[ P5 rapport ][ Jeffrey Truijens ][ 1503626 ][ 23-06-13 ][ Design & Construction Management ]
BIM NU en BIM MORGEN
ii
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Personalia: Naam: Student nr: Adres: Telefoon: Email:
Jeffrey Bernardus Franciscus Truijens 1503626 Boere Jonkerplein 18 1508 HA Zaandam 06 43 69 62 25
[email protected] [email protected]
Opleiding: MSc Track: Lab: Lab coordinator:
TU Delft - Faculteit der Bouwkunde Real Estate & Housing Design & Construction Management Ir. Rob Geraedts Dr. ir. Matthijs Prins
Hoofdmentor: 2e Mentor: 3e Mentor: Gecommitteerde:
Dr. ir. Alexander Koutamanis Ing. Ronald van Warmerdam Dr. ir. Ruud Binnekamp Drs. Dirk Dubbeling
Afstudeerbedrijf: Begeleiders:
Dura Vermeer Bouw Zuid West, ond. van de Dura Vermeer Groep N.V. Ir. G.T. Resodihardjo, BIM coördinator Ir. J.H. Haitsma, adjunct directeur
Datum:
23 juni 2013
iii Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
iv
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Voorwoord Voor u ligt het eindrapport dat geschreven is in het kader van het afstudeeronderzoek van de Master richting Real Estate & Housing van de Faculteit Bouwkunde aan de Technische Universiteit Delft. De titel van dit onderzoek is BIM NU en BIM MORGEN. Hiermee wordt aangegeven dat het onderzoek een tweestrijd inzichtelijk maakt. Aan de ene kant laat het onderzoek zien wat er bekend is rond de effecten en investeringen in BIM, waarbij duidelijk wordt dat er nog veel gebreken zijn om antwoord te kunnen geven op de vraag wat de balans is tussen deze twee (BIM NU). Aan de andere kant laat het onderzoek zien, welke randvoorwaarden er moeten worden gecreëerd en hoe de complexiteit van de vraagstelling eruit ziet opdat in de toekomst hiermee rekening kan worden gehouden (BIM MORGEN). Wanneer ik de wereld van ‘BIM kenners’ probeerde te ontpluizen, kwam ik erachter dat dit in Nederland nog niet zo een grote club is. Bijna een geval van ‘Ons kent Ons’. BIM is niet alleen iets wat op bedrijfsniveau moet worden bekeken, het is groter. BIM beïnvloed namelijk de gehele keten en daarnaast wordt ook gezocht naar een uniformiteit van werken, zowel in Nederland als internationaal. Daarnaast moest ik Dura Vermeer als bedrijf gaan begrijpen en inzicht krijgen in hun manier van werken. Om dit te doen kreeg ik de mogelijkheid om met veel verschillende mensen binnen Dura Vermeer te spreken. Al deze gesprekken hebben mij zoveel nieuwe inzichten gegeven, dat ik iedereen wil bedanken voor zijn meewerken en input. In het bijzonder wil ik Glenn Resodihardjo noemen als mijn mentor bij Dura Vermeer. Glenn heeft mij gedurende het gehele half jaar heel veel ondersteuning en kansen gegeven om mijn onderzoek uit te voeren, zonder er direct een Dura Vermeer sticker op te plakken. Ik heb bewondering voor de manier waarop hij zijn rol als mentor heeft ingevuld en wil hem hiervoor bedanken. Vanuit de TU Delft mocht ik de luxe ervaren van drie verschillende mentoren, die mij wilden begeleiden. Alle drie de mentoren keken met een andere blik naar mijn afstuderen. Dat was op zich al een uitdaging, maar het bracht mij voornamelijk tot nieuwe ideeën en inzichten. Ik wil Alexander Koutamanis als mijn hoofdmentor bedanken voor zijn steun en vooral voor het stimuleren van mijn kritische blik op BIM. Daarnaast wil ik Ronald van Warmerdam bedanken, die vooral in de opstartende fase mij stimuleerde met zijn enthousiasme en daarbij hielp met brainstormen over hoe ik deze probleemstelling kon aanvliegen. Tot slot wil ik mijn derde mentor Ruud Binnekamp bedanken, die vaak heel nuchter naar mijn onderzoek keek en mij constant scherp hield of er mogelijkheden waren voor operationeel onderzoek, wat in dit onderzoek een bijzonder moeilijke opgave bleek. Naast de mensen waarmee ik specifiek gesprekken heb gevoerd over dit onderwerp, wil ik graag mijn familie en vrienden bedanken voor hun ondersteuning gedurende het afgelopen jaar. In het bijzonder wil ik mijn vriendin Eva noemen, die een bijzondere plek inneemt. Zij heeft zich eindeloos ingezet om mij te motiveren en stimuleren om tot het uiterste te gaan. Zaandam, 23-06-13 Jeffrey Truijens
v Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
vi
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Leeswijzer Het rapport wat voor u ligt is ingedeeld op basis van de structuur van het onderzoek. In figuur 1 is te zien welke onderdelen zullen worden besproken en uit welke hoofdstukken die bestaat. Aan het begin van elk hoofdstuk is deze figuur te zien, waarin in rood is aangegeven waar de focus van het desbetreffende hoofdstuk ligt. Allereerst zal per hoofdstuk kort worden toegelicht wat er besproken zal worden. Het eerste hoofdstuk (PS) is een inleidend hoofdstuk waarin onder andere de probleemanalyse, probleemstelling, doelstelling, onderzoeksvragen en relevantie naar voren zullen komen. Het tweede hoofdstuk is een Figuur 1 - Structuur van het verslag met ddarin aangegeven welke hoofdstukken de verschillende delen beslaat beschrijving van het literatuur onderzoek (LO) met daarin de focus op de implementatie van BIM en verwachte voordelen en effecten door BIM. Tevens zal worden beschreven wat er bekend is rondom de investeringen in BIM en het kwantificeren van de effecten van BIM. In hoofdstuk 3 zullen de barrières worden besproken die in de praktijk naar voren kwamen, waardoor de insteek van het onderzoek moest worden veranderd. De barrières zorgen voor beperkingen in de mogelijkheden van dit onderzoek. Door de in hoofdstuk 3 beschreven barrières, is de probleemstelling aangepast. In hoofdstuk 4 (PS 2.0) zijn de aanpassingen op hoofdstuk 1 beschreven. Hieruit wordt duidelijk in welk kader de rest van het onderzoek kan worden gezien. In hoofdstuk 5 zal het onderzoeksplan deel I worden toegelicht. Dit onderzoeksplan gaat in op hoe er tot het theoretisch model M1 is gekomen met behulp van het literatuur (LO) en praktijk onderzoek (PO). Het zesde hoofdstuk beslaat het praktijk onderzoek (PO) wat is verricht om tot het theoretisch model te komen. Thema’s als de verschillende processen, effecten door BIM en investeringen in BIM zullen voorbij komen.
vii Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
In hoofdstuk 7 zal het theoretisch model M 1 worden gepresenteerd met daarbij een toelichting hoe hiertoe is gekomen. Dit hoofdstuk vormt tevens de basis waarop in de daaropvolgende hoofdstukken wordt ingegaan. In hoofdstuk 8 zal onderzoeksplan deel II worden toegelicht. Dit onderzoeksplan gaat in op het verdiepend onderzoek, welke een aanzet geeft om delen van het theoretisch model in te vullen. In hoofdstuk 9 zal een ander deel van het literatuur onderzoek (LO) worden toegelicht, namelijk het deel dat ingaat op het kwantitatief onderzoek naar BIM en workflow management als een manier om de effecten van BIM op het proces te kunnen monitoren. In hoofdstuk 10 en 11 zal het verdiepend onderzoek (VO) worden beschreven, wat voornamelijk gaat over de zoektocht naar een monitoringstool om de effecten van BIM op het interne proces te kunnen monitoren. In hoofdstuk 12 wordt er vanuit het theoretisch model M 1 en het verdiepend onderzoek een hypothetisch model M2 gepresenteerd. Het hypothetisch model M2 is het resultaat van mijn verkennende onderzoek om tot inzichten te komen. In hoofdstuk 13 zullen de conclusies worden besproken op basis van de onderzoeksvragen die vooraf zijn gesteld en het onderzoek wat is gedaan. Ten slotte zullen in hoofdstuk 14 enkele aanbevelingen worden gedaan. Deze aanbevelingen komen vanuit het theoretisch model M1, het hypothetisch model M2 en de praktijk.
viii
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Samenvatting Introductie De bouwwereld verkeerd momenteel in zwaar weer. De huidige marktsituatie maakt het voor veel aannemers moeilijk om te overleven. Daarnaast zullen aannemers moeten leren omgaan met uitdagingen als de veranderende vraag en aanbod, complexiteit van de opdrachten en de ICT industrie, die met enorme vaart de gehele bouwindustrie aan het veranderen is. Om als aannemer te kunnen overleven zullen bepaalde doelen worden nagestreefd, zoals het verlagen van de project kosten en het verhogen van de productiviteit. De vraag is echter met welk wondermiddel gaat de aannemer proberen om dit te realiseren? Een wondermiddel dat alle problemen oplost bestaat helaas niet. Echter er zijn methodieken en middelen die de aannemer kunnen helpen bij het nastreven van deze doelen. Een aantal veel genoemde op dit moment zijn LEAN management, ketenintegratie en BIM. In dit onderzoek is gekeken naar BIM. Aangezien het inmiddels oppassen is dat BIM geen containerwoord is, is het van belang om vooraf de definiëren wat BIM is. BIM staat voor
Bouw Informatie Model. BIM is echter meer dan alleen een virtueel model waarin het ontwerp gekoppeld is aan informatie. BIM impliceert een combinatie van het inzetten van software tools en een meer geïntegreerde werkwijze, met als gevolg dat significante aanpassingen moeten worden gemaakt in de workflow, de bijbehorende processen, organisatie en keten. BIM is niet voor niets een groeiend fenomeen, want de voordelen die behaald kunnen worden zijn groots, aldus meerdere onderzoekers. Zo schrijven Olatunji, Sher, Gu en Orgunsemi (2010, p. 12) het volgende over de doelen die ten grondslag kunnen liggen aan de toepassing van BIM:
“these goals could be based on project performance and include items such as reducing the schedule duration, achieving higher field productivity, increasing quality, reducing cost of change orders, or obtaining important operational data for the facility.” Verder stellen Eastman et al. (2008) dat de implementatie van ICT in algemene zin bedoeld is om het proces te optimaliseren. Door het gebruik van ICT kunnen de informatiestromen verbeterd worden wat Figuur 2 - Stroomlijnen van mogelijkerwijs kan bijdragen aan het verminderen van informatiestromen door BIM (Unetofouten. Het stroomlijnen van informatiestromen is Vni, 2011) gevisualiseerd in figuur 2. BIM is niet van de laatste paar jaar, maar het is wel pas sinds een paar jaar dat aannemers en andere partijen in de keten de noodzaak/ kansen inzien van BIM. Dit houdt in dat sinds een paar jaar er flink wordt geïnvesteerd en BIM geïmplementeerd wordt in de organisatie. Gezien de korte periode waarin bedrijven BIM implementeren, is er nog geen sprake van best practices. Daarmee is het tevens een zoektocht waarin geïnvesteerd moet worden om de beste resultaten te krijgen. ix Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Het vraagstuk dat hieruit volgt is of de voordelen van BIM opwegen tegen de investeringen? Deze vraag belicht echter één kant van het gehele verhaal niet, namelijk de negatieve effecten van BIM. Echter deze effecten moeten ook worden meegenomen wanneer een uitspraak gedaan wordt over of het financiële resultaat van het implementeren van BIM positief is. Vandaar dat de vraagstelling completer is gemaakt door ‘voordelen’ te vervangen door ‘het resultaat van de effecten van BIM’. De centrale vraag van het onderzoek is: “Weegt
het resultaat, van het effect van BIM op het traditionele proces, op tegen de investeringen in BIM?” Er zijn tot op heden veel kwalitatieve onderzoeken gedaan naar de verschillende effecten van BIM, maar er is nog weinig onderzoek gedaan naar hoe deze effecten kunnen worden gemeten. Vraagstelling De probleemstelling die hieruit volgt is: BIM wordt momenteel door veel aannemers
geïmplementeerd in de organisatie en keten, maar het is niet inzichtelijk wat BIM de aannemer oplevert en hoe de effecten van BIM op het proces kunnen worden gemeten. Het onderzoek is van start gegaan met een vraagstelling waarbij vooraf is uitgegaan van een bepaalde context. De vraagstelling waarmee het onderzoek begon is: “(INPUT) Welke
informatie is nodig om de effecten van BIM op het proces van de aannemer te kunnen monitoren, (VERWERKING) hoe kan deze informatie verwerkt worden in een model dat inzichtelijk maakt wat het resultaat is van deze effecten (OUTPUT) en kan worden gesteld dat het resultaat van de effecten van BIM op het proces opwegen tegen de investeringen?” Deze context bleek echter drastisch af te wijken van de realiteit, waardoor er voor is gekozen om de vraagstelling aan te passen. Barrières De vraagstelling verondersteld een operationeel onderzoek. Operationeel onderzoek richt zich op de toepassing van wiskundige technieken en modellen om processen binnen organisaties te verbeteren of te optimaliseren. Om operationeel onderzoek te kunnen doen zijn bepaalde randvoorwaarden vereist. De barrières die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen, zorgden ervoor dat het niet mogelijk was om een operationeel onderzoek uit te voeren. Er zijn vijf barrières, namelijk de gebrekkige registratie (systeem en mentaliteit), gebrek aan indicatoren, de slechte vergelijkbaarheid van projecten en processen, onwetendheid/ gebrek aan kennis over BIM en de huidige marktsituatie. De barrières illustreren tevens het gebrek aan een empirisch kader. Vraagstelling 2.0 De probleemstelling is aangepast en kan als volgt worden geformuleerd: Er ontbreekt een
empirisch kader waarin uiteen is gezet wat moet worden bekeken om de vraagstelling rondom de balans tussen het resultaat van de effecten van BIM en de investeringen in BIM te kunnen monitoren. Hieruit volgt de hoofdvraag: “Welk kader moet worden gesteld om het resultaat van de effecten van BIM en de investeringen in BIM tegen elkaar te kunnen afwegen?”
x
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Het doel van onderzoek is om tot een theoretisch kader te komen waardoor inzichtelijk wordt hoe tot een antwoord kan worden gekomen op de centrale vraag van het onderzoek (“Weegt het resultaat, van het effect van BIM op het traditionele proces, op tegen de investeringen in BIM?”). Het theoretisch kader beoogt daarin tot een zo volledig mogelijk beeld te komen van de verschillende aspecten die moeten worden bekeken. Dit onderzoek beoogt tevens inzichtelijk te maken welke stappen moeten worden genomen om het theoretisch kader Figuur 3 - Balans tussen het resultaat van de concreet toe te passen. Daar zal ook de effecten van BIM en de investeringen in BIM (eigen illustratie) complexiteit van de vraagstelling in naar voren komen. Theoretisch model M1 Om tot een empirisch kader te komen, zullen de verschillende aspecten van de vraagstelling moeten worden bekeken. Er moet gekeken worden naar de effecten en de investeringen. Om meer grip te krijgen op de verschillende effecten, is ervoor gekozen om de effecten te categoriseren. De effecten zijn gecategoriseerd op het deel van het proces waar ze voornamelijk invloed op hebben. Het proces kan op worden gedeeld in het interne, externe en bouwproces. Het interne proces van de aannemer kan worden beschreven als de activiteiten die intern bij de verschillende afdelingen van de aannemer plaats vinden. Het externe proces is de coördinatie en afstemming die naar de externe partijen plaatsvindt. Het interne en externe proces vinden plaats opdat het bouwproces zo optimaal mogelijk plaatsvindt. Vandaar dat het bouwproces als proces op zich kan worden gezien. In de literatuur zijn vele effecten beschreven van BIM, maar daarbij is niet duidelijk voor welke partijen die effecten gelden. In dit onderzoek is gekeken naar de effecten die specifiek van toepassing zijn op de aannemer. Een aantal voorbeelden van effecten van BIM die te herkennen zijn bij de aannemer zijn overdrachtsverliezen die afnemen, voorwaartse integratie, verschuiving/ verandering taken, optimalisatie informatiestromen, hergebruik informatie, consistentie tekeningen en van bouwen naar assembleren. Als gekeken wordt naar de investeringen dan zijn er verschillende categorieën investeringen te onderscheiden. Er zijn zeven verschillende categorieën, namelijk software, hardware, opleidingen, personeel, faciliteiten, promotie en partnering. Partnering is een investeringscategorie die nog niet vaak voorbij komt wanneer er over investeringen in BIM wordt gesproken. Met deze categorie worden alle investeringen bedoeld die te maken hebben met de verandering van keuze van partners en de hulp die wordt geboden omtrent het gezamenlijk ontwikkelen van BIM. Vanuit het literatuur onderzoek en het praktijk onderzoek is theoretisch model M 1 opgesteld. Op de volgende pagina is het schema te zien. Het schema moet van boven naar beneden gelezen worden.
xi Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
xii
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Proefopzet monitoringstool Het theoretisch model geeft invulling aan het empirisch kader dat nodig is om operationeel onderzoek te kunnen doen. In dit onderzoek is een eerste aanzet gemaakt tot operationeel onderzoek in de vorm van een proefopzet voor een monitoringstool. Er zijn twee soorten afbakening toegepast. Enerzijds is een deel van het theoretisch model afgebakend en anderzijds is het soort projecten afgebakend om de vergelijkbaarheid van processen en resultaten te vergroten. In figuur 4 is te zien welke delen nader zijn onderzocht (rode lijnen) en welke delen voor vervolgonderzoek interessant zijn (blauw gestippelde lijnen). De monitoringstool richt zich op het interne proces. Daarnaast zijn de investeringen nader bekeken. Voor het opzetten van de monitoringstool is gebruik gemaakt van de principes van workflow management en de strategische kloof analyse. Figuur 4 - Invulling van het theoretisch kader Workflow management is het ontwerpen, (eigen illustratie) monitoren, evalueren, aanpassen en verbeteren van workflows met tot doel om processen beter en efficiënter te laten verlopen. De strategische kloof kan gedefinieerd worden als het verschil tussen enerzijds de verwachte resultaten van een onderneming bij een ongewijzigd beleid en anderzijds wenselijke resultaten indien wel een ambitieuze doelstelling (invullen van innovatiebehoefte) wordt nagestreefd. De monitoringstool is een Excel bestand waar de projecten kunnen worden ingevoerd. De tijdsduur van de activiteiten zal worden vergeleken met een benchmark, waardoor een resultaat wordt bepaald. Op basis van de resultaten van meerdere projecten kan de huidige status van het bedrijf worden bepaald. Daarnaast kan eventueel een trend worden geschetst. Op basis van de observaties in dit onderzoek is een te verwachten verloop van de ontwikkeling van BIM binnen een aannemer bepaald. In figuur 5 is deze verwachting gevisualiseerd en ingedeeld in verschillende fases. In fase A is het gebruik van BIM nog minimaal, voornamelijk omdat het aantal projecten nog weinig is en het personeel de traditionele werkwijze parallel doet aan de nieuwe werkwijze met BIM. In fase B stapt de aannemer volledig over op BIM en het gehele personeel komt concreet in Figuur 5 - Verwachte uitkomst monitoringstool (eigen illustratie) xiii Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
aanraking met een project waarin BIM wordt toegepast. De leercurve van een groot deel van het personeel zal in deze fase starten. In fase C is een omslag waar te nemen, wanneer het personeel de werkwijze van BIM zich eigen maakt en lessen geleerd zijn. Tot slot is in fase D het geval dat de werkwijze met BIM geld bespaart ten opzichte van de traditionele werkwijze. Investeringen Naast de monitoringstool die zich richt op het interne proces, is nader gekeken naar de investeringen. In figuur 6 is een overzicht van de investeringen te zien. In deze figuur is inzichtelijk gemaakt wat er onder de verschillende categorieën wordt geïnvesteerd, de verhouding tussen de verschillende categorieën en hoe de investeringen kunnen worden verantwoord op basis van concrete doelen die gekoppeld zijn aan het hoofddoel van de aannemer. In dit onderzoek is het hoofddoel van de aannemer gedefinieerd als door middel van BIM de regisseur in het proces worden. In dit onderzoek zijn enkele interessante bevindingen gedaan rondom de investeringen. Allereerst worden er in de praktijk vaak discussies gevoerd over het wel of niet aanschaffen van bepaalde hardware en software. Deze discussies lijken echter de context van het investeringsplaatje te missen. Het opleiden (48%) en inzetten (42%) van personeel nemen namelijk een dusdanig deel in van het totaal, dat de investeringen in software en hardware slechts 2% en 5% van het geheel zijn. Deze bevinding komt overeen met de bevindingen uit het literatuur onderzoek, waarin werd gesteld dat ‘tijd’ de grootste investering is.
Figuur 6 Investeringen in BIM (eigen illustratie)
xiv
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Ten tweede is een trend in de investeringen te ontdekken. Er is eerst een oriënterende houding tegenover BIM en er zullen enkele investeringen worden gedaan in onderzoek naar de mogelijkheden en toepassingen van BIM. In de fase die daarop volgt worden voornamelijk investeringen gedaan die er voor zorgen dat de randvoorwaarden worden gecreëerd, zoals de hardware, software en faciliteiten. Vervolgens is er een fase waarin de investeringen voornamelijk zijn gericht op het opleiden van het grootste deel van het personeel. Hypothetisch model M2 Het verdiepende onderzoek naar de effecten op het interne proces en de investeringen in BIM geven nieuwe inzichten. Tevens wordt een tekortkoming van het theoretisch model zichtbaar, namelijk het ontbreken van de relaties tussen de effecten op de verschillende processen. Het doel van het hypothetisch model M2 is om de complexiteit van de vraagstelling duidelijker in beeld te brengen. Op de volgende pagina is het hypothetisch model M2 geïllustreerd. De effecten zijn nu niet alleen op deel van het proces ingedeeld maar tevens op een ander soort categorie ingedeeld, namelijk de categorie primair [p], gevolg [g], middel [m] en voorwaarde [v]. De effecten die in de categorie primair vallen (zijn in het geel aangegeven in de figuur), zijn de effecten waarop primair wordt gericht bij het implementeren van BIM. Vanuit deze primaire effecten komen er andere effecten als gevolg. Andere effecten kunnen worden gezien als een middel om tot een ander effect te komen. En andere effecten gelden als voorwaarde voordat andere effecten kunnen ontstaan. Het hypothetisch model toont hoeveel verbanden er zijn tussen de verschillende effecten. Dit maakt het zo complex om het vraagstuk te bekijken en tevens een uitspraak te doen over de balans. Het geeft echter wel een kader waarin verschillende vervolgonderzoeken kunnen ingaan op delen van de centrale vraagstelling. Conclusie De hoofdvraag van het onderzoek was: “Welk kader moet worden gesteld om het resultaat van de effecten van BIM en de investeringen in BIM tegen elkaar te kunnen afwegen?” Dit onderzoek heeft een theoretisch model en een hypothetisch model gepresenteerd, die beide een kader schetsen om de vraagstelling te kunnen beantwoorden. Voordat aan de vraagstelling wordt begonnen, is het van belang om een duidelijke afbakening te kiezen. Een deel van de afbakening ligt in definitie van BIM. Vervolgens draait het om het in kaart brengen van de effecten van BIM en de investeringen van BIM. Het blijft echter de vraag of de hoofdvraag “Weegt het resultaat, van de effecten van BIM op het traditionele proces, op tegen de investeringen BIM?” te beantwoorden is. Het kwantificeren van de effecten is complex en wellicht niet mogelijk, door barrières als het ontbreken van data, een effectief registratiesysteem, indicatoren en een duidelijk beeld van het traditionele proces.
xv Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
xvi
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Aanbevelingen Na aanleiding van het onderzoek zijn er ook enkele aanbevelingen voor de praktijk.
Registratiesysteem aanpakken/ automatiseren Het veranderen van het registratiesysteem is tweeledig. Aan de ene kant zal systeem op zich moeten worden veranderd en anderzijds zal de mentaliteit ten overzien van registreren moeten veranderen. In de bouwindustrie is het geen uitzondering wanneer er wordt gezegd: “Registratie voegt geen waarde toe”. Het nut van registreren moet duidelijk worden overgebracht, zodat het niet als iets overbodigs wordt gezien. Registreren is niet ter controle, maar ter verbetering.
Zet de investeringen in de juiste context De verhoudingen tussen de verschillende categorieën investeringen laten een duidelijk beeld zien. Wanneer er discussies zijn over het doen van investeringen, zet deze dan eerst in deze context. Dit kan namelijk het besluitvormingsproces versnellen.
Zorg ervoor dat zo snel mogelijk 100% van de projecten met BIM start Op dit moment wordt het BIM niveau voornamelijk bepaalt door het aantal concrete projecten die worden gedaan met de toepassing van BIM. Er kan wel meer worden geïnvesteerd in software, hardware en opleidingen maar zolang het personeel BIM niet kan toepassen in projecten zal de kennis en kunde in BIM achter blijven. Er moeten dus zo snel mogelijk zo veel mogelijk projecten worden gestart waarin BIM zal worden toegepast.
Maak gebruik van voorbeelden om het personeel te overtuigen en de implementatie te versnellen In de bouw hangt vaak een mentaliteit van “eerst zien, dan geloven’. Als dat bekend is, dan is het ook niet meer dan logisch dat het personeel voorbeelden nodig heeft om zelf de stap te maken. Om een dergelijk voorbeeld te creëren is er de mogelijkheid om een ‘BIM sterrenteam’ op te stellen. Het nut van een BIM sterrenteam kan tweeledig zijn. Allereerst fungeert het BIM sterrenteam als voorbeeldfunctie om te laten zien wat er allemaal mogelijk is. Ten tweede kan het de aannemer helpen om opdrachten binnen te halen. Momenteel wordt het BIM niveau nog op bedrijfsniveau bepaald, maar TNO is momenteel bezig om een scan te maken waarmee het BIM niveau van een projectteam kan worden bepaald. Opdrachtgevers kunnen ervoor kiezen om alleen in zee te gaan met een aannemer die een bepaald niveau behaald op scan voor projectteams.
xvii Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
xviii
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Abstract Introduction These are rough times for companies in the construction industry. The current state of the market makes it difficult to survive as a contractor. Besides the current state of the market, there are challenges which contractors face, like the changing supply and demand, the complexity of the projects and the ICT industry, which is changing the construction industry rapidly. If a contractor wants to survive in these times, certain goals must be met. This can be goals like reduction of project costs or increase productivity. Only the question is with which panacea a contractor can reach these goals? A real panacea does not exist, but there are methods and tool which can help a contractor to achieve these goals. A few well known at this moment are LEAN management, supply chain management and BIM. In this study BIM is the subject of discussion. Before doing research on BIM, it is important to define what is BIM. BIM can be defined as a Build Information Model. However, BIM is more
than a virtual model in which the design is combined with build information. BIM implicates a combination of using software tools and a more integrated working process. This will result in adjustments in the workflow, complementary processes, organization and supply chain. BIM is a growing phenomenon and not without reason. The advantages are great, according to several researchers. Olatunji, Sher, Gu and Orgunsemi (2010, p. 12) write the following about the goals of implementing BIM: “these goals could
be based on project performance and include items such as reducing the schedule duration, achieving higher field productivity, increasing quality, reducing cost of change orders, or obtaining important operational data for the facility.” Furthermore, Eastman et al. (2008) state that implementation of ICT tools in general are intended to optimize information flows. The optimization of information flows can result in a reduction of errors and omissions. The optimization of Figure 7 - Optimizing information flows information flows is illustrated in figure 7. (Uneto- Vni, 2011) BIM exist for over ten years, but it is only since a few years that contractors and other parties in the supply chain see the need / opportunity to implement BIM. Given the short period in which companies implement BIM, there are no best practices yet. It is thus still a quest which investments lead to the best results. This leads to the question whether the advantages of BIM weigh up the investments in BIM. However, the question highlights only one side of the story, namely the positive effects of BIM. There are also negative effects of BIM which must be taken in consideration. Only then can a fair comparison be made. That is why ‘advantages’ will be replaced with ‘the result of the effects of BIM on the traditional process’.
xix Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
The main question of this study can be stated as follows: “Does the result, of the effects of BIM on the traditional process, weigh up against the investments in BIM?” . Until now, most studies on the effects of BIM are qualitative. However, only a few studies have studied how the effects can be measured. Research question The problem statement that follows is: At this moment BIM is implemented in the
organization and supply chain by many contractors, but it is not clear what the benefits are for the contractor and how the effects of BIM on the process can be measured. The study started with a certain context in mind. The research question with which the study started is: “(INPUT) Which information is needed to monitor the effects of BIM on the process
of the contractor, (VERWERKING) how can this information be processed into a model which makes insightful what the result of the effects of BIM is (OUTPUT) and the question can be asked if the result of the effects of BIM weigh up the investments in BIM?” However, the expected context seem to diverge largely from the reality, which made it impossible to study this research question. Some unexpected barriers were the cause of that. Barriers The research question implies an operational research. Operational research is a discipline that deals with the application of advanced analytical methods to help make better decisions. It is often considered to be a sub-field of mathematics. There are some preconditions before operational research can be executed. The barriers were mostly concentrated on those preconditions. There were five main barriers, namely the poor registration (system and mentality), lack of indicators, poor comparability of processes and projects, ignorance / lack of knowledge about BIM and the current state of the market. The barriers illustrate also the lack of an empirical framework. Research question 2.0 The problem statement is adjusted and can be formulated as follows: There is a lack of an empirical framework in which is set out which aspects must be reviewed before it becomes possible to elaborate on the balance between the results of the effects of BIM on the process and the investments in BIM. The research question that can be derived from this problem statement is: Which framework needs to be provided in order that the result of the effects of BIM can be Figure 8 – Balance between the result of the effects of BIM and the investments in BIM (own weighed up with the investments in BIM? illustration)
xx
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
The purpose of this study is to provide a theoretical framework, that makes insightful how to answer the main question of this research (“Does the result, of the effects of BIM on the traditional process, weigh up against the investments in BIM?”). The theoretical framework aims to provide a comprehensive view of the various aspects that have to be viewed. Furthermore this study aims to provide the steps to go from the theoretical framework towards an operational research. By doing so, it will identify the complexity of the issue. Theoretical framework M1 In order to conduct an empirical framework, the different aspect of the issue must be reviewed. There are two main aspects, namely the effects and the investments. In order to get more grip on the different effects of BIM, the effects are categorized. The effects are categorized on their influence on the different processes. The process can be divided in the internal, external and construction process. The internal process of the contractor can be described as all the activities that are executed within the different departments of the company. The external process can be described as all coordination and communication with external parties. The internal and external processes are aimed at facilitating the construction process as optimal as possible. In this context, the construction process can be seen as a process of its own. In the literature a lot has been written about the different effects of BIM, but it is not clear which of these effects are applicable for which party. In this study the focus was on the effects of BIM that influence the contractor. Some examples of effects that appear at a contractor are less transmission losses, forward integration, change of activities, optimizing information flows, reuse of information, consistency of drawings and automated assembly. When looking at the investments, a few categories can be distinguished. There are seven categories, namely software, hardware, training, staff, facilities, promotion and partnering. Partnering is an investment category that is not often mentioned. Partnering involve all investments that have to do with the change of preferred partners and the help that is given to preferred partners to improve the level of BIM skills. Based on the literature study and the applied research the theoretical framework was conducted. On the next page the theoretical framework is illustrated.
xxi Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
xxii
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Experimental design monitoring tool The theoretical framework gives substance to the empirical framework, which is needed to conduct operational research. In this study a first attempt is made to do an operational research based on the theoretical framework. The result of this operational research is an experimental design of a monitoring tool. Therefore, two different changes to the scope have been made. First, a part of the theoretical model is delimited and second the kind of projects are defined to increase the comparability of processes and results. In figure 9 is illustrated which part of the theoretical framework is chosen to implement in the monitoring tool (red lines) and which parts could be subject for follow-up studies (bluedotted lines). The monitoring tool focuses on the internal process of the contractor. Besides the monitoring tool, the investments are further explored. To conduct the monitoring tool, the principles of Figure 9 - Elaboration of the theoretical model M1 workflow management and the strategic gap (own illustration) analyses are used. Workflow management is the design, monitoring, evaluation, adjusting and improving of workflows. The goal of workflow management is to make processes better and more efficient. The strategic gap can be defined as the gap between on the one hand the expected results of a company with a unchanged policy and on the other hand the desirable results that are pursued. The monitoring tool is an Excel file in which projects can be imported. The duration of the activities will be compared with a benchmark, so a result can be determined. Based on the results of several projects, the current status of the company can be determined. In addition, it may be possible to outline a trend. Based on the observations in this study, a course of development of BIM within a contractor is determined. In figure 10, this course of development is visualized and divided into different phases. In phase A, the use of BIM is minimal, mainly because the number of projects is low and the staff does the traditional process parallel to the new process with BIM. In phase B, the contractor switches completely to BIM and Figure 10 – Expected outcome monitoring tool (own illustration)
xxiii Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
the entire staff is busy with a project where BIM is used. The learning curve of a large part of the staff will start at this stage. In phase C is a turning point takes place when the staff show ownership towards the process with BIM and some lessons are learned. Finally, in phase D the process with BIM saves money compared to the traditional process. Investments Besides constructing a monitoring tool for the internal process, the investment are further explored. In figure 11 an overview of the investments is illustrated. This illustration makes a couple of aspects insightful, namely what is being invested under the various categories, the ratio between the different categories and how the investments can be justified on the basis of specific goals that are linked to the main purpose of the contractor for the implementation of BIM. In this study, the main purpose of the contractor is defined as the use of BIM to become the director in the process. In this study, some interesting findings are made about the investments. First of all, in practice there are often discussions about whether or not to invest in certain hard- or software. These discussions seem miss the context of the total investments. The training (48%) and deployment (42%) of staff take such a part of the total, that the investment in software and hardware are only 2% and 5% of the whole. This finding is consistent with the findings in the literature study, which stated that 'time' is the largest investment.
Figure 11 Investments in BIM (own illustration)
xxiv
-
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Second interesting finding is the trend in investing. At first there is an exploratory attitude towards BIM and there will be some investments in researching the possibilities and applications of BIM. In the phase that follows mainly investments are made to ensure that the conditions are created, such as hardware, software and facilities. Then there is a phase in which the investments are primarily focused on training the majority of the staff. Hypothetic framework M2 The study of the effects on the internal process and investment in BIM provide new insights. It is also illustrates a shortcoming of the theoretical framework, namely the lack of relations between the effects on different processes. The purpose of the hypothetical framework M2 is to give a more comprehensive representation of the complexity of the main question of this study. On the next page the hypothetical framework M2 is illustrated. The effects are now not only categorized by a part of the process which are influenced but also assigned to another type of category, namely the category of primair [p], result [g], mean [m] and condition [v]. The effects that fall into the category ‘primair’ (marked in yellow in the figure), are the effects which are aimed primarily at with the implementation of BIM. These ‘primair’ effects result in other effects. There are also effects that can be seen as a means to achieve certain other effects. Finally, some effects apply as a condition before other effects can occur. The hypothetical framework shows how many links there are between the different effects. This makes it so complex to give an answer on the main question of this study. However, it does provide a framework in which various follow-up studies can examine parts of the main question. Conclusion The research question of this study was: Which framework needs to be provided in order that the result of the effects of BIM can be weighed up with the investments in BIM? This study presents a theoretical framework and a hypothetical framework and both provide a framework that helps answering the main question of this study. Before trying to answer the main question it is important to set the scope right. A part of that scope can be determined by defining BIM. Then it's all about mapping the effects of BIM and the investments in BIM. However, the question remains if the main question “Does the result, of the effects of BIM on the traditional process, weigh up against the investments in BIM?” can be answered. Quantifying the effects is complex and may not be possible, through the barriers such as the lack of data, an effective registration system, indicators and a clear view of the traditional process.
xxv Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
xxvi
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Recommendations After evaluating the results of the study, there are some recommendations that can be presented.
Address / automate registration system Changing the registration system is twofold. On the one hand, the system need to be changed and on the other hand mentality towards registering needs to be changed. In the construction industry it is no exception when it is said: "Registration does not add value". The usefulness of registration must be clearly conveyed, until the staff is convinced. Registration is not to control the staff, but to improve the processes.
Put the investments in the right context The ratios between the different categories of investments show a clear picture. When there are discussions about investments, first put them in this context. This may speed up the decision making process.
Ensure that as soon as possible 100% of projects start with BIM At this moment the BIM level is mainly determined by the number of projects that are done with the use of BIM. There may be more investment in software, hardware and training but as long as the staff can not apply this knowledge in BIM projects, the BIM level will remain the same. Therefore as many projects as possible must start with BIM as soon as possible.
Use examples to convince the staff and speed up the implementation In the construction industry often the mentality of "seeing is believing" dominates. If that is the case, then it is only logical that the staff needs examples to make the step for themselves. In order to create such an example, there is the possibility to put together a 'BIM star team’ . The value of a ‘BIM star team’ can be twofold. First, the BIM star team can act as an example to show what's possible. Second, it can help the contractor to get projects. At this moment the BIM level is determined at the company level, but TNO is currently trying to make a scan to determine the BIM level of a project team. Clients can choose to only work with a contractor who achieved a certain level to scan for project teams.
xxvii Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
xxviii
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Woordenlijst BELANGRIJKSTE BEGRIPPEN BIM
= Bouw Informatie Model. BIM is echter meer dan alleen een virtueel model waarin het ontwerp gekoppeld is aan informatie. BIM impliceert een combinatie van het inzetten van software tools en een meer geïntegreerde werkwijze, met als gevolg dat significante aanpassingen moeten worden gemaakt in de workflow, de bijbehorende processen, organisatie en keten.
Aannemer
= ontwikkelend bouwbedrijf die valt in de categorie grote aannemers. Middelgrote en kleine aannemers kunnen zich op bepaalde onderdelen niet herkennen in de geschreven teksten. Een kanttekening hierbij is dat het onderzoek is uitgevoerd bij een aannemer die voor een strategische partner heeft gekozen voor het modelleren in plaats van zelf te modelleren. Dit is in tegenstelling tot andere grote aannemers.
DV
= Dura Vermeer Groep N.V.
DVBV
= Dura Vermeer Bouw & Vastgoed B.V. (onderdeel DV)
DVBZW
= Dura Vermeer Bouw Zuid West B.V. (onderdeel DVBV)
HFB
= HET Facilitair Bureau. HFB is onder andere de strategische partner van DVBV op het gebied van modelleren.
Het proces
= Als over 'het proces' wordt gesproken, dan wordt daarmee het interne, externe en bouwproces als geheel mee aangeduid.
Interne proces
= Het proces wat zich afspeelt binnen de verschillende afdelingen van de aannemer.
Externe proces
= Het proces waarbij interactie met de externe partijen plaatsvindt.
Bouwproces
= Het proces dat plaatsvindt in de fase dat het ontwerp op de bouwplaats wordt gebouwd.
Externe partijen
= alle partijen die betrokken zijn in het project. Hieronder vallen zowel de partners als de partijen waarmee enkel in het betreffende project wordt samengewerkt.
Externe partners
= partijen waarmee projectoverschrijdende afspraken mee zijn gemaakt.
xxix Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Effecten van BIM
= hiermee worden alle effecten bedoeld die BIM heeft op het proces, de organisatie en de keten, zowel positief als negatief.
Effect van BIM op kwaliteit
= Hiermee wordt gedoeld op het effect van BIM op de kwaliteit van de informatie. Dit kan op drie verschillende manieren worden toegelicht, namelijk de compleetheid, betrouwbaarheid en geschiktheid van informatie.
Effect van BIM op tijd
= activiteiten zullen beïnvloed worden door de toepassing van BIM. Hierdoor zullen activiteiten ontstaan, verdwijnen, meer of minder tijd gaan kosten.
Effect van BIM op geld
= Er is geen direct effect op geld, maar wel een indirect effect. De gevolgen van de effecten van BIM op tijd en kwaliteit kunnen omgerekend worden tot kosten/ besparingen. Zo zal uiteindelijk BIM een effect hebben op het geld- aspect.
Investeringen
= alle investeringen die zijn gedaan met een directe link met BIM en niet vallen onder investeringen die in het algemeen in ICT ontwikkeling binnen het bedrijf plaatsvinden.
PCS
= Woningbouwconcept van DVBV, waarbij wordt gewerkt vanuit bepaalde standaarden, waarvan 90% vooraf gedefinieerd is. Er kan op vele onderdelen nog gevarieerd worden met mogelijkheden.
3D
= Het modelleren in 3 dimensies (lengte (x), breedte (y) en diepte (z)).
4D
= Het BIM model koppelen aan tijd.
5D
= Het BIM model koppelen aan kosten.
Visueel model
= Een model waarin de focus ligt op visualisaties/ animaties zonder enige vorm van technische informatie erin te verwerken.
Technisch BIM
= Een volwaardig model dat is voorzien van de benodigde technische informatie en is opgebouwd volgens de protocollen en afspraken met externe partijen. Vooraf is bepaald wat precies wordt uitgewerkt en tot welk niveau. De opbouw van het model komt overeen met hoe het daadwerkelijk zal worden gebouwd.
IST
= Status van het traditionele proces.
SOLL
= Status van het toekomstige proces.
ACTUAL
= Status van het huidige proces.
xxx
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Optimalisatie
= de huidige status verbeteren tot de gewenste status is bereikt. Hierbij wordt gedacht in de context van procesoptimalisatie. Dit kan worden gezien als het proces beter laten verlopen door onder meer het weghalen van verspillingen, het anders inrichten van de werkzaamheden en het verleggen van verantwoordelijkheden.
Initiatief fase
= De fase waarin kansen in de markt worden herkend en mogelijke opdrachten worden besproken met mogelijke opdrachtgevers.
Voorbereidingsfase
= De fase waarin de opdracht van de opdrachtgever concreet wordt gemaakt en het plan wordt uitgewerkt. In het geval van een eigen ontwikkeling is focus direct op het uitwerken van het plan. Externe partijen worden betrokken in deze fase.
Realisatie fase
= Het ontwerp wordt tot in detail uitgewerkt, de inkoop vindt plaats en een uitgewerkte planning wordt opgesteld. Tevens vindt de daadwerkelijke bouw plaats in deze fase.
AFDELINGEN DVBZW Klant & Markt
= De afdeling Klant & Markt is er om kansen in de markt te zoeken, mogelijke opdrachtgevers te overtuigen en meedenken met vragen van opdrachtgevers.
Plan ontwikkeling
= De afdeling Plan Ontwikkeling houdt zich bezig met het concretiseren van het plan. Daarbij gaat het tevens om de afstemming en coördinatie tussen de verschillende partijen en wordt er gekeken naar de haalbaarheid, zowel technisch als financieel.
Calculatie
= De afdeling Calculatie maakt werkbegrotingen voor projecten. In een werkbegroting staan alle directe kosten, waarbij kan worden gesteld dat het om alle elementen gaat die permanent op de bouwplaats blijven.
Bedrijfsbureau
= De afdeling Bedrijfsbureau is verantwoordelijk voor de Algemene Bouwplaats Kosten (ABK). De ABK bestaat uit drie verschillende onderdelen, namelijk de bouwplaatsinrichting, de planning en de calculatie van alle bouwplaatskosten.
Kopersadvies
= De afdeling Kopersadvies denkt mee over de mogelijke wensen van de toekomstige kopers in de ontwerpfase. Daarnaast worden voorbereidingen getroffen voor de verkoop van het project.
Werkvoorbereiding
= De afdeling Werkvoorbereiding is verantwoordelijk voor de verdere uitwerking van het plan in de realisatiefase. Simpel gezegd, er mogen geen vraagtekens meer zijn, zodat op de bouwplaats alles volgens plan kan worden gebouwd.
xxxi Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Uitvoering
= De afdeling Uitvoering heeft enkele kerntaken die zich concentreren op het aansturen en bewaken van de kwaliteit, veiligheid en planning.
AFKORTINGEN SCHEMA PS
= Probleemstelling
LO
= Literatuur onderzoek
PS 2.0
= Probleemstelling 2.0
PO
= Praktijk onderzoek
M1
= Theoretisch model
VERD. O
= Verdiepend onderzoek
M2
= Hypothetisch model
xxxii
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Inhoudsopgave Voorwoord ......................................................................................................................................... v Leeswijzer ......................................................................................................................................... vii Samenvatting..................................................................................................................................... ix Abstract ........................................................................................................................................... xix Woordenlijst ................................................................................................................................... xxix Inhoudsopgave ............................................................................................................................. xxxiii Inleiding..............................................................................................................................................3 Voorafgaand ...................................................................................................................................3 Verloop van het onderzoek .............................................................................................................4 1.
2.
3.
4.
5.
Probleemstelling .........................................................................................................................6 1.1.
Probleemanalyse .................................................................................................................6
1.2.
Probleemstelling..................................................................................................................9
1.3.
Onderzoeksvragen...............................................................................................................9
1.4.
Doelstelling .........................................................................................................................9
1.5.
Relevantie ......................................................................................................................... 10
1.6.
Wetenschapsgebieden ...................................................................................................... 11
1.7.
Afstudeerbedrijf: DVBZW................................................................................................... 11
Literatuur onderzoek................................................................................................................. 16 2.1.
Implementatie van BIM ..................................................................................................... 16
2.2.
Verwachte effecten BIM .................................................................................................... 19
2.3.
Investering in BIM.............................................................................................................. 21
2.4.
Kwantitatief onderzoek naar BIM ...................................................................................... 22
Barrières ................................................................................................................................... 26 3.1.
Verwachte context ............................................................................................................ 26
3.2.
Barrières............................................................................................................................ 27
Probleemstelling v2.0................................................................................................................ 32 4.1.
Probleemstelling v2.0 ........................................................................................................ 32
4.2.
Onderzoeksvragen v2.0 ..................................................................................................... 32
4.3.
Doelstelling 2.0 .................................................................................................................. 33
Onderzoeksplan deel I ............................................................................................................... 36 5.1.
Onderzoeksmodel I............................................................................................................ 36
xxxiii Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
5.2.
Onderzoeksmethodologie.................................................................................................. 36
5.3.
Onderzoeksstrategie.......................................................................................................... 37
5.4.
Afbakening ........................................................................................................................ 38
6.
Praktijk onderzoek .................................................................................................................... 40 6.1.
Proces: Intern, extern en bouwproces ............................................................................... 40
6.2.
Effecten BIM op het proces ............................................................................................... 41
6.3.
Investeringen in BIM.......................................................................................................... 45
7.
Theoretisch model M1 ............................................................................................................... 48 7.1.
Model ................................................................................................................................ 48
7.2.
Toelichting......................................................................................................................... 48
8.
Onderzoeksplan deel II .............................................................................................................. 52 8.1.
Onderzoeksmodel II........................................................................................................... 52
8.2.
Afbakening ........................................................................................................................ 53
8.3.
Onderzoeksmethodologie.................................................................................................. 55
8.4.
Onderzoeksstrategie.......................................................................................................... 55
8.5.
Structuur van het onderzoek ............................................................................................. 55
9.
Literatuur onderzoek................................................................................................................. 60 9.1.
Workflow management ..................................................................................................... 60
9.2.
Voor- en nadelen ............................................................................................................... 61
9.3.
Workflow mining ............................................................................................................... 62
10.
Verdiepend onderzoek – Intern proces .................................................................................. 66
10.1.
Interne proces (traditioneel, toekomstig, huidig) ........................................................... 66
10.2.
Activiteiten .................................................................................................................... 76
10.3.
Benchmark .................................................................................................................... 78
10.4.
Monitoringstool ............................................................................................................. 81
10.5.
Verwachte uitkomst....................................................................................................... 82
11.
Verdiepend onderzoek – Investeringen ................................................................................. 86
11.1. 12.
Doelen ........................................................................................................................... 86
Hypothetisch model M2 ......................................................................................................... 90
12.1.
Aanvulling op het theoretisch model ............................................................................. 90
12.2.
Lessen geleerd verdiepend onderzoek ........................................................................... 90
12.3.
Hypothetisch model M2 ................................................................................................. 92
13.
Conclusie............................................................................................................................... 96
13.1.
xxxiv
Koppeling literatuur en praktijk ..................................................................................... 96
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
13.2.
Beantwoording onderzoeksvragen................................................................................. 98
13.3.
Beantwoording centrale onderzoeksvraag ................................................................... 102
14.
Aanbevelingen .................................................................................................................... 104
14.1.
Vervolgonderzoek (AV) ................................................................................................ 104
14.2.
Op de praktijk gerichte aanbevelingen (AP).................................................................. 105
Reflectie ......................................................................................................................................... 108 Reflectie afstudeerproces en onderzoeksmethoden .................................................................... 108 Reflectie onderzoeksresultaten ................................................................................................... 109 Literatuur........................................................................................................................................ 112 Bijlage I - Vragenlijst afdelingen ...................................................................................................... 115 Bijlage II – Vragenlijst coördinatoren ............................................................................................... 116 Bijlage III – Uitwerking interviews afdelingen .................................................................................. 117 Bijlage IV – Uitwerking interviews coördinatoren ............................................................................ 140 Bijlage V – Afdelingen ..................................................................................................................... 146 Bijlage VI – Overzicht investeringen ................................................................................................ 148 Bijlage VIII - Activiteiten afdelingen ................................................................................................. 155 Bijlage IX – Selectie activiteiten ....................................................................................................... 156 Bijlage X – Projecten traditioneel .................................................................................................... 157 Bijlage XI – Workflow monitoringstool ............................................................................................ 159 Bijlage XII – Proefopzet monitoringstool ......................................................................................... 161 Bijlage XIII – Verbanden effecten hypothetisch model M2 ............................................................... 162
xxxv Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
xxxvi
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
inleiding.
xxxvii Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Inleiding Voorafgaand Voor dat het probleem zal worden geanalyseerd, is het belangrijk om het onderzoek in een bepaald kader te stellen. Wat is BIM? Waarom BIM? Waarom dit onderzoek? Wat wordt er in dit onderzoek bedoeld wanneer gesproken wordt over BIM? Allemaal vragen die belangrijk zijn om vooraf te bespreken om misverstanden te voorkomen. In de afgelopen tientallen jaren heeft de ICT zich geëvolueerd in de bouwindustrie. Gespecialiseerde software pakketten, programma’s en applicaties maken het mogelijk om steeds geavanceerdere taken uit te voeren. De laatste jaren zijn systemen als BIM, VC 3D CAD, IS, CIC, en IT (Building Information Modeling/Management, Virtual Construction, 3 Dimensional AutoCAD, Information Systems, Computer Information Construction en Information Technology) steeds populairder geworden. Deze systemen zorgen voor het integreren van verschillende functies in de Figuur 12 - Informatie uit een BIM model halen bouwindustrie en creëren een interactief platform (Mühren, 2012) voor het delen van informatie (Barlish & Sullivan, 2012, p. 149). BIM is het bekendst en is op dit moment meer en meer in opkomst. In vergelijking met andere kennis gedreven industrieën blijft de bouwindustrie achter in ontwikkeling. In industrieën als productie en financiën zijn de computer gestuurde systemen al veel langer geïntegreerd in de processen. In deze industrieën is sprake van data gestuurde omgevingen die het mogelijk maken om geautomatiseerde processen te laten plaats vinden, zoals fabricatie en analyses. De bedrijven die werkzaam zijn in deze industrieën zijn lovend over deze methodes en prediken de voordelen, zoals hogere productie, betere kwaliteit, hogere nauwkeurigheid en meer veiligheid op de werkvloer (McGraw Hill Construction, 2010, p. 1). Er zijn vele definities van BIM te vinden en voor dit onderzoek is ervoor gekozen om de volgende definitie aan te houden: “BIM can be viewed as a virtual process that encompasses
all aspects, disciplines, and systems of a facility within a single, virtual model, allowing all design team members (owners, architects, engineers, contractors, subcontractors, and suppliers) to collaborate more accurately and efficiently than using traditional processes. As the model is being created, team members are constantly refining and adjusting their portions according to project specifications and design changes to ensure the model is as accurate as possible before the project physically breaks ground.” (S. Azhar, 2011, p. 242)
3 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Azhar geeft bij deze definitie de volgende bijvoeging (2011, p. 242):…”BIM meer is dan
alleen software. Het is een proces en een software tool. BIM betekent niet alleen gebruik maken van een 3D model, maar ook significante aanpassingen maken in de workflow en de bijbehorende processen…”. Hieruit volgt de volgende definitie die zal worden aangehouden in dit onderzoek:
BIM staat voor Bouw Informatie Model. BIM is echter meer dan alleen een virtueel model waarin het ontwerp gekoppeld is aan informatie. BIM impliceert een combinatie van het inzetten van software tools en een meer geïntegreerde werkwijze, met als gevolg dat significante aanpassingen moeten worden gemaakt in de workflow, de bijbehorende processen, organisatie en keten. De voornaamste reden voor dit onderzoek ligt hierin verscholen. Als er wordt gesteld dat er significante aanpassingen moeten worden gedaan, hoe ziet dit er dan uit? Welke investeringen zijn nodig om dit te bewerkstelligen? Welke voordelen worden hier vervolgens mee behaald? De centrale vraag van dit onderzoek volgt vanuit deze vragen. De centrale vraag wordt als volgt geformuleerd: “Weegt het resultaat, van het effect van BIM op het traditionele proces, op tegen de investeringen in BIM?”
Verloop van het onderzoek Deze scriptie beschrijft mijn onderzoek op een verhalende manier. Het onderzoek is van start gegaan met een vraagstelling waarbij vooraf is uitgegaan van een bepaalde context. De aanname voor deze context is achteraf wellicht naïef of idealistisch te noemen aangezien de context die is aangetroffen tijdens het onderzoek op vele fronten afwijkt van de vooraf aangenomen context. Dit heeft ervoor gezorgd dat gedurende het onderzoek de richting drastisch is veranderd, wat achteraf misschien wel het leerzaamste deel van het gehele onderzoek is. Zoals in de leeswijzer is beschreven, volgt het rapport een bepaalde volgorde van hoofdstukken. Allereerst zal de oorspronkelijke probleemstelling worden besproken waarna in het hoofdstuk ‘Barrières’ zal worden ingegaan op hoe de realiteit afwijkt van de vooraf aangenomen context. Het zal duidelijk worden waarom het uitvoeren van het oorspronkelijke onderzoeksplan onmogelijk werd en een nieuwe richting moest worden ingeslagen. In het hoofdstuk ‘Probleemstelling 2.0’ zal de nieuwe richting van het onderzoek worden toegelicht waarna de rest van het rapport een uitwerking is van het onderzoek dat ingaat op die probleemstelling.
4
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
1.
5 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
1. 1.1.
Probleemstelling Probleemanalyse
In de afgelopen jaren wordt de bouwsector flink op de proef gesteld. Is het niet door de veranderende vraag van de opdrachtgever of eindgebruiker, dan is het wel de crisis die flink wat bouwgerelateerde bedrijven moeizame tijden bezorgt. Dit vraagt erom dat bedrijven manieren moeten gaan zoeken om projectkosten te verminderen, productiviteit en kwaliteit te laten toenemen en de doorlooptijd van een project te reduceren (S. Azhar, Nadeem, A., Mok, J. Y. N., and Leung, B. H. Y., 2008). Daarnaast is de AEC (Architectuur, Engineering en Constructie) industrie onderhevig aan andere veranderingen. Een voorbeeld hiervan is een veranderende vraag en aanbod in de markt. Dit zorgt ervoor dat de bedrijven in de bouwwereld zich hieraan moeten aanpassen om een kans te maken op de markt. Deze veranderende vraag en aanbod zorgt ervoor dat de bouwprojecten complexer worden (Doree & Straatman, 2003). Dit vergroot de behoefte om te investeren in middelen die deze complexiteit ondervangen. Figuur 13 - Schematische weergave BIM (Uneto-Vni, 2011) Daarnaast ontwikkelt de ICT industrie zich razend snel. Hierdoor komen er ook meer mogelijkheden voor de bouw om ICT systemen toe te passen. Deze ICT systemen zorgen voor het integreren van verschillende functies in de bouwindustrie en creëren een interactief platform voor het delen van informatie (Barlish & Sullivan, 2012, p. 149). BIM is van deze systemen het bekendst en is op dit moment meer en meer in opkomst. Het is inmiddels oppassen dat BIM geen containerwoord wordt (als dat niet al het geval is). BIM is niet voor niets een groeiend fenomeen, want de voordelen die behaald kunnen worden zijn groots, aldus meerdere onderzoekers. Zo schrijven Olatunji, Sher, Gu en Orgunsemi (2010, p. 12) het volgende over de doelen die ten grondslag kunnen liggen aan de toepassing van BIM: “these goals could be based on project performance and include
items such as reducing the schedule duration, achieving higher field productivity, increasing quality, reducing cost of change orders, or obtaining important operational data for the facility.” Verder stellen Eastman et al. (2008) dat de implementatie van ICT in algemene zin bedoeld is om het proces te optimaliseren. Door het gebruik van ICT kunnen de
6
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
informatiestromen verbeterd worden wat mogelijkerwijs kan bijdragen aan het verminderen van fouten. Het stroomlijnen van informatiestromen is gevisualiseerd in figuur 14. Veel bedrijven in de bouw hebben inmiddels de keuze gemaakt om BIM te implementeren omdat ze geloven in de bovengenoemde voordelen. Balance & Result heeft in opdracht van ABN AMRO en Bouwend Nederland een Figuur 14 - Stroomlijnen van onderzoek uitgevoerd om te inventariseren wat de informatiestromen door BIM (Unetobusiness kansen zijn van BIM en wat de huidige status is Vni, 2011) van BIM in Nederland. Breijer, een middelgroot bouw- en installatie bedrijf, geeft in dat rapport aan dat zij denken dat het gebruik van BIM op den duur zelfs een bestaansvoorwaarde zal zijn voor elk (middel) groot bouw- en installatiebedrijf (Straatman, 2012, p. 24). Voor het implementeren van BIM in de organisatie zullen investeringen moeten worden gedaan in software, hardware, opleidingen, organisatie en faciliteiten. Bedrijven die deelnamen aan het onderzoek gaven aan dat de grootste investering gaat naar het vrijmaken en opleiden van personeel. Er zijn volgens Succar (2010) nog wel barrières op business niveau. Het is nog niet empirisch bewezen dat het gebruik van BIM heilzaam is voor het uiteindelijke resultaat van een bouwproject. Bedrijven worden nu geconfronteerd met het dilemma dat ze een keuze moeten maken over het implementeren van BIM gebaseerd op veronderstelde voordelen. De grootste barrières voor BIM implementatie en acceptatie in de gehele bouwsector zijn erkenning en ondersteuning vanuit de opdrachtgevers en het gebrek aan een duidelijk framework voor de implementatie van BIM, die zowel de gevolgen voor de financiële resultaten als voor de organisatie in acht neemt. De hypothese die kan worden gesteld is dat op den duur de investeringen die zijn gedaan bij het implementeren van BIM en de kosten die extra worden gemaakt bij het gebruik van BIM, terugverdient zullen moeten worden. De aanleiding voor mijn onderzoek, ligt in het onderzoeken van deze hypothese. De probleemanalyse is vertaald in een diagram, die een overzichtelijk beeld geeft van hoe dit onderzoek kan worden geplaatst in de huidige context. De diagram is weergegeven op de volgende pagina.
7 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
8
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
1.2.
Probleemstelling
Vanuit de probleemanalyse kan de volgende probleemstelling worden geformuleerd: BIM wordt momenteel door veel aannemers geïmplementeerd in de organisatie en keten, maar het is niet inzichtelijk wat BIM de aannemer oplevert en hoe de effecten van BIM op het proces kunnen worden gemeten.
1.3.
Onderzoeksvragen
Op basis van de probleemanalyse en de probleemstelling is de hoofdvraag opgedeeld in een drieluik:
“(INPUT) Welke informatie is nodig om de effecten van BIM op het proces van de aannemer te kunnen monitoren, (VERWERKING) hoe kan deze informatie verwerkt worden in een model dat inzichtelijk maakt wat het resultaat is van deze effecten (OUTPUT) en kan worden gesteld dat het resultaat van de effecten van BIM op het proces opwegen tegen de investeringen?” De onderzoeksvragen die hieruit volgen zijn:
(INPUT)
Welke doelen zijn gesteld voor de implementatie van BIM? Hoe ziet het huidige proces eruit? Waar in het proces heeft BIM een effect? Wat zijn de verwachte effecten van BIM op het proces? Welke van deze effecten zijn kwantificeerbaar? Hoe kan informatie verzameld worden om deze effecten te monitoren?
(VERWERKING)
Kunnen de effecten van BIM worden uitgedrukt in tijd en geld? Hoe ziet een model eruit, waarin de informatie die wordt verzameld, inzicht geeft in het resultaat van de effecten?
(OUTPUT)
Welke investeringen zijn er gedaan voor de implementatie van BIM? Wat is de balans tussen de investeringen en het resultaat van de effecten van BIM op het proces?
1.4.
Doelstelling
Het doel van het onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de effecten van BIM op het proces van de aannemer en hoe deze effecten kunnen worden gemonitord. Het is van belang om inzicht te verkrijgen in de effecten om zodoende te kunnen bepalen of de invloed van de effecten in overeenstemming is met de verwachtingen/ gewenste situatie. Tevens zal het resultaat van het onderzoek bijdragen om in de toekomst gerichte investeringen te kunnen doen.
9 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
1.5.
Relevantie
1.5.1.
Wetenschappelijke relevantie
Binnen de afdeling Design & Construction Management, is er de laatste jaren meer aandacht gekomen voor het onderwerp BIM. Voorbeelden voor enkele afstudeerscripties zijn: BIM bij kleine projecten (2012) - Jägers, F. De gehele lifecycle met BIM (2012) - Vollebregt, D.W.P. & Vos, Y.R. BIM en de projectmanager (2012) - Smith, A.W. Voldoen aan prestatie-eisen met behulp van BIM (2012) - Van Schijndel, T.H. Faalkosten voorkomen tijdens de realisatiefase met interventie van BIM (2012) Sewlal, P.P. BIM bij kleine architectenbureaus (2012) – Leeuwis, A.J. Communiceren in het bouwproces wanneer BIM wordt toegepast (2012) - Beelen , C.M. Better buildings through digital practice: Changes in roles and processes (2011) Jadhav, M.S. De meeste onderzoeken richten zich op de effecten van BIM en de invloed van BIM op de huidige rollen en taken. Tevens is er onderzoek gedaan naar de menselijke kant van de implementatie van BIM. Deze onderzoeken zijn over het algemeen beschrijvend. Het is echter nog niet empirisch bewezen dat het gebruik van BIM heilzaam is voor het uiteindelijke resultaat van een bouwproject, dan wel voor de organisatie. Hierop zal mijn onderzoek zich focussen. Daarnaast is nog weinig onderzoek gedaan naar specifiek de effecten van BIM bij een aannemer. Dit onderzoek beoogt een empirisch kader te scheppen waardoor vervolgonderzoek mogelijk operationeel kan zijn. Dit onderzoek zal bijdragen aan de kennis over kosten en baten van BIM binnen de aannemerssector en investeringen die door de aannemerij kan worden gedaan.
1.5.2.
Maatschappelijke relevantie
Balance & Result (Straatman, 2012) heeft in opdracht van ABN AMRO en Bouwend Nederland een onderzoek gedaan om een indruk te krijgen van de status van BIM in Nederland. Het onderzoek laat zien dat van de aannemers met tenminste twintig medewerkers in dienst, nu één op de vijf gebruik maakt van BIM. Op dit moment beslissen de meeste aannemers (80%) per project of ze wel of niet gebruik gaan maken van BIM. Dit geeft aan dat ze nog niet zeker zijn of BIM in alle gevallen een financieel voordeel oplevert. De afgelopen jaren hebben veel bedrijven geïnvesteerd, vanuit het geloof dat BIM een goede of misschien zelfs wel een noodzakelijke ontwikkeling is. Uit de gesprekken die ik heb mogen voeren met BAM, de Brink Groep en DVBZW, kwam naar voren dat ze wel degelijk met vragen zitten rondom het aantonen van de voordelen die zij merken in de praktijk. Daarnaast is er nog een groot gedeelte van de bedrijven (vier op de vijf aannemers) die BIM nog niet hebben geïmplementeerd. De achterliggende redenen daarvoor zijn divers, maar zij zouden overtuigd kunnen worden met een sluitende business case. Daarvoor zijn echter kwantitatieve resultaten nodig. Dit onderzoek richt zich op het afwegen van de baten en kosten van de toepassing van BIM en daarmee de waarde van BIM op project- en organisatieniveau te bepalen.
10
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
1.5.3.
Praktische potentie
Het afstudeeronderzoek is gedaan bij DVBZW. Rond 2008 is DVBV begonnen met een verkennende houding richting BIM. Inmiddels maakt BIM deel uit van de strategie van DVBV. Alle grote aannemers hebben inmiddels beseft dat BIM essentieel is voor het voortbestaan van hun bedrijf. Echter om van BIM een succes te kunnen maken is het belangrijk dat iedereen meegaat. Het is daarom van belang om de externe partijen, partners, leveranciers en onderaannemers te betrekken opdat ook zij overstappen op deze nieuwe werkwijze, met alle investeringen die daarvoor nodig zijn. Concluderend zal het niet alleen voor DVBV van belang zijn om inzicht te krijgen in welke voordelen BIM hun biedt, maar ook om andere partijen te kunnen overtuigen om te gaan investeren.
1.6.
Wetenschapsgebieden
Het hoofddomein waar dit onderzoek zich tot richt is Design & Construction Management, dat zich bezighoudt met proces‐ en informatiebeheersing, taak‐ en rolverdelingen, bevoegdheden en communicatielijnen tijdens het proces. Binnen het domein van Design & Construction Management is een aparte leerstoel dat zich richt op Computational Design. Deze leerstoel geeft onderwijs en doet onderzoek naar de verandering van traditioneel naar geïntegreerd samenwerken met behulp van ICT. Tevens zal de leerstoel die zich richt op de toepassing van Operational Research worden betrokken in dit onderzoek. Vanuit het Operational Research zal worden gekeken naar het empirische onderzoek wat eerst heeft plaatsgevonden, om zo in het verdiepend onderzoek een eerste aanzet te maken naar een monitoringstool.
1.7.
Afstudeerbedrijf: DVBZW
Mijn afstudeeronderzoek vindt plaats bij Dura Vermeer Bouw Zuid West (DVBZW), onderdeel van de Dura Vermeer Groep N.V. (DV). DV bestaat inmiddels meer dan 160 jaar en is werkzaam in de bouw en infrastructuur. Op de site van DV staat vermeld dat ze actief zijn in diverse marktsegmenten - woningcorporaties, projectontwikkelaars, overheden (rijk, provincie, gemeente), onderwijs, zorg en welzijn, industrie en energie – waarin de producten en dienstverlening uiteenlopen van de ontwikkeling en bouw van woningen, kantoren en multifunctionele centra tot het bouw- en woonrijp maken van terreinen en gronden, het ontwerpen, aanleggen en onderhouden van wegen, het ontwerpen en bouwen van kunstwerken (bruggen, viaducten, tunnels), het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen, het bouwen en onderhouden van spoorwegen en het saneren van vervuilde gronden. Met een omzet van circa 1,1 miljard euro en circa 2800 medewerkers behoort DV tot de grotere spelers in de Nederlandse bouwindustrie. Desondanks is DV nog steeds een familiebedrijf (Dura Vermeer, 2013). De laatste jaren heeft Dura Vermeer Bouw Vastgoed (DVBV) ingezet op vernieuwing. Zo is onder andere geïnvesteerd in concepten als ketensamenwerking, LEAN Bouwen, BIM en Systems Engineering. In dit hoofdstuk zal vooral worden gekeken naar de ontwikkeling van BIM binnen Dura Vermeer.
11 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Bij het analyseren van het gebruik van BIM binnen DVBZW, is het van belang om te weten wat het achterliggende doel is van DVBV om BIM te implementeren binnen de organisatie. In een intern rapport wordt hier het volgende over gesteld: “BIM bevordert betere
samenwerking in de gehele bouwketen door middel van digitale informatie-uitwisseling. Hierdoor kunnen wij als Dura Vermeer Bouw & Vastgoed (DVBV) de klantvraag beter beantwoorden en de faalkosten reduceren door verregaande (digitale) standaardisatie.” Verder wordt er in dat rapport ingegaan op het maken van afspraken met partners over het gebruik van BIM. Het doel van deze eenduidige afspraken met de vaste partners, is om als regisseur in dit ontwikkel- en bouwproces te gaan fungeren. BIM is dus geen doel, maar een middel om deze regisseursrol voor DVBV te verkrijgen. Verder stelt het rapport: “Voor het
modelleren door middel van BIM is door DVBV een samenwerkingsverband aangegaan met modelleerpartner HET Facilitair Bureau (HFB). Nadrukkelijk is uitgesproken dat DVBV de regie heeft over de werkzaamheden en zich in eerste instantie niet bezig houdt met modelleren. De rol van DVBV is dan ook zuiver coördinerend en controlerend.” (Mühren, 2012, p. 2). HFB is een architecten bureau, die als een van de eerste architecten bureaus overstapte op het gebruik van BIM.
Figuur 15 - Visualisatie van hoe DVBV haar eigen rol ziet ten opzichte van andere partijen in het proces (Resodihardjo, 2012)
DVBV wil de rol van regisseur innemen in het proces. In figuur 15 is te zien hoe DVBV deze rol wil invullen ten opzichte van andere partijen in het proces. In de toekomst wil DVBV tevens meer inzetten op onder andere 3D modelleren, het koppelen van tijd aan het model en het invoegen van toepassingen als kosten op elementenniveau en revisie en onderhoud.
12
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Bij het implementeren van BIM is er gekozen voor een techniek- aspect en een businessaspect te belichten. In het intern rapport wordt er de volgende verdeling gemaakt tussen de twee aspecten: 1. Techniek - Ontwerp uitrolstrategie software / hardware - Testen systemen - Eventuele aanpassingen aan het systeem - Kennisopbouw 2. Business - Processen; de consequenties voor het primaire proces dienen inzichtelijk te worden gemaakt. Dit wordt geanalyseerd in de implementatieplannen die per vestiging wordt opgesteld. - Opleidingen; betreft de opleidingen voor onze collega’s met een sturende en coördinerende functie in het BIM proces. - Communicatie & Informatie Er is een projectgroep BIM in het leven geroepen om BIM succesvol te implementeren binnen Dura Vermeer. Hierin stuurt de stuurgroep BIM de werkgroep coördinatoren, werkgroep modeleren en werkgroep ICT aan. En zijn er regelmatig terugkoppel sessies.
13 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
14
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
2.
15 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
2.
Literatuur onderzoek
Naar aanleiding van de probleemstelling is literatuur onderzoek gedaan. Het literatuuronderzoek heeft in dit onderzoek tot doel om als fundament te fungeren en mezelf te ontwikkelen. Het fundament dient opdat de voordelen en effecten in de praktijk worden herkend, maar ook om een zo compleet mogelijk beeld te kunnen geven. Tijdens het literatuuronderzoek was het dan ook van belang om te zorgen dat een goed overzicht werd gecreëerd met de tot op heden beschikbare informatie. Aan de hand van het kader dat wordt geschept is in de praktijk gekeken wat de mogelijkheden zijn tot onderzoek. In dit kader zijn de volgende onderwerpen uitgediept: - Voor- nadelen/ effecten BIM - Investeringen in BIM - Implementatie van BIM - Kwantificeren van effecten
2.1.
Implementatie van BIM
Dit hoofdstuk gaat in op enkele aspecten van het implementeren van BIM in de organisatie. Allereerst wordt ingegaan op de uitdagingen en barrières die er zijn bij het implementeren. Daarna wordt er een overzicht gegeven van redenen waarom bedrijven de keuze hebben gemaakt om BIM wel organisatiebreed te implementeren. Vervolgens zal ook vanuit het perspectief van de niet- BIMmers gekeken welke redenen er aan ten grondslag liggen om BIM niet te implementeren. Ten slotte worden de risico’s en de trage adoptie belicht.
2.1.1.
Uitdagingen en barrières
Arayici et al. (2011) en Gu and London (2010) beschrijven in hun artikels een aantal uitdagingen die moeten worden overwonnen om BIM efficiënt toe te kunnen passen. Zij noemen de volgende uitdagingen: Het overwinnen van weerstand tegen verandering, en het laten inzien dat BIM een grotere waarde en meer mogelijkheden heeft dan 2D informatie uitwisseling. Het aanpassen van de bestaande workflows naar meer geïntegreerde bouwprocessen. Het opleiden van mensen naar het werken met BIM, of het vinden van medewerkers die BIM begrijpen. Het laten begrijpen dat high‐end hardware en netwerken faciliteiten nodig zijn om BIM toepassingen en hulpprogramma's efficiënt te laten werken. Het laten begrijpen dat samenwerking en integratie binnen de bouwketen nodig is bij een BIM proces om het efficiënt te kunnen gebruiken. Het scheppen van een duidelijk inzicht in de verantwoordelijkheden van de verschillende belanghebbenden in het BIM proces. In de paper van Barlish and Sullivan (2012, p. 150) wordt hieraan toegevoegd dat de literatuur tot nu toe vooral kwalitatieve en moeilijk te vergelijken resultaten presenteert.
16
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Tevens presenteert het merendeel frameworks dat in algemene termen van implementatie blijft, in plaats van analyses waarin de verschillende mogelijkheden van implementatie worden uiteengezet. Dit maakt het moeilijk voor een directielid of iemand anders op business niveau, om in te zetten op een toepassing zoals BIM. Deze persoon ziet liever een ‘BIM business case’, vocabulaire lijst, uiteenzetting van de relevantie en een concreet plan en framework voor de implementatie van BIM, zodat het hogere management aan de hand van deze gegevens kan worden overtuigd. Een dergelijke business case zal op waarde moet worden geschat en de organisatie zal zoeken naar mogelijkheden om de resultaten te kwantificeren. Op deze manier kan de ‘business value’ van BIM voor een organisatie worden vastgesteld. Jung and Joo (2011) beschrijven dat de ‘business value’ zowel bestaat uit monetaire en immateriële resultaten. Dit maakt het moeilijk om de voordelen van BIM voor een bedrijf vast te stellen. Jung en Joo hebben deze moeilijkheid in zes verschillende categorieën ingedeeld: Some of the business benefits may be intangible; Organizational changes may occur as a result of the introduction of a new system; Business benefits are evolutionary over the life-cycle of the system; Many stakeholders involved will subjectively evaluate the system and may have conflicting opinions; Users may feel intimidation or fear of the new system and how it will affect their jobs negatively; and Practical difficulties such as improper utilization, interconnected systems, and inability to divide related systems and benefits.
2.1.2.
BIM wel implementeren
In het onderzoek van Balance & Result ‘BIM biedt business’ werden de geënquêteerde gevraagd naar de motieven achter het implementeren van BIM binnen hun bedrijf. Daaruit kwam naar voren dat 38% het verminderen van faalkosten als doel heeft, 37% in verband met de toekomstverwachting en 16% omdat hun opdrachtgevers erom vroegen. Verder werden motieven genoemd als het optimaliseren van de interne organisatie en het efficiënter werken omdat andere partijen met BIM werken in projecten, onderscheidend vermogen, ketenintegratie, tijdwinst, kostenreductie, procesoptimalisatie, het ontwikkelen van nieuwe producten of het betreden van nieuwe markten en het verbeteren van de communicatie tussen partijen (Straatman, 2012, p. 17). McGraw Hill Construction (2010) heeft een soortgelijk onderzoek gedaan in Noord- Amerika, Engeland, Frankrijk en Duitsland. Daaruit kwam naar voren dat de volgende motieven de voornaamste beweegredenen waren om BIM te implementeren: Productivity - Productiviteit Verhogen van de productiviteit is de primaire drijfveer om BIM te implementeren. De verbeterde communicatie tussen de verschillende partijen in het bouwproces wordt als belangrijkste verbetering genoemd die er toe leidt dat de productiviteit toeneemt. Accuracy- Nauwkeurigheid Verbeterde nauwkeurigheid biedt tevens veel potentieel. Het afleveren van documenten die nauwkeuriger en minder inconsistent zijn zorgt voor grote voordelen in de uitvoering. 17 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Schedule and Budget – Planning en budget Het reduceren van de doorlooptijd en daarmee tevens het verlagen van de kosten zijn belangrijke drijfveren voor de toepassing van BIM. Volgens de aannemers, die mee deden aan het onderzoek, zorgt de toepassing van BIM voor betere kostenramingen. Worksite Safety & LEAN Construction – Veiligheid op de bouwplaats & LEAN Wanneer de tekeningen en de informatie kwalitatief beter worden, hoeft een uitvoerder minder te improviseren waarmee gevaarlijke situaties op de bouwplaats kunnen worden voorkomen. Samen met het gedachtegoed van LEAN management, kan de samenwerking met partners worden geoptimaliseerd wat ertoe kan leiden dat processen effectiever en efficiënter worden. Het onderzoek van McGraw Hill Construction (2010, p. 41) laat nog een andere interessant resultaat zien, namelijk het verschil van drijfveer voor de verschillende partijen in de bouwketen. Uit dit onderzoek is gebleken dat aannemers veel waarde hechten aan samenwerking in het toepassen van BIM. Aannemers vinden het aanzienlijk belangrijker dan architecten of ingenieurs, dat veel bedrijven BIM gaan toepassen. De focus van aannemers gaat voornamelijk uit naar ‘ability of BIM to improve collective understanding of overall design’ en ‘better multiparty communication’.
2.1.3.
BIM niet implementeren
In hetzelfde onderzoek van Balance & Result werd aan bedrijven die BIM niet of nog niet hebben geïmplementeerd, gevraagd wat de motieven daarvoor zijn. De niet-gebruikers noemen verschillende redenen om (nog) niet met BIM te beginnen. Uit de enquête blijkt dat 78% van de niet- gebruikers vindt dat de bouwkolom niet zover is en 64% omdat de opdrachtgevers er niet om vragen. Verder zijn er verschillende redenen om (nog) niet te beginnen met BIM, zoals: de technologie is onvoldoende ontwikkeld, onbekendheid met de implementatie, te hoge investeringen, de voordelen van BIM zijn nog niet duidelijk, mijn bedrijf is geen voorloper, we hebben geen geschikte projecten voor BIM, BIM is nog niet van toepassing voor de restauratiemarkt, we hebben geen tijd om BIM te implementeren, het is financieel onmogelijk, de toekomst is te onzeker, we willen geen kinderziektes, BIM is te omslachtig of we zijn afhankelijk van de architect (Straatman, 2012, p. 19). De vraag is of het eigenlijk wel een keuze is om BIM niet toe te passen. Olatunji et al. (2010, p. 11) stelt dat er inmiddels voldoende aanduidingen zijn dat BIM de gehele bouwindustrie zal beïnvloeden. Op den duur zal BIM geen keuze meer zijn, maar een voorwaarde om nog mee te kunnen doen in de bouw. Ook al zal de investering op korte termijn misschien niet tot een omvangrijke winst leiden, op de lange termijn is de investering onoverkomelijk. In het onderzoek van Balance & Result komt ook naar voren dat bedrijven, die inmiddels BIM hebben geïmplementeerd, denken dat BIM eerder een bestaansvoorwaarde wordt dan een uitzondering (Straatman, 2012, p. 24).
2.1.4.
Trage adoptie van BIM
Verschillende papers (S. Azhar, 2011; Gu & London, 2010; Olatunji et al., 2010) hebben geanalyseerd waarom de adoptie van BIM trager is dan verwacht. De voornaamste redenen kunnen worden gecategoriseerd in technisch aspecten en management aspecten.
18
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Technisch De behoefte aan gedefinieerde uitwisselingsprotocollen tussen verschillende soorten modellen om zo interoperabiliteitsproblemen te voorkomen De eis dat digitale ontwerpgegevens calculeerbaar moeten zijn De behoefte aan goed ontwikkelde praktische strategieën voor de uitwisseling en integratie van betekenisvolle informatie tussen Bouw Informatie Model- componenten
Management Problemen clusteren zich rond de implementatie en het gebruik van BIM. Op dit moment is er geen duidelijke consensus over de manier waarop BIM moet worden geïmplementeerd of het gebruik van BIM.
2.2.
Verwachte effecten BIM
In verschillende literatuur wordt verwezen naar een grafiek van Eastman et al. (zie figuur 16) wanneer er gesproken wordt over verandering van rollen en taken. Deze grafiek is een interpretatie van hoe de vergelijking kan worden getrokken tussen traditionele ontwerpproces met het wenselijke BIM ontwerpproces, ten overzien van inzet versus tijd. De Figuur 16 - Inzet vs tijd van verschillende bouwprocessen grafiek laat zien dat de maximale inzet (Eastman, Teicholz, Sacks, & Liston, 2008) in het ontwerpproces naar voren verschuift in de tijd wanneer deze twee ontwerpprocessen worden vergeleken. Hierbij wordt dus van de verschillende consultants verwacht dat ze vroeg in het proces betrokken zijn. Maar naast de betrokkenheid in een vroege fase, wordt tevens van ze verwacht dat ze verder kijken dan hun eigen vakgebied, elkaars disciplines begrijpen en een gezamenlijk doel voor het project krijgen. De uitdaging zit erin om deze verschillende partijen in overeenstemming te krijgen over de nieuwe methodieken van het samenwerken, documenteren en communiceren. (Eastman et al., 2008)
2.2.1.
Effecten
Verschillende papers beschrijven de voordelen van BIM. In de onderstaande tabel is een overzicht gemaakt van de genoemde voordelen. Deze tabel is gebaseerd op onderzoeken van Barlish and Sullivan (2012), Straatman (2012), McGraw Hill Construction (2010) en S. Azhar (2011).
19 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Barlish & Straatman, McGraw Hill Azhar, Sullivan, 2012 2012 Construction, 2010 2011
Benefits To assist in and provide information regarding (better quality and/ or more efficiency in providing information about): planning scenarios and site information architectural program floor plans layouts engineering calculations specifications contract documents legal description change orders supporting documentation for litigation shop drawings procurement documents progress photographs alarm diagrams warranty data purchase requests cost estimates organizational occupants personnel lists handicap designation reduction of hazardous materials operating manuals maintenance records inspection records simulations continuation of operations plans disaster recovery plans contingency plans asset inventory energy analysis project closeout documentation proper lean implementation electronic document transfer supply chain management (internal and external) forecasting risk management safety applications duurzaamheid visualisatie levensduurkosten facilitie management logistiek x = wordt letterlijk vermeld in de paper x = in andere woorden wordt dit vermeld in de paper
20
x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
x x x x x
x x x x x
x x
x
x
x
x x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x x x
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Benefits Productivity gains: Reduced errors and omissions in construction documents Reduced cycle time of specific workflows Reduced rework Cost estimation time Faster and more effective processes Automated assembly Highest-value project benefits: Improved collective understanding of design intent Improved overall project quality Reduced conflicts during construction Minder faalkosten Better design Controlled whole-life costs and environmental data Better production quality Better customer service Beter verwachtingsmanagement Betere communicatie en samenwerking met partners en leveranciers Lifecycle data Cost estimation accuracy New chances: Offering new services Marketing new business to new clients Maintaining repeat business with past clients
Barlish & Straatman, McGraw Hill Azhar, Sullivan, 2012 2012 Construction, 2010 2011 x x x
x x
x x x
x x x x x
x
x x
x
x x x
x x x x x
x x x
x
x
x x
x x x
x = wordt letterlijk vermeld in de paper x = in andere woorden wordt dit vermeld in de paper
2.3.
Investering in BIM
Er zijn weinig tot geen data beschikbaar als het gaat om de investeringen die zijn gedaan voor de implementatie van BIM, de kosten van BIM per project en de opbrengsten/ besparing ten gevolge van BIM. Er zijn slechts enquêtes die indicaties geven over enkele hoeveelheden. Belangrijk hierbij is om te realiseren dat er sprake kan zijn van een participantenbias. De geënquêteerde zijn ook degene die een positief beeld willen afgeven, zodat andere partijen ook de stap naar BIM durven te zetten. Hieronder zullen de resultaten van twee onderzoeken (McGraw Hill Construction, 2010; Straatman, 2012) worden behandeld. De investeringen in BIM zijn moeilijk los te zien van andere investeringen die op dit moment plaatsvinden voor LEAN management en ketenintegratie. De investeringen die in BIM worden gedaan kunnen gecategoriseerd worden op: software, hardware, opleidingen, organisatie en faciliteiten. Een duidelijker beeld kan er worden geschetst over de verhouding tussen de verschillende investeringen. Volgens de geënquêteerde zit het grootste deel van de investeringen in het vrijmaken en opleiden van personeel en een kleiner deel in soft- en hardware. Het merendeel van de geënquêteerden verwacht dat de investeringen in BIM zullen stijgen (Straatman, 2012, p. 23).
21 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
In het onderzoek van McGraw Hill Construction (2010) is gevraagd welke prioriteit er wordt gesteld aan de verschillende investeringsmogelijkheden. In figuur 17 is een lijst te zien van te voorkeuren. De geënquêteerde BIMmers schatten de kosteneffecten als volgt (Straatman, 2012, p. 6): voorbereidingskosten (kantooruren) nemen met 3 tot 7 procent toe; bouwplaatskosten nemen met 1 tot 3 procent af; faalkosten nemen met 5 tot 8 procent af.
Figuur 17 - Huidige prioriteiten rondom investeringen in BIM (McGraw Hill Construction, 2010, p. 22)
2.4.
Kwantitatief onderzoek naar BIM
Op dit moment is er nog geen algemeen geaccepteerde calculatie methodologie ontwikkelt waarmee de voordelen van BIM kunnen worden geëvalueerd. De meningen en perspectieven over de voordelen van BIM zijn verdeeld. Dit kan ervoor zorgen dat er misvattingen ontstaan rondom de verwachte uitkomsten. Dit wordt versterkt door het aantal definities van BIM die in de omloop zijn. Voordelen van BIM zijn gekoppeld aan hoe BIM wordt gedefinieerd. Dit maakt onderzoeken moeilijk met elkaar vergelijkbaar omdat de definities verschillen. Daarnaast is er nog sprake van verschillende perspectieven van de stakeholders. Een architect is eerder geneigd te denken in voordelen als verbetering van de coördinatie, productiviteit en bedrijfsvoering; terwijl een aannemer eerder verbeteringen ziet in de planning, budgettering en verwerking van tekeningen (Barlish & Sullivan, 2012, pp. 149- 150).
2.4.1.
‘Metrics’
Het verkrijgen van kwantitatieve gegevens en daarmee een geldig bewijs kunnen leveren dat een technologie financieel voordeel oplevert, is erg belangrijk voor adoptie van elke technologie. Er zijn dan ook verschillende case studies gedaan die de ROI (Return On Investment) hebben geanalyseerd. Deze rapporten laten extreem hoge ROI’s zien, wel tot 1600%. Onderzoekers Lee et al. (2012, p. 577) stellen hun vraagstekens bij de resultaten van deze onderzoeken, omdat geenszins duidelijk wordt in de papers hoe de gegevens zijn verkregen of verwerkt. Terwijl juist deze informatie erg belangrijk is om de resultaten te valideren. Lee et al. (2012, p. 578) bespreken in hun paper enkele metrics en welke kanttekeningen hierbij kunnen worden gesteld. ‘Perceived ROI’, is ondanks de invloed van subjectiviteit, gebruikt als basis voor de twee grootste BIM ROI studies. Toch is deze metric gebruikt omdat het een goed beeld geeft van hoe mensen de voordelen van BIM ervaren, maar het kan nooit de daadwerkelijke ROI vervangen. Er zijn ook andere metrics die kunnen worden
22
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
gebruikt, maar daarbij is het van belang dat er wordt beredeneerd vanuit een bepaalde stakeholder. Architecten en ingenieurs zullen eerder denken aan productiviteitsverbeteringen, terwijl een aannemer eerder zal kijken naar de projectduur. De moeilijkheid van het bekijken van het verschil in projectduur is, of het verschil daadwerkelijk alleen door BIM wordt veroorzaakt. De vraag is of en hoe dit kan worden aangetoond. Een andere metric is RFI (Request For Information). De aanname is dat de kwaliteit en beschikbaarheid van informatie verbetert met BIM, waardoor er minder RFI’s nodig zullen zijn. Lee et al. (2012) zet daar echter direct een kanttekening bij, omdat RFI te afhankelijk zou zijn van de karakteristieken van een project en het projectteam. Er worden niet alleen metrics gezocht waaraan af te lezen is wat de toepassing van BIM in een project oplevert, maar ook metrics die kunnen worden gebruik om de extra kosten van BIM te bepalen. Barlish and Sullivan (2012) komen in hun onderzoek tot de volgende metrics:
Figuur 18 - Return metrics (Barlish & Sullivan, 2012, p. 156)
Figuur 19 - Investment metrics (Barlish & Sullivan, 2012, p. 158)
In het onderzoek van Barlish and Sullivan (2012) zijn tevens aanbevelingen gedaan voor metrics die in volgende onderzoeken zouden kunnen worden gebruikt.
Figuur 20 - Future BIM Trackings (Barlish & Sullivan, 2012, p. 158)
23 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
2.4.2.
Methode
Barlish and Sullivan (2012) doen in hun onderzoek een poging om tot een methode te komen om de voordelen van BIM te kunnen meten. Daarbij gaan ze ook in op de wijze van informatie verzamelen. Ze verwijzen naar Bakis et al. die stelt dat een case studie het meest geschikt is om de voordelen van een nieuwe informatie technologie te meten voor een organisatie, wanneer het wordt vergeleken met een formeel experiment of een survey. Een case studie presenteert de informatie in de context van een specifiek project, waardoor de karakteristieken van een project en projectdata wordt gebruikt om tot conclusies te komen. Bij een formeel experiment of een survey is het onmogelijk om alle variabelen en factoren mee te nemen in het onderzoek. Daarbij moet tevens gerealiseerd worden dat de voordelen van een nieuwe technologie voor een organisatie die naar voren komen in een survey of interview, onderhevig zijn aan subjectiviteit, veronderstellingen en schattingen. De resultaten mogen dan ook niet alleen dienen als informatiebron zonder ook andere gegevens hierin te betrekken (Barlish & Sullivan, 2012, p. 151). Barlish and Sullivan (2012) stellen het volgende stappenplan voor als methodologie: Gathering background information on the case studies Collecting historical Non-BIM data for the case studies Capturing and reviewing recent BIM data for the case studies Determining the metrics to utilize Reviewing the metrics with the project team members Analyzing the data in accordance with the chosen metrics Drawing conclusions from the data Reviewing findings with the project teams and various stakeholders
2.4.3.
Categoriseren van de ontwerpfouten
Lee et al. (2012) hebben hun onderzoek gedaan door de ontwerpfouten te analyseren die worden gevonden gedurende het voorbereidingstraject waarin BIM wordt toegepast. Daarbij hebben ze ontwerpfouten op verschillende wijzen gespecificeerd. Allereerst wordt er gekeken naar verschillende aspecten van de ontwerpfout, waaronder de oorzaak, mogelijke invloed op de planning, mogelijke invloed op de directe kosten, mogelijke invloed op de kwaliteit van het project en de waarschijnlijkheid dat de fout was gevonden als er met traditionele middelen was gewerkt. Alle vijf aspecten kunnen weer onderverdeeld worden in gradaties (zie figuur 21) (Lee et al., 2012, p. 580)
Figuur 21 - Classification of design errors (Lee, Park, & Won, 2012, p. 580)
24
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
3.
25 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
3.
Barrières
Dit hoofdstuk beschrijft een essentieel onderdeel van mijn onderzoek. Voorafgaand aan het praktijk onderzoek, had ik op basis van de literatuur en eigen verwachtingen een bepaald beeld van de context waarbinnen het onderzoek zou plaatsvinden. Eenmaal begonnen aan het onderzoek bij DVBZW, bleek dat de realiteit anders is. Allereerst zal ik het beeld dat ik vooraf had van de context beschrijven. Vervolgens zullen de verschillende barrières, die de verwachte context van de realiteit scheiden, worden besproken.
3.1.
Verwachte context
In deze paragraaf zal het beeld van de context worden beschreven waarmee het onderzoek is begonnen. Enkele aannames zijn hiervoor gedaan. De belangrijkste zullen worden uitgelicht. De eerste aanname is dat op basis van de aanwezige literatuur een kader kan worden geschetst over welke effecten van toepassing zijn en hoe deze in kaart kunnen worden gebracht. In de literatuur is namelijk veel te vinden over de verschillende effecten van BIM in de vorm van kwalitatieve onderzoeken die deze effecten beschrijven. Deze aanname verondersteld dat wanneer in de praktijk zal worden gekeken naar de toepassing van BIM, de verschillende effecten van BIM herkent kunnen worden en dat het eerder een selectie is van bepaalde effecten in plaats van een uitgebreid onderzoek naar welke effecten er zijn en wat de invloed van deze effecten is. De tweede aanname is dat een groot bedrijf zoals DVBV opereert als een professionele organisatie, waarbij niet alleen de focus ligt op het uitvoeren van opdrachten maar ook wordt gekeken naar het verbeteren van de organisatie/ processen. Een randvoorwaarde om dit te kunnen doen is controle hebben op de processen die plaats vinden. Evaluaties van projecten en processen op basis van gegevens die gedurende het project en/ of proces zijn verzameld zijn essentieel om op verbeteringen te sturen. Een andere aanname die hiermee samenhangt, is dat er een duidelijk beeld is van het traditionele proces en hierover bepaalde data beschikbaar is. Met bepaalde data worden gegevens bedoeld zoals gemiddelde tijdsduur, kosten en veel voorkomende fouten. De derde aanname is dat er voldoende projecten in voorbereiding en uitvoering zijn waarin BIM wordt toegepast. Deze projecten zijn nodig om allereerst data te verzamelen om vervolgens analyses te kunnen doen. Als logische gevolg zal dat betekenen dat een groot deel van DVBZW al in aanraking is geweest met een project waarin BIM wordt toegepast. Op basis van het literatuur onderzoek is aangenomen dat er bepaalde indicatoren zijn waaraan het effect van BIM gemeten kan worden. In hoofdstuk 2 is uitgebreid ingegaan op enkele van deze indicatoren. De vierde aanname is dat een dergelijke indicator te vinden is bij DVBZW.
26
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
3.2.
Barrières
In de volgende paragrafen zullen de belangrijkste barrières worden besproken die duidelijk maken hoe de realiteit afwijkt van de context die vooraf was verwacht op grond van de aannames die op de vorige pagina zijn besproken.
3.2.1.
Barrière: Registratie
Een van de eerste barrières die in dit onderzoek naar voren kwam is het gebrek aan registratie ofwel de functionaliteit van hetgeen dat geregistreerd werd. De barrière was tweeledig, namelijk aan de ene kant het systeem van registreren en anderzijds de mentaliteit ten overzien van registreren. Voor dit onderzoek gaat het te ver in detail, als het gehele registratiesysteem wordt toegelicht en de gebreken ervan worden opgesomd. Daarom zullen enkele kenmerken worden uitgelicht om te illustreren waarom het registratiesysteem niet de data verzameld waar analyses mee kunnen worden gedaan. Als wordt gekeken naar de urenregistratie, dan valt op dat er wordt geregistreerd op project met een maximaal 8 uur per werkdag. Hieraan zitten minimaal twee gebreken. Allereerst wordt er soms meer dan 8 uur per werkdag gewerkt. Zoals veel andere bedrijven, die momenteel in de heersende economische crisis zitten, probeert ook DVBZW met zo weinig mogelijk mensen nog zoveel mogelijk werk te doen. Hierdoor komt het voor dat er sprake is van onderbemanning. Alle uren die buiten deze 8 uur per werkdag omgaan worden niet geregistreerd en maakt het opstellen van een benchmark niet betrouwbaar. Een tweede nadeel is dat wanneer er alleen op project wordt geregistreerd, het moeilijk te bepalen is waar in het proces meer of minder uur dan gebruikelijk wordt gewerkt. Daarbij kan de kanttekening worden geplaatst dat niet eens op basis van data bekend is hoeveel uur er gebruikelijk nodig is voor bepaalde delen van het proces. Deze inzichten zijn slechts op basis van ervaring. Vanuit deze kenmerken kan geconcludeerd worden dat de data die uit het urenregistratiesysteem kan worden gehaald zowel niet betrouwbaar is als geen inzicht geeft in waar in het proces/ op welke activiteit welke uren worden geboekt. Het ligt echter niet alleen aan het systeem. Voor een groot deel speelt de mentaliteit in de bouwsector ten overzien van registratie een rol. Wanneer de bouwindustrie wordt vergeleken met andere industrieën, dan is het schrikbarend welke verschillen waar te nemen zijn als het gaat om het registreren van het proces. Registratie wordt door veel mensen gezien als een vervelende en tijdsverspillende activiteit. In andere industrieën is het echter zo structureel doorgevoerd dat de vrijblijvendheid van registreren er zo goed als uit is. In de bouwindustrie is dat echter niet het geval. In veel gevallen is het nog te vrijblijvend waardoor het gewoonweg niet gebeurd. Het is echter niet alleen een kwestie van de mentaliteit van de mensen op de werkvloer, maar ook van de mentaliteit van de leidinggevenden. Daar moet het besef allereerst zijn wat het belang van registratie is. Mijns inziens kan registratie door een simpele argumentatie worden uitgelegd. Registratie creëert de mogelijkheid tot analyse, wat kansen biedt tot optimalisatie, waarna kosten kunnen worden bespaart en winstmarges stabiel of beter worden. Wanneer dit besef meer en meer zal doordringen in de bouwindustrie, dan kunnen nog grote stappen worden gezet in de richting van controle op processen en optimalisatie van processen.
27 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Een bijkomend nadeel van de barrière van het registratiesysteem, is dat er weinig tot geen gegevens beschikbaar zijn over het traditionele proces en projecten die traditioneel zijn uitgevoerd. Dit maakt het moeilijk om een vergelijking te maken met huidige projecten.
3.2.2.
Barrière: Indicatoren
In de paragraaf van de verwachte context kwam al naar voren dat er in de literatuur wordt gesproken over indicatoren waaraan het effect van BIM kan worden afgelezen. In interviews met mensen binnen DVBV en mensen van buitenaf, is de vraag gesteld om welke indicatoren dit zou kunnen gaan. Uit de interviews bleek dat allereerst niet of weinig gebruik wordt gemaakt van indicatoren binnen een aannemer. Bepaalde standaarden die worden bepaald, zouden als indicator kunnen dienen. Hierdoor zou het mogelijk worden om een referentiekader te maken voor het traditionele proces. Vervolgens zou dezelfde indicator kunnen worden berekend voor de huidige projecten. Het grootste bezwaar daar tegen is dat het verschil tussen de waardes niet alleen te verklaren zijn door de toepassing van BIM. Er spelen nog vele andere factoren mee die ervoor zorgen dat de waardes kunnen verschillen. Dit zal dus geen betrouwbaar beeld opleveren. De vergelijkbaarheid tussen projecten en tussen processen maakt het tevens moeilijk om te werken met indicatoren. Hierop zal de volgende paragraaf ingaan.
3.2.3.
Barrière: Vergelijkbaarheid
De vergelijkbaarheid van projecten en processen is lastig. Het probleem is dat geen enkel project identiek is, zowel niet qua karakteristieken, mensen die eraan hebben meegewerkt, context en leereffect. Het grootste probleem hiervan is om aan te kunnen tonen dat de verschillen die optreden te danken/ wijten zijn aan de toepassing van BIM. Het probleem van het gebrek aan vergelijkbaarheid is dat niet kan worden gewerkt met één benchmark die geldt voor het traditionele proces. Bij elk huidig project dat wordt geanalyseerd moet opnieuw worden gekeken hoe deze vergelijkbaar is met het traditionele proces en hoe wordt omgegaan met de verschillen. Dit maakt het moeilijk om te generaliseren en uitspraken te doen over de toepassing van BIM en de grootte van de effecten.
3.2.4.
Barrière: Onwetendheid/ gebrek aan kennis
Een van de aannames was het aantal projecten waarin BIM is toegepast en dat een groot gedeelte van DVBZW al in aanraking was geweest met een project waarin BIM is toegepast. Deze aanname bleek ongegrond. Er bleek slechts een klein aantal projecten gedaan te zijn waarin echt BIM is toegepast en een groot gedeelte van het personeel moet nog zijn eerste project doen met BIM. Dit leverde enkele problemen op. In dit onderzoek werd in de interviews gevraagd naar de invloed van BIM op hun activiteiten. Dit was echter voor de meeste moeilijk in te schatten aangezien sommige één project hebben gedaan met BIM en sommige nog geen projecten. Tevens zijn de BIM cursussen nog volop in gang. Voor de meeste was het dan ook moeilijk inschatten wat precies de invloed zal zijn van BIM op hun activiteiten en waar die invloed te meten zal zijn. Dezelfde onwetendheid zorgde er in sommige gevallen voor dat de perceptie van wat BIM wel of niet is verschilt. Dit maakte het combineren en samenvoegen van de resultaten van de interviews moeilijker. Een andere barrière was dat er nog geen duidelijk beeld is van hoe het toekomstige proces eruit ziet met BIM. Bij DVBV wordt gesteld dat dit bewust is gedaan, omdat door alle onzekerheden een blauwdruk een averechtse werking kan hebben. Hierdoor is nog vrij open
28
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
waar DVBV precies heen zal gaan. Er zijn echter wel concrete doelen gesteld over het aantal projecten dat in BIM moet zijn gestart. Een nadeel van geen blauwdruk hebben is dat er moeilijk richting kan worden gegeven aan de ontwikkeling van BIM binnen DVBV. Eventuele aanpassingen ter bijsturing kunnen dan ook moeilijk plaatsvinden. Net als het monitoren van de voortgang is ingewikkeld wanneer er niet concrete doelen worden gesteld over de vorm die het proces moet aannemen en de kwaliteit die moet worden geleverd. In de aanpak is dan ook terug te zien dat er nog veel onzekerheden zijn die worden veroorzaakt door het ontbreken van bepaalde kennis. Het is echter de vraag of deze kennis al beschikbaar is of dat het nog een zoektocht is van de gehele markt. Het gebrek aan kennis komt ook naar voren in de literatuur. Het gebrek aan onderzoeken naar het kwantificeren van de effecten van BIM, zorgt ervoor dat het erg ingewikkeld is om een gefundeerd onderzoek naar dit onderwerp te doen.
3.2.5.
Barrière: Marktsituatie
De laatste barrière die zal worden besproken is de marktsituatie. De marktsituatie, die momenteel erg slecht is, heeft verschillende uitwerkingen op een bedrijf als DVBV. Om te beginnen zorgt de marktsituatie ervoor dat er minder projecten worden gedaan. Dit heeft verschillende uitwerkingen. Zo zijn er ontslagen gevallen en dit leverde problemen op wanneer er informatie nodig was van bepaalde projecten die traditioneel zijn uitgevoerd door deze oud werknemers. Een ander probleem is dat de marges veranderen, doordat de prijzen steeds meer onder druk komen te staan. Wanneer financiële resultaten van traditionele en huidige projecten worden vergeleken, is dat geen eerlijke vergelijking. Niet alleen de prijzen staan onder druk, tevens de doorlooptijd van projecten. Dit zorgt wederom voor moeilijkheden wanneer huidige projecten worden vergeleken met traditionele projecten. Als gekeken wordt naar de woningmarkt dan valt op dat de grootte van de projecten sterk is afgenomen. Waar eerst projecten vaak 100 woningen bevatte, is dat momenteel nog maar rond de 20 woningen. Dit heeft ook een negatief effect op de vergelijkbaarheid van de projecten en op de haalbaarheid van de projecten. Bepaalde kosten moeten toch gemaakt worden, of het nu gaat om 20 woningen of om 100 woningen, alleen de spreiding is een stuk kleiner. Dit heeft zijn weerslag op de eenheidsprijs van woningen. De marktsituatie heeft ook op een andere manier invloed. Bedrijven zien de noodzaak om verspilling meer en meer uit het proces te verbannen en zoeken manieren om dit te doen. BIM wordt gezien als een manier om faalkosten te reduceren. Daarnaast vraagt de markt momenteel in veel aanbestedingen om de toepassing van BIM. Dit heeft een positief effect op de ontwikkeling van BIM. Het zorgt er in ieder geval voor dat veel bedrijven propageren dat ze een project in BIM kunnen uitvoeren, al is de ontwikkeling nog niet zo ver dat ze alle beloftes kunnen waarmaken.
29 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
30
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
4.
31 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
4.
Probleemstelling v2.0
Na aanleiding van de barrières was het onmogelijk om de oorspronkelijke opzet van het onderzoek voort te zetten. Daarom is ervoor gekozen om een ander pad te bewandelen. De oorspronkelijke probleemstelling verondersteld dat een operationeel onderzoek nodig is om een antwoord te vinden. Echter om een operationeel onderzoek te kunnen doen is een empirische basis vereist. Daarnaast zullen bepaalde randvoorwaarden moet worden geschept om daadwerkelijk een dergelijk operationeel onderzoek te kunnen doen. In dit hoofdstuk wordt de aanpassing aan de probleemstelling, onderzoeksvraag en doel besproken. Op basis van dit hoofdstuk is het verdere onderzoek vormgegeven. De probleemanalyse voldoet nog steeds aangezien hierin het kader wordt besproken en naar voren komt waarom het van belang is om het onderwerp van de vraagstelling te onderzoeken, namelijk het afwegen van het resultaat van de effecten van BIM ten opzichte van de investeringen in BIM.
4.1.
Probleemstelling v2.0
Er ontbreekt een empirisch kader waarin uiteen is gezet wat moet worden bekeken om de vraagstelling rondom de balans tussen het resultaat van de effecten van BIM en de investeringen in BIM te kunnen monitoren.
4.2.
Onderzoeksvragen v2.0
Op basis van de probleemstelling volgt de hoofdvraag van dit onderzoek:
Figuur 22 - Balans tussen het resultaat van de effecten van BIM en de investeringen in BIM (eigen illustratie)
“Welk kader moet worden gesteld om het resultaat van de effecten van BIM en de investeringen in BIM tegen elkaar te kunnen afwegen?” De onderzoeksvragen die hieruit volgen zijn: OV1. Welke effecten van BIM kunnen worden geïdentificeerd bij de aannemer? OV2. Hoe kunnen deze effecten worden gecategoriseerd? OV3. Welke investeringen worden er gedaan door de aannemer? OV4. Hoe kunnen deze investeringen worden gecategoriseerd? OV5. Welke effecten kunnen worden gekwantificeerd? OV6. Welke investeringen kunnen worden gekwantificeerd? OV7. Hoe kan het resultaat van de effecten vergelijkbaar worden gemaakt met de investeringen?
32
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
4.3.
Doelstelling 2.0
Het doel van onderzoek is om tot een theoretisch kader te komen waardoor inzichtelijk wordt hoe tot een antwoord kan worden gekomen op de centrale vraag van het onderzoek (“Weegt het resultaat, van het effect van BIM op het traditionele proces, op tegen de investeringen in BIM?”). Het theoretisch kader beoogt daarin tot een zo volledig mogelijk beeld te komen van de verschillende aspecten die moeten worden bekeken. Dit onderzoek beoogt tevens inzichtelijk te maken welke stappen moeten worden genomen om het theoretisch kader concreet toe te passen. Daar zal ook de complexiteit van de vraagstelling in naar voren komen.
33 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
34
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
5.
35 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
5.
Onderzoeksplan deel I
In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de onderzoeksopzet deel I en de methodes en technieken die gebruikt zijn tijdens het eerste deel van het onderzoek Dit zal een beter beeld geven van het proces dat doorlopen is om tot een empirisch kader te kunnen komen. In H5.1 is een flowchart van het onderzoeksmodel weergegeven die in de opvolgende paragrafen nader zal worden toegelicht. In H5.2 en H5.3 zal nader worden ingegaan op de methodologie en strategie van het onderzoek. In H5.5 zal de afbakening van het onderzoek worden besproken.
5.1.
Onderzoeksmodel I
In het onderstaande figuur is het onderzoekmodel te zien, wat van toepassing is voor deel I van het onderzoek. Drie onderdelen zijn te onderscheiden namelijk het literatuur onderzoek ,praktijk onderzoek en het resultaat. Het uiteindelijke resultaat van dit deel is het theoretisch model M1.
Figuur 23 - Onderzoeksmodel I (eigen illustratie)
5.2.
Onderzoeksmethodologie
Het onderzoek is empirisch van aard. Empirisch onderzoek houdt in dat er vanuit de opgedane ervaringen en resultaten in de praktijk conclusies worden getrokken. Een empirisch onderzoek is meestal kwalitatief van aard en levert ongestructureerde informatie op. Hierbij geven de resultaten een beter idee over bepaalde oorzaken van verschijnselen en
36
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
over verbanden tussen gegevens. Op basis hiervan kunnen de uiteindelijke uitspraken worden gedaan (Saunders, 2011). Het empirisch resultaat is dan ook puur gekoppeld aan het eigen onderzoek en is niet gebaseerd op een uitgewerkte theoretische onderbouwing. De resultaten van dit onderzoek hebben niet tot doel om een beter inzicht te krijgen in de oorzaken, maar wel om een beter idee te krijgen van de indicatoren en activiteiten waar BIM een effect op heeft. Tijdens de empirische fase zal er gebruik worden gemaakt van verschillende informatiebronnen om tot een inzichtelijk beeld te komen van de praktijk. Er zal gebruik worden gemaakt van documentatie, semigestructureerde interviews en data verzameling. Deze methodes worden gebruikt om twee delen te belichten, namelijk aan de ene kant het proces en aan de andere kant de investeringen in BIM. Er is gebruik gemaakt van documentatie dat inzicht geeft in de werkwijze van DVBZW, de inzet van BIM en de investeringen in BIM. Er moet gedacht worden aan documentatie als projectplannen, eerdere afstudeerrapporten en memo’s. De semigestructureerde interviews zijn in het eerste deel ingezet om inzicht te verkrijgen in het proces en de scheiding tussen het interne, externe en bouwproces voor ogen te krijgen. Vervolgens zijn in het tweede deel interviews gebruikt ter verificatie van de analyses die zijn gedaan. In bijlage I en II zijn de vragenlijsten te vinden die zijn gebruikt tijdens de interviews en in bijlage III en IV zijn de uitwerkingen van deze interviews te vinden. Data verzameling is toegepast om een gevoel te krijgen bij de tijdsdimensie van projecten en de verschillende activiteiten die gedurende het proces worden uitgevoerd. Tevens is data verzameld over de investeringen gedaan om een idee te krijgen van de verhoudingen tussen de verschillende uitgavenposten. Hierbij is gebruik gemaakt van de aanwezige data.
5.3.
Onderzoeksstrategie
Het onderzoek bestaat uit een literatuur en praktijk deel. In H2 is literatuur onderzoek gedaan dat in dit deel van het onderzoek zal worden gebruikt om de bevindingen in de praktijk mee te vergelijken. Niet alle delen van het literatuur onderzoek zal worden meegenomen in dit deel van het onderzoek. Het praktijk deel onderzoekt welke voordelen en effecten kunnen worden geïdentificeerd en welke categorieën investeringen zijn gedaan. De volgende opsomming laat zien wat onderzocht is en meegenomen in het onderzoek: Theorie (literatuur/ eerdere onderzoeken): - voordelen/ effecten heeft BIM - Investeringen in BIM Praktijk (semigestructureerde interviews + verificatie van mijn analyses): - Onderzoek welke voordelen/ effecten van toepassing zijn voor de aannemer - Duidelijk beeld krijgen van het proces - Wat voor soort investeringen in BIM
37 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Er is gedurende dit onderzoek gebruik gemaakt van verschillende informatiebronnen. Informatiebronnen die worden gebruikt zijn onder andere documentatie, eerdere onderzoeken, presentaties, interviews en beeldmateriaal. Het gebruik van meerdere soorten informatiebronnen wordt ook wel triangulatie genoemd, wat de betrouwbaarheid van de data vergroot (Yin, 2009). Om een voorbeeld te noemen waar gebruik is gemaakt van triangulatie, is het bekijken van de invloed van BIM op het proces. Hiervoor zijn interviews afgenomen met personeel van DVBV, hoogleraren van verschillende universiteiten, consultants gespecialiseerd op het gebied van BIM en andere bedrijven die in dezelfde branche opereren.
5.4.
Afbakening
Het is eerste deel van het onderzoek is vrij breed ingezet opdat het breed inzetbaar is. Het is dan ook het doel dat het theoretisch model door vele partijen gebruikt kan worden. De afbakening die van toepassing is op dit deel van het onderzoek is dat het onderzoek zich heeft geconcentreerd op de aannemerij. Ontwikkelend bouwbedrijf/ aannemer Dit onderzoek is gefocust op de aannemerij, maar is benaderd vanuit een grote aannemer. DVBV is namelijk één van de grootste aannemers in Nederland. Voor- en nadelen vanuit kleinere/ middelgrote aannemers zijn dan ook niet meegenomen. Belangrijk om mee te nemen is dat DVBV een aannemer is die voornamelijk opereert vanuit de rol als regiehebbende. Daarnaast heeft DVBV ervoor gekozen om een strategische partner te kiezen (HFB), in plaats van het zelf modelleren van modellen. Dit is een afwijkende keuze wanneer deze wordt vergeleken met andere grote aannemers. In H1.7 is nader ingegaan op DVBZW. De verschillen die er zijn tussen de verschillende grote aannemers zullen moeten worden meegenomen, wanneer de methodiek wordt toegepast bij een andere aannemer.
38
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
6.
39 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
6.
Praktijk onderzoek
In dit hoofdstuk zal er vanuit de praktijk gekeken worden naar de het proces, de effecten van BIM op het proces en tot slot naar de investeringen. Het praktijk onderzoek zal als input voor het theoretisch model M1 worden gebruikt.
6.1.
Proces: Intern, extern en bouwproces
Grote aannemers zijn complexe organisaties. Niet alleen omdat deze bedrijven zelf beschikken over een groot aantal interne afdelingen en werknemers, maar ook omdat ze moeten samenwerken met een groot aantal externe partijen. De coördinatie naar en over deze bedrijven is minstens zo belangrijk als hetgeen wat zich intern afspeelt bij de aannemer aangezien de aannemer de verantwoordelijkheid draagt. Er is voor gekozen om het proces in drie verschillende delen op te delen, namelijk het interne, externe en bouwproces. In de volgende subparagrafen zal nader worden ingegaan op deze verschillende processen.
6.1.1.
Intern proces
Het interne proces van de aannemer bevat de verschillende afdelingen van de aannemer en de activiteiten die zij uitvoeren. DVBZW heeft de volgende afdelingen: - Klant & Markt - Plan Ontwikkeling - Calculatie - Bedrijfsbureau - Kopersadvies - Werkvoorbereiding - Uitvoering In de woordenlijst voorin is in het kort beschreven wat deze afdelingen doen en in bijlage V is een uitgebreide beschrijving te vinden van de belangrijkste activiteiten.
6.1.2.
Extern proces
Het externe proces kan net als het interne proces worden onderverdeeld in verschillende partijen: - Opdrachtgever - Gemeente - Vaste partners - Adviseurs (constructief, bouwkundig, installaties, duurzaamheid, overig) - Installateurs - Leveranciers - Onderaannemers De relaties tussen deze verschillende partijen zijn allen verschillend. De afstemming van verantwoordelijkheden, belang in het project, afhankelijkheid van andere partijen en vaste
40
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
prijzen versus marktconforme prijzen zijn zomaar een aantal zaken die genoemd kunnen worden waarom het complex is om met de gehele keten van partijen het hoofddoel te bereiken. Het spel van geven en nemen zal door de aannemer deskundig moeten worden gespeeld om uiteindelijk met een goed resultaat het project op te leveren. Dit spel is zowel van grote invloed op het interne proces als op het proces van de externe partijen.
6.1.3.
Bouwproces
Het bouwproces is als apart proces genomen, aangezien in de fases voor de daadwerkelijke bouw zo veel mogelijk wordt gedaan om de bouw zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Deze insteek geeft impliciet al aan dat het bouwproces al een proces op zich is. Daarnaast is het bouwproces een moment waar zowel de interne als de externe samen komen. Er zijn vele variaties mogelijk om de verschillende onderdelen van het bouwproces te beschrijven, maar in dit verslag is er voor gekozen om het bouwproces onder te verdelen in de volgende onderdelen: - Fundering - Constructie - Vloeren - Installaties - Gevel - Afbouw De meeste faalkosten ontstaan gedurende de bouwfase. Vele onderzoeken hebben hier de focus op gelegd en hebben bekeken wat de oorzaak is van deze kosten en hoe deze voorkomen kunnen worden. Een van de oorzaken die worden genoemd is dat er onduidelijkheden of fouten in het ontwerp zitten waardoor deze tijdens de bouw moeten worden opgelost. Dit zorgt voor vertragingen en relatief dure oplossingen omdat veel geïmproviseerd moet worden. Om hier op in te spelen zal er niet alleen tijdens de bouw verbeteringen moeten plaatsvinden, maar des te meer in het interne en externe proces wat vooraf gaat aan het bouwproces. De toepassing van BIM speelt in op verbetering in het voortraject, maar wat voornamelijk zijn uitwerking zal hebben gedurende het bouwproces. In de volgende paragraaf zal nader worden ingegaan op de effecten van BIM op het gehele proces.
6.2.
Effecten BIM op het proces
Vanuit de gesprekken die intern bij DVBV en extern met andere partijen (o.a. TNO, UTwente, TU/e, de BIMspecialist) zijn gevoerd, zijn de volgende effecten geïdentificeerd. De volgorde van de effecten is willekeurig en niet op basis van veel naar weinig invloed. Tevens zijn de effecten niet specifiek toegewezen aan het interne, externe of bouwproces. De reden hiervoor is dat de meeste effecten zoals ze worden omschreven overlap hebben tussen de verschillende processen. De effecten van BIM op het proces van de aannemer zullen worden besproken aan de hand van een in het blauw genoteerde zin met kernwoorden.
41 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Procesinnovatie ==> voorwaartse integratie ==> overdrachtverliezen minimaliseren ==> verschuiving/ verandering taken Het implementeren van BIM geeft bedrijven de kans om eens goed te kijken naar het huidige proces. In de bouw is het overgrote deel van de bedrijven conservatief. Het motto “waarom zou ik het anders doen als ik het al jaren op deze manier doe?” zorgt ervoor dat veel procesinnovaties stranden in het niet kunnen vinden van draagvlak in de organisatie. Een van de procesinnovatie die eventueel ook zonder BIM zou kunnen worden geïmplementeerd is voorwaartse integratie. De voordelen van voorwaartse integratie zijn onder meer het inbrengen van de kennis van de aannemer in een eerder stadium waardoor aanpassingen in een later stadium worden voorkomen en het kunnen minimaliseren van overdrachtsverliezen omdat partijen/ betrokken personen met het project meegroeien, waardoor een hard overdrachtsmoment wordt voorkomen. BIM stimuleert voorwaartse integratie omdat in een eerder stadium concretere informatie kan of moet worden ingebracht. Het kan tevens voorkomen dat het model tot een bepaalde hoogte is uitgewerkt maar vervolgens onbruikbaar is voor de realisatiefase. Om dit te voorkomen moet er in de voorbereidingsfase al gestuurd worden op hoe het model wordt opgebouwd zodat het model ook kan worden gebruikt in de realisatiefase en eventueel in de beheerfase. Voorwaartse integratie zal gevolgen hebben voor de organisatie van de aannemer. Zo zullen taken veranderen en verschuiven. Dat hierdoor rollen zullen veranderen in het proces zal hoogstwaarschijnlijk voor weerstand zorgen in de organisatie. Bij DVBZW is te zien dat ofwel mensen het nog niet door hebben of weerstand bieden tegen deze veranderingen (de uitzonderingen daargelaten). Het personeel is bang wat de gevolgen van deze veranderingen voor hun zullen zijn en ze worden tevens uit hun ‘comfort zone’ gehaald. Ze zullen opnieuw automatismen moeten aanleren. Informatiestromen optimaliseren ==> hergebruik informatie ==> eenduidige informatie ==> codering ==> 1 verzamelplek voor informatie ==> consistentie van tekeningen Gedurende het project wordt er een grote hoeveelheid informatie tussen de betrokken partijen verstuurd. Het gaat om documenten die bijvoorbeeld conceptueel zijn, ter controle naar andere partijen wordt gestuurd of definitief zijn verklaart. Daarnaast is versiebeheer is belangrijk onderwerp in het verstrekken en gebruiken van informatie. Dit proces is foutgevoelig aangezien het voor de hand ligt dat niet iedereen op de hoogte is van nieuwe versies dan wel grote wijzigingen in het plan. Idealiter zou de informatie op een plek verzameld moeten worden en eenduidig zijn voor alle betrokken partijen. Op deze manier hoeft informatie niet twee of meerdere keren te worden verstuurd, maar wordt er meer hergebruik van informatie gemaakt. BIM initieert met een virtueel model dat aangevuld moet worden met metadata, een centrale plek voor informatie die eenduidig wordt geïnterpreteerd door de betrokken partijen. Door met alle betrokken partijen met én eventueel in hetzelfde model te werken wordt de inconsistentie van tekenwerk geminimaliseerd. Dit levert de aannemer voordelen op aangezien controle werk minder fouten uit de tekeningen hoeft te halen en tijdens de bouw minder inconsistenties en onopgeloste situaties tegen worden gekomen. Nagenoeg dezelfde taken moeten worden vervuld==> andere manier ==> andere middelen BIM heeft invloed op veel aspecten van het bouwproces, maar simpel gezegd het gaat er nog steeds om dat er een gebouw wordt gebouwd. Daarvoor zijn bepaalde taken die moeten worden gedaan. Deze taken moeten alleen los worden gezien van hoe ze worden gedaan.
42
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
BIM heeft niet zo zeer een effect op de taken die moeten worden gedaan maar wel op de manier dat deze taken worden gedaan. BIM introduceert tevens meer 3D georiënteerde middelen en tevens software die koppelingen mogelijk maken tussen verschillende toepassingsgebieden. Deze nieuwe middelen hebben tot doel om de efficiëntie te verhogen en de kwaliteit van het uiteindelijk product verbeteren. Bouwen ==> assembleren Personeel is een van de grootste kostenposten voor aannemers. Uurloon is relatief hoog. Bouwen is een proces waar veel uren moeten worden geïnvesteerd omdat het voor grootste gedeelte nog mensenwerk is. Prefab elementen hebben er al deels voor gezorgd dat op de bouwplaats zelf minder mensenwerk nodig is, maar het is tot nu toe niet gelukt om dit verder te optimaliseren. Er zitten voor- en nadelen aan dat het nu nog voornamelijk mensenwerk is. Een voordeel is dat snel en kundig kan worden ingesprongen op fouten en inconsistenties in het tekenwerk. Een nadeel is dat mensen van nature fouten maken, wat kan leiden tot veiligheidsrisico’s, verslechtering van de kwaliteit, vertragingen en extra kosten. Door van bouwen naar assembleren te gaan kunnen risico’s en extra kosten beter in de hand worden gehouden. Daarvoor is het essentieel dat er geen fouten meer mogen zitten in het virtueel model. Het herstellen op de bouw zal anders alleen maar leiden tot meer kosten. Wanneer het mogelijk is om het virtueel model dusdanig op te bouwen en te coderen, dan kan er op de bouwplaats voornamelijk een logistiek spel worden gespeeld met het op zijn plaats brengen van de verschillende elementen. Interpretatie van lijnen ==> object gerelateerd denken Met de overgang van op papier tekenen naar op de computer tekenen, veranderde de tekentaal niet in grote mate. Dezelfde symbolen en afspraken over type lijnen werden in stand gehouden. Een tekening op de computer bevatte niet fundamenteel meer informatie dan de tekening op papier. Met BIM komt ook daar een verandering in, aangezien niet wordt getekend in lijnen, maar in objecten. Daarbij kan gedacht worden aan objecten als deuren, wanden, plafonds en meubels. Deze objecten komen uit een database en bevatten naast de visuele eigenschappen, ook informatie over bijvoorbeeld kwaliteit Figuur 24 - BIM baseert invoer op en prestaties. Het gaat dus om geometrische en niet- basis van functie en prestaties (Unetogeometrische informatie die zit opgeslagen in het object. Vni, 2011) Het gebruik van objecten in plaats van lijnen, verbetert niet alleen de productiviteit, maar ook de kwaliteit en de consistentie van de tekeningen. Daarnaast maakt het de communicatie, gebruik, management, opslag, uitwisseling en updating van informatie eenvoudiger en minder gevoelig voor fouten. De overdracht van informatie wordt in grote mate minder afhankelijk van de juiste interpretatie van informatie. Vertrouwen opbouwen ==> verantwoordelijkheden meer neerleggen bij de verantwoordelijke partij ==> minder controle werk In het traditionele proces was de aannemer vaak de spil in het web met het verstrekken van de informatie aan de verschillende partijen en vervolgens controleren of hetgeen wat door de externe partijen werd aangeleverd weer aansloot op elkaar om vervolgens de fouten eruit te
43 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
halen. Met BIM komt het virtuele model centraal te staan. Externe partijen kunnen zelf hun informatie eruit halen en moeten zorgen dat hun advies/ tekenwerk aansluit bij het model. Er moet vertrouwen zijn naar de verschillende partijen dat dit inderdaad op een kundige manier wordt gedaan. Als het vertrouwen er is dan kan de verantwoordelijkheid meer en meer komen te liggen bij de partijen zelf. Voor de aannemer zou dit een stuk minder controle werk betekenen. Betrokkenheid van partners, leveranciers en onderaannemers vergroten ==> werken in teamverband Aansluitend bij het vorige beschreven effect van BIM, is dat de betrokkenheid van externe partijen moet worden vergroot. Dat is op een tweeledige manier toe te lichten. Ten eerste moeten partijen eerder in het proces worden betrokken om zodoende hun meerwaarde al in het virtueel model te laten leveren. Dit kan bottlenecks in een later stadium van het proces voorkomen. Ten tweede zal het voor de betrokken partijen duidelijker zijn wat het plan is en hoe zij hun aandeel kunnen leveren. Het realisatieproces zal hierdoor vlotter doorlopen kunnen worden. Door de partijen meer en eerder in het project te betrekken zal het halen van de doelstellingen meer een teamprestatie worden, waardoor partijen ook eerder geneigd zijn om hun verantwoordelijkheid te nemen en het in hun eigen belang is om te denken in oplossingen in plaats van problemen. Externe partijen ==> vaste partners ==> kiezen op basis van 3D kunde/ BIM niveau Eerder werd al het optimaliseren van informatiestromen genoemd. Het is daarbij van belang dat partijen op een eenduidige manier hun informatie verstrekken en gebruiken. Wanneer bij elk project met totaal andere partijen samen wordt gewerkt, zal dit elke keer opnieuw veel afstemming behoeven om dit goed te regelen. Iedere partij heeft namelijk zijn eigen ervaringen en zal het weer anders insteken. Het kan helpen om te kiezen voor vaste partners. De ervaring die met elkaar wordt opgedaan kan helpen in toekomstige projecten. Het wordt dan mogelijk om het proces met externe partijen te optimaliseren. Tevens kunnen automatismen ontstaan in het gebruik van het model. Daarnaast is er op dit moment de discussie dat partijen die met BIM willen werken wel op hetzelfde niveau moeten zitten anders zal dit voor verstoringen gedurende het proces zorgen. Belangrijk punt bij het kiezen voor vaste partners is de 3D kunde/ BIM niveau van het bedrijf. Dit was voorheen geen criterium voor het kiezen van een vaste partner. Herpositioneren van de rol van de aannemer Waar traditioneel de aannemer de spil in het web was met het verstrekken van informatie en het controleren van tekenwerk van de externe partijen, verandert deze rol aangezien de verantwoordelijkheid meer en meer bij de partijen zelf komt te liggen en er een centrale plek is waar de up-to-date informatie te vinden is. Daarnaast lag de focus traditioneel meer op de realisatiefase waar de aannemer zijn kennis en kunde in bracht, maar door onder andere de toepassing van BIM en voorwaartse integratie de focus meer en meer op de voorbereidingsfase komt te liggen. Dit betekent voor de aannemer dat zijn kennis en kunde ook moet verschuiven naar de voorbereidingsfase aangezien anders de meerwaarde van de aannemer minimaler wordt. Het is de vraag hoe de aannemer zich herpositioneert.
44
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
6.3.
Investeringen in BIM
In de literatuur wordt er voornamelijk gerefereerd naar vijf categorieën investeringen, namelijk software, hardware, faciliteiten, opleiding en organisatie. Bij DVBZW wordt een iets andere indeling gemaakt en categoriseren de investeringen in 6 categorieën, namelijk software, hardware, faciliteiten, opleidingen, personeel en promotie. In figuur 25 zijn de verschillende categorieën investeringen te zien, met daaronder waar precies is in geïnvesteerd. Onderaan in tevens indicatief aangegeven hoe de verhouding is tussen de verschillende investeringen. In bijlage VI is een gedetailleerd overzicht te vinden van de investeringen die zijn gedaan. Vanwege vertrouwelijkheid van deze gegevens zijn de getallen niet verwerkt in de hoofdopzet van het rapport. In de paragraaf over de investeringen zullen verhoudingen worden gebruikt tussen de investeringen om toch inzichtelijk te maken hoe de verhouding is tussen de verschillende categorieën investeringen. In de volgende paragraaf zal een korte toelichting volgen op de investeringen en de verhouding tussen de verschillende categorieën. In H11 zal nader worden ingegaan op de investeringen en de doelen die kunnen worden gesteld ter verantwoording van de investeringen.
Figuur 25 - Overzicht investeringen (eigen illustratie)
45 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
6.3.1.
Toelichting investeringen
Als de verschillende categorieën naast elkaar worden gezet zonder dat er wordt gesproken over bedragen of verhoudingen tussen de verschillende investeringen, kan de verwarring ontstaan dat er gelijkmatig wordt geïnvesteerd. Echter wanneer de bedragen worden ingevuld en de verhoudingen worden bepaald, valt op te merken dat de verhoudingen erg scheef verdeeld zijn. In het literatuur onderzoek werd al aangestipt dat de investeringen in tijd het meest kostenintensief is. In dit onderzoek wordt die veronderstelling bevestigd. De twee grootste kostenposten zijn de inzet van personeel en de opleidingen. Deze kostenposten zijn het grootst omdat de tijd van het personeel erin zit. Bij opleidingen gebeurt daarbij iets bijzonders. De opleidingen worden gegeven door interne en externe personen. Dit is al een grote kostenpost op zich, maar daarnaast zijn er ook kosten omdat de cursisten niet kunnen werken terwijl ze het bedrijf wel geld kosten. De kostenpost die wordt gecreëerd is die van het aantal uur maal het uurloon van de cursusleiders en de cursisten. Een andere observatie die kan worden gedaan is het verschil in investeringen tussen 2011, 2012 en 2013. In 2011 werden er nog nauwelijks investeringen gedaan en bevond DVBV zich nog in een oriënterende houding. In 2012 wordt voornamelijk geïnvesteerd in de randvoorwaarden, zoals de hardware, software en faciliteiten. In 2013 ligt vervolgens meer de focus op de opleidingen. Er is ook een categorie die niet is opgenomen in dit schema en die categorie is partnering. Dit is een investeringscategorie die nog niet vaak voorbij komt wanneer er over investeringen in BIM wordt gesproken. Met deze categorie worden alle investeringen bedoeld die te maken hebben met de verandering van keuze van partners en de hulp die wordt geboden omtrent het gezamenlijk ontwikkelen van BIM. De keuze van partners (eventueel vaste partners) wordt afhankelijk van de 3D kunde/ BIM niveau. Deze keuze heeft gevolgen voor de organisatie, welke wellicht op zoek moet gaan naar andere partners of de bestaande partners moet helpen om op het juiste BIM niveau te komen. Er zal dus geld moeten worden geïnvesteerd om de mogelijkheden te onderzoeken en uiteindelijk tot handelen over te gaan.
46
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
7.
47 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
7.
Theoretisch model M1
In dit hoofdstuk zal een theoretisch model worden gepresenteerd op basis van de literatuur en de opgedane ervaringen en kennis vanuit de praktijk. Het theoretisch model zal inzicht geven in hoe het empirisch kader kan worden gesteld en geeft een overzicht van de verschillende aspecten die moeten worden bekeken om een antwoord te kunnen geven op de centrale vraag van dit onderzoek.
7.1.
Model
Op de volgende pagina is het theoretisch model M 1 te zien.
7.2.
Toelichting
Het theoretisch model moet worden afgelezen van boven naar beneden. Op de zelfde wijze zal de toelichting worden ingedeeld. De volgende punten zullen worden besproken: - De centrale vraag - Effecten vs investeringen - Categorieën investeringen - Proces - Kwantificeren & monitoren - Resultaat, vergelijkbaar maken & de balans
7.2.1.
De centrale vraag
De centrale vraag is ontstaan gedurende het opzetten van dit onderzoek. De aanleiding van het onderzoek begon met het vraagstuk of de voordelen van BIM opwegen tegen de investeringen? Deze vraag belicht echter één kant van het gehele verhaal niet, namelijk de negatieve effecten van BIM. Echter deze effecten moeten ook worden meegenomen wanneer een uitspraak gedaan wordt over of het financiële resultaat van het implementeren van BIM positief is. Vandaar dat de vraagstelling completer is gemaakt door ‘voordelen’ te vervangen door ‘het resultaat van de effecten van BIM’.
7.2.2.
Effecten vs investeringen
De vraagstelling zorgt ervoor dat er twee begrippen tegenover elkaar komen te staan. Aan de ene kant zijn dat de effecten en aan de andere kant zijn dat de investeringen. Deze onderverdeling geeft min of meer aan dat ze ook los van elkaar bekeken kunnen worden. Echter is het van belang om de begrippen ‘effecten’ en ‘investeringen’ concreter te maken en tevens af te bakenen wat wel of niet wordt meegenomen in de definitie van deze twee begrippen. Daarbij geld in dit geval dat de afbakening volgt uit de definitie van BIM.
48
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
49 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
7.2.3.
Categorieën investeringen
In het model zijn zeven verschillende categorieën investeringen te zien, namelijk sofware, hardware, opleidingen, faciliteiten, personeel, promotie en partnering. In H6.3 is een overzicht te zien waarin wordt geïnvesteerd bij de verschillende categorieën.
7.2.4.
Proces
Aan de kant van de effecten wordt er een onderverdeling gemaakt in de effecten van BIM op het interne, externe en bouwproces. In H6.1 is ingegaan op de drie verschillende processen. In het model zijn in het kort de effecten/ voordelen van BIM op dat deel van het proces opgesomd. Deze opsommingen zijn wellicht niet compleet genoeg maar wel indicatief voor de belangrijkste effecten.
7.2.5.
Kwantificeren & monitoren
Wanneer deze effecten inzichtelijk worden gemaakt is het van belang om de effecten te kwantificeren. Vraagstukken als ‘kunnen de kwaliteitsverbeteringen worden omgezet in concrete euro’s?’ en ‘kunnen de tijdsreducties worden gekoppeld aan een bepaald bedrag dat wordt bespaart?’ moeten beantwoord kunnen worden. Wanneer het mogelijk is om concrete euro’s te koppelen aan de effecten is het van belang om deze effecten over de tijd te monitoren. Een monitoringstool kan helpen om de effecten op een geautomatiseerde manier te monitoren, zodat op een willekeurig moment kan worden gekeken wat de stand van zaken is.
7.2.6.
Resultaat, vergelijkbaar maken & de balans
Uit de monitoringstool kan het resultaat van de effecten van BIM op het proces worden gefilterd. In het model is op dit moment aangegeven met kleuren welke inschatting kan worden gemaakt. Geel betekent dat het zowel positief als negatief kan uitvallen, groen is een positief saldo en rood een negatief saldo. De afbakening van de monitoringstool op bijvoorbeeld het interne proces zal ervoor zorgen dat deze niet één op één is te vergelijken met het resultaat van de investeringen. De resultaten van de verschillenden stromen zullen dus eerst vergelijkbaar moeten worden gemaakt. Als bijvoorbeeld wordt begonnen met een monitoringstool op het interne proces dan zal deze een bepaalde afbakening hebben. Deze afbakening zal ook moeten worden toegepast op de andere processen en de investeringen. Als de resultaten vergelijkbaar zijn gemaakt, kan de balans worden opgemaakt. Deze is bewust groen/rood gemaakt, omdat op dit moment nog niet inzichtelijk is wat het resultaat zal zijn.
50
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
8.
51 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
8.
Onderzoeksplan deel II
Inmiddels is deel II van het onderzoek aan de beurt. In dit hoofdstuk zal het onderzoeksplan worden toegelicht. Onderzoeksplan deel II gaat verder vanuit een deel van het theoretisch model M1. Het verdiepend onderzoek zal plaatsvinden om tot meer inzichten te komen omtrent het theoretisch model M1 waardoor tevens een hypothetisch model M2 kan worden beargumenteerd. In H6.1 is een flowchart van het onderzoeksmodel weergegeven die in H6.5 nader zal worden toegelicht. In H6.2 zal de afbakening van het onderzoek worden besproken. In H6.3 en H6.4 zal nader worden ingegaan op de methodologie en strategie van het onderzoek.
8.1.
Onderzoeksmodel II
In het onderstaande figuur is het onderzoekmodel te zien, wat van toepassing is voor deel II van het onderzoek. Twee onderdelen zijn te onderscheiden namelijk het literatuur onderzoek en verdiepend onderzoek. Het uiteindelijke resultaat van dit deel is het hypothetisch model M2 en een proefopzet voor een monitoringstool van het interne proces.
52
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
8.2.
Afbakening
Bij een verdiepend onderzoek is het van belang om de afbakening duidelijk op te stellen, omdat het onderzoek anders ongrijpbaar en niet haalbaar wordt. Voor het tweede deel van het onderzoek zijn twee soorten afbakening toegepast. Enerzijds is een deel van het theoretisch model afgebakend en anderzijds is het soort projecten afgebakend om de vergelijkbaarheid van processen en resultaten te vergroten. In figuur 26 is te zien op welke manier het onderzoek is afgebakend. De verschillende punten zullen Figuur 26 - Afbakening onderzoek hieronder besproken worden. (eigen illustratie)
8.2.1.
Afbakening theoretisch model M1
Voordelen/effecten van BIM alleen op het interne proces van de aannemer Een belangrijke afbakening is welke voordelen/ effecten wel of niet worden meegenomen. De focus van het onderzoek deel II ligt op het interne proces van de aannemer. De voordelen/ effecten zullen dan ook beperkt worden tot hetgeen wat hier direct een link mee heeft. In de figuur op de volgende pagina is te zien welke delen in dit onderzoek zijn meegenomen. De rode lijnen geven aan wat meegenomen wordt en de blauw gestippelde lijnen geven aan dat deze aspecten niet zijn bekeken.
8.2.2.
Afbakening vergelijkbaarheid processen en resultaten
PCS/ catalogus woning/ grondgebonden eengezinswoningen De vergelijkbaarheid van projecten is lastig. Het probleem is dat geen enkel project identiek is, zowel niet qua karakteristieken, mensen die eraan hebben meegewerkt, context en leereffect. Toch zouden projecten vergeleken willen worden. Om dit te realiseren wordt er gezocht naar soort gelijke projecten die op vele fronten hetzelfde zijn als het te vergelijken project. Het niet kunnen vergelijken van projecten speelt in dit onderzoek ook een rol. Waarmee moet vergeleken worden? Kan er gesproken worden van een ‘traditioneel’ project? Zo ja, wat houdt dit dan in? Wordt hetzelfde project nog een keer uitgevoerd maar dan met de toepassing van de BIM werkwijze? En wat als dat niet het geval is, hoe zoek je dan projecten bij elkaar voor een vergelijking? In dit onderzoek is gekozen om een bepaald soort project te pakken, namelijk woningbouwprojecten waarin de cataloguswoning wordt toegepast. Bij DVBV wordt deze cataloguswoning PCS genoemd. PCS is een woningbouwconcept, waarbij wordt gewerkt vanuit bepaalde standaarden, waarvan 90% vooraf gedefinieerd is. Daarbij kan er op vele onderdelen nog gevarieerd worden met verschillende mogelijkheden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een aantal verschillende PCS Lines, namelijk de PCS Standard Line (grondgebonden eengezinswoningen), PCS Twinline (twee-onder-een-kap woningen), PCS Skyline (appartementen), SeniorLine, StarterLine, BusinessLine en CityLine. Bij bijna alle woningbouwprojecten wordt gebruik gemaakt van dit PCS concept, echter hier worden project afhankelijk aanpassingen aan gedaan.
53 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Voor dit onderzoek worden voornamelijk projecten geanalyseerd die gebruik hebben gemaakt van de PCS Standard Line, waar tevens weinig aanpassingen zijn gedaan. De belangrijkste reden hiervoor is de overeenkomstigheid in workflow tussen de verschillende projecten, omdat zolang er niet al te veel wijzigingen zijn alle betrokken personen binnen DVBZW werken volgens een geoptimaliseerde planning. Dit vergroot de vergelijkbaarheid van de projecten in het soort activiteiten die zijn uitgevoerd en de tijdsduur die het in beslag heeft genomen.
54
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Niet het hele proces wordt meegenomen in de monitoringstool In het onderzoek is een inventarisatie gemaakt van alle activiteiten die plaatsvinden in een doorsnee PCS woningbouw project. Echter niet alle activiteiten zullen worden meegenomen in de monitoringstool. In H10 wordt nader toegelicht welke activiteiten worden meegenomen en waarom juist die activiteiten worden meegenomen. Een kanttekening hierbij is dat de keuzes zijn beargumenteerd met de inzichten en kennis van nu, maar dit zou kunnen veranderen door toekomstige inzichten.
8.3.
Onderzoeksmethodologie
De onderzoeksmethodologie van deel II is voor een groot deel empirisch, net als deel I. Wederom houdt dat in dat het empirisch resultaat dan ook puur gekoppeld is aan het eigen onderzoek en niet gebaseerd is op een uitgewerkte theoretische onderbouwing en dat het doel is om tot meer inzichten te komen omtrent de effecten van BIM op het interne proces. Daarnaast is een aanzet gemaakt tot operationeel onderzoek. Operationeel onderzoek richt zich op de toepassing van wiskundige technieken en modellen om processen binnen organisaties te verbeteren of te optimaliseren.
8.4.
Onderzoeksstrategie
Het onderzoek bestaat uit een literatuur en praktijk deel. In het literatuuronderzoek is gekeken naar het monitoren van workflows. Het praktijk deel onderzoekt de verschillende workflows, hoe deze veranderen en hoe deze veranderingen gemonitord kunnen worden. Theorie (literatuur/ eerdere onderzoeken): - Monitoren van workflows Praktijk (semigestructureerde interviews + verificatie van mijn analyses): - Onderzoek hoe de workflows eruit zien - Op welke activiteiten heeft BIM een effect - Hoe kan het effect gemonitord worden
8.5.
Structuur van het onderzoek
8.5.1.
Literatuur
Het literatuuronderzoek heeft in dit deel van het onderzoek een verkennende functie. Wat is er op dit moment al bekend en wat voor soort onderzoeken zijn er al gedaan? Kunnen elementen van deze onderzoeken dit onderzoek ondersteunen of op weg helpen? Op dit soort vraagstukken wordt antwoord gezocht. Tijdens het literatuuronderzoek was het dan ook van belang om te zorgen dat een zo compleet mogelijk overzicht werd gecreëerd met de tot op heden beschikbare informatie.
8.5.2.
Verkennend onderzoek
Tijdens de empirische fase zal er gebruik worden gemaakt van verschillende informatiebronnen om tot een inzichtelijk beeld te komen van de praktijk. Er zal gebruik
55 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
worden gemaakt van documentatie, semigestructureerde interviews en data verzameling. Deze methodes worden gebruikt om twee delen te belichten, namelijk aan de ene kant de workflows en de activiteiten waar BIM een effect op heeft en aan de andere kant de investeringen in BIM. Er is gebruik gemaakt van documentatie dat inzicht geeft in de werkwijze van DVBZW, de inzet van BIM en de investeringen in BIM. Er moet gedacht worden aan documentatie als projectplannen, eerdere afstudeerrapporten en memo’s. De semigestructureerde interviews zijn in het eerste deel ingezet om de workflow van een PCS project te bepalen en het verschil te kunnen maken tussen het traditionele, huidige en toekomstige workflow. Vervolgens zijn in het tweede deel interviews gebruikt ter verificatie van de analyses die zijn gedaan. Data verzameling is toegepast om een benchmark te kunnen maken van de traditionele workflow. Tevens is data verzameld over de investeringen gedaan om concreet te kunnen berekenen hoeveel er tot nu toe is geïnvesteerd. Hierbij is gebruik gemaakt van de aanwezige data.
8.5.3.
Proefopzet monitoringstool
Vanuit operationeel onderzoek wordt er geprobeerd om processen te verbeteren en te optimaliseren. Om te kunnen verbeteren en optimaliseren is het van belang om te weten wat de stand van zaken is en wat de doelen zijn. Door het opzetten van een monitoringstool wordt het mogelijk om de huidige status te bepalen en verbeteringen door te voeren voor het behalen van de doelen. Er is gekozen voor de methode van strategische kloofanalyse. De methode zal aan de hand van een analogie worden uitgelegd. kan het vergeleken worden met het beklimmen van een berg. De top van de berg is de SOLL. Het doel is om daar te komen. De IST is waar begonnen wordt met klimmen. Bij bergbeklimmen is dat vaak de grond. Vervolgens wordt er begonnen met klimmen. Tussentijds kan afgevraagd worden hoever je bent. De status op dat moment Figuur 27 - IST, SOLL & ACTUAL is de ACTUAL. Er kan vervolgens gekeken worden naar het (eigen illustratie) verschil met de IST, het resultaat van het effect van BIM op het proces. Tevens kan gekeken worden naar het verschil tussen de ACTUAL en de SOLL. Deze afstand zal nog overbrugt moeten worden. In figuur 27 is deze analogie tot een afbeelding verwerkt. Deze manier van kijken naar een situatie wordt in verschillende industrieën gebruikt om de voortgang van procesinnovaties te monitoren en verbeteringen aan te brengen gedurende de implementatie om zo snel mogelijk tot de SOLL te komen. De strategische kloof kan gedefinieerd worden als het verschil tussen enerzijds de verwachte resultaten van een onderneming bij een ongewijzigd beleid en anderzijds wenselijke resultaten indien wel een ambitieuze doelstelling (invullen van innovatiebehoefte) wordt nagestreefd (Rampersad, 1997). 56
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Allereerst zal de IST moeten worden bepaald welke in dit geval kan worden gezien als het traditionele proces waarin nog geen BIM wordt toegepast. Vervolgens kan de ACTUAL worden bepaald, welke het huidige proces bekijkt. De ACTUAL kan met de IST worden vergeleken om tot een uitspraak te komen over de effecten van BIM op het proces. In het model wordt tevens de SOLL genoemd. SOLL is het gewenste, toekomstige proces. Het doel is om van de IST naar de SOLL te komen. De status van ACTUAL zegt in dat geval niet alleen iets over de effecten van BIM op een bepaald moment in de tijd, maar tevens iets over de voortgang van de transitie van IST naar SOLL. Het nadenken over de SOLL kan een organisatie houvast geven en doelen geven om na te streven. De SOLL kan in de loop van de tijd eventueel worden aangepast, wanneer er nieuwe inzichten worden verworven (Kotler, 1991).
8.5.4.
Hypothetisch model M2
Vanuit het verdiepend onderzoek werd duidelijk dat het theoretisch model nog te beperkt is om een eerlijk beeld te kunnen geven voor dit vraagstuk. Het voornaamste gemis is de relatie tussen de verschillende processen en de invloed van de hoogte van de investeringen op de hoogte van het resultaat van de effecten. Op basis van de inzichten opgedaan tijdens het verdiepende onderzoek en de gesprekken gevoerd naar aanleiding van het theoretisch model, is een hypothetisch model opgesteld.
57 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
58
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
9.
59 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
9.
Literatuur onderzoek
De definitie van BIM door Azhar veronderstelt dat BIM voornamelijk zijn effect zal hebben op het proces. Om de effecten van BIM te meten wordt in het theoretisch model M 1 veronderstelt dat er op de verschillende processen kan worden gemeten om tot een resultaat te komen. De effecten van BIM zouden dus mogelijk gemeten kunnen worden door de workflow te monitoren. Het monitoren van workflows wordt in de literatuur gezien als een onderdeel van workflow management (Wang, Wang, & Xu, 2005, p. 257). Het doel van workflow management is om processen te optimaliseren. In deze paragraaf zullen verschillende aspecten van workflow management worden besproken, opdat inzichtelijk wordt in hoeverre workflow management kan worden gebruikt om de effecten van BIM te monitoren. Allereerst zal worden toegelicht wat workflow management is. Vervolgens zullen de voor- en nadelen worden besproken en tot slot zal workflow mining als variatie op de traditionele aanpak worden toegelicht.
9.1.
Workflow management
Workflow management is het ontwerpen, monitoren, evalueren, aanpassen en verbeteren van workflows met tot doel om processen beter en efficiënter te laten verlopen. Er zijn tevens workflow systemen die deze activiteiten ondersteunen. Wang et al. definieren een workflow management systeem als volgt: “A workflow management system (WfMS) is the software
that automates the co-ordination and control of tasks during business process execution. The workflow approach helps to separate the business logic represented by business process from the underlying information systems that support the process. This separation allows business processes to be designed without requiring major changes to be made to the underlying computing infrastructure (Wang et al., 2005, p. 258)”. Er is een groeiende vraag naar de toepassing van workflow management. Vooral in industrieën waar ze te maken hebben met processen waar sprake is van toenemende complexiteit, onzekerheid en risico’s. In dit soort processen is er de behoefte naar meer controle en supervisie om op deze manier de risico’s te verkleinen. De technieken die worden gebruikt bij WfMS kunnen helpen bij het specificeren, uitvoeren, monitoren en coördineren van taken onder bepaalde omstandigheden. Het monitoren van workflows krijgt daarin speciale aandacht. Het verzamelen van data van de huidige workflow kan waardevolle informatie en inzichten verschaffen. Er kan namelijk conclusies worden getrokken over de huidige status en huidige prestaties (Heloisa Martins & Tseng, 1996, p. 373; Wang et al., 2005, p. 257). Het monitoren van processen is essentieel om vervolgens vervolg stappen te kunnen maken om processen te verbeteren. Wanneer verbeteringen worden doorgevoerd kan tevens worden gekeken wat het effect is van de aanpassingen die worden gedaan. Dit maakt de stap naar het experimenteren met verschillende aanpassingen aan het proces tevens
60
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
mogelijk. Wanneer de aanpassing niet positief uitvalt kan er direct voor worden gekozen om de aanpassing weer terug te zetten (Heloisa Martins & Tseng, 1996, p. 375). Er zijn echter wel enkele randvoorwaarden waar aan moet worden voldaan om de workflow goed te kunnen monitoren. Er moet een goed ondersteunend systeem zijn die proactief bij houdt hoe de stroom van activiteiten en informatie verloopt en welke bronnen worden gebruikt om de activiteiten te laten plaatsvinden. De informatie die wordt verzameld moet op een dergelijke manier worden verwerkt, zodat het begrijpelijk is voor degene die hiermee moet werken. Verschillende niveaus van abstracties zijn daarvoor nodig. De informatie moet gedocumenteerd worden en geschikt zijn voor hergebruik (Heloisa Martins & Tseng, 1996, p. 375). Workflow management kan op twee niveaus worden toegepast, namelijk op project niveau en op het niveau van bedrijfsprocessen. De overeenkomst tussen deze twee is dat ze beiden gebaseerd zijn op taken. Er zijn ook genoeg verschillen te noemen waarin ze verschillen. In figuur 28 zijn enkele van deze verschillen opgesomd. Het is van belang om te beseffen over welk soort proces workflow management wordt toegepast, aangezien de doelen en uitkomsten verschillen. Op project niveau is het voornamelijk van belang om te kijken naar het algemene systeem, de Figuur 28 - Kenmerken projecten en processen (Heloisa afhankelijkheden tussen de taken en de Martins & Tseng, 1996, p. 374) status van het gehele systeem. Als wordt gekeken naar een bedrijfsproces, dan ligt de focus op hoe middelen en bronnen worden gebruikt, de productiviteit en de aanwezigheid en het gebruik van informatie. Het gaat bij bedrijfsprocessen naar het continu optimaliseren van de processen (Heloisa Martins & Tseng, 1996, pp. 373 -374).
9.2.
Voor- en nadelen
In de vorige paragraaf zijn de principes van workflow management toegelicht en waarom workflow management van groeiende interesse geniet. In deze paragraaf zullen enkele vooren nadelen worden besproken. De voordelen zullen illustreren waarom het zinvol is om workflow management toe te passen en anderzijds zullen de nadelen de beperkingen blootleggen. In de artikelen van Heloisa Martins and Tseng (1996) en Van der Aalst et al. (2003) worden de voor- en nadelen uiteengezet.
9.2.1.
Voordelen
Door het toepassen van workflow management wordt een omgeving gecreëerd waarin het mogelijk wordt om te monitoren, wat mogelijkheden biedt tot analyses en optimaliseren van taken, processen en organisatie structuren. Tevens wordt een beter inzicht gecreëerd in de
61 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
taken en de tijdsduur van deze taken. Deze inzichten kunnen helpen bij het plannen van projecten en processen zodat efficiënter met de middelen wordt omgegaan. Een ander voordeel is dat het implementeren van vernieuwingen en andere middelen effectief gemonitord kunnen worden. Ingrijpen tijdens het implementeren kan worden gedaan op basis van analyses. Op bedrijfsniveau kan tevens worden nagedacht over de voordelen die workflow management kan bieden. Op basis van inzichten van de analyses die kunnen worden gedaan, kunnen structuren worden aangepast die zich richten op communicatie, documentatie, hergebruik van informatie en de manier waarop lessen die geleerd zijn worden teruggekoppeld. Een ander voordeel is dat door de geautomatiseerde monitoring op het proces meer aandacht uit kan gaan naar de uitzonderingen in het proces. Hierdoor kan de klant/ opdrachtgever beter worden geholpen. Als derde voordeel wordt in de artikelen verwezen naar het beter kunnen sturen op de continuïteit van het bedrijf en het nastreven van meer concrete doelen.
9.2.2.
Nadelen/ beperkingen
Ondanks de vele voordelen zijn er ook enkele beperkingen aan workflow management. Hoe accuraat het systeem ook is, het systeem blijft ten alle tijden afhankelijk van de input van betrokken personen in het proces. Het is van belang dat de betrokken personen beseffen wat het nut is van workflow management en wat er voor nodig is om de meeste voordelen uit te halen. De betrokken personen kunnen zich bedreigt voelen aangezien ze het idee kunnen hebben dat ze gecontroleerd worden, wat negatieve gevolgen voor ze kan hebben. Naast het gevaar dat de betrokken personen niet goed genoeg meewerken is er tevens nog een wettelijke restrictie waar rekening mee moet worden gehouden. In verband met de Wet Bescherming Persoonsgegevens is het verboden om de informatie die wordt bijgehouden te koppelen aan individuen. Zolang de informatie dus niet gekoppeld is aan individuen mag de informatie worden gebruikt. De wetgeving over dit soort privacy gerelateerde vraagstukken verschilt per land.
9.3.
Workflow mining
Workflow management heeft een bepaalde lijn van denken die begint met het ontwerpen van een workflow en pas in een later stadium meten van deze workflow. In het artikel van Van der Aalst et al. (2003) wordt een ander principe geïntroduceerd dat workflow mining wordt genoemd. Het startpunt is anders dan bij de traditionele aanpak, want er wordt begonnen met een evaluatie van de bestaande situatie. Vanuit een evaluatie van de bestaande situatie wordt verder op de workflow verbeteringen Figuur 29 - Workflow mining (Van der Aalst et al., 2003, p. uitgevoerd. In figuur 29 is het verschil 238)
62
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
tussen het startpunt van de traditionele aanpak (workflow management) en workflow mining geïllustreerd. Zoals in het figuur te zien is zijn er vier verschillende fases te onderscheiden, namelijk de workflow ontwerp, workflow configuratie, workflow inwerkingtreding en de diagnose van de workflow. Volgens Van de Aalst et al. is workflow mining fundamenteel anders dan traditionele aanpak, omdat de basis waarop de rest wordt voortborduurt structureel anders is. Zoals eerder aangegeven begint workflow mining met het informatie vergaren van de bestaande workflow en op basis van de bevindingen wordt een nieuw workflow ontwerp gemaakt. Daarbij wordt de aanname gedaan dat uit de bestaande workflow elke stap kan worden uitgefilterd, de taken kunnen worden benoemd en dat er een bepaalde vorm van ordening van activiteiten is. Daarbij is het dus niet van belang of er al een workflow management systeem aanwezig is waaruit de informatie verkregen wordt. Workflow mining komt van de term ‘process mining’ waarbij wordt gerefereerd naar methodes die zich focussen op distelleren van processen tot gestructureerd omschreven procesomschrijvingen. Deze methodes zijn over het algemeen gebaseerd op verschillende cases. Het toepassen van workflow mining kan helpen om inzichtelijk te maken hoe de huidige workflow eruit ziet. Als een nieuwe toepassing wordt geïmplementeerd en de workflow veranderd, dan kan de veranderde workflow worden vergeleken met de eerdere workflows. Als op beide workflows is gemonitord, kan een uitspraak worden gedaan over de implementatie en over de nieuwe toepassing.
63 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
64
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
10.
65 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
10. Verdiepend
onderzoek
– Intern proces In H9 is onderzoek gedaan naar workflow management. Door de toepassingsmogelijkheden van workflow management en het niet kunnen vinden van indicatoren, is ervoor gekozen om gebruik te maken van de basisprincipes van workflow management. Het verdiepend onderzoek zal zich focussen op de workflow van DVBZW en daarbij analyseren waar in het proces BIM een effect zal hebben. Er is voor gekozen om de variatie van workflow mining toe te passen, wat inhoudt dat er allereerst informatie wordt verzameld van de situatie zoals die was. Allereerst is de ‘traditionele’ workflow bepaald. ‘Traditioneel’ wordt hier gezien als de situatie waarin nog geen gebruik wordt gemaakt van de werkwijze en software die BIM impliceert. Verder zal er een visie worden geschetst over hoe de toekomstige workflow van DVBZW eruit zal zien met toepassing van de werkwijze van BIM. Momenteel is DVBZW BIM aan het implementeren en door te kijken naar de traditionele workflow en de gewenste toekomstige workflow is het mogelijk om de huidige status te bepalen. Deze drie schema’s zullen inzichten geven in de effecten die gemeten kunnen worden en momenteel te meten zijn. Deze processchema’s zullen de basis vormen voor de proefopzet van de monitoringstool. Vervolgens is afgewogen welke activiteiten zijn meegenomen in de proefopzet van de monitoringstool, waarna een benchmark is opgesteld voor de activiteiten die meegenomen zijn. Tot slot wordt een verwachtingspatroon gepresenteerd, die laat zien hoe de kosten zich zullen ontwikkelen.
10.1.
Interne proces (traditioneel, toekomstig, huidig)
10.1.1.
PCS Standard Line
Het proces zal worden bekeken voor projecten waar de basis bestaat uit woningen van de PCS Standard Line. De Standard Line wordt verkocht als “een door Dura Vermeer
ontwikkelde gezinswoning met 3 bouwlagen waarmee alle type rijwoningen kunnen worden gerealiseerd. De woning heeft een ruime keuken en badkamer en een vrij indeelbare zolder. De woningdiepte is 8,4 meter en de beukbreedte is 5,1 meter. De woning wordt geleverd conform de duurzaamheidseisen van vandaag.” In hoofdlijnen kan een dergelijke PCS woning op een paar niveaus afwijken: Beukmaten/ Stramienmaten Gevel Dakopbouw
66
Figuur 30 Afwijkingen mogelijk in stramienmaten voor een PCS woning (Dura Vermeer, 2010)
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Verder is het met kopersopties mogelijk om als koper je woning verder aan te passen aan de eigen wensen. In figuur 30 is bijvoorbeeld te zien hoe stramienmaten kunnen afwijken.
10.1.2.
Interviews
Er is gebruik gemaakt van semi- gestructureerde interviews. Van te voren is een vragenlijst opgestuurd naar de geïnterviewde en tijdens het interview werden deze vragen aangehouden als leidraad. De interviewer speelde vervolgens in op de antwoorden die werden gegeven. In de eerste ronde van interviews zijn twee verschillende groepen geïnterviewd. De eerste groep bestond uit personeel van de afdelingen werkvoorbereiding, calculatie, plan ontwikkeling, bedrijfsbureau en bedrijfsleiding. De gebruikte vragenlijst is terug te vinden in bijlage I. De uitwerking van deze interviews is terug te vinden in bijlage III. Deze interviews zijn gehouden om inzicht te krijgen in de activiteiten die een aannemer uitvoert, de mogelijke invloed van BIM op het proces en om een idee te krijgen van het niveau van de aanwezige BIM kennis binnen de vestiging Bouw Zuid West. De tweede groep bestond uit de verschillende coördinatoren binnen DVBV, waaronder de LEAN manager en twee BIM coördinatoren. De gebruikte vragenlijst is terug te vinden in bijlage II. De uitwerking van deze interviews is terug te vinden in bijlage IV. Deze interviews zijn gehouden om een duidelijk beeld te krijgen van de strategische doelen waarmee BIM wordt Figuur 31 - Werkwijzze interviews geïmplementeerd, de overlap en verschillen tussen LEAN (eigen illustratie) en BIM duidelijk te kunnen herkennen, visie op BIM en de huidige status van BIM binnen DVBZW. Naar aanleiding van deze interviews zijn concept workflowschema’s opgesteld. Vervolgens is er een terugkoppeling geweest naar deze twee groepen en daarnaast nog naar andere personen binnen en buiten DVBV. Deze terugkoppeling heeft geleid tot de nodige aanpassingen, welke hebben geleid tot nieuwe concepten. Vervolgens heeft er nog een terugkoppelingsronde plaatsgevonden, waarna er definitieve schema’s konden worden opgesteld. Het resultaat is drie verschillende schema’s, namelijk de ‘traditionele’ workflow, de huidige status workflow (21-05-2013) en de toekomstige workflow waarin BIM volledig is geïmplementeerd. In de volgende paragrafen zijn verkleinde weergaves te zien van de schema’s. In bijlage VII zijn schema’s te zien van de drie verschillende workflows op een groter formaat. Per schema is tevens weergegeven hoe het informatieniveau gedurende het proces zal verlopen. Per schema zal nu eerst een toelichting volgen.
67 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
10.1.3.
Traditioneel proces
Voor het opstellen van deze ‘traditionele’ workflow zijn uitsluitend mensen geïnterviewd die werken met het PCS concept. In de workflow zijn een aantal onderverdelingen gemaakt. Allereerst is er een onderverdeling gemaakt in fases, namelijk de initiatie fase, voorbereidingsfase en realisatie fase. Ten tweede is er een onderverdeling op afdeling gemaakt. Vervolgens is er een onderscheid gemaakt tussen de verschillende activiteiten die plaats vinden gedurende het proces. Deze activiteiten zijn niet uitgezet op volgorde van uitvoeren, met als reden dat deze volgorde kan verschillen per project. Ten vierde is aangegeven wie verantwoordelijk is voor welke fase. Tot slot is een indicatie gegeven van hoe het informatieniveau verloopt gedurende het proces. De genoemde onderverdelingen zullen per onderdeel worden toegelicht.
10.1.3.1.
Fases
Er zijn drie fases die momenteel te onderscheiden zijn bij DVBZW, namelijk de initiatie fase, voorbereidingsfase en realisatie fase. Dit zouden er ook vier kunnen zijn als de beheerfase zou worden meegenomen. Momenteel is DVBZW niet betrokken in de beheerfase, waardoor deze niet zal worden meegenomen. Er zijn verschillende soorten projecten waarbij PCS wordt ingezet als woningbouwconcept. Afhankelijk van hoe de opdracht binnenkomt, begint het project voor DVBZW in een bepaalde fase. Het kan voorkomen dat een opdracht direct in de voorbereidingsfase start, bijvoorbeeld als een opdrachtgever de initiatie fase zelf al heeft uitgedacht of eventueel met een andere partij. Hoe een project start is erg afhankelijk van de opzet van het project. Er zijn grofweg vier verschillende soorten opdrachten wanneer naar PCS projecten wordt gekeken, namelijk een
68
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
aanbesteding, bouwteam, eigen ontwikkeling en turn- key. Bij een aanbesteding strijden een aantal partijen om een opdracht binnen te krijgen, hierbij selecteert de opdrachtgever over het algemeen op prijs. Het is dan aan DVBZW om zo scherp mogelijk in te zetten, waarbij PCS een waardevol wapen kan zijn omdat vele risico’s al reeds zijn uitgedacht en geoptimaliseerd. In een bouwteam werkt DVBZW samen met andere partijen om een opdracht van een opdrachtgever binnen te halen. In een eigen ontwikkeling loopt DVBZW zelf voornamelijk de risico’s en zal het ervoor kiezen om met de vaste partners het PCS concept zo optimaal mogelijk in te zetten. Tot slot bij turn- key is de rol van de opdrachtgever na de opdrachtverstrekking nihil en neemt de opdrachtgever het resultaat bij oplevering in ontvangst. Zoals al duidelijk wordt uit de omschrijvingen van de verschillende soorten opdrachten, verschilt de invloed van de opdrachtgever gedurende het proces. De betrokkenheid van de opdrachtgever heeft ook zijn weerslag op de voortgang van het proces. Tijdens de initiatie fase en voorbereidingsfase probeert DVBZW zo snel mogelijk de vraag van de opdrachtgever zo helder mogelijk te krijgen om verwarring en valse verwachtingen in latere stadia te voorkomen. Hierin kunnen opdrachtgevers verschillen aangezien de ene opdrachtgever heel duidelijk voor ogen heeft wat zijn of haar wensen zijn en de ander blijft hangen in vaagheden. Traditioneel gezien wordt gedurende deze fases vastgehouden aan de welbekende niveaus van uitwerking. In figuur 32 zijn deze niveaus te zien, waarin SO (Schets Ontwerp), DO (Definitief Ontwerp), WT (Werktekeningen) en UT (Uitvoeringstekeningen) elkaar opvolgen. Deze verschillende niveaus markeren punten gedurende het proces en zijn tevens de momenten dat er overdracht plaats vindt tussen de verschillende afdelingen van DVBZW. Daarbij verandert tevens de betrokkenheid van de externe partijen. Sommige partijen zullen niet langer betrokken zijn, terwijl andere partijen meer betrokken raken aangezien het uitwerkingsniveau omhoog gaat.
Figuur 32 - Uitwerkingsniveaus gedurende het ‘traditionele’ proces (DVBV, 2012, p. 8)
10.1.3.2.
Afdelingen
In een PCS project zijn zeven afdelingen betrokken: - Klant & Markt - Plan Ontwikkeling - Calculatie - Bedrijfsbureau - Kopersadvies - Werkvoorbereiding - Uitvoering In het schema is nog een achtste afdeling neergezet, genaamd bouw. De bouw is in dit schema neergezet omdat wanneer naar de voordelen van BIM wordt gekeken, de bouw uiteindelijk de plek is waar de voordelen tot uiting komen. DVBZW heeft wel timmerlieden die actief zijn op de bouw, maar het grootste deel hiervan wordt gedaan door onderaannemers.
69 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Hierdoor zal voornamelijk worden gekeken naar de andere zeven afdelingen. In bijlage V is een uitgebreide toelichting te vinden van de verschillende afdelingen.
10.1.3.3.
Activiteiten
De activiteiten die gedurende een project worden gedaan kunnen op verschillende niveaus van abstractheid worden beschreven. In het schema is er voor gekozen om de activiteiten te benoemen zoals deze in de interviews naar voren kwamen. Daarbij is bij de verificatie bewust ervoor gekozen om ook mensen van de afdelingen om een reactie te vragen, die niet in de eerste ronde waren geïnterviewd. Op deze manier zijn de activiteiten die staan in het schema representatief voor de desbetreffende afdeling. In de gesprekken met de afdelingen is tevens gevraagd of er een tijdsverhouding is te benoemen tussen de verschillende activiteiten. Hier werd door de afdelingen verschillend op gereageerd. De afdelingen Klant & Markt, Plan Ontwikkeling, Uitvoering en Kopersadvies gaven aan dat de tijdsverhouding tussen de verschillende activiteiten erg afhankelijk is van externe partijen en de context waarin gebouwd gaat worden. De afdelingen Calculatie, Bedrijfsbureau en Werkvoorbereiding gaven aan dat er wel een verhouding is aan te geven tussen de verschillende activiteiten voor een PCS project en dat de totale tijdsduur puur afhangt van het aantal afwijkingen die er zijn van de standaard.
10.1.3.4.
Verantwoordelijke
Gedurende de initiatie-, voorbereidings- en realisatiefase zijn verschillende personen verantwoordelijk voor de voortgang van het proces. Het is interessant om te weten wie er verantwoordelijk is, want als er veranderingen in het proces mochten optreden en het heeft invloed op de voortgang van het proces, dan zijn zij degene die dit zouden moeten herkennen. Door de vergaderingen die zij hebben met de verschillende afdelingen, kunnen zij tevens sturen op de transitie van traditioneel naar de BIM geïmplementeerde workflow.
10.1.3.5.
Verloop van informatieniveau
Onder het schema van de ‘traditionele’ workflow is de grafiek af te lezen waarin het verloop van het informatieniveau over de tijd te zien is. In figuur 33 is deze wel bekende trap nog eens weergegeven, waarin waar te nemen is dat informatie verloren gaat wanneer er een overdracht plaats vindt. Redenen voor het informatie verlies zijn bijvoorbeeld het gebrek aan voorwaartse integratie en de wijze waarop informatie wordt gepresenteerd, opgeslagen en verzameld. Figuur 33 - Informatieniveau verschillende fases waarin de tegenover de praktijk is gezet
70
gedurende de ideale situatie
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
10.1.4.
Toekomstig proces
Na de traditionele workflow te hebben bekeken, is het interessant om te kijken waar BIM effect op heeft en hoe dit mogelijk de workflow zal veranderen. Bij het opstellen van deze ‘toekomstige BIM geïntegreerde’ workflow is gebruik gemaakt van de inzichten die zijn verkregen tijdens de interviews met de verschillende afdelingen en de interviews met de BIM coördinatoren. Daarbij is het van belang om nogmaals te benadrukken dat deze workflow is opgesteld met de huidige inzichten. Het is goed mogelijk dat na meer ervaring te hebben opgedaan met BIM projecten, andere inzichten leiden tot nieuwe ideeën omtrent de invulling van een BIM geïntegreerde workflow. In de workflow zijn een aantal veranderingen die opvallen wanneer deze workflow wordt vergeleken met de traditionele workflow. Allereerst de verschuiving van taken naar een eerdere fase en tussen afdelingen. Ten tweede is er een indicatie gegeven over wanneer wordt verwacht dat de activiteitsduur afneemt (groen), toeneemt (rood) of hetzelfde blijft (grijs). Ten derde is er een verandering te zien in het verloop van het informatieniveau. Ten slotte zal de verandering van niveaus van uitwerking worden besproken.
10.1.4.1.
Verschuiving van activiteiten
Bedrijven in de bouw grijpen de veranderingen die plaatsvinden door de toepassing van BIM aan om tevens kritisch naar hun eigen proces te kijken. Voorwaartse procesintegratie is één van de procesinnovaties die plaatsvindt. De verwachting is dat deze voorwaartse procesintegratie ook zonder gebruik van BIM zijn voordelen zal hebben, maar in het geval
71 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
van BIM is het bijna noodzakelijk om dit te doen gezien de vraag naar meer duidelijkheid eerder in het proces. In het proces van DVBZW komt dit terug in de behoefte om meer technische kennis eerder in het proces aanwezig te willen hebben. Dit kan door nieuwe functies aan te stellen of personeel die traditioneel gezien in een later stadium technische kennis toevoegen, naar voren te halen. In het schema is ervoor gekozen om de functies niet van naam te veranderen om duidelijkheid te behouden over wie de taken zou kunnen uitvoeren. De grootste verschuiving in het proces is het naar voren schuiven van de werkvoorbereiding. Door dit te doen kan er in een eerder stadium technische kennis worden ingebracht. Daarnaast zou dezelfde persoon enkele andere taken op zich kunnen nemen, zoals de CDS coördinatie en hoeveelheden bepalen. Tevens kan de werkvoorbereiding eerder wijzen op fouten, waardoor er tijdens de realisatiefase minder tijd nodig is om tot afstemming te komen. Door de hoeveelheden door de werkvoorbereiding te laten doen, kan de calculatie steeds meer evalueren naar een kostendeskundige. Het gebruik maken van templates die ook door de werkvoorbereiding kunnen worden ingevuld, kan er eventueel voor zorgen dat calculatie niet meer nodig is in het proces. Op dit moment is er een initiatief vanuit DVBV om los van de bestaande functiebeschrijvingen na te denken over de activiteiten die moeten gebeuren tijdens de initiatie-, voorbereidings- en realisatie fase. Daarbij ligt de focus op hoe er met het BIM model moet worden omgegaan en welke informatie in welke fase moeten worden toegevoegd. Op de volgende pagina is een eerste versie van deze opzet weergegeven. Deze lijst kan als aanvulling dienen op het schema. Initiatie (Klant en Markt) - Commercieel model - Maken van een dood model of een bestaand model aanpassen. Geen intelligentie in het model - Of op basis van een bestaand model een nieuw model maken - Dit model sterft na de initiatiefase. Hij heeft geen waarde meer behalve dat de visie hierin ligt opgesloten - Uitwerking gebeurd door HFB - DV coördineert Voorbereidingsfase - Vanuit een bestaand model of vanuit een bibliotheek of een geheel nieuw model opzetten - Activiteiten - Ontwerpen AO - Coördinatie van partners - Afspraken over de output, BIM BAM en/of BOOM - Procesprotocol - Demarcatielijst met o.a. de partners - Inrichten model
72
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
-
Vertaling PVE technische, ruimtelijk en sociaal Clash controle Prė Werkvoorbereiding Begroten incl ABK en planning Info toevoegen (bijv Breaam, Politie Keurmerk etc) Vergunning aanvraag Verkoop gereed maken Opwerken naar LOD 300
Realisatiefase - Model opwerken naar LOD 400 of LOD 500 - Coördinatie van de partners - Genereren productietekeningen - Opwerken naar as- build - Overdrachtsmodel maken (BOOM)
10.1.4.2.
Verandering van activiteitsduur
In het schema is waar te nemen dat de afdeling planontwikkeling waarschijnlijk meer tijd kwijt is door de toepassing van BIM. Een aantal zaken liggen daar aan ten grondslag. Ten eerste roept op dit moment het gebruik van BIM nog veel vragen op en vergt meer coördinatie vanuit DVBZW. De geïntegreerde manier van samenwerken vraagt om duidelijkere en explicietere afspraken, waar gedurende het proces op gestuurd moet worden. Ten tweede vraagt BIM om een bepaald niveau van concreetheid. In de voorbereidingsfase is het gebruikelijk dat er veel veranderd gedurende het proces. Wanneer te vroeg wordt geschakeld naar een technisch BIM model, kost het veel tijd en geld om rigoureuze aanpassingen te doen. Het is aan de afdeling Planontwikkeling om hier een goede balans in te vinden. Voor het bedrijfsbureau zijn er ook zeker voordelen te halen uit de toepassing van BIM, alhoewel deze op dit moment nog toekomstmuziek zijn. Wanneer het mogelijk wordt om elementen te koppelen aan een tijdseenheid, wordt het mogelijk om de planning op een visueel begrijpelijke manier weer te geven. Belangrijke kanttekening hierbij is dat de elementen moeten kunnen worden opgedeeld volgens de manier dat ze worden gebouwd. Een muur moet bijvoorbeeld niet één vlak zijn, maar bestaan uit verschillende platen. Een ander voordeel is de koppeling tussen de bouwplaatsinrichting en het model. Wanneer dit tevens gekoppeld wordt aan de planning, kan door middel van een film duidelijk worden gemaakt hoe het gebouw gebouwd gaat worden. Wanneer het gebouw virtueel wordt gebouwd en de modellen van hogere kwaliteit worden, kan er naar gestreefd worden om steeds meer te gaan bouwen op basis van assembleren. Wanneer het meer assembleren wordt, zal dit invloed hebben op de activiteiten van de uitvoerder. In het schema is aangegeven dat de logistiek en de bewaking van de planning minder tijd zal gaan kosten.
73 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
10.1.4.3.
Verloop van informatieniveau
Het verloop van het informatieniveau gedurende het proces zal drastisch veranderen. In figuur 34 is het schakelmoment van visueel model naar technisch BIM uitvergroot. Belangrijkste redenen hiervoor zijn de scheiding tussen visueel model en technisch BIM en de toepassing van databases. Een visueel model is een model waarin de focus ligt op visualisaties/ animaties zonder er enige vorm van technische informatie er in te verwerken. Daarentegen is technisch BIM een volwaardig model dat is voorzien van de benodigde technische informatie en is opgebouwd volgens de protocollen en afspraken met externe partijen. Vooraf is bepaald wat precies wordt uitgewerkt en tot welk niveau. De opbouw van het model komt overeen met de hoe het daadwerkelijk zal worden gebouwd. Wanneer in het proces de schakeling wordt gemaakt naar technisch BIM staat niet op voorhand vast, maar wanneer de schakeling plaats vindt moet er snel de beschikking zijn over een model waarin alle partners verder kunnen. Daarom is het belang van een uitgebreide database groot. Des te uitgebreider de database, des te sneller kan er geschakeld worden. Dit zorgt voor grote voordelen voor de voortgang Figuur 34 - De schakeling van visueel model naar technisch BIM van het proces. (eigen illustratie)
10.1.4.4.
Niveaus van uitwerking
Zoals in H10.1.3.1 al naar voren kwam, zijn er verschillende niveaus van uitwerking. Deze niveaus veranderen door de toepassing van BIM. In figuur 35 is te zien hoe deze niveaus veranderen. In het toekomstig proces zullen AO (Architectonisch Ontwerp), FO (Functioneel Ontwerp), DO (Definitief Ontwerp), TO (Technisch Ontwerp) en UT (Uitvoeringstekeningen) elkaar opvolgen.
Figuur 35 - Verschil tussen uitwerkingsniveaus gedurende het ‘traditionele’ proces en het toekomstige proces (DVBV, 2012, p. 8)
10.1.5.
Huidig proces
De vraag is nu hoever DVBZW is met het implementeren van BIM en welke veranderingen momenteel merkbaar zijn in het proces. Net als bij het verschil tussen de toekomstige workflow en de traditionele workflow, zijn er enkele verschillen tussen de huidige workflow en de traditionele workflow. Allereerst de verschuiving van taken naar een eerdere fase en tussen afdelingen. Ten tweede is er een indicatie gegeven of wordt verwacht dat de activiteitsduur afneemt (groen), toeneemt (rood) of hetzelfde blijft (grijs). Ten derde is er een verandering te zien in het verloop van het informatieniveau. Deze drie verschillen zullen afzonderlijk worden toegelicht.
74
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
10.1.5.1.
Verschuiving van activiteiten
Onder het kopje van de ‘toekomstige BIM geïntegreerde’ workflow zijn enkele verschuivingen benoemt. Momenteel is in het proces nog niet veel terug te vinden. In één PCS project is het nu voorgekomen dat een werkvoorbereider naar voren is geschoven in het proces om de CDS coördinatie te doen. Bij de andere PCS projecten wordt voornamelijk nog de traditionele werkwijze aangehouden.
10.1.5.2.
Verandering van activiteitsduur
Bij DVBZW is momenteel veel personeel in opleiding. Het bedrijf is zoekende naar de toepassingen van BIM en hoe dit moet worden ingericht. In de BIM projecten zijn voorlopig de calculators en werkvoorbereiders bezig geweest met BIM. Daarbij worden de traditionele manier van werken en het werken met BIM parallel aan elkaar gebruikt. De planontwikkelaars zijn er wel mee in aanraking gekomen en ondervinden momenteel zowel de mogelijkheden als de moeilijkheden ervan. Op dit moment is de conclusie dat het toepassen van BIM DVBZW meer tijd kost op de verschillende afdelingen. DVBZW heeft een meting laten houden door een onafhankelijke adviseur op een project waarin BIM is toegepast. Deze onafhankelijke adviseur is gedurende het gehele financiële traject meegelopen op het project, waarna alle faalkosten zijn gecategoriseerd. In de bouw wordt ongeveer vanuit gegaan dat de faalkosten ongeveer 14 a 20% zijn. Uit zijn onderzoek kwam naar voren dat de faalkosten nog slechts 4% waren, waarbij de reductie van faalkosten voor het grootste deel te danken was aan het gebruik van BIM. Gesteld kan worden dat alhoewel de voordelen in het voortraject nog niet tot uiting komen, de voordelen wel merkbaar zijn in de bouw en het uiteindelijke resultaat.
75 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
10.1.5.3.
Verloop van informatieniveau
Voor de toekomstige BIM geïntegreerde workflow wordt gesproken over voorwaartse integratie, visueel model vs technisch BIM en het gebruik van een database om snel te kunnen schakelen. Op dit moment zijn er alleen signalen dat er meer gebruik wordt gemaakt van voorwaartse integratie. Hierdoor worden de overdrachtmomenten minder harde punten waardoor minder informatieverlies zal optreden. De andere twee ontwikkelingen staan beide nog in de kinderschoenen. Het is nog een zoektocht hoe dit zal worden ingevuld en hoe de organisatie moet worden aangepast om daar daadwerkelijk gebruik van te kunnen maken. In het schema is een visualisatie getekend van de voorwaartse integratie (blauw) en de traditionele trap van informatie verloop (rood). Deze twee visualisaties zijn door elkaar getekend aangezien ze momenteel nog parallel plaats vinden, net als de traditionele manier van werken en de toepassing van tools die BIM introduceert.
10.1.6.
Conclusie
De verschillen tussen de traditionele workflow en BIM geïntegreerde workflow bevinden zich op verschillende aspecten. Allereerst verandert hetgeen wat aangeleverd wordt en hoe deze gedistribueerd onder de betrokken partijen. Ten tweede verschuiven activiteiten naar voren in het proces. Ten derde zullen de betrokken personen nieuwe toepassingen moeten aanleren om daarmee de efficiëntie en kwaliteit van de producten te vergroten. Dit betekent dat er veel van het personeel wordt gevraagd om deze transitie van workflow op gang te krijgen, aangezien ze bestaande patronen zullen moeten doorbreken en structuren opnieuw moeten gaan opbouwen.
10.2.
Activiteiten
In H10.1 is het proces uitgelicht en gekeken naar de overeenkomsten en verschillen. In deze paragraaf zal de volgende stap worden gezet naar het ontwerpen van een monitoringstool. De activiteiten zullen nader worden bekeken en het eventuele effect van BIM op deze activiteiten. Er is een verschil in de activiteiten zoals deze in de workflow schema’s zijn weergegeven en de activiteiten zoals deze in deze paragraaf worden beschreven. De activiteiten zoals deze staan in de workflow schema’s zijn zoals de activiteiten zijn genoemd in de interviews. Om beter naar het effect van BIM op de activiteit te kunnen kijken, is er voor gekozen om nog eens kritisch te kijken naar de activiteiten en hiermee de activiteiten en de samenhang tussen de activiteiten concreter te maken. In bijlage VIII is een overzicht te vinden van de afdelingen, activiteiten en subactiviteiten. Uit deze lijst is een selectie gemaakt van welke activiteiten er zullen worden meegenomen in de monitoringstool.
10.2.1.
Selectie van activiteiten
In bijlage IX is de gereduceerde lijst van activiteiten te vinden die zullen worden meegenomen in de monitoringstool. Per afdeling zal worden besproken waarom de keuze is gemaakt om activiteiten wel of niet te selecteren.
76
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
10.2.1.1.
Klant & Markt
Zoals in de workflows al naar voren kwam, komt de afdeling Klant & Markt niet of nauwelijks in aanraking met BIM. De afdeling Klant & Markt kan echter wel de opdrachtgever bespreken om het project met BIM te doen. Dit zal echter door de plan ontwikkelaar moeten worden opgepakt. Het spreekt dan ook voor zich dat de activiteiten die deze afdeling niet worden meegenomen in de monitoringstool.
10.2.1.2.
Plan ontwikkeling
Uit de interviews bleek dat er voor de plan ontwikkeling werkzaamheden zullen veranderen. In het workflow schema is te zien dat voornamelijk de activiteiten verwachtingenmanagement, coordinatie van partijen, plan maken en de technische haalbaarheid bepalen onderhevig zullen zijn aan de effecten van BIM. Het zou een goede reden zijn om de activiteiten mee te nemen in de monitoringstool. Het is echter niet mogelijk binnen de opzet van deze methode, die de resultaten baseert op tijdsduren, om de activiteiten te monitoren. De tijdsduur van de activiteiten van een plan ontwikkelaar worden namelijk niet in eerste instantie bepaald door het aantal woningen of aantal type woningen. De tijdsduur wordt bepaald door hele andere factoren, waar een plan ontwikkelaar vaak zelf ook geen invloed op heeft. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld langdurige trajecten om vergunningen te krijgen. Dit soort externe factoren zorgen ervoor dat wanneer de tijdsduur wordt gemonitord er weinig valt uit af te leiden waar het effect van BIM terug te vinden is. Om deze reden is ervoor gekozen om de afdeling plan ontwikkeling niet mee te nemen in de monitoringstool.
10.2.1.3.
Calculatie
In de workflow worden de activiteiten hoeveelheden bepalen, werkbegroting maken, controle tekeningen versus bestek en offertes vergelijken genoemd. In principe kan worden gesteld dat de calculatie de werkbegroting maakt waar de andere activiteiten onder vallen. In tegenstelling tot de afdeling Plan ontwikkeling worden de activiteiten van de calculator niet voornamelijk beïnvloed door externe factoren. Het proces wat de calculator doorloopt is dan ook elk project redelijk vergelijkbaar. Dit maakt het mogelijk om de activiteiten van de calculator te monitoren en op basis van de uitkomsten iets te zeggen over het effect van BIM. De activiteiten van de afdeling Calculatie worden dan ook meegenomen in de monitoringstool.
10.2.1.4.
Bedrijfsbureau
De afdeling bedrijfsbureau maakt de ABK. Het maken van de ABK kan op worden gedeeld in drie subactiviteiten, namelijk bouwplaatsinrichting, planning en calculatie. Op al deze drie activiteiten kan BIM een effect hebben. Voornamelijk wanneer gedacht wordt aan de koppeling tussen het BIM model en de planning, wat binnen DVBV ook wel 4D wordt genoemd. Voor de afdeling Bedrijfsbureau geldt hetzelfde als de afdeling Calculatie, namelijk de tijdsduur van de activiteiten wordt nauwelijks beïnvloed door externe factoren. Hierdoor wordt het mogelijk om de activiteiten te verwerken in de monitoringstool.
77 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
10.2.1.5.
Werkvoorbereiding
De wekvoorbereiding is zowel in de voorbereidingsfase als in de realisatiefase betrokken in het proces. De activiteiten die tijdens de voorbereidingsfase zullen plaatsvinden, werden nog niet gedaan in het traditionele proces. Deze activiteiten heb direct een link met BIM, dus deze activiteiten zullen worden meegenomen in de monitoringstool. In de realisatiefase heeft de afdeling Werkvoorbereiding vijf activiteiten, namelijk communicatie/ coordinatie, inkoop, financiele bewaking, fouten controle en planning. Door de veranderende voorbereidingsfase zal dit van invloed zijn op al deze vijf activiteiten. Als op subactiviteiten wordt gekeken, dan is te zien dat niet alle subactiviteiten van Inkoop zullen worden meegenomen in de monitoringstool. Verder worden alle subactiviteiten meegenoemen.
10.2.1.6.
Uitvoering
Zoals in de workflow is aangegeven zal BIM niet op alle activiteiten van de uitvoerder een effect hebben. Alhoewel een uitvoerder constant wordt beïnvloed door externe factoren is de keuze gemaakt om de afdeling Uitvoering mee te nemen in monitoringstool. In deze fase van het proces zijn er strakke planningen, waardoor van te voren al goed is nagedacht over de tijdsbestedingen van alle partijen en dus ook die van de uitvoerder. Wanneer het bouwproces sneller en/ of beter verloopt, zal een uitvoerder ook minder tijd bezig zijn per project.
10.3.
Benchmark
De activiteiten die in de monitoringstool zullen worden bijgehouden zijn besproken. De volgende stap is het maken van een benchmark, zodat de resultaten van het huidige proces kunnen worden vergeleken met het traditionele proces. De benchmark is op basis acht traditionele projecten opgesteld. Een overzicht van de projecten is te vinden in bijlage X. Om de benchmark te kunnen opstellen was het nodig om een eenheid te bepalen en gegevens te verzamelen van de traditioneel uitgevoerde projecten.
10.3.1.
Eenheid
De eerste gedachten waren om de eenheid aantal uur/ PCS woning te maken. Dit bleek echter een valse vergelijking te zijn. Waar twee a drie jaar geleden nog veel projecten bestonden uit 100 of meer woningen, zijn de projecten nu vaak tussen de 10 en 50 woningen. Toch is het niet zo dat de afdelingen nu minstens twee keer zo weinig tijd aan de projecten bezig zijn. De tijdsduur van de activiteiten hangt namelijk voornamelijk samen met de afwijkingen. In elk project is een x aantal woningtypes aanwezig. Per woningtype moet er worden nagegaan wat er nodig is en hoe dat in het groter geheel past. De eenheid die is gekozen is dan ook het aantal uur/ woningtype. Zoals aan het begin van dit hoofdstuk werd uiteengezet, kan een PCS woning een andere woningtype worden wanneer er een afwijking is in: Beukmaten/ Stramienmaten Gevel Dakopbouw 78
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
10.3.2.
Verhoudingen activiteiten
Doordat er op de urenregistratie alleen op project registreert in plaats van op activiteit binnen een project, is het niet mogelijk om bij de afgeronde projecten terug te halen hoeveel uur is besteed per activiteit. Daarom is ervoor gekozen om te werken met verhoudingen in tijdsduur tussen de activiteiten. Per afdeling zal de verhouding van activiteiten worden getoond.
10.3.2.1.
Calculatie
10.3.2.2.
Bedrijfsbureau
10.3.2.3.
Werkvoorbereiding (realisatiefase)
In het kader van LEAN management is er in 2010 een meting gedaan onder een aantal werkvoorbereiders door de LEAN manager van DVBZW Joost van Riet. Daarbij is voor elk uur bijgehouden welke activiteit ze aan het doen waren. Deze meting heeft een aantal weken
79 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
geduurd. Tijdens dit onderzoek zijn er een aantal werkvoorbereiders gevraagd om een inschatting te maken van de verhoudingen tussen de activiteiten zonder dat ze de resultaten hadden gezien van het onderzoek uit 2010. De meting uit 2013 laat grote overeenkomsten zien met de meting uit 2010. Wat opvalt is dat de inkoop meer tijd in beslag is gaan nemen. Dit is te verklaren door het feit dat er eerst een inkoop afdeling was, maar nu geheel is ondergebracht bij de werkvoorbereiders.
10.3.2.4.
Uitvoering
Voor de afdeling Uitvoering is tevens geprobeerd om te achterhalen wat een mogelijke verhouding zou zijn tussen de activiteiten. Hier is echter nog geen duidelijkheid in verkregen. Aangezien er voornamelijk vijf verschillende activiteiten worden uitgevoerd zal in de monitoringstool voorlopig elke activiteit één vijfde van het totaal beslaan.
80
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
10.4.
Monitoringstool
In de vorige paragrafen is aandacht besteed aan de input die nodig is om tot een monitoringstool te komen. In bijlage XI is in het toekomstige workflow schema aangegeven welke onderdelen meegenomen worden in de monitoringstool. Vervolgens is in bijlage XII de monitoringstool te zien. De monitoringstool is een Excel bestand, waarin een aantal onderdelen zijn verwerkt. De verschillende onderdelen zullen hieronder worden toegelicht.
10.4.1.
Hoofdopzet
Het Excel bestand heeft een paar bladen. Er is een blad waarin de benchmark is ingevuld, een blad waar de template is te vinden die voor elk project moet worden ingevuld en er is een blad waar de resultaten van alle projecten samenkomen. In H10.5 zal nader worden ingegaan op het laatstgenoemde blad. In de template zijn een aantal onderdelen te zien. Bovenin moeten project specifieke gegevens worden ingevuld. Een deel van die gegevens wordt gebruikt in het verdere model. De gegevens die niet verder worden gebruikt zijn bedoeld om een duidelijker beeld te schetsen van het project. Onder de tabel met de project specifieke gegevens staat de tabel waar de uren moeten worden ingevuld. Wat er te zien is in deze tabel zal hieronder worden toegelicht.
10.4.2.
Activiteiten
De activiteiten zoals deze eerder zijn omschreven zijn verwerkt in de linkerkolommen. De tijdsduur van de subactiviteiten moeten worden ingevuld, waarna de som automatisch op activiteitsniveau wordt berekend.
10.4.3.
IST, SOLL, ACTUAL
De IST is ingevuld middels de informatie van de projecten en de benchmark die is gemaakt. De SOLL heeft in deze tabel meer een symbolische functie, aangezien in het Excel bestand verder niet gerekend zal worden met deze waardes. Het geeft echter wel direct inzicht wanneer de ACTUAL wordt ingevuld en deze vergeleken wordt met de SOLL. Er zijn twee kolommen waarin de ACTUAL staat aangegeven. De linker is waar de projectspecifieke uren kunnen worden ingevuld en staat daarom aangegeven als ACTUAL (uur). Doordat in de project specifieke gegevens ingevuld is hoeveel types er waren in het project, wordt automatisch de ACTUAL (t/PCS) ingevuld.
10.4.4.
Result
Wanneer de ACTUAL (uur) is ingevuld, wordt de rest van de tabel vanzelf aangevuld. In de kolom ‘Result’ wordt de ACTUAL (t/PCS) vergeleken met de IST. De cel wordt groen of rood afhankelijk of er meer of minder tijd wordt besteed. Dit maakt het visueel waar de positieve en negatieve effecten zitten.
10.4.5.
Kosten activiteit
Om de schakeling te maken van tijd naar geld, wordt gewerkt met de uurlonen van de verschillende afdelingen. De waarde die in de kolom ‘Result’ staat wordt vermenigvuldigt met dit uurloon. In de kolom ‘Result (€/PCS)’ komt het resultaat van de vermenigvuldiging te staan.
81 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
10.4.6.
Balans
De som van alle waardes in de kolom ‘Result (€/PCS)’ is de balans. Deze waarde wordt vervolgens verwerkt in een ander blad. Deze waarde zegt onder andere iets over het resultaat van het project. In H10.5 zal dit nader worden toegelicht.
10.5.
Verwachte uitkomst
Het resultaat van het ingevulde project specifieke blad wordt verwerkt in een grafiek. Het resultaat wordt weergegeven als een punt. Doordat in de projectspecificaties is aangegeven wanneer het project is afgerond kan de punt geplaatst worden. In figuur 36 is op basis van verwachtingen gesimuleerd hoe deze lijn zou kunnen lopen. Er zijn vier verschillende fases aangegeven, waarbij nog niet staat aangegeven hoe lang deze fases zullen duren. De fases zullen afzonderlijk worden besproken, waarna een verwachting wordt uitgesproken hoe deze fases mogelijk voor DVBZW kan worden omgezet naar tijdsverwachting.
Figuur 36 - Gesimuleerde uitkomst van de monitoringstool (eigen illustratie) In fase A is het gebruik van BIM nog minimaal binnen de projecten. Echter wanneer toepassingen van BIM worden gebruikt, gaat dit vaak nog gepaard met een controle door het op de traditionele manier te doen. Tevens zorgt de hoeveelheid projecten en de kunde van de externe partijen ervoor dat het gebruik van veel toepassingsmogelijkheden nog niet aan bod komt. In fase B is te zien dat er een dal komt. Er wordt volledig overgestapt in alle projecten en voor vele werknemers is het nog steeds één van hun eerste projecten dat ze in aanraking komen met BIM. De stap wordt gewaagd om meer en meer mogelijkheden te onderzoeken,
82
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
waardoor meer tijd wordt geïnvesteerd gedurende het proces. Doordat nu pas echt de leercurve begint van de meeste werknemers komt er een dal in de grafiek. In fase C wordt er een stijgende lijn ingezet. De werknemers worden meer en meer bekend met BIM en automatismen beginnen zich te vormen. Er is geleerd van de fouten die zijn gemaakt in de eerdere projecten. De externe partijen beginnen ook steeds meer de voordelen te merken, wat de wisselwerking ten goede komt. In fase D wordt het punt bereikt dat ten opzichte van het traditionele proces geen verlies meer wordt gemaakt. De voordelen van BIM komen steeds meer tot uiting en hebben een positief resultaat als gevolg. Vanaf deze fase kunnen de investeringen worden terugverdiend. Hoe zit het nu met DVBZW? Valt er iets te zeggen over waar ze nu staan op deze curve? Geldt dit dan voor heel DVBV of alleen voor DVBZW? Verwachtingen zijn vaak slecht te onderbouwen, maar door van een afstand mee te kijken naar de vorderingen van BIM binnen DVBZW wil dit onderzoek toch een beeld schetsen van de positie van DVBZW. In figuur 37 is te zien wanneer de verschillende fases worden verwacht te worden bereikt.
Figuur 37 - Gesimuleerde uitkomst monitoringstool DVBZW (eigen illustratie) Er is bewust voor gekozen om deze grafiek in te vullen voor DVBZW in plaats van DVBV. DVBZW is één van koplopers van de verschillende vestigingen binnen DVBV. Voor DVBV is de verwachting dat de periodes nog langer zullen zijn.
83 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
84
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
11.
85 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
11. Verdiepend
onderzoek
– Investeringen Om een beter beeld te krijgen van de investeringen, is onderzocht welke investeringen er precies zijn gedaan en wat de doelen zijn met betrekking tot de investeringen die worden gedaan. In H6.3 is al een overzicht getoond van categorieën waarin is geïnvesteerd. In deze paragraaf zal hier nader op worden ingegaan. In deze paragraaf zullen de doelen toegelicht worden en op welke manier de investeringen aan deze doelen kunnen worden gekoppeld. In figuur 38 is deze informatie gevisualiseerd. Deze illustratie is de uitgebreide versie van de figuur getoond in H6.3.
11.1.
Doelen
Na inventarisatie van de documentatie rondom de strategie van DVBV en de gesprekken die zijn gevoerd met de BIM coördinatoren en informatie manager, werd duidelijk dat er geen concrete subdoelen zijn gesteld rondom het behalen van het hoofddoel. Het hoofddoel is in deze context de regisseur kunnen zijn in het proces. In figuur 38 is te zien hoe naar mijn mening de investeringen kunnen worden gekoppeld door middel van doelen aan de regisserende rol die DVBV beoogd. Het figuur moet als volgt worden gelezen: Als de
aannemer de regisseur wil zijn in het proces, dan is het van belang dat de aannemer het teamwork kan faciliteren, fouten kan herkennen, kan sturen op verbeteringen zowel intern als extern en weet opdrachten binnen te halen. Om deze subdoelen te bereiken zijn de volgende investeringen nodig. In het figuur is aangegeven met lijnen welke investeringen een verband hebben met het behalen van de subdoelen. Het is van belang dat als de aannemer een coördinerende/ regisserende rol wil innemen, dat het heel goed weet hoe het model kan worden gecontroleerd en hoe de partijen kunnen worden aangestuurd om de juiste informatie in het model te verwerken. Ook al wordt er gebruik gemaakt van een strategische partner die kennis inbrengt omtrent het modelleren, is het van belang dat er een bepaald kennisniveau aanwezig is binnen de aannemer om goede beslissingen te kunnen nemen. De investeringen richten zich voornamelijk op het bereiken van dit kennisniveau. Er zijn vijf subdoelen gedefinieerd, namelijk opdrachten binnenhalen, faciliteren teamwork, herkennen van fouten en het kunnen sturen op zowel het interne als externe proces. Momenteel vragen opdrachtgevers steeds vaker om BIM. De vraag is of de opdrachtgevers weten wat ze precies vragen, maar zonder hieraan te voldoen zal een aannemer de opdrachten niet binnenhalen. Als de aannemer de regisseursrol wil pakken, dan zal het de andere partijen moeten betrekken en het proces faciliteren om tot een daadwerkelijk BIM proces te komen. Een BIM room kan helpen om het gezamenlijk komen tot oplossingen te bevorderen. Daarbij zal de aannemer moeten weten wat de behoeftes zijn van de
86
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
verschillende partijen in een dergelijk proces. Vervolgens moet de aannemer in de gaten hebben hoe de voortgang is van het proces en eventuele fouten kunnen herkennen om hier op te anticiperen. Door het kennisniveau van de aannemer over BIM, kan de aannemer vervolgens sturen op verbetering. De verbeteringen zullen bijdragen aan het succes van de projecten.
Figuur 38 - Investeringen in BIM, waarbij de investeringen zijn gekoppeld aan doelen (eigen illustratie)
87 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
88
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
12.
89 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
12. Hypothetisch model M2 Vanuit het verdiepend onderzoek zijn er nieuwe inzichten verkregen die het theoretisch model kunnen aanvullen. Allereerst zal het theoretisch model worden aangevuld. Vervolgens zullen enkele aspecten worden belicht die vanuit het verdiepend onderzoek kunnen worden meegenomen. Tot slot zal het hypothetisch model M2 worden toegelicht. Het hypothetisch model M2 is een model dat meer ingaat op de relaties tussen de effecten tussen de verschillende processen. Het hypothetisch model beoogt daarmee een completer beeld te geven van de complexiteit van de effecten en de verbanden die er zijn.
12.1.
Aanvulling op het theoretisch model
In het verdiepend onderzoek is een methode gebruikt om het interne proces te monitoren op de effecten van BIM. In het figuur op de volgende pagina is te zien hoe deze methode kan worden geïntegreerd met het theoretisch model M1.
12.2.
Lessen geleerd verdiepend onderzoek
Het theoretisch model M1 is beredeneerd vanuit de aanname dat de processen los van elkaar kunnen worden bekeken. Vanuit het verdiepend onderzoek zijn er enkele opmerkingen op deze aanname. Het hypothetisch model M 2 zal inspringen op deze opmerkingen door juist het model aan te passen op deze punten. Een eerste opmerking die kan worden gemaakt is door het alleen concentreren op het interne proces het soms moeilijk is om veranderingen in het interne proces toe te wijzen als een effect van BIM, omdat een bredere context ontbreekt. Er kunnen factoren in het externe proces zijn die er voor zorgen dat activiteiten korter of langer duren die niets met BIM te maken hebben. Daarnaast kan ook worden gesteld dat de ontwikkeling van het interne proces afhankelijk is van hoe de externe partijen zich ontwikkelen. Het gezegde “je bent zo sterk als je zwakste schakel” is ook van toepassing op het BIM proces. De mate van voordeel die wordt behaald door de toepassing van BIM is afhankelijk van de kunde van de betrokken partijen. Het is dus niet alleen van belang dat er wordt geïnvesteerd om het interne proces te verbeteren, maar moet er ook worden gekeken naar het ambitieniveau van de betrokken partijen. De vraag die moet worden gesteld is of het verstandig is om te optimaliseren op basis van een van de processen. De monitoringstool van het interne proces kan aanleiding geven om het proces aan te passen. Echter wanneer het gehele proces zou worden bekeken zou dezelfde aanpassing niet verstandig zijn. De les die hieruit geleerd kan worden is dat optimaliseren alleen op het gehele proces verstandig is. Het zou bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat er intern extra veel tijd moet worden geïnvesteerd om het gehele proces beter te laten verlopen. Dit kan voor negatieve resultaten leiden bij de monitoringstool op het interne proces, maar tevens voor positievere resultaten op het externe proces en bouwproces.
90
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
91 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
12.3.
Hypothetisch model M2
Vanuit de lessen die zijn geleerd tijdens het verdiepend onderzoek, zal er een hypothetisch model worden gepresenteerd. Het doel van het hypothetisch model M 2 is om de complexiteit van de vraagstelling duidelijk in beeld te brengen. Op de volgende pagina is het hypothetisch model M2 geïllustreerd. Het hypothetisch model M2 heeft dezelfde opbouw als het theoretisch model M 1, namelijk de vraagstelling ==> effecten & investeringen ==> intern-, extern-, bouwproces en categorieën ==> kwantificeren ==> monitoren ==> resultaat ==> vergelijkbaar maken ==> balans. Vanuit de lessen uit het verdiepend onderzoek is er voor gekozen om aan het model een dimensie toe te voegen. De dimensie die wordt toegevoegd is de relatie tussen de verschillende processen. Er zijn verschillende manieren en verschillende relaties die kunnen worden weergegeven en in dit model is er voor gekozen om te beredeneren vanuit de effecten van BIM op de verschillende processen en de relaties tussen deze effecten. Hierdoor wordt inzichtelijk welke effecten er zijn in de verschillende processen, waar de overlap tussen processen is en welke effecten elkaar kunnen beïnvloeden. Om het model te verduidelijken zullen enkele aspecten worden uitgelicht. Allereerst zijn de effecten op categorie ingedeeld, namelijk de categorie primair [p], gevolg [g], middel [m] en voorwaarde [v]. De effecten die in de categorie primair vallen (zijn in het geel aangegeven in het figuur), zijn de effecten waarop primair wordt gericht bij het implementeren van BIM. Vanuit deze primaire effecten komen er andere effecten als gevolg. Andere effecten kunnen worden gezien als een middel om tot een ander effect te komen. En andere effecten gelden als voorwaarde voordat andere effecten kunnen ontstaan. Vervolgens worden er in het model twee soorten lijnen gebruikt om een relatie aan te duiden. Allereerst de blauwe lijnen. Daarmee is aangegeven dat er een verband is tussen de twee effecten. De andere lijn is een rode lijn. Deze lijn verondersteld dat de hoogte van de investering verband houdt met de hoogte van het resultaat van het effect. Dit model is een hypothetisch model, dus de verbanden die worden aangegeven zijn dan ook hypothetisch. Het hypothetisch model kan op twee manieren worden geïnterpreteerd. Er kan zoals het theoretisch model M1 laat zien op de drie processen apart gemonitord worden. Vervolgens kunnen de verbanden zoals aangegeven in het hypothetisch model worden geanalyseerd en kan gekeken worden hoe deze verbanden terug te vinden in de drie afzonderlijke monitoringstools. Een andere manier waarop het hypothetisch model kan worden geïnterpreteerd is het ontwerpen van een monitoringstool die het gehele proces kan monitoren en daarbij de verbanden tussen de verschillende effecten ondervangt. Het hypothetisch model toont hoeveel verbanden er zijn tussen de verschillende effecten. Dit maakt het zo complex om het vraagstuk te bekijken en tevens een uitspraak te doen over de balans. Het geeft echter wel een kader waarin verschillende vervolgonderzoeken kunnen ingaan op delen van de centrale vraagstelling. In bijlage XIII is het deel van de verbanden uitvergroot en is te zien hoe het is opgebouwd uit de verschillende categorieën effecten.
92
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
93 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
94
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
13.
95 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
13. Conclusie De groeiende populariteit van BIM in Nederland, brengt vraagstukken met zich mee. Eén van deze vraagstukken is het vraagstuk rondom de kosten en terugverdiensten van BIM. Dit onderzoek heeft een kader proberen te scheppen om hier antwoord op de te kunnen geven. In dit hoofdstuk zullen de conclusies van het onderzoek worden gepresenteerd. Allereerst zal er een koppeling worden gemaakt tussen de literatuur en de praktijk, waarna conclusies zullen worden getrokken die zich richten op het onderzoek en de praktijk.
13.1.
Koppeling literatuur en praktijk
In dit onderzoek is zowel literatuur als praktijk onderzoek verricht. Het literatuur onderzoek in het eerste deel was voornamelijk exploratief. De bevindingen zijn gebruikt om een beeld te scheppen van wat er bekend is. In de praktijk is vervolgens gekeken welke voordelen en effecten opvielen. In het tweede deel is het literatuur onderzoek voornamelijk ter ondersteuning geweest bij het uitzoeken van een methode om daadwerkelijk de effecten te monitoren. Terugkijkend op het onderzoek is het interessant om te kijken naar de koppeling tussen de literatuur en de praktijk. De koppeling zal op een aantal onderwerpen worden gemaakt, namelijk de implementatie van BIM, voordelen/effecten van BIM, indicatoren en investeringen in BIM.
Legenda Overeenstemming literatuur en praktijk Geen overeenstemming literatuur en praktijk Neutraal
Literatuur
Overeenkomst Praktijk Implementeren van BIM Het overwinnen van weerstand Er zijn nog veel mensen die denken tegen verandering, en het laten dat BIM weinig invloed zal hebben inzien dat BIM een grotere waarde op hun werkzaamheden. Daaraan is en meer mogelijkheden heeft dan af te lezen dat ze aan de ene kant 2D informatie uitwisseling (Arayici nog niet herkennen wat BIM voor et al., 2011; Gu & London, 2010; hun betekent en aan de andere kant Jung & Joo, 2011). een vorm van weerstand aangezien ze eigenlijk niet anders willen werken Het aanpassen van de bestaande Er is wel het bewustzijn dat de workflows naar meer workflow zal veranderen, maar er is geïntegreerde bouwprocessen nog weinig bekend over hoe de (Arayici et al., 2011; Gu & London, toekomstige workflow er dan uit zal 2010). moeten zien.
96
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Literatuur
Overeenkomst Praktijk Implementeren van BIM Op dit moment is er geen Binnen de keten van DVBZW wordt duidelijke consensus over de er geprobeerd om op een eenduidige manier waarop BIM moet worden manier BIM in te zetten. Het geïmplementeerd of het gebruik moeilijke is dat externe partijen vaak van BIM (S. Azhar, 2011; Gu & samenwerken met verschillende London, 2010; Olatunji et al., aannemers, die er allen hun eigen 2010). manieren op na houden. Dit maakt het vooral voor de externe partijen moeilijk, maar verstoort ook de ontwikkeling voor DVBZW zelf. Voordelen/ effecten van BIM De focus van het proces komt te Waar in een traditioneel proces de liggen op de voorbereidingsfase kennis van de aannemer werd (Eastman et al., 2008; Goossen & ingebracht na de voorbereidingsfase, Spekkink, 2011). is het met BIM van belang dat de kennis in een eerder stadium wordt toegevoegd. Dit geldt ook voor de externe partijen. Automated assembly (S. Azhar, Het is een mooi toekomstbeeld, 2011). maar is mijns inziens de komende jaren nog niet van toepassing. Improved collective understanding Door het doen van clash detection of design intent (Barlish & Sullivan, sessies, wordt er onder het 2012; McGraw Hill Construction, projectteam een beter beeld 2010) verworven van de moeilijkheden in het ontwerp en wat ieders aandeel daarin is. Dit heeft een positieve uitwerking op het collectieve begrip van het ontwerp. Fouten worden kwalitatief beter verwerkt. Minder faalkosten (S. Azhar, 2011; Het is een van de meest genoemde Barlish & Sullivan, 2012; McGraw voordelen. Toch is het moeilijk om Hill Construction, 2010; Straatman, een eventuele reductie van 2012). faalkosten te koppelen aan de effecten van BIM. DVBV heeft een onafhankelijke adviseur gevraagd om te kijken naar het financiële traject van een project waar BIM is toegepast. Hij constateerde een reductie van faalkosten. De betrouwbaarheid is echter moeilijk te beoordelen.
97 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Literatuur
Overeenkomst Indicatoren
Determining the metrics to utilize, analyzing the data in accordance with the chosen metrics, drawing conclusions from the data (Barlish & Sullivan, 2012).
Praktijk Het bleek in de praktijk niet mogelijk om ‘metrics’ te vinden waaraan effecten konden worden gemeten. Voor een deel heeft dat te maken met het gebrek aan data en registratie bij DVBZW.
Investeringen Volgens de geënquêteerde zit het grootste deel van de investeringen in het vrijmaken en opleiden van personeel en een kleiner deel in soft- en hardware (Straatman, 2012).
13.2.
Uit dit onderzoek blijkt hetzelfde. De inzet van personeel en het opleiden van het personeel zorgen ruimschoots voor de grootste kostenpost.
Beantwoording onderzoeksvragen
Eerst worden de deelvragen beantwoord, waarna de centrale onderzoeksvraag beantwoord zal worden. Deze wordt beantwoord aan de hand van de antwoorden op de deelvragen.
OV1.
Welke effecten van BIM kunnen worden geïdentificeerd bij de aannemer?
In de literatuur zijn vele lijsten te vinden van de effecten van BIM. In hoofdstuk 2 kwam dit dan ook naar voren. Echter deze opsomming is niet toegespitst op de aannemer. Gedurende het praktisch onderzoek is echter specifiek gemaakt welke effecten bij de aannemer van toepassing zijn. De meeste effecten van BIM bij de aannemer hebben verband met een aantal primaire effecten. Deze primaire effecten zijn de effecten waarop voornamelijk wordt ingezet bij de implementatie van BIM. De primaire effecten zijn het optimaliseren van de informatiestromen, kwaliteit van het model/ tekeningen, sturen op basis van 3D informatie in plaats van 2D informatie, het hergebruik van informatie, focus op de voorbereidingsfase en de mogelijkheid om van bouwen naar assembleren te gaan. De primaire effecten vertolken de rol die de aannemer wilt innemen in het proces, namelijk die van een regisserende, coördinerende aannemer. Het is van belang dat de kwaliteit en stroom van informatie wordt geoptimaliseerd zodat de aannemer meer controle krijgt over het proces en de kwaliteit van de output. BIM kan de aannemer helpen om dit voor elkaar te krijgen.
OV2.
Hoe kunnen deze effecten worden gecategoriseerd?
De effecten kunnen op verschillende wijze worden gecategoriseerd. Allereerst kunnen ze worden gecategoriseerd naar invloed op de verschillende processen (intern, extern en bouw). Daarbij is er ook een categorie die zowel voor het interne als externe proces van invloed kan zijn. Ten tweede kunnen de effecten worden gecategoriseerd op hoe het effect in relatie staat tot de andere effecten. Hiervoor zijn vier verschillende categorieën, namelijk primair, gevolg, middel en voorwaarde. In de tabel op de volgende pagina is te zien hoe de effecten zijn gecategoriseerd.
98
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Intern
Primair
Gevolg
Middel
Optimaliseren informatiestromen Focus voorbereidingsfase inbreng kennis aannemer Sturen op basis van 3D informatie ipv 2D informatie Verschuiving/ verandering taken Overdrachtsverliezen minimaliseren
Gebruik database
Intern/Extern
Hergebruik informatie Kwaliteit model/ tekeningen
Consistentie tekeningen
Codering Verwachtingsmanagement Meer toepassing van ICT tools Schakel tussen visueel model en technisch BIM Werken in projectteams
Extern
Prioriteit: vertrouwen
OV3.
Assembleren
Minder opleverpunten Bouwtijd verkorting
Voorwaarde
Meerwaarde vaste partners
Bouw
Bouwen op basis van 3D informatie
Teamwork boven bedrijfsgeheimen Transparantie Keuze bedrijven op basis van 3D kunde Eerder betrekken van andere partijen
Welke investeringen worden er gedaan door de aannemer?
In de literatuur wordt voornamelijk gesproken over de verschillende categorieën waarin wordt geïnvesteerd in plaats van concreet te noemen waarin het geld wordt geïnvesteerd. In de praktijk blijkt dat de investeringen zeer divers zijn, van template ontwikkelingen tot het aanstellen van een BIM coördinator. Mede omdat de investeringen erg divers kunnen zijn, moet duidelijk zijn wat het doel is achter de investeringen. In de praktijk bleek dat het doel niet altijd even duidelijk is en de vraag is of alle investeringen dan ook te verantwoorden zijn. Tevens moet worden afgevraagd of de hoogte van de investeringen op dit moment de hoogte van het effect bepaald. Voorlopig lijkt de hoogte van de investeringen niet de doorslaggevende factor voor het verhogen van het BIM niveau bij de aannemer. Voor het verhogen van het BIM niveau is het van belang dat er concreet opdrachten worden gedaan met de toepassing van BIM. Er kan wel meer worden geïnvesteerd in software, hardware en opleidingen maar zolang het personeel het niet kan toepassen in projecten zal de kennis en kunde in BIM achter blijven. Het aantal opdrachten wat in BIM wordt gedaan en het niveau van de partners en onderaannemers lijken daarmee eerder maatgevend dan de hoogte van de investeringen.
OV4.
Hoe kunnen deze investeringen worden gecategoriseerd?
Zowel in de literatuur als in de praktijk wordt over ongeveer dezelfde categorieën gesproken. De categorieën software, hardware, opleidingen en faciliteiten worden in beide genoemd. In de praktijk werden verder nog de categorieën personeel, promotie en partnering gevonden.
99 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
In dit onderzoek zijn enkele opvallende resultaten gevonden rondom de investeringen. Allereerst worden er in de praktijk vaak discussies gevoerd over het wel of niet aanschaffen van bepaalde hardware en software. Deze discussies lijken echter de context van het investeringsplaatje te missen. Het opleiden (48%) en inzetten (42%) van personeel nemen namelijk een dusdanig deel in van het totaal, dat de investeringen in software en hardware slechts 2% en 5% van het geheel zijn. Ten tweede is een trend in de investeringen te ontdekken. Er is eerst een oriënterende houding tegenover BIM en er zullen enkele investeringen worden gedaan in onderzoek naar de mogelijkheden en toepassingen van BIM. In de fase die daarop volgt worden voornamelijk investeringen gedaan die er voor zorgen dat de randvoorwaarden worden gecreëerd, zoals de hardware, software en faciliteiten. Vervolgens is er een fase waarin de investeringen voornamelijk zijn gericht op het opleiden van het grootste deel van het personeel. De verwachting is dat na deze fase de investeringen weer voornamelijk geconcentreerd zijn op het uitbreiden en verbeteren van de randvoorwaarden. Tot slot is het interessant om kort de categorie partnering toe te lichten. De andere categorieën spreken meer voor zich, maar partnering is een categorie die niet verder in de literatuur wordt besproken. Met deze categorie worden alle investeringen bedoeld die te maken hebben met een eventuele verandering van keuze van partners en de hulp die wordt geboden omtrent het gezamenlijk ontwikkelen van BIM. De keuze van partners wordt mede afhankelijk van de 3D kunde/ BIM niveau. Deze keuze heeft gevolgen voor de organisatie, welke wellicht op zoek moet gaan naar andere partners of de bestaande partners moet helpen om op het juiste BIM niveau te komen.
OV5.
Welke effecten kunnen worden gekwantificeerd?
Als gekeken wordt naar het kwantificeren van de effecten, dan wordt hiermee bedoeld of de verandering die het effect teweeg brengt ten opzichte van het traditionele proces te kwantificeren is. In deze beschrijving komen een aantal vereisten om de hoek kijken voordat überhaupt gekeken kan worden naar kwantificeren. Ten eerste kan alleen een verandering waar te nemen zijn wanneer de traditionele situatie in beeld is. Ten tweede is de vraag of de verandering waar te nemen is en of deze verandering in tijd dan wel geld uit te drukken is. Een van de belangrijkste bevindingen van dit onderzoek is hoe complex het is om hierop antwoord te krijgen. In dit onderzoek is het niet gelukt om aan te tonen welke effecten kunnen worden gekwantificeerd en op welke manier dit mogelijk is. Hiervoor zijn meerdere redenen te noemen. De barrières zoals besproken in het rapport, zorgden ervoor dat de vraagstelling moest worden aangepast. Echter dezelfde barrières zorgen ervoor dat het erg ingewikkeld is om de effecten te kunnen kwantificeren. Het gebrek aan data, indicatoren en een duidelijk beeld van het traditionele proces maken het ten eerste moeilijk om de verandering precies te bepalen en ten tweede om de grootte van de verandering te bepalen. In dit onderzoek is echter toch geprobeerd om de effecten van BIM op het interne proces te monitoren. Hiervoor is gebruik gemaakt van de methode die wordt gebruikt bij workflow management. Het is echter ingewikkeld om deze methode toe te passen voor het proces van de aannemer, vanwege de verschillen tussen de processen in de verschillende projecten. De
100
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
toepassing ervan blijft dan ook beperkt tot onderdelen van het proces. De verandering kan dan vervolgens worden uitgedrukt in tijd, wat kan worden omgerekend naar geld. De toepassing van deze methode is echter beperkt en achteraf kan ter discussie worden gesteld of de verandering wel degelijk door BIM is veroorzaakt. De methode die is gebruikt roept tevens andere vraagtekens op. Er is gekeken naar het interne proces. Het is echter de vraag of de effecten op het interne proces los kunnen worden gezien van de effecten op de andere processen. In het hypothetisch model komt naar voren dat veel effecten verband met elkaar houden. Wellicht kan alleen de verandering die een effect te weeg brengt worden bekeken vanuit het gehele proces, om deze vervolgens uit te kunnen drukken in tijd of geld. Hoe de effecten kunnen worden gekwantificeerd en voor welke van de genoemde effecten deze methode mogelijk is, is een vraagstuk die nog beantwoord moet worden. Wellicht varieert per effect hoe deze gekwantificeerd kan worden.
OV6.
Welke investeringen kunnen worden gekwantificeerd?
De investeringen kunnen voor het grootste deel redelijk eenvoudig worden gekwantificeerd, aangezien de directe investeringen terug zijn te vinden in de financiële overzichten. Er is echter een deel dat niet als directe investering naar voren komt. Hiervan zijn tijdens dit onderzoek een aantal voorbeelden van naar voren gekomen. Zo heeft het opleiden van personeel twee kanten, namelijk de investering in de cursus en de niet – productieve uren van het personeel dat wordt opgeleid. De investering in de cursus is terug te vinden in de financiële overzichten, echter de kosten voor het bedrijf dat het personeel niet productief is zijn moeilijker inzichtelijk te maken. Een ander voorbeeld is de categorie partnering. Het is moeilijk inzichtelijk te maken wat daar precies de kosten van zijn en welk deel bijvoorbeeld toe te rekenen is aan BIM en welk deel aan ketenintegratie. Bij het kwantificeren van de investeringen is het dus van belang om goed het onderscheid te maken tussen de directe en indirecte investeringen. Als kanttekening bij de investeringen in BIM, moet worden gerealiseerd dat er ook investeringen zijn die vallen onder de algemene investeringen die een bedrijf ieder jaar doet in bijvoorbeeld ICT.
OV7.
Hoe kan het resultaat van de effecten vergelijkbaar worden gemaakt met de investeringen?
In het verdiepend onderzoek werd gebruik gemaakt van een afbakening om eventuele effecten van BIM op het interne proces beter te kunnen meten. Wanneer de effecten op de andere processen worden gemeten en de resultaten hiervan vergelijkbaar moeten worden gemaakt met de resultaten van het onderzoek op het interne proces, dan moet er ofwel dezelfde afbakening zijn gebruikt of de resultaten moeten gecorrigeerd worden voor de afwijkingen in de afbakening. Voor de investeringen geld hetzelfde. Het totaal van de investeringen zal gecorrigeerd moeten worden voor de afbakening die is gekozen bij het meten van de effecten.
101 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
13.3.
Beantwoording centrale onderzoeksvraag
Vanuit de resultaten van het onderzoek en de conclusies op de deelvragen zal antwoord worden gegeven op de centrale onderzoeksvraag. De centrale onderzoeksvraag is: “Welk kader moet worden gesteld om het resultaat van de effecten van BIM en de investeringen in BIM tegen elkaar te kunnen afwegen?” Het antwoord op deze vraag begint bij de definitie van BIM. In dit onderzoek is de volgende definitie voor BIM aangehouden: “BIM staat voor Bouw Informatie Model. BIM is echter meer
dan alleen een virtueel model waarin het ontwerp gekoppeld is aan informatie. BIM impliceert een combinatie van het inzetten van software tools en een meer geïntegreerde werkwijze, met als gevolg dat significante aanpassingen moeten worden gemaakt in de workflow, de bijbehorende processen, organisatie en keten.” Op basis van deze definitie is gekeken naar de effecten van BIM op het traditionele proces. Het proces is echter op te delen in een intern, extern en bouwproces. De effecten kunnen worden ingedeeld in deze drie verschillende processen, waarna de effecten tevens gespecificeerd kunnen worden als primair, gevolg, middel of voorwaarde effect. Naast het kijken naar de effecten, zal gekeken moeten worden naar de investeringen. Op dit moment kunnen de investeringen worden gecategoriseerd in software, hardware, opleidingen, personeel, faciliteiten, promotie en partnering. Wanneer zowel de effecten als de investeringen kunnen worden gekwantificeerd, wordt het mogelijk om de twee aspecten af te wegen. Dit onderzoek heeft een theoretisch model en een hypothetisch model gepresenteerd, die beide een kader schetsen om de vraagstelling te kunnen beantwoorden. Het blijft echter de vraag of de hoofdvraag “Weegt het resultaat, van de effecten van BIM op het traditionele proces, op tegen de investeringen BIM?” te beantwoorden is. Het kwantificeren van de effecten is complex en wellicht niet mogelijk, door barrières als het ontbreken van data, een effectief registratiesysteem, indicatoren en een duidelijk beeld van het traditionele proces.
102
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
14.
103 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
14. Aanbevelingen In dit hoofdstuk zullen enkele aanbevelingen worden gedaan. De aanbevelingen zijn opgedeeld in twee categorieën, namelijk aanbevelingen voor vervolgonderzoek en aanbevelingen die praktijkgericht zijn. De aanbevelingen vertegenwoordigen mijn ideeën en visie die zijn verkregen gedurende het gehele onderzoek.
14.1.
Vervolgonderzoek (AV)
De aanbevelingen in deze paragraaf zullen zich richten op de kansen voor vervolgonderzoek. De aanbevelingen volgen vanuit het theoretisch model M1 (zie H7) en het hypothetisch model M2 ( zie H12) . De aanbevelingen zijn in het blauw weergegeven, waarna een korte toelichting wordt gegeven. De aanbevelingen zijn genummerd en hebben de code AV, wat staat voor AanbevelingenVervolgonderzoek. AV.1. Het kwantificeren van de effecten van BIM op het proces Een van de grootste knelpunten van dit onderzoek is het kunnen kwantificeren van de effecten. Het zou dan ook van veel toegevoegde waarde zijn als er vervolgonderzoek wordt gedaan naar methodes waarop de effecten kunnen worden gekwantificeerd. AV. 2. Vervolgonderzoek nodig naar het externe en bouwproces In het verdiepend onderzoek is gekozen om het interne proces nader te bekijken. Hetzelfde zou in een vervolgonderzoek kunnen worden gedaan voor het externe proces en het bouwproces. Daarbij is het interessant om te kijken in hoeverre deze drie verschillende processen verschillen. De mogelijkheden kunnen worden bekeken voor het ontwerpen van een monitoringstool die de drie processen in één model ondervangt. AV. 3. Vervolgonderzoek naar de relaties tussen deze processen en de effecten van BIM (hypothetisch model) In het hypothetisch model is een onderdeel waar de relaties tussen de verschillende effecten uiteen zijn gezet. Alle afzonderlijke relaties zijn interessant om te onderzoeken omdat dit tot meer inzichten zal leiden rondom de primaire effecten en secundaire effecten. In deze context wordt daarmee bedoeld dat de primaire effecten invloed uitoefenen op of de oorzaak zijn van het secundaire effect. Meer inzicht in hoe deze verbanden en relaties tussen effecten lopen, kan helpen om bepaalde beslissingen te nemen op het niveau van bedrijfsvoering. AV. 4. De monitoringstool toepassen en na een x- periode evalueren van de uitkomsten zijn en hoe kan de monitoringstool verbetert worden en/ of proces In dit onderzoek is een proefopzet gemaakt voor een monitoringstool. Het is dan ook waardevol om de monitoringstool een x- periode te gebruiken en dan te bekijken wat de resultaten zijn. Er kunnen twee vervolgacties worden ondernomen, namelijk het verbeteren van de monitoringstool en/ of het aanpassen van het proces door de verkregen inzichten.
104
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
14.2.
Op de praktijk gerichte aanbevelingen (AP)
Vanuit het onderzoek zijn tevens enkele aanbevelingen die op de praktijk gericht zijn. De aanbevelingen zijn beredeneerd vanuit de verschillende onderdelen van het onderzoek. Net als in de vorige paragraaf zijn de aanbevelingen blauw gedrukt, maar hebben de code AP ervoor staan welke staat voor AanbevelingenPraktijk. Beredeneerd vanuit de barrières: AP. 1. Registratiesysteem aanpakken/ automatiseren Het veranderen van het registratiesysteem is tweeledig. Aan de ene kant zal systeem op zich moeten worden veranderd en anderzijds zal de mentaliteit ten overzien van registreren moeten veranderen. In de bouwindustrie is het geen uitzondering wanneer er wordt gezegd: “Registratie voegt geen waarde toe”. Vanuit een bedrijfskundig oogpunt voegt registratie wel degelijk mogelijkheden om van waarde te zijn. De manier waarop registratie wel degelijk van waarde is kan als volgt worden uitgelegd: registratie ==> maakt het mogelijk om data te
analyseren ==> biedt mogelijkheden tot optimalisatie ==> kan leiden tot minder ‘waste’ in het proces en de kwaliteit van het eindproduct te vergroten ==> kan het mogelijk maken om de marges te behouden/ vergroten. Dit is geen wereldschokkende argumentatie, maar lijkt toch ongewoon in de bouwindustrie. Deze mentaliteit zal dus moeten veranderen. Het nut van registreren moet duidelijk worden overgebracht, zodat het niet als iets overbodigs wordt gezien. Registreren is niet ter controle, maar ter verbetering. Daarnaast moet er een ander registratiesysteem komen of de huidige moet worden aangepast, zodat meer mogelijk wordt met de data die wordt geregistreerd. Er kan gekeken worden naar de mogelijkheden van workflow management om een zover mogelijk geautomatiseerd systeem te integreren in de organisatie. Het wordt wellicht dan mogelijk om bepaalde indicatoren in te bouwen, waardoor sneller inzicht kan worden verschaft in verschillende processen. Beredeneerd vanuit de investeringen: AP. 2. Zet de investeringen in de juiste context Tijdens het onderzoek in de praktijk heb ik geregeld discussies gehoord over de aanschaf van bepaalde licenties voor software en de aankoop van nieuwe hardware. Er waren in dat opzicht een stuk minder discussies over opleidingen. Het is echter de vraag of lange discussies over bepaalde soft- of hardware van belang zijn, wanneer de investeringskosten in vergelijking worden gezet met de totale investeringskosten. Mijns inziens kunnen deze knopen veel sneller worden doorgehakt en is het vooral van belang dat de randvoorwaarden (soft- en hardware en faciliteiten) goed op orde zijn. AP. 3. Zorg ervoor dat zo snel mogelijk 100% van de projecten met BIM start In de conclusies werd gesteld dat op dit moment voor het verhogen van het BIM niveau het van belang is dat er concreet opdrachten worden gedaan met de toepassing van BIM. Er kan wel meer worden geïnvesteerd in software, hardware en opleidingen maar zolang het personeel BIM niet kan toepassen in projecten zal de kennis en kunde in BIM achter blijven. Er moeten dus zo snel mogelijk zo veel mogelijk projecten worden gestart waarin BIM zal worden toegepast. Idealiter betekent dat van alle nieuwe projecten 100% van de projecten gebruik wordt gemaakt van BIM. De fouten en valkuilen zullen geaccepteerd moeten worden. Dit zal de enige manier zijn om snel beter te worden als bedrijf zijnde. Wanneer er meer
105 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
projecten worden gestart en daardoor meer personeel bezig is met BIM, dan kunnen vervolgens gerichte investeringen worden gedaan om de positieve effecten van BIM te vergroten. Beredeneerd vanuit de effecten: AP. 4. Stel concrete doelen over wat nagestreefd wordt met BIM BIM kan worden geïmplementeerd met zeer uiteenlopende doelen. Echter het gevaar daarvan is dat niet duidelijk is voor de organisatie wat BIM voor invloed zal hebben op het proces, de organisatie of de keten. Tevens is moeilijk om vast te stellen welke verwachtingen de implementatie van BIM moet waar maken en welke investeringen daarvoor nodig zijn. Het is van belang om concrete doelen te stellen en bepalen welke effecten er worden verwacht. Dit zal houvast geven gedurende de implementatiefase en maakt bijsturing mogelijk wanneer er wordt afgeweken van de verwachte effecten en veranderingen. Daarbij is het beter om de doelen concreter te stellen en eventueel gedurende de implementatie de doelen bij te stellen, dan met abstracte doelen afwachten wat er zal gebeuren. Beredeneerd vanuit de implementatie van BIM: AP. 5. Maak gebruik van voorbeelden om het personeel te overtuigen en de implementatie te versnellen In de bouw hangt vaak een mentaliteit van “eerst zien, dan geloven’. Als dat bekend is, dan is het ook niet meer dan logisch dat het personeel voorbeelden nodig heeft om zelf daadwerkelijk ook de stap te maken. Om een dergelijk voorbeeld te creëren is er de mogelijkheid om een ‘BIM sterrenteam’ op te stellen. Het nut van een BIM sterrenteam kan tweeledig zijn. Allereerst fungeert het BIM sterrenteam als voorbeeldfunctie om te laten zien wat er allemaal mogelijk is. Ten tweede kan het de aannemer helpen om opdrachten binnen te halen. Momenteel wordt het BIM niveau nog op bedrijfsniveau bepaald, maar TNO is momenteel bezig om een scan te maken waarmee het BIM niveau van een projectteam kan worden bepaald. Opdrachtgevers kunnen ervoor kiezen om alleen in zee te gaan met een aannemer die een bepaald niveau behaald op scan voor projectteams.
106
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
reflectie.
107 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Reflectie Terugkijkend op het onderzoek, wordt hieronder een afsluitende reflectie gegeven op het afstudeerproces, de onderzoeksmethoden en de resultaten. Tevens wordt de relevantie van de onderzoeksresultaten besproken.
Reflectie afstudeerproces en onderzoeksmethoden De wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd is op veel aspecten anders dan aanvankelijk werd verwacht. Hiervoor zijn vele redenen te noemen. De intentie was om een operationeel onderzoek uit te voeren, waarbij het gebruik van data om de effecten van BIM aan te tonen centraal stond. Dit bleek al snel onmogelijk. Er waren van te voren al enkele voortekenen dat dit misschien niet mogelijk was, maar mijn koppigheid dreef mij er toe om de uitdaging aan te gaan en te zien waar ik zou stranden. Een van de voortekenen was bijvoorbeeld het geringe aantal onderzoeken die zowel internationaal als nationaal waren uitgevoerd over het kwantificeren van het effect van BIM. In de literatuur die ik kon vinden op dit thema werd al vaak in de inleiding vermeld dat een juiste methode of kader ontbrak. In deze onderzoeken werd vervolgens de zoektocht naar indicatoren verder uitgelicht. Het vinden van indicatoren bij DVBZW strandde echter al snel en ik had daarmee geen aanknopingspunten om data te verzamelen. Naast het probleem dat ik geen indicatoren kon vinden, kwam ik erachter dat het registreren van gegevens over projecten niet behoort tot één van de prioriteiten van DVBZW. Daarmee werd de aanname dat er bij DVBZW data beschikbaar zou zijn waarmee ik analyses kon doen, teniet gedaan. Het ontbreken van een methode en data, zorgde ervoor dat ik de richting van mijn onderzoek radicaal moest veranderen. Mijn derde mentor wijste mij erop dat je geen operationeel onderzoek kan doen zolang er nog geen empirische basis is. Voor mij was dit de bevestiging dat ik eerst een empirische basis moest gaan vormen. Het zoeken naar data en methodes om tot deze data te komen was echter niet voor niks. Het opende mijn ogen voor de complexiteit die ten grondslag ligt aan het kunnen doen van een dergelijk onderzoek in de bouwindustrie. De vergelijking met een blikjesfabriek is vaak gemaakt. Hoe kan het zijn dat in een blikjesfabriek alles, maar dan ook echt alles, bekend is over elk detail van het proces en product, maar in de bouwindustrie nauwelijks iets wordt geregistreerd van het proces? Het bracht mij tot de veronderstelling dat er nog veel moet veranderen in de mentaliteit en het beleid voordat er operationele onderzoeken kunnen worden gedaan in de bouwindustrie. Onderzoeken als deze zijn naar mijn mening van groot belang om het bewustzijn te wekken in de bouwindustrie dat het ook anders kan en wat de voordelen kunnen zijn als het anders wordt gedaan.
108
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
Reflectie onderzoeksresultaten Alhoewel de onderzoeksresultaten afwijken van de verwachtingen die ik aan het begin van het onderzoek had, maakt dit de onderzoeksresultaten niet minder waardevol. Het onderzoek is verkennend geweest en heeft daarmee een empirisch kader gesteld. Er is naast het empirische kader tevens een aanzet gemaakt tot een operationeel onderzoek. Dit onderzoek geeft daarmee een handreiking hoe er van het empirische kader naar een concreet monitoringstool kan worden gegaan. Het resultaat van het onderzoek blijft voor een groot gedeelte op een abstract niveau. Deze abstractie komt de wetenschappelijke waarde van mijn onderzoek komt ten goede, omdat het onderzoek zich los maakt van het feit dat het onderzoek is uitgevoerd bij DVBZW. Het hypothetisch model geeft naar mijn mening goed weer hoe complex het is wanneer de vraagstelling wordt bekeken vanuit de effecten, investeringen, processen en alle onderlinge verbanden. Het geeft ook aan dat wanneer ik in gesprek was met iemand over dit onderwerp dat bijna iedereen op een andere golflengte zat en weer andere aspecten bekeek van dezelfde vraagstelling. Het is afhankelijk van de rol die je inneemt in het proces, hoe je tegen de vraagstelling aankijkt. De monitoringstool, zoals deze wordt toegelicht in het onderzoek, is eigenlijk nog in de ontwikkelingsfase en zal voor daadwerkelijke toepassing nog verder ontwikkelt moeten worden. Tevens zullen er nog onderzoeken op het externe proces en bouwproces moeten plaatsvinden voordat een compleet beeld kan worden gegeven. De toepasbaarheid van de monitoringstool is bedrijfsspecifiek aangezien het is berust op activiteiten. Bij elke aannemer zal dit er anders uitzien. Hieruit kan worden opgemaakt dat er geen sprake kan zijn van één monitoringstool die door de gehele aannemerssector kan worden gebruikt. Dit maakt het maken, implementeren en gebruiken van de monitoringstool tijdsintensief. De mate van specifiekheid en tijdsintensiviteit zorgt ervoor dat de monitoringstool waarschijnlijk niet op grote schaal zal worden toegepast. Voor dit onderzoek heb ik met vele personen mogen spreken over BIM en het monitoren van de effecten. In sommige gesprekken kwam de conservatieve houding naar voren naar het meten en monitoren van de effecten van BIM, maar in de meeste gesprekken was vooral de nieuwsgierigheid die de boventoon voerde. Er werd dan ook vooral hardop mee gebrainstormd op de vraag hoe het monitoren van de effecten van BIM eventueel mogelijk is. Dit motiveerde mij om gedurende het onderzoek door te gaan met kritische vragen te stellen. Het resultaat van dit onderzoek bevestigt mijn gevoel dat door een kritische houding aan te nemen wel degelijk barrières kunnen worden doorbroken en (proces)innovatie in de bouwindustrie mogelijk is!
109 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
110
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
literatuur.
111 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013
BIM NU en BIM MORGEN
Literatuur Arayici, Y., Coates, P., Koskela, L., Kagioglou, M., Usher, C., & O'Reilly, K. (2011). Technology adoption in the BIM implementation for lean architectural practice.
Automation in Construction, 20 (2), 189-195. Azhar, S. (2011). Building Information Modeling (BIM) - Trends, benefits, risks, and challenges for the AEC industry. Leadership and Management in Engineering, 11 (3), 241–252. Azhar, S., Nadeem, A., Mok, J. Y. N., and Leung, B. H. Y. (2008). Building information
modeling (BIM): A new paradigm for visual interactive modeling and simulation for construction projects. Paper presented at the Proc., First International Conference on Construction in Developing Countries. Barlish, K., & Sullivan, K. (2012). How to measure the benefits of BIM — A case study approach. Automation in Construction, 24 (0), 149-159. Doree, A., & Straatman, J. (2003). Herwaardering bouw
voor verhoging effectiviteit.
Cobouw. Dura
Vermeer.
(2010).
PCS-
bouwconcept
Retrieved
21-06-2013,
from
www.duravermeer.nl/DuraVermeer_pcs Dura
Vermeer.
(2013).
Over
ons
-
Algemeen
Retrieved
07-01-2013,
from
http://www.duravermeer.nl/over_ons/719/algemeen DVBV. (2012). BIM Protocol. Leidschendam: Dura Vermeer Bouw Vastgoed B.V. Eastman, C., Teicholz, P., Sacks, R., & Liston, K. (2008). BIM Handbook: A Guide to
Building Information Modeling for Owners, Managers, Designers, Engineers and Contractors: John Wiley & Sons. Goossen, C., & Spekkink, D. (2011). Integrated Project Delivery - Leidraad integraal Project informatie Overdracht Protocol. Ede: BouwQuest. Gu, N., & London, K. (2010). Understanding and facilitating BIM adoption in the AEC industry. Automation in Construction, 19 (8), 988-999. Heloisa Martins, S., & Tseng, M. M. (1996). Workflow technology-based monitoring and control for business process and project management. International Journal of Project
Management, 14(6), 373-378. Jung, Y., & Joo, M. (2011). Building information modelling (BIM) framework for practical implementation. Automation in Construction, 20 (2), 126-133. Kotler, P. (1991). Marketing Management, analysis, planning, implementation and control.
Prentice Hall international editions, 44-45. Lee, G., Park, H. K., & Won, J. (2012). D3 City project — Economic impact of BIM-assisted design validation. Automation in Construction, 22(0), 577-586.
112
Het resultaat van de effecten versus de investeringen in BIM
McGraw Hill Construction. (2010). The Business Value of BIM in Europe SmartMarket report. Bedford. Mühren, G., & De Boer, E. (2012). Project Initiatie Document voor het project BIM: Dura Vermeer Groep N.V. Olatunji, O. A., Sher, W. D., Gu, N., & Ogunsemi, D. R. (2010). Building information modelling processes: benefits for construction industry. Newcastle: School of Architecture and Built Environment, University of Newcastle. Rampersad, H. K. (1997). Strategisch Management, editie 024, druk 1: Kluwer BedrijfsInformatie. Resodihardjo, G. (2012). Schema's Plan van Aanpak. Dura Vermeer NV. Leidschendam. Saunders, M., Lewis, P., Thornhill, A., Booij, M.,Verckens, P. (2011). Methoden en
technieken van onderzoek. Amsterdam: Pearson Eduction Benelux. Straatman, J. (2012). Bim biedt bouw business; onderzoek naar verdienkansen door BIM: ABN AMRO & Bouwend Nederland. Succar, B. (2010). The five components of BIM performance measurement. Paper presented at the Special Track 18th CIB World Building Congress, Salford, UK. Uneto-Vni, R., Bouw Informatie Raad (Writer). (2011). openBIM - The sky is the limit. Van der Aalst, W. M. P., Van Dongen, B., Herbst, J., Maruster, L., Schimm, G., & Weijters, A. J. M. M. (2003). Workflow mining: A survey of issues and approaches. Data &
Knowledge Engineering, 47, 237-267. Wang, M., Wang, H., & Xu, D. (2005). The design of intelligent workflow monitoring with agent technology. Knowledge-Based Systems, 18(6), 257-266. Yin, R. (2009). Case study research - design and methods. California: Sage Publications.
113 Jeffrey Truijens – 1503626
23-06-2013