Vl
C
.,
-. ::J
PJ
3 re
.., lil
H. Ganpatin de Haagsche Courant van 23 oktober 1965
De politiek activist Anton de Kom kwam in 1921 naar Den Haag, waar hij in 1926 met de Haagse Petronelia Borsboom trouwde. [Part. coll. E. de Kom)
Tussen kousenband en kawina
VI
C
..., :::J !lJ
3 re ..., VI
114
'Hoe komt het dat er zoveel Hindostanen in Den Haag wonen?' Men haalt zijn schouders op, lacht wat, maar blijft het antwoord schuldig. We stellen de vraag anders. 'Maar waarom kwam ti naar Den Haag?' Dit keer reageren de Hindostaanse Hagenaars zonder aarzelen: 'Mijn dochter woonde er al'; 'De familie van mijn man was hier een paar jaar vóór ons komen wonen' en 'Heel eenvoudig, ik had een neef in Den Haag.' Wie in het fenomeen kettingmigratie is geïnteresseerd , vindt in de Hindostanen een dankbare groep. De meesten vestigden zich in Den Haag omdat zij zich hier verzekerd wisten van opvang door eerder gemigreerde familieleden, die bemiddelden bij huisvesting of een kamertje vrijmaakten in hun eigen huis . Zij leidden de nieuwkomers door de onbekende stad waar de huizen uit rode baksteen waren opgetrokken en allemaal op elkaar leken. Zij vertelden welke formulieren aan welke gemeentebalie moesten worden ingevuld. Maar waarom die eerder gemigreerde familieleden ooit hun oog op Den Haag hadden laten vallen en niet op Amsterdam of Rotterdam (ervan uitgaande dat de grote steden de trekkers waren), valt niet te verklaren door kettingmigratie. Ergens in het begin van hun migratiegeschiedenis moeten er Hindostanen zijn geweest die doelbewust voor Den Haag kozen zonder bij familie terecht te kunnen. Een gangbare verklaring wil dat er in Amsterdam al veel creolen woonden en dat de Hindostanen het liefst zo ver mogelijk bij hen uit de buurt bleven. Ook lezen we dat Den Haag zo 'n rustige stad was in vergelijking met het luidruchtige Amsterdam en dat het Indische karakter de Hindostanen zal hebben aangesproken. 1 Niettemin waren de eerste Surinamers die zich in Den Haag vestigden creolen.
Het is verder niet erg waarschijnlijk dat de migranten in spe zich in Suriname al bewust waren van de aanwezigheid van die andere kolo niale migrantengroep in de residentie : Indische Nederlanders. De meeste Surinamers konden zich nauwelijks voorstellen hoe Nederland eruitzag, laat staan Den Haag. Een weerspiegeling van de samenstelling van de Surinaamse bevolking vinden we in Den Haag trouwens niet terug. In Suriname vormen de creolen en Hindostanen de twee grootste bevolkingsgroepen. De eersten zijn afstammelingen van Afrikaanse slaven, terwijl de voorouders van de Hindostanen vanaf 1873 als contractarbeiders uit India zijn gekomen. Hun oriëntatie op India is nog altijd groot, wat vooral blijkt uit hun belangstelling voor Indiase films en muziek. In Suriname leven ook nog kleinere groepen, zoals Javanen, Chinezen en Libanezen. In het Den Haag van 1998 zijn de Hindostanen met tachtig procent absoluut oververtegenwoordigd, terwijl de creolen en Javanen respectievelijk tien en acht procent van de Haagse bevolking uitmaken. 2
Negerbediening en negerdansen
De geschiedenis van de Surinaamse migratie naar Den Haag is van betrekkelijk recente datum. Weliswaar kwamen er in de achttiende eeuw af en toe creolen als huisslaaf met hun meester mee naar Nederland, maar hun reisdoel was vooral Amsterdam. Vóór de Tweede Wereldoorlog vestigde zich slechts een beperkt aantal Surinamers in Den Haag. Zo kwam in 1933 de Hindostaan Freddy Sunkar, boksend onder de naam Sugar, in Den Haagwonen. 3 Samen met zijn Amerikaanse collega Jack Taylor
-
---
- --------
Na een baan bij de Hanze Bank werd Anton de Kom (links) ha ndelsreiziger in koffie en tabak voor de firma Reusen en Smeulders op
en zijn landgenoot Jimmy van der Lak (Jimmy Lucky) begon hij in 1936 een boksschool in de Elandstraat. Een lang leven was de sportschool niet beschoren. Jimmy van der Lak beschrijft hoe er in Den Haag een einde aan zijn bokscarrière kwam.
de Brouwersgracht. Wegens zijn politieke act iviteiten werd hij da ar in '93' ontslagen. [Pa rt. coll. E. de Ko m]
's Middags om drie uur werd er gewogen en 's avonds moest ik in de Haagse dierentuin boksen. In de tussenliggende tijd wilde ik sla pen. Maar dat lukte niet. Een assistent raadde me aan tien Hoffmandruppels in te nemen. Ik blééf wakker en nam nog tien van die druppels. 's Avonds kon ik m'n benen bijna niet verzetten. Ik kreeg een geweldig pak slaag, jongens, wat kreeg ik een geweldig pak slaag. De scheidsrechter kwam tussenbeide en dat was het einde van mijn bokscarrière. 4 Van der Lak vertrok in 1937 naar Amsterdam. Freddy Sunkar bleef nog wel boksen, maar ging na liquidatie van de Haagse sportschool in datzelfde jaar als kelner in Rotterdam werken. Het
drietal boksers hield zich overigens niet alleen met sport, maar ook met politiek bezig en vormde de Haagse afdeling van de Liga tegen Imperialisme en voor Koloniale Onafhankelijkheid, een linkse organisatie die contacten met Moskou onderhield en om die reden scherp in de gaten werd gehouden door de inlichtingendienst. Een andere Surinamer die lid was van deze liga en nationale bekendheid verwierf met zijn strijd tegen het imperialisme, 'de vijand van blanke en bruine arbeiders' , was Anton de Kom. Hij kwam in 1921 naar Den Haag, om daar vier jaar bij het tweede regiment van de Huzaren te dienen.s Een collega over die tijd: De Kom was een goede collega, zat echter gauw op de kast, vooral wanneer het ging om Suriname en zijn huidskleur. We mochten hem allemaal graag. Als we uitgingen en dat deden we nogal eens met hem, dan zag hij er altijd tip top uit, om door een ringetje te halen. Hij droeg knoopjesschoenen met punten en daar kappen op en sporen. Glimmend als een spiegel. Veelal was hij bij de vrouwen en meisjes meer gezien dan wij.6 In 1926 huwde De Kom de Haagse Petronella Borsboom. Na een baan bij de Hanze Bank - hij had inmiddels zijn diploma boekhouden gehaald - werd hij handelsreiziger in koffie en tabak bij de firma Reusen & Smulders . Wegens zijn politieke activiteiten werd hij in 1931 ontslagen; het jaar daarop vertrok hij met zijn gezin naar Paramaribo. Daar bracht hij in 1933 het koloniale gezag in rep en roer. 7 De stijgende populariteit van deze in de ogen van de autoriteiten 'communistische agitator' leidde tot zijn arrestatie en verbanning naar Nederland, waar hij een minder groot gevaar werd geacht dan in het verarmde Suriname. 8 Maar hij kwam niet meer aan het werk. Wel schreef hij in De Communistische Gids en De Tribun e en gaf hij lezingen voor de Vara-Radio. In 1934 publiceerde hij zijn boek Wij slaven van Suriname. Zijn verzetsactiviteiten tijdens de oorlog leidden tot zijn arrestatie in 1944. Twee weken voordat Nederland werd bevrijd overleed hij in het concentratiekamp Neuengamme.
-
~~
--~~~-
THE COLLEGlANS Den Haag Leider Lau van Rees Thans in uitgebreide bezetting van 11
man.
TENORSAXOFONIST
KID DYNAMITE! Lady-crooner: PAULINE KF:DF:RPELT
eigen arrangementen en arr. voor 6 saxen en . 3 trombones! -
116
nieuwe 50 watt versterkerinstall. nieuwe uniformen.
Anton de Kom baarde niet alleen opzien door zijn politieke ideeën, maar ook met zijn huidskleur. Een zwarte man die een zaal vol Nederlandse arbeiders toesprak werd met argwaan bekeken. Maar voor de Haagse horeca konden de Surinamers in die dagen niet zwart genoeg zijn . In het najaar van 1936 openden in Den Haag de Negro Melody Club ('deze attractie vindt u in een als negerhut ingerichte zaal van het Circusgebouw in Scheveningen')9 en de Shim Sham Negroclub (Nieuwstraat) hun deuren, adverterend met negermuziek en negerbediening. 10 Na een optreden van de Surinaamse trompettist Teddy Cotton (Theodoor Kantoor) schreef Het Vaderland in juni 1937: 'Op de tonen van deze goede negerband is het een genot om te dansen.' Een andere Surinamer, Mike Hidalgo, vermaakte het publiek met zijn 'negerdansen' .11 Een advertentie in De Jazzwereld voor een prima ingespeelde negerband, bestaande uit vijf personen met zang en tapdance, weerspiegelt de belangstelling voor zwarte artiesten. Begin jaren dertig hadden Nederlanders voor het eerst kennis gemaakt met zwarte Amerikaanse jazzmuzikanten: Duke Ellington, Louis Armstrong, Cab Calloway. Omdat het veelvuldig contracteren van deze grote sterren te duur was, kwamen de organisatiebureaus op het idee om Surinaamse muzikanten Amerikaanse namen te geven. 12 Een van de bekendste voorbeelden is Arthur Parisius, die onder zijn artiestennaam Kid Dynamite door het leven ging. In 1936 speelde hij in de Shim Sham Negroclub. 13
-
Twee jaar later ontmoette hij Lou van Rees, orkestleider van The Collegians, met wiens band hij optrad in café-restaurant De Galerij. Een aanwinst voor de blanke band, zo schreef De Jazzwereld. Het moet ons van het hart dat de Collegians ontegenzeggelijk veel gewonnen hebben door toevoeging van Kid en enkele van zijn coloured mannen. Er zit thans een aanmerkelijke dosis pit in de band, al valt hier en daar nog wel iets te schaven. 14 Al verhuisde Kid in 1943 naar Amsterdam, hij bleef nog wel optreden in Haagse dancings . Toen de bekende dancing Tabaris in de Wagenstraat op 22 september 1949 zijn poorten opnieuw opende, speelden The Jungle Rhythms er onder Kids leiding. Ook Jimmy van der Lak keerde nog wel eens terug naar Den Haag. Hij liet zien dat hij meer in zijn mars had dan boksen - hij danste, zong en acteerde in zestien films. Al die talenten waren hem ook van pas gekomen toen hij 's zomers als kelner werkte op het terras van café-restaurant De Sport in Scheveningen. De zaak begon geweldig te lopen. Ik was een trekpleister van je welste, de enige zwarte kelner in Nederland. Als ik op straat m'n gezicht liet zien, hielden de mensen me aan. Bussen stopten. De baas wou niet dat ik vrij nam omdat de gasten dan voor niks kwamen. Ik was een attractie. Scheveningen zonder Jimmy was ondenkbaar. 1 5
Buildi ng forty-five De doorsnee-Surinamer die in de jaren vijftig en zestig naar Nederland vertrok, ging niet om te dansen, te boksen of muziek te maken, maar om te studeren. Aanvankelijk waren het de beter gesitueerden, die op eigen kosten kwamen, of studenten met een beurs, de zogenaamde bursalen. Later kwamen ook meer mensen uit de midden- en lagere klassen, die naast hun studie een baantje hadden. In Suriname waren de studiemogelijkheden beperkt. Buiten de
--
"'"'-~
waren er de Kweekschool en de AMS (Algemene Middelbare School) en later nog de MHS (de Middelbare Handelsschool). Ook was het mogelijk om na de MULO een avondopleiding rechten of medicijnen te volgen. Maar voor wie echt aanzien wilde verwerven , stond er maar één weg open: naar Nederland vertrekken. De Hindostaan Johan Chandoe, die in 1958 de boot nam, vertelde dat hij in Suriname werd gegrepen door het idee dat je in Holland zou kunnen leren en zelfstandig worden. Die gevoelens werden aangewakkerd door net uit Nederland teruggekeerde landgenoten . ' Zij kwamen met kleine diploma's, boekhouden of correspondentie, maar waren voor Surinaamse begrippen grote jongens geworden, want ze kwamen uitNederland.'16 Bij de Surinamers die naar Den Haag kwamen ging het niet om een universitaire studie, maar om administratieve cursussen of een opleiding voor het halen van een hoofdakte voor het lager onderwijs. Dit waren doorgaans parttime opleidingen, daarnaast werd er gewerkt. Het vinden van een baan was in die tijd geen probleem. Er waren banen in overvloed en werkgevers MULO
De saxofonist Arthur Parisius, beter bekend als Kid Dynamite, woonde tussen '937 en '943 in Den Haag. Met Th e Col/egians van Lou van Rees trad hij m e t groot s ucces in De Galerij op. [N IAJ
deden er alles aan om Surinamers binnen te halen. Beviel het niet of betaalde het te weinig de geboden lonen waren doorgaans erg laag dan stond er binnen de kortste keren een andere werkgever klaar om hen in dienst te nemen . Chandoe solliciteerde in 1958 op advies van zijn hospita bij het bedrijf waar zij zelf werkte. Hij werd aangenomen voor dertig gulden per week voor werk aan de lopende band. Toen hij kort daarop een ander bedrijf binnenstapte, kwam hij een bekende uit Suriname tegen die hem voor honderdveertig in de maand wilde hebben . Maar dezelfde dag liep hij een farmaceutisch bedrijf binnen, waar behoefte was aan personeel. Ze produceerden Bazooka kauwgum en boden hem vijftig gulden per week, w at hij accepteerde. 1 7 Niet iedere Surinamer in die tijd kwam naar Nederland om een opleiding te volgen. De creool Fons Ceder vertrok in 1965 uit Suriname omdat de lonen te laag waren en hij geen toekomst meer zag in eigen land. Op de raketbasis van Frans Guyana werkte hij twee maanden als elektromonteur om zijn overtocht te verdie-
nen; toen kon de reis naar Nederland beginnen. Via Trinidad en Genua kwam hij op het Haagse Staatsspoor aan, waar hij een taxi nam naar het opgegeven adres van een familielid. Ik had een neef in Den Haag. Hij was twee jaar vóór mij naar Nederland gegaan en vertelde me dat zijn vrouw in de verpleging zat. Hij werkte als lasser en ze hadden een huis gekocht. Op de foto's die hij stuurde, leek het wel een paradijs in vergelijking met Suriname. Maar toen ik in de Poeldijksestraat arriveerde, zag ik dat het hoerenkasten waren. Ik ben er twee dagen blijven wonen en toen ben ik een kamer gaan zoeken, want dat was niets voor mij. Er zaten nog niet veel Surinaamse hoeren in Den Haag, hooguit vier of vijf. En nog een paar in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. ls Voor een handige man als Ceder was er in Nederland genoeg te doen. Met zijn diploma's en getuigschriften vond hij binnen een paar dagen
werk in de bouw. Niet alleen aan het sportpaleis Ahoy in Rotterdam, ook aan het bejaardenhuis op het Erasmusplein in Den Haag - waar nu zijn dochter werkt - droeg hij zijn steentje bij. Al werkte Ceder doorgaans buiten de stad, zijn sociale leven speelde zich af in Den Haag, waar hij woonde op de Valkenboslaan 45 of, zoals de Surinaamse bewoners het pand liefkozend noemden, buildingforty-five. In Suriname had Ceder altijd veel mensen om zich heen en dat was in Den Haag niet anders . Ook hier wisten vrienden en bekenden hem te vinden en hij begeleidde hen bij het vinden van werk of huisvesting. Die sociale contacten waren niet alleen waardevol voor hemzelf en de mensen rondom hem, maar dienden soms ook een economisch belang. Dat begreep Anton Glans, eigenaar van café Real op de Regentesselaan, die Ceder in 1969 een baan aanbood in de horeca . Iemand die zoveel mensen om zich heen had, hoefde toch niet om zes uur op te staan! Als hij bij hem kwam werken, kreeg hij 15 procent van de omzeten dat was meer dan zijn baas hem te bieden had. Zo begon de horeca-carrière van Ceder. Twee jaar later stapte hij over naar het Suikertuintje vlakbij de Loosduinseweg en weer negen maanden later kwam er een nieuw aanbod van een andere caféhouder aan de Regentesselaan, Taw Jankie. Die had een café gepacht, maar het liep niet goed en Ceder moest uitkomst bieden. In 1972 nam hij Sans Souci over; alleen de Hindostaanse poster achter de bar herinnerde nog aan de vorige eigenaar. Sans Souci was niet alleen een café, maar ook een petit-restaurant waar je Surinaams kon eten. De hoofdkok was Willy Watson, die in Rosenburg werkte maar in zijn vrije tijd achter het fornuis op de Regentesselaan stond. Ook was er een Pakistaan die roti's maakte. Doordeweeks - van maandag tot donderdag - kwamen er vooral Nederlanders eten, vanaf vrijdag werden de tafels en stoelen weggehaald en heerste er een andere, meer Surinaamse sfeer in de zaak. Twee keer per maand organiseerde de voetbalclub Robin Hood er activiteiten. Verder trok Ceder de drie beste diskjockeys, onder wie de Surinaamse Hagenaar Henry Plet, aan om muziekavonden te verzorgen. Zij trokken volle
- - - ------
----
---
~ Sans Souci was het derde
café op de Regentesselaan waar Fans Ceder ging werken (1972) . Doordeweeks kwamen ervooral Nederlander~ terwijl er vanaf vrijdag een Surinaamse sfeer in de zaak heerste. [Part. co ll. F. Ceder)
• Fans Ceder (tweede van rechts) kwam in 1965 naar Den Haag. Hij woonde in het pand Valkenboslaan 45. dat door de Surinaamse bewoners liefkozend
building forty-five werd genoemd . Vlak vóór zijn vertrek uit Suriname ging hij op de foto met zijn beste vrienden. [part.coll. F. Ceder)
119
zalen en mochten zelf het entreegeld houden, terwijl Ceder zijn omzet zag stijgen. In café Real kwamen naast Nederlanders en (creoolse) Surinamers ook veel Indische mensen. Dat had te maken met de achtergrond van de eigenaar. Anton Glans was in 1936 op Celebes in het voormalig Nederlands-Indië geboren, waar zijn Surinaamse vader als officier in dienst van het KNIL werkte. 19 In 1947 kwam hij naar Nederland en tot 1950 woonde Glans in de Nassau Dillenburgstraat bij de bekende poppenspeler Guido van Deth, die met een tante van hem was getrouwd. Om de militaire dienst te ontlopen vertrok hij na de HTS naar Duitsland, waar hij een Nederlander ontmoette die hem een lucratieve baan aanbood. Anton Glans moest huis-aan-huis abonnementen op Duitse tijdschriften verkopen en toen dat goed liep, werd hij Werbeleiter en vormde hij zelf groepjes colporteurs. Naast Duitsers trok hij begin jaren zestig jongens uit zijn vroegere kennissenkring uit Den Haag aan, dus veel Surinamers en Indische jongens. 20 De verdiensten waren bijzonder aanlokkelijk en het verkooppraatje dat ze moesten houden, was snel ge -
noeg ingestudeerd. Ze deden zich voor als studenten die hun studie in Duitsland of Nederland met colporteren moesten bekostigen en om die donkere huid te verklaren zeiden de Surinamers gewoon dat ze uit Brazilië kwamen. Want welke Duitser had nou ooit van Surinamegehoord?
De weg naar bezinning De Surinamers die in de jaren vijftig naar Den Haag kwamen waren bij wijze van spreken op de vingers van één hand te tellen. Johan Chandoe vertelde hoe hij in de eerste tijd dat hij in Den Haag was op zaterdag de stad inging op zoek naar 'gekleurde' mensen. Weken gingen er voorbij zonder iemand tegen te komen, maar zodra hij een Surinamer zag lopen, riep hij : 'Hé, Srananman!' en werden er adressen uitgewisseld. 2 1 Mondjesmaat kwamen er meer mensen bij, ook uit andere steden, en al snel bleken de huiskamers niet meer toereikend om de Surinamers te herbergen die een plaatje wilden draaien en een pilsje drinken. In 1959 werd
- --
op 1 juli, de dag waarop de afschaffing van de slavernij (1863) wordt gevierd, de Vereniging voor Surinamers (vvs) in Den Haag opgericht. 22 Ze begonnen met zo'n dertig leden. Subsidie was er in die tijd nog niet, dus moesten er aantrekkelijke avonden worden georganiseerd om betalende bezoekers te trekken.
VI
C
"\
VI
We gingen vaak naar Amicitia en andere plekken die nu niet meer bestaan. Dan begonnen we te dealen over wat de zaal zou Illoeten kosten. We gaven ons altijd uit voor studenten, maar we waren natuurlijk jongens die alleen maar een cursus volgden. De Surinamers die in Leiden en Delft studeerden zeiden altijd: 'Jullie zijn heleIllaal geen studenten, wij zijn de echte studenten, want wij zitten op de universiteit.'23 De vvs, die voornamelijk uit creolen bestond, organiseerde veel dansavonden met live muziek. De Haagsche Courant deed verslag van de belangrijkste bijeenkomsten, zoals van de viering van het éénjarig bestaan in gebouw Custodia. Daar brachten de Hanoly Boys onder leiding van H. Soekandar Surinaamse muziek ten gehore en dansten 'Burkie' en 'Carlo' onder
de naam 'Bo-to afie-moe'. Toen het orkest Conjuncto Allegro opkwam, gingen de stoelen aan de kant en begon het dansen. 24 Dat dansen en feesten was precies het verschil met de Hindostaanse vereniging die omstreeks 1958 werd opgericht, de SurinaaIllse Jongerenvereniging (sJv) . Bij hen was de cultuur anders, ingetogener. Geen wilde dansfeesten, maar luistermuziek en lezingen. Over de officiële oprichtingsdatum lopen de meningen uiteen, Illaar een feit is dat de Illensen van het eerste uur elkaar al vanaf 1957 troffen in huiskamers in de Heemskerckstraat 6 en de 2e Sweelinckstraat 111. Swamipersad Biharie, wiens naam in Nederland al snel Max werd, kwam in juni 1957 Illet zijn vriend Sieuwnarain Benie naar Nederland . Beiden waren goede muzikanten; Biharie speelde dhool, harmonium en dhandtaal,25 terwijl Sew Benie zich had bekwaamd op de accordeon en Indiase ramayanaliederen vertolkte. In de Heemskerckstraat 6, waar Sew Benie woonde, kwamen ze bijeen. Zijn hospita liet hen alle vrijheid en ze mochten zoveel muziek maken als ze wilden. 26 Ook de religieuze bijeenkoIllsten van Hindostanen speelden zich in die tijd voornamelijk af in huiskamers en kleine zaaltjes. Het zou nog tot in de jaren tachtig duren voordat er grotere mandirs (tempels) kwamen als gevolg van het toenemend aantal Hindostanen in Den Haag. Tot die tijd werden de diensten op maat verzorgd . In een huiskamer paste met wat goede wil vijftig mensen en een van de pandits (priesters) verzorgde een ceremonie; de verschillende stromingen, arya samáj en sanátan dharma, kwamen afwisselend aan bod. Voor belangrijke bijeenkomsten werd een Indiase student, zoals Gautam en User Budh, uit een van de universiteitssteden uitgenodigd . In die jaren waren er bijna uitsluitend Hindostaanse mannen in Den Haag en pandita Deowradji Mangal was daarom een opmerkelijke verschijning. In 1961 was zij met haar zoon en vijf dochters naar Den Haag gekomen om haar kinderen een goede opleiding te laten volgen . Naast haar werk als postsorteerder moest ze in haar eentje het gezin verzorgen, dus had zij weinig tijd om vrienden te maken . Samen met
~
~ Mw. Mangal kwam in
'96,
naar Den Haag. Op de eerste dag dat zij met haar zoon Ronaid naar een huis ging zoeken, werd zij door straatfotograaf F. Val k op de foto gezet. [Part. col l. D. Mangal] .. In de jaren '958/ '959 werd er veel muziek gemaakt in de huiskamers van de Surinaamse mannen. V.i.n.r. Sieuwnarain Benie, Mohamed-Nasier Ataoellah en Swamipersad Biharie in de Heemskerckstraat 6, waar Benie woonde.
~.~""~10;j·~~if~:?~,;~ I I~~;~ \
j'
~~
[Part. coll. s. Biharie]
~
121
,;--<.J",)":~.
VI
C
..., :::J
PJ
3 ro ..., VI
Sieuwnarain Benie en Swamipersad Biharie waren goede vrienden in Suriname. Toen Benie in juni '957 naar Nederland vertrok, ging zijn vrie nd als vanzelfsprekend met hem mee. [foto F. Valk, part. coll. s. SiharieJ
~
Leden van de Surinaamse jongerenvereniging, later
Max Biharie was zij betrokken bij de oprichting van de eerste Hindostaanse religieuze organi-
in een zaaltje op de Thom-
satie in Den Haag in 1968 , de Asan (Arya Samaj Nederland) Y Haar eerste ontmoeting met een
sonlaan (hier ca.196o).
Hindostaanse man in Den Haag ligt mevrouw
In het midden staand
Mangal nog vers in het geheugen.
sJv Manan, troffen elkaar
Harry Ganpat, en achter hem de verhuurder van de
Ik ging haast nooit uit. Mijn dochters gingen
ruimte, meneer de jager.
met tram 11 naar de Haagse markt om boodschappen te doen. Dan vertelden ze me dat ze
Op de mandoline jaikisoen Ramesar, met naast hem Gajadarsingh , en
daar Hindostanen hadden zien lopen. Het waren uitsluitend jonge mannen, vrouwen
rechts van Ganpat,
zagen ze nooit. Toevallig ontmoette ik één
zittend, Frits Soekhai.
van die mannen een keer op straat. Mijn dochter zei: 'Dat is die meneer die altijd op de markt loopt.' Ik ben naar hem toegegaan en
[Part. col !. F. Soekhai]
hij herkende me direct van de diensten die ik in Suriname verzorgde. 28 Omstreeks 1960 voegde Harry Ganpat zich bij de SJV en een jaar later veranderde de naam in Surinaamse Jongeren Vereniging Manan, wat 'bezinning' betekent. 29 Ganpat zocht contact met een aantal Hindostaanse studenten in
om te dansen. Op het moment dat de eerste mensen daartoe aanstalten maakten, kwam
Amsterdam, onder wie Evert Azimullah, Dolf Mitrasing en Waldo Ramdihal, die de vereni-
voorzitter Lutchman het podium op. Hij pakte de microfoon en maakte de aanwezigen duide-
ging een meer landelijke uitstraling moesten geven. 30 De student medicijnen William Lutch-
lijk dat de culturele doelstellingen van Manan geen dansavonden toelieten . De meerderheid
man, uit Utrecht, werd de ideoloog en eerste voorzitter van Manan, een Hindostaanse pen-
van de aanwezigen schaarde zich achter hem . Vele conflicten volgden, niet in de laatste plaats
dant van de creoolse vereniging Ons Suriname in Amsterdam. Bezinning op de Surinaams-
over politiek.33 De scheiding in 1961 in Suriname binnen de Verenigde Hindostaanse Partij
Hindostaanse cultuur was de belangrijkste
(VHP), waaruit de Aktiegroep voortkwam,
doelstelling. Tijdens een vergadering op de Thomsonlaan 42 op 1 april 1961 kwam de club voor het eerst bijeen in zijn nieuwe samenstel-
bracht ook binnen Manan de gemoederen in beroering. Het bestuur was pro - VH P en om die reden verlieten de aanhangers van de Aktie-
ling. Een van de eerste acties van Ganpat was
groep Manan om in Amsterdam de vereniging Prakash op te richten. Ook was er regelmatig
aansluiting zoeken bij de Haagse Jeugdactie en de Provinciale Jeugdraad van Zuid-Holland. De nieuwe plek voor de bijeenkomsten werd clubgebouw De Haard in de Daguerrestraat 16 .31 Daar werden veel lezingen en toneelvoorstellingen gegeven, maar ook muziek gemaakt door de eigen Manan-band, die Kauwali-band heette als ze voor Surinaamse moslims optraden. 32 Het eerste conflict binnen de vereniging brak uit op oudejaarsavond 1961. Toen om 00.20 uur het optreden van de Manan-muziek123
Swami Persaud de aanwezigen de gelegenheid
band begon, boden Evert Azimullah en Lakhi
onenigheid over het beheer van de financiën en de geringe verantwoording die het bestuur daarover wenste af te leggen. Dit leidde in december 1963 tot een bestuurswisseling. Een belangrijke actie van het oude bestuur was de uitgave van een boek ter gelegenheid van de herdenking van 90 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname. 34 Onder verantwoordelijkheid van het driemanschap Azimullah-GanpatLutchman kwam het boek Van Brits-Indisch
emigrant tot burger van Suriname uit.
- - - --
Hollandse zuinigheid
Vl
C
..,
.., Vl
124
Harry Ganpat was in 1957 op zijn vierentwintigste naar Den Haag gekomen en zou met een kleine onderbreking bijna dertig jaar blijven. Vragen over de eerste Surinaamse winkel of de eerste roti in Den Haag leiden steevast in zijn richting, maar voordat hij met de handel in tropische producten begon, bewoog hij zich op een geheel ander terrein. Zoals zoveel Surinamers in de jaren vijftig en zestig, kwam Ganpat met de Fratelli Grimaldi via Trinidad en Genua naar Nederland. In Den Haag, waar een kennis van hem woonde, schreef hij zich in bij het arbeidsbureau; binnen twee weken had hij een baan bij de belastingdienst, waar hij een jaar bleef werken tot hij in militaire dienst ging. Het contact met zijn Haagse collega's was snel gelegd. Ik moet eerlijk zeggen, iedereen was even aardig. Ze begrepen dat ik hier alleen was en misschien vonden ze me ook wel een beetje zielig, zo zonder familie in Nederland. Dus werd ik in het weekend steeds bij mijn collega's uitgenodigd. Het werden m'n vrienden. Later, in militaire dienst, ging het eigenlijk net zo. In de vrije weekenden gingen die jongens natuurlijk allemaal naar hun ouders. Maar ik had niemand. Als ze dan 's avonds terugkwamen, hadden hun moeders iets voor me meegegeven. Ik voelde me net een kleine jongen. Van de een kreeg ik koek, van de ander vlees. Iedereen was erg aardig. 35 Na zijn militaire diensttijd, die hij gedeeltelijk in Suriname doorbracht, schreef hij zich in 1962 in voor de Katholieke Sociale Academie in Den Haag. Daar volgde hij de avondopleiding en overdag was hij 'de enige Surinaamse maatschappelijk werker in Nederland', zoals de Haagsche Courant hem in 1965 noemde .36 Hij hield kantoor aan huis in de Van Lumeystraat, waar hij met zijn Nederlandse vrouwen kinderen woonde. Zijn werkzaamheden werden gesubsidieerd door het ministerie van Maatschappelijk Werk. Zodra de Surinamers zich in Den Haag meldden, ving Ganpat hen op. Die eerste opvang beschouwen sommigen achteraf
-
--------~
---
---
--
als een stimulans voor Hindostanen om naar Den Haag en niet naar een van de andere grote steden te gaan. In een periode dat er nog nauwelijks familieleden en vrienden woonden, was opvang door een goed geïnformeerde groepsgenoot een welkom alternatief. Sommige mensen kwamen rechtstreeks naar hem toe, anderen kwamen via het Kabinet van de gevolmachtigd minister van Suriname. Ganpat onderhield contacten met verschillende bedrijven en ministeries en meestal volstond één telefoontje om iemand aan het werk te krijgen bij sigarettenfabrikant Laurens, bij Philips, bij verzekeringsmaatschappij De Olveh van 1879 of de PTT. Bemiddelen bij huisvesting was evenwel zijn belangrijkste taak. Vanwege de woningnood kwamen Surinamers de eerste jaren van hun verblijf meestal niet in aanmerking voor een eigen huis en was kamerbewoning de enige optie. Aanvankelijk vonden hospita's het geen enkel probleem om kamers aan Surinamers te verhuren. Zij belden Ganpat zelfs op wanneer er een kamer vrij was . Na een paar jaar verliep dat stroever en hielp zelfs het gebruikelijke bosje bloemen niet altijd meer. Ganpat begrijpt die verandering achteraf wel. Surinamers uit heel Nederland troffen elkaar in het weekend op de kamer van een Haagse landgenoot en dan werd er gegeten, gedronken en gedanst tot in de kleine uurtjes. Dat ging volstrekt in tegen de Nederlandse gewoonten. Soms moesten er ook barrières worden geslecht om aan een kamer te komen en weerstand worden geboden aan uitspraken van kamerverhuurders als: 'Heeft u een mes op zak?', ' Ik wil geen tweede neger in huis!', 'Ikwil geen kamers meer aan buitenlanders verhuren!' .37 Johan Gangadajal vertelde hoe hij in 1963 aan zijn kamer in Den Haag kwam. Op Schiphol hoorde hij dat er geen huisvesting voor hem was geregeld en alle hotels vol zaten vanwege de voetbalwedstrijd N ederland- Brazilië. Via het Maatschappelijk Advies- en Informatiebureau (MAl) kregen we een adres op de Veenendaalkade 243. We hebben eerst gebeld, maar die mevrouw wilde, toen al, geen kamers meer aan buitenlanders verhuren. Er hadden twee verpleegsters gewoond en die hadden de
--
men . 's Avonds om acht uur ging het licht uit en ontstaken de Surinaamse kamerbewoners hun 0lielampjes. 39 Ook kregen de kamerbewoners regelmatig van hun hospita te horen dat zij niet teveel bezoek mochten ontvangen, omdat de vloerbedekking op de trap te snel sleet. Toen de Surinaamse vriendin van Leo Marapin naar Nederland kwam en hem regelmatig op zijn kamer in de Stephensonstraat bezocht, moest hij om die reden meer huur betalen. 40
Suriname op de Pasar Malam
In '963 stond Harry Gan pat voor het eerst met verse tropische prod ucten op de Pasar Mal a m in de Houtru sthallen. Hij importeerde zijn waren niet alleen uit Suriname, maar ook uit Indonesië vanwege de aanwezigheid van de vele Indische Nederlanders in Den Haag. Op de foto uit '975 staat Ganpat rechts.
125
[H C J
boel verpest. We wisten dat er twee kamers waren met gebruik van keuken. Ze verzon allerlei smoesjes, maar we hebben een taxi gepakt en zijn ernaartoe gegaan. We belden aan en zij ontving ons op de trap met de mededeling dat het niet doorging. We bleven net zo lang zeuren tot ze ons uitnodigde voor de thee. Ik zei: 'Stel u nou voor dat u een moeder bent en uw zoon of dochter zoekt in het buitenland een kamer en krijgt die niet, wat zou u dan voelen?' Dat gaf de doorslag. Ik heb daar zes leuke jaren gehad . Naarmate we meer met elkaar omgingen, werd de verhouding steeds beter. Ik heb er tot mijn huwelijk gewoond. 38 Ook na een hartelijke ontvangst door een Nederlandse hospita was het nogal eens wennen aan de Hollandse gebruiken, vooral aan de Spreekwoordelijke zuinigheid. George Giasi kwam begin jaren zestig via zijn oom Harry Ganpat in pension Roos in de Van Galenstraat terecht. Warm water kregen de pensiongasten, onder wie veel Surinamers, alleen 's avonds. Vijftien cent in de automaat en dan was het snel douchen geblazen; het kwam regelmatig voor dat iemand ingezeept onder de douche stond en het water plotseling ophield te stro-
Ganpat besloot in 1965 het maatschappelijk werk voor gezien te houden. Het kostte te veel van zijn tijd en niemand stoorde zich aan zijn weekenden of vrije dagen. Belangrijker nog was dat hij het werk met steeds minder plezier deed. Het moment was aangebroken voor iets nieuws. Als geen ander zag hij de Surinaamse gemeenschap groeien en begreep hij dat er een afzetmarkt was voor Surinaamse producten. De overstap naar de handel maakte hij niet van het ene op het andere moment, die werd langzaam voorbereid. Het begon allemaal op de Haagse Pasar Malam, de inmiddels welbekende Indische jaarmarkt. Organisator Ellen Derksen, die hem kende van de tennisclub, nodigde Ganpat op een dag uit een kijkje te komen nemen en dat deed hij het laatste jaar dat de Pasar Malam in de Haagse Dierentuin werd gehouden. Bij de eerste Pasar in de Houtrusthallen, in 1963, was hij van de partij met een Surinamestand. Compagnon in deze onderneming was zijn vriend Evert Azimullah, de huidige ambassadeur van Suriname in Den Haag. Samen richtten zij het Organisatiecomité Surinaamse Manifestatie op, met Azimullah als voorzitter en Ganpat als secretaris. Zij waren tevens de enige leden, later ook verenigd in de West-Indian Trading Company Ganazi. Kwajongens waren we, zegt Ganpat achteraf en Azimullah bevestigt dat. Ganpat was een man met een geweldige overredingskracht. Beminnelijk ook. Je weigerde hem niet graag iets, maar hij deed altijd het dubbele terug. Op elk vlak. Hij was heel soci-
TROPICA
IMPORT GROOTHANDEl TROPISCHE liROE TEN EN FRUIT
Harry Ganpat begon zijn onderneming in tro pi sche producten in de Marconistraat. AI snel breidde hij uit en verplaatste hij zijn wi n kei naar de Valkenbosl aa n en zijn groothandel naarde Wateringsestraat. [Pa rt . co lI. R. Bresle rl
126
aal, wist nooit nee te zeggen. Naast z'n minnetjes heeft hij erg veel plussen overgehouden. Het succes van de Pasar Malam was niet eenmalig. Ik stelde hem voor om in de business te gaan. Mijn studie in Amsterdam was leuk, maar dit was nog leuker. We hebben toen brieven laten drukken onder de naam: West Indian Trading Company Ganazi. We importeerden groenten. We hadden altijd een of twee Hollandse vriendinnen die het geld voorschoten. Dan konden we als grote zakenlieden gaan inklaren. We huurden een busje en overal waar we een Indische toko zagen, stopten we . We vroegen hoe kousenband heette in het Maleis: katjang panjang. En dan vroegen de mensen of we het elke week kon-
ti 639357
den leveren. We hadden grote manden met pepers en groenten. In de praktijk hadden we net genoeg geld over om die meisjes terug te betalen, maar winst was er niet bij. Het was allemaal vers spul, dus we moesten het de zelfde dag kwijt. Toen het uiteindelijk professioneel begon te lopen, ben ik eruit gestapt. Het was leuk geweest. Op dat moment heb ik gezegd: 'Hier scheiden onze wegen, ik ga nu echt studeren.'41 Zijn eerste tropische winkeltje opende Ganpat , met hulp van de Haagse makelaar Zeilstra, in de Marconistraat, hoek Galileïstraat. D at was begin 1966. Hij zocht contact met een aantal grote bedrijven en het was Theo Louwers van
127
Sillevoldt die hem op weg hielp in de wereld van de groothandel in tropische producten. Om hem te assisteren liet Ganpat zijn neef George Giasi overkomen. In het winkeltje was een keur aan tropische groenten en gedroogde vissoorten uit Suriname te vinden. Alles was per vliegtuig aangevoerd; de vis in kartonnen dozen, het gepekelde vlees in emmers en de groenten in mandjes. Toen de zaak goed begon te lopen - Ganpat had inmiddels ook een kraam op de markt aan de Herman Costerstraat - werd de winkel in de Marconistraat pakhuis annex kantoor en opende hij op de Valkenboslaan een tweede winkel. De meeste Surinamers zullen zich deze zaak herinneren als de eerste tropische winkel in Den Haag, met de vanzelfsprekende naam Tropica. Daarnaast richtte Ganpat een importbedrijf voor tropische groenten op. Eerst kwamen de spullen vooral uit Suriname, maar Den Haag met al zijn Indische Nederlanders vormde natuurlijk ook een afzetgebied voor Indonesische producten. Zo begon de handel met Indonesië, later uitgebreid naar Thailand en India. Maar iemand die 10 . 000 kilo groenten importeert, moet er zeker van zijn dat hij die afzet. Daarom opende Ganpat al snel zaken in Amsterdam (Albert Cuyp) en Rotterdam (West-Kruiskade) en verhuisde het pakhuis naar een grotere behuizing in de Wateringsestraat. Op zaterdag deden de meeste mensen hun boodschappen en stonden ze op de Valkenboslaan in de rij voor de eerste roti's die voor f 1,75 per portie werden gemaakt. De bloedworst leverde Max Adrianus en uit Brussel kwam de fa sjong (een Chinese worstsoort) voor de nasi goreng. De spullen voor de medewerkers van de Indiase en Pakistaanse ambassade in Den Haag betrok Ganpat uit Londen, want zij wilden hun eigen specerijen, rijst en chapattimeel. Via Den Haag kwamen deze producten ook bij de Indiase gemeenschap in Bonn en Brussel terecht. Toen Indiërs uit Oeganda, op de vlucht voor Idi Amin, in Spijkenisse neerstreken, kwam Ganpat hun zijn Indiase levensmiddelen bezorgen. Maar het waren niet alleen Surinamers en Indiërs die zich door Ganpat lieten bedienen. De aanwezigheid van Indische Nederlanders en
Indonesiërs in de stad maakte dat er ook vraag was naar andere tropische producten: nangka's, kangkoeng, peteh, ramboetan en salak. Een netwerk van Indische toko's en restaurants, over Nederland verspreid, werd door Ganpat bevoorraad, om te beginnen de bekende toko Persoon op de Laan van Meerdervoort. Ook Hollanders bezochten zijn zaak. Zij kwamen niet uit nieuwsgierigheid, maar omdat zij in militaire dienst in Suriname kennis hadden gemaakt met het Surinaamse eten en dat in Den Haag aan hun familie en vrienden wilden voorzetten. Net als bij de Indonesische en Chinese restaurants heeft Defensie ook voor het Surinaamse eten een baanbrekende functie vervuld. Ganpat trok zich na verloop van tijd uit de eerste tropische winkel van Den Haag terug. Zijn neef George Giasi nam de zaak over en begon in september 1973 Winkel George in de Weimarstraat, inmiddels eigendom van zijn zoon. Giasi zelf runt nu het reisbureau Georgia's Tours schuin tegenover de winkel. Daar boeken de Haagse Surinamers hun reizen, die hen allang niet meer alleen naar Suriname, maar ook naar India, Mauritius en Singapore voeren .
Kabhi Kabhie Het hoofdstuk Ganpat kan niet worden afgesloten zonder het over filmvertoningen te hebben. Omstreeks 1961 begon hij ermee; naast de West-Indian Trading Company Ganazi kwam er toen een West- Indian Film Society. In de begintijd werden er vooral documentaires over Suriname en India gedraaid van de Rijksvoorlichtingsdienst, op zondagmiddag in een zaaltje op de Thomsonlaan. Al gauw werd het daar te klein en stapten ze over naar gebouw De Haard in de Daguerrestraat. Daar werden de documentaires afgewisseld met 35 mm films. Er was echter maar één projector, zodat de film elke 12 à 13 minuten moest worden onderbroken om een nieuwe spoel op te zetten. Dat duurde een paar minuten en bij Hindostaanse speelfilms, die gemiddeld drie uur duurden, ging de spanning er dan wel af. Om die reden vonden de vertoningen vanaf 1963 plaats in het Museum voor Onderwijs in de Hemsterhuis-
WEST-INDIAN FILM SOCIETY Den H.. o Kanloor:
vil n Lumeysltilill 35.
Tel. 070·5522 40 FilmUlIl:
Mu~eum voor hel Onderwijs,
HemslerhuisslrZll3!
2e
Amste,dam Kantoor:
Waaktr"e! 102', Tel. 020·734256
Utrecht Filmzaal.
l epelenburg 1
Kanloor:
NIJen rodelaan 17.
Tel. 030-44257 D. Wal.tndl.,. f ,lm Socoel/" VOOI'IO~Pfoten ",u h~1 ~r dll t de fll"" he, ""."', vnl""l"e'- en cH:
wu.de~
medium r.
'IOO'
hel lol tl.nd·
b<enocn ...... ondll:.t,ttg ~"P !""\en men •• " ." nIIl>C'1.
DItO def" VriJkHcn (Sur I
OprlthtJog:t4agSvr Ioogt.en Vet .. MtI\IIn~
Vyayanthimal", actrice en danseres
.. In '963 begon Harry Ganpat met de vertoning van Hindostaanse films in het Museum voor Onderwijs in de Hemsterhuisstraat. Vanwege de grote belangstelling moest hij later uitwijken naar de bioscopen Sein post en Studio
2000.
[Part. coll. E. Azimullah] ~
De eerste Surinaamse voetbalcl u bin Den Haag, Toofan, werd in '962 opgericht. Johan Gangadajal , op de foto uit '963 derde staand van links, is sinds '964 voorzitter. [Part. col I.
J. Gangadajal]
128
straat; een bioscoop met twee projectoren en plaats voor zo'n tweehonderd mensen . De voorstellingen draaiden op vrijdagavond en het zat er altijd vol met Hindostanen, die overal vandaan kwamen, tot uit België. Ook medewerkers van de Surinaamse, Indiase en Pakistaanse ambassades bevonden zich onder het publiek. Mensen die in Den Haag bij kennissen op bezoek kwamen , combineerden dat met een avondje film . Het succes van de filmvertoningen maakte dat de overgang naar de grotere theaters niet kon uitblij ven . Op zondagmiddag werden voortaan voorstellingen in theater Seinpost gegeven, later volgde Studio 2000 . Beide theaters werden belangrijke ontmoetingsplekken. De grote films draaiden in Seinpost, kleinere films in Studio 2000 en films die al een paar keer waren vertoond, gingen naar Studio de Luxe in de Kettingstraat. Daar werden tot 1967 de hele week Hindostaanse films gedraaid. De distributie breidde zich ook naar bioscopen buiten Den Haag uit, onder meer naar Rotterdam (het Venster) en Amsterdam (Victoriatheater en theater De Liefde) . Bij elkaar waren er zo'n vijftien vertoningsplekken in Nederland en België (Antwerpen). Ganpat haalde zijn films niet uit Suriname of India, maar uit Londen. Dat was goedkoper en verliep efficiënt. Het was overigens onmogelijk om , zoals weleens is gesuggereerd, de filmblikken tussen de groenten mee te sturen. 42 Die blikken wogen tientallen kilo 's. De films uit Londen , doorgaans vijf, zes films tegelijk, kwamen per auto.
De helft kocht ik. Dat waren A-klasse films , die kon je na vijf jaar nog draaien. Maar die andere films huurde ik. Uit India haalde niemand films, dat was veel te duur voor Nederland alleen. In Londen hadden ze de koe al gemolken en wat er overbleef kwam naar Den Haag. Als er een dure, grote film kwam , wilde je in een weekend dat ding eruit halen. Dan draaide je hem op verschillende locaties tegelijk. Het was een uurtje rijden naar Utrecht, een uurtje naar Rotterdam en je plande het zo dat als je pech kreeg onderweg, je het toch nog kon halen. Maar dat gebeurde niet vaak hoor, misschien vier, vijf keer. We hebben heel grote films gehad, zoals Amar Akbar Anthony en The Great Gambler. Op Kabhi Kabhie heb ik heel veel winst gemaakt.43 Er was doorgaans een man of tien met de filmvertoningen bezig. Op de dag van de voorstelling werd het programma voor de volgende week bekend gemaakt. Affiches hingen alleen aan de bioscoop, want reclame was niet nodig in een tijd dat Hindostanen het nieuws nog aan elkaar doorvertelden. De overstap naar videofilms heeft Ganpat niet meer gemaakt. Dat deed John Rambali , die in 1982 met de videotheek Ram op de Beeklaan begon en zelf ook videofilms uit Engeland importeerde . Harry Ganpat was toen al bezig zijn zaken af te bouwen. Een nieuwe onderneming met een reisbureau op de Laan van Meerdervoort liep op niets uit en in 1985 besloot hij terug te keren naar Suriname.
Geen takki takki op het veld Toen Leo Marapin in 1968 naar Den Haag kwam, meldde hij zich direct bij een voetbalvereniging aan de rand van de stad. Hij hield van het verenigingsleven, dat was in Suriname al ge bleken. Maar de combinatie van een baan , op kamers wonen , zaterdagochtend boodschappen doen en dan ook nog om 10 uur op het voetbalveld present zijn, was net iets te veel van het goede. Bovendien had niemand bij de club begrip voor zijn situatie als alleenstaande nieuwkomer en werd hij, als hij te laat kwam,
-
-
-
--
--
-
-
-
-
zonder pardon naar de bank verwezen. Leo
meerdere zogenaamde allochtone voetbalver-
vond een alternatief in de Hindostaanse club Toofan .
enigingen, maar Toofan, opgericht in 1962, is de oudste en landelijk gezien de op een na oudste - Real Sranang uit Amsterdam bestaat iets
We speelden nu op zondag. Het waren je eigen mensen. Je praat Nederlands, Surinaams,
langer. De club nam in 1963 voor het eerst deel aan de competitie, met dispensatie, want ze moesten minstens drie elftallen hebben en ze
Hindostaans, alles door elkaar. Je ziet ook andere mensen, nieuwkomers, mensen die pas gekomen zijn en dan uitroepen: 'Hé, ben jij
hadden er toen nog maar twee. Het waren niet uitsluitend Hindostaanse jongens die bij de
er ook? Waar is die en die?' Het was een plek waar je elkaar ontmoette. Ik ging om 10 uur
club speelden, ook creoolse en Hollandse jongens kwamen voor Toofan uit. Het was ook al-
van huis en was om 7 uur pas terug.
tijd de bedoeling geweest van Johan Gangada-
De oprichters van Toofan, L. Swami Persaud,
jal, voorzitter sinds 1964, om die culturele diversiteit binnen de club in stand te houden, maar hij kon niet voorkomen dat zich metter-
R. Soerdjoesing en S. Badrising, waren lid van de jongerenvereniging Manan. Zij wilden een andere wind door de club laten waaien en richtten een voetbal- annex dansvereniging op. Die bestaat nog steeds als de Surinaamse Sport Vereniging Toofan. 44 Den Haag telt inmiddels
tijd groepjes afscheidden. Het aantal etnische groepen binnen de Surinaamse bevolkingsgroep laat zich goed aflezen aan..., de ontwikkeling van sportverenigingen . Veel Surinaamse clubs in Den Haag zijn buurt-
gebonden, aan een buurt in Paramaribo welteverstaan. Zo verwijst Toofan (typhoon) naar een buurt in Paramaribo waar een Hindostaan-
opbrak waren de zaken op het sportveld. Heftige discriminatie, dat begon al bij de
se club met dezelfde naam bestond. De later opgerichte TakdierBoys (later TAC '90), eveneens Hindostaans, trok vooral leden uit de om-
scheidsrechter. Die zei bijvoorbeeld voor de wedstrijd tegen mijn aanvoerder dat er op het sportveld niet van dat 'takki takki' gebezigd mocht worden. Taal is zo dynamisch en als je
geving van het Pad van Wanica aan. Alleen
je moet uitdrukken, doe je het gewoon in je
Remo (Hindostaans) had geen voorganger in Suriname. Andere Surinaamse clubs die op basis van etnische achtergrond zijn gevormd, wa-
instrueerden we dan om zich gedeisd te houden en we gaven ook boetes wanneer bleek
ren de in 1968 opgerichte creoolse vereniging
eigen taal. Onze jongens van het eerste elftal
Robin Hood en de daar later uit voortgekomen
dat iets niet door de beugel kon. Ik moet zeggen, ze hielden zich er wel aan. 45
vereniging De Ster, die de Javaanse populatie vertegenwoordigde. Maar veel Surinamers
Er was een scheidsrechter die al voor aanvang
spelen bij 'gewone' Haagse clubs. Zij melden zich daar direct aan, al komt het ook voor dat wanneer zich bij een Surinaamse club talent-
van de wedstrijd begon te zeggen dat als er geen Nederlands werd gesproken, ze konden inrukken. Ik ging op hem af en vroeg ofhij
volle spelers ontwikkelen, zij de overstap naar
problemen had. U bent aangesteld als
een Hollandse club maken, vooral vanwege de betere voorzieningen.
scheidsrechter om deze wedstrijd te fluiten. U gaat dat doen zonder vooroordelen of u
Discriminatie op het veld vormt een rode draad
gaat een wedstrijd fluiten waarin ik mijn
Toofan bediende
in de geschiedenis van de Surinaamse sportverenigingen in Den Haag. Dat is ook nog niet echt veranderd. Zowel de creoolse als de Hindostaanse voetbalclubs hebben de ervaring dat
spelers de opdracht geef om uitsluitend Surinaams te praten. Als u dat niet wilt, kunt u nu vertrekken. Beleefdheidshalve moet je hier natuurlijk de voertaal spreken en natuurlijk
Johan Gangadajal
de scheidsrechter de toon voor de wedstrijd zet.
zijn al onze clubbladen in het Nederlands
De adresseermachine van de voetbalclub
geschreven. Maar voetbal is emotie. Als de
op zijn kamer aan de Veenendaal kade. [Part. co ll. J. Gangadajal)
Robin Hood behoorde tot een van de sterkste clubs in de onderafdeling. Maar wat ons
speler iets doet om zijn ploeg te bevoordelen, fluit dan! 46 Fluiten gebeurde niet alleen op het voetbalveld . Met de komst van Surinamers naar Den Haag kwamen ook de eerste gevederde vrienden mee . Oldpap was negen jaar oud toen hij in 1969 in de bagage van Sonnylall Bisoendial naar Den Haag kwam. 47 Hier was hij enig in zijn soort en als hij in z'n kooitje voor het open raam van de woning in de Kraijenhoffstraat hing, stopten er beneden auto's met Surinamers . Zij luisterden naar het mooie geluid dat het vogeltje voortbracht. Daar konden de Nederlandse kanaries , die surrogaat twatwa 's die ze hier hadden aangeschaft, niet tegenop. Toch zou het nog ruim tien jaar duren voordat Surinamers in Den Haag het voorbeeld van Bisoendial volgden. Dat gebeurde pas na de onafhankelijkheid van Suriname. Toen waren er voldoende twatwa's en pico/ets (bekende zangvogels) in Den Haag om de oprichting
Toen Sonnylall Bisoendial (uiterst links) in 1969 naar Den Haag kwam, nam hij zijn twatwa mee. In 1980 richtte hij de Surinaamse zangvogelvereniging Beef Free op; de eerste competitie vond een jaar later plaats op het Malieveld. [Rinus de Hilster,
131
HC]
van een vereniging te rechtvaardigen en, net als in Suriname, wedstrijden te organiseren. BeefFree, de eerste Surinaamse zangvogelvereniging in Nederland, zag in 1980 in Den Haag het licht. De eerste competitie, met deelnemers uit heel Nederland, vond een jaar later plaats op het Malieveld. 48 De wedstrijden misten het verbale geweld en uiterlijk vertoon van die in Suriname, waar de rivaliserende partijen elkaar allang van tevoren uitdaagden en schrik aanjoegen. Bisoendial introduceerde een ander competitiesysteem: de leden van de vereniging komen na een loting tegen elkaar uit, dat kunnen dus ook familieleden of vrienden zijn. Tijdens de wedstrijden worden twee vogels (mannetjes) op een halve meter afstand van elkaar geplaatst; in een kwartier moeten ze zoveel mogelijk fluiten, terwijl een scheidsrechter de
score bijhoudt. De prijs komt toe aan de vogel die de meeste slagen maakt. In Nederland komen de vogels tot zo'n 160 à 162 slagen per minuut, iets meer dan in Suriname. Hoewel er inmiddels duizenden twatwa's in Den Haag worden gehouden - Bisoendial heeft er zelf veertien - heeft het enige tijd geduurd voordat Hagenaars aan het fenomeen gewend waren. Bisoendial herinnert zich de eerste jaren op het Malieveld nog levendig. In het begin hadden we veel problemen met
de politie. Soms kwamen ze wel met tien auto's naar het Malieveld omdat ze niet begrepen wat wij deden. Ze zagen ons daar wel staan met die kooitjes op stokken in de grond, waarin zwarte vogels zaten. Maar ze trokken de conclusie dat we kraaien aan het
----------
vangen waren. Ik heb toen een vergunning aangevraagd bij de burgemeester en via dagbladen en radio en televisie reclame gemaakt voor dit unieke samengaan tussen mens en vogel. Aan de inheemse mensen die de wedstrijden bezochten, probeerde ik zoveel mogelijk tekst en uitleg te geven.
Ine miene mutte
In de jaren zestig vorm· den huisfeestjes en bijlegfuiven een goed alternatief voor de dure nachtclubs en dancings. De kamer van Ann Harris i n de 2e Sweel ick· straat 111 was zo' n plek waar Surinamers dansten en musiceerden. [Part. co lI. A. Harris]
Café Sans Souci op de Regentesselaan was een trefpunt voor Surinamers. Niet het eerste Surinaamse café in Den Haag, wel een waar nog steeds over wordt gesproken. Dat geldt ook voor de Corrida bodega naast de winkel van Ganpat. De Nederlandse eigenaren (eerst Nico Vollebregt, later JooP Parree) zorgden voor Zuid-Amerikaanse platen in de jukebox, de Surinaamse bezoekers deden de rest. Het uitgaansleven van de Surinamers in de jaren vijftig en zestig speelde zich verder af in de gelegenheden waar elke jonge Hagenaar in die tijd te vinden was. L'Etoile was een belangrijke trekpleister en de vele dancings in Scheveningen, zoals Palais de Danse, Sheherazade, Tiffany's en Pam Pam. Heen met de tram en midden in de nacht lopend en zingend terug naar huis .49 De eerste bands uit Suriname sloegen Den Haag over en trokken direct door naar de universiteitssteden om voor studenten te spelen. Voor het optreden van de Golden Gate Boys in Leiden moesten de Haagse Surinamers een koude, doorwaakte nacht op het Leidse station voor lief nemen. so Op de podia van studentenverenigingen begon ook de carrière van de in 1965 opgerichte band Oscar Harris and the Twinkle Stars, de populairste Surinaamse groep in Nederland in de jaren zestig en zeventig. sI Zij traden regelmatig in Den Haag op, maar het bleef natuurlijk een 'Amsterdamse' band. Oscar Hanis had een zus in Den Haag, Ann, die zong in de in Suriname opgerichte zanggroep The Ebonies, waarvan ook Truus Promes, Mildred Paton, Haniette Elia en Sonja Grauwde deel uitmaakten. s2 Samen met Truus Promes was Ann Hanis in 1961 naar Den Haag gekomen. Door haar studie aan de kweekschool en een baan ernaast, bleef er voor zingen niet
veel tijd over, laat staan voor optredens. Toch heeft ze in Den Haag opgetreden in L'Etoile en Pam Pam en voor de Surinaamse vereniging Suvrikri. Maar de grootste muziekfestijnen die Ann Hanis zich kan herinneren, waren die op haar zolderkamer in de 2e Sweelinckstraat IIl. Huisfeestjes en 'bijlegfuiven' waren razend populair in een tijd dat er niet genoeg geld was om elke week uit te gaan. S3 Een van de bekendste Surinaamse zangers, Max Nijman, kwam in 1965 naar Den Haag S4 omdat zijn vrouw hier een opleiding voor verpleegster volgde. In Moengo was hij elektricien geweest en met die achtergrond kon hij meteen aan de slag. ss In het bedrijf waar hij terechtkwam drong langzaam door dat hij in Suriname een bekend zanger was en verder wilde het toeval dat de personeelschef een ware muziekliefhebber was. Vanaf het moment dat de twee elkaar ontmoetten, behoorde het huren van artiesten voor bedrij fsfeesten tot de verleden tijd . De eerste keer dat Max Nijman voor het bedrijf optrad, bevond de directeur van het arbeidsbureau zich onder de gasten. Hij vroeg meteen ofNijman belangstelling had om vaker op te treden en vanaf dat moment speelde hij op talloze Hollandse en Indische feestjes met zijn gelegenheidsband The South Siders. Het begon met Amerikaanse gospels, maar later ging hij echte Surinaamse muziek spelen: kaseko en bigi-poku, soul en ballads. s6 Regelmatig stond hij op het podium met de percussionist Franklin Ardin, die in 1968 uit Paramaribo was vertrokken, waar hij in de huisband van hotel Torarica speelde. De meeste Surinamers kennen hem onder zijn bijnaam Coppi, die hij in Suriname kreeg, vanwege de gelijkenis met de beroemde tengere Italiaanse wielrenner. S7 Nijmans hits Ine miene mutte en Adjossi waren te horen in de Houtrusthallen, Amicitia en op feestjes van voetbalvereniging Robin Hood. Toen er na de onafhankelijkheid steeds meer Surinamers naar Den Haag kwamen, trad hij avond aan avond op voor Surinaamse stichtingen. Daarnaast is hij altijd als elektricien blijven werken; muziek moest een hobby blijven. In zijn Surinaamse tijd zong Max Nijman veel liedjes van Brook Benton, vandaar dat hij wel de Surinaamse Brook Benton werd genoemd.
1-, I
De invloed van de zwarte Amerikaanse muziek op creoolse Surinamers was zonder meer groOL Tot dat besefkwam ook Fons CedeL
134
Ik was mede-organisator van een groot feest voor Surinamers in Amicitia. De Javaan kwam met zijn gamelan, de Hindostaan met zijn baithak-gana, terwijl de creolen Otis Redding en Wilson Picket nabootsten. Dat heeft me geïrriteerd, omdat ik ineens zag dat zij zichzelf niet profileerden, maar de Afro-Amerikanen. Den Haag bestond voor vijfenzeventig procent uit Hindostanen en zij vroegen me of
mijn cultuur James Brown en Wilson Picket was. Het drong toen nog niet tot me door, maar thuis in bed begreep ik dat ze gelijk hadden. Mijn cultuur was Winti en kawina. 58 Fons Ceder bespeelde zelf geen instrument, maar was wel de man die de aanzet gaf tot de eerste kawina-band in Den Haag: Drompoe (drempel). Met die band keerde Ceder terug naar de plek waar hij in Den Haag ooit begonnen was, de Poeldijksestraat. Begin jaren zeventig speelde Drompoe op hoogtijdagen, zoals bij de herdenking van de afschaffing van de
Het grote feest rond de onafhankelijkheid van Suriname werd gevierd in het Congresgebouw met optredens van onder meer de Kawina-groep Drompoe. Daaraan voorafgaand was er op 25 november een matinée musicale in het Provinciehuis voor de Surinaamse personeelsleden. [He]
slavernij, voor de Surinaamse prostituees in de wijk. Ze stoorden er niemand met hun percussie-instrumenten en de happening groeide uit tot een geweldig feest. De onafhankelijkheid van Suriname werd op 26 en 27 november 1975 gevierd in het Congresgebouw; Drompoe was ook van de partij. Een jaar later werd Afu Sensi opgericht, dat betekent: halve cent, niet meer deelbaar. Onder de oprichters vinden we naast de naam van Ceder die van Muriël Sanches, Wilfred Sanches, Rita Day en Doortje Macnack. Afu Sensi maakte niet alleen in Nederland, maar ook in andere Europese landen en in Suriname furore. Ze brachten naast muziek en Winti, een creools-Surinaamse godsdienst waarin muziek een belangrijke rol speelt, ook toneel met een boodschap. Ze richtten zich uitdrukkelijk op in Nederland wonende Surinaamse jongeren, want die mochten niet vergeten dat hun roots in Suriname lagen.
Elk afscheid een nieuw begin Blaka Rosoe, zong de Surinaamse zanger Lieve Hugo in 1974, Mijn zwarte Roos, nuje van me heengaat vraag ik je: 'Neem me mee in jouw hart, niets zal mij weerhouden, de plek waar wij elkaar gekust hebben blijft in mijn herinnering en in het diepste van mijn hart. 'S9
13S
De periode rond 1975 stond voor veel Surinamers in het teken van het grote afscheid. De op handen zijnde onafhankelijkheid en de onzekerheid over de politieke ontwikkelingen deed tallozen ertoe besluiten naar Nederland te migreren. Binnen een aantal jaren nam het aantal Surinamers ook in Den Haag met sprongen toe. Bij de volkstelling van 1960 werden nog zo 'n 500 Haagse Surinamers geteld, op 1 mei 1975 was dit aantal opgelopen tot 13.746 en een jaar later tot 18 -475. 60 Momenteel wonen er naar schatting40.000 Surinamers in Den Haag.61 De grote stroom Surinamers in de jaren zeven tig dwong de Nederlandse regering tot het ontwikkelen van een opvangbeleid. Net als bij de Indische Nederlanders in de naoorlogse jaren was de opzet om de drie grote steden te ontlasten en mensen over het hele land te spreiden.
Maar evenals toen kwam daar in de praktijk weinig van terecht. Er mocht dan woningnood heersen, toch trokken de meeste Surinamers naar Amsterdam en Rotterdam, maar ook naar Den Haag, waar zij zich in de wijken Transvaal, Valkenbos, Regentes, Laak en de Schilderswijk vestigden. Het Centraal Bureau Uitvoering Vestigingsbeleid Rijksgenoten , dat kantoor hield in de Jan van Nassaustraat, coördineerde de opvang onder leiding van directeur Jan Breddels. Ook de Surinamers van het eerste uur ston den klaar om hun landgenoten te begeleiden en wegwijs te maken in het onbekende vaderland. Fons Ceder zei in 1975 het café-leven vaarwel en ging werken bij de in 1970 opgerichte Stichting voor Surinamers. Hij werd beheerder in het trefcentrum op de Laan van Meerdervoort nummer 78. Muriël Sanches, die sinds 1965 in Den Haag woonde, was de eerste Surinaamse maatschappelijk werkster van de stichting die haar landgenoten inwijdde in het Haagse leven. Soms reed zij midden in de nacht naar Schiphol om mensen op te vangen. Zij regelde hun inschrijving bij het stadhuis, het ziekenfonds en de sociale dienst, want anders dan in haar tijd zaten de bedrijven niet meer te wachten op nieuwkomers . De mensen van het eerste uur, die met open armen waren ontvangen, moesten nu mensen bijstaan in een klimaat waarin JooP Glimmerveen zijn eerste racistische pijlen op de Haagse Surinamers richtte. 62
.., 0(1)
-. CL (1)
.., lil
De Turkse kleermaker Seyfettin Dokumaci trad in mei 1967 in dienst bij de sigarettenfabriek Laurens, waar hij twintig jaar is blijven werken. Samen met zijn zoons bezit hij nu enkele bakkerijen en slagerijen. [Part. coll. s. DokumaciJ
R. Zannoni, 21 juli 1997
De geur van rubber en tabak
..., CT
re CL
re
...,
l/)
Kom wonen en werken in Twente . Dit was de slogan waarmee rubberfabriek Vredestein begin jaren zestig inwoners van de door woningnood geteisterde Randstad naar Enschede probeerde te lokken. De Vredestein-vestiging in Loosduinen stelde in die tijd juist Friezen en Groningers een moderne baan en een mooi salaris in het vooruitzicht. Later bleek het niet erg te klikken tussen de Hagenaars en de Friezen. De meesten keerden naar het Noorden terug. Een verschil in mentaliteit, zegt een oud-medewerker. 1 De snelle economische groei in de jaren zestig leidde tot structurele tekorten op de Nederlandse arbeidsmarkt. Vooral fabrieken hadden arbeiders nodig achter hun machines, want als die niet draaiden werd er verlies geleden 2 Vandaar dat het bedrijfsleven zich op de werving van buitenlandse arbeidskrachten begon te richten. Eerst op eigen initiatief, later onder toeziend oog van de Nederlandse overheid, die er belang bij had de immigratie van arbeiders nauwgezet te controleren. Het ministerie van Sociale Zaken moest de ingediende aanvragen van de Nederlandse bedrijven goedkeuren alvorens de werving kon beginnen. De eerste wervingsovereenkomst werd in 1960 gesloten
met Italië; Spanje (1961), Turkije (1964), Marokko (1969) en Joegoslavië (1970) volgden. Maar niet alle buitenlandse arbeiders werden officieel geworven. Velen kwamen op eigen gelegenheid : op zoek naar werk en avontuur. De gastarbeiders kwamen in vele Haagse fabrieken terecht, waarvan we er drie centraal zullen stellen: Van Heyst (radiatoren en stalen ramen), Vredestein (onder meer rubberen vloeren en rubberen onderdelen voor havenwerken) en Laurens (sigaretten). De eerste twee fabrieken zijn geselecteerd, omdat er in het jaarverslag van de vreemdelingendienst over 1961 stond vermeld dat zij toen reeds Italiaanse gastarbeiders in dienst hadden. De fabriek van Laurens is uitgekozen , omdat veel buitenlanders daar in dienst traden toen het faillissement van Van Heyst midden jaren zestig in zicht kwam. Bovendien begon Laurens begin jaren zeventig als eerste vrouwen te werven. Van Laurens en Vredestein is een aantal medewerkers van het eerste uur achterhaald, om hun verhaal te spiegelen aan dat van het bedrijf. Bij Vredestein vormden Italianen de grootste groep buitenlanders, vandaar dat wij hen apart behandelen. Verder werkten er vooral Span-
1960
1961
1962
1963
1964
1965
1966
1967
1968
1969
1970
Het aantal Zuid-
Grieken
34
34
42
39
63
80
82
67
66
66
64
Europeanen,
Italianen
737
804
922
1012
1114
1131
1203
1153
1195
1194
1278
Turken en
Joegoslaven
59
90
102
105
117
119
117
130
126
126
168
Marokkanen
Marokkanen
17
9
23
75
582
572
745
943
1237
in Den Haag
Portugezen
20
33
42
41
110
306
498
450
542
644
759
19 60 -197 0
Spanjaarden
53
100
98
145
286
533
540
386
466
505
582
Turken
19
17
17
42
218
680
870
722
834
992
1303
138
Bron: Verslagen vreemdelingenpolitie 1960-197°. De cijfers vormen steeds totaal-aantallen.
De Italianen van Vredestein op de Hofweg omstreeks 1963. V.l.n .r. M. Tafuni, G. Monaco, V. Tafuni, A. Signore, A. Ammazzagatti, R. Signore, A. Pacifico, F. Pepe, S. Cal ia,
C. Orazzio [Part. co ll. F. Pepe 1
jaarden, Portugezen en Turken; rond 1975 kwamen er ook Surinamers werken. In de sigarettenfabriek Laurens namen Turken en later ook Joegoslavische vrouwen een belangrijke plaats in, dus zullen wij ook aan deze groepen bijzondere aandacht besteden. Veel buitenlandse arbeiders die in het begin van de jaren zestig in deze fabrieken kwamen werken, zijn er gebleven tot de poorten dichtgingen. Voor Van Heyst viel het doek al in 1967, voor VredesteinLoosduinen in 1980. Laurens werd in 1994 overgenomen door Rothmans; een jaar later sloot de fabriek en verhuisde een deel van het personeel naar de vestiging in Zevenaar. In de tabel hiernaast valt af te lezen welke aantallen Zuid-Europeanen, Turken en Marokkanen in de jaren zestig in Den Haag verbleven. De cijfers hebben weliswaar niet uitsluitend betrekking op gastarbeiders, maar de ontwikkeling van het verschijnsel, alsmede de verschuivingen in het aandeel van de diverse groepen, tekent zich toch duidelijkaf.
Grandi possibilità
139
De werving voor Vredestein -vestigingen vond begin jaren zestig plaats op Sicilië en Sardinië. 3
De toenmalige personeelschef in Enschede, JooP Wienk, kreeg de opdracht met geschikt personeel naar Nederland terug te keren. We selecteerden vooral op leeftijd (18-35) en lengte. We probeerden mannen van 1,72 m te krijgen en hanteerden een ondergrens van 1,68 m. Ik had in de fabriek al gezien dat sommige chefs kistjes bij de machines zetten, omdat de mannen te klein waren. Later hebben we de machines niet meer op de grond gezet, maar in de grond gebouwd, dat was de eerste ergonomische aanpassing. Bovendien werd op postuur en persoonlijke indruk geselecteerd. Er werd ook naar het arbeidsverleden gevraagd, maar dat viel natuurlijk niet echt te controleren. Je deed zo'n vijf à tien minuten over het hele verhaal. Meestal hield je een derde over. Dus als je honderd man wilde hebben, vroegen we aan Sociale Zaken om er 300 op Sicilië te mogen zien. We sloten altijd jaarcontracten af. Aan het eind daarvan mochten ze vier of vijf weken naar huis op kosten van de onderneming. Hadden ze weer een nieuw contract - want we hadden liever die oude opgeleide vent terug dan een nieuwe te moeten werven - dan kwam de reis naar Nederland ook weer in het pakket. 4
Wanneer er ter plekke voldoende mensen waren geworven, reisden de mannen met de trein naar het Centra di Emigraziane in Milaan. Daar volgde de medische keuring en werd de treinreis naar Nederland geboekt. Iedere stap was zorgvuldig voorbereid, want tijd was geld in het bedrijfsleven en de productie mocht niet stil komen te liggen. Gemiddeld duurde de werving zo'n twee weken. De grootste groep die Vredestein ooit naar Nederland bracht, bestond uit 80 man , twee treinwagons vol. De reis eindigde meestal in Arnhem, waar een hotel was afgehuurd en de personeelschefs uit de verschillende regio's bij elkaar kwamen. Daar kregen de arbeiders te horen bij welke vestiging zij kwamen te werken . Vaak lette de personeelsfunctionaris al in het wervingsland op de geschiktheid voor een bepaalde vestiging: 'Waren het erg kleine kerels , dan konden ze beter naar Doetinchem, naar de fietsbanden. ' 5 De eerste zes Italianen bij Vredestein in Loosduinen waren op 7 oktober 1960 in dienst ge-
I
ARBEIDSOVEREENKOMST
\
I J
•
•
N.V.
.
De eerste ondergetekende .....Rulll:u'.rf.a.b.r." k ...ll.r.e..d..e.s..t .:,l..Il.....Lc..Qs..d.ul..ll.e.n... , gevestigd te (hierna tEi oemen werkgever J. vertegenwoordigd door
..._.",l.Q,Q.;;"g.I!i,!!~Jl._,.,_... ", ....... ,....._......_ ......
:::=:~~~::=,: '~~=~~2~:;;:;'~~:~:::::ztt:::: : : : :,~:'· ~~,~o::n d: t:~:~.;'~~~i;'~~~_~.~.~~· p
wonende te .......L:7..u.rJ... . . __ ._.... ______. (g~i ngehuwd) , hierna te noemen werknemer, verklaren te zijn over~engekomen, dat de werkgever de werknemer in diens~ l neemt, gelijk de werknemer in dienst treedt voor de tijd van een jaar, ingaande op de volgende op die va n aankomst van de werknemer in Nederland a ls .....=bbe.r.b.aw•.k."'_. . .__.____. _._._.._. __. . . ___ . . . _. . _. . ._. . _. _. . . . ._. . _, __
Jag
Het brutoloon en de eventuele huurbijslag zal per week gem iddeld bedragen I . .JlZ.,l!t.... _, I waarvan na aftrek van de onder c en d te npemen lasten resteert een bedrag yan ca. I ..5.2~,.53",,_," per week . Na de proeftijd salaris naar prestatie.
1-CON TRA T T O· DI' L A V 0R 0-1
PI ,
I
r
;
11 primo sottoscritto R\l.b,1;>..t:!,r.!.a.lu:il\k-V..r.~.d..c1't,eill.... LQ,Q,~,sl,\liMI!...-!'!• .Y......---- , stabilito a
• v _.....Lo.o.a.d.ui.neA____.....____ .... ___,_..__ (in seguito no inato datore di lavoro), rappresentato da
~: ~~:.~:~:~~::~:~ : ~~~:~~~:~~:::: : ,:Ll'=::t1. ::,::=:::::.:. n~t: :~ _~20;d;..:.~~~t_t~
residente a A.u.,'-.. . . . . . . . ___. ___., (am!JlO§lraf0kr celibel. in seguito nominato lavoratore, dichiarano di aver convenuto: I Che iI datore di lavoro assume in servizio iI lJvoratore, cosl come il lavoratore ent ra a
prestar s~rvizi~ - perla .durata di un an~o - ~partire dal giorno dop~ I'arrivo del lavoratore nel Paesl Bassl con la quallflca dl .---1---'- . . ------.. . . .-..-.. . . , 11 salarto lordo, eventualmente maggiorato daT carofitto {hUUrbijSla~ ammonterà in media a fl. .....,-... &l.•~4. ..,.....,per settimana . A ta Ie salario lordo corrispo , e un sa lario netto settimanale di circa tI. ,...2Z,...2l... _ .._ , dope trattenuto di cui ~tferito ai punti c e d. Dopo i l tempo di
~~ova .il sa~ario
secondo l~ prestazifne.
,
treden, dus nog voordat personeelsfunctionarissen erop uit trokken om buitenlandse arbeiders te werven .6 Nico Campolattano was een van hen .7 Van kinds af aan had Nico (toen nog Nicola) op het land gewerkt, net als de meeste van zijn streekgenoten uit de omgeving van Caserta (bij Napels). Maar als 21-ja~ige ging hij op zoek naar verandering. Hij beproefde zijn geluk in Noord-Italië, waar hij twee jaar als los landarbeider in de omgeving van Milaan werkte. De verdiensten waren goed, maar Campolattano wilde meer van de wereld zien. Hij meldde zich daarom bij het arbeidsbureau in Caserta, waar ze net een aanvraag hadden binnengekregen voor werk in Nederland . Hij had nog nooit van het land gehoord, maar ze vertelden hem: ' Dat ligt tussen Duitsland en België.' Moeder Campolattano waarschuwde voor de kou en de sneeuw, maar haar zoon w as niet te stuiten. Zijn contract liep een jaar, maar misschien ging hij wel voorgoed weg uit Italië, het avontuur tegemoet. Na de medische keuring in Milaan vertrok hij met vier toekomstige collega's naar Utrecht, waar twee medewerkers van Vredestein-Loosduinen hen van de trein kwamen halen. In de stationsrestauratie kreeg de zucht naar avontuur een gevoelige deuk: aardappelen, sperziebonen en een stukje vlees. Waar bleef de vertrouwde spaghetti? Raniero Zannoni kwam in juni 1962 naar Den Haag. Hij zat weliswaar niet zonder werk, maar een jaartje weg en extra geld leken ook hem wel wat. 8 Bovendien had hij van vrienden aantrekkelijke verhalen over Nederland gehoord . Je moest er hard werken, maar de meisjes waren mooi, zo mooi! Bij het arbeidsbureau in zijn geboorteplaats Jesi (bij Rimini) kreeg hij de keus uit drie bestemmingen in Nederland. Het werd Vredestein. Niet vanwege de kleurige , in het Italiaans vertaalde folder van het bedrijf ('La Vredestein offre grandi possibilità di occupazione in Olanda!'), maar omdat een vriend van hem er werkte . Zannoni was 28 jaar toen hij bij Vredestein in dienst trad, waar hij 87 gulden bruto per week verdiende . Na aftrek van premies en een bedrag voor kost en inwoning aan de pensionhouder van 15 gulden per week, hield hij 52 gulden over. 9
~
De eerste zes jaar in Den Haag woonde Raniero Zannoni (midden) samen met Vredestein-collega Astore Statuti op kamers in de Van Miereveltstraat bij de heer (links) en mevrouw Koo iman (rechts naast Zannoni). Om de vrede in huis te bewaren was het zaak de hospita met kaarten te laten winn en (september 1962). [Part. col I. R. Zannoni]
~ Op 7 juni 1962 tekende
Raniero Zannoni een jaarcontract met Vredestein Loosduinen; uiteindelijk is hij er zeventien jaar blijven werken. [Part. col I. R. Zannoni]
In tegenstelling tot veel van zijn landgenoten kwam Zannoni in een particulier pension terecht in Den Haag, uitgezocht door zijn werkgever. Ze woonden er met z'n vijven; nog twee jongens uit zijn eigen streek en twee uit Sardi-
zijn ze getrouwd . Zeventien jaar werkte Zannoni bij Vredestein-Loosduinen. Op het moment dat de sluiting van de vestiging in zicht kwam, kreeg hij de keuze voorgelegd: mee met het bedrijf naar Renkum of ontslag. Zannoni
nië. Hij is er zes jaar gebleven.
was inmiddels te veel Hagenaar geworden om nog verder te willen migreren. Een telefoontje
Dat was bij een Hollandse familie, de familie KooIman in de Van Miereveltstraat. Ik heb
van de PTT, die destijds nog wel wat werknemers kon gebruiken, bracht uitkomst. Als hij
veel geluk gehad, want het waren heel aardige mensen. Veel Italianen zaten in die tijd in ho-
wilde, kon hij daar direct aan de slag. Zijn witte overhemd bleef voortaan schoon en het werk
tel De Poort, maar ze hadden de pech dat ze daar alleen maar tussen Italianen zaten. Dat
was veel minder zwaar dan bij Vredestein. Toch bewaart hij aan die tijd de dierbaarste herinneringen.
was natuurlijk wel gezellig, maar zo leer je Nederland en de taal niet kennen. Wij waren gedwongen de Hollandse familie een beetje te verstaan. Binnen enkele maanden merkte je het verschil al. Wij praatten niet alleen over Juventus en AC Milaan, maar ook over Ajax. Dat was heel belangrijk.
Ik werkte in het begin alleen met Hollandse mensen. We deden met z'n twaalven hetzelfde werk. Het was heel vies, met allerlei chemicaliën, dat zou nu niet meer mogen. Sommige mensen zeiden: 'Je werkt in de hel', maar ik heb het nooit zo ervaren. Het waren
Na afloop van het jaarcontract met Vredestein
in die tijd allemaal fantastische mensen bij
had Zannoni eigenlijk zullen terugkeren naar
Vredestein, sociaal bewogen. Ik heb geluk gehad dat ik op een gegeven moment achter de
Jesi, waar zijn moeder woonde. Maar het liep anders. Na tien maanden ontmoette hij in het 141
Palais de Danse in Scheveningen een Haags
schermen kon kijken, door mijn werk in de ondernemingsraad en bij de vakbond. Het
meisje en toen was Italië van de baan. In 1969
klimaat was dat we allemaal gelijk waren.
De meeste Italiaanse Vredestei n-werknemers verbleven in Hotel De Poort aan de Brouwersgracht (1960) . V.l.n .r. Franco Digeo, Pasquale
Ik was ook lid van de arbeidsvoorwaardencommissie. Als er salaris verschillen waren tussen buitenlanders en Nederlanders, zochten we dat uit. Alle kleine dagelijkse problemen werden opgelost. Het waren echt fantastische mensen.
Zottola, Angelo Prinzo en Nico Campolattano. [Part. coll. Th. Van Son]
142
Hotel De Poort Nico Campolattano kwam in 1960 niet in een particulier pension terecht, maar in hotel De Poort aan de Brouwersgracht. Een jaar eerder had de stichting Haags Katholiek Jongeren Centrum De Poort haar deuren geopend voor jongeren die van buiten de stad kwamen om in Den Haag te werken of te studeren. 10 Begeleiding en onderdak, dat was precies wat de eerste arbeidsmigranten nodig hadden, want de meesten waren zonder enige voorbereiding of kennis van de taal naar Nederland gekomen. Hun werkgevers sloten een contract af voor kost en inwoning en in de loop der jaren werd De Poort een gemeenschap op zich. Onder leiding van directeur Theo van Son kwamen er in 1960 veertig Italianen wonen, later gevolgd door Spanjaarden en Surinamers. Met de jaren nam het aantal nationaliteiten in De Poort snel toe. Die verscheidenheid in achtergrond van de gasten leidde op den duur tot onderlinge spanningen en toenemende agres-
sie. De roep om eigen ruimten voor de verschillende groepen klonk met de jaren luider en zo ontstond het idee voor de oprichting van zogenaamde casa's. In 1967 werden daarvoor met financiële steun van het ministerie van CRM verschillende ruimtes van de voormalige verpleegstersschool van het ziekenhuis Zuidwal verbouwd en ingericht. Door het teruglopend aantal gastarbeiders en vanwege exploitatietekorten moest De Poort in 1974 sluiten. J I In de tijd dat Campolattano er ging wonen, bestond de bezetting naast Nederlanders voornamelijk uit Italianen. In het begin moest hij wel even wennen: met zes man op een zaaltje in stapelbedden, dat deed je toch alleen maar in je diensttijd! En het eten, altijd maar weer dat Hollandse eten. De leiding van De Poort stond echter open voor suggesties en al snel kwam er twee keer per week spaghetti op het menu. Ook gingen van tijd tot tijd de stoelen in de eetzaal aan de kant voor een uitbundige swingavond . Over meisj es hadden de Italiaanse mannen in Den Haag nooit te klagen. Directeur Van Son rekende in 1963 in de Nieuwe Haagse Courant overigens voorgoed af met de mythe dat de Italiaanse jongens achter de Haagse meisjes aanzaten: 'De meisjes bieden zich dikwijls zelf aan en vlassen erop een avondje mee uit te mogen.'12 Natuurlijk namen de jongens 's avonds wel eens een meisje mee naar de conversatiezaal, maar ze realiseerden zich heel goed dat ze alleen maar 'nette' meisjes binnen mochten laten. Zag Van Son een meisje van minder allooi , dan schudde hij zijn hoofd ten teken dat het meisje en haar Italiaanse begeleider rechtsomkeertmoe1iten maken .13 Een jaar eerder waren er uit onverdachte hoek, te weten de vreemdelingenpolitie, ook al opmerkingen gekomen over het gedrag van de Haagse meisjes. Het toegenomen aantal Italianen in de industriële sector maakt een intensievere controle noodzakelijk. Aanvankelijk verbleven vrijwel alle Italianen in hetzelfde jeugdhotel. Nu zij enigszins in de stad bekend zijn geraakt, willen zij zelf hun kosthuis zoeken, omdat zij denken dan goedkoper en beter uit te zijn. Dit heeft tot gevolg dat zij in particuliere
kosthuizen terecht zijn gekomen. Veelal bevalt hun dit ook niet, zodat er een voortdurende wisseling van adressen ontstaat. Werden voorheen hun persoonlijke moeilijkheden vaak opgevangen door de leiding van het jeugdhotel, die sociaal is ingesteld, thans wordt het gemis van deze leiding merkbaar en doen zich steeds meer moeilijkheden voor. Eén en ander brengt met zich mee dat door personeel van deze dienst meer bemiddelend moet worden opgetreden. In dit verband wordt nog gewezen op klachten over Italiaanse arbeiders ten opzichte van jonge Nederlandse meisjes. Herhaaldelijk blijkt, dat deze meisjes zelf oorzaak zijn van deze klachten. Hielden zij zich voorheen vaak op in de buurt van het jeugdhotel, thans hebben zij ook die kosthuizen ontdekt waar meerdere Italianen verblijven en vertoeven ook in die buurt. 14 De meeste Italianen hadden nu niet direct problemen met deze vrouwelijke aandacht. De dame die elke zondag probeerde hun een paar woorden Nederlands bij te brengen, begon haar cursus daarom op veler verzoek met: ik hou van jou. Zij gaf de jongens echter ook de Tine de Groote werd wel
La mamma degli Italiani genoemd. Elke week kwam ze naar hotel De Poort om 'haar' jongens met raad en daad terzijde te staan; uiteraard vierde ze in 1960 hun eerste kerstfeest in Den Haag samen met hen. [Part. col I. Th. van 50n )
143
raad goed uit te kijken, want als er 'ongelukken' gebeurden, was de situatie in Nederland niet anders dan die in Italië: dan moest je met het meisje trouwen. Hetwas niet de eerste en zeker niet de laatste goede raad die Tine de Groote aan 'haar jongens' zou geven.
De moeder van de Italianen Het verhaal van de migranten die naar Den Haag kwamen, valt zelden los te zien van dat van de Hagenaars zelf. Zo moet in de geschie denis van de Italiaanse gastarbeiders zeker een plek worden ingeruimd voor Tine de Groote. 15 Menig pas aangekomen Italiaan droeg in de jaren zestig haar naam en adres op zak, omdat tot in het verre Sicilië bekend was dat in geval van nood La mamma degli Italiani uitkomst bood. Tine de Groote was zelf ook geen Haagse. Geboren en getogen tussen de boeren in ZeeuwsVlaanderen wist zij als geen ander wat het betekende om voor het onbekende te kiezen. Op 19-jarige leeftijd verliet zij haar geboorteplaats Aardenburg om zich in de grote stad Den Haag te bekwamen als kleermaakster. Dat was in
In de machinezaal werkten de 'oprapers'. Zij haalden sigaretten van de lopende band en legden ze vervolgens in bakken. Op de foto een aantal Turkse werknemers omstreeks 1969. [Coli. Ro t hmans Ze ven aa r)
145
1933. Na een leertijd bij verschillende Haagse modehuizen opende zij drie jaar later haar eigen atelier aan de Valkenboslaan 47a. Zij importeerde zelf stoffen, onder meer uit Italië, en tijdens haar zaken - en vakantiereizen in dat land heeft zij er haar hart voorgoed aan verpand, vooral vanwege de hartelijke, gastvrije ontvangst die haar tot in de meest afgelegen streken ten deel viel. In Den Haag deed mevrouw De Groote er alles aan om de Italiaanse taal te leren en dat ging nergens beter dan tussen de Italianen. Zo kwam zij in de jaren vijftig op zondagmiddagen te recht in het café Den Hout aan de Bezuidenhoutseweg, waar Italianen - die veelal als chauffeur bij de ambassades werkten - naar orkestjes uit hun vaderland kwamen luisteren. Het contact was snel gelegd en zij leerden haar niet alleen Italiaans, maar hielpen haar ook aan gerenommeerde klanten. De ambassadeursvrouwen van Uruguay, Paraguay, Cuba en andere Latijns-Amerikaanse landen lieten zich allemaal door Tine de Groote kleden. De eerste keer dat zij een Italiaan in nood hielp, was toen de Napolitaanse dirigent Cesare Galli plotseling in het ziekenhuis werd opgenomen en zijn vrouw radeloos achterbleef. Tine de Groote nam mevrouw Galli en haar dochtertje in huis en zij bleven bij haar logeren tot de dirigent was hersteld. De tweede keer was begin jaren zestig. De Indonesische ambassade, waar twee Italianen als kok en chauffeur werkten, sloot haar deuren en de werklozen kwamen haar om raad vragen. Ik had net in de krant gelezen dat Vredestein meer dan tachtig Italianen had geworven en ik zei dat ik daar wel zou vragen of ze er allebei terecht konden. Ik heb meneer Hoek toen gebeld en die zei: 'Mevrouw, voor iedere vijf Sicilianen moeten we minstens zes personeelschefs hebben, want ze snappen bijna niets. Ze komen zo uit de olijfboomgaarden en hebben nauwelijks opleiding.' Ik zei: 'Als u deze mensen van de Indonesische ambassade neemt, dan kom ik u helpen.' De taxi van Schiff, de toenmalige directeur van Vredestein, kwam voorrijden en bracht mij naar de fabriek.
Mevrouw de Groote kon toen niet bevroeden wat haar impulsieve reactie teweeg zou brengen. Steeds vaker werd er naar haar atelier gebeld als iemand in de problemen verkeerde en op den duur begon zij zich af te vragen of ze nu kleermaakster of maatschappelijk werkster was. Om enige orde in de chaos te brengen, stelde ze Vredestein voor om op zondag spreekuur te houden in hotel De Poort, waar de meeste Italiaanse arbeiders waren ondergebracht. Zij zou dan een bordje spaghetti mee-eten en daarna gesprekken voeren. Nog steeds gaat ze iedere zondag naar de Italiaanse casa, nu in de Korte Lombardstraat gevestigd, en nog steeds wordt zij op handen gedragen. Voor haar werk ontving zij van de Italiaanse regering twee eervolle onderscheidingen. Grazie di cuore signorina de Groote kopte de Domenica del Corriere op 3 maart 1963 en vanaf dat moment was zij niet alleen bij de Haagse Italianen, maar ook bij de -.,Italianen in Italië bekend. De belangstelling van Tine de Groote beperkte zich niet uitsluitend tot Italianen. Vijftien jaar lang zorgde zij ervoor dat buitenlandse werknemers op de verjaardag van koningin Juliana op Soestdijk defileerden. Wanneer de vijfbussen met Italianen, Spanjaarden, Portugezen, Joegoslaven, Turken en Marokkanen ' s ochtends vroeg richting Utrecht vertrokken, was haar grootste zorg - hoe krijg je al die jongens op tijd hun bed uit? - al voorbij. Om de dag feestelijk af te sluiten, brachten ze na het defilé nog een bezoek aan een of andere bezienswaardigheid. Dat was nooit een grote stad, want ze was doodsbenauwd dat ze 'haar jongens' kwijt zou raken.
Voorlichting over vreemde landen
Bert Hasper trad in 1960 in dienst op de personeelsafdeling van Van Heyst. Op dat moment liepen er nog maar weinig buitenlanders in het bedrijf rond. Er werkten weliswaar 24 Ieren, maar die kwamen kennis en ervaring opdoen voor hun baan bij de vestiging van Van Heyst in Ierland. Een paar jaar later was de situatie compleet veranderd en werkten er 79 buitenlanders in het bedrijf. In januari 1964 wijdde het perso-
..., c::r re
c.... re
..., VI
146
neelsblad Veha-pers een groot deel van zijn nummer aan de achtergronden van de verschillende nationaliteiten. Net als bij Vredestein vormden de Italianen, met in totaal 32 personen, de eerste groep gastarbeiders van belang, gevolgd door een twintigtal Turken. Verder togen er iedere dag zeven Spanjaarden, vijf Duitsers, vier Marokkanen, twee Polen, twee Haïtianen, twee Britten, een Ier, een Oostenrijker, een Belg, een Australiër en een Israëliër aan het werk op de Cruquiuskade. 16 Van Heyst heeft nooit rechtstreeks geworven, de meeste mensen kwamen via de lokale markt en belden gewoon bij het bedrijf aan. Zo ging het ook met de eerste Turken die in dienst werden genomen; Hasper herinnert het zich nog als de dag van gisteren. Het was 1963. Op een goeie dag stonden er ineens een stuk of tien Turken voor de deur. Er was geen woord mee te praten. Uiteindelijk kwam er uit dat ze waren weggelopen uit een steenkolenmijn in België. Voor dat werk waren ze geworven. In Turkije heb je afgravingen, maar in België moesten ze een paar honderd meter onder de grond. Toen er een instorting was, zijn die kerels aan het hollen gegaan en uiteindelijk in Den Haag gestopt. Ze waren zo ontzettend geschrokken. Wij hadden mensen nodig, dus we hebben ze aangenomen. 's Avonds moesten we ze nog onder dak brengen, want ze hadden niets. Ik ben toen meegegaan naar diverse kleine hotelletjes en uiteindelijk hebben we ze ondergebracht in een klein straatje bij het Hofwijckplein. Daar hebben ze een week gezeten en we zochten ondertussen naar een pension. Dat vonden we bij een oudere dame op de Haagweg in Rijswijk. 17 Op diezelfde informele manier kwam het bedrijf ook aan zijn tolk. De dag na de komst van de Turken stond er een man voor de deur met een klein Tiroler hoedje op en een grijze jas aan. Hij sprak Engels en nog dertien andere talen - later werden het er meer - die hij tijdens zijn jeugd in Argentinië en zijn studie in Israël had geleerd. Victor Arditti werd direct aangenomen, eerst als lasser maar al snel als fulltime
tolk, want de communicatieproblemen binnen het bedrijf namen met de dag toe. Na het faillissement van Van Heyst in 1967 trad Arditti in dienst bij de sigarettenfabriek Laurens, waar de leiding in 1965 begonnen was met het in dienst nemen van Turken. Vanwege zijn ervaring met buitenlanders werd in datzelfde jaar de personeelschef van Van Heyst, Hasper, aangetrokken. Het faillissement van Van Heyst was op dat moment al in zicht en Hasper nam daarom een aantal Turken mee naar zijn nieuwe werkkring. De allereerste Turkse werknemer van Laurens was al tientallen jaren eerder naar Den Haag gekomen. Hagop Yékparian werd in 1898 in Istanboel geboren, waar hij behoorde tot de vervolgde Armeense (christelijke) minderheid. Hij ontvluchtte zijn land en ging in Brussel bij een sigarettenfabriek werken. Dorpsgenoten die daar al in dienst waren, hadden dat zo voor hem geregeld. Laurens nam het bedrijf over en zo kwam Yékparian in de jaren dertig in Den Haag terecht. In 1951 vierde hij zijn zilveren jubileum als tabaksmenger. Zijn hart mocht nog steeds haken naar het land waar hij zijn jeugd had doorgebracht, in datzelfde jaar liet hij zich niettemin tot Nederlander naturaliseren. ls Waar bij Vredestein en Van Heyst Italianen altijd de voorkeur hadden gekregen, gold dat bij Laurens voor Turken. Vanaf het begin verdiepte het bedrijf zich eveneens in hun achtergronden, want in een tijd van krapte op de arbeidsmarkt moesten de werknemers zich op hun gemak voelen. In het personeelsblad Laurens Melange ging een serie artikelen van start onder de titel: 'Er klinkt een vreemde taal door de gebouwen'.1 9 Sinds geruime tijd zijn in ons bedrijf een aantal buitenlanders aan het werk. Mensen uit een ander, ver en vreemd land. Mensen die een voor ons andere taal spreken. Mensen met een heel andere mentaliteit, met andere gewoonten en een vreemde godsdienst. Kortom: mensen, waar wij weinig van begrijpen en niets van kennen. Zou het daarom niet nuttig zijn wat meer over het land en volk van onze nieuwe collega's te weten?20
Sigarettenfabriek Laurens begon in 1965 met het in dienst nemen van Turken. Een speciale NZH-bus werd ingezet om werknemers uit de omliggende gemeenten naar de Saturnusstraat te vervoeren. [G.G . Davids, HC)
147
De werknemers kregen een en ander te horen over de uitgestrektheid van het Ottomaanse Rijk, over Atatürk, het Turkse onderwijs, religie, de plaats van de vrouw in een mannenmaatschappij, de gezagsverhoudingen en niet te vergeten: de Turkse keuken, waar varkensvlees taboe is. Laurens voegde de daad bij het woord en paste het kerstpakket voor zijn Turkse werknemers aan: voor hen geen traditionele rollade, maar een kip. Na de voorlichting over Turkije volgde informatie over Nederland en Den Haag in de serie: Hollanda hakkinda Türk isçilerine bir fikir! Van praktische voorlichting was hier overigens geen sprake, want over de Haagse markt, de badhuizen, bioscopen en dansgelegenheden kwamen de Turkse werknemers niets te weten. En hoevelen zullen nieuwsgierig zijn geweest naar de watersnoodramp van 1953 of de naam van de architect van het Vredespaleis? En zullen zij Madurodam ook
werkelijk hebben bezocht omdat het een must was voor elke bezoeker van Den Haag? Het aannemen van buitenlandse arbeiders gebeurde vaak op voorspraak van familie ofkennissen die al in de bedrijven werkten. 21 Dat had als voordeel dat die laatsten zich verantwoordelijk voelden voor de nieuwkomers en een oogje in het zeil hielden. Een betere selectiemethode kon de afdeling personeelszaken zich niet wensen. Onder de Turken die door bemiddeling van kennissen in 1965 bij Laurens kwamen werken, bevond zich de 39-jarige Ömer Pasja Alper. Hij was geboren in Yerköy (bij Yoskat), waar hij als boer op het land had gewerkt. Begin jaren zestig werd hij geworven door een rubberfabriek in Maastricht, maar het werk was er zwaar en vies en na zestien maanden hield Alper het voor gezien. Vrienden van hem werkten in Den Haag bij Wils on en zo kwam ook hij in de gasmeterfabriek terecht. Na
Mevrouw Dokumaci samen met haar zoon Ismail in het Zuiderpark vlak na haar aan komst in Nederland (1969). De kinderwagen kreeg zij van een Nederlandse collega van haar man. [Part. coll . S. Doku mac i)
149
zeven maanden maakte hij de overstap naar Laurens. Kennissen die daar werkten vertelden lovende verhalen over het bedrijf, dat volgens hen ook beter betaalde dan de andere Haagse fabrieken. Op 5 oktober 1965 trad Alper er in dienst: ' Er werkten toen nog maar weinig Turken bij Laurens , eigenlijk waren er in heel Den Haag nog maar weinig Turken te vinden. ' 22 Seyfettin Dokumaci kwam op vergelijkbare wijze bij Laurens terecht. Hij werd geboren in Gökçehuyuk op het platteland van Konya , maar het boerenbedrijf trok hem niet. In verschillende grote steden zocht hij naar een beroep dat bij hem paste, om uiteindelijk kleermaker te worden. Toch bleef hij het gevoel houden dat er meer mogelijk was en in 1965 vertrok hij op 26 -jarige leeftijd naar Nederland, geworven door de Kabelfabriek in Delft en met Waddinxveen als zijn nieuwe woonplaats. Maar het werk beviel niet erg en kleermaker Dokumaci besloot de overstap naar het kledingbedrijf Gazan in Den Haag te maken. Daar heeft hij zo'n tien maanden gewerkt; wegens de verslechterende economie in 1967 moest het bedrijf toen zo'n 80 mensen ontslaan. Een kennis van hem werkte bij Laurens en daar kon ook Dokumaci in mei van dat jaar aan de slag. Twintig jaar is hij bij Laurens gebleven en hij heeft er altijd met plezier gewerkt. De verhouding met zijn meerderen was goed. Bij de bedrijfsleiding genoot hij zo veel vertrouwen, dat hij als een van de weinige buitenlanders met een bestelwagen en veel geld op zak de straat op mocht om bestellingen af te leveren. Op hun beurt brachten ook Dokumaci en AIper weer nieuwe personeelsleden aan. Zo liet Dokumaci in 1969 zijn vrouw naar Nederland komen, waar zij tien jaar lang eveneens bij Laurens heeft gewerkt. De gezinshereniging van de familie Alper vond pas in 1978 plaats, veertien jaar nadat de kostwinner uit Turkije was vertrokken. Twee van zijn zonen werken nog steeds in de sigarettenfabriek, al heet die tegenwoordig Rothmans en is die gevestigd in Zevenaar. Alper werd in 1979 afgekeurd, terwijl Dokumaci tot 1987 bij Laurens bleef werken. Twee jaar daarvoor was hij zich, samen met zijn zoons, al bezig gaan houden met de horeca; eerst een pizzabakkerij op de Hoefkade, later
met bakkerijen en slagerijen, onder meer op de Paul Krugerlaan. Toen er tweehonderd mensen bij Laurens werden ontslagen, maakte Dokumaci van de gelegenheid gebruik om definitief over te schakelen naar deze sector van de arbeidsmarkt.
Gastarbeiderpakhu izen Alper woonde, zoals zoveel van zijn Turkse collega's, lange tijd zonder zijn gezin in Den Haag en voor zijn huisvesting was hij aangewezen op pensions of kamers . In eerste instantie was dat een groot pension op de hoek van de Stationsweg en de Van Hogendorpstraat; later woonde hij op kamers in de Haagsestraat, de Spinozastraat, de Laan van Meerdervoort en de Van Merlenstraat. Dokumaci kocht in 1969, toen zijn vrouw naar Nederland kwam , een huis in de Smitstraat; daarvóór woonde hij op kamers in de Arnhemsestraat bij de Fokkelmans, die hij als eigen familie beschouwde. Koken deed hij in de keuken van de vrouw des huizes , maar wel met apart kookgerei, vanwege het varkensvlees dat de familie gebruikte. Laurens bemiddelde bij huisvesting, maar wanneer buitenlandse werknemers zelf het initiatief namen, hield het bedrijf zich afzijdig. Alleen wanneer de reputatie van de buurt waarin zij terechtkwamen daartoe aanleiding gaf, ging personeelschefHasper langs om te controleren of alles in orde was. In de grotere pensions was dat zelden het geval; meestal waren ze ernstig verwaarloosd. Voor een deel was dat te wijten aan de gewoonten van de bewoners en de onbekendheid met bijvoorbeeld het gebruik van zit-toiletten; bij Vredestein in Enschede waren om die reden hurktoiletten aangelegd voor de Turkse werknemers. 23 Bovendien kwam het voor dat de lakens 'nooit koud werden', omdat de bedden voor een aantal uren per dag werden onderverhuurd en er dus veel meer dan het geregistreerde aantal bewoners in een pand woonden. 24 Het was immers de bedoeling zoveel mogelijk geld te sparen en na een aantal jaren weerterug te gaan naar Turkij e. Maar ook de eigenaren trof schuld. Getuige de vele perspublicaties was 1966 hét jaar van de
Ömer Pasja Alper kwam in 1965 bij Laurens werken. Tot zijn gezin in 1978 naar Nederland kwam, woonde hij in pensions en op kamers, zoals hier in de Van Merlenstraat 97. [Part. coll. Ö. P. Alper]
verontwaardiging over 'gastarbeiderpakhuizen' in Den Haag. Aanleiding was de brand in een pension aan het Oranjeplein op 26 februari van dat jaar, waarbij de 32-jarige Mustafa Ardic, een Turkse werknemer van Van Heyst, om het leven kwam. 2s Over acht kamers verdeeld woonden in het pension, dat niet aan de veiligheidsvoorschriften voldeed, in totaal 31 Turken. Burgers en bestuurders van Den Haag werden wakker geschud en het pensionleven van de overwegend Turkse gastarbeiders was maandenlang nieuws . Journalisten trokken langs de verschillende pensions om met eigen ogen te aanschouwen onder welke erbarmelijke omstandigheden de Turken in Den Haag leefden. 'Elfpakhuizen vol mensen' telde H et Vrije Volk, om vervolgens een paginagroot artikel te wijden aan het pension op de hoek van de Stationsweg en de Van Hogendorpstraat - waar ook Alper had gewoond - boven het café De Gouden Turk. 26 Er woonden 35 mannen, soms wel met z'n zevenen op één kamer. Ze betaaldenf 22,50
per week en brachten bij de eigenaar maandelijks ruim 3400 gulden in het laatje. Maar de eigenaren wasten hun handen in onschuld. Een van hen, met een pension in de Schoolstraat waar vijftig Turken woonden, vertelde zelfs dat hij en zijn vrouw als een vader en een moeder voor 'hun jongens' zorgden. 27 Ook het gemeenteraadslid van de Boerenpartij, S. Vlaming, durfde het aan, ondanks de artikelen in Het Vrije Volk over de slechte toestanden in zijn pension, om zijn collega's in een raadsvergadering uit te nodigen eens bij hem te komen kijken, omdat al zijn huurders zonder uitzondering zeer tevreden zouden zij n. 28 Wethouder Damoiseaux gelastte een onderzoek en stelde ook besprekingen met de werkgevers van de buitenlanders voor, omdat zij mede-verantwoordelijk waren. In de zomermaanden van 1966 bezochten brandweer, politie, de geneeskundige dienst en bouw- en woningtoezicht tot drie maal toe de vele Haagse pensions - in totaal waren het er zo'n driehonderd - waar gastarbeiders waren gehuisvest. Door een wijziging van de Algemene Politieverordening was het voortaan mogelijk om pensions te ontruimen, omdat de pensionhouder een vergunning moest hebben voor het huisvesten van meer dan twee personen op één kamer. Aan die vergunningen konden voorwaarden worden verbonden en eventueel viel ook tot sluiting over te gaan. Dat gebeurde in ieder geval bij pensions aan de Koningin Emmakade 49, de Van Limburg Stirumstraat 63 , de Nieuwe Molstraat 24 en de Schoolstraat 15. 29 Wanneer een pension gesloten werd, moest er wel elders alternatieve huisvesting beschikbaar zijn. Daarvoor werd De Poort uitgebreid met de Stichting Begeleiding Buitenlandse Werknemers (SBBW), met Van Son als directeur. 3o Vijf maatschappelijk werkers, afkomstig uit de migrantengroepen zelf, hadden de taak te bemiddelen bij huisvesting en werk, en bovendien tolkwerkzaamheden te verrichten. Naast De Poort aan de Brouwersgracht kwam er een aantal nieuwe tehuizen . In augustus 1966 opende een 'Proper Turken-huis' zijn deuren in het voormalige St. Nicolaasgasthuis aan de Amsterdamse Veerkade. 3 ! Twee maanden later werd voor Marokkanen het voormali -
~-------------
• Na de brand in februari 1966 in een pension voor gastarbeiders aan het Oranjeplein, stond de huisvesting van de buitenlandse arbeiders in Den Haag maandenlang in het nieuws. In het pension aan de Stationsweg, hoek Van Hogen· dorpstraat woonden 35 Turkse mannen. • Toen de moskee aan de Oostduinlaan te klein werd , weken de moslims uit naar Amicitia aan het Westeinde, om daar op 3 februari 1965 het einde van de Ramadan te vieren. [D. Coersen, HC]
151
- -- - - - - - - -
--
ge hotel Aurora in de Assendelftstraat ingericht. In 1971 volgde een hotel voor Spaanse gastarbeiders in het voormalige Mariaklooster in de Prins Hendrikstraat. 32 De centra waren bedoeld voor de eerste opvang. Ze boden de mogelijkheid rustig uit te kijken naar nieuwe, betrouwbare adressen en fungeerden tevens als ontmoetingscentrum. In de jaren zestig waren er maar weinig andere plekken in Den Haag waar Turken elkaar troffen. Kara Deniz op de Hoefkade was het eerste Turkse koffiehuis en de polyglot Victor Arditti wist met zijn reisbureau annex restaurant in de Oranjelaan (Istanbul) en later in de Schoolstraat (Ankara) veel Turken te trekken. 33 Niet zozeer omdat zij er een hapje wilden eten, m'aar vooral omdat zij hem als maatschappelijk werker of tolk wilden raadplegen. In mei 1968 begon bioscoop Thalia op zondagmiddag met het vertonen van Turkse films uit Duitsland. 34 Er kwamen gemiddeld zo'n 150 mensen kijken, die voor een kaartje f 2,50 betaalden . Sommige Turken brachten hun Nederlandse vriendin
mee, die weinig zal hebben verstaan van de films en de Turkse nieuws- en sportjournaals, maar wellicht genoot van de Turkse muziek voor en na de voorstelling.
De halve maan boven Den Haag Hoeveel kennis de Haagse bedrijven ook vergaarden over de islam, de dagelijkse gebedspauzes bleven een probleem. Het hoofd van de afdeling personeelszaken van Laurens toog zelfs naar de Turkse ambassade om te vragen naar de officiële richtlijnen. Hij kreeg te horen dat Turken zich dienden te houden aan de regels van het nieuwe land en dat zij het 'tekort' na werktijd mochten inhalen. 35 Desondanks reserveerde Laurens een kamer waar de islamitische werknemers op een matje konden bidden; ook bij Vredestein werden kleedjes neergelegd in de oude fabriekskantine. De bedrijfsleiding was evenwel niet van plan extra tijd ter beschikking te stellen. Er mocht worden gebe-
den gedurende de koffiepauzes; alleen waren dat niet de tijden waarop de moslims het hoofd richting Mekka dienden te richten. Dokumaci besloot zich er niet bij neer te leggen. Mijn oma wilde vroeger graag dat ik imam werd. Vier jaar heb ik de koran bestudeerd en ook Arabisch geleerd. Maar mijn hoofd kon de koran niet aan, dus het is er nooit van gekomen. Laurens wilde niet dat wij onder het werk gingen bidden, dat moesten we maar in onze eigen tijd doen. Het kwam eigenlijk door één Turkse jongen, die de fout had gemaakt een machine stil te zetten toen hij ging bidden. Dat kan natuurlijk niet. Hij had zijn werk eerst moeten afmaken of zich laten aflossen. Laurens boos, meneer Hasper ook boos. Er was bij Laurens twee keer 's morgens en twee keer 's middags ruimte om tien minuten koffie te drinken. We mochten alleen in die pauzes bidden, maar dat was niet de juiste tijd. Dus stelde ik voor om op een andere tijd te bidden en één keer koffiedrinken over te slaan. Ik wilde doorzetten op het gevaar af ontslagen te worden en heb geïnventariseerd hoeveel mensen wilden bidden, maar het mocht niet van meneer Hasper. Dus toen deed ik het maar stiekem, ergens in een hoekje op een stuk karton - dozen waren er genoeg - dat ik richting Mekka legde. 36 Buiten het bedrijf kwamen Turken in de jaren zestig voor het gebed samen in een kleine ruimte op de Hoefkade. Op hoogtijdagen, zoals het Suikerfeest aan het einde van de Ramadan of het Offerfeest, gingen zij naar de moskee. Toen Alper en Dokumaci naar Den Haag kwamen, was er slechts één moskee in de stad: de Mobarak-moskee aan de Oostduinlaan van de Ahmadiyya-beweging. Deze hervormingsbeweging binnen de islam was in de negentiende eeuw in Brits- Indië ontstaan. 'Moet de halve maan ook boven Nederland opgaan?' vroeg het gereformeerde blad Timoth eüs zich in 1948 af, nadat de eerste voorlieden van de beweging, onder wie Q.U. Hafiz , zich in Den Haag hadden gevestigd. 37 Het antwoord luidde: ja, in ieder geval voor zover het Den Haag betrof, waar zeven jaar later de eerste moskee
van Nederland verrees . Tot in de jaren zeventig was dit het belangrijkste islamitische centrum
gewoon ontvangen in de moskee aan de Oostduinlaan, om er vervolgens drie diensten te
van Nederland. 38 Moslims die niet tot de
houden . Daarna vertrok hij naar het Westein-
Ahmadiyya-beweging behoorden kwamen er uitsluitend om hun religieuze hoogtijdagen te vieren, zoals het Offerfeest op 23 april 1964. Na
de, waar de eerste bezoekers alom zeven uur waren gesignaleerd. Directeur Wirxel, die in alle vroegte een paar honderd lunches had laten
afloop was er een receptie waar de Nederlandse
klaarmaken, sloeg de gasten met belangstelling
Islamitische Gemeente gelukgewenst kon worden en waarvoor ook vertegenwoordigers van de bedrijven waar de moslims werkten waren uitgenodigd. 39 Al snel bleek de moskee te klein
gade. Naast Marokkanen en Jordaniërs waren
om de geloofsgenoten, die uit alle delen van het
de directeur echter op een teleurstelling uit.
het toch voornamelijk Turken die ' keurig met een matje onder de arm' binnenkwamen. De eerste islamitische viering in Amicitia liep voor
land kwamen, te herbergen en brachten ook extra tenten in de tuin weinig soelaas meer. Voor de viering van het einde van de Ramadan werd daarom een jaar later uitgeweken naar gebouw Amicitia aan het Westeinde.
Interessant om mee te maken. Meer dan een uur waren de gasten zeer devoot, maar toen het gedaan was, renden de meesten pijlsnel naar buiten. Ze vergaten mijn lunch hele-
De eerste moslims had imam Hafiz om vijf uur
maal, en daar zat ik. Wel zag ik nog wat nou-
in de ochtend van de derde februari 1965 nog
gat en bonbons ronddelen, dat hadden ze nota bene liever dan mijn broodjes!40 In de jaren daarna werden de vieringen op andere plaatsen met nog meer ruimte gehouden. Zo week men in 1969 uit naar de Ahoy-hal in Rotterdam, waar 2000 moslims, meest Turken, het Suikerfeest vierden. 41 De avond ervoor was er bij Laurens een feestelijke gebedsdienst gehouden. Na afloop hield Bert Hasper een toespraak en deelde hij suikerpakketten uit, want dat was in het bedrijfnetzo'n vastgebruik geworden als het uitdelen van kerstpakketten. 42 De behoefte van moslims aan een eigen, grote gebedsruimte in Den Haag nam snel toe . In eerste instantie kregen zij een ruimte in de Jan van Gojenstraat toegewezen . Het was weliswaar een gebouw van drie verdiepingen, maar in de loop van de jaren zeventig werd het te klein voor de sterk groeiende Turkse gemeen schap. Bovendien was het pand brandgevaarlijk en vreesden de bestuurders van de moskee voor de veiligheid van de aanwezigen. Samen met een Turkse collega van Laurens zette Dokumaci, voor wie religie allengs een belangrijker rol in zijn leven ging spelen, zich in voor een andere gebedsruimte. Onderhandelingen met de gemeente over alternatieve huisvesting liepen echter bij herhaling op niets uit. Op de eerste vrijdag van de vastentijd in 1979, op 27
--=---
--
• Op 10 november 1969 traden de eerste 23 Joegoslavische vrouwen in dienst van Laurens. Zij kregen kost en inwoning in een pension aan de Stationsweg, dat werd omgedoopt in Yugoslavenski Dom (Joegoslavisch tehuis). [H. van Westering, He]
• Aan de Oostduinlaan verrees in 1955 de eerste moskee van Nederland. De gastarbeiders van het eerste uur vierden er hun religieuze hoogtijdagen. Rechts S. Dokumaci (1966). [Part. col I. S. Dokumaci]
155
juli, gingen voorzitter C. Yavuz en secretaris Dokumaci van de Turkse Islamitische Vereniging bij de gemeente praten, in de hoop de wachtende moslims in de Jan van Gojenstraat 's middags goed nieuws te kunnen brengen. De gemeente wilde echter alleen nadenken over een tijdelijke ruimte en daar nam de afvaardiging geen genoegen mee. Het moment voor actie was aangebroken. Enkele tientallen Turken trokken naar de Wagenstraat om daar de leegstaande oude synagoge te bezetten. Diezelfde vrijdagnacht brak er brand uit in het oude pand in de Jan van Gojenstraat. Na een tweede brand enkele dagen later besloot de gemeente met het oog op de veiligheid van de omwonenden de panden te slopen. De Haagsche Courant opperde daarop de vraag of je, als je maar vaak genoeg brand liet ontstaan in een slooppand, de gemeente tot snelle actie kon dwingen?43 De gemeente was inderdaad voor het blok gezet, maar tot handelen kwam het vooralsnog niet. Niettemin werd de bezettingsactie, die twee maanden duurde, gedoogd. De moslims begonnen met schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden, waarvoor de gelovigen die er kwamen veel geld gaven. Ze wilden het gebouw graag houden, omdat het een goede ruimte
was, waar maar weinig aan veranderd hoefde te worden. Ook de 'richting' was goed . Onderhandelingen tussen de gemeente en de Turkse Islamitische Vereniging over de verkoop van het pand namen vervolgens nog drie jaar in beslag, omdat de vereniging ook de grond wilde kopen. De gemeente wilde die slechts in erfpacht geven. Uiteindelijk werden pand en grond in september 1982 verkocht, op voorwaarde dat het onroerend goed niet aan derden werd doorverkocht.44
Yugoslave nski Dom
Eind jaren zestig werkten er zo'n honderd Turken bij Laurens; in de eropvolgende jaren groeide hun aantal tot 140, op een personeelsbestand van 640 werknemers. De onenigheid over de bidpauzes had de leiding beducht gemaakt voor de pressiegroep die zij konden vormen. Vandaar dat werd besloten om in het vervolg geen Turken meer aan te nemen. Bovendien was er op de productieafdeling veel werk gekomen voor vrouwelijk personeel en waren er elders in Nederland, zoals bij de Danlonfabriek in Emmen, goede ervaringen opge-
Kerstfeest vierden de Joegoslaven in Den Haag op tweede kerstdag 1970 in het CJ Mv-gebouw aan de Prinsegracht. Rechts Boris Vukovié . [K.R. Böken ka mp, He]
daan met Joegoslavische vrouwen 4S In de jaren zeventig bestond slechts tien procent van de geworven buitenlandse arbeidskrachten in Nederland uit vrouwen, die overwegend afkomstig waren uit Joegoslavië (Servië) .46 In Den Haag kwamen ze terecht bij de wasserijen De Gekroonde Valk en Eigen Hulp, en in de verpleging. De meeste Joegoslavische vrouwen kwamen evenwel in dienst bij de sigaretten fabriek aan de Saturnusweg. In 1969 stuurde Laurens personeelschef Bert Hasper voor het eerst naar Joegoslavië. Na toestemming van het ministerie van Sociale Zaken zorgde de Nederlandse ambassade in Belgrado voor de benodigde contacten met het arbeidsbureau in het dichtbij gelegen Sabac. Uit een voorselectie onder zestig vrouwen waren er 37 overgebleven, van wie Hasper er 23 moest selecteren. Dat deed hij door met behulp van
een tolk korte gesprekken met de vrouwen te voeren , vooral over hun werkervaring. 47 Zijn selectiecriteria leken op het eerste gezicht duidelijk: de leeftijd van de vrouw moest tussen de eenentwintig en veertig jaar liggen, zij moest ongehuwd zijn en als ze zwanger raakte zou het contract worden verbroken en moest ze de terugreis zelf betalen. In normale gevallen betaalde Laurens de terugreis als de vrouw een jaar in dienst was geweest. Toch viel moeilijk te controleren of de geselecteerden de waarheid spraken en in de praktijk liet een deel van de vrouwen die naar Nederland vertrok haar man enjofkinderen achter. 48 De eerste 23 Joegoslavische vrouwen begonnen op 10 november 1969 bij Laurens en ze voldeden zo goed dat tot 1973 jaarlijks nieuwe vrouwen werden geworven.49 Het bedrijf bemiddelde bij hun huisvesting; zij kregen kost en inwoning in een pension aan de Stationsweg, dat werd omgedoopt in Yugoslavenski Dom (Joegoslavisch Tehuis). 50 De SBBW huurde deze twee panden van hotel Bristol. Voor het koken werden twee vrouwen uit de groep aangewezen, omdat de kost die normaal op tafel kwam weinig waardering oogstte. Het pension op de Stationsweg heeft zo'n drie jaar bestaan; toen wilden de meeste vrouwen weleens zelfstandig wonen. Onder de vrouwen die in 1970 m et Bert Hasper naar Nederland kwamen, bevond zich Mila Markovié, zijn toekomstige vrouw. Ik kom uit Servië, uit Krajinek. Ik was 22 en meldde me aan bij het arbeidsbureau in mijn woonplaats, omdat ik zonder werk zat. Ik had geen idee hoe Nederland er uit zag, dus het was een hele uitdaging. Bij Laurens heb ik een week in de fabriek gewerkt, daarna een paar jaar in de kantine en uiteindelijk tot 1991 in het laboratorium. Met de andere Joegoslavische vrouwen had ik nooit zoveel contact. In het pension was het best gezellig, je was tenslotte met landgenoten onder elkaar. Maar zet eens vijf vrouwen bij elkaar, dan krijg je gegarandeerd problemen. 51 De meeste Joegoslaven in Den Haag waren vrouwen; de mannen werkten doorgaans in Rotterdam in de scheepsbouw. Boris Vukovié
-- -------------------
-
157
-------------------------
vormde een uitzondering op die regel. Hij kwam in 1968 op 23-jarige leeftijd uit Kroatië om te gaan werken bij de gasmeterfabriek Wilson. S2 Die aanstelling had een Nederlandse familie die hij op een camping in Joegoslavië had ontmoet voor hem geregeld. Vukovié volgde de 'mode ' van de tijd door naar het buitenland te vertrekken . Het werk bij Wils on was zwaar en betaalde slech t, maar na twee jaar durfde hij nog niet naar huis terug te gaan. Mensen die terugkeerden bouwden immers een huis of begonnen een bedrijf en Vukovié had daar geen geld voor. Een paar jaar werk in Duitsland zou wellicht uitkomst bieden, maar op het moment dat hij die stap wilde nemen, werd hij benaderd door Victor Arditti - die toen bij de SBBW werkte - metde vraag ofhij er niet voor voelde om bij de stichting in dienst te komen . Al die Joegoslavische vrouwen die naar Den Haag kwamen, zouden hem genoeg werk bezorgen, zoveel was zeker. Vukovié stemde toe en bleef tot 1990 bij de stichting (later Regionaal Centrum Buitenlanders) in dienst. Vanaf die tijd was hij regelmatig in de pensions en in de fabriek van Laurens te vinden, om te tolken en vrouwen te helpen met hun problemen. In het begin was dat niet zo gemakkelijk; hij was nog jong en het vergde tijd om het vertrou wen van de vrouwen te winnen. Dat had ook te maken met het soort problemen waarmee hij te maken kreeg: ongewenste zwangerschappen en heimwee van vrouwen die man en kinderen hadden achtergelaten. Het kwam voor dat zo'n gezin tenslotte in Nederland werd herenigd. Andere vrouwen trouwden met een Nederlander of met een Joegoslavische man (overwegend uit Macedonië), die in de regel in Rotterdamwerkte. Niet alleen in het maatschappelijk werk, ook in het verenigingsleven was Vukovié actief. In zijn begintijd in Den Haag speelde zijn sociale leven zich voornamelijk af tussen Nederlanders en andere buitenlanders. In het weekend was de Bowling in Scheveningen de belangrijkste ontmoetingsplaats. Het aardige van die periode vindt hij achteraf de omgang met mensen met allerlei uiteenlopende achtergronden. Een diversiteit die ook kenmerkend was voor de voetbalclub BBW, waarvan hij jarenlang
-
voorzitter was en die in 1969 was opgericht voor buitenlandse werknemers. Later veranderde de naam in sc en sv International. De club bestond aanvankelijk vooral uit Italianen, maar later kwamen er ook Spanjaarden, Portugezen, Turken , Marokkanen, Kaap Verdianen en Tunesiërs bij. De Portugezen (GDCPH) en Italianen (GS Azzurri) scheidden zich echter al in een vroeg stadium af en richtten eigen clubs Op. S3
Verder was Vukovié betrokken bij de eerste Joegoslavische vereniging in Nederland, Prijateljstvo (vriendschap), opgericht in 1973 en met een clubgebouw in de Assendelftstraat. Vier jaar later dwong een bezetting door Surinaamse jongeren - die een eigen pand wilden tot verhuizing naar de Hooftskade. De vereniging heeft vele jaren een belangrijke functie vervuld in de Joegoslavische gemeenschap in Den Haag en daarbuiten. Door de oorlog in het voormalige Joegoslavië en de daaruit voortvloeiende onderlinge tegenstellingen was het op den duur evenwel niet mogelijk op dezelfde voet door te gaan. Medio jaren negentig is de vereniging daarom opgeheven. Ook in de vriendschappelijke relaties tussen Joegoslaven onderling is veel veranderd. Mila Hasper-Markovié verbaast zich erover hoe mensen die zij vroeger tot haar vrienden of kennissen rekende, haarnu op straat voorbij lopen. Alleen maar omdat zij uit een ander deel van het voormalige Joegoslavië komen. Ik ben opgevoed als Joegoslavische, niet als Servische. Dat gevoel heb ik nog steeds en ik vind het heel erg als mensen me er hier op aanspreken. Bij mijn familie in Servië speelt het ook geen rol en daar ben ik blij om, anders zouden we zeker ruzie krijgen. Tito heeft van Joegoslavië iets gemaakt en toen hij was gestorven, huilde de halve fabriek. Alle vrouwen wilden naar huis om naar de televisie te kijken. Zelf had ik daar geen behoefte aan. Het was natuurlijk een fantastisch leider, maar hij was 88. Toch zijn het diezelfde mensen die hem nu verguizen. s4
--
<
-
c
n ::T rt
(0
-.
Memoires van A. Evrard, Antwerpen 1982
V.l.n.r. Sandor Fiala, György Habetler en Sigmund Nagy vóór het Vredespaleis in 1959. Zij kwamen na hun vlucht uit Hongarije in 1956 naar Den Haag, omdat Sigmunds zus Márta hier al sinds haar zesde jaar woonde. [Part. coll. G. Habetler]
Een veilig heenkomen
< c (")
:::r rt (t)
In de negentiende eeuw kwamen er nauwelijks politieke vluchtelingen naar Nederland. I Pas met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kreeg het neutrale Nederland te maken met grote aantallen mensen die uitweken, in dit geval voor de Duitse agressor. Het ging in hoofdzaak om Belgische vluchtelingen. Ná 1918 schreef een Belgisch blad dat de Hollandse menslievendheid een legende was. De Belgische regering kreeg het advies de Hollandse 'kruideniersrekeningen' maar eens aandachtig
Bij de komst van Hongaarse vluchtelingen, na de Sovjet-inval in 1956, stelde de Nederlandse regering zeer bescheiden quota voor hun toelating vast. Dit keer niet om de arbeidsmarkt te
bevolking te kampen had met woningnood.
tussen 1914 en 1918 had gemaakt voor de internering van ruim 35.000 gevluchte Belgische
Ook de Hongaarse kinderen die hen in de jaren twintig waren voorgegaan, kregen te maken
soldaten. De beschuldiging van zuinigheid aan het adres van Nederland was dit keer echter
met een restrictief beleid, vanwege het gevaar voor de verspreiding van besmettelijke ziek-
misplaatst. In een verdrag uit 1907 had België zich namelijk verplicht tot het vergoeden van
ten. Toch vonden meer dan vijfduizend kinderen een plaats in een Nederlands pleeggezin ,
de kosten voor de internering van eigen soldaten. Voor het overige kwam alle hulp aan Belgi-
waar zij een paar maanden bleven om aan te sterken. Een aantal van hen is voorgoed in
sche burgers die het niet zelf konden betalen, voor rekening van het particulier initiatief of
Nederland gebleven.
Nederlandse grenzen gekomen. Die grenzen zouden ook nooit meer zo wijd open staan. Alle Belgische vluchtelingen werden onvoorwaardelijk toegelaten. Toen de eerste joodse vluchtelingen in 1933 in Nederland arriveerden, adviseerde minister van Justitie Van Schaik de immigratie vanwege de massale werkloosheid te beperken. Een jaar la-
een compleet dorp voor
ter werd hun toelating daadwerkelijk aan ban-
vluchtelingen gebouwd. In
den gelegd. Alleen voor degenen die konden aantonen dat terugkeer naar Duitsland levens-
La petite Belgique namen
ven. 3
de terugbetaling van de kosten die Nederland
mensen - in een zo korte tijdspanne over de
Belgische regering in 1916
teruggestuurd. Slechts enkele duizenden slaagden erin zich een plek in Nederland te verwer-
na te zien en uit te pluizen. Het blad doelde op
van de Nederlandse overheid. Niet eerder waren er zoveel vluchtelingen - bijna een miljoen
Aan de Westduinweg
meeste joodse vluchtelingen die de Nederlandse grens overkwamen, zonder pardon werden
beschermen, want er was werk in overvloed, maar omdat de sterk groeiende Nederlandse
2
werd op kosten van de
eens aangescherpt, wat ertoe leidde dat de
17 Belgische families hun
bedreigend was, werd een uitzondering ge-
intrek [HGA]
maakt. In december 1938 werden de regels nog
La petite Belgique < c n
::::r rt
(1)
::J
O'Q (1)
::J
162
Vlak na de bezetting van België werd in augustus 1914 in Den Haag een comité opgericht met als doel Belgische vluchtelingen op te vangen. 4 De Maatschappij Zeebad Scheveningen richtte de souterrains van het Oranjehotel in om hun onderdak te bieden. De eerste vluchtelingen uit Visé arriveerden op 10 augustus; in de loop van diezelfde maand vonden in totaal 100 personen onderdak in het hotel. In Scheveningen was voldoende plek, want de Duitse badgasten waren dat jaar weggebleven. De rijksoverheid hield zich in eerste instantie afzijdig van de hulpverlening. In haar ogen was die vooral een zaak voor particuliere en charitatieve organisaties, een beleid waaraan ook latere regeringen zouden vasthouden. Door de grote aantallen bleek deze politiek in 1914 evenwel niet vol te houden en ging de regering er toch toe over onbemiddelde vluchtelingen te ondersteunen. s Het ministerie van Binnenlandse Zaken stelde een Centrale Commissie voor Vluchtelingen in, maar de burgemeester van Den Haag vond de tijd nog niet rijp voor een plaatselijke afdeling. Wel kwam er een Haagse tak van het Nederlandsche Comité tot steun van Belgische en andere slachtoffers en een Comité voor huisvesting van vluchtelingen van alle nationaliteiten bij particulieren. Nog vele comités zouden volgen. Het blad Eigen Haard becijferde dat er in september 1914 in Nederland maar liefst 500 centrale, provinciale en lokale comités waren die zich bezighielden met de opvang van Belgische vluchtelingen. 6 Op acht oktober van dat jaar, na de beschieting van Antwerpen, veranderde de situatie drastisch . Op die dag meldde Binnenlandse Zaken dat er drommen Belgische vluchtelingen de grens overkwamen, ook richting Den Haag. In de trein die de dag daarop station Hollands
Spoor binnenliep, bevonden zich 800 mensen. Driehonderd van hen werden direct doorgezonden naar het Circusgebouw in Scheveningen, tweehonderd gingen naar Rijswijk. In de dagen die volgden, kwamen er steeds meer vluchtelingen naar Den Haag. De gemeente zette vrachtauto's en trams in om hen te vervoeren naar het Bestedelingenhuis, het tehuis voor Onbehuisden, het logement Elim van het Leger des Heils, de barakken in de Westduinen en de isoleerinrichting van de gemeentelijke ontsmettingsdienst aan de Vuurbaakstraat. De garage van de Haagsche Automobiel-Maatschappij aan de Laan van Roos en Doorn functioneerde als verzamelpunt. De meeste hulp kwam nog steeds van particu lieren. In buurten met veel vluchtelingen vormden zich spontaan comités, die voedsel en kleding uitdeelden. Bovendien stelden zij huizen beschikbaar en namen zij de verzorging van de vluchtelingen op zich. De gemeente leverde kosteloos gas en water en zorgde als dat nodig was voor ontsmetting. Om de situatie enigszins onder controle te houden, moesten mensen die vluchtelingen in huis namen, dit binnen 24 uur aan het Hoofdbureau van Politie melden. De particuliere panden waar zij werden ondergebracht, waren onder meer het Vacantiekoloniehuis aan de Pompstationsweg, Hotel Sans Souci aan de Regentesselaan en de percelen Groot Hertoginnelaan 101, Prins Mauritsplein 23 en Helmstraat 7.7 Midden oktober 1914 hadden 4.500 armlastige vluchtelingen in Den Haag onderdak gevonden; 1.300 van hen in gemeentelijke verblijfplaatsen en inrichtingen. Omdat er ook minder betrouwbare personen meekwamen, richtte de gemeente in een school aan de Hondiusstraat een speciale verblijfplaats in voor 64 mannen
De familie Evrard verhuisde eind '9'7 naar Scheveningen en betrok de villa ' Emile Verhaeren' in het Belgische dorp. Op de foto v.l.n.r. 'villa Albert', 'villa Belgica' en 'v ill a Elisabeth'. [HGA]
163
en vrouwen die politietoezicht behoefden. Later zijn zij overgebracht naar het legerkamp Oldebroek, een verzamelplaats voor 'ongewenste elementen' onder de vluchtelingen. 8 Binnenlandse Zaken verspreidde eveneens het bericht dat zich publieke vrouwen onder de Belgen bevonden, die zich 'buiten echt met mannen afgeven'. In Den Haag viel dat overigens wel mee, als we althans mogen afgaan op de cijfers van de politie. In de jaren 1915-1916 werden om die reden twintig vrouwen naar het vluchtelingenkamp in Nunspeet gezonden, terwijl zes mannen wegens dronkenschap naar Veenhuizen moesten. Toen de situatie in België zich enigszins stabiliseerde, probeerde de Nederlandse regering de vluchtelingen er met 'zachte drang' toe te bewegen naar hun vaderland terug te keren. Vooral toen de burgemeester van Antwerpen in N ederlandse kranten had gezegd dat het veilig was in zijn stad. 9 Vier dagen later maakte de Haagse burgemeester Van Karnebeek bekend dat Bel-
gische vluchtelingen die weg wilden, dat zo spoedig mogelijk kenbaar moesten maken bij de gemeentesecretarie aan het Korte Voorhout. De plaatsbewijzen voor de trein werden dan gratis verstrekt. Dat de Nederlandse autoriteiten vaart achter de terugkeer wilden zetten, blijkt wel uit het feit dat zij vluchtelingen die hun landgenoten ervan weerhielden terug te gaan, elders huisvestte. In de week van 21 oktober 1914 vertrokken 576 personen, in de week daarna nog eens 1.500. Op 24 november was hun aantal opgelopen tot 3.098. Maar toen in de loop van de maand minder gunstige berichten over de toestand in België binnenkwamen, nam het aantal vertrekkers direct drastisch af. Intussen waren de in allerijl opgerichte vluchtelingenkampen, ook wel vluchtoorden of Belgische dorpen genoemd, gereed gekomen. De vluchtelingen uit het Circusgebouw vertrokken naar het kamp in Nunspeet. Wie zich daarna aanmeldde, werd ondergebracht in het Tehuis voor Onbehuisden aan de Steynlaan. Eind december waren er nog zo'n tweeduizend min
Enkele gevluchte Belgische gezinnen vonden in Den Haag onderdak in een huis dat eigendom was van de firma Manfields & Sons uit Northampton. [HC A]
< c (")
::r rt
ro :J OQ
ro :J
164
of meer behoeftige Belgen in Den Haag, die door particuliere comités werden verzorgd. Daarnaast hielden zich in hotels, pensions en op gemeubileerde kamers een kleine vijfduizend vluchtelingen op die geen ondersteuning nodig hadden. Het Haagsch Comité voor Joodsche Vluchtelingen ontving door de tussenkomst van de gemeente voor 440 personen een rijksbij drage, terwijl het Comité voor Huisvesting van Vluchtelingen nog een 700-tal personen onder zijn hoede had. Dit comité stelde zich ten doel nieuwkomers uit de betere stand onder te brengen bij gezinnen. Ook waren er verscheidene Haagse hoteliers die vluchtelingen kosteloos opnamen, terwijl anderen hen gratis aan het diner of de lunch toelieten . Alle door het Comité gemaakte kosten werden gedekt uit giften van particulieren. Het aantal vluchtelingen met eigen bestaansmiddelen -velen vonden werk - nam voortdurend toe. Begin 1917 waren van de bijna 11.000 Belgische vluchtelingen in Den Haag er nog maar 875 armlastig. I Q In de voorafgaande jaren waren ook steeds meer geïnterneerde Belgische soldaten op de Nederlandse arbeidsmarkt terechtgekomen . Zij kwamen uitsluitend in aanmerking voor tijdelijk werk, in sectoren met een gebrek aan Nederlandse arbeidskrachten.
Niettemin beschuldigden de vakbonden hen ervan de Nederlanders te verdringen. In werkelijkheid waren arbeidskrachten in die periode juist hard nodig en was het vooral de zichtbaarheid van de geïnterneerden die hen tot een gemakkelijk doelwit maakte. Zij werden namelijk vaak in groepen tewerkgesteld en na gedane arbeid droegen zij een uniform, waardoor zij meer opvielen dan burgervluchtelingen. 11 Voor de huisvesting van vierhonderd geïnterneerden in Den Haag stelde de gemeente een terrein ter beschikking tussen de Westduinweg en de stoomtrambaan, waarop barakken werden geplaatst. Van hun loon werd een deel besteed aan kost en inwoning en de rest opgespaard tot na de oorlog; de mannen kregen zelf slechts 50 cent zakgeld per dag. 12 Bij goed gedrag mochten ze na verloop van tijd hun vrouwen laten overkomen. Even verder aan de Westduinweg, vlakbij de plek waar nu de tweede binnenhaven is, verrees een compleet Belgisch dorp . Op verzoek van het Comité BeIge om 30 à 40 tijdelijke woningen te bouwen, stelde de gemeente in 1916 kosteloos een stuk grond ter beschikking. Op kosten van de Belgische regering werden daar 26 woningen gebouwd, waaronder twee dubbelwoningen. In La petite Belgique namen 17 Belgische families, 1 dokter, 1 aalmoezenier en
165
5 zusters hun intrek. Een van de huizen was als hospitaal ingericht. De familie Evrard woonde de eerste drie jaar van de oorlog in Utrecht; eind 1917 verhuisden ze naar Scheveningen. De oudste van de vijf kinderen was toen 13 jaar.
nam. Binnenlandse Zaken stelde als eis dat alleen Belgische leerkrachten les mochten geven aan Belgische kinderen. Op 5 december 1914 werd de kosteloos ter beschikking gestelde school aan de Koningin Emmakade geopend. Voor oudere leerlingen kwam er een ruimte in de HBS aan de Waldeck Pyrmontkade. 14
Slechts een vage herinnering is me bijgebleven van onze aankomst met de trein in Den Haag, die eerste november 1917. Buiten het station stond een lange rij huurkoetsen (paardentractie!). Een ervan werd volgepropt met mensen, de bagage naast de koetsier en op het dak vastgesjord. De Hagenaars zullen het wel een leuk spektakel hebben gevonden, en ons vast voor landverhuizers hebben genomen. Voor ons kinderen werd het wel een verrassing, alles nieuw, een mooiere stad dan Utrecht. De aankomst in 't Belgisch dorp een sprookje: al die leuke villa'tjes midden in de duinen, met vergezicht op haven, boten en zee! De 'blijde inbezitneming' van de splinternieuwe villa 'Emile Verhaeren' een pret van belang. De namiddag werd besteed aan uitpakken en rangschikken van heel de boel. Doch ... in november wordt het vroeg avond. En toen beleefden we een verrassing van jewelste: bliksem na bliksem. De vuurtoren was onverwacht in werking getreden: uit zijn kop schoten, als uit flikkerende ogen, twee opeenvolgende lichtbundels, die het duister luchtruim schoon vaagden. Hoe akelig boven het duistere dorp, verloren in de duinen!1 3
Toen de Evrards naar Den Haag kwamen, was het schooljaar al twee maanden begonnen. Na een korte voedseljacht in Scheveningen, waar in de haven verse vis en gerookte bokking nog zonder rantsoenbonnen te koop waren, en wat winkelen in de Keizerstraat, werden de drie oudste zonen, die sinds hun komst naar Nederland privéles hadden gekregen van hun vader, meteen op de Emmakade ingeschreven: 'Alle pret was er meteen vanaf. ' Precies een j aar zouden de jongens deze school bezoeken. Na afloop van de oorlog keerden zij - net als vrijwel al hun landgenoten - naar hun vaderland terug. Het Belgisch dorp werd afgebroken en de houten woningen verhuisden naar België, waar ze nog lang dienst hebben gedaan. l s
Aanvankelijk had de plaatsing van Belgische kinderen op Scheveningse scholen nogal wat problemen opgeleverd, omdat hun kennis en ontwikkeling niet spoorden met die van Haagse kinderen . Vandaar dat de gemeente plannen ontwikkelde voor een afzonderlijke school aan de Koningin Emmakade 119; alleen vormden de hoge kosten voor leermiddelen en leerkrachten aanvankelijk een sta-in-de-weg. Het Comité Beige besloot daarop de organisatie zelf ter hand te nemen en de kosten voor de leerkrachten te betalen. Een deel van de leermiddelen betrok het comité uit Antwerpen, terwijl de gemeente de rest van het lesmateriaal voor haar rekening
Eindelijk brak het verhoopte groot bevrijdingsoffensief der geallieerden los. We volgden met spanning de gebeurtenissen. In de woonkamer werd een landkaart van het oorlogsfront aangebracht, waarop we (met vlaggetjes aan spelden bevestigd) dagelijks de veroverde stellingen en plaatsen aanduidden: Nieuwpoort en de Ijzer, Ieperen. Bijzonder groot was onze vreugde over de bevrijding van Brugge. En van toen af aan werd steeds duidelijker dat het einde naderde. De Belgische school te Scheveningen l 6 sloot haar poorten en kort daarop, op 11 november 1918, werd de wapenstilstand gesloten. En, zo lazen we in de krant: onze koning Albert deed zijn blijde intrede te Gent, Brussel... en Antwerpen! Eilaas, we behoefden een paspoort voor de terugkeer naar onze heimat, en zulks liep niet van een leien dakje. Doch door bemiddeling van familie te Rotterdam lukte het, na toch meer dan een maand wachten. En zo brak eindelijk die heuglijke dag aan: de 24e december 1918, daags voor Kerstmis! En we waren dan nog bij de eersten uit het Belgisch dorp die zulk een geluk te beurt viel.
Joods in Scheveningen < c
n :::r
Schrijver Marten Toonder was in 1918 pas zes jaar oud, toen hij leerde dat een goj een ongelovige is. Samen met zijn moeder en broerwoonde hij een jaar in een huurwoning in Scheveningen, in de Rotterdamsestraat nummer II, temidden van Oost-Europese joden.
rt (t)
166
Een van die verrassingen was, dat de Rotterdamse Straat in een buurt lag, die in het buitenland 'ghetto' genoemd zou kunnen worden. Wat dat was wist mijn moeder niet, maar ze werd getroffen door het afwijkende uiterlijk van onze buren. Het waren geen moderne mensen; de mannen droegen lange, zwarte jassen en breedgerande, zwarte hoeden. Ze hadden lange baarden en krulletjes bij de oren en vrouwen zag je bijna niet. ( ... ) Het was zomer, en als ik uit school kwam, gingen we bijna iedere dag naar het strand. Vroeger waren de zomers altijd zonnig en warm. Altijd. Maar toen het najaar werd, was de aardigheid eraf, en speelde ik na schooltijd veel op straat met de kleine vreemdelingetjes, die al een beetje Nederlands kenden. Dat ging een tijdje goed, en ik begon vriendjes te krijgen. Op een keer ging ik echter met een van hen naar huis, en leerde ik, dat er verschillende soorten mensen bestaan en dat de ene soort beter is dan de andere. We beklommen het stoepje - en daar verscheen een van die mannen in zo'n zwarte jas in de deuropening. Met een grote stem begon hij tegen me te praten in de taal die ik niet verstond, terwijl hij wenkte dat ik weg moest gaan. Ik was nogal verbaasd. 'Jij bent een goj,' zei het vriendje verklarend, 'en mijn vader vindt niet goed, dat ik met je speel.' Hij verdween naar binnen en de deur viel dreunend achter hen dichtP
De Rotterdamsestraat was een van die Scheveningse straten, net als de Katwijksestraat, de Dirk Hogenraadstraat en de Gentsestraat, waar in die jaren vrijwel uitsluitend joden woonden. Het leeuwendeel van de joods-Scheveningse gemeenschap was in Krakau (Galicië) geboren. ls De meesten woonden in Antwerpen en waren na de val van de stad in oktober 1914 naar Scheveningen gekomen, omdat ze wisten dat daar geloofsgenoten woonden. Bovendien kenden ze de badplaats van hun vakanties. Het populaire tijdschrift Het Leven wees in 1916 op de totaal veranderde sfeer. Vanwege de langs het strand lopende, druk gesticulerende joden, waande men zich volgens de auteur Salamon Dembitzer eerder in de Amsterdamse Jodenbuurt dan in de populaire badplaats. 19 De Antwerpse joden hielden zich enigszins afzijdig van de veel armere joodse immigranten die rechtstreeks uit Oost-Europa waren gevlucht. Terwijl de Antwerpenaren na de Grote Oorlog naar België terugkeerden, bleef een kleine jiddisch sprekende Oost-Europese groep in Scheveningen achter. In onze steekproef uit de Haagse vreemdelingenregisters komen 32 Oost-Europese joden voor die zich tussen 1914 en 1919 inschreven; omgerekend zou het dus om zo'n 1.280 joodse nieuwkomers gaan. 20 In tachtig procent van de gevallen woonden zij in Scheveningen. Als laatste woonplaats gaven zij doorgaans Antwerpen op en zeventien oefenden het beroep van diamanthandelaar uit. Daarnaast waren er ook joden die niet via Antwerpen, maar direct uit Oost-Europa naar Den Haag waren gekomen. Eén van die families was het gezin Rosenth al. Toen de oorlog uitbrak, vluchtten zij met hun twee kinderen naar Wenen en vandaar naar Nederland. Vader had in Galicië een
-'. ,
Op het plein voor het Kurhaus bevond zich ' De club'. Daar kwamen in de Eerste Wereldoor-
zaak in haarnetten en pruiken moeten achterlaten. In Nederland bouwde hij de zaak weer op. Zijn dochter, Golda Laufer-Rosenthal, vertelde daarover in 1982.
log Antwerpse diamanthandelaren bij elkaar die tijdelijk in Scheveningen woonden. [SFA]
167
Samen met andere Pools -joodse vluchtelingen vormden we een eigen gemeenschap. In 1920 kwamen er weer joodse vluchtelingen, maar dat waren andere joden. We vonden dat we niets met ze te maken hadden. Maar toen er nogal wat Antwerpse joden in Scheveningen kwamen wonen, kwam ik met ze in contact, omdat ze op de joodse school in de Haarlemmerstraat leraren waren. We kregen ook de eerste Poolse sjoel. Dat was achter hotel
Keyl, op de Gevers Deynootweg. Het was een oud gebouwtje, dat tot sjoel was verbouwd. Daarna kwam er een tweede sjoelt je, bovenin het Circusgebouw. En de derde is er nu nog aan de Harstenhoekweg. 21 Het Haagsch Comité voor Joodsche Vluchtelingen, opgericht op initiatief van het Joodsche Kerkbestuur, bracht de vluchtelingen, die van alles waren beroofd, in tehuizen onder. Wie nog voldoende inkomsten had om een kamer te huren, werd van levensmiddelen voorzien. Aanvankelijk vonden de vluchtelingen een onderkomen in de percelen Gedempte Burgwal8b, Spui 113, Amsterdamse Veerkade 16a en
Nieuwe Molstraat 15. De maaltijden werden klaargemaakt in de Israëlitische soepinrichting in de Bierstraat en aldaar gebruikt. De middelen kwamen uit giften en een tegemoetkoming van het Rijk. Het aantal door het comité verzorgde vluchtelingen nam steeds toe, onder meer omdat hun geld opraakte en vluchtelingen uit kleinere plaatsen naar Den Haag toe kwamen . Zij voelden zich niet erg thuis in de Nederland se synagogen en richtten daarom in Scheveningen een eigen sjoel op, boven het circuscafé, en een Talmoed Tora-schooltje. Sommigen verhuisden later naar het centrum van Den Haag, waar ze huissjoeltjes inrichtten, achtereenvolgens in de Faber van Riemsdijkstraat, de Van der Duynstraat en in de Van Limburg Stirumstraat .22 Wie van hen in Den Haag zijn gebleven, is niet bekend. Hun aanwezigheid lijkt echter wel van invloed te zijn geweest op de latere immigratie van joden uit Oost-Europa. In
tegenstelling tot een stad als Leiden, waar zich nauwelijks Poolse, Russische of Hongaarse joden hebben gevestigd, en waar de autochtone joodse gemeente bovendien vele malen kleiner was, kende Den Haag in de jaren twintig een relatief grote toestroom van joodse nieuwkomers. Afgaande op de jaarlijkse inschrijvingen in het vreemdelingenregister van de politie, komen we uit op zo'n 3.680 personen , van wie 60 procent in Oost-Europa, vooral in Polen, was geboren. 23 Het is overigens zeer de vraag of deze immigranten in de eerste plaats als vluchtelingen te beschouwen zijn. Ongetwijfeld wél de joden die rechtstreeks uit Oost-Europa naar Den Haag kwamen, zoals de handschoenenrnaakster Gudes Burszteijn uit Warschau , die in 1921 een kamer betrok aan de Korte Poten 28 . In Rusland vonden al sinds het einde van de negentiende eeuw pogroms tegen joden plaats en ook Galicië stond bekend om een antisemitisch klimaat.24 Maar lang niet alle joodse nieuwkomers in Den Haag en Scheveningen kwamen rechtstreeks uit deze streken. Een aanzienlijk deel was afkomstig uit West-Europese landen (in het bijzonder Duitsland), waar joodse ingezetenen op dat moment niets in de weg werd gelegd. Ongetwijfeld hebben dus ook sociale en economische motieven een rol gespeeld om te emigreren. 25
Op de vlucht voor Hitier Op 30 januari 1933 kwam Adolf Hitler in Duitsland aan de macht en twee maanden later werd de eerste boycot afgekondigd tegen joodse middenstanders, die vanaf dat moment te maken kregen met mishandelingen en vernielingen. Ook voor de confectiezaak van de vader van Bobbie Blitzblum in Essen posteerden de nazi's zich, zodat er geen klanten meer binnen konden komen. Vader Blitzblum vermoedde dat het niet bij een boycot van één dag zou blijven en besloot zijn vaderland te verlaten. Op 19 mei passeerde hij met zijn gezin de Nederlandse grens bij Kerkrade en nog diezelfde middag arriveerden zij in Den Haag, waar de eerste nacht werd doorgebracht in een hotelletje bij
--
--~- ~~~~~-
De Galicisch Joodse sch rijver Salamon Dembitzer beschreef in Het Leven zijn geloofsgenoten die in 1916 aan de Scheveningse kust verbleven. Op vrijdag vóór het uur van gebed begaven zij zich naar het strand om in zee een reinigings-
Hollands Spoor. Het initiatief om te vertrekken was minder impulsief genomen dan op het eerste gezicht lijkt. Blitzblum had al in 1932 regelmatig bezoeken gebracht aan Nederland, relaties opgebouwd en geld overgebracht. Het lukte hem echter niet om hier een zaak op te bouwen en in 1936 emigreerde hij naar Brazilië. Zijn zoon Bobbie bleef in Den Haag achter, inmiddels omringd door andere joodse vluchtelingen uit Polen en Duitsland.
bad te nemen. [SFAJ
Mijn schoonvader is hier in 1917 gekomen, uit Polen. Maar ja, die waren al gesetteld, die hebben geen problemen gehad. Er waren hier mannen, die hadden in Duitsland of Polen een vrouwen vier kinderen en die mochten hier niet naar toe komen . We woonden toen allemaal in de Scheldestraat en in die buurt. Hollands-joodse mensen woonden vaak in het centrum van de stad, in de betere straten, en de beter gesitueerden in het Bezuidenhout ofhet Belgische Park. 26 Hoevelen Duitsland zijn ontvlucht in de jaren 169
1933 tot 1940 valt moeilijk te achterhalen. Het
Haagse vreemdelingenregister loopt maar tot 1931 en laat ons voor deze cruciale periode dus
in de steek. Hetenige houvastdatwe hebben, is dat 800 buitenlandse joden Den Haag moesten verlaten na de bezetting in 1940, omdat de Duitsers hun aanwezigheid in de kuststrook verboden. Zo komen we uit op een ruwe schatting van ruim 5.000 joodse vluchtelingen in Den Haag eind jaren dertig. 27 Hierbij inbegrepen waren relatief veel joodse nieuwkomers uit Polen en andere Oost-Europese landen. 28 Klaarblijkelijk oefende de jiddische gemeenschap die zich tijdens en na de Eerste Wereldoorlog had gevormd, een grote aantrekkingskrachtuit. Voor de opvang van de vluchtelingen werd het Haagsch Comité voor bijzondere Joodsche belangen opgericht, dat geld inzamelde om hen financieel te kunnen bijstaan. Naast collectes organiseerde het ook bridge-drives en liefdadigheidsavonden. De Haagse bankier Menno Fischer liet in 1939 het 'geestige blijspel' Dr. Knock in de Koninklijke Schouwburg opvoeren, met in de hoofdrol Jan Musch. Er werd tevens een groot concert gegeven door het Resi-
In Huize Ten Vijver von den vanaf'938 joodse kinderen onderdak die uit Duitsland waren gevlucht. Onder hen bevonden zich Herbert Eiberschütz en Georg Tscherny. De foto is van februari '940; drie maanden later werden de inwoners van het tehuis geëvacueerd.
[HG AJ
171
dentieorkest, met medewerking van de pianist Willem Andriessen. In dezelfde schouwburg had het gezelschap van Fritz Hirsch een paar weken eerder een bonte avond gegeven. De opbrengst van al deze voorstellingen vloeide in de kas van het Comité voor Vluchtelingen om Ras en Geloof.29 Door de komst van joodse immigranten was Den Haag sinds de jaren twintig trouwens toch een van de vooroorlogse kernen van een bloeiende jiddische cultuur in Nederland geworden (naast Amsterdam en Rotterdam). Er werd een Oost-Joods Verbond opgericht, dat zich ten doel stelde de jiddische cultuur te stimuleren en levend te houden. Diverse toneel- en muziekgezelschappen uit Oost-Europa traden met veel succes in Nederland op. Zo speelde het Hebreeuwse ensemble Habimah in Den Haag het toneelstuk De Dibuk, een voorstelling die ook door prinses Juliana werd bijgewoond. 30 Vanaf mei 1938 werden vluchtelingen aan de Nederlandse grens teruggestuurd, tenzij zij konden aantonen in levensgevaar te verkeren. Op dat moment waren vluchtelingen ongewenste vreemdelingen geworden. Ook na de Reiehskristallnacht van 9 op 10 november bleef deze maatregel gehandhaafd, maar talloze protesten leidden ertoe dat uiteindelijk 8 .000 vluchtelingen werden toegelaten; 175 van hen meldden zich bij het Haagsch Comité.3 ! Onder de vluchtelingen bevonden zich 1.600 kinderen die door hun ouders naar Nederland waren gestuurd. Een aantal van hen kwam in Huize Ten Vijver aan de Dwarsweg nummer 1 terecht. 32 Hetwas mevrouw Boon-van der Starp, echtgenote van het Tweede Kamerlid G.A. Boon, die het initiatief had genomen tot de oprichting, op 28 november, van het Haagsch Comité voor Vluchtelingen, beter bekend als het Haagsch Kindercomité. De gemeente Den Haag stelde drie villa's ter beschikking: Overvoorde, Ockenburg en Cromvliet. Maar omdat in de loop van 1939 een aantal tehuizen hun deuren sloot, werd in september 1939 Huize Ten Vijver ingericht. De meisjes woonden in het hoofdgebouwen daarnaast was een dependance voor de jongens. In totaal woonden er per maand ge-
middeld zo'n 150 kinderen. Een jaar later, op 10 mei 1940, werd Huize Ten Vijver geëvacueerd. Het is onduidelijk wat er vervolgens met de bewoners is gebeurd. Sommige kinderen kwamen bij gezinnen terecht, anderen in Amsterdam in het Burgerweeshuis en in het tehuis Oostelijke Handelskade 12, waarvan de bewoners op 24 juni 1940 naar Westerbork zijn overgebracht. Huize Ten Vijver werd in 1943 afgebroken voor de bouw van de Atlantikwall, die gedeeltelijk door Den Haag liep. Ook over het lot van de overige joodse vluchtelingen in Den Haag is nauwelijks iets bekend. Samen met alle andere buitenlandse 'nietAriërs' werden zij gedwongen in augustus 1940 de kuststrook te verlaten. Hoeveel joodsHaagse vluchtelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen, weten we niet. Wel staat vast dat het lot de meesten van hen minder goedgezind is geweest dan Bobbie Blitzblum, die de concentratiekampen overleefde. Hij werd in 1947 tot Nederlander genaturaliseerd.
-------
-
--
Van vakantie tot permanent verblijf
::::J
0....
re re ::::J
172
Eerst moest je naar de dokter voor een gezondheidsverklaring. Daarna naar de fotograaf, die een foto maakte voor het identi teitsbewijs dat we op onze kleding droegen. Mijn moeder had van een groot stuk linnen een 'batyu' gemaakt, een ransel zoals landlopers over hun schouder hadden. In die tijd, ik was tien, had ik nog heel lang blond haar, later is het pikzwart geworden. Het afscheid van m'n ouders op het station van Boedapest staat me nog haarscherp voor de geest. We stonden op het perron vóór de trein die weldra zou vertrekken . In mijn herinnering is mijn vader hééllang, maar dat komt natuurlijk doordat ik zo klein was . Mijn moeder stond naast hem. Ik was het lievelingetje van mijn vader, hij noemde mij altijd 'zijn zigeunermeisje', waarschijnlijk omdat ik van die grote, zwarte ogen had. Ik gaf hem een zoen en omhelsde hem. Toen hij mij losliet, keek ik mijn moeder alleen maar even aan, draaide me om en stapte de trein in. 33 Boedapest, februari 1923. Julia Ott was een van de duizenden Hongaarse vakantiekinderen, ook wel pleegkinderen of transportkinderen genoemd, die voor drie maanden naar Nederland reisden om aan te sterken. Ze begon de reis met gemengde gevoelens en verweet haar moeder dat die haar zomaar wegstuurde naar een vreemd land, met vreemde mensen. Toch groeide deze vakantie van drie maanden uit tot een permanent verblijf in Nederland en werden die vreemde mensen haar familie . Hetzelfde gold voor Márta Nagy, die haar een jaar eerder was voorgegaan. 34 Beide meisjes kwamen bij pleeggezinnen in Den Haag terecht, beiden zijn hier gebleven en op een zomerse dag zijn ze nog altijd samen aan de kust te vinden.
Na de Eerste Wereldoorlog kwamen in Nederland allerlei acties op gang om de verarmde Duitse bevolking te ondersteunen. Naast het sturen van levensmiddelen en kleding haalde men ook kinderen naar Nederland om hier voor drie maanden op krachten te komen. De Centrale voor Vacantiekinderen was tijdens de oorlog al begonnen kinderen uit België, Duitsland en Oostenrijk in Nederlandse gezinnen onder te brengen. In de zomer van 1919 kreeg zij van de regering toestemming haar activiteiten uit te breiden en maandelijks 560 Duitse kinderen naar Nederland te halen. 35 Tienduizenden uit door de oorlog getroffen gebieden zouden volgen; niet alleen uit Duitsland, maar ook uit Oostenrijk en Hongarije. De actie ten bate van Hongaarse kinderen kwam het laatst op gang. Dat kwam vooral door de afgelegen ligging van Hongarije, als gevolg waarvan de kosten van de voedsel- en kindertransporten aanmerkelijk hoger waren dan die uit andere landen. Bovendien openbaarde de deplorabele toestand waarin het land verkeerde zich pas later. Door de oorlog was de landbouwproductie stil komen te liggen. Daar kwam bij dat Hongarije bij de vrede van Trianon (1920) twee derde van zijn grondgebied verloor en daarmee de toegang tot grondstoffen en afzetmarkten. Dat leidde tot een enorme voedselschaarste en tot ondervoeding en ziekten. Over de lotgevallen van de Hongaarse kinderen en over de omvang van de acties is nauwelijks iets bekend. Wel weten we dat hun verblijf is uitgelopen tot gemiddeld negen maanden. 36 Een aantal kinderen - schattingen spreken van een derde tot een vijfde - is zelfs voorgoed gebleven. 37 Het verhaal van de Hongaarse pleegkinderen wordt hier verteld aan de hand van de belevenissen van twee Hon-
Hongaarse kinderen vóór hun vertrek naar Honga-
gaarse meisjes die zich definitief in Den Haag vestigden: Julia Ott (1912) en Márta Nagy (1916).
rije op het Staatsspoor omstreeks '927. Márta Nagy is het derde meisje van rechts zittend; Julia Ott staat derde van links met naast haar juffrouw F. Beretta, de scretaresse van het R.K. Huisvestingscomité en onderwijzeres M. Kutka . [Part. coll. J. Ott]
173
Om de komst van kinderen uit Hongarije te coördineren, werd in 1919 het Centraal Comité voor Hongaarsche Kinderen opgericht. Plaatselijke comités van verschillende gezindten zorgden vervolgens voor plaatsing van de kinderen in gezinnen. Zo was in Gouda de socialistische Arbeiders Jeugd Centrale actief, terwijl in Den Haag de Kring 's-Gravenhage van het Roomsch Katholiek Huisvestingscomité de komst van katholieke Hongaarse kinderen begeleidde. Voorzitter van het bestuur van de Haagse kring was kapelaan A. Dessing; J. HuIsman, redacteur van de Residentiebode, was penningmeester. 38 Van Hongaarse zijde werd veel belang gehecht aan de samenwerking met Nederland. Zo kwam de toenmalige ministerpresident van Hongarije, Karl Huszár, in 1920 naar Nederland om de toestand van Hongarije onder de aandacht te brengen. 39 De Hongaarse priester DI. Nikolaus Knebel begon omstreeks diezelfde tijd aan een rondreis langs Nederlandse kerken, waar hij in gebrekkig Neder-
lands preekte en potentiële pleegouders aanmoedigde zich op te geven. In Den Haag preekte hij onder meer in de kerken aan het Bezuidenhout, in de Brandtstraat en de Da Costastraat.40 Tussen 1920 en 1929 kwamen er 14.133 Hongaarse kinderen van gemiddeld elf jaar oud naar Nederland; met elk transport kwamen zo'n zeshonderd kinderen mee. 41 Tot 1925 vonden zevenhonderd van hen een pleeggezin in Den Haag. In juli 1922 deed de eerste Hongaarse kindertrein de residentie aan. 4 2 Márta Nagy kwam drie maanden later en na even terug te zijn geweest in Hongarije, keerde ze in februari 1923 terug met de trein waarin ook Julia Ott reisde. Zo hebben ze elkaar leren kennen. In Den Haag kwamen ze in verschillende buurten terecht en als hun pleegzusters niet allebei lid van de toneelclubAd Rem waren geweest, zouden ze elkaar waarschijnlijk uit het oog zijn verloren. Voor de selectie van kinderen în Hongarije zocht het Nederlandse comité contact met de Kinderschutzliga, de Hongaarse kinderbescherming, en met het Rode Kruis. Deze instanties bekeken welke gezinnen hulp konden gebruiken en zo kwamen ze in Boedapest bij de
CD CD
C1Q ~
::::J Q...
CD CD ::::J
174
familie Ott terecht, een gezin met negen kinderen dat nauwelijks het hoofd boven water kon houden. Vader Ott had in de oorlog gevangen gezeten in Zagreb. Na zijn terugkomst had hij weliswaar zijn oude beroep, het schilderen van motieven op muren, ter hand genomen, maar er was weinig werk en de inkomsten waren laag. Hoewel zij niet het jongste kind was, werd Julia uitgekozen om naar Nederland te gaan. Haar broertjes, één onder en één boven haar, moesten thuis blijven, waarmee we meteen een indruk krijgen van de algemene gang van zaken bij de selectie. Het merendeel van de Hongaarse kinderen die naar Nederland kwamen, bestond uit meisjes; in Leiden maar liefst 85 procent. 43 Dit had alles te maken met de bijdrage die jongens leverden aan het gezinsinkomen. Als ze nog niet in staat waren geld te verdienen, was het van belang zo snel mogelijk een vak te leren. Een verblijf in het buitenland zou voor onnodig tijdverlies hebben gezorgd. Daarnaast speelde mogelijk ook de voorkeur van de aanstaande pleegouders een rol. Zo vermeldde het katholieke comité dat vanuit Nederland bij het eerste kindertransport uit Hon garije om 'twee derde meisjes en een derde jongens' was gevraagd. 4 4 Hoewel de ouders van Márta N agy in goede doen waren - haar vader was directeur van de plaatselijke PTT en haar grootvader burgemeester - gold ook voor hen dat er in de naoorlogse periode weinig producten te krijgen waren. Als vrijwilligster bij het Rode Kruis kwam haar moeder in aanraking met de kindertransporten en zij greep de gelegenheid aan om haar dochter naar Nederland te sturen. Op het station in Boedapest werden de kinderen op de trein gezet en begonnen zij, zonder bekenden die hen vergezelden, aan het buitenlandse avontuur. Zo ook Julia Ott. Die treinen bestonden uit veewagons, waarin ze stapelbedden hadden gezet. Ik lag onderop, en door een klein kiertje kon ik mijn vader en moeder nog op het perron zien staan. De grote kinderen lagen boven. We deden er drie dagen over om Nederland te bereiken. In de trein waren zusters van het Rode Kruis. Iedere ochtend werden we geteld. Dan moesten
we ons bed uit, in de rij gaan staan en wachten op het afroepen van de namen. In de trein kregen we bijna niets te drinken, waarschijnlijk omdat ze bang waren dat we te veel moesten plassen. Dat begreep ik later pas. Via Utrecht kwamen we in Den Haag op het Staatsspoor aan. Mijn pleegouders hadden van onze aankomst al bericht gekregen. Zij wisten welk kind er voor hen op het perron stond en mijn ouders wisten dat ik naar de familie Bosch aan de Veenkade ging. We gingen met de tram naar huis. Ik zat met mijn hoofd naar beneden schuin omhoog te kijken naar m'n pleegzusters, want die waren allemaal groter. Thuis werd ik op een stoel gezet en kreeg ik een glas melk, maar dat kwam er gelijk weer uit. Dat was natuurlijk heel erg. Ik moest wennen en ik bleef maar met m'n hoofd naar beneden zitten. Ik kreeg een heel grote kamer, waar ik sliep met mijn drie pleegzusters. 45 De pleegouders waren van de aankomstdatum van de trein, 27 februari 1923, op de hoogte gesteld door de Residentiebode. Omdat onmogelijk kon worden voorspeld op welk tijdstip de trein zou arriveren, raadde de krant de pleegouders van de 117 kinderen aan om de deur van de Catechismuskamer in de Da Costastraat in de gaten te houden. Zodra het telegram met bericht van aankomst was ontvangen, werd het daar aangeplakt. 46 Zowel Julia als Márta kwamen terecht in welgestelde Haagse gezinnen met oudere kinderenY De pleegvader van Julia, F. Bosch, had een goed lopend aannemersbedrijf en de heer en mevrouw Breedijk in de Van Beverningkstraat, waar Márta Nagy terecht kwam, waren van oorsprong grote landbouwers uit Waddinxveen. Zij waren in 1922 al ver in de vijftig en hadden het werk in het bedrijf inmiddels overgelaten aan hun kinderen. Aanvankelijk waren de comités wat huiverig geweest om Hongaarse kinderen te laten komen, omdat zij vreesden dat de sterk afwijkende taal problemen zou geven in de gastgezinnen. Daarom werd in eerste instantie als voorwaarde gesteld dat de kinderen de Duitse taal machtig moesten zijn. 48 Maar in de praktijk
~
~; '>~\: )\,~
OrszÁgo's Gyerrnekvédó Liga Budapes't. VIL, Wesselényi-utca 6. '
.L andsliga·voqr Kfnderbesc:herrning · 'Budapest, VIL, Wesselényi G. 6.
Szülelell:. t
"',."" ,
?(//. . i)2.vallá.d?·
::/-
,~~~~.~.1"~=2 ~ M",t?A. " ,4 0 J
5"I.m k
Naam uan d. ond.... or uoogden:
/'
~~:I~"';""."""""'"
J--
ft
-
~
c/ .
/~ÀA//~ . -~
~/ ···I4~/~i·"-~kÎ-= .,' Op de achterzijde van het legitimatiebewijs, dat de Hongaarse pleegkinderen op hun kleding droegen, staat het adres van de pleegouders van Julia Ott vermeld: de familie Bosch aan de Veen kade '47. [Part. coll. J. Ott]
bleek zo'n eis niet reëel. En kinderen leren snel, zo snel dat zij bij terugkomst veel van hun moedertaal waren vergeten. Julia Ott leerde Nederlands met een woordenlijst van het Hongaarse comité. Dat was een grote tweetalige lijst, die in de kamer hing en waarop alle woorden stonden die ze in het dagelijks gebruik nodig had . Als ze naar de wc moest of dorst had, hoefde ze alleen maar te wijzen. Volgens haar pleegzusters heeft ze de eerste maanden geen woord gesproken, maar toen ze begon te praten was dat in het Nederlands. De pleegzuster van Márta Nagy vertelde aan iedereen die het maar horen wilde dat Márta in drie weken Nederlands sprak, maar zijzelf zegt achteraf dat het wel drie maanden zullen zijn geweest; haar pleegzuster overdreef altijd een beetje als het om haar ging.
Kind van twee families
175
De pleegouders van Julia Ott hadden om een meisje van een jaar of tien gevraagd na een oproep van de kerk in de Elandstraat. De gezinnen die zich aanmeldden, werden op betrouwbaarheid gecontroleerd door het comité. 49 Hoewel
de behandeling van de kinderen in het algemeen goed was, kwam misbruik ook voor. Van twee meisjes hoorde Julia Ott achteraf dat zij waren misbruikt door hun pleegvader. Julia kwam daarentegen in een betrokken pleegfamilie terecht, waar goed voor haar werd gezorgd. Ze zag er altijd prachtig uit, met mooie kleren en linten in haar lange haar. In de eerste tijd dat ze hier was, kreeg ze meteen drie paar schoenen: witte schoenen, lakschoenen en hoge schoenen. Omdat er in het gezin Bosch veel werd gemusiceerd, was het vanzelfsprekend datJulia piano leerde spelen. Vóór haar vertrek hadden haar ouders laten weten dat ze Julia niet voorgoed wilden missen, maar na enige tijd gold dat ook voor haar pleegfamilie. Als haar ouders haar weer voor een tijdje 'opeisten', reisde zij, beladen met speelgoed, terug naar Hongarije. Vervolgens werd er druk gecorrespondeerd en probeerden haar pleegouders via het comité te bewerkstelligen dat ze toch weer naar Nederland kwam. De eerste keer kwam ze in februari 1923 en keerde ze in oktober 1925 terug naar Hongarije. De winter verbleef ze in haar ouderlijk huis, maar in het voorjaar van 1926 keerde ze terug naar de familie Bosch in Den Haag. Op een ge-
([) ([)
OQ
([) ([)
• De familie Bosch zorgde ervoor dat hun pleegkind Julia Ott er altijd goed verzorgd uitzag. Ze kreeg mooie kleren en kleurige Iinten i n haar lange haar. Deze foto werd omstreeks 1928 genomen in de
studio van Ton Blom. [Part. coll. J. Ott]
• De Hongaarse klas vóór de school in de Korte Lombardstraat omstreeks 1924. Vooraan een Neder-
landse priester en de Hongaarse onderwijzeres Magda Kutka.Ju li a Ott staat recht achter haar. [Part. col I. J. Ott]
geven moment verwaterde het contact met Hongarije en hielden de kindertreinen op met rijden. De actie voor Hongaarse kinderen eindigde officieel in 1928. Ondanks haar voortdurende heimwee en de ouderlijke wens haar terug te hebben, bleef Julia in Nederland. Vóór de oorlog bezocht ze haar ouders alleen nog in 1935 tijdens een korte vakantie met haar jongste pleegzus. Omdat ze er diep.van doordrongen waren dat haar pleegouders en -zusters veel van haar hielden, durfden haar ouders het niet aan haar voorgoed terug te vragen. En haar pleegouders durfden haar niet meer naar Hongarije te laten gaan, bang als ze waren dat ze niet meer terug zou komen. Om die reden wilden ze Julia's identificatie met Hongarije ook zoveel mogelijk tegengaan en was het spreken van Hongaars taboe in huize Bosch. Zelfs toen ze in 1953, na haar scheiding, weer op de Veenkade kwam wonen - haar pleegouders waren toen al overleden zag ze zich genoodzaakt haar twee dochtertjes stiekem Hongaars te leren. Mijn pleegzusters zijn nooit getrouwd en ze waren stapelgek met de kinderen. Eigenlijk waren wij hun kinderen. Maar we mochten geen Hongaars spreken. Ik heb mijn kinderen, toen ze naar de eerste klas gingen, het Hongaarse alfabet geleerd. Dat deed ik stiekem, als ze in bad zaten. Ze kenden alle Hongaarse liedjes en die zongen we in de badkamer. Dan werd er op de badkamerdeur geklopt: 'Komen jullie nog?' Ik wilde dat mijn kinderen met mijn moeder konden spreken. Dat gebeurde in 1962, de eerste keer sinds 1942 dat ik naar Hongarije ging. Ze hadden van die lange, blonde vlechten en werden overal bekeken. In Boedapest gingen we met de tram en toen er geen plaats meer was, stonden ze op. Eén van die Hongaren zei: 'Dat zijn nou nog echte Hongaarse meisjes!' Daar moest ik wel om lachen.
177
Márta Nagy was zes jaar toen ze in Den Haag arriveerde en voelde zich direct thuis bij de familie Breedijk. Ze vestigde zich voorgoed in Den Haag, maar bleef tevens een sterke band met Hongarije houden. Dat kwam zeker ook
door de interesse die haar pleegfamilie voor haar geboorteland toonde. Zo ging haar N ederlandse pleegzuster elk jaar drie maanden op vakantie naar Márta's ouders in Hongarije, maar ook haar pleegouders namen de stap om haar familie beter te leren kennen. Ik ben wel vijftig keer heen en weer gereisd. Ik kwam in 1922, in oktober; ik was toen zes. Mijn ouders wilden niet dat ik hier bleef en daarom zijn mijn pleegouders in 1925 naar Hongarije gegaan. Toen is er vriendschap ontstaan tussen de twee families en die is altijd gebleven. In de vakanties ging ik alle jaren met mijn pleegmoeder naar Hongarije. Zij is toen Hongaarse les gaan nemen bij een Hongaarse lerares die met de transporten was meegekomen. Mijn pleegmoeder had reuma en die warme baden hielpen haar. Ik doe dat nu ook. Je verbeeldt het je misschien, maar een paar maanden helpt het wel. Het barst in Hongarije van de hete baden. Toen haar pleegouders in 1925 voor het eerst naar Hongarije gingen, liep het hele dorp in optocht langs haar ouderlijk huis, om hen te eren voor wat ze hadden gedaan. Zulk eerbetoon kwam vaker voor. Een jaar eerder waren driehonderd Nederlandse pleegouders op het versierde station van Boedapest ontvangen door maar liefst 15.000 mensen. Overal stonden muziekkorpsen en zangkoren opgesteld om de Hollanders hulde te brengen, Eljen Hollandia. De reis werd een groot succes, maar het katholieke comi té besloot desondanks in het vervolg niet meer aan dergelijke reizen mee te werken. Het doel van de organisatie was om hulp te verlenen aan Hongarije, niet om voor reisbureau te spelen. Bovendien, hoe goed de bedoelingen ook waren, het gaf volgens het comité geen pas te bedelen om dankbaarheid. so Maar ook zonder erom te vragen liet de Hongaarse regering met zekere regelmaat blijken wat de opvang van de kinderen voor het land betekende. Tijdens een concert van het Hongaarse zangkoor Dulai Dularda in de Haagse Dierentuin, waar vaker avonden voor pleegouders werden georganiseerd, werd een dankbetuiging van de Hongaarse minister van Volkswelvaart voor-
gelezen, eindigend met de woorden: ' Leve Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden, leve het edelmoedige Nederlandsche volk, leve heel Nederland.'
Een varken voor een diploma Het verblijf van de Hongaarse kinderen was in de regel tijdelijk, vandaar dat weinig kinderen een reguliere school in Den Haag hebben bezocht. Om de kinderen toch onderwijs te laten volgen en hen ook niet helemaal te laten vervreemden van hun achtergrond, kwamen er met de kindertransporten Hongaarse leerkrachten mee. In Den Haag werd in de school aan de Tasmanstraat een Hongaars klasje georganiseerd, waar kinderen tussen de 3 en 18 jaar les kregen van juffrouw Kutka. Later verhuisde het klasje naar de Korte Lombardstraat. De voertaal was uiteraard Hongaars en de lessen bestonden voornamelijk uit het uitwisselen van wederwaardigheden. Soms kwamen de dames van het comité om de kinderen te vragen hoe het ging bij hun pleegouders, met wie ze in het begin nauwelijks konden communiceren. Julia Ott bezocht de Hongaarse klas in de jaren twintig dagelijks en ze bleef er tot deze werd opgeheven. Toen ze naar Nederland kwam, had ze in Hongarije al vier jaar lagere school achter de rug. Naar een Nederlandse school wilde haar pleegvader haar niet laten gaan , waarschijnlijk omdat de mogelijkheid bestond dat ze terugging naar Hongarije. Maar misschien had het er ook wel mee te maken dat haar oudste pleegzuster onderwijzeres was en haar alle kennis bijbracht die ze nodig had. Márta was pas zes toen ze naar Nederland kwam en ging al snel naar de lagere school in de Van Beverningkstraat. Haar pleegmoeder had het hoofd van de school gevraagd of Márta 'voor spek en bonen' mee mocht doen, maar na een jaar ging ze gewoon over naar de tweede klas . Iedereen kende haar als Márta Breedijk en ze heeft zich nooit anders dan de andere kinderen gevoeld. De lagere school doorliep ze zonder problemen . Op de middelbare school was dat wel eens anders, maar dan gloorde er altijd hoop.
Als het op de middelbare school niet goed ging, ging ik wel eens naar Hongarije in de winter. Ik moet u dat natuurlijk eigenlijk niet vertellen, maar ik heb al m'n diploma's voor varkens gehad. Mijn familie had varkens en koeien. Ik was een jaar of zeventien, mijn vader was al overleden. Mijn broer zei dan tegen de schoolmeester: 'Laat die griet toch dat examen halen, dan geef ik je wel een varken.'
..., ro :::J
In 1938 gingJulia Ott bij de firma Iserief& Co's manufactuurhandel in de Venestraat werken. Ze was er tot 1943 verkoopster, maar showde ook regelmatig als fotomodel de wolcollectie van het bedrijf. [Part.coII.J.OttJ
In 1947 werd Márta Nagy mevrouw Olivier en kreeg ze de Nederlandse nationaliteit. In tegenstelling tot haar vriendin heeft ze nooit een werkkring in Den Haag gehad. Julia Ott ging in 1931-ze was toen 18 jaar- bij Iserief& Co's manufactuurhandel in de Venestraat werken, waar zij tot 1943 verkoopster was. Ze herinnert zich nog goed dat koningin Wilhelmina daar samen met haar hofdames sjaaltjes en handschoenen kwam kopen: 'We moesten mevrouw tegen haar zeggen, en net doen of we haar niet herkenden.' Vanwege haar beheersing van het Duits hielp ze vooral Duitsers en andere buitenlandse klanten, onder wie enkele Hongaren, zoals de Kulcsárs van de grote tapijtzaak op het Noordeinde. Maar ze had nog meer talenten. Zo trad ze in de catalogi van Iserief regelmatig op als fotomodel voor de wolafdeling van het bedrijf.
In 1944 trouwde ze met de Nederlander Valk, waarmee er een einde kwam aan het jaarlijkse bezoek aan de vreemdelingendienst. Vanwege hun buitenlandse paspoort moesten de Hongaarse meisjes zich vanaf hun zestiende ieder jaar melden en werden ze goede bekenden van de beambten. In de oorlog werd de vreemdelingendienst naar Amsterdam verplaatst en moest Julia Ott daarnaar toe voor controle. Problemen heeft zij er nooit ondervonden. Toen ze in 1942 via het Rode Kruis bericht kreeg dat haar vader ernstig ziek was en niet meer beter zou worden, heeft ze van alle instanties medewerking gekregen om de tocht naar Hongarije te .ondernemen. Samen met vriendin Márta reisde ze in drie dagen in lege treinen door Europa. Haar vader overleed een week na haar aankomst, op 9 juni. Van de baal zwarte crêpe georgette die ze uit Nederland had meegenomen, liet ze rouwkleding maken. Ze bleef drie maanden bij haar moeder. Toen haar visum afliep, maanden de Hongaarse autoriteiten haar de terugreis naar Nederland te aanvaarden, want dat was de afspraak met de Duitse auto ri teiten geweest. In de loop der tijd raakten de twee Hongaarse vrouwen hoe langer hoe meer geïntegreerd in de Haagse samenleving. Márta Nagy voelde zich er al vanaf het allereerste begin thuis en buiten het contact met haar vriendin Julia hield zij zich afzijdig van de andere Hongaren. Natuurlijk kwam ze wel eens in het Kurhaus of in hotel Central als daar Hongaarse zigeunerorkesten optraden, maar eigenlijk hield ze helemaal niet zo van die muziek, hoewel ze dat aan haar Nederlandse vrienden nauwelijks durfde te bekennen. Van de in 1947 opgerichte Eerste Hongaarse Vrouwenclub aan het Nassauplein is zij nooit lid geweest. Julia Ott wel. De oprichtster van de club, mevrouw K. Stiefelhagen -Janicseck, vroeg of ze lid van het bestuur wilde worden en dat is ze tot de opheffing van de vereniging, in 1958, gebleven. Het was deze club, met de dames Stiefelhagen en Ott in het bijzonder, die een belangrijke rol zou spelen in de opvang van een andere groep Hongaren: de duizenden vluchtelingen die in 1956 naar Nederland kwamen.
Mislukte Hongaarse opstand Het is eind oktober 1956 als de Hongaren in opstand komen tegen het communistische bewind. 51 In het Westen ontstaan spontane acties om geld in te zamelen en het Rode Kruis maakt zich op voor de eerste hulpverlening: het verstrekken van voedsel en medicijnen. In Nederland wordt op 3 november het Nationaal Co mité Hulpverlening Hongaarse Volk 52 opgericht om de verschillende acties te coördineren. Maar voor het bieden van hulp in Hongarije is het dan al te laat. Het Kremlin staat een onafhankelijk, democratisch Hongarije niet toe en in de nacht van drie op vier november ma ken Russische troepen een einde aan de kort daarvoor hervonden vrijheid. De uittocht van duizenden Hongaren begint. Eén van hen is de 22-jarige György Habetler. Toen de opstand uitbrak, was ik dienstplichtig. Ik zat bij de Militaire Politie, maar woonde nog gewoon bij mijn ouders. Op straat zag ik de lijken van jongens liggen die ik kende uit de kazerne. De Militaire Politie was natuurlijk net zoiets als de ss of de KGB. Ik besloot niet af te wachten. Toen de Russen Boedapest hadden omsingeld, zijn we met z'n zevenen vertrokken. We kwamen aan vlak over de Oostenrijkse grens. In de buurt van Wiener N eustadt zijn we in een leegstaande kazerne opgevangen. 53
181
De familie Sóvári ging al sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog gebukt onder het communistische regime . Zo ontnamen de communisten vader Sóvári zijn bedrijf, dat hij pas vele processen later weer in eigendom terugkreeg. Gyula Sóvári was 14 jaar toen hij bij zijn vader in de zaak ging werken, een spoorwegrestaurant in een klein plaatsje aan de grens met Oos-
tenrijk. Van leerling en gezel bracht hij het tot ober-kelner. In 1944 nam hij het bedrijf van zijn vader over, waar hij dag en nacht met het hele gezin werkte. De communisten beschouwden hem echter als een reactionair, een kapitalist. Zonder pardon werd hij begin jaren vijftig uit zijn zaak gezet en met zijn vrouw, spastische zoon en kinderjuffrouw naar een concentratiekamp gebracht. Daar verbleven ze twee en een kwart jaar, onderworpen aan een regime van hard werken . Toen het gezin vrijkwam , bleek hun oude huis door de dorpelingen leeggeroofd. Daarom verhuisden ze naar een ander plaatsje, waar ze een kamer betrokken. Die plaats lag ongeveer twintig kilometer van de grens met Oostenrijk. We woonden er bij iemand in en ik kreeg een baan bij een oude kennis uit het restaurant in een fabriek voor landbouwwerktuigen. In 1956 kregen we de kans om te vluchten. We zijn 's middags meegereden met een andere vluchteling, die had een paard en wagen. Wat kon je meenemen? Niet meer dan wat kleding, dekens en een kussen. De Russische tanks stonden aan de grens. Ze hadden de vluchtelingen allemaal dood kunnen schieten, maar dat hebben ze niet gedaan. Wij kwamen terecht in Nickelsdorf. We vluchtten met onze twee dochters. Onze oudste zoon van veertien, die spastisch was en in een tehuis zat, moesten we achterlaten. Op aanraden van een Nederlandse vrouw die bij de Oostenrijkse televisie werkte, zijn we naar Nederland gegaan. Later hebben we geprobeerd onze zoon hierheen te krijgen, maar de Hongaarse regering gaf geen toestemming. Ouders hoorden bij hun kinderen te blijven en niet andersom. Hij is overleden toen hij twintig was. 54
De eerste Hongaarse vluchtelingen kwamen op 14 november19s6 met de trein in Utrecht aan, waar ze werden opgevangen in de Julianahal. [SFA]
182
In totaal ontvluchtten 200.000 Hongaren hun land, het merendeel naar Oostenrijk, waar in allerijl opvangkampen werden ingericht om de vluchtelingen onder te brengen. In alle delen van de wereld kwamen steunbetuigingen los aan het Hongaarse volle De Nederlandse politieke partijen, met uitzondering van de CPN, uitten hun afschuw over de gebeurtenissen en in een radiorede kondigde minister-president w. Drees aan dat Nederland de vluchtelingen zou helpen. Twee jaar later, in 1958, toen tienduizenden Indische Nederlanders hun geboorteland ontvluchtten, werd een aantal malen gerefereerd aan die spontane hulpverlening voor
Hongaren, waar de opvang van Indische mensen maar magertjes bij zou afsteken. ss Een kijkje achter de schermen van de ministerraad leert echter dat de Nederlandse regering ook in 1956 niet zonder slag of stoot bereid was de grenzen open te stellen. Over het aantal toe te laten Hongaren werd heftig gediscussieerd. In het bijzonder minister-president Drees lag dwars. Hij meende dat de vluchtelingen vooral gebaat waren bij vestiging in landen die over voldoende ruimte beschikten. De problemen waarmee Nederland kampte - de immigratie van (tot dan toe) 178.000 personen uit Indonesië, het nijpende woningtekorten de niet te on-
derschatten bevolkingsgroei - vergden naar zijn idee een afhoudend toelatingsbeleid. Desondanks werd het aanvankelijk vastgestelde quotum van 1.000 vluchtelingen uiteindelijk verhoogd toq.ooo . Een groep van 2.000 zogenaamde transit-vluchtelingen mocht daarnaast in Nederland het transport naar hun uiteindelijke bestemming, Canada, afwachten. 56 In de weinige tijd die nog restte vóór de eerste treinen richting Oostenrijk vertrokken, zochten de betrokken ministers J. Luns (Buitenlandse Zaken) en M. Klompé (Maatschappelijk Werk) contact met Hongaren in Nederland die een rol als tolk konden spelen bij de transporten en de opvang van de vluchtelingen. Zo kwamen ze bij de Hongaarse vrouwenclub in Den Haag terecht. Mevrouw Stiefelhagen en Julia Ott waren direct bereid de helpende hand te bieden en natuurlijk ging Márta OlivierNagy ook mee naar Oostenrijk. In de opvangkampen aldaar konden de Hongaren het land van hun voorkeur kenbaar maken. Als dat Ne derland was, moesten zij zich melden bij de Nederlandse delegatie en zich daar laten registreren. Enkele vluchtelingen kozen om een wel heel speciale reden voor Nederland. Zij hadden er een zus, die daar in de jaren twintig als vakantiekind was terechtgekomen. Nu bleken twee van die zussen deel uit te maken van de Nederlandse delegatie. Mevrouw Ott weet nog hoe ze in Oostenrijk met een auto langs de opvangkampen werd gereden. Ik wist dat mijn broer Ferenc samen met zijn jongste zoon in een kamp zat. Zijn vrouw zat op dat moment nog elders in Oostenrijk, met z'n oudste zoon . Zij is pas later, in februari, naar Nederland gekomen. Toen ik hem zag staan, draaide ik me direct om. Het was net of ik m'n vader zag. Ik had m'n broer sinds 1942 niet meer gezien.
183
Ook Márta Olivier-Nagy had haar broer Sigmund voor het laatst gezien bij haar bezoek aan Hongarije in 1942. Kort na de oorlog, hij was net twintig jaar, werd hij door de Russen opgepakt en naar Siberië gestuurd. Daar zou hij negen jaar blijven, tot Stalins dood in 1953 voor amnestie zorgde . Bij de Russische inval in 1956
aarzelde hij geen moment en vertrok in het gezelschap van zes vrienden naar Oostenrijk. Een van die vrienden was György Habetler. Die weet zich nog levendig te herinneren hoe het land van bestemming plotseling Nederland werd toen Sigmunds zus ten tonele verscheen. In het opvangkamp werd ons gevraagd waar we naartoe wilden. Wij besloten met z'n allen naar Australië te gaan, maar daar waren lange wachtlijsten voor. Op een gegeven moment ging één van mijn vrienden naar de binnenplaats van de kazerne . Daar stond zijn zus die allang vóór de oorlog met de kindertransporten naar Nederland was gegaan. Zij was tolk bij de Hollandse delegatie die mensen op kwam halen. Márta Olivier heeft ons eigenlijk omgepraat en zo zijn we in Nederland terechtgekomen. Het Nederlandse Rode Kruis begeleidde het vervoer per trein naar Nederland. De eerste 1.300 Hongaren kwamen op 14 november aan. De opvang vond plaats in de Julianahal in Utrecht, waar de vluchtelingen de gelegenheid kregen om even op adem te komen, alvorens aan een uitgebreid medisch onderzoek te worden onderworpen. In de hal stonden stapelbedden. Ook de delegatieleden sliepen daar, want die moesten met de volgende trein terug naar Oostenrijk. Als mensen vertelden dat ze nog een vrouw of dochter misten, noteerde Julia Ott de namen en probeerde zij de familie in Oostenrijk op te sporen en mee naar Nederland te brengen. Na inschrijving in het Centraal Bevolkingsregister kregen de Hongaren hun voorlopige verblijfplaats te horen, in één van de 41 woonoorden en vakantieparken die over het hele land verspreid waren . Selectie gebeurde door vertegenwoordigers van organisaties die waren aangesloten bij de Nederlandse Federatie voor Vluchtelingenhulp. Gezinnen en mensen uit dezelfde dorpen en steden probeerde men zo veel mogelijk bij elkaar te houden. György Habeder kwam eerst in Twente terecht en de familie Sóvári in het woonoord Griendtsveen in Limburg. Na een kort verblijf in een opvangkamp werden zij naar hun definitieve bestem-
ming gebracht, in dit geval Den Haag. Janos Imrei stond eerst op de lij st voor Zeeland.
< c n :::T rt
re
Onze bestemming was Biggekerke, daar stonden barakken die waren opgezet voor de slachtoffers van de watersnoodramp van 1953. Ik heb er niet zo lang gezeten. Vlak voor Kerstmis ben ik naar Den Haag gekomen. Ik zou daar bij een gezin gaan wonen, maar omdat mijn kamer nog niet klaar was, ging ik eerst een aantal dagen naar de familie Nolten, de groenteboer in de Van Slingelandtstraat, waar nog twee andere vluchtelingen woonden. Daarna ben ik bij de familie Biesot gaan wonen op de Frederik Hendriklaan. Ik heb twee jaar bij deze familie gewoond en dat ging heel goed.
'Ik heb een bedje over'
In het Internationaal Jeugdhotel in Scheveningen vonden 35 Hongaarse jongeren tussen de'5 en 26 jaar onderdak . Onder hen bevonden zich vier paren die elkaar op 2
januari '957 op het
Haagse stadhuis het
igen szo gaven. [SFA)
In navolging van de inzamelingen na de watersnoodramp van 1953 deed de regering voor de financiering van de hulp aan en opvang van de Hongaren eveneens een beroep op het particulier initiatief. Pas in tweede instantie sprong de overheid bij. Die terughoudendheid was bepaald niet kenmerkend voor de reacties van het Nederlandse volk, want er zijn talloze spontane acties georganiseerd. In Den Haag zong het Zuid-Hollands Operakoor, danste het Nederlands Ballet en werkten ambtenaren en werknemers een uur over ten bate van de vluchtelingen. Miljoenen guldens vonden hun weg naar het Rode Kruis en de diverse comités. Bij het bureau van de Nederlandse Federatie voor Vluchtelingenhulp op de Denneweg stroom den de aanbiedingen binnen van gezinnen die vluchtelingen wilden opnemen. Het ging bij die aanbiedingen in de regel overigens om het opnemen of adopteren van kinderen: 'Ik heb een bedje over, krijg ik een Hongaars kindje?' citeerde de Nieuwe Haagse Courant een meisjeY Op 16 november 1956 werd het aantal aanbiedingen van woonruimte en werk op 15.000 geschat. Zo kwamen Janos Imrei en György Habetler terecht bij gezinnen die hen wegwijs maakten in de Haagse samenleving en hun de eerste woordjes Nederlands leerden . Een groep
van 35 Hongaarse jongeren tussen de 15 en 26 jaar vond onderdak in het Internationaal Jeugdhotel aan de Leuvensestraat in Scheveningen . Daar werd naast de Nederlandse vlag en die van de Verenigde Naties ook de Hongaarse gehe sen. In die groep bevonden zich vier paren die in Hongarije niet meer konden trouwen en elkaar op 2 januari 1957 op het Haagse stadhuis het igen szo gaven . Voor de Hongaarse gezinnen probeerde de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zoveel mogelijk zelfstandige woonruimte te vinden . Zij deed daarvoor een beroep op haar leden om woningen beschikbaar te stellen en die vervolgens in te richten met bijdragen uit collectes. Den Haag aarzelde even. Niemand twijfelde aan de noodzaak deze vluchtelingen onderdak te bieden, maar waarom moesten Haagse gezinnen die al zo lang op een huis wachtten hiervoor een offer brengen? Een van de 27.600 Haagse woningzoekenden vroeg zich in een ingezonden briefin Het Binnenhofafwaarom de gemeentebestuurders niet zelf een deel van hun woning afstonden .58 Dat zou meer respect afdwingen dan een vrijgevig gebaar, waarvoor in de praktijk de 'crepeergevallen' opdraaiden. Ook het hoofd van de afdeling Huisvestingsza ken vond het onrechtvaardig om het leed van Hongaarse gezinnen op de Haagse bevolking af te wentelen. Uiteindelijk bestemde Centraal Woningbeheer in december 1956 tien van de 32 aan de Leyweg opgeleverde nieuwbouwwoningen voor de Hongaarse gezinnen. De woningen lagen in één blok. De verwachting was dat de Hongaren zo steun bij elkaar zouden vinden . Voor de inrichting werd opnieuw een beroep gedaan op het geld dat de Nederlandse bevolking bijeen had gebracht. Met aparte wensen van de Hongaren probeerde de gemeente zo veel mogelijk rekening te houden. Daarom zal de vestiging der gezinnen worden voorafgegaan door de komst van wat men kwartiermakers zou kunnen noemen. Vluchtelingen die men denkt te raadplegen over de keuze van meubilair en stoffering en, vooral, over de selectie van de juiste kleuren, waarvoor de bewoners van kleurrijke landen zo bijzonder gevoelig zijn. 59
<
186
Een van de gezinnen die op de Leyweg kwamen wonen, was de familie Sóvári: vader, moeder en twee dochters van één en twee jaar. Gyula Sóvári is 39 jaar in de flat blijven wonen, na de dood van zijn vrouw alleen. In 1996 moest hij zeer tegen zijn zin verhuizen, omdat het flatgebouw op de nominatie stond te worden afgebroken. De meeste Hongaarse gezinnen verbleven maar kort op de Leyweg en verhuisden naar elders of emigreerden naar Amerika en Canada. Amerika had ook bovenaan het verlanglijstje van de Sóvári's gestaan, maar door toeval waren ze in Nederland terechtgekomen. Bovendien dacht vader Sóvári zich met zijn kennis van het Duits in Nederland goed te kunnen redden . In 1960 verhaalde de Nieuwe Haagse Courant over de dankbaarheid van de familie Sóvári en hun band met het Nederlandse koningshuis. In zijn nieuwe behuizing in Mariahoeve hangt nog steeds een foto van de koningin aan de muur. Daar bewaart hij ook trots de persoonlijke kerstwensen die hij, evenals de andere Hongaarse vluchtelingen, jaren achtereen van prinses Wilhelmina kreeg. De zoektocht naar werk verliep doorgaans zonder problemen. Bij het arbeidsbemiddelings bureau op De Laan kwamen talloze aanbiedingen van Haagse bedrijven binnen. De behoefte aan arbeidskrachten was groot en de Hongaren vonden zonder moeite een baan bij bedrijven als Van der Heem, Vredestein, HUS, Tempo Balans en Servo Balans. Eén musicus vond zijn weg naar het orkest van de Roemeense violist Gregor Serban. Ook bij de plaatsing van werknemers in bedrijven was Julia Ott betrokken. Zij tolkte bij het arbeidsbureau, waar de Hongaren hun diploma's moesten laten zien en zij ging ook mee naar de bedrijven, om de jongens te 'presenteren'. Net als de meeste Hongaarse vluchtelingen vond Sóvári snel werk. De ervaring opgedaan in zijn restaurant in Hongarije kwam hem goed van pas. Al was hij volleerd kelner, in hotel Central begon hij toch als bordenwasser in de keuken, omdat hij de taal nog niet sprak. Dat duurde slechts enkele weken, toen kwam zijn vrouw bij de leiding protesteren: in de keuken, tussen die vier muren, zou hij de taal immers
nooit leren. Haar doortastendheid bracht hem naar het café waar hij elf jaar als kelner werkte, voordat hij overstapte naar hotel Corona op het Buitenhof. Het hart van György Habetler ging uit naar voetbal; dat was al zo in Hongarije en aangekomen in Den Haag maakte hij binnen de kortste keren zijn opwachting bij ADO. Daar bleef hij een jaar, tot hij de kans kreeg om de overstap naar ON A in Gouda te maken. Die club had een Hongaarse trainer en dat zag Habetler als een voordeel. Zijn werk bij het metaalbedrijf IBIS aan de Maanweg verruilde hij voor een baan bij de Goudse natuurstenenfabriek als matrijzenmaker. Hij trouwde, kreeg kinderen en kwam in 1975 weer terug naar Den Haag. Hij woont nu op tien minuten loopafstand van een aantal vrienden met wie hij in 1956 naar Den Haag kwam, maar hij ziet ze vrijwel nooit.
Alle dagen twintig woorden Het aantal Hongaren dat eind 1956, begin 1957 naar Den Haag kwam, zal rond de 200 à 250 hebben gelegen. Niet iedereen bleef. Sommigen verhuisden naar andere steden, anderen kozen uiteindelijk toch voor Amerika of Australië. Met de opvang in Den Haag hielden zich verschillende plaatselijke comités en instellingen bezig. 'Oude' Hongaren, die hier al langer verbleven, speelden daarbij een belangrijke rol. De spil van de Haagse activiteiten was mevrouw Stiefelhagen-]anicseck, die door haar huwelijk met een Nederlander al 23 jaar in Den Haag woonde . Zij bestierde de in 1947 opgerichte Eerste Haagse Hongaarse Vrouwen club aan het Nassauplein, met een bibliotheek van 400 Hongaarse boeken. Na de komst van de vluchtelingen richtte zij in 1957 de Hongaarse Sociëtei t in Voorburg op, waar ze dansavonden organiseerde. Ook stimuleerde ze mensen om naar Nederlandse les te gaan. De taalcursussen, onder leiding van de heer Sivirsky, werden weliswaar matig bezocht, maar dat wil niet zeggen dat men geen Nederlands leerde. In een gestaag tempo werden steeds weer nieuwe woorden geleerd. De 'docenten' waren mensen uit de gastgezinnen, collega's of familieleden . Me-
De familie Sóvári kreeg in december '956 één van de tien woningen voor Hongaarse gezinnen aan de Leyweg. Een jaar later zette straatfotograaf F. Val k hen op de foto. [Part. coll. G. 5óvári]
187
vrouw Olivier herinnert zich nog goed hoe haar broer Sigmund zich achter de bandrecorder van haar man de Nederlandse taal eigen maakte: alle dagen twintig woorden. Maar de meest intensieve taalcursus kregen de Hongaren toch van hun partners. De mannen die hier alleen naartoe waren gekomen, trouwden vrijwel allemaal met een Nederlandse vrouwen leidden in alle opzichten een Nederlands leven. Na een jaar of tien wisselden zij hun vluchtelingenpaspoort in voor de Nederlandse nationaliteit. Gyärgy Habetler raakte bij zijn naturalisatie de puntjes op de 0 kwijt en gaat sindsdien als Gyorgy door het leven, tenminste bij officiële gelegenheden. Want in de bouw in Den Haag, waar hij jarenlang werkte, werd zijn roepnaam Jurka meteen verbasterd tot Joep!
Vicky en Veronica Sóvári waren nog maar een en twee jaar toen ze naar Den Haag kwamen. Hoewel ze Hongaarse ouders hadden, was hun opvoeding in alle opzichten op Nederland gericht. Mijn moeder was ervan overtuigd dat we ons moesten aanpassen; we vierden Sinterklaas en Koninginnedag. We gingen vaak naar het Zuiderpark; mijn moeder was gek op wandelen, dus eigenlijk kennen we alle parken van Den Haag. Onze buren waren rasechte Hagenaars en die waren verbaasd dat een buitenlandse de stad beter kende dan zij. Moeder wist van alles over Den Haag en sleepte ons echt overal mee naartoe . Onze ouders waren heel koningsgezind en we hebben bijvoorbeeld Huis ten Bosch beke-
ken toen dat nog kon. En musea, ik heb nooit meer zo veel musea gezien als in mijn jeugd. 60 Na verloop van tijd bezochten de Hongaarse vluchtelingen hun geboorteland weer. Habetler deed dat al vanaf het begin van de jaren zestig, toen de Hongaarse regering amnestie afkondigde voor de vluchtelingen . Een aantal jaren werd hem overigens een visum geweigerd, nadat hij samen met een journalist van de Haagsche Courant een goede vriend - ijshockeyer van het nationale Hongaarse elftal - uit lnnsbruck naar Nederland had gesmokkeld. Vader Sóvári ging pas in 1984 voor het eerst terug, zijn dochters een jaar later. Alleen Janos lmrei wachtte tot de communisten definitief waren verdwenen. Eind mei 1992 vertrokken de Russen uit Hongarije en begin juni zette lmrei weer voet op vaderlandse bodem. Vóór die tijd onderhield zijn Nederlandse vrouw het contact met zijn familie door elk jaar naar Hongarije te gaan. Geen van allen overwegen ooit terug te keren en niemand weet eigenlijk te vertellen wat ze ooit van Hongarije hebben gemist. Hun vakanties brengen ze er wel door en mevrouw Olivier-Nagy ondervindt nu aan den lijve, hoezeer met het ouder worden de aantrekkingskracht van de hete baden en heerlijke massages in de beroemde badhuizen van Boedapest is toegenomen.
Net als andere Hongaarse vluchtelingen vond Gyula Sóvári vrij snel een baan. De eerste elf jaar in Den Haag werkte hij in hotel Central, eerst als bordenwasser, later als kei nero [Part. co lI. G. SóváriJ
Nawoord
190
Een pionier is iemand die onbekend terrein verkent, nieuwe wegen opent. In meer of mindere mate is dit van toepassing op de meeste mensen die in dit boek naar voren komen . Zij kwamen naar een nieuw land, een nieuwe stad en zochten daarin hun eigen weg. Sommigen gingen een stap verder en vervulden een baanbrekende functie door iets van het land van herkomst te herscheppen in Den Haag. In eerste instantie richtte men zich daarbij op het bedienen van de eigen groep, zoals de vooroorlogse Indonesiërs, die een islamitische begraafplaats stichtten, of de Surinamers, die in de jaren zestig en zeventig Hindostaanse films vertoonden. Daarnaast lieten zij ook de Hagenaars kennismaken met aspecten van hun cultuur, een kennismaking die vaak plaatsvond in winkels en restaurants. Vanwege de aanwezigheid van talloze Indonesische kokkies en Indische restauranthouders vermengden zich al vanaf het begin van de eeuw Oosterse geuren met de Haagse zeewind . In Transvaal probeerden vader en zoon Cristofoli de Hagenaars van de zoete op de droge wijn te krijgen en uit te leggen dat je het van olijfolie beslist niet aan je darmen krijgt. Restauranthouder Cheung had er in deze stad met weinig Chinezen alle belang bij Nederlanders in zijn restaurant te krijgen. Dat hij daarvoor een eitje en een plakje ham aan zijn traditionele gerechten moest toevoegen, was voor hem geen enkel bezwaar. De reden van vertrek uit het land van herkomst was zelden bittere armoede of een andere uitzichtloze situatie. De zucht naar avontuur en nieuwsgierigheid speelden een minstens zo belangrijke rol. Dat zien we duidelijk bij de gastarbeiders in de jaren zestig. De Italianen en Turken die aan het woord kwamen , hadden doorgaans een betaalde baan. Zij kwamen naar
Nederland, omdat zij hun positie wilden verbeteren, maar ook omdat zij iets van de wereld wilden zien. Dat gold niet alleen voor de Italiaanse mannen die op jonge leeftijd bij Vredestein gingen werken , maar ook voor de Turkse werknemers van Laurens die al een gezin hadden toen zij emigreerden. Surinamers kwamen in de jaren vijftig en zestig vooral naar Den Haag met het doel opleidingen te volgen; bovendien werkte een langer of korter verblijf in Nederland statusverhogend. In Den Haag volgden zij administratieve cursussen en opleidingen voor onderwijsakten, maar als het diploma niet werd behaald, waren er altijd voldoende mogelijkheden om op een andere wijze aan de slag te komen. Naast de positieverbetering en de horizonverbreding waren ook politieke omstandigheden een reden om het geboorteland te verlaten. In het geval van de Indische Nederlanders was er na de anti-Nederlandse maatregelen van president Soekarno in 1957 geen weg meer terug: zij werden gedwongen naar Nederland te migreren. Hetzelfde geldt voor de vluchtelingen die in het laatste hoofdstuk zijn beschreven. Voor sommigen, zoals de joden in de jaren dertig, was de situatie levensbedreigend, maar niet voor iedereen. Niet alle Hongaarse jonge mannen die hun land ontvluchtten, deden dat omdat zij anders niet zouden overleven. Zij zochten ook een nieuwe toekomst, ver weg van het communistische systeem.
Ketti ngm igratie Het bleek niet altij d mogelijk de eerste migranten uit een bepaalde groep te vinden, want ook de pioniers konden steeds weer landgenoten
191
noemen die hen waren voorgegaan. Niettemin hebben we aandacht besteed aan de Friulaan Giovanni Gobeschi, de Surinamer Harry Ganpat, de Chinees Kwok Shu Cheung en de Indische repatriant Tjalie Robinson die een blijvend stempel op Den Haag hebben gedrukt. Met hun terrazzovloeren, tropische winkels, Chinese restaurants en Pasar Malam vormen zij de schakels tussen heden en verleden, tussen nieuwe stad en land van herkomst, en zijn zij de wegbereiders geweest voor landgenoten die volgden. Bij de komst van migranten naar Den Haag speelde kettingmigratie een belangrijke rol, hoewel er uiteraard ook mensen bij toeval in Den Haag terechtkwamen. In de regel was de aanwezigheid van familie of kennissen echter doorslaggevend. Dat zagen we bij een tweetal Hongaarse vluchtelingen die naar Den Haag kwamen, omdat hun zus hier in de jaren twintig als pleegkind was gekomen. In hun spoor kwam ook een aantal vrienden mee . De Italiaanse schoorsteenvegers en terrazzowerkers lieten familieleden en dorpsgenoten uit Italië overkomen om hier voor hen te werken. Niet alleen omdat ze het werk beter beheersten, maar ook omdat ze letterlijk en figuurlijk dezelfde taal spraken. Dat wil niet zeggen dat de knechten ook daadwerkelijk beter af waren bij hun Italiaanse bazen, want zij klaagden vaak over het harde regime waaraan zij werden onderworpen. Ook bij de latere gastarbeiders vormde de aanwezigheid van kennissen en familieleden een belangrijk motief om naar Den Haag te komen. De bedrijven speelden daar bovendien op in. Het aannemen van een broer of een neef van een werknemer had als voordeel dat de laatste zich verantwoordelijk voelde en een oogje in het zeil hield. Op een andere manier speelden nauwe banden een belangrijke rol bij de vrouwen die als baboe met Nederlandse gezinnen uit Nederlands-Indië naar Den Haag reisden . Het was in sommige gevallen vanzelfsprekend dat zij het vooroorlogse verlof naar het verre Nederland met hun werkgevers zouden meemaken. Een aantal van die vrouwen is uiteindelijk gebleven, hoeveel is moeilijk te schatten op basis van de ons beschikbare gegevens . Zij
vormden een hechte gemeenschap, die overigens zeer apart van de Haagse samenleving stond. In het hoofdstuk over Surinamers werd de vraag opgeworpen waarom er zoveel meer Hindostanen dan creolen naar Den Haag kwamen. Veel antwoorden wezen uiteindelijk in de richting van een pionier in de ware zin van het woord: Harry Ganpat. Zijn aanwezigheid kan echter niet de enige oorzaak zijn geweest, want ook creolen zoals Fons Ceder vingen landgenoten op en maakten hen wegwijs in de Haagse c.q. Nederlandse samenleving. Ganpat pakte de hulpverlening evenwel professioneel aan, zoals hij dat later ook met zijn andere zaken zou doen: hij volgde een opleiding op de sociale academie en via het ministerie van Maatschappelijk Werk werd hij de eerste Surinaamse maatschappelijk werker in Nederland. Ook toen hij deze baan verruilde voor zijn handel in tropische producten, wisten nog veel mensen hem te vinden.
Waarom Den Haag? De activiteiten van de pioniers en de migranten die in hun spoor volgden, vertellen echter niet het hele verhaal. We weten nog niet waarom die 'neef' naar Den Haag kwam en waarom al die andere migranten juist deze neef achterna gingen en niet iemand anders. Wat maakte het zo aantrekkelijk voor de duizenden migranten om zich er tijdelijk of permanent te vestigen? Den Haag had een aantal specifieke karaktertrekken die deze stad aantrekkelijker maakten dan veel andere steden. Vanwege de grote en rijke middenstand trokken er meer dienstbodes naar Den Haag dan naar andere Nederland se steden. Alleen in Amsterdam waren er in 1930 meer dienstmeisjes, maar die stad was dan ook beduidend groter. Daarnaast waren er de vele instellingen en bedrijven die een band met Indië hadden, wat de komst van de baboes en later ook de Indische Nederlanders ten dele verklaart. Zelfs in de jaren vijftig, toen er een groot tekort aan woningen bestond, lieten zij zich hierdoor niet weerhouden om zich in Den Haag te vestigen. Zij kenden de Indische repu-
., a...
tatie van de stad uit eigen ervaring of uit verhalen en hoopten bovendien op een baan bij een van de vele ministeries of andere ambtelijke instellingen. Zij kregen te maken met een restrictief gemeentebeleid: alleen een economische binding met de stad of inwoning bij kinderen of ouders was een reden hen toe te laten. In de praktijk werden die regels evenwel soepel gehanteerd - als het iemand was gelukt woonruimte in Den Haag te betrekken, mocht hij er doorgaans ook blijven. Hoe bezorgd de gemeente Den Haag ook was om de 'eigen burgers ', die men niet nog langer op een woning kon laten wachten, tot ongeregeldheden is het nooit gekomen. Daarnaast is er een algemene verklaring voor de komst van migranten naar Den Haag, die ook voor andere steden in het westen van Nederland opgaat: er was werk te vinden. Dat er Chinese venters, Italiaanse terrazzowerkers en gastarbeiders kwamen, hield verband met de algemene toestand van de Nederlandse economie. Dat sluit overigens niet uit dat er ook in periodes van economische recessie en werkloosheid behoefte aan buitenlandse arbeidskrachten bleef bestaan. Vanwege hun specifieke kwaliteiten konden de arbeidsplaatsen van buitenlanders namelijk niet zonder meer door Nederlanders worden ingenomen. Duitse dienstmeisjes, Italiaanse terrazzowerkers en Chinese koks waren nu eenmaal bereid harder te werken en langere dagen te maken dan hun Nederlandse collega's.
beginjaren in Den Haag. Vragen naar discriminatie worden doorgaans weggewuifd. Fons Ceder zegt desgevraagd met een brede glimlach dat iedereen even aardig en behulpzaam was en dat zijn zwarte uiterlijk nooit een negatieve rol heeft gespeeld. De Italiaanse en Turkse gastarbeiders die op kamers bij Nederlandse gezinnen terechtkwamen, vertellen hetzelfde: het was net familie. De liefde speelde in de contacten met Nederlanders eveneens een belangrijke rol. De Chinezen die zich in de jaren dertig en veertig in Den Haag vestigden, huwden vanwege de afwezigheid van Chinese vrouwen met een Nederlandse. Het verhaal van de heer en mevrouw Choy staat model voor de ervaringen van veel Chinezen in die tijd. De Italiaanse terrazzowerkers en ijsbereiders onderhielden nauwe banden met Friuli en Belluno, de streken waar zij vandaan kwamen. Zij haalden er hun werknemers, maar ook in veel gevallen hun vrouwen. De eerste generatie huwde voornamelijk Italiaans, wat hun gerichtheid op de eigen groep versterkte. Anders was dat voor hun landgenoten uit het zuiden van Italië, die in de jaren vijftig en zestig naar Den Haag kwamen. In de dancings ontmoetten zij Haagse meisjes, die veel belangstelling toonden voor deze charmante mannen. De twee Turkse mannen die aan het woord komen, hadden daarentegen al een gezin toen zij naar Den Haag kwamen. Hun Turkse collega's onderhielden wel contacten met Nederlandse vrouwen, maar getrouwd werd er doorgaans toch met een vrouw uit het land van herkomst.
Migranten en Hagenaars
192
De Kroaat Boris Vukovié vertelt dat zijn eerste jaren in Den Haag heel bijzonder waren . Daarmee doelde hij op de verscheidenheid aan contacten die hij onderhield. Het was in die tijd de gewoonste zaak van de wereld dat je met Nederlanders en andere buitenlanders omging. Dat gold eigenlijk voor alle groepen die in dit boek naar voren komen, wellicht met uitzondering van de Indonesische vrouwen, die toch vooral het gezelschap van landgenoten zochten. Opvallend zijn de bijna nostalgische bewoordingen waarin men zich uitdrukt over de
Met het beschrijven van de geschiedenis van de Haagse migranten kwam ook een aantal Hagenaars naar voren die een belangrijke plaats in hun gemeenschap vervulden. We noemen hier drie markante voorbeelden. Allereerst was dat de brigadier van de vreemdelingendienst G.J. Spaay. Vanaf de jaren dertig was het zijn taak de Chinezen in de gaten te houden, onder meer tijdens de jaarlijkse controle in december. Maar Spaay verdiepte zich ook in hun cultuur en probeerde hen zoveel mogelijk te helpen. Geen wonder dat zij hem als hun vertegenwoordiger zagen, bij wie ze altijd terecht kon-
-
~--
------
-~---
den met formulieren en vragen om advies . Daar tegenover stond dat Spaay nooit zonder maaltijd of een drankje een Chinees restaurant uitstapte . Bert Hasper werd in 1965 door sigarettenfabrikant Laurens aangetrokken vanwege zijn contacten met gastarbeiders op de personeelsafdelingvan Van Heyst. In de loop der tijd gingen die contacten verder dan het zakelijke. Niet alleen vanwege zijn huwelijk meteenJoegoslavische vrouw, die hij zelf als werkneemster naar Den Haag had gehaald, maar ook vanwege zijn interesse in de Turkse cultuur. Op de werkvloer viel er niet met de regels te marchanderen, maar daarnaast probeerde hij steeds wegen te vinden om de gastarbeiders tegemoet te komen . Dat hij daarin slaagde blijkt wel uit het feit dat hij nog steeds contacten met voormali ge werknemers onderhoudt en hen met raad en daad terzijde staat. Ook kan hij vertellen hoe hun huizen in Turkije eruit zien , want hij heeft velen van hen ~ ook mensen die zijn geremigreerd ~ in hun geboorteland bezocht. De naam van Tine de Groote kwam in elk ge sprek met Italianen naar voren. Vanwege haar bijzondere interesse voor Italië zocht zij eind jaren vijftig contact met de Italianen in Den Haag. Ze ontmoette hen op zondagmiddag in café Den Hout en die contacten waren de aanleiding tot veertig jaar maatschappelijk werk, dat nog steeds niet is afgelopen. Als Rai Uno van de Haagse kabel dreigt te verdwijnen, gaat mevrouw De Groote rond met handtekeningenlijsten en ook nu nog neemt zij het initiatief voor uitstapjes voor de overgebleven leden van de Italiaanse casa, net als in de jaren zestig, toen zij met de Haagse gastarbeiders langs koningin Juliana defileerde. Wanneer we de komst van nieuwkomers naar Den Haag beter willen begrijpen, moeten we dus ook de Haagse voortrekkers niet uit het oog verliezen. Samen met de migrantenpioniers stonden zij aan de basis voor de huidige multiculturele samenleving.
193
---------
INLEIDING 1
Het vernietigen van de vreemdelingenregisters in het Haagse politiearchief over de jaren na '931 maakte deel uit van het op grote schaal vernietigen van delen van dit archief. Mededeling van P.R. de Kievit, Haags Gemeentearchief (HGA). 2
::::J
o rt
re ::J
totaal '320 mensen. Dat betekent dat
19
zich tussen 1875 en 193' circa 52.800 mensen inschreven in het Haagse vreemdelingenregister. Buiten de steekproef zijn bovendien familieleden, collega's die tezelfdertijd wer-
Interview met een Duitse vrouw in
den ingeschreven en opvallende beroeps- of etnische groepen overgenomen. Dit bracht het aantal vreem-
21 Ach Lieve Tijd, afl. 5 (1985), "7.
delingen in de database op 2123.
Den Haag die anoniem wenst te blijven.
20 Adama Zijlstra '979, 20.
22 Den Haag zoals het was, afl. 18 (1994) ,
Zie voor een uitgebreide beschrijving van het vreemdelingenbeleid: Lucas-
4 2 3.
sen 1995.
Shanowa en Kuba 1990.
3
In de periode 1955-1995 bleef het vreemdelingenbeleid steunen op de Vreemdelingenwet van ' 934- Het uitgangspunt was dat de aanwezigheid van vreemdelingen nooit ten koste mocht gaan van de werkgelegenheid van Nederlanders. Zie Lucassen '998. 4
Stokvis '987, 172. S
Statistisch jaarboek van 's-Gravenhage 1969/1970, 's-Gravenhage '97', 11. 6
Bij deze 24.27° personen uit Nederlands-Indië/Indonesië gaat het naast Indische Nederlanders ook om geringe aantall en Indonesiërs en Molukkers .
23
VREEMDEL IN GEN
,848-'93'
24
Gegevens ontleend aan de volkstellin -
Semi-statisch archief (SSA) ministerie van Sociale Zaken, Rijksarbeidsbureau
gen van ' 920 en '930.
(RAS) '945-'954, inv. nr. 4zo.
1
2
Zie noot 10 van de inleiding. In de steekproef die Van der Harst en Lucassen voor hun onderzoek naar migranten in Leiden namen, bedroeg het percentage dienstbodes slechts 23 procent: Van der Harst en Lucassen 1998. Interview met M. Giliam-Löchner op '7 november '997 door Melanie van der Hoorn. 4
Ontleend aan Henkes ' 995, 44· 5
25
Van der Harst en Lucassen 1998, 26. 26
Gegevens ontleend aan bevolkingsregister (SR) Den Haag 19'3-1939. 27
HGA, SNR432, Archief Gemeentepolitie 1827-1952, inv. nr. 2440. 28
Zie voor een uitgebreidere beschrijving van deze groep Lucassen '990, 76-78, '°7- 110 . 29
Cottaar '996, '52.
Veldhoen '997. Deze cijfers van december '996 zijn gebaseerd op gegevens van het bureau Informatievoorziening en Automati-
sering (I&A) van de gemeente Den Haag. Met dank aan R.). Kloek.
6
Idem, 60-62. 7
Idem,109-11o. 8
Henkes '995, 89-93· Naast de 10,2 procent mensen met een andere nationaliteit, bezit7,1 procent van de Hagenaars een dubbele nationaliteit. Van de '5,9 procent mensen uit Suriname, de Antillen en Nederlands-Indië/Indonesië heeft 0,9 procent een andere nationaliteit dan de Nederlandse. In totaal heeft momenteel 38 procent van de Hagenaars een andere etnische achtergTond. 9
Onder Hindostanen verstaan wij alle uit India afkomstige migranten in Suriname, zowel de Hindoes als de Islamieten.
194
9
Idem, 123. 10 Verslag van den toestand der gemeente 's-Gravenhage over het jaar 1931, Bijlage 34, 25· 11
Idem, '936, Bijlage 33, 24· 12 Stokvis '987, '93. 13
ITALIANEN 1
Adresboek voor 's-Gravenhage en Scheveningen, 53ste jrg., 1904/ 1905. 2
De informatie over de 'Haagse' schoorsteenvegers is voor een groot deel ontleend aan Kors en Kors '992, 178 - 2°7. 3
Idem, '92-'93. 4
Ruland 1986 , 37. 5
Idem, 42-44.
Idem, 194. 14
Idem,19 6. 15
10 HGA, SNR432, Archief Gemeente-
Manneke '998, 182-183.
politie 1827-1952, inv. nr. 2375-243°. Uit de vreemdelingenregisters is een steekproef genomen van 1:20 over zes maanden per jaar. De omrekeningsfactor is dus 40. Voor de periode april
De Vries '909 .
16
17
Interview met E. Coral op 30 juli '997. 7
Interview met P. Bearzatto op '9 januari 1998. 8
Interview met G. Vallan op '9 januari '99 8 .
HGA, SNR 352, Archief Stadsbestuur ,8,6-,85', inv. nr. 69,-695, registers van afgegeven paspoorten binnen land
Zie voor een beschrijving van het bedrijf van Candido en andere terrazzo-
1848 tot augustus 1849 zijn 7' mensen geselecteerd. De steekproef voor de
18,8-1847.
werkers in Leiden: Van der Harst en
periode 1875 tot mei '93' omvat in
Kors en Kors '992, 203.
18
9
Lucassen '998, '°7-114.
-
~~~---
~~~~-
---
-
-~~~
10 Melssen-Dorigo 1991, 32-34.
3
Interview met G.). Spaay in: Panora-
Ontleend aan Schutzman Wider 1967,
ma, 43ste jrg. nr. 6 (11 februari 1956), 6-7. In Bij lage C van De groep van
44-45, die deze informatie heeft overgenomen uit het Handbook of
RA B 1945-1954, inv. nr. 433. Circulaire van het Steen,- kunststeen- en houtgranietbedrijf te Am sterdam, 18 no-
Chinese afkomst in Nederland (1957) staat een vers lag van een interview met Spaay (hier de heer 'S.' genoemd)
lnformationfor passengers and shippers, 5teamshlp Company 'Nederland'. Editi es: 1878, 1923, 1928 en
vember 1946. Alle hierna volgende gegevens over het immigratiebeleid ten
over de Chinezen in Den Haag.
1933·
aanzien van terrazzo werkers zijn aan dit dossier ontleend.
Haagsch Dagblad, 19 februari 1955.
Schutzman Wider 1967, 40-42 .
12 Interview met F. Cristofoli op 21 au-
w. Cheung in een in terview op
Mühlenfeld 1916. Enkele delen van dit
2 maart 1998.
Panorama , 43ste jrg. nr. 6 (11 februari
artikel zijn overgenomen in Poeze 1986,150. Zie voor andere schrijnende voorbeelden van de m ishandeling van
1956),6.
baboes:PoezeI986 , 236-238.
11 SSA
ministerie van Sociale Zaken,
6
4
5
gustus 1997. 13
Interview met E. Cora!. Zie ook: Melssen-Dorigo 1991, 4 1-42. IS
Interview met E. Cora!.
6
9
14
Van Heek 1936, bijlage. 10 Voor Chinees-Nederlandse huwelij-
Interview m et D. Cristofoli op 70kto-
ken zie ook : Van Heek 1936,20,61-66 (Amsterdam en Rotterdam) en Van
ber1997·
der Harst en Lucassen 1998 , 100-102
16
17
Idem. 18
Interview met E. Zupelli op 12 september 1997. 19
In terview met A. d'Emilio op 15 augustus 1997. 20 Ontleend aan Panorama nr. 33 (1958) ,
(Leiden).
Poeze 1986, 152. De gegevens over Persinggah an zijn vn!. ontleend aan Poeze 1986, 152-155, 236 -238 , 287-296 . 8
Zie voor een selectie: Poeze 1986, 237- 238 .
11
Het uur van de draak 1986,14-18. 12 Het Leven, 28ste jrg. (16 september 1933), 1184, 118 9.
9
Idem, 236, 293. 10 Idem, 293-294. 11
13
'Kwart eeuw Chinees eten in Den Haag', Haagsche Courant, 20 augustus 1958. Artikel n.a.v. het 25-jarig bestaan
44-45, en Bovenkerk eta!. 1983, 53-54· Gamba's zwager opende later nog een
van Het Verre Oosten.
zaak in Scheveningen.
Ibidem.
Handboek voor verlofgangers 1925, 29· 12 Poeze 1986 , 291. 13
Schutzman Widet1967, 111-112.
14
14
De gegevens over de familie van Dik
21 Telefonische informatie van de huidi-
Voor de oorlog was dit nog maar 5 pro-
Dirham zijn ontleend aan interviews
ge eigenaresse mw. A. Rutten-Berton
cent. 'Half Den Haag laat diner nu en
met h em op 6 en 13 september 1996.
15
op 30 juni 1997.
dan thui sbezorgen', Het Binnenhof
22 Het Binnenhof 10 maart 1964 .
14 decembet1961.
23
Het Binnenhof 17 januari 1987.
CH INE ZEN 1
onderzoek op basis van nationaliteit in
16
Interview met W. Cheung.
het bevolkingsregister te verrichten, zijn er steekproeven genomen. Voor
17
SSA
15
Omdat h et niet mogelijk is uitputtend
ministerie van Sociale Zaken,
de Indonesische (Javaanse) bevol-
Arbeidsvoorziening 1953-1972, dossier
kingsgroep nam ik alle namen over die
94 2 .
begonnen met SOE ofsu .
18
Idem, brief ministerie van Justitie
De gegevens over de heer en mevrouw
(Hoofd Rijksvreemdelingendienst)
Choy-Baggerman zijn ontleend aan
aan de minister van Sociale Zaken en
een interview met h en op 14 novem-
Volksgezondheid, 20 juni 1955.
16
Schutzman Wider 1967, 194-197. 17
Zie voor Indonesische studenten in Leiden: Van der Harst en Lucassen
ber 1996.
199 8 ,4 8 -49.
De algemene gegevens over de komst van Chinezen naar Nederland zijn
Poeze 1986, 64. In dit boek wordt een
18
INDONESIËRS
1987; Van Heek1936 en Wubbe 1986. 3
Van Heek 1936, bijlage. 4
195
Ibidem.
uitgebreide levensbeschrijving van Noto Soeroto gegeven.
ontleend aan: Benton en Vermeu len Schutzman Wider 1967, 181. 2
19
Poeze 1986, 223.
Officieel waren zij na 1910 'inheemse Nederlandse onderdanen niet-Neder-
20 Zie Landman 1993.
landers'. Zie Heijs 1995, 69-72.
21 PoezeI986,288-289·
-
-
- - --- -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
22 Schutzman Wider 1967,151. 23
Poeze 1986, 288. 24
Idem, 329.
--- -
Wanneer we de personen die tussen 1951 en 1960 uit Nieuw Guinea kwamen erbij tellen, komen we uit op 66 .000 personen. 6
25
Idem, 262, 313-3"4. 26
Idem, 315. 27
Interview met M. van Opstal-Kajat op 14 januari 1998. 28
Vergelijk de opmerking hierover in het hoofdstuk over de Chinezen met betrekking tot restaurant Het Verre Oosten. 29
Versteeg 1994.
Daarbij moeten we wel bedenken dat zich onder deze groep ook bijvoorbeeld Molukkers en Indonesiërs bevonden. Voor Den Haag is hun aandeel waarschijnlijk relatief klein . 7
In Den Haag woonden in december 199711.660 personen van de eerste en 12.255 personen van de tweede Indische generatie; voor Amsterdam waren de cijfers respectievelijk 11.275 en 18A85. Ontleend aan: Maandstatistiek van de bevolking, CBS , jrg. 45 (december 1997),93,95,102 en 104. Deze cijfers zijn van december 1997; in de in leiding zijn de cijfers van december 1996 gebruikt;
INDI SCHE
NEDERLANDERS
I
Zie over dit beeld De Indische Verlofganger, Ilde jrg., nr. 18 (2 december 1932),300-302. 2
Tussen 1945 en 1980 migreerden ongeveer 300.000 Nederlanders uit het voormalig Nederlands-Indië, Indonesië en Nieuw-Guinea naar Nederland . Een onbekend aantal van hen repatrieerde naar hun geboorteland. Het leeuwendeel echter bestond uit Nederlanders die in Indië waren geboren. Voor het gemak duiden wij de gehele categorie hier als 'Indische Nederlanders' of'lndische repatrianten' aan. In Willems en Lucassen 1994 wordt dieper op deze materie ingegaan. 3
}anse 1961, 32. 4
'Haagse migratie m et het buitenland in de jaren 1951 tot en met 196 0', 's-Gravenhage, 18de jrg., nr. I (januari 1963) staat IV ; SSA gemeente Den Haag, wo, Archiefnummer 1.778.534, dossier 5987, Commissie van toezicht op het gemeentelijk bureau voor de huisvestingaan B&W, l2juli 1952; MWV, Arch iefnr. 1. 842.917, dossier 440 , Afdeling Wederopbouw en Volkshuisvesting aan B&W, 11 december 1957. De mensen die ná '960 uit Indonesië (spijtoptanten) en Nieuw-G uinea kwamen zijn hier niet meegeteld.
8
Haagsche Courant, 25 april 1998 , bijlage B3. Het meest recente overzichtswerk over de geschiedenis van Indische Nederlanders is: Wi1lems e.a. 1997. 10 Prins 1997, 9· 11
---
-
20 Idem, Reactie College van B&W Den Haag aan minister Binnenlandse Zaken. 12 augustus 1952. 21 Idem , Nota Volkshuisvesting, 14 maart 1957· 22
In 1959 lag 65 procent van de nieuwe 93 woningen voor repatrianten in Bouwlust en Morgenstond ; in 1961 was dit percentage op 55 woni ngen 34 procent. SSA gemeente Den Haag, archiefnummer 1.778.545 (wo), dossier 3296. 23
Het Binnenhof, 13 november 1957. 24
Inclu sief de mensen uit Nieuw Guinea. 's-Gravenhage, 18de jrg., nr. 1 (januari 1963), staat IV. 25
Cottaar en Willems 1984, 119-122; Handelingel1lO maart 1958, 123. 26
Handelingen van de gemeenteraad van 's-Gravenhage, 10 maart 1958,115, 123. 27
Dossier 5981' Afdeling Wederopbouw en Volkshuivesting aan B&W 11 december 1957. 28
En natuurlijk ook een beperkt aantal Indonesische studenten en bedienden.
ARA, Archief CCKP, inv.nr 282; SSA Den Haag, wo, archiefnummer
12 Metdankaan H.W. van den Doel van de Rijksuniversiteit Leiden, die mij deze informatie verschafte.
1.778.545, dossier 3296.
13
PoezeI986,86. 14
In 1933 verhuisden winkel en restaurant naar de Kneuterdijk 18a. 15
HGA, OV3, reclame nr. 731. 16
Indië in Den Haag 1982, 15. 17
Interview met H. Meijer en P. MeijerMaidman op 7 en 11 november 1996. 18
SSA gemeente Den Haag, Archiefnummer 1.778.534 (wo), Dossier 5981' Huisvesting gerepatrieerden "949-1958, Commissie van Toezicht op het Gemeentelijk Bureau voor de Huisvesting aan B&W, 16 december 1949· 19
Idem, B&W Den Haagaan Gedeputeerde Staten Zuid-Holland , 29 augus196
-
tus 1950.
29
Interview met A.}. de Rijk in apri l 1998 . 30
Interview met G. Coorenengel op 14 januari 1998. We kwamen haar al eerder tegen als eigenaresse van restaurant Soeboer. 31
Interview met G. Günther-Butters Ruben op 8 december 1997. 32
Handelingen, 17 januari 1952, 126, 130, 276,286. 33
Handelingen , 19 januari 1952, 214. C.H.P.W. van den Oever was wethouder voor de PvdA. 34
Haagsche Courant, 4 februari 1958 en 20 februari 1958; LibelIe, 25ste jrg., nr. 13, 29 maart 1958. 35
LibelIe, 25ste jrg., nr. 13 , 29 maart "95 8 . 36
Daum 1963 (1888),9.
-
-
--
-
-
----- --------
37
Cottaar en Willems 1984, 127-13°. De informatie over de ongeregeldheden is verder ontleend aan : Haagsche Courant van 12, 13, 14 en 16 mei 1958; SSA gemeente Den Haag, nr. 1.754.3, Dossier ABZ 15358. 38
SSA
gemeente Den Haag, Archiefnr.
1.754.3, dossier ABZ 15358, Hoofdcommissaris van Politie (J.H .A .K. Gualthérie van Weeze!) aan burgemeester (Kolfschoten) 21 juni 1958. gemeente Den Haag, Archiefnr.
1.754.3, dossier ABZ 15358, Wnd. Hoofdcommissaris van Politie aan de burgemeester, 22 mei 1958. 40
SSA
gemeente Den Haag, Archiefnr.
1.754.3, dossier ABZ 15358, Rapport hoofdagenten van gemeentepolitie, F. van Wetten en c.P. Dekker, 20 mei 1958 . 41
Ontleend aan: De Plu 1997. Voor meer informatie zie ook Van der Velde 1998. 42
Voor een volledig overzicht van de geschiedenis van de Indo-rock zie: Mutsaers 1989. 43
Idem,12. 44
Een biografische introductie rot zijn leven en werk is Paas man e.a. 1994· Hierin ook een bibliografie van zijn romans, verhalen, gedichten en bundelingen van journalistieke stukken. 4S
Het heeft deze bekendste NederlandsIndische schrijver vier jaar soebatten met de Nederlandse autoriteiten gekost om toestemming voor hem en zijn gezin te krijgen om naar het land van zijn vader te repatriëren. Zie Tinnemans en Van Winckelmann 1997, 59- 63. 46
Robinson z.j., 20. 47
Ontleend aan Janse 1961, 33 . 48
Tong Tong, 3de jrg. nr. 5, 15 september 1958 . 49
Tong Tong, 3de jrg. nr. 8, 30 oktober 1958 .
51
Slootweg 1988. 52
Interview met L. Ducelle op 6 juli 1998.
39
SSA
so Informatie over de Indische cabaretavonden is ontleend aan het CCKParchief, inv. nr. 84 in het Algemeen Rijksarchief. Met dank aan Wim Willems, die dit materiaal ter beschikking stelde. Tjalie Robinson fungeerde in dit verband als bestuurslid van Onze Brug en de Bond van Oud-Steurtjes en werkte samen met het cc KP.
53
Ontleend aan een interview van S. Boon met haar moeder E. Oerksen in januari/maart 1995 (gepubliceerd op Internet). S4
Ontleend aan de Handelingen van de Tweede Kamer, Deel 111, Zitting 195455, 33e verg., 16 december 1954· Het voorstel kwam van Kamerlid Van de Wetering. ss Ging het aanvankelijk om ongeveer 650 leden, in 1962 was dit aantal reeds teruggelopen tot 200. Ontleend aan de in eigen beheer uitgegeven brochure Stichting Protestants Indisch Geestelijk Leven, 1952-1962.
SURINAMERS
Zie: Tornij 1975, 29; Bloemberg 1995, 4 6. 2
Martens en Verwey 1997, 10 . De Surinamers maken 9,2 procent van de Haagse bevolking uit. De gegevens over Sunkar zijn voornamelijk ontleend aan Kagie 1989, 49-50. Sunkar was in Paramaribo geboren op 4 november 1902 en zou al in 1917 naar Nederland zijn gekomen. Uit het bevolkingsregister van Den Haag blijkt dat hij zich daar in 1933 vestigde aan de Hoefkade en vervolgens in de Elandstraat en de Wagenstraat. 4
Ontleend aan Kagie 1989, 49-5°, die citeert uit een interview dat Elsevier in 1970 had met Jimmy van der Lak. In het BR zien we dat hij in 1921 in de Alexanderkazerne werd ingeschreven. In 1922 verhuisde hij naar de Jan van Houtstraat en vervolgens naar de Perponcherstraat. 6
Ontleend aan Oostindie 1986, 91. Kagie 1989, 56.
56
De gegevens over ds. Haasen zijn ontleend aan de stukken over en van hem in de 's-Gravenhaagse Kerkbode, waarvan de jaargangen 1951 t/m 1960 zijn doorgenomen. Met dank aan Wim Willems voor het afstaan van dit onderzoeksmateriaal. 57
Met zijn predikingen volgde hij een rouleersysteem: de eerste zondag in de Nieuwe Kerk aan het Spui, de tweede zondag in de Regentessekerk, de derde zondag in de Willemskerk en de vierde zondag in de Bethlehemkerk. Ontleend aan een interview dat Wim
Op 1 juni 1933 werd hij weer in het bevolkingsregister van Den Haag ingeschreven, eerst in de Maetsuyckerstraat. Vanaf 1933 woonde het gezin , dat inmiddels met vier kinderen was uitgebreid, in de Joh. Camphuijsstraat. Ontleend aan Kagie 1989, 56-61; zie ook Oostindie 1986, 67-76, 91. 9
Advertentie afgedrukt bij Kagie 1989, 45· 10
Kagie 1989, 46-47, 85. 11
Weltak 199°, 88.
Willems op 2juli 1998 had met A. Emanuel, die in de jaren vijftig verscheidene diensten van Haasen
12 Idem, 85.
bijwoonde.
Oppeneer 1995. Kid Dynamite kwam eind 1937 naar Den Haag om te trouwen met de Haagse Louise BeIderbos.
S8
Ibidem. S9
's-Gravenhaagse Kerkbode (7 juli 1956),8. 60
Interview met P. Meijer-Maidman.
13
Hij woonde op het Kaapseplein en in de Torenstraat. Begin 1943 verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij zijn tweede vrouw ontmoette. Hij kwam in 1963 bij een auto-ongeluk om het leven. 14
Idem, 23. 197
-- -
15
Kagie 1989, 105.
o r-t ([)
::J
46
De voorzitter van Toofan, J. Gangada-
leend aan een lezing die E. Azimullah schreef voor Surin aams -Hindostaanse
jal, zelf ook jarenlang scheidsrechter.
Surinaamse gemeenteraadslid (PvdA) in D en Haag - op 28 januari 1997. Ook andere geïnterviewden kwamen van-
ondernemers in Den Haag in 1993 (privé-archiefE. Azimullah) . De lezing werd voorgedragen door W. Ramdihal.
Informatie ontleend aan interview m et S. Bisoendi al op 2 juni 1998 en aa n materiaal uit zijn persoon lijk
wege hun stud ie naar Nederland: ). Gan gadajal in 1963 (interview 14 mei
32 Interview m et S. Biharie.
archief.
1997), L. Marapin in 1968 (interview 24 april 1997) en F. Fitz-)ames in 1973 (interview 8 mei 1997).
33 Tot wanneer Manan als actieve veren iging nog heeft bestaan is niet helemaa l
Tegenwoordig worden de wedstrijden aan de Lozerlaan gehouden.
17 Hira 1996, 34.
duidelijk, waarschijnlijk tot begin jaren tachtig.
Interview met L. Marapin.
18
Interview met F. Ceder in Paramaribo op 16 maart 1998. 19
34
Van Brits-Indisch emigrant tot burger van Suriname 196 3. 3S
Interview met A. Glans op 12 juni 1998. Zie ook Hira '996, 37-41.
De informati e over Harry Ganpat is, tenzij anders vermeld, ontleend aan
20 Zie ook de belevenissen van ). Chandoe, die van 1963 tot en met 1965 als colporteur in Duitsland werkte, in
gesprekken die ik in Paramaribo met hem voerde op 17, 20 en 25 maart 1998.
Hira 1996, 37-41. 21 Ontleend aan interview met). Chan-
37 Ontleend aan interviews met ). Chandoe,). Gangadajal en L. Marapin. Zie
doe en aan Hira '996,48-49.
ook Hira 1996, 32.
22
36
Haagsche Courant, 23 oktober 1965.
38
Na een aantal jaren scheidde Ewald Meijer zich van de vvs af en richtte de vereniging Suvrikri (Surinaamse Vrienden Kring) op.
Interview met). Gangadajal.
23 Interview met). Chandoe.
Interview met L. Marapin op 24 april
24
Haagsche Courant, 30 oktober ' 960. 25
Een dhool is een slaginstrument bestaande uit een naar beide zijden taps toelopende holle houten cilinder; de dhandtaal is een eenvoudig van staal vervaardigd slagin strument. Zie Biharie '989. 26
Interview met S. Biharie op 11 juni 199 8 . 27 Die gebeurtenis vond plaats in gebouw De Haard. Voor een uitgebreide beschrijving van de Surinaamse religieuze organisaties die in de jaren zeventig en tachtig in Den Haag we rden opgericht, zie Bloemberg ' 995. 28
Interview met D. Mangal op 28 m ei 1997· 29
De naam was bedacht door ). Adhin.
198
-
Interview met) . Chandoe - het eerste
16
::J
31 De gegevens in deze alinea zijn ont-
-----------
30 Ganpat opereerde niet op eigen houtje, maar sam en met de s Jv-Ieden Lakhi Swam i Persaud en Sah ay Birdja.
39
Interview met G. Giasi op 14 mei 1997. 40
1997· 41
In 1967 haalde Azimullah het kandi daatsexamen en drie jaar later het doctoraal. In '972 is hij naar Suriname teruggegaan. Interview met E. Azimullah op 20 september 1997. 42
Nij ssen 1990, 48; Bijmans 1996 , 62. 43
Amar Akbar Anthony (1977); regie: Manmohan Desai. Kabhi Kabhie (1976); regie Yash Chopra. The Great Gambler (1979) van regisseur Shakti Sam anta werd gedeeltelijk in Nederland opgenomen. De Haagse regisseur Adboelrahman speelde er nog een rolletje in. Informatie ontleend aan Rajadhyaksha en Willemen '995, en een gesprek met R. Abdoelrahman op 12j uni 1998. 44
Interview met ). Gan gadajal op 14 mei 1997· 45
Interview met F. Fitz-)ames. Hij werd in 1978 voorzitter va n Robin Hood.
47
48
49
50
Interviews met F. Ceder en M. Sanches in Paramaribo op 23 maart 1998. 51
Wel tak 1990, 124. 52
Interview met A. Harris op 13 juni 199 8 . 53
Interviews met A. Hanis en met
F. Fitz-James. 54
Hij woonde in Voorbu rg, maar het muzikale leven speelde zich voor een belangrijk deel in Den Haag af. 55
Gegevens over Max Nijman zijn ontleend aan een interview dat Liane van der Linden met hem had op 16 januari 199 8 . 56
Een uitl eg van de verschillende muziekstij len is te vinden in: Weltak 1990. 57
Zie voor een h eel andere verklaring van zijn bijnaam Weltak '990, 105. Die zou Copy zijn, omdat hij als een copy werd bescho uwd van zijn grote voorbeeld Art Blakey. 58
Inter view met F. Ceder. 59
De vertaling komt van de bijlage bij de cd Lieve Hugo, 'King ofKaseko'. The
Beauty ofSurinam, '990. 60
Gegevens ontleend aan 's-Grauenhage 2 (april 1977), 11; Surinamers in Den
Haag '976, 21. 61
Gegevens bevolkingsstatistiek gemeente Den Haag, 3' december 1996, afdeling J&A. 62
Zie voor een uitvoerige beschrijving van Glimmerveen en zijn in '97' opgerichte Nederlandse Volks-Unie: Van Donselaar '991, '42-'71.
~
GASTARBEIDERS
39
16
Veha-pers~
Interview met J. Wolsheimer op 22 juli 1997· 2
Interview met). Wienk in Beek op 15juli 1997· 3
Het ging om de vestigingen van Vredestein in Doetinchem , Drachten, Enschede, Harderwijk, Heveadorp , Leiden, Loosduinen, Maastricht en Raalte. In de jaren veertig en vijftig waren vooral Italianen uit NoordItalië naar Nederland gehaald om in de mijnen en de metaalsector te werken. Omdat dit reservoir langzaam uitgeput raakte, werd de werving begin jaren zestig in andere gebieden in Italië voortgezet. 4
Personeelsorgaan van
f.B. Van Heijsten Zonen N.V., Den Haag, Wierden/Grobbendonk (België)/Dublin (lerland), 4de jrg. nr. 1 Uanuari 1964), 14-19. Interview met B. Hasper op 29 juli 1997·
Nieuwe Haagse Courant, 23 augustus 1954·
9
10 Moed en daadkracht... 1993 , 19- 27. 11
Haagsche Courant, 19 december 1973·
Interviews). Wienk en B. Hasper. 24
Interview B. Hasper. 2S
Haagsche Courant, 26 februari 1966. 26
Het Vrije Volk, 1 maart 1966. Het Binnenhof 1 maart 1966.
199
hoge kant.
Haagsche Courant,
11
november
1969.
Het Vrije Volk, 11 oktober 1966.
50
Ibidem en Haagsche Courant, 19 no-
29
Het Vrije Volk,
11
augustus 1966.
vemberI969· 51
30
Het Binnenhof 10 augustus 1966.
Interview met M. Hasper-Markovié op 29 juli 1997·
31
Het Binnenhof 11 augustus 1966.
52
Interview met B. Vukovié op 3 maart
32
Haagsche Courant, 10 oktober 1966.
199 8 . S3
33
Interview B. Hasper; Haagsche Cou-
13
34
IS
48
Zie ook Chotkowski 1994, 66. Op basis van gesprekken komt zij op een percentage gehuwde vrouwen dat ergens tussen de vijftig en tachtig procent ligt, maar zij acht dat zelf aan de 49
27
rant, 25 september 1967; Binnenhof
De gegevens over het leven en werk van Tine de Groote zijn ontleend aan een interview met haar op 28 juli 1997 en krantenknipsels uit haar persoonlijk archief. In alle interviews met Italianen (zowel die uit het zuiden als uit het noorden van Italië) werd met ontzag over haar gesproken.
Chotkowski 1994, 13· 47
12 juli
Jaaruerslag van de gemeentepolitie te 's-Gravenhage 1962, 99·
plaats van 'het voormalige )oegoslavië'.
Ibidem.
23
1963.
14
45
46
12 Nieuwe Haagse Courant, 2 maart
Ibidem.
44
Landman 1993, 266.
werving, hanteren we deze term in
28
Gegevens ontleend aan de arbeidsovereenkomst die Vredestein met R. Zannoni in Milaan sloot op 7 juli 19 62 .
Haagsche Courant, 1 augustus 1979·
21 Interviews B. Hasper, W .). Schouwe-
cern ber 1997·
1997·
Zie bijvoorbeeld Laurens Melange, 4de jrg. nr. I Uanuari 1969), 10; idem , 7e jrg. nr. 8 (november '972), 8 .
Omdat de benaming 'Joegoslavië' gangbaar was in de periode van de
22
Interview met R . Zannoni op 21 juli
1969),10.
20 Idem, 24-25.
Interview met Ö.P. Alper op 22 de-
Delft op 24 september 1997·
41
43
19
Laurens Melange, Personeelsorgaan N. V. Sigarettenfabriek Ed. Laurens ' Le Khédive' te 's-Gravenhage, Iste jrg. nr. 2 (december 1965), 24·
Idem.
Interview met N. Campolattano in
40
Haagsche Post, 13 februari 1965.
42
18
Interview met). Wienk .
7
'3·
Laurens Melange, 4de jrg. nr. 1 Uanuari
17
naars en J. Wienk.
Vredestein-Nieuws, 14-daags blad voor het personeel van de NV Rubberfabriek 'Vredestein ' te Loosduinen, 15de jrg. nr. 20 (28 oktober 19 60 ), 7· Hetging om N. Campolattano, A. Gerzone, S. Pacifico, A. Signare, F.R. Tolido en P. Tripadellie.
Veha-p ers, 4de jrg. nr. 5 (mei 1964),
1973.
Haagsche Courant,
Van Bergem z.j., 101. De club is tot medio jaren tachtig blijven bestaan. 54
Interview M. Hasper-Markovié. 10
oktober 1968.
35
Interview met W.). Schouwenaars op 23 juli 1997· 36
Interview met S. Dokumaci op 16 september 1997. 37
Vijftien jaar Islam .. 1962, 3· 38
Landman 1993, 262.
VLUCHTELINGEN 1
Voor een overzicht van vluchtelingen die wel kwamen - onder meer vanaf de jaren tachtig joodse vluchtelingen voor de Russische pogroms - zie : Leenders 1993. 2
Bronkhorst 1990, 12.
- ----
3
Leenders '993, 241-246 . 4
De gegevens over Belgische vluchtelingen in Den Haag zijn voor een belangrijk deel ontleend aan: 's-Gravenhage gedurende den oorlogstoestand. 5
Leenders '993, 138. 6
Eigen Haard, 7 december '9 ,8 , 79579 8 . 7
::J
o rt (1)
::J
's-Gravenhage gedurende den oorlogstoestand, 12 5· 8
Leenders '993, '38-'39. 9
Idem, '40. 10
's-Gravenhage gedurende den oorlogstoestand, 132-133. 11
Zie over dit onderwerp: Van der Harst 199 6 . 12 Het Vaderland, 20 decembef1916. 13
Uit de ongepubliceerde memoires van Ant. Evrard uit Antwerpen, die hij in '982 ter beschikking stelde aan S. Veldhuijzen van het HGA. Met dank aan de heer Veldhuijzen voor het bereidwillig afstaan van dit materiaal. 14
's-Gravenhage gedurende den oorlogstoestand, 178-179. 15
Memoires Ant. Evrard. Hij zag enkele van deze houten huisjes in '970 terug in de omgeving van Lier (bij Antwerpen). 16
De Belgische school in Den Haag werd in september 1918 gesloten, die in Scheveningen tijdelijk heropend. Memoires Ant. Evrard. 17
Toonder '992, 29-30. 18
In 1830 werd Polen ingelijfd bij het Russische rijk. Deze situatie bleef bestaan tot het einde van de Eerste Wereldoorlog. Pas toen werd Polen opnieuw een zelfstandige staat en kreeg het onder meer Galicië erbij, dat tot '9,8 tot Oostenrijk-Hongarije behoorde . Om verwarring te voorkomen , gebruiken wij de term 'Oost-Europese joden'. 19
Dembitzer '9,6.
200
20
-
30
Zie voor de berekening noot 10 van de inleiding. In de studies van Houwaart en Van ereveld treffen we schattingen aan van 3.000 tot 10.000 joden in Scheveningen , overigens zonder bronvermelding. Houwaart '986 , 78; Van ereveld 1997, 205.
Het beste overzicht over de (culturele) geschiedenis van de Oost-Europese joden in Nederland tijdens het Interbellum is van FuksI977. 31
Van ereveld '997, 214. 32
De gegevens over Huize Ten Vijver werden ontleend aan Marreveld
21 Houwaart '986, 75. 22
Van ereveld '997, 206-207.
33
Interview met mw. J. Ort op 12 decem-
23
In de steekproef voor de jaren '9'9'93' telden wij 92 inschrijvingen van Israëlieten , een getal dat vermenigvuldigd moet worden met40 (zie inleiding, noot 10). Het getal van 3.680 nieuwkomers mag wellicht als voorlopig antwoord dienen op de door Van ereveld (1997, 207) onbeantwoorde vraag naar de aantallen opgevangen joden in de jaren twintig. 24
ber1997. 34
Interview met M. Olivier-Nagy op 3 november '997· 35
Henkes '995 , 3'-32. Zie ook Van Rijn '99 8 . 36
Ned. R.K. Huisvestingscomité 191419 64,9. 37
Heiman Gans '97', 623 .
Van Rijn 1998, 60.
2S
38
In de vreemdelingenregisters troffen we uiteenlopende woonplaatsen van joodse nieuwkomers aan. De meerderheid van de Oost-Europese joden verbleef reeds in landen als Duitsland, België en Frankrijk of verhuisde van elders uit Nederland naar Den Haag. 26
De geschiedenis van de familie Blitzblum is ontleend aan Schouten '982, 175-181. Citaat op pagina 178.
Gedenkboek van het Ned. R.K. Huisvestingscomité 1924, 197. 39
Idem, 118. 40
Idem, 123, '31. 41
Ned. R.K. Huisvestingscomité, 9. Vooralsnog is niet duidelijk of dit cijfer alle Hongaarse kinderen of uitsluitend de katholieke kinderen betreft. 42
27
Dit aantal is gebaseerd op de onderzoeksbevindingen van Van der Harst en Lucassen in Leiden (1998 , 54). Daar verbleven in '940 circa 100 joodse vluchtelingen, terwijl er700 vluchtelingen waren geweest. Wanneer we deze getalsverhouding toepassen op Den Haag, komen we uit op een aantal van 5.600 joodse vluchtelingen. Dit aantal is aannemelijk, wanneer we bedenken dat de joodse gemeenschap in Den Haag in '940 uit circa '7.000 personen bestond (Van ereveld '997, 214), tegen 350 in Leiden. 28
Van ereveld 1997, 209-210. 29
Gedenkboek, 120-121 , 129. 43
Van Rijn '998, 25. 44
Gedenkboek, 121. De uiteindelijke verhouding was in dat geval overigens precies andersom. 45
Interview met mw. J. Ort. 46
De Residentiebode, 26 februari '923. 47
Dit in tegenstelling tot de situatie in Leiden, waar de kinderen doorgaans terecht kwamen in gezinnen die het niet al te breed hadden. Van Rijn '998 , 26.
Brief van Fischer aan de heer Hotke van de Nieuwe Rotterdamsche Cou-
Gedenkboek, "7, 121.
rant, d.d. '3 december '938 OV3, instellingen nr. 430).
Van Rijn '998,28.
(HGA ,
48
49
50
Gedenkboek, '35-'39.
---
SI
De informatie over de Hongaarse vluchtelingen is ontleend aan gesprekken met de volgende personen: G. Habetler (27 oktobef1997). ).Imrei (3 november 1997). M. Olivier-Nagy (3 november 1997).)· Ott (12 december 1997). de heer G. Sóvári en zijn twee dochters (8 november 1997)· Daarnaast maakte ik gebruik van de dossiers in het semi-statisch archief van de gemeente Den Haag: MWV. nrs. 15563 en 15564. S2
Opgericht onder de naam: Nationaal Comité voor de Hulp aan Hongarije. Na4 november werd deze naam gewijzigd. Hongaarse vluchtelingen in
Nederland. 5. S3
InterviewmetG. Habetler. S4
Interview met G. Sóvári. ss Cottaar en W illems 1984. 120. S6
Compaijen 1986. 27-33· S7
Nieuwe Haagse Courant. 16 november 1956 . S8
Het Binnenhof 28 november 1956 . S9
Het Vrije Volk. 7 december 195 6 . 60
Interview met V. Kratz-Sóvári op 8 november 1997·
201
~--------~
Adama Zijlstra, A., Het Kurhaus uan badhuis tot leuend
rt (D ï
PJ rt C
C
monument. Een kroniek uan 160 jaren, Den Haag '979. Benton, G. en H. Vermeulen (red.), De Chinezen, Muiderberg 19 87. Bergem, Herman van, Honderdjaar HVB .. De leren bal centraal, Den Haag z.j . Biharie, Swamipersad, De Hindoestaanse en andere muziekcuituren in Suriname, Monster 1989 (uitgegeven in eigen beheer). Bijmans, Kristel, Bollywood in Nederland. Een beschrljuend onderzoek naar de Indiasejilm in Nederland, Utrecht 1996 (ongepubliceerde doctoraalscriptie). Bloemberg, Lucie, Tussen traditie en verandering. Hindostaame zelforganisaties in Nederland, Amsterdam '995. Bovenkerk, F., A. Eijken en W. Bovenkerk-Teerink, Italiaans ijs. De opmerkelijke historie uan de Italiaanse ijsbereiders in Nederland, Meppel 1983. Bronkhorst, Daan , Een tijd uan komen. De geschiedenis uan vluchtelingen in Nederland, Amsterdam 1990. Chotkowski, M.B., Weruing en tewerkstelling van urouwen uit het voormalige joegoslavië in Nederland, 1966-1979, Leiden '994 (ongepubliceerde doctoraalscriptie). Compaijen, janwillem , Het Nederlandse asielbeleid inzake bijzondere Oosteuropese vluchtelingen, 1955-1983, Groningen '986 (ongepubliceerde doctoraalscriptie). Cottaar, Annemarie, Kooplui, kermisklanten en andere woonwagenbewoners. Groepsvorming en beleid 1870-1945, Amsterdam '996. Cottaar, Annemarie en Wim Willems, Indische Nederlanders. Een onderzoek naar beelduorming, Den Haag '984. Van Creveld, l.B. , Kille-zorg. Drie eeuwen geschieden is uan joods Den Haag, Den Haag '997. Daum, P.A., Indische mensen in Holland, Amsterdam 1963 (als feuilleton verschenen in 1888). Dembitzer, Salamon, 'De Pinksterdagen op Scheveningen', Het Leven nr. 24 (13 juni '9,6), 768. Van Donselaar, jaap, Fout na de oorlog. Fascistische en racistische organisaties in Nederland 1950-1990, Amsterdam '991. Fuks, L., 'Oost-Joden in Nederland tussen beide wereldoorlogen', Studia Rosenthaliana XI, nr. 2 (1977), '98-2'5. Gedenkboek van het Ned. R.K. Huisvestingscomité, uitgegeven ter gelegenheid van het tienjarig bestaan uan het comité (1914-1924), Den Bosch '924 . 's-Gravenhage gedurende den oorlogstoestand. Maatregelen door het gemeentebestuur genomen en gevolgen van den oorlogstoestand voor de gemeente (z.p., z.j.). De groep van Chinese afkomst in Nederland, rapport no. 168, Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut, Den Haag '957. Handboek voor uerlofgangers, Vereeniging van Indisc he verlofgangers, Den Haag '925 (uitgave NV NederlandschIndische Uitgeversmaatschappij, Groot Hertoginnelaan 95, Den Haag). Harst, G. van der, Stakingbrekers, loondrukkers en onderkruipers? Belgische oorlogsuluchtelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt: reacties en beleid van uakbonden en ouerheid, '914-19,8, Leiden '996 (ongepubliceerde doctoraalscriptie). Harst, Gerard van der en Leo Lucassen, Nieuw in Leiden. Plaats en betekenis uan vreemdelingen in een Hollandse stad (1918-1955), Leiden '998. Heek, F. van, Chineesche immigranten in Nederland,
202
Amsterdam '936.
-
-
-
Heijs, Eric, Van vreemdeling tot Nederlander. De verlening uan het Nederlanderschap aan vreemdelingen 1813-1992, Amsterdam 1995. Heiman Gans, Mozes, Memorbaek. Platenatlas van het leven der joden in Nederland uan de Middeleeuwen tot '94°, Baarn '971. Henkes, Barbara, Heimat in Holland. Duitse dienstmeisjes 1920-1950, Amsterdam '995. Indië in Den Haag. Portret uan een verlofganger, Den Haag
' 9 82 . Hira, Sandew,johan Chandoe, een Surinaams sociaaldemocraat in de Nederlandse politiek, Den Haag 1996. Hongaarse vluchtelingen in Nederland '956-1961, Stichting Nederlandse Federatie uoor Vluchtelingenhulp, z.p., z.j. Houwaart, Dick, Kehillo Kedousjo Den Haag. Een halve eeuw geschiedenis uanjoods Den Haag, Den Haag 1986. janse, Ewout, Den Haag is zo gek nog niet, Amsterdam 1961. Kagie, Rudie, De eerste neger, Houten 1989. Kors, ).W.M. en M.j.G. Kors, 'Italiaanse schoorsteenvegers in Den Haag. De familie Andreoli', in: jaarboek Centraal Bureau uoor Genealogie, deel 46, Den Haag 1992. Landman, N., 'De vestiging en geschiedenis van de Islam in de drie grote steden', Holland. Regionaal-historisch tijd-
schrift, 25ste jrg. (1993), 257-275. Leenders, Marij, Ongenode gasten. Van traditioneel asielrecht naar immigratiebeleid, 1815-1938, Hilversum 1993. Lucassen, Leo, 'En men noemde hen zigeuners.' De geschiedenis van Kaldarasch, Ursari, Lowara en Sinti in Nederland: '750-1944, Amsterdam/'s-Gravenhage 1990. Luca ssen, Leo, 'Het paspoort als edelste deel van een mens. Een aanzet tot een sociale geschiedenis van het Nederlandse vreemdelingenbeleid', Holland. Regionaal-historisch tijdschrift, nr. 4/5 (oktober 1995) 263-283. Lucassen, Leo, 'Sekse en nationaliteit als ordenend principe. De uitsluiting van vrouwen en vreemdelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt (1900-1995)', in : C. van Eijl, L. Heerema van Voss en P. de Rooy (red.), De grote lijn in de sociale geschiedenis van Nederland in de 20e eeuw, Amsterdam, najaaf199 8 . Manneke, Nelleke, ' Reacties van Rotterdamse burgers op de migratie rond 1900', in: Paul van de Laar e.a., Vier eeuwen migratie. Bestemming Rotterdam, Rotterdam ' 998. Marreveld, Monique, ' Hui ze Ten Vijver was voor korte tijd sprookjesland voor jonge vluchtelingen', Nieuw Israëlitisch Weekblad (6 september '99'), '5 , 21. Martens, E.P. en A.O. Verwey, Surinamers in Nederland. Kerncijfers '996, Rotterdam 1997. Melssen-Dorigo, jan-Santino , De Friulaanse terrazzowerkers in Nederland, Nijmegen 1991 (ongepubliceerde doctoraalscri ptie). Moed en daadkracht nodig voor een betere toekomst, Jubileumboek Regionaal Centrum Buitenlanders ZuidHolland West; 25 jaar multi-culturele samenleving, Den Haag '993. Mühlenfeld, A., 'Het lot der in Nederland verblij vende Inlandsche bedi enden', Koloniale studiën, maart '9,6. Mutsaers, Lutgard, Rockin' Ramona, Den Haag '989. Ned. R.K. Huisvestingscomité 19'4-/964, Mensen in Nood. Katholieke Nationale Stich ting voor Bijzonderen Noden en Vluchtelingenzorg, Z.p., z.j. Nijssen, Gerard (red.), Cinema India. Romantiek en realiteit uit de In diase droomfabrieken, Amsterdam '990.
Oostindie, Gert, In het land van de overheerser II; Antillianen en Surinamers in Nederland, 1634/ 1667-1954, Leiden '986. Oppeneer, Herman, Kid Dynamite. De legende leeft, Amsterdam '995. Paasman, Bert e.a. (red.), Tjalie Robinson, de stem van
Indisch Nederland, Den Haag '994· De Plu (1960-1968). Uitgave ter gelegen heid va n de verzoeningsreünie van de 'Kikkers' en de 'Plu', 12 apri l 1997. Poeze, Harry A., In het land van de overheerser 1. Indonesiërs in Nederland 1600-1950, Dordrecht ' 986. Prins, C.j.M ., 'In Indonesië of het voormalig NederlandsIndië geboren bevolking ', Maandstatistiek van de bevolking,
Wel tak, Marcel (red.), Surinaamse muziek in Nederland en
Suriname, Utrecht '990. Willems, Wim en Leo Lucassen (red.) , Het onbekende vaderland. De repatriëring van Indische Nederlanders ('946-1964), 's-Gravenhage 1994 Willems , Wim, Remeo Raben e.a. (red.), Uit Indië geboren.
Vier eeuwen familiegeschiedenis, Zwolle '997· Wubbe, H.J.j., 'Chineezen en ander Aziatisch ongedierte'. Lotgeval/en van Chinese immigranten in Nederland, 19111940, Zutphen '986.
CBS, jrg. 45 (april 1997)·
Rajadhyaksha, Ashish en Paul Willemen, Encyc/opaedia of
GERAADPLEEGDE
Indian Cinema, New Delhi 1995· Rijn, A.S. van, Treinen tussen twee werelden. Hongaarse vakantiekinderen in Leiden,19'9-'928, Leiden 199 8 (ongepubliceerde doctoraalscriptie). Robinson, Tjalie, Piekerans bij een voorplaat, Den Haag z.j . Ruland, Loes , De Friulaanse terrazzo werkers, Utrecht '9 86
SCHR IFTEN
(ongepubliceerde doctoraalscriptie). Schouten, Martin, Voor de oorlog. Herinneringen aan de
jaren '30, Amsterdam 1982. Schutzman Wider, joan, Indonesian wamen in the Hague: colonial immigrants in the metropolis, diss. New York University 1967 (ongepubliceerd). Shanowa, Helena en Jan Kuba , ' Maar meneer Serban, zoals u speelt staat het niet in de boeken', 0 Drom 2 Uuli 1990), 8-9· Slo otweg, Dick, Boekoe Pienter Besar. 30 jaar Pasar Malam
in Den Haag, Den Haag '9 88. Stichting Protestants indisch Geestelijk Leven, 1952-1962, z.pl. , z.j. Stokvis, P.R .D., De wording van modern Den Haag. De stad en haar bevolking van de Franse Tijd tot de Eerste Wereldoorlog, Zwolle 1987. Surinamers in Den Haag. Rapport van de Gemeentelijke Coördinatiecommissie Surinaamse en Nederlands-Antilliaanse Nederlanders in 's -Gravenhage, juli 1976 . Tinnemans, Will en Frank van Winckelmann, in disch Licht. Een halve eeuw steun aan oorlogsgetroffenen uit indië, ter gelegenheid van het 50-jarig jubi leum van de Stichting Pelita, Den Haag 1997. Toonder, Marten, Vroeger was de aarde plat. Autobiografie 19'2-'939, Amsterdam '992. Tomij. G.J., invloed van persoonlijke relaties op de migratie van Hindostaanse Surinamers naar Den Haag, Amsterdam 1975 (ongepubliceerde doctoraalscriptie). Het uur van de draak. China , Hang Kong en Chinezen in Nederland, Tropenmuseum , Amsterdam 1986. Van Brits-Indisch emigrant tot burger van Suriname, Surinaamse jongeren vereniging ' Manan' , Den Haag '963. Velde, Leo van der, Fuiven en Kluiven. Haagse beatjeugd in
dejaren zestig, Den Haag 1998. Veldhoen, Lex, Hilde. Herinneringen van een dienstbode, Delft1997· Versteeg, Coos , 'Wat stinkt die krant!', Met kruiden en een korrel zout. Smaak en geschiedenis van de Indische keuken,
203
Den Haag '994,112-113. Vijftien jaar islam in Nederland '947-1962. Een korte geschiedenis van de Ahmadiyya Muslim Missie in Nederland, Den Haag 1962. Vries, S. de, Het Haagsche Zeden- en politieschandaal. 'De Duitsche Greet-historie', 's-Gravenhage 1909.
EN
KRANTEN, TIJD-
PERIODIEKEN
Ach Lieve TUd. 750 jaar Den Haag, de Hagenaars en de Zee Adresboek voor 's-Gravenhage en Scheveningen Het Binnenhof Den Haag zoals het was. De geschiedenis uan onze eeuw
Eigen Haard Elsevier 's -Gravenhaagse Kerkbode 's-Gravenhage Haagsch Dagblad Haagsche Courant Haagsche Post Handelingen van de gemeenteraad van 's-Gravenhage Handelingen van de Tweede Kamer De Indische Verlofganger jaarverslag van de gemeentepolitie van 's -Gravenhage Laurens Melange Het Leven Libe/le Maandstatistiek van de bevolking Nieuw Israëlitisch Weekblad Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Rotterdamsche Courant o Drom Panorama De Residentiebode Statistisch jaarboek van 's -Gravenhage Tong Tong Veha-pers Verslag van den toestand der gemeente 's-Grave nhage Vredestein-Nieuws Het Vaderland Het Vrije Volk
PERSONEN
Abdoelrahman, R . . "98 Adhin,J . . 198 Adrianus, Max . 127 Albert, koning. 165 Alimoestama, Siti Aminah • 82,83 Alper, fam .. 149 Alper, Ömer Pasja. 147,149 -150,153 , 199 Amin,ldi • 127 Ammazzagatti, A .• 139 Andreoli • 27,36
-,
re (]Q VI r-t
re
Andreoli, Joseph Maria · 37 Andriessen, Willem . 17" Ardic, Mustafa • 150 Ardin, Franklin (Coppi) . 133 Arditti, Vietor . 146 , 151, 157 Armstrong, Louis . 116 Atatürk • 147 Atoellah, Mohamed-Nasier . 121 Audureau, Madame Jeanne · 22 Azimullah, Evert . 123,125,198 Badrising, S . • 129 Baena, hertog van . 48 Baggerman, fam . . 39 Baggerman, Maria (Choy-) • 56, 62,19 2,195 BalI, Jan . 102 Balogh . 28 Bapretti . 10 Barath . 28 Bearzatto, Delio . 4" Bearzatto, Nevila . 4" Bearzatto, Pieri • 34,37, 40-41, 44,47,194 Bearzatto, Wanda • 37 Beetem, ) .L.Ch. van · 81,82 Béla, Kuka . 29 BeIderbos, Louise • 197 Belloni, Fred . 104 Beltrami. 36 Benie, Sieuwnarain . 120-122 Bemon, Brook . 133 Beretta, F. . 173 Bembacher, Maria . 20 Bertani . 10 Berti· 36 Bertina, Bartholomeus Maria · 37 Bielitsch., Stefan . 31 Biesot, f.m .. 184 Bih.rie, Swamipersad (Max) 120-123, 198 Birdja, Sahay . 198 Bisoendial, Sonnylall . 130-131, 198 Blakey, Art • 198 Blenn, Ludwig • 28 Blitzblum, fam . . 200
204
Blitzblum, Bobbie . 168-169 Blom, Ton· 177 Boon, Comelis . 102 Boon, G.A . . 171
Boon, Jan . 102 Boon, Mark · 105 Boon, Rogier . 105-106 Boon, S .• 197 Boon-van der Starp, mw . • 171 Borsboom, Petronella • 112, 115 Bosch, fam .. 174-175 Bosch, F. . 174-175,177 Bosch Boscher, M. ten · 73 Breddels, Jan · 135 Breedijk, fam . . "74,177 Breedijk, Márta zie Márta Nagy Brignoli . 10 Brown, James . 134 Brückel-Beiten, Mary • 104-106 Brunetti, Gigi . 47 Budh, User . 120 'Burkie ' . 120 Burszteijn, Gudes • 168 Butijn, Jan· 45,47 Calia, S .• 139 Calloway, Cab . 116 Campolattano, Nico • 14°,142,199 Candido • 194 Canuti . 36 'Carlo ' • 120
Dembitzer, Salarnon • 166,169 Derksen , Ellen. 1°7, 125,197 Desai, Manmohan . 198 Dessing, A .. 173 Deth, Guido van · 119 Digeo, Franco · 142 Dirham, Dik . 76-78,80,82 , 195 Doeve, Harry • 101 Dokumaci, mevr. • 149 Dokumaci,lsmail . 149 Dokumaci, Seyfettin . 137,149 , 153- 155,199 Donato . 36 Drees, W . . 182 Ducelle, Lilian . 91,102, 104, 106, 197 Eibersch ütz, Herbert . 171 Eigner, Hilde . 17-22 Elia, Harriette • 133 Ellington, Duke • 28, ll6 Emanuel, A . . 197 Emilio, Alfredo d' . 48 ,19 5 Enrico . 36 Evrard, fam .• 163 , 165 Evrard, Am .. 159 , 200 Eylers, fam . . 97
Casini, Don Leto • 37 Ceder, Fons • 117-119,134-135,191-192, 19 8 Chandoe , Johan· 117,119 , 198 Chen . 57 Cheribon, Mina · 82 Cheung, fam . . 67 Cheung, Kwok Shu . 57,63,66-68, 191 Cheung, Winy . 66-67,69,195 Chopra, Yash . 198 Choy, fam .• 62,68 Choy, Tsi Chien . 56-57,62,195 Choy-Baggerman, Maria zie Maria Baggerman Clignett, Andy . 87 Coert, fam . . 102 Coert, Roy • 101 Colson, Elisabeth Sophie . 27 Colson, F.J .. 27 Comaita . 37 Coorenengel, Gaby • 87,96 , 196 Coral, Emesto • 34,37, 39,194-195 Corbetta, pater · 45 Corbusier, Henri • 25 Cotton, Teddy . 116 Cristofoli, Duitio . 44-45,47-48, 195 Cristofoli, Fiorella . 47-48 Cristofoli, Francesco . 44,47-48, 195 Cristofoli, Franco · 42 Damoiseaux, J.A.M.H . . 150 Damz , Eduard Joseph • 24 Daum, P.A .• 100 Day, Rita • 135 Dekker, e.P. . 197
Fabricius, Johan. 104-105 Facchina, Gian Domenico . 39 Fiala, Sandor . 159 Fischer, Menno · 169 Fitz-James, F. . 198 Fokkelman , fam .• 149 Fomanella, prof. . 37 Fremery, J.H. de . 24 Fretes, George de • 87 Fuhrtrop, Margaretha (Duitsche Greet) . 24 Galli, Cesare . 145 Gall i, mevr. • 145 Gamba, Emilio . 51,195 Gangadajal, Johan . 124,128-130,198 Ganpat, Harry . 112, 123-128,133,191, 198 Gautam . 120 Gei, Bartolo . 51 Gei, Eliza . 51 Georis, Marie· 24 Gerlach . 22 Giasi, George. 125,127,198 Giliam-Löchner zie Martha Löchner Ginem, Mak · 83 Glans, Anton • II8-119,198 Glimmerveen, Joop· 135,198 Gobeschi, Giovanni Batta · 39,191 Goens, mevr. van · 12. Grauwde, Sonja . 133 Gregori , fam .• 51 Groote, Tine de . 143, 145, 193,199 Gualthérie van WeezeI, J.H .A.K. 197
Günther-Burters Ruben, Grace • 97, 19 6 Haasen, G. van · 107-108, ilO-lil, 197 Habetler, György . 159, 181,183-184, 186-187, 189,201 Hafiz, Q.U . . 153-154 Haring, Johanna • 37 Harris, Ann • "33, "9 8 Harris, Oscar· "33 Hasper, Bert • '45-146 , 149 , "53- 154, "5 6 , "93, 199 Hasper-Markovié, Mila zie Mila Markovié Haute , Van . 10
Lucci . 36 Luchesi • 36 Luns , J. . 183 Lups, fam .• 83 Lutchman, William . 123
Pacifico , A .. 139 Pakoe Alam I v . 80 Paletti, Giacomo . 36 Parisius, Arthur (Kid Dynamite) .
Lutu, Albert · 29,31
Hidalgo, Mike· 116 Hirsch, Fritz . "71 Hoek, dhr. • 145 Horváth • 28 Horvath , Berthalan . 29 Horvath , Denes· 29 Horvath, Ernö Kalman • 29 Hugo, Lieve· 135 Hulsman,J . . 173 Huszár, Karl • '73 Huyberts, fam .. 20
111,196 -197 Maidman-Schu!z, Charlorte • 94 Manga!,Deowradji . 120-121, 123,19 8
Imrei, Janos· 184,189,201 lturralde, Florencio . 12
199 Marzolla • 39 Massaro, Madame· 22 Meaheboab, Kehan • 12
Ivanowitsch, Mi!osch . 3" lvanowitsch , Peter· 3"
Macnack, Doortje . 135 Maidman, Louis · 94 Maidman, Peggy (Meijer-) . 93-94,
Mangal, Ronaid . 121 Mannier, Leon • 10 Marapin , Leo • 125,128-129,19 8 Markovié, Mila (Haspers-) . 156-157,
Jager, dhr. de . 123 ,201 Jankie, Taw • 118 Jeanne, Madame· 22
Meiers, Max· 101 Meijer, fam .• 92-93 Meij er, Charles • 89,93 Meijer, Ewald • 198 Meijer, Herman· 92-94,111,196
Josephus Jitta, fam . . "9 ,21 Juliana , koningin/prinses. 40,
Meijer, Jerry . 89,93-94 Meijer, Peggy zie Peggy Maidman
145,171,193 Kajat, fam .• 86
Meijer, Theo • 93 Meijer-van den Vrijhoef, Aleida • 89, 93 Mitrasing, Dolf· 123
116-117, 197 Paton, Mildred . '33 Peiffer, Dirk · 19 Pepe, F. • '39 Persaud, Lakhi Swami· 123,129 , 198 Peta!o, Joseph . 33 Petalo, Kori . 33 Picket, Wi!son • '34 Plet, Henry' 118 Prinzo, Angelo • 142 Prornes, Truus· '33 Prosperi, fam . . 36 Prosperi, Annibale . 36 Quist, Cor· 19 Quist, Jeanne· '9 Quist, Piet · '9 Quoilin, André Joseph . 22 Rakowski, Lea • 18-19,22 Rambali,John • 128 Ramdihal, Wa!do . 123,198 Ramesar,Jaikisoen . 123 Ravelli . 36-37 Redding, Otis . '34 Rees, Lou van · 116-117 Rigutto, fam .. 40 Rigutto, Bernardo . 4 0 -4 1
Kajat, Maria . 84,87 Kajat, Martina (van Opstal-) . 82, 84,86-87, '9 6 Kajat, Mas • 71,83-84,86-87 Kajat, mevr. . 82,86-87
Moenah· 91 Monaco, G .• 139 Muis, Loet· lOl Muis, Ron· 101
Karnebeek,jhr. H.A. van · 163 Kartini , Devi . 86 Kassana, C. . 82,86
Munnik, F. de • 73,75 Munnik, mevr. de . 73,75 Musch, Jan· 169
Klompé, Marga. 96,100, lOS, 183 Knebel , dr. Nikolaus • 173 Koenekoop, J.. 99
Rijk, A.J. de • 96,196 Rin, Giovanni da . 51 Robinson, Fela • 102 Robinson, Tjalie . 90,102-107,19',
Naeff, Nico • 51,101 Nagy, Márta (Olivier-) . 159 ,172-175,
'97 Rompa, Janus· 52 Roosminah . 91 Rosentha! , fam . . 166 Rost van Tonningen, fam . . 17
Kokos· 28 Kolfschoten, burgemeester . 100,197 Kom, Anton de . 112,115-116 Kooiman, fam . . "41 Kovács • 28 Kulcsár . 180
177, 179-180,183,187,189,200-201 Nagy, Sigmund . 159,183,187 Nard ini, Teresa . 36
Rigutto, Leone • 47 Rigutto, Mauro . 34 Rigutto, Tiziano • 34,47
Rutten-Berton, A . . '95 Ruys, W . . 99
Lak, Jimmy van der (Jimmy Lucky)
Nieuwenhuys, Rob· 104,105 Nijman, Max· 133,198 Noël,Denis • 33 No!ten, fam . . 184 Noto 50eroto . 80,195 Notodirodjo, Pangeran . 80
115-116 ,197 Lanza, Carlo • 36 Lanza , Celeste . 36
Odorico, Isidore . 39 Oesin . 82-83
Schiff, dhr. . 145 Schouwenaars, W.J . . '99
Kutka, Magda . "73,177, 179
205
Ling . 57 Löchner, Martha· 17,21-22,194 Lorenzo, fam. de . 51 Lostia, Antonio . 48 Louwers, Theo . 126
Oever, C.H.P.W. van den · 97,99,196 Olivier-Nagy, Márta zie Márta Nagy Opstal-Kajat, Martina van zie Martina Kajat Orazzio, C. . 139 Ort, fam .• 174 Ort, Ferenc • 183 Ort, Julia (Valk-) • '72-175, '77, '79-180,183 , 186,200-201
Lau, Pai Hing. 56-57,68-69 Lau, Willy. 69 Laufer-Rosenthal, Golda . 167 Leschot, Madame . 22
Saiman . 83 Samanta, Shakti . 198 Sanches, Wilfred • 135 Sanches-Promes, Muriël . 135,198
------------------------------------------
Schudelaro • 37 Schutzman Wider, jean . 76 Selig . 10 Serban, Gregor . 28-29,186 Signore, A . . 139 Signore, R . . ' 39 Simons, Ruud . lOl Siu, Tcheng Tschung . 62 Sivirsky, dhr. . 186 Snijders, Ben . 104 Snijders, Henk . 86 Soejono, Soepianto . 83 Soekandar, H .• 120 Soekarno, president . 96,106 Soekhai, Frits . 123 Soeleman, Amin Oedin . 80 Soerdjoesing, R . . 129
Vl rt
(l)
----
-------
Buitenhof· 12,186 Buys Ballotstraat . 57
Vallan, Gino . 39-42,44,194 Vallan, Romano . 39-40 Velde, Van der · 56 Veldhoen, N .• 96 Verbeek, Cornelia . 39 Versteeg, Coos . 86 Vlaming, S .• 150 Vrolijk. 42
Costerstraat. Herman·
Vukovié, Boris . 156-157,192,199
Cruquiuskade • 146
Wang . 57 Watson, Willie . 118 Weesie, Adriaantje . 68
Daguerrestraat . 80,92,123 , 127
Wetering, F.H . van de • 107, '97 Wetten, F. van . '97
Camphuijsstraat, Joh . . 197 Coevordenstraat • 95 Columbusstraat • 83 Copernicusstraat • 93 Costastraat, Da • 173-174 100,127
Deynootplein, Gevers· 29,33,92 Deynootweg, Gevers · 28,97,167 Diemenstraat, Van . 57 Duynstraat, Van der· 168
Soerotjitro, Nurali • 77,79-80 Soerotjitro, Soepina . 77-78,80
Wienk, Joop . 139 , 199 Wijk , Van · 52 Wijkstra, Eeuwkje • 62
Elandstraat . 115, 175,197
Son, Theo van · 142, I SO Sosrosubroto, Wahyu Widodo (Koen) • 87
Wilhelmina, kon ingin/prinses . 33, 180,186 Wirxel,Dhr. . 154
Engelenburgstraat • 44-45.47 Erasmusplein . 118
Sóvári, fam . . 181,183,186-187 Sóvári, Gyula • 181,186,189,201 Sóvári, Veronica . 187 Sóvári, Vicky . 187 Spaay, G.j . • 8,61,19 2-1 93, '95 Spurt, Van der · 10 Statuti, Astore • 14 1 Steden, Mr. van · 36 Stefanowits, jacob . 3' Stiefelhagen-janicseck, K. . 180,183, 186 Sti l, Anneke . 101
Woll rabe, fam. Wolsheimer, j.
Sugar . 114 Sunkar, Freddy . 114-115,197 Tafuni , M. . 139 Tafuni, V. • 139 Tagliaferri, Don Pietro . 45 Talamini, fam . . 5' Ta lamini, Edoardo (Edward) • 51-52 Talam ini, Giovann i . 52 Ta lamini, Renata . 52 Talamini, Riccardo . 52 Taylor, jack . 114 Tenred, Vera . 104 Teppener, Annie . 57 T ien, Tchen Tuo • 58 Tijbout, R . • 25 Tinggarto • 83 Tito, president . 157 Tjade, Wout · 101 Togni • 36 Toonder, Marten • 166
206
Valk-Ott, Julia zie Julia Ott
---
94 199
Yavuz, C. • 155 Yékparian, Hagop . 146 Zangrando, fam . • 51 Zaniuli . 36
Dwarsweg .
171
Emantsstraat . 45
Fahrenheitstraat • 102,107 Fluwelen Burgwal . 22,24 Frankenslag . 19,23,94 Franklinstraat . 57 Frederik Hendriklaan • 12,56,92,184 Fultonstraat • 92-93
Zannoni, Raniero . 137,140-141, 199 Zei lstra . 126
Galenstraat, Van· 125 Galileïstraat . 126
Zottola, Pasquale . 142 Zupelli, Ezio . 48,195 Zupell i, Luigi . 48 Zupelli, Vittorio • 48
Gedempte Burgwal . 167 Gedempte Gracht. 27 Gentsestraat . 96,166 Goesstraat, Aert van der· 56 Gojenstraat, jan van· 154-155 Goudenregenstraat .
101-102
STRAATNAMEN
Groot Hertoginnelaan • 83,162 Grootstraat, Hugo de . 67 Grote Marktstraat . 55
Acaciastraat • 56 Achterom · 25 Amsterdamse Veerkade . 150,167 Appelstraat • 97 Arnhemsestraat • 149 Assendelftstraat . '51,157
Haagsestraat . 149 Haagweg • 146 Haarlemmerstraat • 167 Harstenhoekstraat . 29
Badhuisstraat • 27 Badhuisweg • 69 Balistraat . 83 Bankastraat . 73 Barentszstraat . 67 Beeklaan . 92,128 Beuningenstraat, Van . 107
Tscherny, Georg . '7' Tuyn, Willem . 94 Tuyn-Maidman, Joy . 94
Beverningkstraat, Van · 174,179 Bezuidenhoutseweg . '45 Bierstraat . 168 Boekhorststraat . 87
Uye, mevr. • 93
Boetzelaerlaan, Van · 73,75,92 Brandtstraat . 173
Valk, dhr. . 180 Valk, F. • 121-122,187
Brouwersgracht • 87,115,142,150 Brouwersstraat • 22
Harstenhoekweg . 29 , 167 Heemskerckstraat • 120-121 Heemstee . 36 Heinstraat, Piet· 47-48 Helmstraat • 162 Hemsterhuisstraat . 127-128 Hengelolaan . 46 Herengrach t . 51 Heulstraat • 92 Hobbemaplein . 45 Hoefkade . 149,151,153,197 Hofsingel • 22 Hofweg . 139 Hofwijckplein • 146 Hogendorpstraat, Van· 149-151 Hogenraadstraat, Dirk. 29,166 Hondiusstraat • 162
Honthorststraat . 46
Nieuwe Molstraat • 37, ISO, 168 Nieuwe Parklaan • 99
Hooftskade . 157 Hooikade • SI
Sweelinckstraat • 48,92 2e Sweelinckstraat . 83,120,133
Houtstraat, Jan van · 197
Nieuwe Schoolstraat . 94 Nieuwe Uitleg . 49
Tasmanstraat . 179
Houtzagerssingel • 57 Huijgenspark • 22
Nieuwstraat • 116 Nobelstraat • 24
Thomsonlaan . 56,61,123,127 Thomsonplein • 107-108
Noordeinde . 180
Torenstraat . 49,52, 197 Trompstraat • 66,83
Juliana van Stolberglaan • 99 Obrechtstraat • 57,77,79-80,92 Kaapseplein • 197 Kaapstraat . 45
Oostduinlaan • 151,153-155 Oranjelaan . 151
Valkenboslaan • 106 , 118-119,127, '45 Veenendaalkade • 124,13° Veenkade . 4°,174-175,177 Venestraat • 180 Vlamingstraat • 27
Kalvermarkt • 22, 24,36
Oranjeplein . 22,150- 151
Katwijksestraat • 29,166 Keizerstraat . 165
Papestraat . 48
Kerkhofl aan • 81-82
Parsifalstraat . 94
Kettingstraat • 31,128 Kleine Nobelstraat • 52
Passage. 39 Perponcherstraat • 197
Kneuterdijk • 196 Kockstraat • 40
Pieterstraat • 62
Wagenstraat • 48, SI, SS , 58,73,116,
Koediefstraat . 58
Plein· 49 Poeldijksestraat . 118, 134
155,197 Waldeck Pyrmontkade . 101,165
Koningin Emmakade • 150,165 Koningstraat • 84,86-87
Pompstationsweg . 58,162 Potterstraat, Paulus · 22
Waldorpstraat • 33 Wateringsestraat • 106,127
Korte Houtstraat . 27 Korte Lombardstraat • 145,177 Korte Poten . 27,168
Pretoriusstraat . 44 , 47 Prins Hendrikstraat • 48,151 Prins Mauritslaan • 102-103
Wesselsstraat . 44 Westduinweg • 160,164
Korte Vijverberg . 9°-91
Prins Mauritsplein • 80,162
Korte Voorhout· 163 Kortenaerkade 10 . 92 Kraijenhoffstraat . 130
Prinsegracht • 156 Prinsestraat . 20, 52, 62
Kritzingerstraat • 39,46
Ravesteinstraat • 36
Krugerlaan, Paul . 45,149
Regentesselaan • 118,133,162 Reitzstraat . 41
Laan · 186 Laan Copes van Cattenburch • 10,36, 61
Renbaanstraat . 29,97 Retiefstraat • 46 Reyweg, De La • 44
Laan van Meerdervoort . 48,63,67,
Riemsdijkstraat, Faber van · 168
69,73,80,91,101-102,127-128,135, 149 Laan van Poot· 44,46-47 Laan van Roos en Doorn· 162 Lange Beestenmarkt · 58, 62 Lange Houtstraat . 51,92 Leuvensestraat • 97,99,184 Leyweg . 184,186-187 Limburg Stirumstraat, Van · 150,168 Loosduinseweg • 80 , 118
Rotterdamsestraat • 29 ,166 Rozemarijnstraat • 58,62 Saturnusstraat . 147, 156 Schalkburgerstraat • 34,45 Schedeldoeksh aven . 36 Scheldestraat • 169 Schoolstraat • 15°-151
Lozerlaan . 198
ze Schuytstraat . 92 Seinpostduin • 96
Lumeystraat, Van · 124
Slingelandtstraat, Van . 184
Maanweg . 186
Sm itstraat • 149 Soestdijksekade • 101
Loostraat, Van • 56
Maartensdijklaan • 51
Spinozastraat • 149 Sportlaan . 102
Maetsuyckerstraat • 197 Marconistraat . 126-127
Spui. 10,36,167, xxx
Mauritskade • 45 Meppelweg • 101
Stadhouderslaan . 107 Stadhoudersplein • 21
Merlenstraat, Van· 67,149-150 Miereveltstraat, Van· 141
207
Rijnstraat • 93 Rijswijkseweg • 31,33
Staten laan . 92 Stationsweg. 149-151,155-156 Stephensonstraat • 125
Nassau Dillenburgstraat • 119 Nassauplein . 180,186
Steyn laan • 163
Nassaustraat, Jan van
Stuurmanstraat . 27
Nieuwe Haven· 36
135
Stolkweg, Van • 96 Sweelinckplein • 92-93
Voldersgracht . 37 Vuurbaakstraat • 162
Weimarstraat . 80,127
Westeinde . 44 , 57,151,154,179 Willem de Zwijgerlaan • 19,94 Wolm aranstraat • 34,4°.44-45 , 47 Zeestraat· 94,1°7 Zuid-Buitensingel • 58 Zuiderparklaan . 101 Zu ilingstraat • 36
MET DANK AAN
()
o o --1'-i o :::J
208
R. Abdoelrahman, Ö.P. Alper, E. Azimu llah, P. Bearzatto, S. Biharie, S. Bisoendial, R. BresIer, S. Calia, N. Campolattano, A. Ceder, Centro Socio Culturale Italiano, ). Chandoe, W. Cheung, TC. Choy, M. Choy-Baggerman, G. Coorenengel, E. Coral, P. Cottaar, D. Cristofoli , F. Cristofoli, A. Dirham, S. Dokumaci, L. Ducelle, H. Eigner, A. d' Emilio, F.H. Fitz-)ames,).Ch. Gangadajal, D. Ganpat, G. Giassi, A. Glans, T de Groote, G. Günther-Burters Ruben, G. Habetler, A. Harris , A.). van Hartingsveld, B. Hasper, M. Hasper-Markovié, E. de Kom, M.T Konsten , V. Kratz-Sóvári, W. Lau, L. van der Linden, D. Mangal, T Marapin, Mw. Marapin , S.L. Marapin , H. Meijer, J. Meijer, P. Meijer-Maidman, M. Olivier-Nagy, H. Oppeneer, M. van Opstal-Kajat, ). Ort, F. Pepe, L.W. Persoon , Politie Haaglanden , ). van Prehn, M. Sanches-Promes, Mw. Sanichar, W.). Schouwenaars, F. Soekhai, Th. van Son, G. Sóvári, V. Sóvári, Stichting de Chinese Brug, R. Talamini, R. Urgert-Rigutto, F. Valk, G. Vallan, L. Veldhoen, B. Vukovié, G. Wannee, J. Wider, ). Wienk, C. Wolsheimer, R. Zannoni, E.Zupelli.
HERKOMST FOTO'S
Particuliere collecties [Part. coll.] Haags Gemeentearchief [HGA) Haagsche Courant [He) Nederlands Fotoarchief [NFA) Nederlands Jazzarchief [NJA) Spaarnestad Fotoarchief [SFA) DE PUBLICATIE VAN DIT BOEK lS MOGELIJK GEMAAKT DOOR:
Gemeente Den Haag Anjerfonds 's -G ravenhage UITGEVER
Waanders Uitgevers, Zwolle EiNDREDACTIE
Dorine Duyster, Amsterdam VORMGEV IN G
Suzan Beijer en Tessa van der Waals , Amsterdam DRUK
Wa anders Drukkers, Zwolle © 1998 Uitgeverij Waanders bv, Zwolle © tekst Annemarie Cortaar, Den Haag
ISBN
NUGI
go
400 9201 X
664.480
Dit is een boek over de lotgevallen van migranten in Den Haag. Levende geschiedenis over de komst van de vroegste Italianen, Chinezen, Indonesiërs, Indische Nederlanders, Surinamers en Turken. Waarom verlieten zij hun geboorteland en kozen zij voor de residentie? Hoe is het hun hier vergaan en welke sporen lieten zij na? De eerste generaties migranten vormen de schakels tussen heden en verleden, tussen Haagse samenleving en land van herkomst. Het decor van Den Haagveranderde onmiskenbaar door hun aanwezigheid. De Hongaarse muzikanten in het Kurhaus lokten de Hagenaars naar de kust, de Italiaanse terrazzowerkers plaveiden de vloeren van hun huizen, terwijl de Surinamers de stad kennis lieten maken met de geuren van kousenband en bakkeljauw. De verhalen van pioniers in een dynamische migrantenstad.
Annemarie Cottaar (19 ss) is verbonden aan de U niversiteit van Amsterdam, vakgroep Geschiedenis en Regiostudies, in het kader van het Nwo-pionierproject' de vestiging van migranten in Nederland (1860-1960)'.
ISBN 90-400-9201-X
9 789040092015