij nieuwe, in het bestemmingsplan opgenomen, ontwikkelingen is een zorgvuldige toets aan natuurwaarden daarmee gegarandeerd. Voor de streng beschermde soorten als vleermuizen, poelkikker en rugstreeppad geldt dat ook verbouw, sloop en kappen bedreigend kunnen zijn. In een bestemmingsplan kan deze bescherming echter niet geregeld worden. Wel zal de gemeente wanneer aanvragen voor
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
63
...................................................................
sloop- en kapvergunningen worden ingediend, de aanvrager wijzen op de noodzaak van het voldoen aan de bepalingen uit de Flora- en faunawet. 4.8
Bodemtoets
In de achterliggende jaren zijn veel bodembeschermingsgebieden en andere gebieden met bijzondere aardkundige waarden aangetast. Dit kon gebeuren omdat bij het ontwikkelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen, met name bestemmingsplannen, niet afdoende rekening werd gehouden met genoemde gebieden. Om hier verandering in te brengen heeft de provincie Noord-Holland voor ruimtelijke plannenmakers een instrument ontwikkeld om het plannen met "bodem" makkelijker te maken. Kort gezegd komt het er op neer dat de provincie een checklist heeft opgesteld, waarin op dit moment vijf bodemaspecten zijn opgenomen die in een bestemmingsplan aandacht moeten krijgen. Zij worden onderzocht in de voorbereidingsfase bij het opstellen van het voorontwerpplan. Deze checklist maakt onderdeel uit van een zogenaamde bodemtoets. In de bodemtoets zijn vijf onderwerpen opgenomen: Bodemopbouw; Bodemkwaliteit en sanering; Milieubeschermingsgebieden; Archeologie; Ontgrondingen Bodemopbouw
Het aspect bodemopbouw betreft het doel de functies/bestemmingen af te stemmen op de bodemopbouw binnen het plangebied. In onderhavig bestemmingsplan is de bestaande situatie bestemd, het betreft een conserverend plan. De nieuwe ruimtelijk ontwikkelingen die het plan biedt vinden allen plaats binnen een reeds bebouwde omgeving. De bodemopbouw ter plaatse heeft dan ook geen gevolgen voor de bestemmingen in het plan.
Bodemkwaliteit en sanering
Doel van dit aspect is de bodem die schoon is schoon te houden en daarnaast het realiseren van een duurzame bodemkwaliteit. Uit informatie van de gemeente en het bodemloket is gebleken dat de bodemkwaliteit in Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek geen consequenties voor de toegekende functies. De meeste locaties zijn ofwel gesaneerd ofwel uit bodemonderzoek is gebleken dat er geen vervolg onderzoek nodig is. Voor een aantal locaties geldt dat historisch onderzoek is uitgevoerd, en waarbij uit dit onderzoek is
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
64
...................................................................
gebleken dat een vervolgactie moet worden ondernomen. In geen van deze gevallen is sprake van urgente sanering. Daarnaast moet worden opgemerkt dat, alvorens een bouwvergunning kan worden verkregen, een schone-grond-verklaring moet worden overlegd. Bodem- en grondwaterbeschermingsgebieden
Bijzondere milieu- en bodemkwaliteiten in grondwater- en bodembeschermingsgebieden moeten worden beschermd. Een deel van het plangebied bevindt zich binnen het bodembeschermingsgebied Spanbroek-Wadway. Het betreft een inversie-kreekrug. Dergelijke ruggen waren vroeger zandige kreken die door reliëfinversie hoger zijn komen te liggen dan het omringende ingeklonken kleigebied. De kreken maakten deel uit van het kreekruggensysteem van Spanbroek-Schellinkhout. Onderhavige kreekrug wordt gezien als één van de mooiste uit de omgeving. Voor dit gebied geldt dat de kreekrug niet afgegraven en geëgaliseerd mag worden. Ter bescherming van de kreekrug is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Daarnaast is het bodembeschermingsgebied op de plankaart weergegeven. In het plangebied bevinden zich geen grondwaterbeschermingsgebieden. Wel ligt het plangebied boven de zogenaamde zoetwaterbel van Hoorn. Deze zoet grondwatervoorraad wordt aangemerkt als een strategische bron voor zoet water in de toekomst en moet daarom worden beschermd en bewaard, Booractiviteiten in deze grondwaterbel worden in de provinciale milieuverordening gereguleerd.
Archeologie
Het doel van het aspect archeologie is het behouden van archeologische waarden in de provincie Noord-Holland. Voor de uitwerking van dit aspect in onderhavig bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 3.2.2.
Ontgrondingen
Doel van dit aspect is het veiligstellen van toekomstige winlocaties van beton- en metselzand op land. In het plangebied bevinden zich geen toekomstige winlocaties.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
65
...................................................................
5
Beleid 5.1
Functioneel beleid
Bij het bestemmen van de functies is uitgegaan van het behoud van de bestaande functionele structuur. Daarbij is het huidige gebruik bepalend geweest voor de toegekende bestemming. Met het oog op behoud van de leefbaarheid en levendigheid zijn tevens afgewogen mogelijkheden opgenomen voor functieverandering (zie 5.1.2). Mochten zich gedurende de planperiode echter ontwikkelingen aandienen voordoen (die niet op grond van de voorschriften van het voorliggende bestemmingsplan realiseerbaar zijn), dan staat de gemeente het instrumentarium van artikel 10 en 19 van de WRO ter beschikking om dergelijke initiatieven te faciliteren. Het grootste gedeelte van het plangebied is bestemd als wonen. Bestaande kleinere bijzondere functies zijn aangeduid. Het gaat om erven en gebouwen waar een bedrijf of instelling wordt uitgeoefend naast het wonen. Zonder verdere procedures kan worden teruggevallen op deze woonfunctie als het bedrijf/de instelling eventueel wordt beëindigd. Daar waar bijzondere functies gevestigd zijn in een pand met afwijkende maatvoering ten opzichte van een “normale” woning met bijgebouwen zijn deze gronden bestemd voor de betrokken functie. 5.1.1 Afzonderlijke bestemmingen In deze paragraaf is in het kort aangegeven welke doeleinden per bestemming worden nagestreefd. Bovendien is aangegeven op welke gronden de onderscheiden bestemmingen van toepassing zijn. Woondoeleinden
Het grootste gedeelte van het plangebied is bestemd voor het wonen. Aan-huis-verbonden beroepen zijn in de bestemming begrepen. De oppervlakte die hiervoor mag worden benut is beperkt tot 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum tot 40 m². Bijzondere functies naast het wonen zijn binnen de bestemming woondoeleinden alleen toegestaan voor zover deze zijn aangeduid. Het aantal woningen is beperkt tot het bestaande aantal woningen. Toename van het aantal woningen is voor het overige beperkt tot de mogelijkheden via een aantal wijzigingsbevoegdheden.
Bijzondere woondoeleinden
Bijzondere woonvormen, al dan niet in combinatie met centrale voorzieningen ten behoeve van verzorging en verpleging, hebben de bestemming "bijzondere woondoeleinden" gekregen.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
67
...................................................................
Bedrijfsdoeleinden
De grotere bedrijven in het plangebied vallen binnen de bestemming "bedrijfsdoeleinden". De toelaatbaarheid van bedrijven binnen deze bestemming is aan de orde gekomen in paragraaf 4.2. (regeling bedrijfsdoeleinden). Naast bedrijven behorende tot milieucategorie 1 en 2 zijn de bedrijven die bij de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig waren, toegestaan. Het bedrijventerrein Hoogwoud is onderverdeeld in 3 zones, waarbij ten hoogste klasse 4 met een gewenste afstand van 200 meter tot milieugevoelige functies is toegestaan. Bij de bestemming bedrijfsdoeleinden, agrarische doeleinden en horeca is het aantal dienstwoningen steeds beperkt tot het bestaande aantal.
Agrarische doeleinden
De bestemming betreft de agrarische cultuurgronden in en om het dorp en de bodemgebonden agrarische bedrijven. De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. De op de plankaart aangegeven bouwpercelen zijn overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen. Hiermee blijven de bestaande rechten geheel intact. Voor veel agrariërs zal de uitbreidingsruimte (vanwege milieuregelgeving) achter het bestaande lint moeten worden gezocht, bij de woningen vandaan. Daarnaast is het zo dat agrariërs die daadwerkelijk groeien een groot bouwperceel nodig hebben, dat geheel naar de eisen van deze tijd kan worden ingericht. Via een in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid kan het bouwperceel worden vergroot tot maximaal 1,5 ha per agrarisch bedrijf. Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zal een afweging worden gemaakt voor wat betreft de ruimtelijk-planologische en milieuhygiënische inpasbaarheid. Op grond van provinciaal beleid mag een glastuinbouwbedrijf tot 2 hectare aan glas hebben. In dit bestemmingsplan is voor glastuinbouwbedrijven, net als bij andere agrarische bedrijven de oppervlakte aan glas beperkt tot het bouwvlak. Bij het toestaan van 2 hectare aan glas bij recht zou dit op een aantal plaatsen kunnen leiden tot zeer diepe kassen, hetgeen naar mening van de gemeente leidt tot een grote aantasting van het omliggende gebied en qua schaal slecht aansluit bij de bebouwing in de omgeving. Ook glastuinbouwbedrijven kunnen middels een wijzigingsbevoegdheid worden vergroot.
Maatschappelijke doeleinden
De bestemming maatschappelijke doeleinden betreft de kerken, scholen, welzijnsvoorzieningen en eerste lijn medische voorzieningen. De gronden zijn eveneens bestemd voor opgaand groen en water. Het gebruik van de gronden rond de kerken ten behoeve van de begraafplaats is middels een afzonderlijke aanduiding op de plankaart mogelijk gemaakt.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
68
...................................................................
Centrumvoorzieningen
In de bestemming centrumvoorzieningen zijn wonen, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en zakelijke dienstverlening begrepen. Binnen de bestemming vallen ook cafés, cafetaria's en snackbars, voor zover aangeduid met "horeca". Ook bedrijven in de categorieën 1 en 2, voor zover aangeduid met "bedrijf" behoren tot de bestemming.
Horeca
De horecavestigingen die niet binnen de bestemming centrumvoorzieningen passen, hebben vanwege hun aard en schaal een afzonderlijke bestemming gekregen. Veel publiek aantrekkende activiteiten zoals een discotheek of bar/dancing zijn daarbij uitgesloten. De sportterreinen bij Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek zijn als zodanig bestemd. De daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, waaronder was-, kleed- en bergruimten zijn eveneens in de bestemming begrepen. De situering van de betrokken gebouwen is op de plankaart geregeld middels een bouwvlak.
Sportvoorzieningen
Openbare ruimte
Binnen het bestemmingsplan is voor de openbare ruimte onderscheid gemaakt tussen de bestemming "wegverkeer", “verkeers- en verblijfsdoeleinden” en “groenvoorzieningen”.
Wegverkeer
De grotere wegen en de toegangswegen naar de hoofdkern (voorzover buiten de bebouwde kom gelegen) zijn opgenomen binnen de bestemming wegverkeer. De bestemming is hier met name gericht op een goede doorstroming en afwikkeling van het verkeer, naast een functie voor de ontsluiting van de enkele direct vanaf deze wegen ontsloten percelen.
Verkeers- en verblijfsdoeleinden
Verkeers- en verblijfsdoeleinden is de bestemming van wegen gelegen in de kom waar de openbare ruimte naast een functie voor het doorgaande verkeer een belangrijke verblijfs- en erffunctie heeft. Ook parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen worden tot deze bestemming gerekend. Voor de inrichting wordt uitgegaan van de bestaande inrichting, zij het dat ondergeschikte aanpassingen zoals het aanbrengen van een parkeervak, het verruimen van een bocht en dergelijke in het bestemmingsplan zijn begrepen.
Groenvoorzieningen
Structureel belangrijke groenvoorzieningen hebben de bestemming groenvoorzieningen gekregen.
Water
Het water binnen het plangebied is als zodanig aangeduid binnen verschillende bestemmingen. De regeling in de voorschriften is gericht op het handhaven van de waterlopen en de daarbij behorende oeverstroken. Voor wijzigingen aan waterpartijen en watergangen is
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
69
...................................................................
een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Het Hoogheemraadschap wordt verplicht betrokken bij afgifte van deze vergunning. Archeologisch waardevol gebied
Zowel de bekende archeologisch waardevolle terreinen als de terreinen waarvoor een hoge verwachtingswaarde ten aanzien van archeologische waarden geldt, hebben de dubbelbestemming archeologisch waardevol gebied gekregen. Voor deze gebieden geldt voor ingrepen (bouwen en het uitvoeren van werkzaamheden) waarbij een oppervlakte van meer dan 50 m² verstoord wordt, en/of een verstoring dieper gaat dan 35 cm, een bouwverbod respectievelijk aanlegvergunningenstelsel. 5.1.2 Nevenfuncties, functieveranderingen en huisvesting van seizoenmedewerkers 1. Nevenfuncties bij agrarische bedrijven Door de voortschrijdende milieuregelgeving, de toenemende concurrentie en maatschappelijke ontwikkelingen kan de continuïteit van het bedrijfsresultaat van agrarische bedrijven in geding komen. Nevenactiviteiten kunnen bijdragen aan het deels compenseren van de tegenvallende bedrijfsresultaten. Derhalve worden nevenactiviteiten via dit bestemmingplan onder voorwaarden mogelijk gemaakt. De nevenactiviteiten mogen slechts in ondergeschikte mate uitgeoefend worden. De volgende nevenfuncties zijn (na vrijstelling) toegestaan: Logies en ontbijt (Bed & Breakfast); Verkoop van eigen gekweekte producten; Kano- en fietsenverhuur; Opslag van goederen; Kleinschalig kamperen (ten hoogste 15 kampeermiddelen voor de periode 15 maart-31 oktober). De bovengenoemde nevenfuncties worden middels vrijstelling mogelijk gemaakt binnen de bestemming "agrarische doeleinden" en worden onder bepaalde voorwaarden verleend. 2. Functieverandering van voormalige agrarische bedrijven In de voorschriften wordt door middel van een wijzigingsbevoegdheid in bestemming "agrarische doeleinden" voorzien in een functieveranderingsmogelijkheid voor voormalige agrarische bedrijven. Er zijn drie wijzigingsbevoegdheden opgenomen: Wijziging naar de bestemming "woondoeleinden" ten behoeve van één woning;
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
70
...................................................................
-
Mogelijkheid 1: functieverandering van de bestaande dienstwoning
Wijziging naar de bestemming "woondoeleinden" ten behoeve van twee woningen; Wijziging naar de bestemming "bedrijfsdoeleinden" ten behoeve van lichte vormen van bedrijvigheid.
Maximaal 1 woning (behoud van de dienstwoning) Indien de agrarische functie wordt beëindigd kan teruggevallen worden op de woonfunctie. Omdat het aantal woningen niet wordt vergroot, komt dit neer op het behoud van de bestaande dienstwoning. De wijziging kan slechts plaatsvinden onder de volgende voorwaarden: de wijziging kan uitsluitend betrekking hebben op de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven; de wijziging kan geen betrekking hebben op het hergebruik van kassen; de wijziging mag alleen plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke; de voormalige agrarische bebouwing mag slechts binnen een zone van 30 meter gemeten uit de naar de weg gekeerde gevel voor de woonfunctie worden benut; er is ten hoogste 70 m² aan bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat ten behoeve van bijgebouwen uitsluitend voormalige agrarische bedrijfsgebouwen mogen worden gebruikt.
Mogelijkheid 2: extra woning
Maximaal 2 woningen (inclusief behoud van de dienstwoning) Ook voor deze optie is een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Binnen deze wijzigingsbevoegdheid kan één extra woning worden gebouwd, mits 1000 m² aan overtollige agrarische bebouwing wordt gesloopt. Indien gekozen wordt voor de mogelijkheid van sloop van de bestaande dienstwoning (niet zijnde een karakteristieke woning), gelden de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid voor beide woningen. De wijziging kan slechts plaatsvinden onder de volgende voorwaarden: de wijziging kan uitsluitend betrekking hebben op de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven; de wijziging kan geen betrekking hebben op het hergebruik van kassen; de wijziging mag alleen plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke; de wijziging kan alleen plaatsvinden indien ten minste 1000 m² aan voormalige agrarische bebouwing, niet zijnde een als "karakteristiek" of “stolp” aangeduide bedrijfswoning wordt gesloopt. Onder
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
71
...................................................................
-
-
-
Mogelijkheid 3: functieverandering naar 'lichte' bedrijvigheid
agrarische bebouwing zijn eveneens niet begrepen kassen, mestopslagplaatsen, silo’s, ketelhuizen, watertanks en waterbassins; de wijziging kan alleen plaatsvinden indien de nieuwe woning(en) op een verantwoorde wijze op de openbare weg kan (kunnen) worden gesitueerd; het bouwvlak voor de te bouwen woning(en) is ten hoogste 10 meter breed en ten hoogste 12 meter diep; de goothoogte van de te bouwen woning(en) bedraagt ten hoogste 3,5 m; de bouwhoogte van de te bouwen woning(en) bedraagt ten hoogste 8,5 m; de dakhelling van de te bouwen woning(en) bedraagt niet minder dan 40°en niet meer dan 65°; per woning is ten hoogste 50 m² aan bijgebouwen toegestaan; bijgebouwen dienen ten minste 3 meter achter de naar de weggekeerde bouwgrens te worden gebouwd; de wijzigingsbevoegdheid wordt slechts toegepast indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer minder dan 50 dB(A) bedraagt, dan wel in overeenstemming met een door Gedeputeerde Staten verleende ontheffing, indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan 50 dB(A) bedraagt; de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit onderzoek is gebleken dat wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen inzake luchtkwaliteit.
Lichte vormen van bedrijvigheid Daarnaast is in het bestemmingsplan ook een wijzigingmogelijkheid ten behoeve van extra functionele mogelijkheden opgenomen. Het gaat dan om de mogelijkheid te komen tot een verandering van het voormalige agrarische bedrijf naar een niet-agrarische bedrijf mits sprake is van (zeer) lichte vormen van bedrijvigheid. De dienstwoning dient in dat geval bij het agrarische bedrijf behouden blijven. De wijziging kan slechts plaatsvinden onder de volgende voorwaarden: de wijziging kan uitsluitend betrekking hebben op de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven; de wijziging mag geen betrekking hebben op het hergebruik van kassen; de wijziging mag alleen plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke; buitenopslag is niet toegestaan; de bedrijvigheid mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben;
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
72
...................................................................
-
-
-
-
-
het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, tenzij in de nabijgelegen openbare ruimte in voldoende mate in parkeergelegenheid is voorzien; de wijzigingsbevoegdheid kan slechts toegepast worden ten behoeve van bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 in de bij deze voorschriften behorende Staat van bedrijven dan wel bedrijven welke niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijk gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd; ten hoogste 650 m² van het voormalig agrarisch bouwperceel mag worden benut ten behoeve van bedrijfsdoeleinden met dien verstande dat geen maximum oppervlakte geldt voor de opslag van volumineuze goederen; risicovolle inrichtingen, inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, seksinrichtingen en de opslag van branden explosiegevaarlijke stoffen zijn niet toegestaan; de wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien de voormalige agrarische bedrijfswoning als bedrijfswoning bij het bedrijf wordt behouden.
3. Functieveranderingsmogelijkheden naar aanleiding van het ISV- beleid In het ISV (Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing)-beleid is een aantal grote projecten en één klein project geformuleerd door de gemeente. Bij de realisatie van deze projecten ontstaan in sommige gevallen functieveranderingen. De voorschriften behorende bij dit plan maken het, voor zover de plannen concreet genoeg zijn, juridisch mogelijk de projecten te realiseren. Bedrijventerrein Wijzend: bij de verplaatsing van de bedrijven BIK (bouwmaterialen) en KOK (transportbedrijf) kan de vrijgekomen grond gewijzigd worden in de bestemming “woondoeleinden”; Spanbroekerweg: bij verplaatsing van het milieuhinderlijke betonbedrijf aan de Spanbroekerweg kan de grond bestemd worden voor “woondoeleinden”; Terrein voormalige Mavo/ Loos- transport aan de Breestraat: op het terrein van de MAVO wordt het Frisiamuseum gevestigd. Ter plekke van Loostransport wordt gedacht aan een combinatie van kantoren, opslag en bedrijfswoningen. Beide ontwikkelingen zijn middels wijziging mogelijk.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
73
...................................................................
4.
Huisvesting van seizoenarbeiders
In de voorschriften wordt door middel van een wijzigingsbevoegdheid in bestemming "agrarische doeleinden" de huisvesting van seizoensmedewerkers mogelijk gemaakt. Deze huisvesting is beperkt tot ten hoogste 150 m² van een bouwvlak per agrarisch bedrijf. Daarnaast gelden de volgende voorwaarden de wijziging mag uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven; de economische en bedrijfsmatige noodzaak voor de huisvesting van seizoensmedewerkers dient te zijn aangetoond; seizoensmedewerkers mogen binnen het ten hoogste toegestane aantal m² in de onderstaande onderkomens verblijven: 1. een onderkomen gerealiseerd in een stacaravan of woonunit, met een maximum van 5 stacaravans of woonunits per bedrijf; 2. een onderkomen in bestaand bedrijfsgebouw al dan niet geïntegreerd bij de agrarische bedrijfswoning, niet zijnde kassen; 3. een onderkomen in een nieuw op te richten bedrijfsgebouw; de onderkomens mogen worden gerealiseerd binnen een zone van 30 m gemeten vanaf de achtergevel van de agrarische bedrijfswoning, met dien verstande dat de afstand van onderkomens tot de perceelgrens ten minste 2,5 m dient te bedragen; er mogen ten hoogste 30 seizoensmedewerkers per agrarisch bedrijf worden gehuisvest; Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaatsing van onderkomens ten opzichte van de agrarische bedrijfswoning en ten opzichte van de onderkomens onderling, met inachtneming van het gemeentelijk beleid inzake seizoensmedewerkers, zoals dat is vastgesteld op 15 november 2005. 5.
Kleinschalig kamperen
Volgend uit de recentelijk door de gemeenteraad vastgestelde ‘Notitie Kampeerterreinen’ is in het bestemmingsplan een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor kleinschalig kamperen. Dit kleinschalig kamperen is zowel mogelijk bij agrarische bedrijven als woningen. De bedoelde vrijstellingsbepaling is opgenomen in de bestemmingen ‘agrarische doeleinden’ en ‘woondoeleinden’. Vrijstellingsaanvragen dienen aan een aantal voorwaarden te voldoen. Deze voorwaarden staan overzichtelijk vermeld in de ‘Notitie Kampeerterreinen’. In de voorschriften van het bestemmingsplan is
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
74
...................................................................
dan ook een link gelegd met de notitie, zodat bij aanvragen getoetst kan worden aan deze notitie. 5.2
Ruimtelijk beleid
Bij het vaststellen van het ruimtelijk beleid is gekeken naar de elementen die bepalend zijn voor de uitstraling van de hoofdkern. Er is hierbij een onderscheid gemaakt naar de bebouwingsstructuur en de water- en groenstructuren. Bij de bebouwing is gekeken hoe de gebouwen zijn gesitueerd ten opzichte van de weg. Is er een typische rooilijn te ontdekken die het ruimtelijk aanzicht versterkt? Zijn er karakteristieke/monumentale panden? Zijn er traditionele stolpen? Bij de groenstructuren is gelet op belangrijke open ruimte, die zorgt voor doorzichten naar het omliggende landschap. Verder is gekeken naar de opgaande beplanting die bepalend is voor het ruimtelijke beeld. Naast de bebouwing en de beplanting zijn de waterlopen belangrijk voor de ruimtelijke karakteristiek. Bebouwingsstructuur
Bij bebouwing langs de Herenweg in Hoogwoud is de rooilijn als opmerkelijk aangemerkt. Middels een verplichte gevellijn is bewerkstelligd dat de hoofdgebouwen met de naar de weg gekeerde gevel in de rooilijn worden gebouwd. Uitsluitend incidenteel en na een afweging kan van deze bepaling worden afgeweken (vrijstelling). De woningen die aan het lint gelegen zijn hebben voornamelijk één bouwlaag met kap (veelal een zadeldak).
Karakteristieke panden en stolpen
Een aantal panden heeft een bijzondere betekenis voor het bebouwingsbeeld. Deze panden zijn als karakteristiek (alle monumenten en karakteristieke panden) dan wel als stolp (alle historische en redelijk gave stolpen) op de plankaart aangeduid. Vanwege de markante kapvorm zijn stolpen veelal beeldbepalend in de ruimtelijke structuur. Zij zijn tekenend voor de agrarische achtergrond. Sommige traditioneel gave stolpen hebben een monumentale status. Vele andere hebben echter geen officiële status toegekend gekregen maar zijn desalniettemin van wezenlijk belang. Dit is de reden waarom stolpen zijn aangeduid op de plankaart en de voorschriften zijn gericht op behoud van de bouwvorm. Alleen nieuw gerealiseerde stolpen of stolpen die vergaande wijzigingen in bouwvorm, gevelindeling of materialisatie hebben ondergaan zijn niet op de plankaart aangeduid. Voor de aanduiding karakteristiek en stolp geldt dat de bestaande hoofdvorm, die tot uitdrukking komt in goothoogte, bouwhoogte en dakvorm, gehandhaafd dient te blijven.
Bijgebouwen
Bij de hoofdwoonbebouwing mogen bijgebouwen worden gebouwd zolang deze ondergeschikt blijven. Bijgebouwen dienen daarom op ten minste drie meter achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
75
...................................................................
(zie de aanduiding "te bebouwen erven" op de plankaart). Tevens geldt per bouwperceel een maximum oppervlakte van 50 m² en een maximum bebouwingspercentage van 40% van de aanduiding "te bebouwen erven". De in het bestemmingsplan gegeven bouwrechten geven voldoende ruimte om een garage of werkkamer bij de woningen te bouwen. Daarnaast bestaan nog de bouwrechten van het vergunningvrij bouwen. Maatvoering bijzondere gebouwen
Bij de bebouwingsregeling voor agrarische bedrijven is qua maatvoeringen (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling) zoveel mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied. Voor de overige bijzondere bestemmingen die bedrijven en instellingen omvatten, is aangesloten bij de bestaande maatvoeringen van de opstallen. Voor zover niet-inpandige bedrijfswoningen aanwezig zijn is voor deze bedrijfswoningen aangesloten bij de regelgeving voor het wonen. Dit betekent dat een maximum goothoogte geldt van 4 meter dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is. Voor de dakhelling geldt een minimum van 30° en een maximum van 65° dan wel de bestaande dakhelling indien deze hiervan afwijkt.
Maatvoering openbare nutsvoorzieningen
Openbare nutsvoorzieningen zijn binnen de meeste bestemmingsregelingen inbegrepen. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van deze voorzieningen zijn echter geen specifieke bouwvoorschriften opgenomen. Het vergunningsvrije bouwen op grond van artikel 43 Woningwet biedt de ruimte om gebouwen te bouwen met een inhoud tot 45 m³. Voor grotere gebouwen met een inhoud tot 60 m³ is een algemene vrijstellingsbepaling opgenomen. Ten slotte bevat het plan een algemene wijzigingsbevoegdheid om gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximum inhoud van 400 m³ te kunnen bouwen.
Groenstructuur
Voor wat betreft de groenstructuur zijn van belang: De open ruimten: Belangrijke open ruimten in het lint creëren doorzichten naar het omliggende landschap. Deze ruimtes zijn vooral in de linten van Opmeer, Hoogwoud en Spanbroek van belang en dragen bij aan de landelijke uitstraling. Verder zijn er binnen de kernen Opmeer en Hoogwoud speelvelden en sportvelden bestemd als belangrijke open ruimten. In het bestemmingsplan hebben de betrokken ruimten geen of zeer beperkte bouwmogelijkheden gekregen. Opgaand groen: Belangrijke groenstructuren op sportterreinen, bij kerken e.d. zijn middels een aanduiding op de plankaart, in samenhang met de toepassing van de bepalingen aangaande het kappen van beplanting in de Algemene Plaatselijke Verordening, beschermd.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
76
...................................................................
Waterstructuur
Voor wat betreft de waterstructuur zijn ruimtelijk belangrijke waterlopen aangeduid. Het gaat om water dat de wegen in het plangebied begeleidt en structureel water in de omgeving van gebouwen c.q. binnen park/groengebieden. Daarnaast zijn ook de vanuit waterhuishoudkundig oogpunt belangrijke waterlopen aangeduid.
Kerkepad
Binnen de bestemming “Sportvoorzieningen” bevindt zich een cultuurhistorisch waardevol pad. Dit fietspad wordt begeleid door een waardevolle bomenrij. Teneinde dit pad te beschermen, is op de plankaart de aanduiding “fietspad” opgenomen. In de voorschriften is bepaald dat het niet uitsluitend gaat om een fietsverbinding, maar tevens om een cultuurhistorisch waardevol Kerkepad met bijbehorende bomenrij.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
77
...................................................................
6
Juridische toelichting 6.1
Algemeen
Ingevolge artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro) moet een bestemmingsplan worden vervat in: 1. een omschrijving van de bestemmingen, waarbij het toe te kennen doel of de doeleinden worden aangegeven; 2. één of meer kaarten met bijbehorende verklaring, waarop de bestemming van de in het plan begrepen gronden worden aangewezen; 3. voor zover nodig, voorschriften omtrent het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daarop bevindende opstallen; 4. voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings- en vrijstellingsbepalingen. Voorts dient een bestemmingsplan vergezeld te gaan van een toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek, de uitkomsten van het overleg, de rapportering van de inspraak en in het voorkomende geval het ontbreken van overeenstemming over de verdeling van hogere kosten is vermeld. In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Ten aanzien van de planologische belangenafweging is een nadere regeling in het algemeen niet nodig. Voor zover uitsluiting of een nadere regeling gewenst is, kan dit uitdrukkelijk in de voorschriften vermeld worden. Indien dergelijke voorzieningen beperkingen met zich meebrengen, kan dat in onderling overleg tussen belanghebbenden worden geregeld. Onder de zogenaamde getolereerde activiteiten zijn ingevolge vaste jurisprudentie niet begrepen grootschalige voorzieningen, zoals straalpaden en aardgasleidingen. Voor dergelijke voorzieningen zijn in het bestemmingsplan afzonderlijke bestemmingsregelingen opgenomen. In hoofdstuk 5 is op deze bestemmingen ingegaan. In artikel 20 van de voorschriften is een regeling opgenomen die het mogelijk maakt voor een aantal situaties, indien daarvoor niet op grond van een andere bepaling in de voorschriften vrijstelling kan
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
79
...................................................................
worden verleend, als nog vrijstelling te verlenen. De toepassing van deze vrijstelling is echter beperkt tot incidentele gevallen, waarbij de noodzaak voor het afwijken van de voorschriften is aangetoond. 6.2
Afstemming op andere wetten en verordeningen
a. Bordeelverbod In verband met het algemeen bordeelverbod moet in het bestemmingsplan worden aangegeven of dit zich verzet tegen de vestiging van seksinrichtingen. In verband met de publiekaantrekkende werking vindt de gemeente dergelijke inrichtingen in de komgebieden ongewenst. Om die reden is in de voorschriften aangegeven dat seksinrichtingen zijn uitgesloten. b. Aanvullende werking bouwverordening In gevolge de Woningwet (artikel 9) blijven, bij strijdigheid tussen de voorschriften uit de bouwverordening en die van het bestemmingsplan, de voorschriften uit de bouwverordening buiten toepassing. Regelt het bestemmingsplan niets over het betreffende onderwerp dan blijven de voorschriften uit de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. Onduidelijkheid kan ontstaan indien het bestemmingsplan een algemene regel geeft, bijvoorbeeld ten aanzien van de hoogte van andere bouwwerken. De vraag is dan of de specifieke regeling uit de bouwverordening over bijvoorbeeld erfscheidingen buiten toepassing blijft. Met het oog op het geven van duidelijkheid is aangegeven welke stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening van toepassing blijven.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
80
...................................................................
7
Overleg en inspraak 7.1
Overleg
Van de volgende instanties is een reactie op het voorontwerp bestemmingsplan ontvangen, dat hen in het kader van het overleg ex artikel 10 Bro is toegezonden: 1. Provincie Noord-Holland; 2. Kamer van Koophandel Noordwest-Holland; 3. KPN; 4. N.V. Nederlandse Gasunie District West; 5. Nuon; 6. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland; 7. Rijkswaterstaat Noord-Holland; 8. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek; 9. LTO Noord; 10. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier; 11. VROM-Inspectie, Regio Noord-West Van de reacties van bovengenoemde instanties is hieronder een samenvatting gegeven. De complete reacties zijn in bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen. 7.1.1 Provincie Noord-Holland Opmerking 1 Flora- en faunawet De provincie merkt op dat uit de toelichting niet blijkt dat er onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten in het plangebied omdat het bestemmingsplan conserverend van aard is. Daar waar op grond van een wijzigingsbevoegdheid het realiseren van woningen of bedrijven is toegestaan, is in de voorschriften gewaarborgd dat vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onderzoek is gedaan met het oog op de Flora- en faunawet en eventuele ontheffingen in het kader van deze wet zijn verleend. Reactie Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Overigens is naar aanleiding van opmerking van de provincie over ecologie ten aanzien van het bestemmingsplan Aartswoud, De Weere en De Gouwe alsnog uitgezocht waar in het plangebied op dit moment beschermde soorten voorkomen. Paragraaf 4.7 (Ecologie) van de toelichting is naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek aangepast.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
81
...................................................................
Opmerking 2 Provinciaal beleid Het voorontwerp-bestemmingsplan is in overeenstemming met het streekplan Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord. Reactie Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Opmerking 3 Planbeoordeling: externe veiligheid Ten aanzien van de externe veiligheid merkt de provincie op dat over de berekening van het groepsrisico met betrekking tot de LPGtankstations geen onduidelijkheid bestaat. De onduidelijkheid betreft alleen de verantwoording voor een verhoogd groepsrisico. Het groepsrisico voor LPG-tankstations is volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) te berekenen overeenkomstig de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Ook al is het plan conserverend van aard, het is wel mogelijk dat de huidige situatie van het groepsrisico wordt bepaald. Van belang is om daaraan aandacht te besteden. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van de provincie is de toelichting aangepast. In paragraaf 4.3 (Externe veiligheid) is aandacht besteed aan het groepsrisico van de beide tankstations. Opmerking 4 Planbeoordeling: watertoets Uit de waterparagraaf blijkt niet dat er voor dit plan een verplichte watertoets als bedoeld in het Besluit op de ruimtelijke ordening heeft plaatsgevonden. Het advies van de waterbeheerder ontbreekt als bijlage. Reactie Gedurende het opstellen van het voorontwerp bestemmingsplan is een aantal keren contact geweest met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan voor het overleg ex artikel 10 Bro naar het Hoogheemraadschap verzonden. Door het Hoogheemraadschap is in het overleg van 29 augustus 2005 tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap aangegeven dat de overlegreactie ex artikel 10 Bro als wateradvies kan worden beschouwd. Het advies is als bijlage bij de toelichting opgenomen. In het overleg is afgesproken dat aanvullend op de aanduiding 'water' een aanlegvergunning wordt gekoppeld aan wijziging van waterpartijen. Het Hoogheemraadschap wordt dan verplicht betrokken bij afgifte van deze vergunning.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
82
...................................................................
Opmerking 5 Planbeoordeling: bodemtoets In het bestemmingsplan wordt aandacht voor de bodemtoets gemist. In de Leidraad Provinciaal Ruimtelijk Beleid is de zogenaamde bodemtoets opgenomen. Vanaf april 2004 hebben alle gemeenten de beschikking over deze toets. Het is de bedoeling de daarbij gevoegde checklist te gebruiken bij de ontwikkeling van bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan dient dan ook voorzien te zijn van een bodemparagraaf, waarbij alle bodemaspecten uitgewerkt zijn. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van de provincie is aan hoofdstuk 4 (Milieu) een bodemparagraaf toegevoegd, waarbij de relevante bodemaspecten zijn behandeld. 7.1.2 Kamer van Koophandel Noordwest-Holland Opmerking 1 Aan-huis-gebonden bedrijvigheid De Kamer van Koophandel geeft aan voorstander te zijn van het stimuleren van bedrijvigheid aan huis. De Kamer van Koophandel is het er dan ook mee eens dat de gemeente een beleid voorstaat waarin de woonfunctie altijd gecombineerd mag worden met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en dat de gemeente voorts kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aanvaardbaar acht. Reactie Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Opmerking 2 Vrijkomende agrarische bebouwing In het kader van het bestemmingsplan heeft de gemeente nieuw beleid geformuleerd rond vrijkomende agrarische bebouwing. De Kamer van Koophandel is verheugd dat de gemeente zich daarbij baseert op het provinciaal beleid. De Kamer van Koophandel kan zich dan ook vinden in het beleid van de gemeente. Reactie Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Opmerking 3 Aard en omvang De gemeente hanteert als uitgangspunt dat bedrijven en instellingen binnen het plangebied in ieder geval naar aard en omvang worden bestemd. Deze situatie is echter niet altijd in overeenstemming met het beeld en ambities die ondernemers bij de toegekende bestemming hebben, bijvoorbeeld bij uitbreidings- c.q. verbouwplannen. De Kamer van Koophandel adviseert dan ook de uitkomsten van de inventarisatie ter verificatie aan de betreffende ondernemingen te doen voorkomen.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
83
...................................................................
Reactie In het bestemmingsplan is aangegeven dat is uitgegaan van de bestaande functionele structuur. Het bestemmingsplan is derhalve conserverend van aard. In een dergelijk plan vindt de gemeente het niet passend de verschillende bedrijven bij recht uitbreidingsmogelijkheden toe te kennen, zeker niet wanneer het gaat om bedrijvigheid die gelegen is in een woonomgeving. Op het bedrijventerrein aan de Westerboekelweg worden bijvoorbeeld bij recht wel ruimere bebouwings- en gebruiksmogelijkheden geboden. Overigens zijn ook de overige bestemmingen, zoals woondoeleinden en maatschappelijke doeleinden, conserverend van aard. Daarbij moet worden opgemerkt dat het voorontwerpbestemmingsplan met ingang van 14 januari 2005 gedurende 4 weken ter inzage heeft gelegen. Gedurende deze periode bestond voor een ieder de mogelijkheid zienswijzen ten aanzien van het bestemmingsplan kenbaar te maken. In deze periode is door slechts één ondernemer in de grote kernen een inspraakreactie ingediend. Opmerking 4 Ontbreken bedrijven De Kamer van Koophandel heeft de indruk dat de gemeente niet alle bedrijven als zodanig benoemd heeft. De Kamer van Koophandel geeft aan dat er enkele bedrijven ontbreken, zoals in Spanbroek bijvoorbeeld Bakkerij Bes, de orgelwinkel, de kapper, taxibedrijf Robatax en meubelzaal Het Pronckhuis. Reactie Het grootste gedeelte van het plangebied is bestemd als wonen. Bestaande kleinere bijzondere functies zijn aangeduid. Het gaat om erven en gebouwen waar een bedrijf of instelling wordt uitgeoefend naast het wonen. Zonder verdere procedures kan worden teruggevallen op deze woonfunctie als het bedrijf/de instelling eventueel wordt beëindigd. Deze bedrijven hebben de aanduiding "bedrijf" dan wel "detailhandel" gekregen binnen de bestemming "woondoeleinden" (Bakkerij Bes, de orgelwinkel, taxibedrijf Robatax en meubelzaal Het Pronckhuis). Binnen de bestemming "woondoeleinden" zijn ook de zogenaamde aan-huis-verbonden beroepen begrepen. Deze zijn zonder meer toegestaan naast de functie wonen en zijn dan ook niet als zodanig op de plankaart aangegeven (kapper). Alleen de grotere bedrijven in het plangebied vallen binnen de bestemming "bedrijfsdoeleinden". Naar inzien van de gemeente zijn alle bestaande bedrijven derhalve dan wel in de woonfunctie begrepen (beroepen aan huis), dan wel aangeduid (kleine bedrijven binnen de schaal van een woning/woonperceel, naast de woonfunctie), dan wel bestemd (grotere bedrijven).
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
84
...................................................................
Opmerking 5 LPG-tankstations De Kamer van Koophandel geeft aan dat beide LPG-tankstations in het plan in hun mogelijkheden beperkt worden. De Kamer van Koophandel heeft dit aan de betrokken ondernemers gemeld en verwacht dat deze individueel bij de gemeente zullen komen om over de consequenties te overleggen. Reactie Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Overigens is de gemeente van mening dat beide bedrijven met name in theorie in hun mogelijkheden beperkt worden. Hoewel de doorzet in de milieuvergunning wordt vastgezet op 1000 m³ per jaar, ligt de feitelijke doorzet aan LPG van beide tankstations een stuk lager, zo'n 81 m³ en 250 m³ per jaar. Beide tankstations kunnen derhalve nog aanzienlijk groeien in hun verkoop van LPG. Overigens vloeien de beperkingen ten aanzien van LPG-stations niet zozeer voort uit het plan maar met name uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Opmerking 6 Milieucategorieën De Kamer van Koophandel geeft aan niet te kunnen overzien of er bedrijven in het plangebied zijn die in een lagere milieucategorie gaan vallen door vergelijking met de oude milieucategorie en de huidige activiteiten. In veel gevallen passen de gemeenten de milieucategorie naar beneden aan naar aanleiding van het huidige gebruik. De Kamer van Koophandel geeft aan hier tegenstander van te zijn, omdat dit een negatieve invloed kan hebben op de economische waarde van de locatie en omdat dit ondernemers kan belemmeren in het realiseren van groeiambities op bedrijventerreinen. Reactie De gemeente heeft bij het toekennen van de verschillende milieucategorieën aan de bestemming bedrijfsdoeleinden gelet op het feitelijke gebruik, maar ook op hetgeen er ten opzichte van de omgeving mogelijk is. In paragraaf 4.2 (Hinder van bedrijvigheid) van de toelichting is aangegeven dat in het bestemmingsplan in verband met de situering ten opzichte van de woonbebouwing binnen de bestemming "bedrijfsdoeleinden", milieucategorieën 1 en 2 toelaatbaar zijn. Een uitzondering hierop vormt bedrijventerrein Hoogwoud waar middels zonering bedrijven tot categorie 4 (200 meter) zijn toegelaten. Daarnaast is overal in het plangebied waar de aanduiding "bedrijven" of de bestemming "bedrijfsdoeleinden" voorkomt, ook de bestaande bedrijvigheid in de bestemming begrepen. Het voortbestaan van de bestaande bedrijven wordt derhalve niet bedreigd door de regeling in het bestemmingsplan.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
85
...................................................................
7.1.3 KPN Opmerking Belangen KPN KPN verzoekt de gemeente bij nadere uitwerking van het bestemmingsplan rekening te houden met de belangen van de KPN. Deze bestaan in hoofdlijnen uit de volgende zaken: het handhaven van bestaande tracés, met name de huidige hoofd kabel- en leidingtracés; het vrijhouden van toegewezen tracés van bomen en beplanting; bij uitbreiding/nieuwbouw creëren van tracés aan beide zijden van straten in openbare grond, in bermen en open verhardingen; het in overleg beschikbaar stellen van ruimten voor het plaatsen van mogelijke kabelverdeelkasten van KPN; het vrijhouden van straalverbindingspaden van KPN van hoge objecten. Reactie In het bestemmingsplan is reeds rekening gehouden met de belangen van de KPN. Zoals in paragraaf 6.1 van de toelichting is vermeld zijn ondergrondse leidingen in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Een nadere planologische regeling voor de genoemde leidingen is niet nodig. Ten aanzien van een strook voor nieuwe leidingen kan worden opgemerkt dat er in het plan voldoende ruimte is opgenomen om nieuwe leidingen aan te leggen. Ten aanzien van het in het plangebied aanwezige straalpad is een dubbelbestemming opgenomen. Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsbepalingen, zijn gelegen binnen het op de plankaart als zodanig aangegeven "straalpad", mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven hoogte. 7.1.4 N.V. Nederlandse Gasunie District West Opmerking 1 Ligging gastransportleiding De Gasunie geeft aan dat in het plangebied een gastransportleiding van de Gasunie ligt. Deze is echter maar voor een klein gedeelte op de plankaart ingetekend. De Gasunie verzoekt de plankaart overeenkomstige de volledige ligging van de leiding aan te passen. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van de Gasunie is de plankaart, blad 1, 3 en 4 aangepast. Op de plankaart is de volledige gastransportleiding ingetekend.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
86
...................................................................
Opmerking 2 Aanlegvergunning De Gasunie geeft aan dat enkel het verbieden van het zondermeer oprichten van bebouwing onvoldoende is ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter gevaar van personen en goederen in de directe omgeving. De Gasunie verzoekt de gemeente artikel 14 (Gasleiding) zodanig uit te breiden dat de onderstaande werkzaamheden, uitgevoerd binnen een zone van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding (vrijwaringszone), behoudens vrijstelling niet zijn toegestaan: 1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting; 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging; 3. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk; 4. het aanbrengen van gesloten verhardingen 5. het indrijven van voorwerpen in de bodem; 6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen; 7. het aanbrengen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; 8. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair. Het college van Burgemeester en Wethouders kunnen hiervan vrijstelling verlenen in overleg met de leidingbeheerder. Reactie De gemeente gaat er op grond van bovenstaande van uit dat de Gasunie voor de vrijwaringszone een aanlegvergunningenstelsel ten aanzien van werken en werkzaamheden opgenomen wil zien. Naar aanleiding van de opmerking van de Gasunie is het plan aangepast, in die zin dat aan artikel 14 (Gasleiding) een aanlegvergunningenstelsel is toegevoegd. Op grond van dit stelsel is het verboden zonder aanlegvergunning de door de Gasunie omschreven werken en werkzaamheden uit te voeren, echter met uitzondering van hetgeen genoemd is bij de punten 6 en 8. Punt 6 ziet op een vorm van gebruik van gronden en niet zozeer op het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Dergelijk gebruik van de gronden valt reeds aan te merken als gebruik strijdig met de doeleindenomschrijving van de verschillende bestemmingen waarbinnen de gasleiding zich bevindt. Punt 8 is een vorm van bouwen en wordt reeds door artikel 14, lid 2 verboden.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
87
...................................................................
Opmerking 3 Gasontvangststation De Gasunie geeft aan dat er in het plangebied een gasontvangststation aanwezig is, waaraan in het plan geen aandacht is gegeven. De Gasunie verzoekt dan ook dit alsnog te doen. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van de Gasunie is het plan aangepast, in die zin dat aan paragraaf 4.3.5 (Gasleidingen) een alinea is toegevoegd met betrekking tot het gasontvangststation. De aanwezigheid van dit station brengt overigens geen beperkingen voor plangebied met zich mee. 7.1.5 Nuon Opmerking Ligging kabels De Nuon geeft aan dat er in het plangebied kabels van de Nuon liggen. Aan de noordzijde van de Westerboekelweg (blad 1), achter de bestaande percelen liggen veel 10 kV kabels. Deze worden gevoed vanuit het 50 kV station Hoogwoud. Reactie In het bestemmingsplan is reeds rekening gehouden met de belangen van de Nuon. Zoals in paragraaf 6.1 van de toelichting is vermeld zijn ondergrondse leidingen in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Een nadere planologische regeling voor de genoemde leidingen is niet nodig. 7.1.6 PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland Opmerking 1 Ligging waterleidingen Ter veiligstelling van in het plan aan te leggen c.q. aanwezige leidingen verzoekt PWN die voorwaarden in acht te nemen die openbare nutsbedrijven nu eenmaal moeten stellen om hun taak in het algemeen belang te kunnen uitoefenen. Een zeer belangrijke voorwaarde is die van het beschikbaar stellen van voldoende ruimte in openbare grond voor het ondergronds verkeer. Deze ruimte dient vrij te zijn van bomen en stekelige beplanting, terwijl de overige beplanting van dien aard dient te zijn dat het leidingennet te allen tijde goed bereikbaar blijft. Indien er sprake is van wegverharding boven de leidingen dient deze open te zijn. Reactie In het bestemmingsplan is reeds rekening gehouden met de belangen van de PWN. Zoals in paragraaf 6.1 van de toelichting is vermeld zijn ondergrondse leidingen in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Een nadere planologische regeling voor de genoemde leidingen is niet nodig. Ten aanzien van de aanleg van
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
88
...................................................................
nieuwe leidingen kan worden opgemerkt dat er in het plan voldoende ruimte is opgenomen om nieuwe leidingen aan te leggen. Opmerking 2 Nieuwbouw Het PWN-distributienet ten behoeve van de te realiseren nieuwbouw wordt ontworpen op de drinkwatervraag. Vervolgens wordt in overleg met de brandweer (gemeente) bestudeerd of het verzoek om bluswater (op diverse locaties in het plan) in het ontwerp kan worden ingepast. In de gevallen dat dit niet gehonoreerd kan worden, dient de brandweer (gemeente) naar een alternatieve bluswatervoorziening uit te zien. Ook vraagt de PWN aandacht voor het standaarddocument VANN, een document ten behoeve van de aanleg van voorzieningen in nieuwbouwgebieden. Daarnaast geeft PWN aan dat in het belang van de volksgezondheid in het plan gelegen gronden geen gevaarlijke stoffen mogen voorkomen, die na leidingaanleg in het drinkwater terecht kunnen komen. Reactie In het bestemmingsplan wordt bij recht niet voorzien in de ontwikkeling van nieuwe woningbouwlocaties. Wel wordt door middel van een aantal wijzigingsbevoegdheden in kleinschalige vorm woningbouw mogelijk gemaakt. Wanneer tot wijziging wordt overgegaan, zal bij de uitvoering van de werkzaamheden vanzelfsprekend rekening worden gehouden met de belangen van de PWN. 7.1.7 Rijkswaterstaat Noord-Holland Opmerking 1 Plankaart Het water in het plangebied is op de plankaart niet in beeld gebracht en heeft geen zelfstandige betekenis. Het maakt deel uit van andere bestemmingen. Het water krijgt hiermee in het bestemmingsplan niet die betekenis die het gezien zijn watershuishoudkundige functie voor het plangebied zou moeten hebben. Het water zou volgens Rijkswaterstaat op de plankaart worden aangegeven en zelfstandig worden bestemd. Reactie Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is in het overleg van 29 augustus 2005 tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap, akkoord gegaan met het aanduiden van water binnen de verschillende bestemmingen in plaats van een afzonderlijke bestemming. In het overleg is afgesproken dat aanvullend op de aanduiding 'water' een aanlegvergunning wordt gekoppeld aan wijziging van waterpartijen. Het Hoogheemraadschap wordt dan verplicht betrokken bij afgifte van deze vergunning.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
89
...................................................................
Opmerking 2 Toelichting bestaand beleid In hoofdstuk 3 ontbreekt een beschrijving van het rijksbeleid zoals dat onder andere is opgenomen in de Nota Ruimte, de Vierde Nota Waterhuishouding en de Nota Mobiliteit. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van Rijkswaterstaat is hoofdstuk 3 (Bestaand beleid overheden) aangepast. Aan dit hoofdstuk is een paragraaf toegevoegd die in gaat op het voor het plan relevante rijksbeleid. Opmerking 3 Toelichting luchtkwaliteit In de paragraaf over luchtkwaliteit relateert de gemeente de toepassing van het Besluit luchtkwaliteit aan de zogenaamde gevoelige bestemmingen. Recente uitspraken van de Raad van State met betrekking tot de interpretatie en de uitvoering van dit besluit leren echter dat het doel van het besluit is de luchtkwaliteit te beschermen, los van de functie of bestemming. Reactie Bovengenoemde interpretatie had zich ten tijde van het opstellen van het plan nog niet uitgekristalliseerd. Naar aanleiding van de opmerking van Rijkswaterstaat is paragraaf 4.4 (Luchtkwaliteit) van de toelichting aangepast. Opmerking 4 Waterparagraaf De waterparagraaf maakt niet duidelijk dat voor dit plan de verplichte watertoets heeft plaatsgevonden. Het advies van de waterbeheerder is niet in deze paragraaf beschreven en als bijlage bij het plan gevoegd. Bovendien geeft de paragraaf geen beschrijving van de waterhuishouding in en rond het plangebied. Reactie Gedurende het opstellen van het voorontwerp bestemmingsplan is een aantal keren contact geweest met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan voor het overleg ex artikel 10 Bro naar het Hoogheemraadschap verzonden. Door het Hoogheemraadschap is in het overleg van 29 augustus 2005 tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap aangegeven dat de overlegreactie ex artikel 10 Bro als wateradvies kan worden beschouwd.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
90
...................................................................
Opmerking 5 Verkeer en vervoer Rijkswaterstaat geeft aan dat er een paragraaf verkeer en vervoer ontbreekt. Rijkswaterstaat acht het noodzakelijk dat aan het plan een dergelijke paragraaf wordt toegevoegd. Reactie In paragraaf 3.2.1 van de toelichting wordt ingegaan op het gemeentelijk categoriseringsplan en de consequenties hiervan voor het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. Daarnaast is het plan een conserverend plan, waarbij voor de inrichting van wegen wordt uitgegaan van de bestaande inrichting. De gemeente is dan ook van mening dat het niet noodzakelijk is een paragraaf verkeer en vervoer in de toelichting op te nemen. Opmerking 6 Voorschriften verkeer In artikel 11 (wegverkeer) en 12 (verkeers- en verblijfsgebied) zijn bouwmogelijkheden opgenomen. Rijkswaterstaat is van mening dat aan de bouwvoorschriften moet worden toegevoegd dat de bouwwerken de verkeersafwikkeling niet schaden. Reactie De genoemde bestemmingen staan ten dienste van het verkeer. De genoemde bouwwerken mogen dan ook uitsluitend voor in die artikelen genoemde bestemmingen worden gebouwd. Bij het bouwen zal met de verkeersafwikkeling rekening worden gehouden. Opnemen van nadere voorschriften is dan ook niet nodig. Opmerking 7 Voorschriften water Indien water een zelfstandige bestemming krijgt, dan zal er voor deze bestemming een voorschrift moeten worden toegevoegd. Reactie Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is in het overleg van 29 augustus 2005 tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap, akkoord gegaan met het aanduiden van water binnen de verschillende bestemmingen in plaats van een afzonderlijke bestemming. In het overleg is afgesproken dat aanvullend op de aanduiding 'water' een aanlegvergunning wordt gekoppeld aan wijziging van waterpartijen. Het Hoogheemraadschap wordt dan verplicht betrokken bij afgifte van deze vergunning.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
91
...................................................................
7.1.8 Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) Opmerking 1 Beleid van hogere overheden In hoofdstuk 1 (Inleiding) wordt aangegeven dat één van de redenen voor het ontwikkelen van een nieuw bestemmingsplan is dat op deze wijze nieuw beleid van hogere overheden actueel gehouden kan worden in het ruimtelijk beleid van de gemeente. De ROB geeft dat één van die ontwikkelingen momenteel plaatsvindt op het gebied van de archeologische monumentenzorg. In het wetsvoorstel is aangegeven dat de afweging van het archeologisch belang met name verloopt via de ruimtelijke ordening en dat een bestemmingsplan een goed instrument is voor gemeenten om de eigen verantwoordelijkheid op het gebied van de archeologische monumentenzorg mede vorm te geven. Reactie Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Opmerking 2 Ontstaansgeschiedenis In paragraaf 2.1 (Ontstaansgeschiedenis) wordt met grote stappen door de (pre)historie gewandeld. Helaas is de Vroege Bronstijd (20001800 voor Chr.), een periode waarin het plangebied bewoond en redelijk intensief gebruikt werd, overgeslagen. ROB adviseert deze periode alsnog te beschrijven. In de tweede alinea van paragraaf 2.2 wordt gesproken over kunstmatige dijken: dijken wordt altijd door de mens aangelegd en zijn dus per definitie kunstmatig. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van de ROB is paragraaf 2.1 aangepast. Opmerking 3 Rijksbeleid De ROB geeft aan dat het hem bevreemdt dat in hoofdstuk 3 (Bestaand beleid overheden) geen aandacht is besteed aan rijksbeleid, juist omdat het Rijk de overheidslaag is waar de meeste nieuwe beleidontwikkelingen tot stand komen. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van de ROB is hoofdstuk 3 (Bestaand beleid overheden) aangepast. Aan dit hoofdstuk is een paragraaf toegevoegd die ingaat op het voor het plan relevante rijksbeleid. Opmerking 4 Ontwikkelingsbeeld In paragraaf 3.2.1 (Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord) wordt het thema cultuurhistorie beschreven. Aangezien archeologie een
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
92
...................................................................
onlosmakelijk onderdeel van cultuurhistorische waarden vormt, adviseert de ROB deze alinea anders te formuleren. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van de ROB is in paragraaf 3.2.1 de alinea over cultuurhistorie aangepast. Opmerking 5 Cultuurhistorische waarden De ROB geeft aan dat er twee soorten archeologische terreinen zijn te onderscheiden: De bekende terreinen: De terreinen op de Archeologische Monumenten Kaart. Deze komen overeen met de archeologische terreinen op de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie. Het gaat dan niet alleen om terreinen met sporen uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd, maar ook om terreinen met sporen uit de Vroege Bronstijd. De terreinen waarvan verwacht wordt dat er archeologische waarden aanwezig zijn: Deze zijn weergegeven op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Deze kaart geeft de kans op het aantreffen van archeologische waarden aan. Voor het hele plangebied geldt een hoge kans op aantreffen van archeologische waarden. In de toelichting is niet aangegeven hoe dient te worden omgegaan met aangetroffen archeologische waarden. Ook staan de bekende terreinen niet op de plankaart en ook in de voorschriften is niet in algemene zin aangegeven hoe aangetroffen archeologische waarden planologisch ingepast dienen te worden. De ROB adviseert de bekende terreinen alsnog op de plankaart weer te geven zodat met toekomstige ruimtelijk ontwikkelingen die nog voorzien zijn met de archeologische waarden rekening kan worden gehouden. Daarnaast adviseert de ROB om terreinen met een niet-gebouwde bestemming een dubbelbestemming archeologisch waardevol dan wel onderzoeksgebied te geven, waarbij voor specifiek genoemde activiteiten een aanlegvergunningenstelsel kan worden opgenomen. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van de ROB zijn paragraaf 3.2.2 van de toelichting (Cultuurhistorische waardenkaart, Regioprofielen en Belvedèregebied), de voorschriften en de plankaart aangepast.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
93
...................................................................
7.1.9 LTO Noord Opmerking 1 Toelichting inventarisatie LTO geeft aan te betreuren dat er een gedegen inventarisatie van de agrarische bedrijven in het plangebied ontbreekt. Het bestemmingsplan geeft geen duidelijkheid over aantal volwaardige bedrijven en het type agrarische bedrijvigheid. Ook ontbreekt een analyse van de ontwikkeling van de landbouw in het plangebied. Het ontbreken van deze gegevens weegt zwaar aangezien ze de basis vormen voor de vertaling van het gemeentelijk beleid in de planvoorschriften Reactie Naar aanleiding van de opmerking van de LTO is paragraaf 2.3 (Functionele karakteristiek) aangepast. Er is een alinea toegevoegd over de aanwezige agrarische bedrijven in het plangebied. In het kader van een komplan is het niet gebruikelijk een complete enquête te houden onder agrarische bedrijven aangaande het aantal SBE's (standaardbedrijfseenheden), de opvolgingspositie, toekomstplannen en dergelijke. Wel is een veldinventarisatie gehouden om de feitelijke situatie op te nemen. In het geval er twijfels waren of een agrarische bestemming gerechtvaardigd is, is de milieuvergunning van het betrokken bedrijf bekeken. Opmerking 2 Toelichting vrijkomende agrarische bedrijven De gemeente heeft bij haar regeling voor vrijkomende agrarische gebouwen aansluiting gezocht bij het provinciale beleid. Dit beleid heeft in hoofdzaak de instemming van de LTO. De LTO geeft aan dat dit beleid van de provincie gericht is op gebieden buiten de rode contouren. In het plangebied zijn de agrarische bedrijven in hoofdzaak gevestigd in de lintbebouwing. Dit betekent dat de gemeente voor het toepassen van de ruimte voor ruimtecomponent zelfstandig beleid kan ontwikkelen. De LTO verzoekt de gemeente dan ook maatwerk per situatie te leveren. De LTO geeft aan dat bij bedrijfsverplaatsing de compensatiewoningen noodzakelijk zijn om de bestaande bedrijfslocatie te saneren en elders een nieuw bedrijf op te kunnen bouwen. Bij bedrijfsbeëindiging zijn de woningen een compensatie voor de sanering ter plaatse. Reactie De gemeente heeft inderdaad aansluiting gezocht bij het provinciale beleid inzake vrijkomende agrarische bebouwing. In het de beleidsnotitie "Beleid vrijkomende agrarische bebouwing" zoals die op 26 april 2005 door Gedeputeerde Staten in herziene vorm is vastgesteld, is aangegeven dat het daarin gegeven toetsingskader van toepassing is op het gebied buiten het bestaand stedelijk gebied, zoals dat geldt voor de gemeenten, gelegen in het plangebied van het
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
94
...................................................................
Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord. Uit de kaarten behorende bij het Ontwikkelingbeeld blijkt dat de agrarische bedrijven in de linten in Opmeer, Hoogwoud en Spanbroek eigenlijk allemaal buiten het bestaand stedelijk gebied vallen. In dit kader is derhalve zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het provinciale beleid. De gemeente is van mening dat de in het plan gegeven regeling agrarische bedrijven voldoende mogelijkheden biedt. Overigens heeft de provincie in haar overlegreactie aangegeven dat het voorontwerp-bestemmingsplan in overeenstemming is met het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord. Opmerking 3 Voorschriften doeleindenomschrijving De LTO geeft aan dat in de doeleindenomschrijving van de bestemming Agrarische doeleinden (artikel 6, lid 1) de bestemming voor glastuinbouwbedrijven ontbreekt. Om bestaande rechten te borgen, alsmede voor het veiligstellen van ontwikkelingsmogelijkheden van deze categorie bedrijven, verzoekt de LTO de doeleindenomschrijving aan te vullen met glastuinbouwbedrijven. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van de LTO is aan artikel 6, lid 1 "glastuinbouwbedrijven" toegevoegd. Opmerking 4 Voorschriften omvang bouwperceel De LTO constateert dat de bouwpercelen van agrarische bedrijven in het plangebied algemeen kleiner zijn dan 1 hectare. Uit onderzoek van het Landbouw Economisch Instituut in opdracht van de provincie Noord-Holland blijkt dat een bouwperceel van 1 hectare niet toereikend is om de agrarische bedrijfsvoering blijvend te kunnen aanpassen aan de zich wijzigende (economische) omstandigheden. De LTO geeft aan dat door de provincie is toegezegd dat de standaardmaatvoering voor agrarische bouwpercelen zal worden vergroot. De LTO verzoekt dan ook op de plankaart agrarische bouwpercelen van 1,5 hectare op te nemen, alsmede een flexibiliteitsbepaling om deze maatvoering te verruimen. Reactie Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken op de plankaart is zoveel mogelijk uitgegaan van contouren van de bestaande oppervlakte aan agrarische bebouwing. In paragraaf 5.1.1 van de toelichting (Afzonderlijke bestemmingen) is aangegeven dat uitbreiding van agrarische bedrijven gezien de ligging tussen woningen in het algemeen niet zonder meer mogelijk is. De aard van de agrarische bedrijvigheid zelf, de afstand tot woningen en (de omvang van) het transport van en naar het bedrijf zijn in een
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
95
...................................................................
woonomgeving factoren die zeer nadrukkelijk bij een afweging betrokken zijn. Dit betekent dat een bouwperceel van 1,5 hectare bij recht, ook gelet op de bestaande omvang van de bebouwing, niet wenselijk is. In dit kader is een wijzigingsbepaling opgenomen die het mogelijk maakt om het bouwvlak te vergroten met ten hoogste 25% tot ten hoogste 1 hectare. Op deze manier kan door de gemeente een gedegen afweging worden gemaakt tussen de verschillende belangen. Voor een verdere vergroting van het bouwvlak zal bij reële initiatieven een afzonderlijke procedure moeten worden gevolgd in de zin van een artikel 19 lid 1 WRO vrijstelling of een partiële herziening van het bestemmingsplan. De gemeente is van mening dat voldoende flexibiliteit is ingebouwd met betrekking tot het vergroten van bouwvlakken. Opmerking 5 Voorschriften omvang glastuinbouw Het provinciaal beleid voor vrijliggende glastuinbouwbedrijven is erop gericht dat bestaande bedrijven kunnen uitbreiden tot een omvang van maximaal 2 hectare. Verdere bedrijfsontwikkeling wordt toegestaan voor zover deze bedrijfseconomisch kan worden onderbouwd. De LTO is geen voorstander van deze "bewijsvoering achteraf", zoals die ook in het plan is opgenomen. De LTO prefereert de methodiek zoals die ook in de gemeente Heerhugowaard is toegepast en die door de provincie is geaccordeerd. Bestaande bedrijven wordt gevraagd om de bedrijfsontwikkeling te onderbouwen. Ruimte voor deze onderbouwde ontwikkeling wordt vervolgens op de kaart gereserveerd. De LTO verzoekt de gemeente nadrukkelijk te bezien of de uitbreidingsruimte voor deze categorie bedrijven op basis van de genoemde systematiek geconcretiseerd kan worden. Reactie In het bestemmingsplan zijn de twee bestaande glastuinbouwbedrijven in hun bestaande omvang bestemd. Het betreft glastuinbouwbedrijven met een areaal glas van minder dan 1 hectare. Om een groter areaal glas mogelijk te maken is in artikel 6, lid 1, onder a een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het bouwvlak te vergroten tot ten hoogste 2 hectare. Op deze manier kan door de gemeente een gedegen afweging worden gemaakt tussen de verschillende belangen. In paragraaf 5.1.1 (Afzonderlijke bestemmingen) is aangegeven dat op grond van provinciaal beleid een glastuinbouwbedrijf tot 2 hectare aan glas mag hebben. Bij het toestaan van 2 hectare aan glas bij recht binnen het plangebied zou dit bij de genoemde bedrijven kunnen leiden tot zeer diepe kassen, hetgeen naar de mening van de gemeente leidt tot een grote aantasting van het omliggende gebied en slecht aansluit bij de bebouwing in de omgeving. Gelet op bovenstaande lijkt het de gemeente weinig zinvol en niet wenselijk de systematiek van de
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
96
...................................................................
gemeente Heerhugowaard te hanteren. De gemeente is van mening dat voldoende flexibiliteit is ingebouwd met betrekking tot het vergroten van bouwvlakken. Opmerking 6 Maatvoering plankaart De LTO geeft aan de bouwvoorschriften op de plankaart te interpreteren als zijnde van toepassing op de agrarische bedrijfswoning en niet op de agrarische bedrijfsgebouwen. De LTO verneemt graag of dit een juiste interpretatie is. Reactie Deze interpretatie is niet correct. De bebouwingsbepalingen uit artikel 6, lid 2, sub a gelden zowel voor bedrijfswoningen als voor bedrijfsgebouwen. Opmerking 7 Omvang ondersteunend glas De LTO geeft aan dat het buitengebied van Opmeer is gekarakteriseerd als "niet-kwetsbaar". LTO verzoekt de gemeente de volledige ondersteunend glasregeling op te nemen. In concreto betekent dit dat een verdere uitbreiding tot 4.000 m², via het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid, in de voorschriften moet worden opgenomen. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van de LTO zijn de voorschriften aangepast. Aan artikel 6, lid 8 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt het bouwvlak te vergroten ten behoeve van ten hoogste 4.000 m² aan ondersteunend glas. Opmerking 8 Goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen De LTO geeft aan dat een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 5 meter en 8 meter vanuit agrarisch oogpunt niet voldoende zijn. Gelet op de voortgaande schaalvergroting is voor de opslag en preparatie van agrarische producten een goot- en nokhoogte van respectievelijk 6 meter en 12 meter noodzakelijk. Reactie Naar aanleiding van de reactie van de LTO is het plan aangepast. In artikel 6, lid 3 is een vrijstellingsbepaling opgenomen die het mogelijk na vrijstelling tot de door LTO aangegeven maatvoering ten kunnen bouwen. Er is voor een regeling bij vrijstelling gekozen omdat bij de gemeente geen verzoeken bekend zijn welke een verruiming van de in het plan bij recht gegeven maatvoering inhouden. Ook een historisch overzicht uit het bouwdossier bevat geen afgegeven vrijstellingen van deze aard.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
97
...................................................................
Opmerking 9 Bouwhoogte bouwwerk, geen gebouw zijnde De LTO verzoekt bij recht voor sleufsilo's een bouwhoogte van 3 meter toe te staan, gelet op het bepaalde in artikel 6, lid 3, sub e. Ook verzoekt de LTO de maatvoering van hooitorens, voedersilo's en kunstmestsilo's te verruimen naar 12 meter. Volgens de LTO is dit een gangbare maatvoering voor de opslagunits. Reactie Naar aanleiding van de reactie van de LTO is het plan aangepast. In artikel 6, lid 3 is een vrijstellingsbepaling opgenomen die het mogelijk na vrijstelling tot de door LTO aangegeven maatvoering ten kunnen bouwen. Er is voor een regeling bij vrijstelling gekozen omdat bij de gemeente geen verzoeken bekend zijn welke een verruiming van de in het plan bij recht gegeven maatvoering inhouden. Ook een historisch overzicht uit het bouwdossier bevat geen afgegeven vrijstellingen van deze aard. Opmerking 10 Maatvoering mestsilo's buiten bouwvlak De LTO verzoekt, gelet op de eerder genoemde schaalvergroting binnen de agrarische sector, de bouwhoogte van mestsilo's buiten het bouwvlak bij vrijstelling te verhogen van 4 meter naar 6 meter. Reactie Naar aanleiding van de reactie van de LTO is het plan aangepast. In artikel 6, lid 3 is een vrijstellingsbepaling opgenomen die het mogelijk na vrijstelling tot de door LTO aangegeven maatvoering ten kunnen bouwen. Opmerking 11 Opslag mest buiten bouwvlak De LTO geeft aan dat de regeling omtrent het opslag van mest buiten het bouwvlak (artikel 6, lid 5, sub b) kan vervallen omdat de regeling voor opslag van mest buiten het bouwvlak al geregeld is in bouwvoorschriften (artikel 6, lid 3, sub d). Reactie Dit is niet correct. In de doeleindenomschrijving van de bestemming agrarische doeleinden (artikel 6, lid1) is aangegeven dat mestopslag uitsluitend binnen een bouwvlak mag plaatsvinden, ook wanneer er geen sprake is van opslag in mestsilo's. Indien de vrijstelling uit lid 5 zou worden verwijderd, zou dit er toe leiden dat buiten het bouwvlak mest alleen in mestsilo's mag worden opgeslagen. Om opslag van mest anders dan in silo's mogelijk te maken is genoemde vrijstelling opgenomen.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
98
...................................................................
Opmerking 12 Aanleg landbouwontsluitingswegen De LTO verzoekt de aanleg van kavelpaden buiten aanlegvergunningplicht voor landbouwontsluitingswegen te laten vallen. Deze paden zijn van eminent belang voor de interne bedrijfsontsluiting. Reactie De gemeente is er van op de hoogte dat genoemde kavelpaden van groot belang zijn voor agrarische bedrijven. De gemeente vindt het echter wenselijk het al dan niet toestaan van de aanleg van landbouwontsluitingswegen te kunnen afwegen tegen andere, eveneens van belang zijnde aspecten. Immers, met name de verkeersveiligheid, als ook de bodemkundige, landschappelijke en ruimtelijke kenmerken van het gebied kunnen van wezenlijk belang zijn voor de wijze waarop de ontsluitingswegen gerealiseerd worden. Opmerking 13 Wijzigen naar wonen In aanvulling op het gestelde onder opmerking 2 verzoekt de LTO om de voorwaarden waaronder functieverandering in combinatie met bestemmingswijziging kan plaatsvinden, aan te scherpen. In het provinciale beleid is al aangegeven dat de bestemmingswijziging alleen kan plaatsvinden als de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende agrarische bedrijven niet worden beperkt. Het voornemen tot functieverandering/bestemmingswijziging zal moeten worden gecommuniceerd met de betrokken agrariërs. Reactie Aan het slot van artikel 6, lid 8 is aangegeven dat de wijzigingsbevoegdheden uitsluitend worden toegepast indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruikmogelijkheden van aangrenzende gronden. Hieronder vallen ook de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende agrarische bedrijven. Indien er sprake is van functiewijziging zal die op grond van bovenstaande vanzelfsprekend met omliggende agrariërs worden gecommuniceerd. Een aanpassing van de voorschriften is dan ook niet nodig. 7.1.10 Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier Opmerking 1 Ontbreken bestemming water Het Hoogheemraadschap merkt op dat geen enkele waterpartij daadwerkelijk wordt bestemd als water. Het Hoogheemraadschap kent de overwegingen niet om te kiezen voor een aanduiding in plaats van een bestemming. Het Hoogheemraadschap wil voorkomen dat zonder planologische procedure wijzigingen kunnen worden aangebracht is het tracé van belangrijke waterlopen. In paragraaf 3.1.5 (Waterbeheerplan van de waterschappen in het Hollands
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
99
...................................................................
Noorderkwartier) is aangegeven dat na het overleg ex artikel 10 Bro 1985 waterlopen zullen worden toegevoegd die vanuit waterhuishoudkundig dan wel ecologisch oogpunt belangrijk zijn. Het Hoogheemraadschap dringt er op aan naast de reeds aangeduide wateren, ook alle boezemwateren, hoofdwaterlopen en water binnen de bebouwde kom te bestemmen als water. Het overige water kan middels een aanduiding via de doeleindenomschrijving worden bestemd. Het Hoogheemraadschap verzoekt de gemeente de meest recente revisiegegevens van de ruilverkaveling in het plan te verwerken. Reactie Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is in het overleg van 29 augustus 2005 tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap, akkoord gegaan met het aanduiden van water binnen de verschillende bestemmingen in plaats van een afzonderlijke bestemming. In het overleg is afgesproken dat aanvullend op de aanduiding 'water' een aanlegvergunning wordt gekoppeld aan de wijziging van waterpartijen. Het Hoogheemraadschap wordt dan verplicht betrokken bij afgifte van deze vergunning. Naar aanleiding van de reactie van het Hoogheemraadschap zijn de meest recente revisiegegevens van de ruilverkaveling in het plan betrokken. Opmerking 2 Waterparagraaf Het Hoogheemraadschap geeft aan dat in de waterparagraaf een algemeen beschrijvend gedeelte over het huidige waterbeheer, een opsomming van relevant beleid en een waterhuishoudkundige beschrijving ontbreken. Het Hoogheemraadschap geeft voor deze onderdelen een aanzet. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van het Hoogheemraadschap is de toelichting aangepast. Aan paragraaf 4.5 (Waterparagraaf) is een algemeen beschrijvend gedeelte opgenomen waarin de aanzet van het Hoogheemraadschap is verwerkt. Opmerking 3 Voorwaarde voor wijziging Het Hoogheemraadschap onderschrijft het opnemen van een voorwaarde van vooroverleg met de waterbeheerder bij wijzigingsbevoegdheden. Als aanvulling bij de diverse wijzigingsbevoegdheden en bij de algemene vrijstellingsbevoegdheden ziet het Hoogheemraadschap graag opgenomen dat de wijzigingsbevoegdheid dan wel vrijstellingbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishouding.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
100
...................................................................
Reactie Daar waar een substantiële vergroting plaatsvindt van de verharde oppervlakte, dus in die gebieden waarvoor een wijzigingsbevoegdheid plaats vindt, is bepaald dat vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid overleg is gepleegd met de waterbeherende instantie over de noodzakelijke waterberging en de situering daarvan. De gemeente is van mening dat een dergelijk overleg voldoen garandeert dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishouding. Voor kleinere ingrepen die door middel van de algemene vrijstellingsbevoegdheden (artikel 19) acht de gemeente het niet nodig dat daarvoor overleg met de waterbeherende instantie dient te worden gepleegd. Naar aanleiding van de opmerking van het Hoogheemraadschap is overigens de voorwaarde voor wijziging iets breder geformuleerd. De watertoets ziet tenslotte niet alleen op waterberging, maar bijvoorbeeld ook op aspecten van riolering, het gebruik van materialen en dergelijke. Opmerking 4 Afkoppeling van riolering Het Hoogheemraadschap adviseert om het hemelwaterafvoer van daken en schone bestratingen zoveel mogelijk af te koppelen van de riolering. In de nieuwe bebouwing dient kritisch te worden gekeken naar de toepassing van uitloogbare materialen. Bij toepassing van een gescheiden stelsel kan worden geadviseerd om een randvoorziening te plaatsen voor een lozingspunt naar oppervlaktewater. Reactie Bij de uitvoering van werkzaamheden die in het kader van de verschillende wijzigingsplannen mogelijk worden gemaakt zal met de door het Hoogheemraadschap genoemde opmerkingen rekening worden gehouden. 7.1.11 VROM-Inspectie, Regio Noord-West Opmerking Geen opmerkingen Aangegeven wordt dat het voorontwerp-bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Reactie De gemeente heeft hiervan kennis genomen. 7.2
Inspraak
Het voorontwerp-bestemmingsplan Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek heeft ten behoeve van de inspraak met ingang van 14 januari 2005 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen op het gemeentehuis te Opmeer. In deze periode zijn 7
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
101
...................................................................
inspraakreacties binnen gekomen. Op 20 januari 2005 heeft een inspraakavond plaatsgevonden. In het navolgende wordt op de inspraakreacties ingegaan. Afschriften van de inspraakreacties zijn als bijlage 3 opgenomen. Op het voorontwerp bestemmingsplan zijn de volgende inspraakreacties binnengekomen: 1. J. de Jong en W. Aelberts, B. Breebaartstraat 3 te Hoogwoud; 2. R. Beerepoot, Kwekerij Beerepoot; 3. P.J. Koenis en H.A.M. Koenis-Mooij, Zaagmolenweg 2 te Spanbroek; 4. M. de Visser en C.T.E. van der Vlugt, Van Roozendaalstraat 6 te Spanbroek; 5. Parochiebestuur Parochie Sint Jans Geboorte, Herenweg 5 te Hoogwoud; 6. R. Kuiper, Koningspade 5 te Hoogwoud; 7. Boekel De Nerée, namens de heer en mevrouw D. Scheringa-De Vries te Opmeer, DS Art B.V. te Hoogwoud, Grijpskerk Driesum Beheer B.V. te Hoogwoud, Scheringa en De Vries Art B.V. te Hoogwoud en DSB Art B.V. te Wognum.
7.2.1 J. de Jong en W. Aelberts, B. Breebaartstraat 3 te Hoogwoud Opmerking Bouwvlak en bestemming Het perceel B. Breebaartstraat 3 van insprekers bevat volgens het vigerende bestemmingsplan 2 bouwblokken, één met de bestemming hoofdgebouw en één met de bestemming maatschappelijke doeleinden. In het voorontwerp-bestemmingsplan wordt het bouwblok van het hoofdgebouw aanzienlijk verkleind. Ook het andere bouwblok wordt verkleind en de bestemming wordt gewijzigd. Insprekers geven dat dit nadelig is om de volgende redenen: beperkingen in het gebruik van de praktijkruimte in verband met het wegvallen van de bestemming maatschappelijke doeleinden; beperkingen in eventuele herbouw door verkleining van de bouwblokken; geen mogelijkheden meer voor uitbreiding van het woonhuis waardevermindering van de grond en opstallen door bovengenoemde punten. Na overleg met ambtenaren verzoeken insprekers de oppervlakte van het bouwblok ongewijzigd te laten en de bestemming maatschappelijke doeleinden te wijzigen in hoofdgebouw.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
102
...................................................................
Reactie Naar aanleiding van de opmerking van insprekers is de plankaart aangepast, waarbij het bouwvlak de omvang uit het vigerende bestemmingsplan heeft gekregen. Ten aanzien van de praktijkruimte kan het volgende worden opgemerkt. Binnen de bestemming "woondoeleinden" zijn onder bepaalde voorwaarden aan-huisverbonden beroepen bij recht toegestaan. Hier onder vallen blijkens artikel 1 sub c van de voorschriften ook praktijkruimte, kantoren et cetera. 7.2.2 R. Beerepoot, Kwekerij Beerepoot Opmerking Bouwvlak en bestemming Reclamant merkt op dat de veranderingen in het voorontwerpbestemmingsplan geen positief effect "voorstellen" en geenszins bijdragen aan het toekomstig ondernemen voor de agrarische sector in de gemeente Opmeer. Reclamant vraagt de gemeente dan ook om de door de LTO toegezonden reactie bespreekbaar te maken en deze met deze organisatie, die de belangen behartigt van alle agrarische ondernemingen in de gemeente Opmeer, te bespreken. Reactie Voor de opmerkingen van de LTO en de gemeentelijke reactie daarop wordt verwezen naar paragraaf 7.1.9. 7.2.3 P.J. Koenis en H.A.M. Koenis Mooij, Zaagmolenweg 2 te Spanbroek Opmerking Van Roozendaalstraat 4 en 6 Insprekers hebben de gemeente per brief van 23 april 2004, alsmede per eerdere brieven verzocht opheldering te geven omtrent de gang van zaken rond het pand Van Roozendaalstraat 6. Per brief van 1 juli 2004 heeft de gemeente dit verzoek aangemerkt als een verzoek tot handhaving, maar wordt er niet op de gestelde vragen ingegaan. Insprekers constateren dat de percelen Van Roozendaalstraat 4 en 6 de bestemming bedrijfsdoeleinden hebben en dat er tevens een vergroting van het bestaande c.q. toevoeging van een nieuw bouwblok is aangegeven. In de voorschriften is aangegeven dat de bedrijfsbestemming onder voorwaarden kan worden gewijzigd in een woonbestemming. Naar opvatting van insprekers kan worden afgeleid dat op de betreffende percelen behalve het bestaande pand nog één vrijstaande woning of één twee-onder-één kap woning kan worden gerealiseerd. En verder dat het bestaande gebouw Van Roozendaalstraat 6, na een verzoek daartoe een woonbestemming kan krijgen. Bij wijziging mag volgens de voorschriften de bestaande woonsituatie niet worden aangetast en zullen goot- en bouwhoogte en dakhelling aansluiten bij bebouwingscategorie 1 en 2. Insprekers
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
103
...................................................................
vernemen gaarne of bovenstaande lezing juist is, en zo niet, welke verwachting insprekers mogen hebben als gevolg van een gelijk blijven dan wel een wijziging van bestemming op vermelde percelen. Reactie De wijzigingsbevoegdheid geeft aan dat twee woningen mogen worden gerealiseerd binnen het gebied waarop de bevoegdheid rust. Gelet op de stedenbouwkundige inpassing gaat de voorkeur van de gemeente uit naar twee losstaande woningen. De verwachting die insprekers mogen hebben is dat er binnen de planperiode de mogelijk bestaat om invulling te geven aan de wijzigingsbevoegdheid. De objectieve randvoorwaarden zijn in het bestemmingsplan reeds aangegeven. Indien toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid, bestaat voor insprekers de mogelijkheid om gebruik te maken van de bekende rechtsbeschermingsmiddelen. 7.2.4 M. de Visser en C.T.E. van der Vlugt, Van Roozendaalstraat 6 te Spanbroek Opmerking Woonbestemming Van Roozendaalstraat 6 Insprekers doen een verzoek tot legalisatie van de woonbestemming te plaatse van Van Roozendaalstraat 6. Daar het pand als woning wordt gebruikt is het noodzakelijk om het bestemmingsplan te wijzigingen naar een woonbestemming. Reclamant refereert daarbij aan een brief van 1 juli 2004. Reactie In de brief van 1 juli 2004 is door het College van Burgemeester en Wethouders aangegeven dat het bereid is over te gaan tot legalisatie van het huidige gebruik op perceel van Van Roozendaalstraat 6, door het perceel te bestemmen voor woondoeleinden sec. In de brief is tevens aangegeven dat, om tot legalisatie over te gaan het nodig is dat insprekers een schriftelijk verzoek hiertoe indienen bij de gemeente. Een dergelijk concreet verzoek is door insprekers niet ingediend. Ook verder zijn bij de gemeente geen concrete plannen van insprekers bekend. Om bovengenoemde redenen is dan ook gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid. Naar aanleiding van de opmerking van insprekers is het plan dan ook niet aangepast. 7.2.5 Parochiebestuur Parochie Sint Jans Geboorte, Herenweg 5 te Hoogwoud Opmerking Parochie Herenweg 5 Reclamant geeft aan dat de pastorie aan de Herenweg 5 bestemd is voor een aantal vergaderingen en de bewoning van een toekomstig pastoor. Insprekers hebben echter vanuit het bisdom vernomen dat een priester voor de parochie op de korte en middellange termijn niet
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
104
...................................................................
reëel is. Insprekers zijn daarom genoodzaakt om te zien naar alternatieven om de exploitatie van de parochie gezond te houden. Door een vergroting van het parochiële centrum komt de pastorie vrij. Insprekers willen in dat geval de hele pastorie verkopen voor bewoning of een combinatie bewoning/kantoor. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van reclamant is de plankaart aangepast. De gehele parochie heeft de bestemming "woondoeleinden" gekregen. Binnen deze bestemming zijn aan-huisverbonden beroepen toegestaan, waaronder bijvoorbeeld een kantoorruimte. 7.2.6 R. Kuiper, Koningspade 5 te Hoogwoud Opmerking Te bebouwen erven Reclamant vraagt zich af waarom ter plaatse van het bouwperceel Koningspade 5 geen aanduiding "te bebouwen erven" is opgenomen, Reclamant geeft aan hier voor graag wel in aanmerking te komen. Reactie Naar aanleiding van de opmerking van de reclamant is de plankaart aangepast. Achter het bouwvlak zijn de gronden aangeduid met "te bebouwen erven”. 7.2.7 Boekel De Nerée, namens de heer en mevrouw D. Scheringa-De Vries te Opmeer, DS Art B.V. te Hoogwoud, Grijpskerk Driesum Beheer B.V. te Hoogwoud, Scheringa en De Vries Art B.V. te Hoogwoud en DSB Art B.V. te Wognum
Opmerking 1 Spanbroekerweg 62 Insprekers geven aan dat het gedeelte dat is aangeduid met "te bebouwen erven" ten onrechte niet is aangeduid met een bouwvlak. Reclamant geeft aan, nu de (hoofd)bebouwing op dit gedeelte moet worden uitgebreid, dit bouwvlak alsnog zal moeten worden aangegeven. Insprekers kunnen zich niet verenigen met een maximaal bebouwingspercentage van 40% voor de gronden aangeduid met "te bebouwen erven". Gezien de aanzienlijke omvang van de percelen vragen insprekers voorts het maximum van één woning op genoemd perceel te schrappen dan wel een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor een vermeerdering van het aantal woningen.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
105
...................................................................
Reactie Het genoemde perceel heeft in het vigerende bestemmingsplan Spanbroek I en II een agrarische bestemming. Ter plaatse was één bedrijfswoning toegestaan van ten hoogste 650 m³. De overige ruimte binnen het bouwvlak was bestemd voor bedrijfsgebouwen. In het voorontwerp-bestemmingsplan heeft het perceel, overeenkomstig het bestaande gebruik de bestemming "woondoeleinden". Daarbij is de voormalige bedrijfswoning aangegeven als hoofdgebouw. Omdat het hier gaat om een karakteristiek pand is de bebouwingsregeling erop gericht de bestaande hoofdvorm zoveel mogelijk te handhaven. Om deze reden is het bouwvlak vrij strak om de woning getrokken. De gemeente acht een uitbreiding van het bouwvlak dan ook niet wenselijk. De achterliggende gronden mogen benut worden voor bijgebouwen waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 40% van de gronden aangeduid met "te bebouwen erven" mag worden bebouwd. Een dergelijke bijgebouwenregeling geeft voldoende ruimte om een garage of werkkamer bij woningen te bouwen. Voor percelen van meer dan 500 m², zoals het perceel van insprekers, is een vrijstellingsregeling opgenomen die het mogelijk maakt tot 70 m² aan bijgebouwen te bouwen, waarbij het maximale bebouwingspercentage van 40% komt te vervallen. De gemeente acht een verdere verruiming dan ook niet noodzakelijk. De gemeente ziet binnen het bouwvlak van insprekers geen ruimte voor een extra woning. Ook indien het bouwvlak overeenkomstig de wens van insprekers aan de achterzijde zou worden uitgebreid, zou dit geen geschikte locatie vormen voor een extra woning. De Spanbroekerweg is een oorspronkelijk lint, waarbij de bebouwing gericht is op de weg. Een woning achter de lintbebouwing zou het oorspronkelijke karakter te zeer aantasten. De opmerking van reclamant vormt derhalve geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Opmerking 2 Spanbroekerweg 116 Insprekers hebben een bouwaanvraag ingediend ten behoeve van een woonhuis op het perceel Spanbroekerweg 116. Insprekers verzoeken de gemeente het bestemmingsplan aan te passen, met dien verstande dat de plannen van insprekers binnen het plan kunnen worden gerealiseerd. Insprekers wensen op het perceel wel schapen te houden, zodat daartoe (vermoedelijk) de dubbelbestemming "agrarische doeleinden en woondoeleinden" zal moeten worden
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
106
...................................................................
gehanteerd. Ook zal de maatvoering en de locatie van de bouwvlakken moeten worden aangepast. Reactie De plannen voor de locatie Spanbroekerweg 116 zijn niet concreet genoeg van aard om de bestemming in te vullen op de manier zoals door insprekers wordt gewenst. Het bestemmingsplan kan niet voorzien in de gevraagde dubbelfunctie, deze functies verhouden zich niet zonder meer tot elkaar. Derhalve is ervoor gekozen om de bestaande situatie te handhaven en als zodanig te bestemmen. Middels een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid (artikel 6, lid 8) is het mogelijk om de bestemming in de planperiode om te zetten naar woondoeleinden. Opmerking 3 Spanbroekerweg 120 Insprekers hebben een bouwaanvraag ingediend ten behoeve van een woonhuis met garage op het perceel Spanbroekerweg 120. Insprekers verzoeken de gemeente het bestemmingsplan aan te passen, met dien verstande dat de plannen van insprekers binnen het plan kunnen worden gerealiseerd. Insprekers wensen op het perceel wel schapen te houden, zodat daartoe (vermoedelijk) de dubbelbestemming "agrarische doeleinden en woondoeleinden" zal moeten worden gehanteerd. Ook zal de maatvoering en de locatie van de bouwvlakken moeten worden aangepast. Reactie De plannen voor de locatie Spanbroekerweg 120 zijn niet concreet genoeg van aard om de bestemming in te vullen op de manier zoals door insprekers wordt gewenst. Het bestemmingsplan kan niet voorzien in de gevraagde dubbelfunctie, deze functies verhouden zich niet zonder meer tot elkaar. Derhalve is ervoor gekozen om de bestaande situatie te handhaven en als zodanig te bestemmen. Middels een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid (artikel 6, lid 8) is het mogelijk om de bestemming in de planperiode om te zetten naar woondoeleinden. Opmerking 4 Spanbroekerweg 121 Insprekers wensen de stolp (tijdelijk) te gebruiken als kantoor voor DSB-beveiliging. Insprekers verzoeken de gemeente een dubbelbestemming op te nemen, met dien verstande dat het perceel zowel ten behoeve van wonen als ten behoeve van bedrijven (kantoren) kan worden aangewend. Insprekers geven aan dat het gedeelte dat is aangeduid met "te bebouwen erven" ten onrechte niet is aangeduid met een bouwvlak. Reclamant geeft aan, nu de (hoofd)bebouwing op dit gedeelte moet worden uitgebreid, dit bouwvlak alsnog zal moeten worden aangegeven. Insprekers kunnen
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
107
...................................................................
zich niet verenigen met een maximaal bebouwingspercentage van 40% voor de gronden aangeduid met "te bebouwen erven". Reactie Het perceel is overeenkomstig het huidige gebruik bestemd. Aangezien bij insprekers nog geen duidelijkheid bestaat over het toekomstige gebruik van het perceel, acht de gemeente het niet wenselijk het perceel anders dan voor woondoeleinden te bestemmen. De door insprekers voorgestelde bestemming is te ruim en biedt de omliggende percelen geen enkele rechtszekerheid omtrent het gebruik van gronden en gebouwen. Het perceel Spanbroekerweg 121 betreft een stolp. Omdat het hier gaat om een stolp is de bebouwingsregeling erop gericht de bestaande hoofdvorm zoveel mogelijk te handhaven. Om deze reden is het bouwvlak vrij strak om de woning getrokken. De gemeente acht een uitbreiding van het bouwvlak dan ook niet wenselijk. De achterliggende gronden mogen benut worden voor bijgebouwen waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 40% van de gronden aangeduid met "te bebouwen erven" mag worden bebouwd. Een dergelijke bijgebouwen regeling geeft voldoende ruimte om een garage of werkkamer bij woningen te bouwen. Voor percelen van meer dan 500 m², zoals het perceel van insprekers, is een vrijstellingsregeling opgenomen die het mogelijk maakt tot 70 m² aan bijgebouwen te bouwen, waarbij het maximale bebouwingspercentage van 40% komt te vervallen. De gemeente acht een verdere verruiming dan ook niet noodzakelijk. Opmerking 5 Spanbroekerweg 162 Bij insprekers bestaat momenteel nog geen duidelijkheid ten aanzien van de toekomstige invulling van het huidige Frisia museum. Om ten aanzien van het gebruik niet onnodig te worden beperkt, verzoeken insprekers de gemeente het perceel een ruime bestemming te geven, met dien verstande dat dit perceel zowel ten behoeve van maatschappelijke doeleinden als ten behoeve van woondoeleinden en bedrijven (kantoren) kan worden aangewend. Reactie Het perceel is overeenkomstig het huidige gebruik bestemd. Aangezien bij insprekers nog geen duidelijkheid bestaat over het toekomstige gebruik van het perceel, acht de gemeente het niet wenselijk het perceel anders dan voor maatschappelijke doeleinden te bestemmen. De door insprekers voorgestelde bestemming is te ruim
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
108
...................................................................
en biedt de omliggende percelen geen enkele rechtszekerheid omtrent het gebruik van gronden en gebouwen. Opmerking 6 Breestraat 11, 11a en 11b Bij insprekers bestaat momenteel nog geen duidelijkheid ten aanzien van alle toekomstige gebruiksfuncties op deze locatie. Om ten aanzien van het gebruik niet onnodig te worden beperkt, verzoeken insprekers de gemeente het perceel een ruime bestemming te geven, met dien verstande dat dit perceel zowel ten behoeve van maatschappelijke doeleinden als ten behoeve van woondoeleinden en bedrijven (kantoren) kan worden aangewend. Reactie Inmiddels is gebleken dat bij insprekers meer duidelijkheid bestaat over de invulling van bovengenoemde percelen met het Frisiamuseum. Naar aanleiding hiervan is de plankaart aangepast. Daarnaast is de voor het gebied opgenomen wijzigingsbevoegdheid (artikel 7, lid 8) uit de voorschriften verwijderd en is de toelichting aangepast.
.................................................................... 183.00.00.06.00.toe
109
..................................................................
Bijlagen
...................................................................
..................................................................
Bijlage 1:
Berekeningen luchtkwaliteit
...................................................................
Stratenbestand: C:\Program Files\TNO-MEP\CAR II 4.0\Opmeer grote kernen.txt Gebruiker Bedrijf Gemeente/Plaats
M. Mosterman BugelHajema Adviseurs Leeuwarden
Plaats
Straatnaam
X [m]
Y [m]
Hoogwoud
Koningspade
124200
Hoogwoud
Herenweg
Opmeer Spanbroek
A.C. de Graafweg N241 Spanbroekerweg
Pagina 1
Versie 4.0.0
Fractie licht
525100
Intensiteit [mvt/etm] 6650
Fractie zwaar
Fractie autobus
0,91
Fractie middel zwaar 0,06
0,03
0
Aantal parkeerbewegingen 0
124900
525100
124600 125500
524500 523500
4300
0,91
0,06
0,03
0
0
12500 8750
0,91 0,91
0,06 0,06
0,03 0,03
0 0
0 0
Snelheidstype
Wegtype
Bomenfactor
Doorstromend stadsverkeer Doorstromend stadsverkeer Buitenweg Doorstromend stadsverkeer
3a
1,25
Afstand tot wegas [m] 5
3a
1,25
5
2 3a
1,25 1,25
5 5
Stratenbestand: C:\Program Files\TNO-MEP\CAR II 4.0\Opmeer grote kernen.txt Gebruiker Bedrijf Gemeente/Plaats
Versie 4.0.0
M. Mosterman BugelHajema Adviseurs Leeuwarden
Jaartal Meteorologische conditie Schalingsfactor emissiefactoren Personenauto's Middelzwaar vervoer Zwaar verkeer Autobusverkeer
Legenda: Geen overschrijding Overschrijding grenswaarde Overschrijding plandrempel
Plaats
Straatnaam
Hoogwoud Hoogwoud Opmeer Spanbroek
Koningspade Herenweg A.C. de Graafweg N241 Spanbroekerweg
Pagina 1
NO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d 28 24 30 31
2004 Gepasseerd jaar
16 16 16 16
# Overschrij dingen grenswaar de 0 0 0 0
# Overschrij dingen plandremp el 0 0 0 0
PM10 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d 27 26 28 28
25 25 25 25
# Overschrij dingen grenswaar de 15 10 16 19
# Overschrij dingen plandremp el 7 2 7 10
Benzeen [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
SO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
1 1 1 1
2 2 2 2
1 1 1 1
2 2 2 2
# Overschrij dingen 24 uursgemid delde 0 0 0 0
CO [µg/m³] 98Percentiel 8h 677 584 636 775
1 1 1 1
98Percentiel achtergron d 414 414 423 429
BaP [ng/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d 0,4 0,4 0,4 0,4
0,3 0,3 0,3 0,3
Stratenbestand: C:\Program Files\TNO-MEP\CAR II 4.0\Opmeer grote kernen.txt Gebruiker Bedrijf Gemeente/Plaats
Versie 4.0.0
M. Mosterman BugelHajema Adviseurs Leeuwarden
Jaartal Meteorologische conditie Schalingsfactor emissiefactoren Personenauto's Middelzwaar vervoer Zwaar verkeer Autobusverkeer
Legenda: Geen overschrijding Overschrijding grenswaarde Overschrijding plandrempel
Plaats
Straatnaam
Hoogwoud Hoogwoud Opmeer Spanbroek
Koningspade Herenweg A.C. de Graafweg N241 Spanbroekerweg
Pagina 1
NO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d 23 20 24 25
2010 Meerjarige meteorologie
15 15 16 16
# Overschrij dingen grenswaar de 0 0 0 0
# Overschrij dingen plandremp el 0 0 0 0
PM10 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d 30 30 31 31
28 28 28 28
# Overschrij dingen grenswaar de 30 26 33 33
# Overschrij dingen plandremp el 30 26 33 33
Benzeen [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
SO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
1 1 1 1
2 2 2 2
1 1 1 1
2 2 2 2
# Overschrij dingen 24 uursgemid delde 0 0 0 0
CO [µg/m³] 98Percentiel 8h 535 492 507 588
1 1 1 1
98Percentiel achtergron d 414 414 423 429
BaP [ng/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d 0,4 0,3 0,4 0,4
0,3 0,3 0,3 0,3
Stratenbestand: C:\Program Files\TNO-MEP\CAR II 4.0\Opmeer grote kernen.txt Gebruiker Bedrijf Gemeente/Plaats
Versie 4.0.0
M. Mosterman BugelHajema Adviseurs Leeuwarden
Jaartal Meteorologische conditie Schalingsfactor emissiefactoren Personenauto's Middelzwaar vervoer Zwaar verkeer Autobusverkeer
Legenda: Geen overschrijding Overschrijding grenswaarde Overschrijding plandrempel
Plaats
Straatnaam
Hoogwoud Hoogwoud Opmeer Spanbroek
Koningspade Herenweg A.C. de Graafweg N241 Spanbroekerweg
Pagina 1
NO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d 21 19 22 22
2015 Meerjarige meteorologie
15 15 15 15
# Overschrij dingen grenswaar de 0 0 0 0
# Overschrij dingen plandremp el 0 0 0 0
PM10 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d 30 29 30 30
28 28 28 28
# Overschrij dingen grenswaar de 27 24 30 30
# Overschrij dingen plandremp el 27 24 30 30
Benzeen [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
SO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
1 1 1 1
2 2 2 2
1 1 1 1
2 2 2 2
# Overschrij dingen 24 uursgemid delde 0 0 0 0
CO [µg/m³] 98Percentiel 8h 503 472 489 546
1 1 1 1
98Percentiel achtergron d 414 414 423 429
BaP [ng/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d 0,4 0,3 0,4 0,4
0,3 0,3 0,3 0,3