Archeologisch booronderzoek en bouwhistorische opname Koningspade 12-13 te Hoogwoud, gemeente Opmeer Argo 13
Opdrachtgever:
Kwinfra Milieu B.V. V , dhr. r V. V Hoppenbrouwers
Gemeente:
Opmeer
Plaats:
Hoogwoud
T poniem: To
Koningspade 12-13 te Hoogwoud
Bevoegde overheid:
Gemeente Opmeer, r namens deze: mw. C.M. Soonius (regio-archeoloog WestFriesland)
Onderzoeksmeldingsnr. r:
46527
Hoekcoördinaten perceel:
124126/526260 124226/525323 124230/525219 124148/525202
Titel:
Archeologisch booronderzoek en bouwhistorische opname Koningspade 12-13 te Hoogwoud, gemeente Opmeer
Rapportnr. r:
Argo 13
Auteur(s):
G.T. T C. van den Berg & A. Médard
Illustraties:
G.T. T C. van den Berg, A. Médard
Opmaak:
A. Médard
Dataverwerking:
A. Médard
Datum uitgave:
juLi 2011
Autorisatie:
J.P.L. Vaars, senior archeoloog
ISSN:
1879-7091
Disclaimer: Archeologenbureau Argo en de samensteller(s) van dit rapport kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade (direct of indirect danwel gevolgschade) voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. Archeologenbureau Argo betracht de grootste zorgvuldigheid bij het uitvoeren van al haar onderzoeken. De aard van archeologisch onderzoek en in het bijzonder de steekproefsgewijze benadering die inherent is aan archeologisch vooronderzoek maakt het echter onmogelijk garanties te geven ten aanzien van de resultaten van dergelijk onderzoek. © Archeologenbureau Argo
Postadres:
Bezoekadres:
T lefoon: Te
Postbus 1259
Parkstraat 68-70
075-6314418
1500 AG Zaandam
1506 WE Zaandam
Email:
Website:
[email protected]
www.archeologenbureauargo.nl
Inhoudsopgave 1. Inleiding 4 2. Booronderzoek 5 2.1 Geo(morfo)logie, bewoningsgeschiedenis en bekende archeologische waarden 5 2.2 Doelstelling en methode 5 2.3 Resultaten 6 2.3.1 Bevindingen 6 2.3.2 Beantwoording onderzoeksvragen 6 3. Bouwhistorische opname 8 3.1 De bebouwing ter plaatse van het plangebied naar aanleiding van aanvullende kaartstudie 8 3.2 Resultaten bouwhistorische opname 8 4. Conclusie en advies 10 5. Literatuur 12 Bijlagen: 1. Boorbeschrijvingen 2. Boorplan 3. Bouwhistorische fasering bebouwing Koningspade 13 4. Foto-opname 1 5. Foto-opname 2 6. Foto-opname 3 7. Foto-opname 4 8. Foto-opname 5 9. Foto-opname 6 10. Foto-opname 7 11. Foto-opname 8a 12. Foto-opname 8b 13. Foto-opname 9 14. Tr T aject archeologische monumentenzorg: stappenplan 15. Ta T bel archeologische en geologische perioden 16. Afkortingenlijst
4 Archeologisch booronderzoek en bouwhistorische opname Koningspade 12-13 te Hoogwoud, gemeente Opmeer
1.
Inleiding
In mei 2011 zijn door Archeologenbureau Argo in opdracht van Kwinfra Milieu B.V. V een verkennend booronderzoek en een bouwhistorische opname uitgevoerd in het plangebied Koningspade 12-13 te Hoogwoud in de gemeente Opmeer (afbeelding 1). De aanleiding tot het onderzoek werd gevormd door de geplande sloop van een stolpboerderij en de nieuwbouw van woningen op het perceel. Uit het eerder uitgevoerde bureauonderzoek (De Roller, r 2011) is gebleken dat ter plaatse met name archeologische resten uit de Bronstijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd kunnen worden verwacht. Omdat de beoogde sloop- en bouwplannen op deze plek de eventueel aanwezige archeologische waarden zullen aantasten, is geadviseerd om voorafgaand aan de planrealisatie een verkennend archeologisch booronderzoek op de niet bebouwde terreindelen uit te voeren, gecombineerd met een bouwhistorische inventarisatie van de stolpboerderij aan de Koningspade 13. Dit advies is door de bevoegde overheid overgenomen, met als verschil dat in plaats van de bouwhistorische inventarisatie een beperkte bouwhistorische opname wordt vereist. Aan de hand van het uit te voeren onderzoek kunnen de veronderstelde archeologische en bouwhistorische waarde worden getoetst, de bodemopbouw worden bepaald en de gaafheid van het terrein worden vastgesteld. Te T vens kan worden nagegaan of planaanpassing mogelijk is en of er een archeologisch vervolgonderzoek uitgevoerd dient te worden.
Afb f eelding 1. Het pla l ngebied op een uits t nede va v n de modern r e topogra r fi fische ka k art.
5 Archeologisch booronderzoek en bouwhistorische opname Koningspade 12-13 te Hoogwoud, gemeente Opmeer
2.
Booronderzoek
2.1.
Geo(morfo)logie, bewoningsgeschiedenis en bekende archeologische waarden (naar De Roller, 2011) Uit het bureauonderzoek (De Roller, r 2011) is gebleken dat het onderzoeksgebied op een inversierug ligt. Deze ruggen liggen veelal hoger en zijn daardoor droger dan de omgeving, waardoor het in het verleden aantrekkelijke vestigingsplaatsen zijn geweest voor de mens. Er kunnen met name archeologische resten uit de Bronstijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd aanwezig zijn. In Archis zijn vele waarnemingen uit de omgeving opgenomen van vooral nieuwetijds aardewerk. De lintbebouwing van de Koningspade gaat vermoedelijk terug tot de 10e eeuw. Met name van stolpboerderijen zijn weinig gegevens bekend, waardoor voor de aanwezige boerderij op Koningspade 13 van een hoge bouwhistorische waarde moet worden uitgegaan.
2.2
Doelstelling en methode Het doel van onderhavig verkennend booronderzoek is het in kaart brengen van het landschap en het vaststellen van de gaafheid van het bodemprofiel. Ook wordt de gespecificeerde verwachting uit het bureauonderzoek zo mogelijk aangevuld en getoetst. Er wordt (extra) informatie verkregen over de intactheid van de bodem en over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied. Wanneer mogelijk worden de aard, omvang, datering, gaafheid, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de archeologische resten vastgesteld zodat deze kunnen worden gewaardeerd. Op basis van de resultaten wordt in dit rapport een advies uitgebracht over de mogelijke vervolgstappen met betrekking tot de archeologie, aan de hand waarvan de bevoegde overheid een beleidsbeslissing (selectiebesluit) kan nemen. De resultaten van het onderzoek kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden. Het onderzoek is uitgevoerd conform de bepalingen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.2 (KNA 3.2). De beschrijving van de boorstaten is verricht volgens de richtlijnen van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvings methode (ASB/NEN 5104). Er moet hier wel rekening worden gehouden met de beperkingen van de onderzoeksmethode. Bronstijdvindplaatsen zijn aan de hand van booronderzoek niet goed op te sporen in WestFriesland, vanwege het vaak ontbreken van een zogenaamde archeologische laag of vondstlaag en vanwege de geringe vondstdichtheid van deze vindplaatsen. De afwezigheid van archeologische indicatoren en/of van een archeologische laag in de boorkernen hoeft f dan ook niet te betekenen dat er geen archeologische resten aanwezig zijn. Een proefsleuvenonderzoek zal daarvoor een betrouwbaarder resultaat opleveren. Alleen wanneer tijdens het booronderzoek blijkt dat het bodemprofiel recentelijk is verstoord kan geadviseerd worden geen vervolgonderzoek uit te voeren. Wanneer het bodemprofiel intact is maar er na het booronderzoek geen duidelijk beeld is ontstaan over de aan- of afwezigheid van archeologische resten moet in de regel alsnog een proefsleuvenonderzoek worden uitgevoerd om dit vast te kunnen stellen en de eventueel aanwezige resten te kunnen waarderen. T n behoeve van het booronderzoek is een plan van aanpak (PvA) opgesteld (Vaars, 2011) Te conform de richtlijnen van de KNA 3.2 (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie). Hierin zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: -Hoe ziet de bodemopbouw ter plaatse er uit? Is deze intact? -Zijn er verstoringen? -Zijn er aanwijzingen voor overblijfselen van middeleeuwse en/of Bronstijd bewoning ter plekke? -Als er aanwijzingen zijn voor archeologische resten, kunnen deze in situ behouden blijven? Er zijn tien boringen gezet, zoveel mogelijk verspreid over het terrein. De boringen zijn handmatig uitgevoerd met een edelmanboor met een doorsnede van 7 cm, in combinatie met een gutsboor met een doorsnede van 3 cm. Van alle boringen is de hoogte ten opzichte van het NAP niveau (Normaal Amsterdams Peil) bepaald en is de ligging ingemeten en ingetekend
6 Archeologisch booronderzoek en bouwhistorische opname Koningspade 12-13 te Hoogwoud, gemeente Opmeer
op een boorpuntenkaart (bijlage 2). De boorbeschrijvingen worden vermeld in bijlage 1. Het veldonderzoek is uitgevoerd door de heer J.P.L. Vaars (senior KNA-archeoloog) en mevrouw A. Médard (KNA-archeoloog, tevens projectleider voor dit project).
2.3
Resultaten
2.3.1
Bevindingen Direct ten westen van de stolpboerderij aan de Koningspade 13 (boringen 2, 3, 4 en 10) is het terrein recentelijk (vermoedelijk in de tweede helft f van de 20e eeuw) meer dan een halve meter opgehoogd met een puinlaag. Deze laag was niet doordringbaar voor een grondboor maar aan de hand van nog openliggende kijkgaten (vermoedelijk t.b.v. eerder uitgevoerd milieuonderzoek) kon worden vastgesteld dat deze puinlaag in ieder geval ca. 70 cm dik is. Omdat de boringen bij deze ophoging stuikten en de al aanwezige kijkgaten ook niet geschikt waren om in te boren kon de bodemopbouw onder de puinlaag niet worden onderzocht. Vermoedelijk bevindt zich ook daar, r onder de opgebrachte puinlaag, een recentelijk omgeroerde laag voordat de natuurlijke ondergrond wordt bereikt. Bij de overige boringen op de rest van het terrein bestaan de eerste 50 cm onder maaiveld uit een recent omgeroerde laag grijsbruin siltig zand met kleine baksteenpuintj t es, met daaronder de natuurlijk ondergrond, bestaande uit kalkloos, veelal ongelaagd lichtgrijs sterk kleiig zand. Een zwarte laag (veraard Hollandveen) boven deze laag, zoals die vaker in West-Friesland is aangetroffen, is niet aangeboord. Deze zal hier reeds zijn vergraven. Dit betekent dat hier nog slechts dieper ingegraven sporen aanwezig kunnen zijn.
2.3.2
Beantwoording onderzoeksvragen De in hoofdstuk 2.2 gestelde onderzoeksvragen kunnen op basis van de bereikte resultaten als volgt worden beantwoord: -Hoe ziet de bodemopbouw ter pla l ats t e er uit? Is I deze inta t ct? De bodemopbouw van het gebied is, vereenvoudigd, als volgt: het terrein is direct ten westen van de stolpboerderij (ter plaatse van boringen 2, 3, 4 en 10) recentelijk opgehoogd met een ca. 70 cm dikke puinlaag. Bij de overige boringen bestaan de bovenste 50 cm van het bodemprofiel uit recentelijk omgeroerd zand. Daaronder bevindt zich de natuurlijke ondergrond, bestaande uit lichtgrijs sterk kleiig zand. Gelaagdheid is in deze laag niet waargenomen (met uitzondering van boring 8), aanwijzingen voor verstoringen evenmin. Een zwarte laag (veraard Hollandveen) boven deze laag, zoals die vaker in West-Friesland is aangetroffen, is niet aangeboord. Deze zal hier reeds zijn vergraven. Dit betekent dat hier nog slechts dieper ingegraven sporen aanwezig kunnen zijn. -Zi Zijn er vers r tori r ngen? Het deel direct ten westen van de stolpboerderij is recentelijk opgehoogd met een ca. 70 cm dikke puinlaag. Mogelijk bevindt zich daaronder nog een recentelijk geroerde laag maar dat kon gezien de ondoordringbaarheid van de puinlaag niet worden vastgesteld. Bij het overige deel van het terrein bestaat de bovenste laag van het bodemprofiel uit een ca. 50 cm dikke recent omgeroerde laag. -Zi Zijn er aanwij ijzingen voor overb r lij i fs f elen va v n middeleeuws w e en/ n/of Bro r nsti tijd bewoning ter plekk k e? Aanwijzingen voor bewoning uit de Bronstijd zijn niet aangetroffen. Gezien de beperkingen van booronderzoek bij het opsporen van zulke vindplaatsen (zie hoofdstuk 2.2) kan echter niet uitgesloten worden dat resten uit de Bronstijd aanwezig zijn onder de recentelijk opgehoogde en/of geroerde lagen. Aanwijzingen voor overblijfselen uit de Middeleeuwen zijn niet aangetroffen, vermoedelijk zijn deze niet aanwezig. De sloot aan de zuidgrens van het plangebied bleek vlak voor de uitvoering van het onderzoek te zijn uitgebaggerd. Het uitgebaggerde slib lag in het zuidelijke deel van het plangebied, evenwijdig aan de zuidsloot. In het uitgebaggerde slib bevond zich aan de wegkant (oostelijk deel van de zuidsloot) vrij veel aardewerk uit de 17e-19e eeuw. Hoe verder van de
7 Archeologisch booronderzoek en bouwhistorische opname Koningspade 12-13 te Hoogwoud, gemeente Opmeer
Koningspade af hoe minder aardewerk in het slib aanwezig is, zoals ook te verwachten is gezien de ligging van de bewoningsas. Dit aardewerk behoort vermoedelijk niet bij het hier onderzochte perceel maar bij het direct ten zuiden van de sloot gelegen perceel. Op de uitsnede van de kadastrale minuut uit het begin van de 19e eeuw (afb. 2) is daar dan ook bebouwing weergegeven, in tegenstelling tot het perceel van de huidige Koningspade 12. Overigens is de zuidsloot op bovengenoemde kadastrale minuut niet weergegeven. -Als l er aanwij ijzingen zij i n voor arc r heologis i che re r sten, kunnen deze in situ behouden blij i ven? Wanneer onder het recentelijk opgehoogde deel van het terrein (ten westen van de stolpboerderij aan de Koningspade 13, ter plekke van boringen 2, 3, 4 en 10) nog archeologische resten aanwezig zijn zullen deze niet aangetast worden bij een funderingsdiepte tot ca. 70 cm onder maaiveld. Naar verwachting is deze marge nog groter aangezien onder deze puinlaag mogelijk nog een verstoorde laag aanwezig kan zijn. Of dit werkelijk het geval is en hoe dik deze eventuele laag is kon niet onderzocht worden doordat het puinpakket ondoordringbaar was voor een grondboor. r Voorgesteld wordt, gezien de dikte van het opgebrachte pakket, om dat deel van het terrein vrij te geven. Voor de rest van de onbebouwde delen van het terrein geldt dat het bodemprofiel vanaf ca. 50 cm onder het maaiveld intact is. Dit betekent dat er in principe nog archeologische resten uit de Bronstijd aanwezig kunnen zijn en dat deze delen beschouwd moeten worden als een potentiële vindplaats. Voor deze delen wordt bij graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm onder maaiveld een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven aanbevolen. Zodoende kan de aan- of afwezigheid van archeologische resten uit de Bronstijd worden vastgesteld. Wat betreft f de te slopen stolpboerderij wordt verwezen naar het bouwhistorische deel van dit rapport (hoofdstuk 3).
8 Archeologisch booronderzoek en bouwhistorische opname Koningspade 12-13 te Hoogwoud, gemeente Opmeer
3.
Bouwhistorische opname
3.1
De bebouwing ter plaatse van het plangebied naar aanleiding van aanvullende kaartstudie Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat ter plekke van het plangebied in 1635 (Blaeu) geen bebouwing is weergegeven. Op de “Kaart van West-Friesland”, toegeschreven aan Johannes Dou, is de situatie weergegeven in de periode 1651-1654 (afbeelding 2). Te T r plekke van het plangebied is bebouwing aanwezig. Helaas vertoont de kaart juist hier scheurtj t es en vouwen. In 1682 is er (zij het schetsmatig) bebouwing weergegeven op de kaart van Nicolaus Visscher (afbeelding 3). Eén ervan zou de huidige stolp 'Marijtj t es Hoeve' (gelegen op het perceel Koningspade 13) kunnen zijn. De kaart van Jan Jansz. Dou (uit 1734) geeft f voor het eerst een meer gedetailleerd kaartbeeld van het plangebied, al is de bebouwing zelf hier ook nogal schematisch weergegeven (afbeelding 4). Ook hier zien we weer bebouwing in de omgeving van het plangebied. In de kadastrale minuutplan van 1811-1832 (afbeelding 5) komt de bebouwing vrijwel overeen met de huidige 'Marijtj t eshoeve' op het adres Koningspade 13. In hoeverre de dateringen van de kaarten daadwerkelijk juist zijn, kan binnen de doelstellingen van dit rapport niet worden nagetrokken.
Afb f eelding 2. Het pla l ngebied (r (rood omcirk r eld) d op een uits t nede va v n de "Ka K art va v n We W stf tfriesla l nd" (1651-'54 5 ), toegeschre r ven aan Johannes Dou. Het noord r en bevindt zich boven.
3.2
Resultaten bouwhistorische opname De bouwhistorische opname is door de heer G.T. T C. van den Berg (senior KNA-archeoloog) uitgevoerd, gelijktijdig met het archeologisch booronderzoek. De betreffende gebouwen staan op het perceel Koningspade 13 en bestaan uit een hoofdgebouw aan de doorgaande weg (de 'Marijtj t es Hoeve' genoemd) en een stolpschuur, r die in relatief recente tijden aan elkaar zijn verbonden door vergrotingen en aanbouwsels (zie bijlage 3). De beide stolpen werden tot voor kort gebruikt als stal. De vloer is daarvoor uitgegraven en voorzien van een betonvloer, r inclusief mestgoten. Ook zijn de wanden voorzien van een dikke laag kalkstuc en mest. Behoudens de dragende balken, de zogeheten 'vierkanten' van de stolpen, is inwendig geen zicht meer op de oude indeling. Deze vierkanten bestaan bij stolpen in principe uit vier balken, die de constructie van zoldering en dak dragen. In het geval van de Marijtj t es Hoeve is sprake van een 'dubbel vierkant' van grenen balken. De stolpschuur heeft f een enkel vierkant, eveneens grenen. In beide gebouwen is de conservering van de balken van het vierkant zeer slecht. Langs de buitenzijde kon meer informatie worden vergaard over de ouderdom van de verschillende gevels van de "Marijtj t es Hoeve" en de stolpschuur. r In foto-opnamen 1 t/m 9 (bijlagen 4 t/m 13) zijn de bouwhistorische details weergegeven in beeld en tekst. Deze
9 Archeologisch booronderzoek en bouwhistorische opname Koningspade 12-13 te Hoogwoud, gemeente Opmeer
Afb f eelding 3. Het pla l ngebied (r (rood omcirk r eld) d op een uits t nede va v n de ka k art va v n Nicola l us Vi Visscher (1682). Het noord r en bevindt zich boven.
details hebben geleid tot de bouwhistorische reconstructie in bijlage 3. Gelet op de bouwvallige aard van de onderhavige gebouwen en de grootschalige aanwezigheid van zichtbelemmerende omstandigheden, kunnen fouten en onvolledigheden in deze reconstructie niet volledig worden uitgesloten. Op de kadastrale minuutplan (afbeelding 2) van 1811-1832 is de "Marijtj t es Hoeve" reeds aanwezig. Op de plek van de latere stolpschuur zien we in deze periode echter slechts een klein bijgebouw. Op basis van het metselverband en de gebruikte baksteensoort, kan worden geconcludeerd dat de "Marijtj t es Hoeve" dateert na 1660 maar vermoedelijk nog iets jonger is. Een datering in de 18de eeuw (1700-1800) ligt het meest voor de hand. Van deze bouwfase resteert bovengronds slechts een klein strookj k e in de zuidoosthoek van de "Marijtj t es Hoeve" (zie bijlage 3). Voor het overige zijn de gevels van deze stolp tussen circa 1850 en heden bovengronds in verschillende bouwfasen vervangen en deels zelfs verwijderd. In hoeverre de ondergrondse funderingen hebben geleden van deze bouwfasen kon niet worden vastgesteld. Ook over de conservering van archeologische sporen en structuren van de indeling kon geen informatie worden ingewonnen, in verband met het feit dat de gehele vloer van de stolpboerderij en stolpschuur bestaat uit een betonnen stalvloer met mestgoten. De stolpschuur dateert blijkens de kadastrale minuutplan (afbeelding 2) in ieder geval na 1820-1832. Een klein deel van de oostgevel van dit pand dateert mogelijkerwijs nog in de tweede helft f van de 19de eeuw. Voor het overige staan slechts nog bouwdelen uit de 20ste eeuw overeind.
10 Archeologisch booronderzoek en bouwhistorische opname Koningspade 12-13 te Hoogwoud, gemeente Opmeer
4.
Conclusie en advies In mei 2011 zijn, in opdracht van Kwinfra Milieu B.V. V , door Archeologenbureau Argo een archeologisch booronderzoek en een beperkte bouwhistorische opname uitgevoerd op het plangebied aan de Koningspade 12-13 te Hoogwoud, gemeente Opmeer. r De aanleiding tot het booronderzoek werd gevormd door geplande bodemverstorende werkzaamheden, welke een bedreiging zijn voor eventueel aanwezige archeologische waarden. De aanleiding tot de bouwhistorische opname was de voorgenomen sloop van de stolpboerderij aan de Koningspade 13. Aanwijzingen voor overblijfselen uit de Middeleeuwen zijn tijdens het booronderzoek niet aangetroffen, vermoedelijk zijn deze niet aanwezig. Hoewel ook voor deze periode geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen kan bewoning uit de Bronstijd niet uitgesloten worden gezien de beperkingen van een booronderzoek bij het opsporen van zulke vindplaatsen. Vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven moet hier uitsluitsel over geven. Het advies luidt als volgt: -Als onder het recentelijk opgehoogde deel van het terrein (ten westen van de stolpboerderij aan de Koningspade 13, ter plekke van boringen 2, 3, 4 en 10) nog archeologische resten aanwezig zijn zullen deze niet aangetast worden bij een funderingsdiepte tot ca. 70 cm onder maaiveld. Naar verwachting is deze marge nog groter aangezien onder deze puinlaag nog een verstoorde laag aanwezig kan zijn. Of dit werkelijk het geval is en hoe dik deze eventuele laag is kon echter niet onderzocht worden doordat het puinpakket ondoordringbaar was voor een grondboor. r Voorgesteld wordt om gezien de dikte van het recentelijk opgebracht pakket dat deel van het terrein vrij te geven.
Afb f eelding 4. Het pla l ngebied (r (rood omka k derd rd) op een uits t nede va v n de ka k art va v n Jan Jansz. Dou (173 7 4). Het noord r en bevindt zich boven.
-Voor de rest van de onbebouwde delen van het terrein geldt dat het bodemprofiel vanaf ca. 50 cm onder het maaiveld intact is. Dit betekent dat er in principe nog archeologische resten uit de Bronstijd aanwezig kunnen zijn en dat deze delen beschouwd moeten worden als een potentiële vindplaats. Voor deze delen wordt bij graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm onder
maaiveld een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven aanbevolen, conform het landelijk beleid. Zodoende kan de aan- of afwezigheid van archeologische resten uit de Bronstijd worden vastgesteld. De in dit gebied te verwachten laag veraard veen is niet aangeboord; deze is reeds vergraven. Dit betekent dat enkel de dieper ingegraven sporen aanwezig kunnen zijn. Gezien de beperkte omvang van de voorgenomen nieuwbouw op dit deel van het terrein hangt een mogelijke vrijgave ervan van het beleid van de bevoegde overheid af. -Te T r plekke van de stolpboerderij de "Marijtj t es Hoeve" wordt geadviseerd de sloop archeologisch te laten begeleiden. De aandacht dient daarbij uit te gaan naar mogelijk aanwezige archeologische resten die kunnen wijzen op de inrichting van de "Marijtj t es Hoeve" en de mogelijke aanwezigheid van nog onbekende bouwfasen in de vorm van funderingen van de "Marijtj t es Hoeve" en mogelijk aanwezige voorganger(s) van deze stolpboerderij. T r plekke van de stolpschuur stond in 1811-832 nog een klein, vrijstaand bijgebouwtj Te t e (zie afbeelding 2). Om deze reden wordt geadviseerd ook de sloop van de stolpschuur archeologisch te laten begeleiden. Indien er onder beide gebouwen sprake is van archeologisch waardevolle resten, dient de sloopbegeleiding volgens de vereisten in de KNA (versie 3.2) te worden omgezet naar een 'archeologische begeleiding volgens protocol opgraven'. De bovengrondse delen zijn reeds afdoende onderzocht in de bouwhistorische opname in dit rapport. Wel wordt geadviseerd om de balkconstructies van het dubbelvierkant van de "Marijtj t es Hoeve" te laten bemonsteren door middel van een holle boor. r Mogelijk zijn de balken nog geschikt voor dendro(chrono)logisch onderzoek, hetgeen uitsluitsel kan geven over de kapdata van de constructie, de gebruikte houtsoort(en) en de regio/regio's van herkomst. Tenslotte mag worden opgemerkt dat de kans op schatgraverij, -het wederrechtelijk uitvoeren T van archeologisch onderzoek- in dit gebied zeer hoog is. Indien niet van tevoren zorgvuldig tussen gemeente, opdrachtgever, r bouwer en bewaking/toezicht/buren wordt afgestemd hoe tijdens het hele bouwproces schatgraverij wordt voorkomen, zal de vindplaats ernstige schade lijden (persoonlijke mededeling Mw. C.M. Soonius, regio-archeoloog West-Friesland). De beslissing om bovenstaand advies al dan over te nemen dient door de bevoegde overheid, in dit geval de gemeente Opmeer (of diens adviseur), te worden genomen.
Afb f eelding 5. De GBKN K (r (rode lij i nen), geplot op een uits t nede va v n de ka k da d str trale minuut uit 1811-1832
12 Archeologisch booronderzoek en bouwhistorische opname Koningspade 12-13 te Hoogwoud, gemeente Opmeer
5.
Literatuur
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.2. Roller, r G.J. de, 2011. Archeologisch bureauonderzoek voor de locatie Koningspade 12-13 te Hoogwoud, gemeente Opmeer (NH). MUG-publicati t e 2010-16, Leek. T l, A.J., J.W.H.P. Verhagen & M. Verbruggen, 2006. Leidra To r ad inventa t ri risere r nd veldonderz r oek. Deel: ka k rtere r nd booro r nderz r oek. Gouda (SIKB uitgave). Vaars. J.P.L., 2011. Pl Plan va v n Aanpak ivo-b en bouwhis i tori rische opname Ko K ningsp s ade 12-13 te Hoogwoud, d gemeente Opmeer. Archeologenbureau Argo, Z1aandam.
!"#$% &'( $ ) * $## %\ ) + &
! & !"#$% '( $ & $#)$""#
! , !"# '( $ , $#)$""#
! !"#$% '( $ $#)$""#
& !"#$% '( $ )
, !"#$% $ ) ,
- !"#$% $ -& ) &
!"#$% $ ) * . $ \ ) $
/ + 0
!"#$% $ )
! - !"# $ - $#)$""#
F2 F4
N F3
F1
F5
F6 F9
F 8b
F 8a
F7 0
50 m Bijlage 3: bouwhistorische fasering bebouwing Koningspade 13
reconstructie oorspronkelijk bouwvolume
metselwerk ongedateerd
secundaire aanbouw
reconstructie oorspronkelijke muur/wand
staander ‘vierkant’ op begane grond nog aanwezig
locatie venster (later dichtgezet)
reconstructie staander ‘vierkant’ op begane grond’
deur
metselwerk ca. 1900-heden
garagedeur/overhead-deur
metselwerk ca. 1850-1900 metselwerk ca. 1700-1800
F1
kadastrale grens
N noordpijl
P ro je c tg e g e v e n s P ro je c t G e m e e n te P la a t s S o o rt o n d e rzo e k O Z M (A R C H IS ) B evoegd gezag O p d ra c h tg e v e r U it v o e r in g C a r t o g r a fie
Koningspade 12-13 Opmeer Hoogwoud Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen
46527 Gemeente Opmeer (mevr. C. Soonius) Kwinfra Milieu BV (dhr. V. Hoppenbrouwers) Archeologenbureau Argo G. van den Berg, Archeologenbureau Argo, mei 2011 Definitief
vermoedelijke locatie dichtgezette deurpost
S ta tu s
nummering foto-opname gevels met kijkrichting
© Archeologenbureau Argo, mei 2011
Foto-opname 1 (vergelijk bijlage 3 voor de ligging). Deze gevel bestaat geheel uit steens metselwerk van moderne, bruinrode baksteen (21x10x5 cm; 10-lagenmaat 64 cm) in kruisverband. De mortel bestaat uit een portlandcement-mengsel. De hoeken zijn afgewerkt met drieklezoren. In de gevel zijn zes stalruitjes te vinden, alsmede een deur aan de noordzijde die toegang geeft tot de stal. Op het dak vinden we rode dakpannen \(’tuile du nord’\) onder riet met een grote rechthoekige herstelling. Verkleuringen in de gevel zijn te verklaren uit de gebrekkige hemelwaterafvoer en slecht metsel- en voegwerk. Ook is er een graffiti \(’Toy’?\) verwijderd. Lengte gevel: ca. 21 m.
Foto-opname 2 (vergelijk bijlage 3 voor de ligging). Deze gevel bestaat geheel uit halfsteens metselwerk van moderne, bruinrode baksteen (21x10x5 cm; 10-lagenmaat 63 cm) in halfsteens verband. De mortel bestaat uit een portlandcement-mengsel. Het metselwerk is niet afgevoegd. De hoekafwerking kon niet worden vastgesteld. De gevel staat op een ‘staalfundering’ van beton. Deze gevel is terug te voeren op een relatief recente noordwaartse uitbreiding van de ‘Marijtjeshoeve’. In de gevel een deur aan de westzijde, welke toegang geeft tot de overdekte ruimte tussen de ‘Marijtjeshoeve’ en de stolpschuur op het achtererf. Op het dak vinden we grijze dakpannen (’golfpan’) onder riet met een grote rechthoekige herstelling van metalen profielplaat. Hier is het dak geopend, waarschijnlijk ten behoeve van een grote voedersilo, welke ten tijde van het onderzoek nog op de zolder van de ‘Marijtjeshoeve’ stond. Verkleuringen in de gevel zijn te verklaren uit de gebrekkige hemelwaterafvoer en slecht metsel- en voegwerk. De ijzeren golfplaten vormen de dakbedekking boven reeds genoemde noordwaartse uitbreiding. Lengte gevel: ca. 19 m.
D B
C
A
E
Foto-opname 3 (vergelijk bijlage 3 voor de ligging). Onderin het zuideinde van deze gevel vinden we nog een restant van het oudste opgaand metselwerk van de stolpschuur, bestaande uit halfsteens metselwerk van rode ‘handvorm-stenen’ (17,5x...x4 cm; 10-lagenmaat 46,5 cm) in halfsteensverband (A). De mortel bestaat uit harde tras. Halfsteensverband komt veel voor in constructies uit de 20ste eeuw (Stenvert & Tussenbroek (red.) 2007, 140). De stolpschuur is op basis van kaartprojectie van de Bonnebladen van 1850-64 en 1880 waarschijnlijk iets voor 1880 gebouwd. De stolp was niet bedoeld voor bewoning, waardoor halfsteens bouw kennelijk voldeed. Boven het oorspronkelijk metselwerk vinden we een herbouwfase (B) met hergebruikte bakstenen van divers formaat. Ter plaatse van het venster bestaat de hele noordzijde van deze gevel (C) uit industriële ‘nageperste stenen’ (22x10x4 cm; 10-lagenmaat 47 cm). De mortel bestaat uit een portlandcement-mengsel. De hoekafwerking bestaat uit drieklezoren. De noordhoek van de gevel is hersteld (D), vermoedelijk in verband met scheurvorming door verzakking. In de gevel een dubbele staldeur aan de noordzijde. Ten zuiden daarvan een uitgehakte opening (E), dichtgezet met diverse stenen, functie onduidelijk. Kunststof golplaten op het dak. Lengte gevel: ca. 7 m.
A
B
Foto-opname 4 (vergelijk bijlage 3 voor de ligging). Deze muur bestaat geheel uit modern metselwerk van rode (A) en donkerrode bakstenen (B), formaat 19x9x5 cm in halfsteensverband, gefundeerd op betonstaal. Dit laatste wijst op een vervanging van de oorspronkelijke gevel, die rond 1880 moet zijn gebouwd. De bovenzijde is aan het zicht onttrokken door een betimmering met underlayment-platen. Ter plaatse van de blauwe scheidslijn tussen A en B bevindt zich een bouwnaad. De locatie en het formaat van het westelijke deel van deze gevel (B) lijkt te wijzen op een oorspronkelijke situatie met een dubbele staldeur (vergelijk foto-opname 3), welke later is dichtgezet. De mortel bestaat uit een portlandcement-mengsel. Kunststof golplaten op het dak. Lengte gevel: ca. 10,5 m.
Foto-opname 5 (vergelijk bijlage 3 voor de ligging). Deze muur bestaat geheel uit modern metselwerk van diverse stenen, formaat 19x9x5 cm in halfsteensverband, gefundeerd op betonstaal. De mortel bestaat uit een portlandcement-mengsel. Dit laatste wijst op een vervanging van de oorspronkelijke gevel, die rond 1880 moet zijn gebouwd. De bovenzijde is aan het zicht onttrokken door een betimmering met metalen profielplaten. Kunststof golplaten op het dak. Lengte gevel: ca. 11 m.
Foto-opname 6 (vergelijk bijlage 3 voor de ligging). Westgevel van de recente aanbouw aan de zuidzijde van de stolpschuur. Deze aanbouw bestaat geheel uit modern metselwerk van diverse stenen, formaat 21x10x5 cm in halfsteensverband. De mortel bestaat uit een portlandcement-mengsel. Lengte gevel: ca. 6,5 m. Op de achtergrond het westelijke dakvlak van de ‘Marijtjes Hoeve’ met zware plaatstalen herstellingen aan het rieten dak.
Foto-opname 7 (vergelijk bijlage 3 voor de ligging). Zuidgevel van de recente aanbouw aan de zuidzijde van de stolpschuur (voor info zie foto-opname 6) en westgevel van de recente aanbouw aan de ‘Marijtjes Hoeve’. Deze aanbouw bestaat eveneens geheel uit modern metselwerk van diverse stenen, formaat 21,5x...x5,5 cm in halfsteensverband. De mortel bestaat uit een portlandcement-mengsel. Lengte gevel aanbouw aan stolpschuur: ca. 10,5 m. Lengte gevel aanbouw ‘Marijtjes Hoeve’: ca. 14 m.
C
C
B D
D
B B
A
Foto-opname 8a (vergelijk bijlage 3 voor de ligging). Onderin het oosteinde van deze gevel vinden we nog een restant van het oudste opgaand metselwerk van de ‘Marijtjes Hoeve’, bestaande uit steens metselwerk van gele ‘handvorm-stenen’ \(18x8-8,5x3,5 cm; 4-lagenmaat 18 cm\) in kruisverband (A; zie foto-opname 8b voor een detailfoto). De mortel bestaat uit zachte schelpkalk. De hoekafwerking bestaat uit drieklezoren. Deze vorm van hoekafwerking wordt in deze regio omstreeks 1660 geïntroduceerd (\Stenvert & Tussenbroek \(red.\) 2007, 139\). De ‘Marijtjes Hoeve’ is op basis van kaartprojectie van de kadastrale minuutplan van 1811-1832 in ieder geval voor 1832 aanwezig. Hieruit kan een globale datering van deze stolp tussen ca. 1700 en 1800 worden afgeleid. Op deze oudste fase vinden we steens metselwerk in kruisverband (B), van bruinrode machinale ‘vorm-stenen’ \(17,5-18,5x8,5x3,5 cm; 10-lagenmaat 43 cm\). De mortel bestaat uit harde tras. Op basis van de gebruikte bakstenen en mortelsoort valt het metselwerk van fase B te dateren tussen ca. 1850 en 1900. In deze fase vinden we twee vensters, waarvan de vensterbanken zijn afgewerkt met een rollaag. Gezien het formaat en de positionering van de vensters bevond het woongedeelte van de stolp zich in fase B (en wellicht ook fase A) langs deze gevel. De basis van fasen A en B vertoont resten van pleister met blauwe muurverf, tot een hoogte van ca. 60 cm boven het huidig maaiveld. Kennelijk leidden verzakkingen tot problemen bij deze vensters. Hiervan getuigen de reparaties (C), uitgevoerd in donkerrode machinale ‘vormstenen’ (19x9x3,5 cm; 10-lagenmaat 43,5 cm) in kruisverband. De mortel van deze reparaties bestaat uit zeer harde, wittig grijze tras. De vensters zijn tenslotte dichtgezet \(D\) met machinale ‘vorm-stenen’, waarbij kleine stalvensters zijn ingebouwd. Deze verbouwing kan worden gerelateerd aan de beëindiging van de bewoning van de stolp in de tweede helft van de twintigste eeuw. Vanaf dat moment werd de ‘Marijtjes Hoeve’ slechts nog gebruikt als stal met veevoederopslag. Geheel rechts een dubbele staldeur welke zich, getuige de minuutplan van 1811-1832, ook oorspronkelijk hier bevond. Het dak is gedekt met riet.
B
A
Foto-opname 8b (vergelijk bijlage 3 voor de ligging). Detailopname van het restant van het oudste opgaand metselwerk van de ‘Marijtjes Hoeve’, bestaande uit steens metselwerk van gele ‘handvorm-stenen’ \(18x8-8,5x3,5 cm; 4-lagenmaat 18 cm\) in kruisverband (A; zie ook foto-opname 8a). De blauwe muurverf is aangebracht tegen ongedierte en als spatlaag voor opspattende modder.
B
B
A
Foto-opname 9 (vergelijk bijlage 3 voor de ligging). Het grootste deel van het metselwerk op deze foto behoort tot het oudste opgaand metselwerk van de ‘Marijtjes Hoeve’, bestaande uit steens metselwerk van gele ‘handvorm-stenen’ \(18x8-8,5x3,5 cm; 4-lagenmaat 18 cm\) in kruisverband (A). De mortel bestaat uit zachte schelpkalk. De hoekafwerking bestaat uit drieklezoren. De globale datering van deze stolp ligt tussen ca. 1700 en 1800 (zie foto-opname 8a). Op deze oudste fase vinden we steens metselwerk in donkerrode machinale ‘vormstenen’ \(19x9x3,5 cm; 10-lagenmaat 43,5 cm\) in kruisverband (B). Ook de hoek met de zuidgevel is met dezelfde materialen en methoden gerepareerd. De mortel van deze reparaties bestaat uit zeer harde, wittig grijze tras. Deze steensoort is ook gebruikt voor reparaties aan de zuidmuur van de ‘Marijtjes Hoeve’ \(zie foto-opname 8a). De basis van fase A vertoont resten van pleister met blauwe muurverf, tot een hoogte van ca. 150 cm boven het huidig maaiveld.
! " ! # ! ! ! !
$ # % ! &'()# # *! # + , $ , , !
!. #!. / ,
, , , ( ) ' !()' &'()$! ' ) ')0 ' 1 23 ) ! , ( ' ' !('' &'() ( , / + , &'() 0 ' 4 5! ! ! , 6 ,
7 8! # # # # # !# 9 :; %;% : ; ' ;' + , +!. # , +
# # 1 , + ! 4 ! $ % <
$ # $ #! ! $ $ ! 7
! % ! $ !1 # = ! ! !! # !
! > ! ? # ! ' < +& \ ( % !#' !
! "# $ % % # &$ $ # &'( ! )"* # & # + & & & &, &&./ &+
+ # # # # ,
# -# . /%# + # ) # 0 % * 0 12. !- 3 "# &1 4 1 # &2 5 2 # /) .
!. " 2 % 5 4 # 2 6 5 ! " ) ) 5 * 2 # &2, 2 , !8 ) "# &2/ 2 /% # &, , )# &, , # & # -9 - ) 9 #