Techmsche Univers1te1t
AJ
EindhovC'n
82
FACULTEIT
TEC
ONDERZOEKVERSLAG 1995
40
'
~-plaat-.en
]<)
20
.. ....:"'· .....
10
I 67
70
~'
;,
;0
~
•
VacalUre~
~5
TOTAAI. AANTAL AIO's I OIO's EN tiD's in lc 2c en gedce!tclijk 3t' geldstroom
4
·'2 I
~0
67
~'
;,
;0
~
~5
PROMOTIES PER JAAR 100
?·--
90 80 70
60 50 40
5SO 500 450
30
400
10
20
350 300
~"' '" ' 'i'
250 200 150
67
~0
~5
io
85
90
95
TIJDSBESTEDING AAN ONOERZOEK IN FTE PER JAAR
b!ihlie$
100
:Ill
67
70
75
80
85
~
~5
WETENSCHAPPELIJKE PROOUKTIE
FACULTEIT BOUWKUNDE
BURO ONDERWIJS EN ONDERZOEK
)
'1 flOc\
If)
61'Y\"'
ONDERZOEKVERSLAG 1995 FACULTEIT BOUWKUNDE TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN
Faculteit Bouwkunde Technische Universiteit Eindhoven Eindhoven, september 1996
Reacties op dit verslag kunnen schriftelijk worden gericht aan: Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Bouwkunde Buro Onderwijs en Onderzoek Postvak 21 Postbus 513 5600 MB Eindhoven Telefoon (040) 2472293 Telefax (040) 2452432
2
Inhoud:
VOORWOORD
9
INLEIDING
11
VAKGROEP KONSTRUKTIEF ONTWERPEN
15
ONDERZOEKSGROEP CONSTRUCTIEF ONTWERPEN 1. Projecten Leers toe! Constructief Ontwerpen lntegratie 1. l Ontwerpmethoden bij draagconstructies voor gebouwen 1.2 Ontwerpmethoden bij draagconstructies voor gebouwen met een combinatie van gewapend beton -en staalconstructie. 1.3 De dienstbare constructie 1.4 Computergesteund constructief ontwerpen 1.5 Innovatief systeem van bouwen (ISB) Publicaties Leerstoel Constructief Ontwerpen - lntegratie
17 19 19 19 20 21 21 24
2. Projecten Leerstoel Constructief Ontwerpen Beton/Stapelbouw 2.1 Betonmechanica 2.2 Vezel- en ferrocement 2.3 Lichte draagconstructies in beton 2.4 Aanhechting voorgespannen wapening aan beton 2.5 Hoge sterkte beton 2.6 Tijdsathankelijke invloeden t.g.v. voorspanning 2.7 Dwarskrachtcapaciteit bij hoge sterkte beton 2.8 Dwarskracht 2.9 Hoge sterkte lichtgewicht beton 2. 10 Vlaso-crete 2.11 Stapelbouw (Constructief metselwerk) Publicaties Leers toe! Constructief Ontwerpen - Beton /Stapelbouw
25 25 26 26 27 27 27 28 28 29 29 29 33
3. Projecten Leerstoel Constructief Ontwerpcn- Staal en Aluminiumconstructies 3.1 Koudgevormde profielen 3.2 Verbindingen in staal 3.3 Constructieve systemen in staal 3.4 Stabiliteit van staalconstructies 3.5 Staal-betonconstructies 3. 6 Aluminiumconstructies Publicaties Leerstoel Constructief Ontwerpen Staal en Aluminiumconstructies
34 34 34 35 35 36 36 38
4. Projecten Leerstoel Constructief Ontwerpen- Hout- en Bamboeconstructies 4. 1 Lange-duurgedrag van dakelementen 4.2 Nagelplaatverbinden 4.3 Stabiliteit van houten knie- en boogspanten 4.4 Stabiliteit van houten liggers 4.5 Verbindingen in de bouw 4.6 ACE'S: Adjustable Closed Elements-systems 4. 7 Bamboeconstructies, Materiaaleigenschappen en constructieve oplossingen 4.8 Stimuleren van bamboe-onderzoek 4.9 Overdracht van kennis bamboeconstructies 4.10 lntemationale standaardisatie bamboeconstructies 4.11 Projectbegeleiding bamboeconstructies Publicaties Leerstoel Constructief Ontwerpen - Hout- en Bamboeconstructies
39 39 39 40 40 41 41 42 42 43 43 43 45
5. Projecten Leerstoel Technische Mechanica/KO 5.1 Betrouwbaarheid van gebouwen 5.2 Niet lineaire gekoppelde instabiliteit in lineair elastische dunwandige (staal)constructies
46 46 46
3
5.3 Niet-lineair gedrag van Iichte draagconstructies 5.4 Voortzetting onderzoek windbelasting op gebouwen 5.5 Wind gei:nduceerde trillingen 5.6 Explosie gedrag van gebouwen 5. 7 Niet -lineair schaalgedrag 5.8 Ontwikkeling fenomenologische elementen methode 5. 9 Stressed skin constructies 5 .1 0 Evaluatie bestaande gebouwen 5 .1I Probabilistische numerieke modellering van metselwerkgedrag 5.12 Buckling of modified elastic systems 5.13 Windbelaste en -bestendige gebouwen Publicaties leerstoel Technische Mechanica/KO
46 47 47 47 48 48 48 49 49 49 49
VAKGROEP FYSISCHE ASPECTEN VAN DE GEBOUWDE OM GEVING
53
ONDERZOEKSGROEP MATERIAALKUNDE EN AFBOUWTECHNIEK 1. Projecten Leerstoel Bouwmateriaalkunde 1. I Bouwfysische en materiaalkundige kwaliteitsbeheersing Publicaties Leerstoel Bouwmateriaalkunde
59 59 59 62
2. Projecten Leerstoel Afbouwtechniek/bouwfysica 2.1 Ontwerpen en bouwfysica 2.2 Ontwerp voor woon- en werkmilieu Publicaties leerstoel Afbouwtechniek/bouwfysica
64
ONDERZOEKSGROEP BINNENMILIEU EN INSTALLA TIES 3. Projecten leerstoel binnenmilieu en leerstoel installaties 3.1 Fysische bouwinformatica 3.2 Ontwerp voor woon- en werkmilieu 3.3 Ontwerpen en bouwfysica Publicaties Leerstoel Binnenmilieu en Installaties
73 73 73 73 73
VAKGROEP PRODUKTIE EN UITVOERING
81
ONDERZOEKSGROEP AFBOUWTECHNIEK EN BOUWPRODUKTIE 1. Projecten Leerstoel Atbouwtechniek (1) 1.1 Herbestemming gebouwen, gebouw en gebruik I.2 Bouwtechnisch onderzoek jongere bouwkunst 1.3 DOCOMOMO 1.6 Onderhoud en renovatietechnieken 1. 7 Gebouwproduktie en bouwprodukt 1.8 Bijzondere Bouwwijzen Publicaties Leerstoel Afbouwtechniek (I)
83 85 85
51
64 64 67
2. Projecten Leerstoel Afbouwtechniek (Milieu-integratie) (2) 2.1 (Af)bouwen voor mens en milieu en een duurzame ontwikkeling 2.2 Bouwsystemen in Indonesie (Strukturformen lndonesischer Bautechnik) 2.3 Milieuclassificatie van bouwmaterialen 2.4 A Typology of Joints (supporting ecology-conscious building) 2.5 (Af)bouwconstructies in hout 2.6 Milieubelastingskosten in de bouw 2. 7 Ecologische Bouwsystemen 2.8 The Healthy House (Sick Building Syndrome) 2.9 Bouwen aan en voor de vrede 2 .I 0 Space frame structures in bout. 2.11 Plaatsgebonden bouwwijzen 2.12 Verinnerlijking haalbaar? 2.13 Master Copy Model Publicaties leerstoel Afbouwtechniek (2)
4
76
85
86 86 87 88 90 91 91
92 92 93 93
94 94 95
95 96 96 96 97 98
ONDERZOEKSGROEP UITVOERINGSTECHNIEK I. Projecten Leerstoel Uitvoeringstechniek 1 Organisation structures. 2 Work preparation and logistics 3 Planning and building methods 4 Labour in construction 5 Mechanisation on the construction site 6 Dimensional control 7 Integral design of the construction 8 Sustainable developments Publicaties Leerstoel Uitvoeringstechniek
103 105 105 105 107 108 108 109 110 111 113
V AKGROEP ARCHITECTUUR, URBANISTIEK EN BEHEER
115
ONDERZOEKSGROEP ONTWERPSYSTEMEN l. Projecten Leerstoel Architectonisch Ontwerpen Methoden 1.1 Domeinemheorie 1. 2 Architectural management 1.3 Welstandscommissie Eindhoven 1.4 Architect en tekensystemen 1.5 Patronen 1.6 Beslissingsmodel periodekosten 1. 7 Generic Grid Publicaties Leerstoel Architectonisch Ontwerpen - Methoden + Bouwinformatica
117 119 119 119 120 120 121 121 122 123
2. Projecten Leerstoel Architectonisch Ontwerpen /Bouwinformatica
125 125 125
2.1 2.3
Op precedent gebaseerde ontwerpsystemen: Een woningbouw-case bibliotheek systeem De geschiedenis van een idee: SAR en Open Bouwen 1965-1995
3. Projecten Leerstoel Bouwinformatica 3.1 Gelntegreerde informatieverwerking/computer graphics en registreren 3.2 Visualisatie 3.3 Ruimteconsumptie door oppervlaktevergroting. 3.4 Omwikkelingsmethoden en -technieken voor bouwkundige informatiesystemen 3.5 Een tijdsdimensie voor Caad systemen 3.6 Data modelling in the Architectural. Engineering and Construction environment 3.7 lntegratie van besluitvormingsprocessen middels VR-DIS 3.8 Een haalbaarheidsstudie naar de toepassing van verlichtingssimulatieprogramma's in de bouwkundige ontwerp-praktijk 3. 9 De koppeling van veriichtingssimulatieprogramma's aan interactieve visualisatie systemen Publicaties leerstoel Bouwinformatica
127 127 127 128 128 129 130 130
4. Projecten Leerstoel Architectonisch Ontwerpen 4.1 DataGrafische Heuristiek, theorie 4.2 Ontwerpstijlen 4.3 Sketcher 4.4 Ontwerpgerichte heuristiek Publicaties Leerstoel Architectonisch Ontwerpen
134 134 135 135 136 138
ONDERZOEKSGROEP STEDEBOUWKUNDIGE PLANOLOGIE 1. Projecten Leerstoel Stedebouwkundige Planologie 1.1 Modellen voor sequentiele beslissingen 1.2 PAMELA: Parking, Analysis, Modelling & Effects on Local Areas 1.3 Substitutie en ruimtelijke structuur effecten in modellen van winkelkeuze 1.4 Modellen voor hierarchische beslissingsprocessen van woningkeuzegedrag 1.5 Een multimedia system voor stated preference en choice modellen 1.6 Mobiliteits- ea functioneel hierarchische effecten van transferia l. 7 Een lntegrale Methodiek voor de Beoordeling van Stedelijke Concepten 1.8 Gn?epsmatige ruimtelijke keuze- en beslissingsmodellen
139 141 141 141 142 142 142 143 144 144
5
131 131 133
1.9 Een Decision Support System voor locatieplanning 1.10 Een simulatiemodel voor activiteiten patronen van huishoudens als hulpmiddel bij ruimtelijke planning 1.11 Een model voor tijdruimtelijke 'constraints' en 'opportunities' van recreatief gedrag 1. 12 Modelleren van tijd~ruimte aspect en bij het bezoek van attractiepunten: themaparken 1.13 Een geintegreerd CAD-GIS systeem voor space syntax. analysis 1.14 Determinanten van de behoefte aan en de beleving van assortimenten 1.15 Een regionaal micro~simulatie model van bet tijd~ruimte gedrag van · gebruikers van toeristisch~recreatieve voorzieningen 1.16 Modelmatige evaluatie City Centrum Veldhoven 1.17 Thuisblijvende auto: ontwikkeling en toepassing van een stelsel van modellen 1.18 Guaranteed ride home programmes 1. 19 Vervoermanagement 1.20 Een kennisgebaseerd systeem voor de real estate norm 1. 21 Optimalisatie van kennisoverdracht in de bouw door middel van kennisgebaseerde systemen 1.22 Een model voor bet lokalisatiepatroon van bedrijven 1.23 Aanwending van beslissingstabellen in data mining 1.24 Een DSS voor de bepaling van de effecten van stedebouwkundige en verkeer en vervoerplannen op de duurzaamheid van de stad 1.25 Toermodel 1.26 Economische effecten van parkeerbeleid 1.27 Effects of data collection method in travel and activity research 1.28 Conjoint models and activity patterns as a base for planning new towns with cellular automata 1.29 Analysis of activity scheduling adjustment behaviour under the changing congestion situations 1.30 'Zicht op groen ~ van ons maakschap' Publicaties leerstoel Stedebouwkundige Planologie
145 146 147 14 7 148 149 150 150 150 !51 151 !52 15 2 153 153 154 154 155 155 156 156 157 158
ONDERZOEKSGROEP STEDEBOUW EN VASTGOEDBEHEER 163 1. Projecten Leerstoelen Stadsvernieuwing /Vastgoedbeheer (1 +2) 165 1.1 De betekenis van de woonmilieudifferentiatie als plannings-instrument in het gemeentelijke beleid 165 1.2 Woonmilieu als planningscategorie ~de ontwikkeling van een computergesteunde typologie van 165 woonmilieus 1.3 Gebieds-typologieen in de Duitse wetenschappelijke literatuur 166 1.4 Methoden van Stedelijk Beheer en Woonmilieudifferentiatie in Nederland 166 167 1.5 Strategische planvorming in europese steden 1.6 De toepasbaarheid van publiek-private netwerken bij de toekomstige beheer- en vernieuwingsopgave 168 1. 7 Stedelijke planvorming als co-produktie 168 1.8 lnteruniversitair onderzoeksproject TUE/TUHH: "lnvloed van vrouwen op het bouwen en plannen" 169 1. 9 lnstrumenten strategisch woningbeheer 169 1.10 Woningmarktonderzoek, strategisch voorraadbeheer en buurtbeheer 170 1.11 Woningvoorraadbeheer in internationaal perspectief 171 2. Leerstoel Vastgoedbeheer 2.1 Prestatiegerichte kwaliteitsbewaking vastgoed-object Publicaties Leerstoel Stadsvernieuwing!Vastgoedbeheer 1 +2
173 173 175
3. Projecten Leerstoel Architectonisch~/Stedebouwkundig Ontwerpen 3.1 Stadsanalyse en stedelijke morfologie 3.2 Stedebouw, vorming van een wetenschap 3.3 Huisvesting en infrastructuur Publicaties Leerstoel Architectonisch-/stedebouwkundig Ontwerpen
177 177 177 177
ONDERZOEKSGROEP GESCHIEDENIS EN ONTWERP VAN ARCHITECTUUR EN STEDEBOUW
6
179
181
L Projecten Leerstoel Architectonisch- (stedebouwkundig) Ontwerpen 1.1 Psychologiscbe aspecten van bet arcbitectonisch ontwerp en ontwerpproces 1.2 Lustrumprojekt
183 183 183
2. Projecten Leerstoel Arcbitectuurgeschiedenis en -Theorie 2.1 Algemeen onderzoek: Strategieen van het architectoniscb en stedebouwkundig ontwerpen 2.2 De Eindbovense School 2.3 De architect Wijdeveld 2.4 Stadsbeeld Eindhoven 2.5 Territoriumstad: verdicbting en verdunning van bet voile land 2.6 De architect Santini 2. 7 Das Stadtbild der Mode me 2.8 De architect Adolf Loos 2.9 Gescbiedenis en tbeorie van de planning in Belgie 2.10 Strategieen van bet arcbitectuuronderwijs Publicaties Leerstoel Architectuurgeschiedenis en -Theorie
185 185 185 186 186 187 187 188 188 188 189 190
7
8
VOORWOORD Ieder jaar brengt de Faculteit Bouwkunde een onderzoeksverslag uit. Hiertoe dient elk jaar elke onderzoeksgroep de noodzakelijke informatie aan te leveren. Deze informatie betreft gepubliceerde artikelen, een overzicbt van nieuwe, lopende en afgeronde onderzoeksprojecten, overzichten van lidmaatschappen en samenwerkingen, etcetera. Helaas is bet dit jaar voor het eerst niet gelukt aile benodigde informatie op tijd bij elkaar te krijgen. Zelfs na meerdere malen aandringen hebben enkele onderzoeksgroepen niet de gevraagde informatie aangeleverd. Hierdoor komen er een aantal 'witte vlekken' voor in bet verslag. Voorheen was bet gebruikelijk in bet wetenscbappelijk verslag een overzicbt van lidmaatscbappen en samenwerkingen per onderzoeker op te nemen. Echter, gezien de 'wildgroei' die in de loop der jaren is ontstaan, is besloten eerst duidelijke criteria op te stellen waar lidmaatschappen en samenwerkingen aan moeten voldoen alvorens deze in bet wetenscbappelijk verslag opgenomen worden. Tevens ontbreken in dit verslag samenvattende overzicbtstabeUen van de wetenschappelijke output in verband met de ornschakeling op een nieuw registratiesysteem. Het wetenschappelijk verslag wordt door de secretaris onderzoek samengesteld. Het zal duidelijk zijn dat dit een omvangrijke taak is. ·Bij deze wit ik mevrouw Corry Zimmer bedanken voor baar inspanningen.
ir. A. Borgers, portefeuillebouder onderzoek
9
10
INLEIDING In dit verslag wordt een overzicht gegeven van de onderzoeksprojecten die in 1995 zijn opgestart, afgerond of nog gaande zijn. Per project wordt kort de doel- en probleemstelling, de duur, de voortgang en de verwachting weergegeven. Tevens wordt per onderzoeksgroep en per leerstoel een overzicht van de wetenschappelijke output gepresenteerd. In dit verslag komen per vakgroep de verscbillende onderzoeksgroepen achtereenvolgens aan de orde. · ()nderzoeksgroepen De overstap van de VF-structuur naar onderzoeksgroepen is in bet verslagjaar afgerond. De onderzoeksgroepen zijn, vergeleken met de VF-groepen, kleiner van omvang zodat de Ieider van de onderzoeksgroep bet geheel goed kan overzien en dat de !eden elkaars werk kunnen beoordelen. Elke onderzoeksgroep dient voor de langere termijn een onderzoeksprogramma te ontwikkelen waarbinnen diverse onderzoeksprojecten (bijvoorbeeld AIO-projecten) gedefinieerd worden. Deze aanpak biedt tevens goede mogelijkheden voor kwaliteitsbewaking. Momenteel bestaan de volgende onderzoeksgroepen binnen de faculteit: Constructief ontwerpen ( vakgroep BKO) - Binnenmilieu en installaties (vakgroep BFA) - Materiaalkunde en afbouwtechniek (vakgroep BFA) - Bouwtechniek en bouwproduktie (vakgroep BPU) Uitvoeringstechniek (vakgroep BPU) Ontwerpsystemen (vakgroep BAUB) Stedebouwkundige planologie (vakgroep BAUB) - Stedebouw en vastgoedbeheer (vakgroep BAUB) - Geschiedenis en ontwerp van architectuur en stedebouw (vakgroep BAUB)
Onderzoekscholen De situatie ten aanzien van de onderzoekscholen is weinig veranderd ten opzichte van bet vorige verslagjaar. De faculteit brengt haar onderzoeksprojecten voor zover mogelijk onder bij de onderzoekscbolen BOUW en NETHUR. Onderzoeksprojecten bij de vakgroepen BKO, BFA en BPU wordt ondergebracht bij BOUW, een onderzoekschool waarvan de TU Delft penvoerder is. Onderzoek van de BAUBonderzoeksgroepen 'stedebouw en vastgoedbeheer' en 'stedebouwkundige planologie' wordt ondergebracht bij NETHUR. De Rijks Universiteit Utrecht is penvoerder van deze onderzoekschool. Het Stan Ackermans Instituut van de TUE kan beschouwd worden als een onderzoekschool waar met name bet op ontwerpen gericbt onderzoek ondergebracht kan worden. Dit biedt een derde mogelijkheid om onderzoeksprojecten onder te brengen.
Trends De ontwikkeling op het gebied van onderzoek is door middel van enkele figuren weergegeven. In figuur I is de tijdsbesteding aan onderzoek per jaar weergegeven. Hieruit blijkt dat stijgende lijn van de voorliggende jaren niet door is gezet. er is sprake van een ongeveer lO FTE. De wetenschappelijke produktie (figuur 2) is echter Iicht gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar. Het aantal beschikbare AI0/010/LTDplaatsen en bet aantal ingevulde plaatsen per jaar is weergegeven in figuur 3. Sinds 1989 is er sprake geweest van een aanzienlijke groei van het aantal bezette AIO-plaatsen. Zorgwekkend is dat in 1995 bet aantal bezette plaatsen gedaald is en dat het aantal vacante plaatsen is gestegen. Het aantal promoties per jaar is weergegeven in figuur 4. Het aantal promoties per jaar vertoont een grillig verloop. Echter, sinds 1990 ligt het niveau duidelijk boger dan de jaren daarvoor.
11
100 90 0
0
0
l + 2 + 3 geldstroom
80 70 60 50
'l
40
30 20 10 67
70
75
80
85
90
95
TIJDSBESTEDING AAN ONDERZOEK IN FfE PER JAAR ') voor deze datum zijn geen betrouwbare gegevens voorhanden
figuur 1
550
500 450 400 350 300 250 200 150 100
Wetenschappelijke + vakpublikaties
50
67
70
75
80
WETENSCHAPPELUKE PRODUKTIE
figuur 2
85
90
95
40 Aantal bezette plaatsen
30
20
lO
.....
...... •
•
••
• •• 70
67
75
80
85
90
* Vacatures
• •••••
95
TOT AAL AANTAL AIO's I OIO's EN LTD's in I e 2 e en gedeeltelijk 3 e geldstroom *) vanaf 1988 is een goed beeld ontstaan
figuur 3
lO
8 7 6
5 4
3 2
67
70
75
PROMOTIES PER JAAR
figuur 4
80
85
90
95
Promoties In 1995 vonden 7 promoties plaats, t.w.
- Oppewal, H. Conjoint Experiments and Retail Planning: Modelling Consumer Choice of Shopping Centre and Retailer Reactive Behaviour Promotoren: prof. dr. H.J.P. Timmermans, prof.dr. J.J. Louviere - Frick, H Strukturformen Indonesischer Bautechnik; Entwicklung Methodischer Grundlagen fur eine 'konstruktive pattern language' dargestellt am Beispiel des traditionellen Wohnungbaues in Mitteljava. Promotoren: prof.mag.arch. P. Schmid, prof.dr. Parmono Atmadi Hermans, M.H. Deterioration Characteristics of Building Components. A data collecting model to support performance management. Promotoren: prof.ir. H.A.J. Henket, prof.dr. Y. Tuppurainen Pel, L. Moisture Transport in Porous Building Materials Promotoren: prof.ir. J.A. Wisse, prof.dr.ir. K. Kopinga Bakel, A.P.M. van Styles of Architectural Designing Promotoren: prof.ir. H. Wagter, prof.dr. PJ. Hettema - Dellaert, B.G.C. Conjoint Choice Models for Urban Tourism Planning and Marketing Promotoren: prof.dr. H.J.P: Timmermans, prof.dr. J.J. Louviere - Koren, L.G.H. Allergen Avoidance in the Home Environment Promotoren: prof.dr. J.E.M.H. van Bronswijk, prof.dr. C.H.M.M. de Bruijn
14
VAKGROEP KONSTRUKTIEF ONTWERPEN Onderzoeksgroep:
- Constructief Ontwerpen
15
Onderzoeksgroep Constructief Ontwerpen Overzicht Leerstoelen in de onderzoeksgroep Constructief Ontwerpen -
Constructief Ontwerpen- Integratie (prof.ir. H.Nieuwland, prof.dr.ir. H.S. Rutten) Constructief Ontwerpen- Beton/Stapelbouw (prof.ir. C.S. Kleinman) Constructief Ontwerpen- Staal en Aluminiumconstructies (prof.ir. H.H. Snijder) Constructief Ontwerpen - Hout- en Bamboeconstructies (ir. F. Schot, UHD) Technische Mechanica (prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens)
Bijzondere leerstoelen: prof.ir. H.W. Bennenk prof.ir. C.J.M. Schiebroek
Onderzoekers: le geldstroom: w.p. dr.ir. M.C.M. Bakker (0,6 vanaf 1-8-1994) ir. H.J Fijneman ir. C.P.W. Geurts ir. W .J .J. Huisman dr. J.C.D. Hoenderkamp ir. H. Hofmeyer (vanaf 1-11-1994) ir. J.F.G. Janssen ir. H.J.M. Janssen dr.ir. J.J.A. Janssen (0,8) prof.ir. C.S. Kleinman (0,5) prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens (0,8) ir. K.B. Lub ir. S.P.G. Moonen prof. ir. H. Nieuwland (0,6) ir. R. van de Pluym prof. dr.ir. H.S. Rutten (0,4) ir. F. Schot prof.ir. H.H. Snijder (0,4) n.w.p. H. M .J. Donders P.W.C. van Hoof ing. J.L. van Ishoven J.C.P. Neggers ing. J.J.P. v.d. Oever S.L. Overdijk 2e geldstroom: w.p. ir. J.P.W. Bongers ir. H.G.J.M. van Gee! ir. R. van der Pluijm (vanaf 1-12-1994) n.w.p. ing. M.A.C.M. Ceelen C.F.P. Naninck (vanaf 1-12-1994) ing. H.L.M. Wijen 3e geldstroom: w.p. dr.ir. M.C.M. Bakker 17
prof.ir. H.W. Bennenk (0,2) ir. S.P.G. Moonen ir. T.M.J. Rayrnakers prof.ir. C.J.M. Schiebroek (0,4) ir. A.T. Vermeltfoort Promotieonderzoek~
lste geldstroom: ir. H. Hofmeyer:
ir. C.P.W. Geurts:
Het gedrag van koudgevormde profielen uit dunne staalplaat bij in de praktijk voorkomende belastingssituaties. lste promotor: prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens Bepaling van spectra en correlatie van windbelasting op gebouwen lste promotor: prof.dr.ir. H.S. Rutten
2de geldstroom: ir. J.P.W. Bongers:
Spannings- en vervormingsgedrag van beton onder meerassige belasting (numeriek onderzoek) lste promotor: prof.dr.ir. H.S. Rutten
ir. H.J.G.M. v. Gee!:
Spannings- en vervormingsgedrag van beton onder meerassige belasting (experimenteel onderzoek) lste promotor: prof.dr.ir. H.S. Rutten
ir. R. Vander Pluym:
Krachtswerking van de Nederlandse spouwmuurconstructie lste promotor: prof.ir. C.J.M. Schiebroek
18
OVERZICHT PROJECTEN EN PUBLICATIES PER LEERSTOEL 1. Projecten Leerstoel Constructief Ontwerpen- Integratie prof ir. H. Nieuwland
1.1 Ontwerpmethoden bij draagconstructies voor gebouwen Projectleider: prof.ir. H. Nieuwland. Onderzoekers: ir. J.F.G. Janssen Doel-lprobleemstelling Bij bedrijfsgebouwen legt het "bedrijfsproces" vaak een dwingend ruimtelijk concept op. Het bepalen van bet ruimtelijk concept en het daarbij behorende optimale constructief ontwerp is de doelstelling van dit onderzoek. Duur van het project doorlopend Voortgang van het project in 1995 opgestart Venvachtingen resterende periode Eerste fase 1996 Inventarisatie bestaande methoden en technieken over het ontwerpen van bedrijfsproblemen. Door 2 jarigen OIO ( onderzoekers in opleiding ). In vervolg daarop zou bet onderzoek binnen de sectie KO/ Algemeen -integratie door studenten ( afstudeerweek ) kunnen worden voortgezet.
1.2 Ontwerpmethoden bij draagconstructies voor gebouwen met een combinatie van gewapend beton -en staalconstructie. Onderzoeker: ir. H.J. Fijneman Doel-!probleemst elling In de Nederlandse bouwpraktijk wordt voor draagconstructies in gebouwen voor de primaire constructie als materiaal gewapend beton toegepast. Onderdelen van draagconstructies worden in staal uitgevoerd. Naast de tendens om voor elementen als balk, kolom en vloer samengestelde constructies, te weten Staalbeton figuraties, toe te passen, past de ontwikkeling waarbij voor de hoofdopzet, de primaire draagconstructie een combinatie van gewapend betonconstructie en staalconstructie wordt gebruikt. De betonschacht in combinatie met een staalskelet, betonvloeren op raamwerken met stalen vakwerkliggers zijn voorbeelden hiervan. Het zinvo! kunnen toepassen van beide materialen in combinatie in die zin dat sterke punten van gewapend beton resp. constructiestaal maximaal worden benut behoeft onderzoek, enerzijds v .w.b. de materialen zelve en de detaillering van aansluitingen, anderzijds naar het vinden van uitgangspunten voor de rangschikking en vormgeving van de beide componenten in de samengestelde hoofdopzet. De samenhang met de andere deeldisciplines blijft immer een voorname randvoorwaarde. Duur van het project doorlopend Voortgang van het project in 1995 Het onderzoek naar de aansluiting van een stadskelet aan een betonkern is voortgezet. Inmiddels hebben 3 studenten een T8-onderzoek op dit onderzoek afgerond. Het onderzoek naar andere materialen zoals gewapend beton in vloeren, Jiggers en kolommen is een bekend onderzoeksgebied. Ook voor gevels is een dergelijke samenwerking denkbaar. De stalen draagconstructie werkt dan constructief samen met gevelelementen van bijvoorbeeld glas, beton, metselwerk of staalplaten. Onderzocht moet worden wat de invloed is van deze samenwerking op de onderdelen ( dragend of stabiliserend ) en wat de gevolgen zijn voor bijvoorbeeld de horizontale 19
verplaatsingen van gebouwen onder windbelasting. Bij stalen verdiepingsgebouwen bestaan de stabiliteitselementen veelal uit raamwerken met stijve of flexibele verbindingen, windverbanden van velerlei vormen in raamwerken met schamierende verbindingen of betonnen wanden en kemen soms geplaatst in de gevels doch meestal om centraal gelegen trappenhuizen en liftkokers. Deze laatste oplossing beperkt echter de afmetingen van deze stabiliteitselementen. Zeker voor de hogere gebouwen waarbij de horizontale belasting ten gevolge van de wind grotere stabiliteitselementenvereist, zouden gevels een oplossing kunnen geven. Het ligt hier in de bedoeling de gehele gevel van het gebouw te utiliseren. Raamwerken met momentverbindingen vormen wei een technische oplossing maar zijn niet erg economisch. Het aanbrengen van windverbanden in gevels is in de meeste gevallen niet mogelijk vanwege de benodigde ramen. Een oplossing wordt gesuggereerd door bet aanbrengen van invulpanelen met de benodigde raamopeningen tussen of voor de stalen Jiggers en kolommen. De manier waarop dit zal gebeuren is zo dat de verticale belasting primair door de staalconstructie wordt gedragen en de horizontale belasting door de constructieve panelen in samenwerking met de staalconstructie naar de fundering wordt afgedragen. Voor hoge gebouwen worden de in Nederland gebruikte geprefabriceerde dragende gevels esthetisch en economisch onacceptabel dik. Dit onderzoek is er op gericht de geprefabriceerde constructieve gevelelementen minder te belasten door ze aileen te mobiliseren voor horizontale belastingen. Dit leidt tot een gevel met een gereduceerde dikte. Verwachtingen resterende periode 1. Voortzetting onderzoek naar aansluiting van staalconstructies aan betonkemen. Afsluiting onderzoek met publicatie in 'Bouwen met Staal'. 2. De samenwerking van dragende stalen constructie-elementen in gevels met gevel afsluitende betonpanelen. 3. Het analyseren van de krachtswerking onder be lasting wanneer betonpanelen en staalskelet hecht zijn verbonden.
1.3 De dienstbare constructie
Projectleider: prof.ir. H. Nieuwland Onderzoekers: ir. J.F.G. Janssen, ir.C.J.J.M. Maassen (BAUB) Doel-lprobleemstelling Konstrueren van een gebouw is niet een op zichzelf staand doe! maar staat te dienste van een bouwkundige opgave. Hierbij dienen het functioneel-, het architectonische-, het constructieve en het bouwfysische concept op elkaar afgestemd te worden en elkaar te versterken. Het onderzoek spitst zich nu toe op open structuren in hout en staalconstructie. Er loopt een .onderzoek naar het ontwerp van houten vakwerken m.b.v. ontwerpmodulen. Programmastructuur diagrammen worden ontworpen. De modulen betreffen de topologie?, staafopbouw, staafafmetingen, verbindingen en de vervormingen van de staven en verbindingen in houten vakwerken. Duur van het project Doorlopend Voortgang 1995 Opgestart Verwachtingen resterende periode Voortzetting onderzoek
1.4 Computergesteund constructief ontwerpen
Projectleider: prof.dr.ir. H.S. Rutten Onderzoekers: ir. H.J. Fijneman, ir. H. Hofmeyer
20
Doel-lprobleemstelling Het onderzoek richt zich op: -In het algemeen het bestuderen van technieken om het constructief ontwerpen op een zinvolle wijze te ondersteunen door middel van computerprogrammatuur: het bestuderen van kennisrepresentaties, algoritmen,programmeertechnieken, logica ten behoeve van bewijsvorming van geldigheid en volledigheid, constructief- ontwerpprocessen, constructieve ontwerpen in de vorm van gerealiseerde projecten. -Het ontwerpen van algoritmen om aan de hand van een bouwkundig programma van eisen te komen tot een ruimtelijk ontwerp. -Het ontwerpen van algoritmen om een ruimtelijk ontwerp te transformeren in een constructief ontwerp. -De bovenstaande twee typen algoritmen met elkaar te combineren zodat een constructief en ruimtelijk ontwerpproces wordt ontwikkeld. Met als doe!: -Een beter inzicht te verkrijgen in het constructief ontwerpproces. -Nieuwe wegen te vinden die leiden tot eigentijds constructief ontwerpen. -De constructief ontwerper ontwerpvarianten aan te bieden zodat een verstandige keuze gemaakt kan worden voor een specifiek constructief ontwerp. -Een begin maken met een ontwerp ondersteunend programma. Duur van het project doorlopend Voortgang van het project in 1995 Begin 1995 is ir. H. Hofmeyer als AIO-er met het onderzoek gestart. Hij heeft enkele maanden aan de Technische Universiteit in Stuttgart gewerkt in een groep die zich met optimalisatie bezig houdt. Na zijn terugkomst is hij overgestapt naar een ander AIO- onderzoek ( Lijfkreukelen) Venvachtingen resterende periode lndien nieuwe AIO-er beschikbaar is, wordt het onderzoek voortgezet
1.5 Innovatief systeem van bouwen (ISB) Projectleider: prof.dr.ir. H.S. Rutten (BKO) Onderzoekers: lr. J.F.G. Janssen (BKO), Dr. J.C.D. Hoenderkamp (BKO), Prof.lr.P.H.H. Leyendeckers tBFA), Dr.lr. H.J. Martin (BFA), rr. H.L. Schellen (BFA), Ir. M. Ham {BPU),Ir. J. Westra (BPU). Doel-lprobleemstelling Het ISB-ABC
A.
ISB-gebied: a. woningbouw b. (kleine) kantoorbouw c. (kleine) hotel- en ziekenhuisbouw B. ISB-doelstelling: a. Woon/werk behoeften b. Kosten c. Kwaliteit C. ISB-weg: a. Flexibiliteit/variabiliteit b. lndustrialisatie c. montage/demontage Tezamen: het ISB-ABC A. ISB- gebied: a. Woningbouw van sociale huursector tot vrije sector; burgerwoning, rijtjeshuizen, massawoningbouw, woongebouwen (tot 4 verdiepingen hoog). b. Kleine kantoorgebouwen (tot 4 verdiepingen hoog). c. Kleine hotel- en motelgebouwen (tot 4 verdiepingen hoog); poliklinieken, verpleeg- en zustergebouwen (tot 4 verdiepingen hoog), sanatoria.
21
B. ISB-doelstelling: a. Voldoen aan de maatschappelijke vraag naar de behuizing van nieuwe en zich wijzigende leef- en woonbehoeften, de behuizing van verblijfs- en werkplekken onder nieuwe toekomstige omstandigheden. Behuizing voor varii:lrende gezinsgrootte, aanpasbaarheid van woningen en kantoren, via IT-netwerken, werken thuis, televergaderen, extra murale zorg. b. Verlaging en beheersing van -investerings-, -exploitatie- en -renovatie/amovatie kosten c. Kwaliteitsborging/garantie. Oat wil zeggen voldoen aan de gestelde eisen, welke hoog danwel laag moeten kunnen zijn). d. Eisen ten aanzien van - bruikbaarheid, ftctionele eisen - kosten, kostenpeil - techniek: ontwerp, fabricage/uitvoering, onderhoud - gezondheid - veiligheid - energie-zuinigheid - milieu en duurzaamheid (duurzame ontwikkeling) C. ISB-weg: a. Flexibiliteit wil zeggen vrije indeelbaarheid en grote vrijheid in afmetingen en afwerking van ruimten bij nieuwbouw, en variabiliteit: eenvoudige aanpasbaarheid daama tijdens bewoning in het gebruiksstadium, bijvoorbeeld van de leidingen. Weinig beperkingen voor de ontwerper, de architect. Grote veranderbaarheid: trap op een andere plaats, keuken of badkamer van beneden naar de verdieping of andersom tijdens bewoning,c.q. gebruik van het kantoor. b.Industrialisatiewil zeggen , fabricage, vervaardiging van de bouwdelen/componenten en hun verbindingen in de fabriek. Ook deelassemblage van bouwdelen in de fabriek. Het wil ook zeggen, ontwerp onathankelijke componenten, ontworpen, gefabriceerd en leverbaar (uit voorraad op bestelling) voor een grote verscheidenheid aan materialen, afmetingen, verbindings- en aansluitdetailleringen. Een kenmerk van industrialisatie is ook dat het assortiment van bouwdelen/componenten via de handel (groot- en kleinhandel) op de markt komt. c.De componenten van aile systemen (hoofd- en subsystemen, bijvoorbeeld: draag-, in en afbouwsysteem) komen montage-gereed op het werk en worden daar gemonteerd. Bij nieuwbouw op de bouwplaats en bij verbouw. renovatie na demontage van de tevervangen componenten. In feite moet een ISB woning/gebouw geheel gedemonteerd kunnen worden. ONDERZOEK EN ONTWIKKELINGSMETHODIEK Ontwerpen en dimensioneren, materiaalkeuze(n) - Berekeningen mechanisch en bouwfysisch gedrag. Maken prototype. - Experimentele beproeving in laboratorium. - Aanpassen van het produkt: component- verbindingsontwerp kostencalculatie; inbrengen in database van ISB-CAD systeem. 1 op 1 experimenteren, in het bijzonder wat betreft aansluitingen, verbindingen, knopen. - Evaluatie en deftnitief produktontwerp. Proefproject, metingen in situ bij bewoning, in gebruik. Evaluatie met betrekking tot het voldoen aan de eisen - kwaliteitspeil. Bijstelling deftnilief produkt, definitieve opname in IS-database - Marktintroductie, commercialisatie, o.a. met behulp van CAD-gestuurd ontwerpproces van woningen, kantoren etc.
Duur van het project doorlopend
Voortgang van het project in 1995 - Draagsysteem tot en met definitief produkt onderzocht en ontwikkeld. Met een proefproject onderweg. - In- en afbouwsystemen voldoen nog geenszins aan aile eisen; bouwfysisch gedrag in laboratorium en 1 op 1 in eerste instantie onderzocht.
22
- Aanzet gemaakt tot systematische, d.w.z. tot op bet niveau van de ISB-eisen, ontwikkeling van vloeren plafondsysteem. - CAD-systeem bijna volledig ontwikkeld en gei:mplementeerd, wat betreft hoofdsysteem constructie (op stabiliteitsvoorzieningen na).
Verwachting voor de komende jaren l. Project: Definitieve rapporten betreffende - gewichtsberekeningen - sterkte- en stijfheidsberekeningen 2. Project: Evaluatie van de metingen in de 1 op 1 module m.b.t. het bouwfysische gedrag: - akoestisch - thermisch-hygrisch - ventilatie/infiltratie In relatie tot de uitgevoerde detailleringen in de module (IS-proefwoning onder de koepel op het TUEterrein), ten einde nadere uitgangspunten en voorwaarden op te stellen voor de detaillering (verbindingen, aansluitingen en sluitingen) van de in- en afbouwsystemen. 3. Project: Nieuwe bouwfysische metingen na aanpassingen op grond van project 2. (Akoestisch) 4. Project: Idem ( thermischlhygrisch) 5. Project: ISB-leidingen concept uitwerken tezamen met nieuwe verwarmings- en ventilatie concepten: verwarming in de kruipruimte; spouw als distributie kanalen - electrische verwarming per ruimte 6. Project: ISB-CAD systeem complementeren met in- en atbouwsystemen subsysteem constructie updaten 7. Project: Evaluatie van het bouw-imontageproces: montage stalen draagsystccm - montage wanden, vloeren en plafonds - montage gevels en dak montage leidingen en installaties 8. Project: Funderingsmogelijkheden in relatie met de functie/problemen van de begane grond vloer. 9. Project: Ontwikkeling van nieuwe in- en afbouwsystemen: - wanden, vloeren en plafonds gevel en dak die voldoen aan de ISB- eisen. Meerdere concepten naast elkaar. 10. Project: Een serie ontwerpen maken m.b.v. het gecompleinenteerde CAD systeem (project 6) van woningen, kleine kantoren, kleine hotel- en ziekenhuisgebouwen. Deze ontwerpen vastleggen op tekeningen, in 3D uitwerkingen op foto's en maquettes. Ten behoeve van demonstratie-doeleinden, o.a. congressen, beurzen e.d., alsmede van gesprekken met belangstellenden.
23
Publicaties Leerstoel Constructief Ontwerpen - Integratie Wetenschappelijke publicaties Nieuwland H. Habitat and the high-rise tradition and innovation, In Proceedings: Bethlehem, USA, 01/07/1995, 1483 p.
Vakpublicaties Janssen J.F.G., J. van Meet Hoofdkantoor: Gasunie Groningen, TUE, Eindhoven, (1995). 604 pp. Populariserende publicaties Geel H.G.J.M. van Concrete behaviour under compressive loading Part I: survey of literature, Part II: bibliography 1900-1994. Eindhoven, ( 1995). Overige output Nieuwland H. Flexibility and design of high-rise housing estates, Wat betekent t1exibiliteit bij ontwerp, uitvoering, produktie en tijdens gebruik, Amsterdam, 14/05/1995. J.F.G. Janssen Presentatie I.S.B.projekt op de lnternationale Bouwbeurs te Utrecht J.O. Bats Een industrieel woningbouwsysteem op basis van projectonafhankelijke componenten. Seminar in het kader van de lntemationale Bouwbeurs febr. 95 J.F.G. Janssen Voorbeeld van een open industrieel systeem: Het I.S.B.-systeem. Seminar in het kader van de Internationale Bouwbeurs. J.F.G. Janssen Lezing voor de SKW, Stichting Kosten Kwaliteitszorg Woningbouw TUE. Samenwerking met bouwkundig bedrijfsleven staat voorop Bouwadviseur febr. 95 Industriele woningbouw mogelijk in staal, De Ingenieur apr.95 J.O. Bats en J.F.G. Janssen Presentatie I.S.B.project in het kader van het symposium: Woningbouw lndustrialiseren, Het gezelschap "Practische Studie" Faculteit der Civiele techniek van de T.U. Delft, mei 95 Eerste ISB proefwoning gereed, Bouwjaar 1995,faculteit Bouwkunde TUE. J.F.G. Janssen, Lezing voor de V.A.C. Amhem (vrouwen adviescommissie) Nov 95 TUE. Staalframebouw voor Woningen, Bouwen nu I nr. 2 I 1995 J.F.G. Janssen Lezing voor de V.A.C. Gouda (vrouwen adviescommissie) nov. 95 TUE J.F.G. Janssen Lezing voor de V.A.C. Heerlen (vrouwen adviescommissie) nov. 95 TUE J.F.G. Janssen Lezing voor de Werkgroep Technologie van de Nationale Woningraad dec.95 TUE
24
2. Projecten Lcerstoel Constructief Ontwerpen - Beton/Stapelbouw prof.ir. C.S. Kleinman
2.1 Betonmechanica Projectleider: prof.dr.ir. H.S. Rutten Onderzoekers : ir. H.J.G.M. van Gee!, ir. J.P.W. Bongers
Doel-lprobleemstelling Niet-lineaire rekenprogramma's worden steeds vaker gebruikt om het bezwijkgedrag van constructies te voorspellen of te analyseren. Schaalvergroting, optimalisering en complexiteit van de constructies maken dit noodzakelijk. Het blijkt dat de huidige kennis en opzet van modellering ontoereikend zijn voor het betrouwbaar beschrijven van het bezwijkgedrag van beton onder een drukbelasting. Het betonmechnanicaproject streeft er naar de kennis van deze problematiek te vergroten door middel van experimenteel en numeriek onderzoek, dat moet leiden tot een betere modelvorming en vervolgens verbeterd ingenieursgereedschap: ontwerp- en rekenhulpmiddelen voor betonconstructies.
Duur van het project startdatum: einddatum:
1-10-'93 (ir. H.J.G.M. van Geel) 1-10-'97 (ir. H.J.G.M. van Gee!)
1-3- '93 (ir. J.P. W. Bongers) l-3-'97 (ir. J.P.W. Bongers)
Voortgang van het project in 1995 Numeriek Het numerieke onderzoek concentreert zich op 2 schaalniveau's: -mesoniveau -macroniveau Wat betreft het macroniveau zijn de theoretische formuleringen van het scheurinitiatiefcriteriumen de 'remeshing' -techniek verder uitgewerkt en is begonnen met de implementatie hiervan in het computerprogramma UDEC. Wat betreft het mesoniveau is ir. J.P.W. Bongers tot de conclusie gekomen dat de constitutieve formuleringen die zijn voorganger dr. Ir. R.A. Vonk gebruikte in zijn numerieke simulaties op mesoniveau niet voldoen in het 3-assige drukgebied. Ook de eindige-elementen meshes die door Vonk gebruikt werden voldoen niet voor het betonmengsel dat gebruikt wordt in bet experimentele onderzoek. Daarom is er een nieuwe mesh-generator ontwikkeld en worden de constitutieve formuleringen aangepast. Aanpassing van de constitutieve formuleringen is echter aileen mogelijk indien de fysische processen tijdens scbeurvorming goed begrepen worden. Essentieel is hierbij een goed begrip van zowel de krachtswerkingen in het toeslagmateriaal en de mortel als de interactie hiervan.
Experimenteel In 1995 heeft ir. H .J. G. M. van Gee! bet experimentele programma, waarin proefstukken in vlakke vormingstoestand ( 'plain strain') zijn beproefd, afgerond. Uit deze proeven is gebleken dat in deze (min of meer ) 20 situatie het bezwijkgedrag van beton niet noemenswaardig wordt beinvloedt door het gevolgde belastingpad. Bij verscbillende paden en bij verschillende proefstukafmetingen wordt een sterk gelokaliseerd scheurpatroon gevormd. Een analytisch model voor het gedrag van dergelijke macroscheuren is opgesteld en getoetst aan de experimentele bevindingen. Een goede overeenkomst werd gevonden tussen model- en proefresultaten. In deze proevenserie is verder gctracht locaal- en continuumgedrag te splitsen door middel van rekstrookmetingen. Her fenomeen van lokalisatie van vervormingen is zo verder in kaart gebracht. De wijze waarop het macro-scheurpatroon zich ontwikkelt is gevolgd door proeven in verschillende belastingfasen af te breken en UV-opnames te maken van de proefstukken (vacuiimimpregnatie-techniek ontwikkeld door Vonk). Deze planestrain-proevenserie vormt een basis voor 20 numerieke modelleringen. Naast de uitvoering van genoemde proevenserie is een (Windows) software-pakket ontwikkeld dat de gebruiker in staat stelt om drukproeven geautomatiseerd uit te voeren. Eenassige-,twee-assige-,plain strainen drie-assige proeven zijn mogelijk. Het programma, genaamd 'Test3D', is in staat door de gebruiker opgelegde belastingpaden en -snelheden uit te voeren. Het programma is ontwikkeld omdat tijdens handmatig regelen van een belastingpad door grote schakeltijden afwijkingen van het beoogde belastingpad optraden. Bijkomend voordeel is dat de bekabeling van de proefopstelling niet meer aangepast hoeft te worden aan het type proef.
25
Verwachtingen resterende periode Numeriek -
Verdere analyse fysische processen op mesoniveau Voltooiing mesomodel Voltooiing macromodel Bepaling van materiaalparameters van de constitutieve modellen aan de hand van meerassige experimenten in een vlakke vervormingstoestand. - Numerieke simulaties van experimenten uitgevoerd door ir. H.J.G.M. van Geel - Numeriek simuleren van een praktijkprobleem
Experimenteel 1. 2. 3.
Afronden aanpassing proefopstelling (een as van 2 MN vervangen door 5 MN drukcapaciteit); Drie-assige proevenserie met nadruk op scheurvorming bij bros-ductiel overgang; Plane strain-proevenserie met nadruk op invloed randvoorwaarden opgelegd door proefopstelling;
2.2 Vezel- en ferrocement Onderzoeker: ir. K.B. Lub
Doel-lprobleemstelling Het vermeerderen van inzicht en kennis van het mechanische gedrag van vezelcement en ferrocement en op grond hiervan onderzoek naar en ontwikkeling van technisch verantwoorde toepassingen van deze constructiematerialen. Deze varieren van een uitbreiding van het traditioneel gewapend beton tot het construeren in dunwandige constructie-elementen met in zich vele mogelijkheden tot vormgeving.
Duur van het project doorlopend
Voongang van het project in 1995 -
Geen activiteiten in 1995
Verwachtingen resterende periode -
In verband met onderwijslast, geen
2.3 Lichte draagconstructies in beton Projectleider: prof. ir. C.S. Kleinman. Onderzoekers: dr. ir. M.C.M. Bakker, ir. K.B. Lub.
Doel-/probleemstelling Het vermeerderen van kennis en inzicht en het onderzoeken van de mogelijkheden en beperkingen van Iichte draagconstructies in beton. En indien dczc voldocn aan de eiscn van duurzaamheid. tlcxibiliteit. materiaal besparend, milieu ontziend en demontabiliteit te onderzocken of dczc kunnen worden aangcwcnd voor een bouwsysteem, met terugkoppeling.
Duur van het project doorlopend
Voortgang van het project in 1995 Een eerste prototype met een overspanning van 9 meter is ontwikkeld en getest. De resultaten hiervan waren aanleiding om een E.E.M.- te ontwikkelen dat een nauwkeuriger voorspelling van het gedrag tijdens de diverse fasen van voorspannen zou geven. Dit model wordt in het kader van afstudeerwerk verder vervolmaakt en getest.
Verwachtingen resterende periode Vanuit het gedrag van het liggerelement zullen meerdere construetie-elementen worden ontwikkeld, hetgeen zal uitmonden in een bouwpakket dat flexibel, Iicht en demontabel is.
26
2.4 Aanhechting voorgespannen wapening aan beton Projectleider: prof. ir. H. W. Bennenk Onderzoekers : ir. H.J.M. Janssen, ir. H.J. Fijneman
Doel-lprobleemstelling Het onderzoek heeft betrek.king op de overdrachtslengte van voorspanstrengen waarbij de verankering van de strengen middels aanhechting met de beton tot stand komt. Reductie van de overdrachtslengte heeft een gunstige invloed op de draagkracht van bet constructieelement, maar heeft een ongunstige invloed op de grootte van de optredende splijtspanningen. Bij toepassen van hoge sterkte beton wordt verwacht, dat de overdrachtslengte van de kracbt in bet voorspanstaal op bet beton kleiner is dan bij normale kracht.
Duur van het project doorlopend
Voortgang van her projecT in 1995 Evaluatie van overdracbts -en verankeringslengte van 7 draads voorspanstrengen toegepast in hoge sterkte beton. Student Jan Willem v.d. Camp heeft voor zijn afstudeerwerk de lste prijs toegekend door de BELTON gewonnen en student Paul Vossen de tweede prijs.
Verwachtingen resterende periode Verdere proefnemingen om de relatie tussen rijpheid en sterkteontwikkeling HSB vast te stellen. 2.5
Doge sterkte beton
Projectleider: prof.ir. C.S. Kleinman Onderzoekers : ir. HJ. Fijneman, ir. HJ.M. Janssen
Doel-lprobleemstelling Voor betonsterkteklassen tot B65 (karakteristieke kubusdruksterkte tot 65 N/m 2) zijn de rekenvoorwaarden voor de druksterkte, treksterkte en elasticiteitsmodulus met formules te bepalen uit de karakteristieke kubusdruksterkte. Voor betonsterkteklassen boven B65 kan niet zonder meer worden uitgegaan van een dezelfde relatie tussen de karakteristieke kubusdruksterkte en de rekenwaarden voor de druksterkte, treksterkte en elasticiteitsmodulus. Er zijn duidelijke aanwijzingen, dat de rekenwaarde voor de treksterkte en elasticiteitsmodulus relatief minder toeneemt bij een toenemende karakteristieke kubusdruksterkte.
Duur van het project doorlopend
Voortgang van het project in 1995 Numeriek onderzoek verricht door student Henk Naafs, die hiervoor de ENCI - Studieprijs ontvangen heeft.
Verwachtingen resterende periode Voortzetting indien er tijd voor is.
2.6 Tijdsafbankelijke invloeden t.g.v. voorspanning Projectleider: prof. ir. H. W. Bennenk Onderzoeker: ir. H.J .M. Janssen
Doel-lprobleemstelling Beton met een hoge eindsterkte (karakteristieke kubusdruksterkte groter dan 65 N/mm2) heeft een hogere
27
aanvangssterkte. Dit betekent voor de prefabricage van voorgespannen betonelementen, dat in sommige gevallen de voorspankracht reeds na 6 uur kan worden aangebracht. De belasting van bet jonge beton beeft invloed op het krimp- en kruipgedrag van beton en dus gevolgen voor de uiteindelijke werkvoorspanning. In bet kader van bet onderzoek van de dwarskrachtcapaciteit van boge sterkte beton zal een deel van dit onderzoek zicb ricbten op de tijdsathankelijke invloeden t.g.v. voorspanning.
Duur van het project doorlopend
Voortgang van het project in 1995 Evaluatie van onderzoek verricbt naar kruip en krimp van boge sterkte beton belast tot verscbillende belastingnivo's na ± 12 uur verharding.
Verwachtingen resterende periode
Desk-research naar zeegonntwikkelingen en proeven op dwarsk~acht in het laboratorium
2.7 Dwarskrachtcapaciteit bij hoge sterkte beton Projectleider: prof.ir. C.S. Kleinman Onderzoekers: ir. H.J.M. Janssen, ir. H.J. Fijneman
Doel-lprobleemstelling Beton met hoge sterkte kent scheurvlakken, die door het toeslagmateriaallopen. Door de verminderde "aggregate-interlock" neemt ondanks de toename van de treksterkte, de dwarskrachtcapaciteit bij elementen zonder beugelwapening af. De invloed van de voorspanning op het dwarskrachtvermogen diem nog nader te worden onderzocht. Het onderzoek vindt plaats in opdracht van Beton Son en wordt door Brite Euram gefinancierd.
Duur van het project doorlopend
Voortgang van het project in 1995 In het kader van een T8-project zijn een aantal proeven uitgevoerd met diverse betonkwaliteiten. Bij een tweede proevenserie zijn uitgebreide metingen verricht om tot modelvorming te kunnen komen. Verwachtingen resterende periode Verder ontwikkelen van het model en het testen ervan.
2.8 Dwarskracht Projectleider: prof.ir. C.S. Kleinman Onderzoeker: ir. H.J.M. Janssen
Doel-lprobleemstelling Bij Best ConstructieSystemen B.V. is het zogenaamde 'Bestoon 30' bouwsysteem ontwikkeld, een systeem waarbij geprefabriceerde betonnen kolommen en cassettevloeren koud op elkaar worden ge~tapeld. De cassettevloeren zijn in een richting voorgespannen en in de richting loodrecht op de voorspanning traditioneel gewapend. Er is geen dwarskrachtwapening aangebracht. Een goede rekenmethode voor het bepalen van het dwarskrachtdraagvermogen van de puntvormig ondersteunde cassettevloeren ontbreekt. D.m.v. experimenteel o'nderzoek op ware grootte en analyse van de experimentele resultaten wordt getracht tot een goede rekenmethode te komen.
28
Duur van het project startdatum: september 1994 einddatum: augustus 1995
Voortgang van het project in 1995 In 1995 is door een afstudeerder experimenteel en numeriek onderzoek aan de plaat verricht.
Verwachtingen resterende periode Voortzetting onderzoek, indien afstudeerder beschikbaar is.
2.9 Hoge sterkte lichtgewicht beton Projectleider: prof.ir. H.W. Bennenk Onderzoeker: ir. H.J.M. Janssen
Doel-iprobleemstelling Onderzoek van hoge sterkte lichtgewicht beton wordt gefinancierd door Brite Euram. Vooralsnog zullen participanten uit een vijftal Europese Ianden gaan deelnemen aan dit project. Het onderzoek zal zich gaan richten op mengselsamenstelling, microstructure, mechanische eigenschappen, tijdsathankelijke invloeden, duurzaamheid, voorgespannen hoge sterkte lichtgewicht beton, utilisatie en rekenregels. Bij de vakgroep BKO zullen facetten van de aspecten mechanische eigenschappen, tijdsathankelijke invloeden en voorgespannen hoge sterkte lichtgewicht beton worden onderzocht.
Duur van het project startdatum: medio 1995 einddatum:
Voortgang van het project in 1995 Aanvraag project; geklassificeerd maar niet toegekend.
Verwachtingen resterende periode Aanvraag aanpassen en inzenden in April 96.
2.10
Vlaso-crete
Project in Voorbereiding Doel-lprobleemstelling Doel is een betonmengsel te ontwikkelen wat zonder verdichting voor zo veel mogelijk toepassingen geschikt is. Het onderzoek wordt in samenwerking met de vakgroep BPU en het UCB uitgevoerd in opdracht van de SPOB. Het deel mechanische eigenschappen (krimp, kruip, E-modulus, a-t-diagram en de aanhechting) zal door BKO uitgevoerd worden.
Verwachtingen Door onzekerheden in de mengstabiliteit moest bet onderzoek een jaar worden uitgesteld. Het project kan derhalve pas medio 1996 van start gaan en zal in 1997 worden afgerond.
2.11
Stapelbouw (Constructief metselwerk)
Projectleider: ir. A.Th. Vermeltfoort Onderzoekers : ir. R. v.d. Pluijm, ir. A.Th. Vermeltfoort, prof.ir. C.J.M. Schiebroek (tot 1 sept.l995) prof. Ir. D. Martens.
Doel-iprobleemstelling
29
Door gebrek aan fundamenteel onderzoek wordt het draagvermogen van metselwerkconstructies onderscbat. Het doe! van bet project is een beter inzicht te verkrijgen in bet mechaniscb gedrag van metselwerkconstructies onder invloed van: - belastingen, zoals eigen gewicht, rustende belasting en windbelasting; - opgelegde vervormingen, zoals zettingen en lengteveranderingen, bijvoorbeeld ten gevolge van temperatuurverschillen. Het verkregen inzicbt moet leiden tot het leggen van een beter verband tussen de uitkomsten van min of meer standaard materiaalonderzoek en bet gedrag van constructies als geheel. Op grond daarvan kan de veiligheidsbeschouwing worden verbeterd en kunnen eenvoudige criteria en rekenregels worden opgesteld voor gangbare vormen van metselwerkconstructies. Beter inzicbt is noodzakelijk om de toegankelijkheid van metselwerk in de bouw te bevorderen en betere bouwkundige details te ontwikkelen.
Duur van het project startdatum: 1-1-1990 einddatum: doorgaand Voortgcmg van het project in 1995 - Algemeen Kenmerkte het onderzoek zicb in de eerste jaren door een zekere diversiteit en het orienterende karakter, en was het vooral dienstbaar aan het te verzorgen onderwijs, in bet afgelopen verslagjaar werd verdere specialisatie doorgevoerd. Behoudens het onderzoeksveld "constructiedelen" in bet bijzonder spouwmuren werd het onderzoeksveld "gedrukt metselwerk" door de medewerker van de leerstoel verder uitgediept en werd het onderzoek van gewapende gemetselde constructiedelen gelntensiveerd. Door deelname van de betonsteen en morte!fabrikanten in de stichting stapelbouw werd bet budget verruimd, en mede doordat een vacature pas laat in bet jaar werd ingevuld konden de daarvoor gereserveerde financien gebruikt worden om onderzoek activiteiten gefaseerd uit te besteden. Hiervoor is hoofdzakelijk als onderzoeksveld gekozen voor "vervorming door temperatuur en vocbt". - Onderzoek gelnitieerd door de bijzondere leerstoel stapelbouw. Bij dit onderzoek zijn drie hoofdonderwerpen te onderkennen, te weten: op druk belast metselwerk, spouwmuren en, vanaf 1994, vervorming door temperatuur en vocht. Deze drie hoofdonderwerpen zullen nu tezamen met enkele kleinere deelonderwerpen worden besproken. Metselwerk onder druk -a- Een literatuurstudie naar invloedsfactoren bij bet op druk belasten van brosse materialen voor metselwerkconstructies werd uitgevoerd in samenwerking met CUR. De studie was hoofdzakelijk bedoeld om lacunes te onderkennen en om verder experimenteel onderzoek en numerieke verificatie daarvan te ondersteunen. -b- Onderzoek naar de kwaliteit van metselmortels zal voorlopig parallel met ander metselwerkonderzoek uitgevoerd blijven worden door telkens als er gemetseld wordt extra proefstukken te vervaardigen. Hiermee wordt statistische informatie verkregen over de mechanische eigenschappen van mortel. -c- In het kader van onderzoek naar de invloed van de verhardingscondities op de druksterkte van metselwerk werd een apparaat ontwikkeld waarmee kleine mortelproefstukken onder strenge randcondities kunnen worden beproefd. -d- Door student Emsten werd een begin gemaakt aan een onderzoek naar de mechanische eigenscbappen van strengpersstenen als vervolg op een zelfde soort project van vormbakstenen. Van bet vormbakstenen onderzoek en reeds eerder verrichte onderzoeken naar de mechanische eigenschappen van stenen werd een artikel aangeboden aan Masonry International. Dit artikel werd geaccepteerd en zal in 1996 in dit blad verscbijnen. Een soortgelijk artikel werd speciaal voor bet blad Klei, Glas en Keramiek geschreven en gepubliceerd in februari 1995. -e- In het kader van een uitwisselingsproject werd door J. Parkinson van de universiteit van Exeter onderzoek gedaan naar bet vervormingsgedrag van kalkzandsteen muren en prisma's. De nadruk lag daarbij op het meten van de vervorming loodrecbt op de drukricbting. In de diktericbting van de wand blijkt deze eerst dunner te worden, dus negatieve dwarscontractie, om bij hogere belasting weer dikker te worden. De breedte van de wand wordt van het begin af aan groter. Bij de onderzoeken wordt de invloed van spreiding van de materiaaleigenschappen steeds betrokken. Dit betreft dan spreiding van de eigenschappen van de componenten op spreiding van de eigenschappen van metselwerk onder (ex)centriscbe druk. Vervorming door temperatuur en vocbt
30
Onderzoek naar de vervorming van metselwerk ten gevolge van vocht en temperatuur werd verricht met halfsteens muren van ± 600 x IOO mm2 en prisma's van acht stenen hoog. Hierbij werd gebruik gemaakt van een literatuurstudie uit 1994 en ervaringen die tijdens een studiereis naar Engeland werden opgedaan. Constructiedelen -g- Van bet binnen het promotiewerk passende onderzoek naar de buigtreksterkte aan gemetselde wanden werd een serie proeven afgerond. Aan de modelvorming met vloeilijnen theorie en met plaatvergelijkingen is verder gewerkt. -h- In het kader van onderzoek naar welke methode het best bruikbaar is om de kwaliteit van metselwerk in de praktijk te beoordelen is de 'Bond Wrench' verder ontwikkeld en zijn de mogelijkheden daarvan verder besrudeerd. Dit in aansluiting op proeven naar de hechttreksterkte. Dit onderzoek heeft nauwe relaties met het promotiewerk van Vander Pluijm. Over dit onderzoek werd gerapporteerd tijdens de 4th IMC te London. -i- De buigsterkte van met koolstofstaven voorgespannen baksteen metselwerk werd bepaald met proeven op voorgespannen muurtjes van 320 x 100 x 1000 mm3 . Hierbij werd duidelijk het effect van tension stiffening waargenomen. De proefstukken bezweken door breuk van de verankering van de staven. Deze proeven waren een vervolg op proeven waarbij de intrekking van de staven tijdens bet aflaten van de voorspaankracht geobserveerd werd en van proeven waarbij de relatie tussen de hechtlengte en de uittrekkracht werd bepaald. -j- Over het onderzoek naar de uittrekweerstand van koolstofdraden werd gerapporteerd tijdens de 4th International Masonry Conference te London. -k- Ter ondersteuning van de colleges en de vakoefening werden de eisen die gesteld worden aan de vloer-wand verbindingen bestudeerd, in samenwerking met bureau Vekemans. Van de in Nederland gangbare vloersystemen en hun opleggingsdetails werd een inventarisatie gemaakt.
-f-
Onderzoek voor CUR In 1995 werd door CUR een nieuw driejarig onderzoek programma gestart na een interim jaar dat in het kader stond van afronding van projecten. In dit kader werd literatuuronderzoek uitgevoerd voor 850 en trekproeven op spouwankers voor C 105. In de commissie C lOS wordt gewerkt aan bet opstellen van een aanbeveling voor bet construeren in metselwerk en daarbij was informatie over de mechanische eigenscbappen van spouwankers onontbeerlijk. - Derde Geldstroom onderzoek Binnen dit kader zijn als vervolg op eerdere onderzoek, proeven uitgevoerd om de verankeringseigenschappen van koolstof staven in prefab metselwerk te onderzoeken, zoals hierboven onder -i- en -j- werd beschreven. Vervolgonderzoek is in voorbereiding. Om de mogelijkheden te onderzoeken van eventuele toepassingen van geglazuurde stenen werd druk- en buigproeven uitgevoerd. Het mogelijke voordeel van bet gebruik van dit type stenen is dat wanden niet meer getegeld hoeven te worden en ze toch de eigenschappen van betegelde wanden hebben. Denk aan toepassingen in zwembaden, slagerijen en voor (hoogbouw-)gevels. Uit de drukproeven bleek dat de stenen door hun extreem hoge sterkte bezwijken door splijtkrachten opgewekt doordat de lijm tussen de stenen wordt uitgeperst. De voeg is eveneens de zwakke schakel bij belasting op buiging. Met deze stenen kan metselwerk gemaakt worden van minstens dezelfde kwaliteit als 'gewoon' metselwerk van dezelfde dikte. Door bet gebruik van wapening, hetgeen simpel is doordat de stenen doorgaande gaten hebben, kunnen de toepassingsmogelijkheden nog verruimd worden.
Venvachtingen resterende periode Onderzoek gelnitieerd door de bijzondere leerstoel stapelbouw. Het eigen onderzoek van deze leerstoel concentreert zich steeds verder op de hoofdgebieden. Op de eerste plaats is dat "gedrukte steenconstructies", waarbij bet ontwikkelen van beproevings en analyse technieken vanuit materiaalkundig oogpunt aan de orde komt. In het bijzonder t.a. v. op druk belast metselwerk van zowel kalkzandsteen als baksteen. Hierbij spelen statistiscbe invloedsfactoren een grote rol. Daartoe worden drie richtingen in het materiaalkundig experimentele onderzoek gevolgd: - Eigenscbappen van gedrukt metselwerk. Dit is een vervolg op het onderzoek naar de mechanische eigenschappen van metselwerk onder druk. Met daarbij de nadruk op mechanisch gedrag van de mortel in het metselwerk, en de invloed van de steeneigenschappen op het breuk- en post-peak-gedrag van metselwerk. In het kader van dit onderzoek is
31
er een nauwe relatie van het onderzoeksproject van CUR. Samen met CUR Cie A33 wordt bet gedrag van gemetselde proefstukken geanalyseerd waarvoor, ter verificatie, ex.perimenten uitgevoerd worden onder auspicien van de leerstoel stapelbouw. Het gedrag van mortel tussen stenen wordt numeriek gesimuleerd. Onderzoek naar de capaciteiten van metselwerk bij druk onder een hoek met de limvoeg (afschuiving) wordt opgestart. - Hechtsterkte van metselwerk Met name vanuit de (intemationale)-normcommissies wordt hieraan veel aandacht geschonken. Uit de literatuur bekende beproevingsmethodes werden beoordeeld en eventueel gemodificeerd op de Nederlandse situatie. - Vervorming van metselwerk. Dit betreft onderzoek naar de vervorming t.g.v. temperatuur en hygrisch gedrag van metselwerk. De eerste fase van dit project wordt in bet eerste kwartaal van 1996 afgesloten. Op de tweede plaats wordt onderzoek gedaan naar gebouwdelen op mezo en macroniveau in het bijzonder
spouwmuren, zoals past binnen het promotiewerk van ir. R. Vander Pluijm. In principe op ware grootte zullen gevel- en constructie-elementen beproefd worden. Daarbij wordt vooral de relatie van dat bouwdeel met andere bouwdelen beschouwd. Doe! is om door de verkregen gegevens het numerieke rekenwerk te ondersteunen en daarmee meer algemeen bruikbare rekenmethodes te ontwikkelen. Dit onderzoek betreft zowel baksteen als kalkzandsteen en hun toepassingen. Hierbij wordt getracht continui:teitte behouden in het reeds lopende onderzoek aan op afschuiving belaste wanden en bet daaraan gekoppelde numerieke onderzoek. Hiemaast en ten dienste daarvan zal numeriek onderzoek noodzakelijk blijven, waarbij eindige elementen computerprogramma's zoals DIANA en UDEC gebruikt worden. Tevens is bij elk experimenteelonderzoek literatuurstudie nodig. De lijn van het theoretisch onderzoek naar ontwerpen in baksteen en het opstellen van ontwerpregels zal voortgezet worden, waarbij vooral studenten in de eindfase van hun studie betrokken zullen worden. In de afgelopen tijd is getracht continuiteit in het reeds Iopende onderzoek te behouden. Deze continuiteit wordt ook behouden na bet emeriaat van de huidige hoogleraar in september 1995, en bet aantreden van de nieuwe hoogleraar. - Onderzoek voor CUR & Derden Er is een nauwe samenwerking bij onderzoek van CUR doordat medewerkers van de leerstoel rapporteur, of lid zijn van CUR commissies met name van 'CUR 850 Ex.perimenteel Onderzoek' waarvoor o.a. krimp-kruip onderzoek op gedrukt metselwerk uitgevoerd gaat worden. Derde geldstroomonderzoek is moeilijk te plannen. Binnen de beschikbare capaciteit zal beoordeeld worden in hoeverre dergelijk onderzoek past bij het geplande onderzoek. Als derde geldstroom onderzoek inhoudelijk minder goed past bij lopend onderzoek zal dit een lagere prioriteit krijgen.
32
Publicaties Leerstoel Constructief Ontwerpen- Beton /Stapelbouw Wetenschappelijke publicaties Pluym R. van de{, A.T. Vermeltfoort Bond Wrench Testing, In Proceedings: Stoke-on-Trent, UK, (1995), ISSN: 0950-9615, pp. 225-231. Pluym R. van der, H.S. Rutten, C.J.M. Schiebroek Flexural Behaviour of Masonry in Different Directions, In Proceedings: Stoke-on-Trent, UK, (1995), ISSN: 0950-9615, pp. 117-123.
Vakpublicaties Lub K.B. Voorbij het dal van Kani. Cement and concrete research, no. 1995-9, ISSN: 0008-8846, (1995), pp. 59-64. Pluym R. van der Betonmechanica, wand met grote gaten. Cement, no. 47-2, (1995), pp. 52-60. Pluym R. van der Onderzoek Constructief Metselwerk. Metselwerk voegen, schuift dat?. Cement, no. 47-12, (1995), pp. 66-70. Vermeltfoort A.T. Baksteen beproefd. De mechanische eigenschappen van baksteen onder verschillende beproevingscondities. KGK, tijdschrift voor klei glas en keramiek. (1995), pp. 20-25. Vermeltfoort A.T. Metse\werk onder druk. Cement, no. 1995-11, ( 1995), pp. 36-41.
Overige output Vermeltfoort A.T. Force transfer from carbon fibre or steel reinforcement to masonry, congresbijdrage, Londen, (1995), ISSN: 0950-9615. Vermeltfoort A. T. Bricks: Well tried and tested, Artikel in het blad Masonry International, Eindhoven, 3010111995.
33
3. Projecten Leerstoel Constructief Ontwerpen - Staal en Aluminiumconstructies prof.ir. H.H. Snijder
3.1 Koudgevormde profielen Projectleider: dr.ir. M.C.M. Bakker Onderzoekers : dr.ir. M.C.M. Bakker, ir. H. Hofmeijer, prof.ir. H.H. Snijder Doel-lprobleemstelling Het onderzoeksprogramma heeft tot doel bredere toepassingsmogelijkheden voor staal in de woning- en utiliteitsbouw te evalueren; op basis van staal nieuwe produkten en systemen te ontwikkelen en door theoretisch en experimenteel onderzoek bij te dragen aan ontwikkeling en verbetering van rekentechnieken. De ontwikkeling in de techniek van het rolvervormen van dunne staalplaat heeft aanleiding gegeven tot een belangrijke groei in de toepassing van zowel plaatvormige produkten (bijv. dak- en gevelplaten) als lijnvormigeprodukten (bijv. regels en gordingen). Er bestaan nog leemten in de kennis over de statische eigenschappen van deze koudgevormde profielen. Dit leidt soms tot een niet optimale economische toepassing en bovendien tot een beperking van het toepassingsgebied. Het onderzoek beoogt deze leemten te vullen. Van groot belang is ook het samenspel van dunne profielen met andere material en zoals isolatiematerialen, gipsplaten e.d.
Het onderzoeksprogramma omvat onderwerpen in de volgende categorieen: a ontwerpen, ontwikkeling en evaluatie van toepassingsmogelijkheden voor staal; b produktontwikkeling (innovatie); c onderzoek naar eigenschappen en ontwikkeling van rekenmethoden.
Op het gebied van koudgevormde profielen en beplating wordt gepanicipeerd in de onderzoekscommissie van bet Staalbouwkundig Genootschap SG/TC7 "Koudgevormde profielen en beplating". Duur van de projecten doorlopend Voortgang van de projecten in 1995 The elastic web crippling stiffness of thin-walled cold-formed steel members; an analytical approach. In 1995 is een studie naar de Iijfkreukelstijfheid afgerond met een afstudeerrapport. Het ligt in de bedoeling dit werk met een paper intemationale bekendheid geven. Het gedrag van koudgevormde profielen uit dunne staalplaat bij in de praktijk voorkomende belastingsituaties. - In 1995 is met een AIO het werk aan lijfkreukelen van handgevormde profielen uit dunne staalplaat opgepakt.Een aantal onenterende experimenten zijn uitgevoerd en een proevenserie is ontworpen. De eerste ideeen omtrent analytische modelvorming zijn opgezet.
3.2 Verbindingen in staal Projectleider: dr. J.C.D. Hoenderkamp Onderzoekers : dr. J.C.D. Hoenderkamp, prof.ir. H.H. Snijder Doel-/probleemstelling De bestaande verhouding tussen loonkosten en materiaalkosten maakt het noodzakelijk te streven naar eenvoudige constructie-details. Om deze te kunnen toepassen moet de constructeur over rekenregels beschikken. Het onderzoek in dit gebied beoogt bij te dragen aan de ontwikkeling daarvan door middel van enerzijds theoretisch en numeriek onderzoek, anderzijds experimenteel onderzoek op ware grootte en op schaal. De toepassin:g van eenvoudige constructiedetails, met name verbindingen, betekent dat de sterkte en stijfheid van verbindingen meer invloed hebben op sterkte, stijfheid en stabiliteit van gebouwen dan voorheen. Het onderzoek beoogt deze invloed te inventariseren en rekenmethoden te ontwikkelen die het 34
mogelijk maken om deze invloed in rekening te brengen. Op het gebied van verbindingen in staalconstructies wordt geparticipeerd in de onderzoekscommissie van het Staalbouwkundig Genootachap SG/TClOa "Verbindingen".
Duur van de projecten doorlopend
Voortgang van de projecten in 1995 Flexibele verbindingen in hoogbouwconstructies. Er is onderzoek verricht naar de mogelijkheid de invloed van het flexibele gedrag van verbindingen op een vereenvoudigde manier mee te nemen in het voorontwerp van hoge gebouwen. Dit deelproject is afgerond en het ligt in de bedoeling de resultaten internationaal te publiceren.
3.3 Constructieve systemen in staal Projectleider: prof.ir. H. H. Snijder Onderzoekers : dr .. J.C.D. Hoenderkamp, prof.ir. H.H. Snijder
Doel-lprobleemstelling In gebouwen kunnen verschillende constructieve systemen worden toegepast. Recente nieuw ontwikkelde systemen behoeven nog nader onderzoek m.b.t. hun eigenschappen (sterkte, stijfheid, stabiliteit, vervormingscapaciteit). Bovendien worden vaak verschillende constructieve systemen te zamen in een gebouw toegepast. De mate van samenwei:king is essentiee\ voor het constructiegedrag en behoeft nader onderzoek.
Duur van de projecten doorlopend Projecten in voorbereiding - De samenwerking van staal met andere materialen zoals gewapend beton in vloeren, liggers en kolommen is een bekend onderzoeksgebied. Ook voor gevels is een dergelijke samenwerking denkbaar. Een oplossing wordt gesuggereerd door bet aanbrengen van invulpanelen met de benodigde raamopeningen tussen of voor de stalen liggers en kolommen. De manier waarop dit zal gebeuren is zo dat de verticale belasting primair door de staalconstructie wordt gedragen en de borizontale belasting door de constructieve panelen in samenwerking met de staalconstructie naar de fundering wordt afgedragen. Onderzocht moet worden wat de invloed is van deze samenwerking op de onderdelen (dragend of stabiliserend) en wat de gevolgen zijn voor bijvoorbeeld de horizontale verplaatsingen van gebouwen onder windbelasting.
3.4 Stabiliteit van staalconstructies Projectleider: prof.ir. H.H. Snijder Onderzoekers: dr. J.C.D. Hoenderkamp, prof.ir. H.H. Snijder
Doe/-lp robleemstelling Bij staalconstructies wordt vaak gestreeft naar Iichte constructies en grote kolomvrije ruimtes en dus grote overspanningen. Dit heeft tot gevolg dat stabiliteitsproblemen als knik, plooi, torsie, torsieknik, en kip vaak maatgevend zijn voor het ontwerp. Er moet onderscbeid worden gemaakt tussen stabiliteit van een gebouw in termen van standzekerheid en stabiliteit van de elementen van een gebouw. Het onderzoek beoogt bij te drag en aan de modelvorming ten behoeve van stabilteitsberekeningen en aan de ontwikkeling van rekenregels door middel van theoretisch, numeriek en experimenteel onderzoek. Dit geldt voor beide typen van stabiliteit. Op bet gebied van Stabiliteit van staalconstructies wordt geparticipeerd in de onderzoekscommissie van bet Staalbouwkundig Genootschp SG/TC8 "Stabiliteit".
35
Duur van de projecten doorlopend
Voortgang van de projecten in 1995 - Evaluatie van stabiliteit van geklonken samengestelde staven In 1995 is een begin gemaakt met de analyse van geklonken samengestelde staven in breder verband. Aanvullend experimenteel onderzoek is uitgevoerd en op druk belaste samengestelde staven zijn volgens de vigerende normen berekend hetgeen heeft geleid tot voorstellen voor aanpassing van toetsingsregels. In 1996 wordt dit project voortgezet met drukproeven en eindige elementen simulaties. - Evaluatie van bestaande geklonken verbindingen in samengestelde staven Door twee studenten is bet gedrag van geklonken onderranden in vakwerkgordingen van oude stationskappen geanalyseerd. Er is experimenteel onderzoek uitgevoerd naar de mate van samenwerking van twee geklonken hoekstalen in een samengestelde staaf. Daamaast is numeriek onderzoek verricht naar de stabiliteit van de onderranden van vakwerkgordingen. De bevindingen zijn vastgelegd in twee deelrapporten. - Vergelijking van rekenmethoden voor ongeschoorde staten raamwerken. Twee rekenmethoden en bijbehorende toetsingen voor ongeschoorde stalen raamwerken zijn door een student vergeleken. Het betreft de eerste-orde plastische en de eerste orde elastische rekenmethode. De resultaten worden ingebracht in de SG/TC8. - Draagkracht van gekoppelde stempelsystemen Naar aanleiding van een opdracht is verder onderzoek gaande naar de draagkracht van bestaande stempels. Het ligt in de bedoeling eenvoudige ontwerpgrafieken te ontwikkelen voor meerdere stempels die gekoppeld zijn aan een "stabiliteitsframe" dat bestaat uit twee stempels die d.m.v. een subframe met elkaar verbonden zijn.
3.5 Staal-betonconstructies Projectleider: prof .ir. H. H. Snijder Onderzoekers: ir. P.G.F.J. v.d. Sanden, prof.ir. H.H. Snijder
Doel-lprobleemstelling Door staal en beton constructief te Iaten samenwerken kan van de gunstige eigenschappen van beide materialen optimaal gebruik worden gemaakt. Hierop berust de toepassing van staal-betonconstructies in de vorm van staal-beton liggers, staal-beton kolommen en staalplaat-betonvloeren. Het onderzoek beoogt nieuwe vormen van samenwerking te ontwikkelen en leemten in de kennis op te vullen.
Duur van het project startdatum: 0 1-l0-1991 einddatum: medio 1995
Afronding project - Behaviour of a stud connection in a new push test. In 1995 is het onderzoek naar bet gedrag van deuvels in staal-plaatbetonvloeren afgerond. Het experimentele onderzoek is gerapporteerd en zal worden gepubliceerd in 1996.
3.6 Aluminiumconstructies Project!eider: Prof. Ir. F. Soetens Onderzoekers: Prof. Ir. Soetens, ir. R.E.W. M. Van Have
Doel-!probleemstelling Het deelprogramma 'aluminiumconstructies' heeft tot doe! onderzoek te verrichten ten behoeve van: - evaluatie van toepassingsmogelijkheden van aluminium en producten op basis van aluminium in gebouwen; - de ontwikkeling van nieuwe producten en systemen op basis van aluminium; de ontwikkeling en verbetering door theoretisch en experimenteel onderzoek van rekenmethoden met betrekking tot veiligheid en economische haalbaarheid.
36
Duur van het project: doorlopend
Project in voorbereiding Op het programma staat een colectief onderzoek op het gebied van aluminium draagconstructies, zowel voor bouwkundigen als voor civiele toepassingen. Gestart zal moeten worden met een inventarisatie van bestaande aluminium draagconstructies, waarbij behalve naar de constructieve aspecten ook naar life-cycle kosten zal worden gekeken. Omdat de toepassingen in Nederland beperkt zijn, zal vooral ook naar buitenlandse toepassingen worden gekeken. Na de inventarisatie zullen enkele constructies worden geselecteerd voor nader onderzoek. Daarbij zal aandacht worden besteed aan de materiaalkeuze, de vormgeving, detaillering, en de berekening van de connstructie. Daarnaast zullen ook kostenvergelijkingen worden gemaakt, waarbij naar de kosten over de totale levensduur zal worden gekeken. lndien mogelijk zal een AIO bij di£ project worden ingeschakeld.
Duur van het project Het project heeft een looptijd van 3 jaar en is in april 1996 van start gegaan.
37
Publicaties Leerstoel Constructief Ontwerpen - Staal en Aluminiumconstructies W etenschappelijke publicaties Hoenderkamp J.C.D. Approximate deflection analysis of non-symmetric high-rise structures, In Proceedings:, Bethlehem, USA, 01/0511995, ISBN: 0-939493-09-8, pp. 11851209. Soetens F., J.J. Straalen, 0.0. Dijkstra European research on fatigue of aluminium structures, In Proceedings: Cleveland, Ohio (USA), 03/04/1995, ISBN: 0-87171-458-2, pp. 53-64.
Vakpublicaties Alberti R., R. de Jager, C. Smit, H.H. Snijder Spoorbrug Amsterdam-Rijnkanaal, Weesp. Bouwen met staal, no. 1995-123, ISSN: 0166-6363, (1995), pp. 13-18. Snijder H.H., F.S.K. Bijlaard, H.M.G.M. Steenbergen Valkuilen in de TGB staal. Bouwen met staal, no. 1995-125, ISSN: 0166-6363, (1995), pp. 19-24. Soetens F., R. van de Velde Gebruik van aluminium in constructies. Constructeur, no. 34-5a, ISSN: 00106658, (1995), pp. 22-26.
Overige output Hoenderkamp J. C. D. Approximate deflection analysis of non-symmetric high-rise structures, Presentatie van paper op congres, Amsterdam, 01/05/1995. Soetens F., R. van de Velde Ontwerpen en berekenen van aluminiumconstructies. congresbijdrage, Utrecht, 30/1111995.
38
4. Projecten Leerstoel Constructief Ontwerpen - Hout- en Bamboeconstructies ir. F. Schot, UHD
4.1 Lange-duurgedrag van dakelementen Project!eider: ir. F. Schot Onderzoekers :ir. F. Schot, ir. S.P.G. Moonen
Doel-/probleemstelling Voor een computerprogramma zijn aannamen gedaan voor de waarden van de mechanische eigenschappen van de samenstellende delen, met het doe! deze dakelementen te kunnen berekenen. Het doe! van de lange-duur proeven is de controle en eventuele bijstelling van de aannamen.
Duur van het project startdatum: 1986 einddatum: 1997
Voortgang van het project in 1995 In dit verslagjaar is niet verder gewerkt aan dit onderzoek door het ontbreken van capaciteit.
Venvachtingen resterende periode Uitwerking van de proefresultaten van de lange duur proeven. Het geheel zal in een eindrapport worden vastgelegd.
4.2 Nagelplaatverbinden Projectleider: prof.dr.ir. H.S. Rutten Onderzoekers : ir. F. Schot, Vacature
Doel-lprobleemstelling In de huidige bouwpraktijk worden veelvuldig houten vakwerkconstructies toegepast waarvan aile staven in een vlak liggen en dezelfde dikte hebben. Voor de verbindingen tussen de houten staven worden dunne stalen knoopplaten toegepast. De verbinding tussen deze platen en het bout vindt plaats met behulp van draadnagels. In de bouwmaterialenhandel zijn verschillende soorten verkrijgbaar. Door het ontbreken van aparte rekenregels voor deze verbindingen met dunne staalplaten is men aangewezen op de controleregels zoals die in de nieuwe TGB-Houtconstructies 1990 worden opgenomen voor het controleren van de uiterste grenstoestand. In deze TGB wordt echter een minimumdikte van 2 mm voor deze staalplaten vereist. Uit vooronderzoek, dat aan de TV-Eindhoven is verricht, is ontdekt dat de controleregels uit de TGB-Hout, ook indien de dikte van de staalplaat ~ 2mm is, niet in aile gevallen verbindingen met de vereiste veiligheid blijken op te leveren. Er zijn twee soorten verbindingen aan te wijzen waarvoor dit geldt: - verbindingen waarbij combinaties van dunne staalplaten met nagels met een grote middellijn worden toegepast - verbindingen waarbij de krachtswerking in de knoopplaat zodanig is dat instabiliteitsverschijnselen kunnen optreden. Voor het controleren van de bruikbaarheidsgrenstoestand worden in de TGB-Hout geen aparte regels opgenomen voor het bepalen van de vervorming van genagelde houtverbindingen met dunne stalen knoopplaten. Hierdoor is het bijv. voor vakwerkconstructies met knoopverbindingen gemaakt met behulp van stalen knoopplaten niet mogelijk de juiste vervorming te voorspellen. In de voorschriften op Europees nivo (Eurocode 5) zijn controleregels opgenomen die nagenoeg gelijk zijn aan die van de TGB-Hout 1990. Ook hierin ontbreken de juiste controleregels voor de genagelde houtverbindinen met dunne stalen knoopplaten.
39
Duur van het project startdatum: 1992 einddatum: niet bekend
Voortgang van het project in 1995 In dit verslagjaar is er geen AIO-er gevonden om dit onderzoek voort te zetten.
Verwachtingen resterende periode Zodra er een AIO-er aangesteld wordt zal dit onderzoek worden voortgezet.
4.3 Stabiliteit van houten knie- en boogspanten Project!eider: ir. F. Schot Onderzoekers: ir. F. Schot, ir. S.P.G. Moonen
Doel-lprobleemstelling Het doel van het onderzoek is een bijdrage leveren aan bet verhogen van de kennis en het verbeteren van de huidige rekenregels met betrekking tot de controle van de kipstabiliteit van bouten spanten.
Duur van het project startdatum: 1990 einddatum: 1997
Voortgang van het project in 1995 ln dit verslagjaar is niet verder gewerkt aan dit onderzoek door het ontbreken van capaciteit.
Verwachtingen resterende periode Voortzetting van het verificatieonderzoek naar de kipstabiliteit van bouten kniespanten.
4.4 Stabiliteit van houten Jiggers Onderzoeker: ir. F. Schot
Doel-lprobleemstelling De controleregels voor de knik- en kipstabiliteitzoals deze in de TGB-hout 1990 zijn opgenomen zijn ongeschikt voor het maken van een konstuktief ontwerp. Het uitvoeren van de stabiliteitscontrolemondt uit in het invullen van zeer vee! en zeer lange formules. Indien uit de controle blijkt dat de staaf niet goed gedimensioneerd is, is niet gemakkelijk te zien wat de oorzaak is. Er is een grote vraag naar vereenvoudigde ontwerpregels voor prismatische staven belast door buigende momenten en/of druk. Het onderzoek is gericht op het ontwikkelen van grafieken, gebaseerd op de TGB-hout 1990, waarmee houten liggers kunnen worden gedimensioneerd en gecontroleerd op buiging en/of druk.
Duur van het project startdatum: 1993 einddatum: 1996
Voortgang van het project in 1995 In 1995 is bet projekt vervolgd met bet ontwikkelen van grafieken voor de stabiliteit van liggers. Voor de houtsterkteklassen K17 en LH30 zijn de volgende grafieken gereed gekomen en gepubliceerd in de Technische Houtdocumentatie van Centrum Hout/Kiuwer: l: Op buiging belaste liggers, niet gesteund 2: Op buiging en druk belaste liggers, gesteund in de drukzone of neutrale lijn 3: Op buiging en druk belaste liggers, niet gesteund 4: Op buiging belaste liggers, gesteund in de trekzone 5: Op buiging en druk belaste Jiggers, gesteund in de trekzone Daarnaast is een vergelijking gemaakt tussen de stabiliteitscontroleregels van de NEN 6760 en de NVN-
40
ENV 1995-1-1 + NAD (Eurocode 5) aan de hand van de grafieken en rekenvoorbeelden. Daartoe zijn ook van de Eurocode 5 gelijksoortige ontwerpgrafieken gemaakt. Verwachtingen resterende periode Tussen de controleregels van de NEN 6760 en Eurocode 5 blijken nogal wat verschillen te zijn. Er loopt nu een project om te onderzoeken welke de meest betrouwbare controleregels zijn. De resultaten van de vergelijking en bet laatste onderzoek zal worden verwerkt in een kritiek op de Europese regelgeving.
4.5 Verbindingen in de bouw Onderzoeker: ir. S.P.G. Moonen Doel-lprobleemstelling Her ontwikkelen van ontwerpgrafieken voor zowel dubbelsnedige als enkelsnedige verbindingen, gebaseerd op de TGB-hout 1990 en de gestandaardiseerde gegevens van de verbindingsmiddelen draadnagels (zowel glad als geprofileerd), houtschroeven, bouten, stiften, houtdraadbouten, kramplaten en ring- of plaatdeuvels. Behalve voor verbindiugen van hout-op-hout worden ook ontwerpgrafieken voor staal-op-hout v~rbindingen ontwikkeld. Duur van het project startdatum: 1993 einddatum: 1996 Voortgang van het project in /995 De modulen van het programma voor staal-op-staal en staal-op-hout verbindingen voor zowel bouten als stiften is afgerond. Verwachtingen resterende periode Maken van grafieken voor draadnagels en het ontwikkelen van grafieken voor houtschroeven, houtdraadbouten, kramplaten en ring-of plaatdeuvels.
4.6 ACE'S: Adjustable Closed Elements-systems Onderzoeker: ir. S.P.G. Moonen. DoellProbleemste/1ing.· Proefomwerp waarin een nieuwe bouwwijze wordt ontwikkeld die uitgaat van gesloten. dragende binnenwandpanelen. De panelen worden vertikaal geplaatst (van peil tot dakrand) en gekombineerd met betonnen {deels prefab) verdiepingsvloeren. De samenstelling van de panelen is dusdanig dat raam- en deuropeningen overal kunnen worden gemaakt, zonder dat dit de produktie van de elementen bei'nvloedt. Ook iedere maataanpassing is mogelijk zonder verstoring van het (mogelijk vergaande geautomatiseerde) produktieproces. Belangrijke sleutelwoorden uit het onderzoek zijn: integratie, goedkoper (woning-) bouwconcept; toename van het gebruik van hemieuwbare bouwmaterialen; volledige ontwerpvrijheid; kortere bouwtijden; korte voorbereidingstijd; geintegreerde bouwwijze, die zowel van binnenuit als van buitenaf niet waarneembaar afwijkt van de conventionele bouwmethoden; verbeterde arbeidsomstandigheden. Duur van het projekt: Startdatum 1995 Einddatum 1999 Vuurtgang van het projekt in 1995 De randvoorwaarden, waarvan de bouwwijze moet voldoen, zijn vastgesteld. Voor een negental bestaande ontwerpen is een zgn. Contra-ontwerp gemaakt, waarbij gebruik is gemaakt van de uitgangspunten van de nieuwe bouwwijze.
41
Met deze praktische uitwerkingen zijn diverse detailleringsmogelijkheden ontwikkeld. Er zijn concepten ontwikkeld voor de opbouw van de panelen uit elementen, waarbij de materiaalkeuze en opbouw van de panelen al voor een belangrijk gedeelte is bepaald. Ook zijn verbindingen ontwikkeld om de panelen op de bouwplaats aan elkaar te koppelen. Er is een concept ontwikkeld voor kleinere bouwvolumes waarbij gebruik wordt gemaakt kan worden van reeds bestaande sandwich(dak)elementen. Het concept om bet leidingenverloop te integreren met de maataanpassingen van de panelen is ontwikkeld.
Verwachtingen resterende periode De hiervoor beschreven concepten worden verder uitgewerkt. Diverse onderdelen zullen door middel van laboratoriumonderzoekworden getoetst. Tevens wordt in 1996 het eerste experimentele proefprojekt gerealiseerd. Het onderzoek wordt afgesloten met een promotie op een proefontwerp.
4.7 Bamboeconstructies, Materiaaleigenschappen en constructieve oplossingen Onderzoeker: dr.ir. J.J.A. Janssen
Doel-!probleemstelling In dit project ligt de aandacht op de zodanige toepassing van bamboe dat de gebouwen c.q. huizen hestand zijn tegen aardbevingen en tropische stormen.
Duur van het project: startdatum: 1974 einddatum:
Voongang van het project in 1995 In juni is in Indonesie het grote driejaarlijkse intemationale bamboe-congres gehouden. De bijdrage van dit project aan dit congres is aanzienlijk geweest: meewerken aan de inhoudelijke voorbereiding, dagvoorzitter zijn, eigen voordracht houden (zie 4.1 0), en na afloop op het secretariaat in Delhi besprekingen om congres-voomemens om te zetten in werkplannen en begrotingen. Eindhoven wordt al betrokken in het overleg over het volgende congres in 1998.
Verwachtingen resterende periode Het internationale bamboe-netwerk INBAR is bezig met het formuleren van plannen voor het opzetten en begeleiden van projecten in verschillende Ianden. Eindhoven speelt hierin een belangrijke rol; de in 1994 vermelde AIO maakt deel uit van deze plannen.
4.8 Stimuleren van bamboe-onderzoek Onderzoeker: dr.ir. J.J.A. Janssen
Doel-lprobleemstelling In dit project ligt de aandacht op het stimuleren van onderzoek naar de eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van bamboe, in Ianden waar bamboe groeit.
Duur van het project startdatum: 1974 einddatum:
Voortgang van het project in 1995 Aan verschillende onderzoekers is steun verleend in de vorm van commentaar, begeleiding en stimulering; meestal per post, maar ook wei bij ontmoetingen. De post in 1995 is 8.5 em dik! Lid geweest van enkele promotie-commissies, o.a. in India.
Verwachtingen resterende periode Eindhoven gaat meewerken aan het hoven vermelde plan voor projecten en onderzoek.
42
4.9 Overdracht van kennis bamboeconstructies Onderzoeker: dr.ir. J.J.A. Janssen Doel-lprobleemstelling Dit onderzoeksproject beoogt het overdragen van kennis naar mensen in ontwikkelingslanden, en bet trainen van onderzoekers uit die Ianden. Duur van het project startdatum: 1974 einddatum: Voortgang van het project in 1995 De overdracht van kennis van het succesvolle bamboe-project in Costa Rica naar Tanzania wordt bestudeerd. In 1995 zijn vier afstudeerders van TEMA naar Tanzania geweest, elk zes maanden, voor hun afstudeerstage. Zij hebben v66rstudies gedaan naar de mogelijkheden van een dergelijk Zuid-Zuid kennisoverdracht. Verwachtingen resterende periode In 1996 zal een seminar worden gehouden in Dar-es-salaam om samen met de Tanzaniaanse partners de mogelijkheid van bamboe woningen voor Tanzania te bezien. De in 1994 vermelde AIO wordt opgenomen in de plannen van INBAR, zie 4.7.
4.10
Jnternationale standaardisatie bamboeconstructies
Onderzoeker: dr.ir. J.J.A. Janssen Doel-lprobleemstelling Dit onderzoeksproject beoogt het tot stand brengen van een internationale standaardisatie ten aanzien van het doen van proeven, en het ontwerpen en berekenen van gebouwen van bamboe. Het probleem is, dat elke onderzoeker proeven doet op zijn eigen manier waardoor de resultaten niet vergelijkbaar zijn, en dat in nationale bouwverordeningen bamboe niet voorkomt als bouwmateriaal, wat het gebruik belemmert. Naar analogie van resp. de ASTM-standaarden voor hout, en de Eurocode hout, zal een internationale code voor bamboe worden ontwikkeld. Duur van het project startdatum: 1988 einddatum: Voortgang van het project in 1995 Op het congres in lndonesie is een voordracht gehouden over de noodzaak van een ISO-standaard voor bamboe, en de inhoud ervan. Daarna is onder Ieiding van de onderzoeker een discussie gevoerd hoe deze norm tot stand te brengen. Een werkplan en begroting zijn ook opgesteld. Verwachtingen resterende periode: Beginnen met Ieiding geven aan de werkgroep voor het opstellen van de genoemde ISO-standaard voor bamboe.
4.11
Projectbegeleiding bamboeconstructies
Onderzoeker: dr.ir. J.J.A. Janssen Doel-!probleemstelling Het doel van dit onderzoeksproject is het begeleiden van projecten in bamboe-landen, om de hier aanwezige expertise ten goede te laten komen aan de mensen daar. Een nieuw onderdeel is het stimuleren van de produktie van bamboe-triplex en bamboe-meubelen in derde wereld-landen, voor export naar rijke Ianden, ter versteviging van de export en de werkgelegenheid.
43
Duur van het project startdatum: 1986 einddatum:
Voortgang van het project in 1995 De begeleiding van het project in Costa Rica is formeel tot een eind gekomen. Het project gaat nu
zelfstandig verder als commerci81e ondememing. In ontwikkelingssamenwerking mag dit een uitzonderlijk groot succes genoemd worden. Verschilfende andere projecten hebben Eindhoven benaderd voor begeleiding, maar in 1995 had dit nog niet vee! concrete inhoud. Aanvragen voor subsidie zijn soms gehonoreerd (bijv. 120 000 gulden voor Tanzania), soms is er wei een positief oordeel maar komt de beslissing in 1996.
Verwachtingen resterende periode Het krijgen van een positieve beslissing op fopende subsidie-aanvragen is wezenlijk; daarna kan begonnen worden. Vee! tijd wordt ook besteed aan het begeleiden van de import in Europa van bamboe-produkten (parket, triplex, meubels); dit creeert werkgelegenheid in ontwikkelingslanden. Ook wordt tijd besteed aan de European bamboo Society, om draagvlak te verwerven hiervoor.
44
Publicaties Leerstoel Constructief Ontwerpen - Rout- en Bamboeconstructies Vakpublicaties Janssen J.J.A. Bamboo housing in Costa Rica, TUE, Eindhoven, ( 1995), rapport i.o. v .. V .N., 16 pp. Janssen J .J.A., R. Gnanaharan Bending strength of Guadua Bamboo, Kerala Forest Research Institute, Peechi, India, (1995), rapport i.o.v., Inbar, 24 pp. Janssen JJ.A. Building with bamboo, I.T.P., Louden, (1995), ISBN: 1-85339-203-0, 65 pp. Schot F. Technische houtdocumentatie. Hoofdstuk B 3/4. Stabiliteit van Jiggersontwerpgrafieken. , Kluwer Techniek, Deventer, (1995), ISBN: 9054049944, 27 pp. Schot F. Technische houtdocumentatie: hoofdstuk B 6/3. Ontwerpgrafieken voor kolommen Rekenvoorbeeld 4. , Kluwer techniek, Deventer, (1995), ISBN: 9054049944, 6 pp. Populariserende publicaties Janssen J.J.A. Bamboe. Natuuren techniek : natuurwetenschappelijk en technisch maandblad, no. 63-6, ISSN: 0028-1093, (1995), pp. 412-421. Janssen J.J.A. Bamboe-meubels. Nieuwsbrief EBS, no. 5-l, (1995), pp. 17-18. Janssen J.J.A. Bamboe-plantages. Nieuwsbrief EBS, no. 5-2, (1995), pp. 9-10. Janssen J.J.A. Een buigproef op bamboe en bout. Nieuwsbrief EBS, no. 5-4, (1995), pp. 18-18. Janssen J.J.A. International bamboo workshop, Bali, June 1995. Nieuwsbrief EBS, no. 5-3, (1995), pp. 24-25.
45
5. Projecten Leerstoel Technische Mechanica/KO prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens
5.1 Betrouwbaarheid van gebouwen Projectleider: prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens Onderzoekers: ir. H.J. Fijneman, prof.ir. H. Nieuwland
Doel/probleemstelling Ontwerpregels zijn op elementen gebaseerd en niet op systeemeffecten. Het gevolg is dat betrouwbaarheid van systemen impliciet in de ontwerpregels zijn verwerkt. In het onderzoek zullen bezwijkanalyses van typische betonnen en stalen gebouwen worden uitgevoerd om met behulp van eenvoudige probabilistische beschouwingen een expliciete betrouwbaarheid vast te stellen.
Duur van het project Voortgang van het project in 1995 Verwachting resterende periode in voorbereiding
5.2 Niet lineaire gekoppelde instabiliteit in lineair elastische dunwandige (staal)constructies Projectleider: prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens Onderzoekers : dr.ir. M.C.M. Bakker, prof.ir. H.H. Snijder
Doellprobleemstelling De bestaande rekenmethode voor niet lineaire gekoppelde instabiliteiten zijn gebaseerd op dettlrministische grootheden. Dit onderzoeksvoorstel zal zich richten naar probabilistische (numerieke) modellering van het naknikgedrag van dunwandige (staal)constructies. Bekend is dat twee stabiele knikvormen door interactie volledig instabiel naknikgedrag kan vertonen met een grote gevoeligheid voor imperfecties.
Duur van het project Voortgang van het project in 1995 Verwachting resterende periode in voorbereiding
5.3 Niet-lineair gedmg van Iichte draagconstructies Projectleider: prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens Onderzoekers: ir. W. Huisman, ing. S.L Overdijk, prof.ir. H. Nieuwland
Doel/probleemstelling Lichte draagconstructies bestaan veelal uit kabels, membranen, etc. De uit deze elementen opgebouwde systemen vervormen met de belasting mee, hetgeen betekent dat ze sterk geometrisch niet-lineair gedrag vertonen. Het onderzoek spitst zich toe op het vergelijken van standaard berekeningsmethoden met geavanceerde niet-lineaire berekeningsmethoden.
Duur van het project Voortgang van het project in 1995
46
Verwachting resterende periode in voorbereiding
5.4 Voortzetting onderzoek windbelasting op gebouwen Projectleider: prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens Onderzoekers : ir. H.J. Fijneman, ing. S.L. Overdijk, prof.dr.ir. H.S. Rutten
Doel/probleemstelling Op dit moment loopt er een onderzoek naar het spectrale en coherentiegedrag van windbelastingen op gebouwen. Indien dit onderzoek nog niet voltooid is een voortzetting daarvan gewenst. Tevens kunnen de modellen geschikt worden gemaakt voor numerieke statische en dynamische analyses. Tot slot kan met behulp van de aldus verkregen resulaten de huidige rekenregels worden getoetst.
Duur van het project Voortgang van het project in 1995 Verwachting resterende periode in voorbereiding
5.5 Wind geinduceerde trillingen Projectleider: prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens Onderzoekers : ir. P. Hiemstra, ing. S.L. Overdijk, prof.dr.ir. H.S. Rutten
Doellprobleemstelling Door de vorm en dynamische eigenschappen van vooral hoge gebouwen kunnen aerodynamische belastingen optreden die kunnen lei den tot een aanzienlijke amplicatie van het gebouw. Er is op dit gebied nog weinig relevant onderzoek bekend. Onderzoek zal worden gestart met een uitgebreid literatuuronderzoek. Numeriek en experimenteel onderzoek op dit gebied is voorzien.
Duur van het project Voongang van her project in 1995 Verwachting resterende periode in voorbereiding
5.6 Explosie gedrag van gebouwen Projectleider: prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens Onderzoekers: dr.ir. M.C.M. Bakker, ir. P. Hiemstra
Doellprobleemstelling Op dit moment is nog weinig bekend van de reststerkte van gebouwen tijdens of na een explosie. Vooral redundantie van de draagconstructie is hierin een belangrijke factor. Bij gebouwen met voorgespannen beton is de vraag of deze voorspanning nog wei aanwezig is na een explosie. Numerieke aanpak is hier gewenst omdat experimenten op enigszins acceptabele schaal niet eenvoudig is.
Duur van het project Voortgang van het project in 1995 Verwachting resterende periode in voorbereiding
47
5.7 Niet-lineair scbaalgedrag Projectleider: prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens Onderzoekers : dt.ir. M.C.M. Bakker, prof.dr.ir. H.S. Rutten
Doel/probleemstelling Dit onderzoek vormt een deel van bet onderzoek naar bet bezwijkgedrag van gebouwen. Schaal of plaatelementen in gangbare eindige elementen pakketten zijn gebaseerd op meestal vereenvoudigde lineaire plaat of schaaltheorie. Op basis van niet-lineaire schaal of plaattheorien worden de basis van de bestaande schaal of plaatelementen getoetst. Duur van het project Voortgang van het project in 1995 Verwachting resterende periode in voorbereiding
5.8 Ontwikkeling fenomenologische elementen methode Projectleider: prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens Onderzoekers : dr.ir. M.C.M. Bakker, ir. P. Hiemstra, prof.dr.ir. H.S. Rutten
Doellprobleemstelling Voor een betrouwbare en nauwkeurige voorspelling van niet-1ineaire verschijnselen is veelal een fijn elementennet nodig, hetgeen kan leiden tot numerieke instabiliteiten, geheugen, rekentijd en postprocessingproblemen. Ook kan indien uit experimenten het gedrag van een element bekend is kan dit niet zonder meer verwerkt worden in gangbare eindige elementen pakketten. Het onderzoek richt zich op de ontwikkeling van een numeriek methode die uitgaande van relatief weining knooppunten geavanceerde berekeningen mogelijk rnaakt. In plaats van tussen deze knopen een fijn elementennet te spannen om het complexe gedrag te kunnen modelleren worden deze knopen gebruikt om in een algorithme bet waargenomen gedrag op een directe wijze te beschrijven. Duur van het project Voortgang van het project in 1995 Verwachting resterende periode in voorbereiding
5.9 Stressed skin constructies Projectleider: prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens Onderzoekers : profjr. H.H. Snijder, ing. S.L. Overdijk,
Doel/probleemstelling Het onderzoek richt zich op bet constructief gebruiken van gevels en scheidende wanden in draagconstructies. Op deze wijze wordt meer econoinie mogelijk. Tevens kan dit medegebruik leiden tot meer redundantie hetgeen een mogelijkheid biedt om de primaire dragconstructie meer te optimaliseren. De resultaten van dit onderzoek dienen in verband te worden gebracht met gangbare berekeningsmethodes. Duur van het project Voortgang van het project in 1995 Verwachting resterende periode in voorbereiding
48
5.10
Evaluatie bestaande gebouwen
Projectleider: prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens Onderzoekers: ir. H.J.M. Janssen, prof.ir. C.S. Kleinman, prof.ir. H. Nieuwland
Doel!probleemstelling De 'installed base' van gebouwen gebouwd na de tweede wereldoorlog nadert de beoogde ontwerpleeftijd. Materialen hebben een langzame degradatie ondergaan. Bovendien zijn deze gebouwen ontworpen met behulp van toen gangbare ontwerpregels die minder stringent kunnen zijn dan de huidige ontwerpregels. Ook kan het gebruik zijn gewijzigd dat meestal aanleiding geeft tot andere belastingen.
Duur van het project Voortgang van het project in 1995 Verwachting resterende periode in voorbereiding
5.11
Probabilistische numerieke modellering van mctselwerkgedrag
Projectleider: prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens Onderzoekers: ir. H.J. Fijneman, ir. A.Th. Vermeltfoort, prof.dr.ir. H.S. Rutten
Doellprobleemstelling Inhoud moet nog worden ingevuld.
5.12
Buckling of modified elastic systems
Projectleider: prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens Onderzoeker: dr.ir. M.C.M. Bakker
Doellprobleemstelling Op basis van de kniklasten (eigenwaarden) en bijbehorende knikvormen (eigenvectors) van het oorspronkelijke systeem wordt onderzocht of deze informatie direct gebruikt kan worden gebruikt om kniklasten en bijbehorende knikvormen van het gemodificeerde systeem kan worden bepaald zonder dat opnieuw een knikanalyse nodig is. Voor vrije trillingen van elastische systemen bestaat hiervoor theorie.
Duur van het project Voortgang van het project in 1995 Verwachting resterende periode in voorbereiding
5.13
Windbelaste en -bestendige gebouwen
Projectleider: Prof. dr. ir. H.S. Rutten Onderzoeker: Ir. C. P. W. Geurts
Doellprobleemstelling Het onderzoek is erop gericht om enerzijds de extreme windbelasting op gebouwen en oonstructies nauwkeuriger te kennen en anderzijds om bet construeren van de draagconstructie te optimaliseren. Deze optimalisatie is nodig om een aantal redenen: - De onzekerheden in de kennis worden thans verwerkt in veilige schattingen en veiligheidsfactoren. De praktijk is dus overdimensionering en overmatig gebruik van bouwmaterialen.
49
- Hoogbouw in Nederland moet rekening bouden met de nationale eisen m.b.t. daglicbttoetreding in woningen en kantoren. Hoogbouw in Nederland moet bierdoor slanker zijn dan in bet buitenland. De internationale ervaring met boogbouw, wat betreft zijn constructie, waarbij brede kantoortuinen worden toegepast, is niet zonder meer te extrapoleren naar slanke gebouwen. Windbelasting veroorzaakt een tijdathankelijke responsie van een constructie in samenhang met de eigen frequentie en demping van de constructie. Daarbij kunnen de optredende versnellingen onprettige gevoelens veroorzaken. Bij slanke constructies als masten, antennes en schoorstenen is bovendien vermoeiing van belang. Het buidige onderzoek omvat: Een vergelijking tussen de op ware grootte en in een windtunnel gemeten drukken op een middelboog gebouw. Hiervoor zijn aan het hoofdgebouw van de TUE druksensoren aangebracbt en worden meteorologische metingen uitgevoerd aan een mast, geplaatst op bet auditorium. Met behulp van deze vergelijking is enerzijds vast te stellen in hoeverre de windtunnelsimulaties voor de fluctuerende drukken representatief zijn; anderzijds kan de invloed van omringende bebouwing en begroeiing op de gebouwbelasting worden bepaald. Daarna kan een mecr uitgebreid onderzoek naar windbelasting op hogere en slankere gebouwen uitgevoerd worden. Met deze metingen worden de gegevens verzameld die noodzak:elijk zijn voor het opstellen van rek:enmodellen en -regels voor de berek:ening van de windbelasting op gebouwen. In de toekomst zal een statistiscbe analyse worden uitgevoerd van windmetingen verricht aan de 200m hoge meetmast van bet KNMI te Cabauw voor uitbreiding van de extremen statistiek: naar grotere hoogten. Hiervan zal ook gebruik gemaakt worden voor de beschrijving van de coherentie van windvlagen op de vertikaal.
Het onderzoek maakt dee! uit van bet onderzoek:sprogramma "Windtechnologie voor de Bouw (Wind Engineering in Building)". Een programma gedragen door 5 vakgroepen: 3 van de T. U. Eindhoven: vakgroepen Constructief Ontwerpen en Fysische Aspecten van de gebouwde omgeving van de faculteit Bouwkunde en de vakgroep Transport Fysica van de faculteit Technische Natuurk:unde, en 2 van de T. U. Delft: vakgroepen Utiliteitsbouw en Mechanica & Constructies van de faculteit Civiele Techniek:. Het programma voorziet ook in de bouw van een atmosferische Grenslaagtunnel voor experimenteel onderzoek naar windstroming over het aardoppervlak, windbelasting op gebouwen en constructies en windhinder om en tussen gebouwen en in de stad.
Start van het programma: 1992 Dit programma "Windtechnologie voor de Bouw" gaat een periode van 15
Duur van dit project: startdatum: 16-12-92 einddatum: 15-12-96
Voortgang van het project in 1995 geen informatie ontvangen Verwachtingen resterende periode geen informatie ontvangen
50
a 20 jaar bestrijken.
Publicaties Leerstoel Technische Mechanica (KO Wetenschappelijke publicaties Geurts C.P.W., H.S. Rutten, J.A. Wisse Spatial Distribution of wind induced pressures. In Proceedings: New Delhi, India, 09/0l/1995, ISBN: 81-224..0716-l, pp. 1372-1383. Overige output Kerstens J.G.M. Concurrent Engineering in Nederland: de rol vanCE in het ontwerptraject van de stormvloedkering Rotterdam, paper gepresenteerd tijdens constucteursdag op 08/1111995, opgenomen in de constructeur, no. 12A, 1995.
51
LOPENDE 3E GELDSTROOMONDERZOEK 199S
>
F S.OOO,..- VAKGROEP BKO.
omschrijving:
opdrachtgever
bedrag
Samenstellen grafieken Hout op Hout
Centrum Hout Almere
10.500,--
.Samenstellen ontwerp. grafieken belaste kolommen
Centrum Hout Almere
10.500,--
·CUR Gouda
10.000,--
Samenwerking geklonken hoekprofielen
NS Utrecht
5.500,--
Krimpkruipproeven kalkzandsteen
St Stapelbouw De Steeg
25.800,--
4 testen type Gass systeem
S.G.B. Helmond
12.500,--
Ontwikkelen drukstempel t.b.v. Mortelonderzoek
st. Stapelbouw de Steeg
6.700,--
Cursus Houtconstructeur/ techn. Houtdocumentatie
Centrum Hout AI mere
16.250,--
Ondersteuning windbelasting apparatuur
KNB. de Steeg
15.000,--
Ex:p. metselwerk aanv. mat. gegevens
CUR Gouda
15.000,--
Ex:p. metselwerk hechtsterkte buigsterkte
CUR Gouda
19.000,--
Nairobi Bamboetechnologie
UCHS
20.000,--
Ex:perimenteel metselwerkonderzoek
52
VAKGROEP FYSISCHE ASPECTEN VAN DE GEBOUWDE OMGEVING ()nderzoeksgroepen:
- Materiaalkunde en Afbouwtecbniek - Binnenmilieu en Installaties
53
()nderzoeksgroepen Materiaalkunde en Atbouwtechniek Binnenmilieu en Installaties Leerstoelen - Bouwmateriaalkunde (prof.ir. N.A. Hendriks, prof.ir. E.L.J. Bancken) - Bouwfysica/binnenmilieu (prof.ir. P.G.S. Rutten) - Installatietechniek (prof. ir. P. H. H. Leijendekkers) Atbouwtechniek/Bouwfysica (prof. ir. J .A. Wisse)
Bijzondere leerstoelen - Praktische Verlichtingskunde - Biogische Agentia in de Gebouwde Omgeving - Constructiegeluid in gebouwen
Onderzoekers: Eerste geldstroom: w.p. ir. F.E. Bakker prof.ir. E.L.J. Bancken ir. H.J.P. Brocken drs. J .J. Hardon prof.ir. N.A. Hendriks drs. A. Koopman ir. H.M. Lamers prof.ir. P.H.H. Leijendeckers ir. M.G.L.C. Loomans dr.ir. H.J. Martin ir. L. Pel (tot maart) ir. A. Roos (tot december) drs. A.J.F. Rutten prof.ir. P.G.S. Rutten ir. L.A. van Schaijk ir. H.L. Schellen ir. A.P. Thijssen, arch. HBO ir. J. Vijgen (tot I juli) prof.ir. J.A. Wisse dr.ir. M.H. de Wit ir. B.G. Wolfs n.w.p. ing. M.J.C. Bergmans ing. J.F.L. Diepens R. Joris ing. A.W.M. van Schijndel ing. H.C.W. Smulders A.W.B. Theuws W.J.A. v.d. Ven J.G.C.M. Vermeulen ing. F.K. van Wely
55
Derde geldstroom: w.p. ir. P.E. Braat-Eggen (TNO-Bouw, tot 1 april) ir. M.J.H. Frencken ir. C.C.J.M. Hak ir. L.C.J. van Luxemburg (TNO-Bouw) ir. E.H.C. Manders-Maanders ir. C.E.E. Pernot (TNO-Bouw) drs. M. Snijders (BMGT) drs. L. Zonneveldt (TNO-Bouw) n.w.p.
ing. J. Corstens
Overzicht promotieonderzoek: lste geldstroom: Ir. H.J.P. Brocken:
Zoutuitbloei bij poreuze bouwmaterialen. Startdatum: 1 september 1994 einddatum: 31 augustus 1998 1e promotor: prof.ir. N .A. Hendriks 2e promotor: prof.dr.ir. K. Kopinga co-promotoren: dr.ir. L. Pel I dr.ir. M.H. de Wit
Drs. A. Koopman:
Onderzoek inzake' gebouwontwerp en akoestische kwaliteit. Startdatum: I september 1992 Einddatum: 31 augustus 1996 1e promotor: prof.ir. J.A. Wisse co-promotor: dr .ir. H .J. Martin
Ir. M.G.L.C. Loomans':
Het berekenen en meten van luchtstromingen in de binnenruimte. Startdatum: 1 september 1994 Einddatum: 31 augustus 1998 1e promotor: profir. P.G.S. Rutten
Ir. L. Pel:
Duurzaamheid metselwerk, de mate van weerstand tegen bezwijkingsgerichte aanvallen, in samenwerking met Kon. Verbond van Baksteenfabrikanten in Nederland. Startdatum: Einddatum: 7 februari 1995 1e promotor: prof.ir. J.A. Wisse 2e promotor: prof.dr.ir. K. Kopinga co-promotor: dr.ir. M.H. de Wit
*
Eerste en tweede jaar van de promotie 2• geldstroom (Onderzoekschool Bouw), derde en vierde jaar 1e geldstroom.
Ir. A. Roos:
Luchtstromingen in een ruimte. Startdatum: 1 december 1991 Einddatum: 30 november 1995 begeleider: prof.ir. P.G.S. Rutten (Niet met een promotie afgesloten).
Drs. M.C.L. Snijders:
CARA-arme woning voor ouderen (zie BMGT-verslag).
lr. J. Vijgen:
Kunstlichtregeling en energiebesparing.
56
Startdatum: 1 juli 1991 Einddatum: 30 juni 1995 begeleider: prof.dr.ir. S.H.A. Begemann co-promotor: dr.ir. M.H. de Wit (Niet met een promotie afgesloten). Derde geldstroom: Ir. M.J.H. Frencken:
Toegepast onderzoek naar de fenomenologie van houtbescherming. Startdatum: 1 oktober 1994 Einddatum: 30 september 1998 le promotor: prof.ir. E.L.J. Bancken 2e promotor: prof.dr.ir. A.L. German
[n 1995 werd het volgende promotie-onderzoek afgerond: Dr. ir. L. Pel
Moisture transport in porous building materials. le promotor: prof.ir. J.A. Wisse 2e promotor: prof.dr.ir. K. Kopinga co-promotor: dr.ir. M.H. de Wit
Overzicht bijzondere leerstoelen BFA: prof.dr.ir. S.H.A. Begemann Bijzondere leerstoel Praktische Verlichtingskunde - prof.dr. J.E.M.H. van Bronswijk Bijzondere leerstoel Biologische Agentia in de Gebouwde Omgeving - prof.ir. E. Gerretsen Bijzondere leerstoe\ Constructiegeluid in gebouwen De vorderingen betreffende onderwijs (en evt. onderzoek) van e\ke leerstoel worden gerapporteerd aan het curatorium.
57
OVERZICHT PROJECTEN EN PUBLICATIES PER LEERSTOEL IN DE ONDERZOEKSGROEP MATERIAALKUNDE EN AFBOUWTECHNIEK 1. Projecten Leerstoel Bouwmateriaalkunde Prof.ir. N.A. Hendriks, prof.ir. E.L.J. Bancken
1.1 Bouwfysische en materiaalkundige kwaliteitsbeheersing Onderzoekers:
Prof.ir. E.L.J. Bancken, Ir. H.J.P. Brocken (AIO), lr. M.J.H. Frencken (AIO), Drs. J.J. Rardon, Prof.ir. N.A. Hendriks, lr. H.M. Lamers, Ir. E.H.C. Manders-Maanders, Ir. L.A. van Schaijk
Doellprobleemstelling Het onderzoek richt zich op de volgende vier kernthema's:
l) 2) 3) 4)
Duurzaarnheid van bouwmaterialen en bouwdelen Milieu-aspecten van bouwmaterialen Het ontwikkelen van bouwkundige ontwerpdesiderata Innovatief toepassen van (nieuwe) material en in bouwprodukten
In algemene zin is her doel van dit onderzoek het ontwikkelen van systemen die de ontwerper, respectievelijk de beheerder van gebouwen in staat stelt op een gewogen wijze een gebouw te concipieren, respectievelijk te onderhouden. De resultaten van dit onderzoek zullen bijdragen aan het vergroten van de levensduur van het gebouw en het optimaliseren van het periodieke onderhoud. Met dit onderzoek wordt vanuit de Bouwmateriaalkunde een bijdrage geleverd aan het tot stand brengen van een "duurzame samenleving". Duur van het project Thema 1: Dit onderzoek loopt vanaf 1991. Binnen dit onderzoek worden deelstudies opgestart en afgerond. Een einddatum is hier niet van toepassing. Thema 2: Start van het LCA-enderzoek: 1992. Einddatum: Dit voornamelijk 3c-geldstroomonderzoek zal zolang er opdrachten binnenkomen worden gecontinueerd. Thema 3:
Start van het promotieonderzoek: l september 1994. Einddatum van het promotieonderzoek: 31 augustus 1998 Thema 4: Start van het promotieonderzoek: l oktober 1994 Einddatum van het promotieonderzoek: 30 september 1998 Voortgang van het project in 1995 Thema I) Duurzaamheid van bouwmaterialen en bouwdelen. Binnen dit onderzoeksveld wordt onderzoek verricht naar het degradatiegedrag van specifieke bouwmaterialen, zowel op laboratoriumschaal (onder verzwaarde omstandigheden) als buiten (gericht op praktische situaties) met het doe! preventiemethoden, respectievelijk inspectiesystemen te ontwikkelen waarmee de te verwachten of nog resterende levensduur kan worden voorspeld. De invloed van preventief onderhoud van materialen en bouwdelen op de levensduur vormt tevens onderdeel van dit onderzoek. De uitvoering van onderzoek geschiedt voornamelijk aan de hand van deelonderzoeken door studenten in de eindfase van hun studie. Onderwerpen waaraan in 1995 is gewerkt: - Realkalisatie van beton (Hongaarse gastmedewerker) - Duurzaamheidsonderzoek m.b.t. dubbel glas - Invloed van zouten op de vries-dooi eigenschappen van bakstenen
59
- Relatie tussen de hechtsterkte van een verf en filiforme corrosie - Het kwaliteit-meet-systeem Thema 2) Milieu-aspecten van bouwmaterialen. Het LCA-onderzoek vormt een vast item. Momenteelloopt er een 3•-geldstroomonderzoek, het zogenaamde HLD-projekt ("Het Leven van alle Oaken"), waarbij levenscyclusanalyses worden uitgevoerd aan verschillende materiaalpakketten waaruit platte daken zijn samengesteld. Tevens is een software-programma in de maak waarin een databank met milieugegevens van materialen kan worden opgebouwd en waarmee op eenvoudige wijze de invloed die een veranderlijke ontwerpparameter op het milieu heeft kan worden doorgerekend. Thema 3) Het ontwikkelen van bouwkundige ontwerpdisederata. Het onderzoek naar vochttransport in baksteenmetselwerk is geintensiveerd. In bet bijzonder is onderzoek verricht naar bet vochttransport tijdens het metselen (onttrekken van vocht uit de natte specie) van bakstenen en het vochttransport ter plaatse van de overgang baksteen I mortel in verharde toestand. Dit onderzoek is in samenwerking met de faculteit Natuurkunde uitgevoerd vanwege het feit dat daar expertise met betrekking tot vochtmetingen met NMR aanwezig is. Deze resultaten zijn aangevuld met onderzoek bij TNO Bouw alwaar de microstructuur van mortels wordt bestudeerd. Resultaten van het onderzoek zijn reeds gepresenteerd middels internationale publicaties en presentaties en heeft de aandacht op zich gevestigd. Thema 4) Innovatief toepassen van (nieuwe) materialen in bouwprodukten. Eind 1995 is een haalbaarheidsonderzoek gestart waarbij in samenwerking met de industrie een bouwmateriaal wordt ontwikkeld op basis van resthout en houtafval in combinatie met een snel verhardend mineraal bindmiddel dat is afgeleid van een Canadees patent. De eerste resultaten zijn zodanig gunstig dat vervolgonderzoek is te verwachten. In bet kader van bet IOP-verf (boutverduurzamingscluster) is in het promotie-onderzoek "Toegepast onderzoek naar de fenomenologie van houtbescherming door oplosmiddelarme verfsystemen op basis van bernieuwbare grondstoffen" zijn de volgende resultaten te melden: In 1995 is het te volgen onderzoekstraject door de promovendus vastgelegd en aan de begeleidende IOPstuurgroep gepresenteerd. Daaruit voortvloeiend zijn er een aantal experimenten opgezet en voorbereid ter bestudering van de voor de houtverduurzaming belangrijke relatie verf en verfpenetratie enerzijds en vochtbelasting van het bouwdeel als functie van het verfsysteem anderzijds. Tevens is er een begin gemaakt aan het modelmatig bcschrijven van de verfpenetratie in het bout als functie van de fysische parameters van het verfsysteem. Met betrekking tot de voortgangscontrole van het project is er een intern rapport verschenen voor de IOPcommissie en de sponsors van het projecten, daarnaast zijn er balfjaarlijkse bijeenkomsten waarbij de promovendus een mondelijke presentatie van zijn werk van het afgelopen halfjaar verzorgd. Tevens is er een voordracht met posterpresentatie op de faculteit geweest.
Verwachtingen resterende periode: Thema 1): Met enige regelmaat wordt de portefeuille met eindopdracbten berzien, waarbij vervolgopdrachten op bestaande projekten worden geformuleerd of nieuwe onderwerpen worden toegevoegd. In het kader van de missie Technologic voor Duurzame Ontwikkeling (TDO) blijft dit tbema actueel en zullen initiatieven worden genomen. Thema 2): Continuering in de vorm van 3•-geldstroom onderzoek. Thema 3): Er zal in de nabije toekomst worden geparticipcerd in praktijkgericht onderzoek naar vochtproblemen in metselwerk. Momenteel wordt in samenwerking met de vakgroep Proceskunde van de faculteit Scheikunigc Technologic (TUE) en met TNO Prins Maurits Laboratorium een deelonderzoek verricht naar het hygroscopisch vochtgehalte van zoutbelaste poreuze materialen, waarbij verschillende meetmethodcn (gravimetric, omnisorb, microcalorimetrie) met elkaar worden gecorreleerd. In dit kader is een RVregeling ontwikkeld waarmee materiaalmonsters kunnen worden blootgesteld aan een lucbtsstroming met een specifieke RV. Tevens wordt momenteel gewerkt aan de bouw van een nieuwe vochtpotentiaalmeter die geschikt is voor zoutbelaste materialen. Thema 4): In de resterende periode worden de beoogde experimentele opzetten verder uitgewerkt. De bieruit voortvloeiende informatie met betrekking tot penetratie van bet verfsysteem in het bout en de bescbermende werking van bet verfsysteem als functie van de penetratie zal worden gebruikt om het fenomeen
60
houtbescherming te modelleren. De resultaten hiervan kunnen dienen als richtlijn voor bet ontwerpen van verfsystemen met een lagere applicatiefrequentie en zodoende de milieubelasting terugdringen.
61
Publicaties Leerstoel Bouwmateriaalkunde Wetenschappelijke publicaties Brocken, H.J.P.; Pel. L. Moisture transport over the brick/mortar interface In: Proceedings of the International Symposium on Moisture Problems in Building Walls, Porto, Portugal, 11-13 September 1995, pp. 415-424. Hendriks, N.A.: Evaluation of fire reaction tests on water-proofing systems with respect to the Construction Products Directive (CPD). In: Proceedings of the IX International Congress of the International Waterproofing Association, 26-28 April 1995, Amsterdam, pp. 92-105. Hendriks, N .A.: Investigation of properties of some latin american bitumen roofing sheets In: Proceedings of the 1st Latin American Congress of Waterproofing, Sao Paulo, 24-27 september 1995, pp. 335-347.
Vakpublicaties Hendriks, N.A.: EPDM overleeft door overlap. In: Dakenraad, nr. 4, 1995, pp. 6-1 L Hendriks, N .A.: De weg in de wirwar van milieuclassificaties. In: BouwWereld, nr. 9, 28 april1995, pp. 14-16. Hendriks, N.A.: De storm kan ons nog meer vertellen. In: Dakenraad, nr. 6, 1995, pp. 28-29. Lamers, H.M.; Smulders, H.L.W.: Bepaling van de waterabsorptiecoefficient van de buitengevelpleister Artistuc. Uitgebracht i.o.v. DIGO Sierpleisters b.v., Veldhoven; Technische UniversiteitEindhoven, facu\teitBouwkunde, vakgroep FAGO, 1995, pp. 17. (95.34:M) Lamers, H.M.; Smulders, H.L.W.: Bepaling van de waterdampdiffusieweerstand van de buitengevelpleister Artistuc. Uitgebracht i.o. v. DIGO Sierpleisters b. v .• Ve\dhoven; Technische Universiteit Eindhoven, facu\teit Bouwkunde, vakgroep FAGO, 1995, pp. 19. (95.43.M) Lamers, H.M.; Naninck, C.F.P.: Bepaling van de elasticiteitsmodulusen de dwarsconstractie-coefficiem van de buitengevelpleister Anistuc. Uitgebracht i.o.v. DIGO Sierpleisters b.v., Veldhoven; Technische Universiteit Eindhoven, faculteit Bouwkunde, vakgroep FAGO, 1995, pp. 15. (95.57.M) Overige Output Hendriks, N.A.: Ervaringen en ontwikkelingen met EPDM-dakbedekkingen, lezing gehouden op EPDM-rubber-congres, 31 maart 1995, Antwerpen. Hendriks, N.A.: Stormschade, lezing gehouden op Studiedag Ten Hagen & Starn "Bouwgebreken in de praktijk: onderdeel dakdetails", 14 december 1995.
62
Brocken, H.; Erkens, M.; Noijen, S.; Pel, L.: RV-regeling- Conditionering van de relatieve vochtigheid voor NMR-vochtprofielmetingen, vakgroep FAGO-TUE Eindhoven, 95.70.M., 1995.
63
2. Projecten Leerstoel Afbouwtechniekfbouwfysica Prof.ir. J.A. Wisse
2.1 Ontwerpen en bouwfysica 2.2 Ontwerp voor woon- en werkmilieu Onderzoekers:
Ir.C. Hak, Drs. A. Koopman (AIO), Ir. L.C.J. van Luxemburg (TNO), Dr.ir. H.J. Martin, Ir. L. Pel (AIO), lng. A.W.M. van Schijndel, Ir. A.P. Thijssen, arch. HBO. Ing. F.K. van Wely, Prof.ir. J.A. Wisse, Ir. B.G. Wolfs
Doel-lprobleemstelling 1. Bij bet ontwerp van gebouwen, bouwdelen en constructies zijn bouwfysische processen van belang. Het onderzoek is erop gericht de ontwerper in bouwfysisch opzicht betere hulpmiddelen te verschaffen. 2. Het op een lijn brengen van de onderzoeksinspanningen en -resultaten binnen de vakgroep, welke van belang zijn voor de kwaliteit van het binnenmilieu in de woon- en werkomgeving, zodat gereedschap verkregen wordt voor het geintegreerd ontwerpen en de verworven kennis beter toegankelijk wordt. Uitgangspunt is het bewerkstelligen van een maximale inbreng van de bouwfysische expertise in bet bouwkundig ontwerpproces. Dit impliceen dat kennis nodig is van het bouwkundig ontwerpproces en de grootheden die het bouwfysisch kwaliteitsniveau bepalen.
Voortgang van het project in 1995 Het promotieonderzoek omtrent de duurzaamheid van metselwerk is succesvol afgesloten met bet proefschrift "Moisture transpon in porous building materials" van Dr.ir. L. Pel. Het onderzoek is voongezet met een promotieonderzoek "zoutuitbloei bij poreuze bouwmaterialen" waarover in paragraaf 1.1 zal worden gerapponeerd. Voons is een STW projekt "Ontwikkeling van een meetmethode ter bepaling van de vochthuishouding in poreuze materialen" bij de faculteiten Natuurkunde en Wiskunde gestart. Een belangrijke randvoorwaarde bij deze onderzoeken is de hoeveelheid neerslag op een gevel. De start van een promotieonderzoek over dit onderwerp is voorbereid. Het onderzoek naar de cohaerentie van drukfluctuaties op een gevel, dat door de vakgroep Constructief Ontwerpen wordt uitgevoerd, zie paragraaf 5.4, is verder ondersteund. In samenwerking met de Vereniging voor Metalen Ramen en Gevelfabrikanten,VMRG, is een onderzoek naar drukvereffening in gevel-elementen gestart. In eerste instantie wordt het verschijnsel middels numerieke methoden aangepakt. In het kader van bet stedebouwfysisch onderzoek is de bezonningssimulator gereed gekomen en wordt veel gebruikt door studenten om de bezonning in en om hun ontwerp (via maquette) te bekijken. Een anikel over het gebruik van windtunnels bij windhinder-onderzoek kwam gereed. Het ontwerpen en implementeren van een bibliotheek bouwfysische software routines in de MatLab omgeving die veelvuldig door bouwfysici gebruikt worden had voortgang. De volgende simulaties zijn toegevoegd: lD-instationair vochttransport; klimaatraam; warmtewisselaar; drukvereffening. Er zijn workshops gehouden om gebruikers vertrouwd te maken met dit nieuwe, zeer praktische gereedschap. Voor het uitvoeren van simulaties op bet gebied van warmte- en vochttransport m.b.v. computerprogramma's, is een onderzoek gestart naar de toepassing van PDEase (Eindige Elementen Programma). Er is een model opgezet waarmee de invloed van een hygroscopisch materiaal op de vochthuishouding van een ruimte kan worden bepaald. Deze programma's zijn zeer behulpzaam bij het huidige onderwijs. De meettechniek voor de bepaling van bouwfysische parameters in situ en in het laboratorium vond voongang. Het meten van luchtsnelheid en turbulentie in binnenruimten is een onderdeel van een promotie-onderzoek, waarover in par. 2.1 wordt gerapporteerd. Onderzoek naar het op een verantwoorde manier gebruiken en kalibreren van een hitte-draad anemometer is voongezet waarbij speciale aandacht is besteed aan een computermodel van een hitte-draad anemometer; een opstelling om de frequentieresponsie te meten is gebouwd. 64
Een onderzoek naar de meetfout van temperatuursensoren is afgerond, middels een publicatie Het toepassingsonderzoek van infrarood-thermografie is voortgezet. Een infrarood systeem is aangeschaft. M.b.v. bet systeem is onderzoek verricht naar: koudebruggen bij de ISB-woning en diverse andere gebouwen en woningen (zie ook 2.2), oppervlakte temperamren van glas in lood en de stralingswarmte bij een brandproef van BOA. De akoestische eigenschappen van de ISB-woningen zijn in detail vastgelegd middels metingen. Dit betreft vooral de trillingsoverdracht via vee! bijzondere niet-gangbare knooppunten en materiaalovergangen en de aanstoting van dit type bouwconstructie door gebouwinstallaties. De resultaten zullen worden gebruikt voor bijstelling/aanvulling/uitbreidingvan bestaande rekenmodellen (CEN, TNO/TPD) voor flankerende geluidoverdracht. Het onderzoek naar de invloed van balkonstructuren op de geluidwering van gevels zijn gerapporteerd. Ze hebben geleid tot verdere bijstelling van de rekenmodellen. De overeenstemming met de meetresultaten in enkele praktijksituaties is echter minder goed. In samenwerking met LBP te Utrecht en TNO/TPD zijn drie meetmethoden voor de bepaling van de verbindingsdemping van bouwkundige knooppunten onderling vergeleken ten aanzien van de punten herhaalbaarheid en reproduceerbaarheid. Een een-op-een opstelling in deW-hal heeft hiervoor als testobject gediend. Daarnaast zijn de meetmethoden in de praktijk toegepast. Er bestaat enige discrepantie in de resultaten van de drie meetmethoden. De oorzaak daarvan is nog onduidelijk. Nader onderzoek is gewenst. In 1995 is in het laboratorium een opstelling gerealiseerd om de geluid- en trillingsoverdracht via een knooppunt nader te onderzoeken m. b. t. de aard van bet trillingsveld in flankerende Iichte binnenwanden en de aannames die hierover in rekenmodellen worden gedaan. I evens is in de meetkamers in E-hoog een meetopstelling gerealiseerd om het geluidveld in een plenum nader te onderzoeken t.b.v. de veronderstellingenhierover in het rekenmodel "Geluidoverdracht via verlaagde systeemplafonds". In het kader van de inventarisatie van de grote concertzalen zijn van twee zalen deelrapporten verschenen. Het onderzoek richt zich nu in detail op de vraag hoe de akoestische kwaliteit van een zaal moet worden vastgelegd. Het onderzoek van orkestbakken is opnieuw gestart. In de grote zaal van bet Muziekcentrum Eindhoven is in samenwerking met het IPO een onderzoek uitgevoerd naar het akoestische effect van voorzieningen (klankkaatsers, gordijnen) t.b.v. pianorecitals. Het verschil in akoestiek van de zaal met en zonder voorzieningen is beoordeeld op waarneembaarheid, meetbaarheid en voorspelbaarheid respectievelijk door perceptieve experimenten aan de hand van reproduceerbare testsignalen met proefpersonen, het meten van pulsresponsies en computersimulaties. De drie methoden van onderzoek leverden verschillen op van dezelfde orde van grootte, juist binnen de waarneembaarheidsgrenzen. Het AIO-onderzoek inzake gebouwontwerp en akoestische kwaliteit is dit jaar verder toegespits op de karakterisering van constructiegeluidbronnen in woningen. Er is een generieke methode ontwikkeld voor de karakterisering van constructiegeluidbronnen. De meetopstelling is verbeterd door de aanschaf van een nieuw apparaat voor signaalverwerking (4 kanaals FFT analyzer). De reeds eerder opgestelde meetmodellen zijn daarom opnieuw getest. De promotie-onderzoeken binnen de lnteruniversitaire werkgroep zijn vanuit de vakgroep ondersteund. In de komende verslagperiode is wellicht een promotie afsluiting te verwachten omtrent het onderzoek t.a. v. de bijzondere woonomstandigheden voor allergeen-gevoelige personen. Uitvoeriger rapportage is gegeven onder BMGT.
Venvachtingen resterende periode Start van het promotieonderzoek 'neerslag en gevel'. ·Start van het promotieonderzoek; Toepassing van bet AIO-onderzoek "Geluidproductie van leidingen in gcbouwen" dat in samenwerking met de Onderzoekschool Gebouw wordt gefinancierd. Afronding van het promotie-onderzoek 'Karakterisering van bronnen van constructiegeluid in woningen' in het kader van bet onderzoek inzake gebouwontwerp en akoestische kwaliteit. Voortgang van het bovenbe-
65
schreven onderzoek. Met name de ontwikkelen van een meetopstelling voor flankerende geluidoverdracht. De resultaten van de onderzoeken in het Jaboratorium aan het binnenwandknooppunt en bet plenum zullen hierin worden verwerkt. T.b.v. het verder uitbouwen van het rekenmodel dienen meer gegevens te worden verzameld over de trillingsoverdracht via knooppunten van Iichte constructies. De inventarisatie van de akoestische eigenschappen van grote concertzalen aan de hand van detailmetingen per stoel. Afsluiting van de rapportage per zaal en publicatie van de resultaten.
66
Publicaties leerstoel atbouwtechniekfhouwfysica Dissertaties Pel, L.: Moisture transpon in porous materials. Promotoren: prof.ir. J.A. Wisse, prof.dr.ir. K. Kopinga, dr.ir. M.H. de Wit. Technische Universiteit Eindhoven, 1995. Wetenschappelijke publicaties Pel, L.; Kopinga, K.; Brocken, H.: Determination of moisture profiles in porous building material by NMR. In: Proceedings of the International Symposium on Non-Destructive Testing in Civil Engineering (NDTCE), 26-28 September 1995, Berlin, Germany, pp. 189-196. Pel, L.; Kopinga, K.; Brocken, H .. Moisture transpon in masonry as determined by NMR. In: Proceedings of the BAM Feuchtetag '95, 29 September 1995, Berlin, Germany, pp. 235-244. Wisse, J .A.: Kriterium fUr Windkomfort. In: Proceedings Anwendung von Windkaniile in der Baupraxis; drei Lander Tagung des Wind Technologisches Gesellschaft, 13 oktober 1995, Wenen. Wisse, J.A.: Windtechnologie en bet ontwerpproces. In: Proceedings van bet congres Hoogbouw en Wind, KIVI stuurgroep Windtechnologie en Stichting Hoogbouw, 22 november 1995, Rotterdam. Vakpublicaties Braat-Eggen, P.E.: Toetsing akoestische kwaliteit woningen in de Polders te Veldhoven. Uitgebracht i.o.v. V.O.F. de Polders, Oirschot; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 55. Braat-Eggen, P.E.: Verbetering geluidwering Hotel Inntel te Rotterdam. Uitgebracht i.o.v. Hotel Inntel, Rotterdam; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. lO. Braat-Eggen, P.E.; Joris, H.R.M.: Geluidisolatiemetingen appartementencomplex Hooghheem te Oisterwijk. Uitgebracht i.o.v. Bewonersvereniging Hooghheem, Oisterwijk; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 45. Braat-Eggen, P.E.; Raijmakers, T.M.J.: Toetsing akoestische kwaliteit woningen in De Polders te Veldhoven. Uitgebracht i.o.v. V.O.F. De Polders, Oirschot. TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 53. Braat-Eggen, P.E.; Raijmakers, T.M.J.: Akoestische woningverbetering Wilgenlei-complex te Rotterdam. Uitgebracht i.o.v. P.W.S. Woningstichting, Rotterdam. TNO-Bouw, Eindhoven, 1995. pp. 89 Braat-Eggen, P.E.; Wal, J.F. van der: Onderzoek afwerkmateriaal schietbanen te Den Haag, Waalwijk, Leeuwarden en Amersfoort. 67
Uitgebracht i.o. v. Ministerie van Binnenlandse Zaken. Den Haag; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 50. Hak, C.C.J.M.; Luxemburg, L.C.J. van; Martin, H.J.: Renovatie Auditorium Technische Universiteit Eindhoven - zaalakoestiek -. Uitgebracht i.o.v. Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 24. Hak, C.C.J.M.; Schuddeboom, J.W.F.: Akoestisch onderzoek emissie-laboratorium, 020. Uitgebracht i.o.v. Nedcar, Helmond; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 6 Joris, R.; Luxemburg, L.C.J. van: Metingen nagalmtijd sporthal Opperdam te Volendam. Uitgebracht i.o.v. Gemeente Edam-Volendam, Volendam; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 14. Luxemburg, L.C.J. van: Huis van de VPRO restaurant (presentatiezaal) Uitgebracht i.o.v. DGMR, Arnhem; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 17. Luxemburg, L.C.J. van: Grand palais Lille-Zenith-Arena-Acoustique. Uitgebracht i.o. v. Euralille, Lille; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 25. Luxemburg, L.C.J. van: Herhuisvesting Soesterberg Koninklijke Luchtmachtkapel. Uitgebracht i.o.v. Koninklijke Luchtmacht, Den Haag; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 28. Luxemburg, L.C.J. van: Renovatie grote zaal Stadsschouwburg Utrecht. Uitgebracht i.o.v. Gemeente Utrecht, Utrecht. TNO-Bouw, Eindhoven, 1995. pp. 33. Luxemburg, L.C.J. van: Akoestische beoordeling funderingsdetail. Uitgebracht i.o.v. J & E lbens Nederland BV. Sluis; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 7. Luxemburg, L.C.J. van: Sociaal-Kultureel-Sportcentrum te Waalre, bouw- en zaakakoestische aspecten. Uitgebracht i.o. v. Hurks Bouwbedrijf BV, Eindhoven; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 17, Luxemburg, L.C.J. van: Geluidbelasting woongebouw hoek Kapellerpoort - Minderbroederssingel Roermond. Uitgebracht i.o.v. ROPRO II b.v., Posterholt; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 20. Luxemburg, L.C.J. van: Beoordeling akoestisch rapport 910562-2 dd. 25 oktober 1993 van Cauberg-Huygen. Uitgebracht i.o.v. Directoraat Generaal Rijkswaterstaat, Maastricht; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 22. Luxemburg, L.C.J. van:
68
Geluidemissie Theaterhotel De Oranjerie Roermond. Uitgebracht i.o.v. Theaterhotel De Oranjerie BV, Eindhoven; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 75. Luxemburg, L.C.J. van: Akoestisch onderzoek Goudse Schouwburg. Uitgebracht i.o.v. Goudse Schouwburg, Gouda; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 18. Luxemburg, L.C.J. van: Geluidemissie Horecagelegenheid Wilhelminalaan Reusel. Uitgebracht i.o.v. BV Buro voor Architektuur Harry van Lierop, Bergeijk; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 41. Luxemburg, L.C.J. van; JOris, H.R.M.: Akoestiek Orangerie Woonhuis Ganzepad te Neerpelt (B). Uitgebracht i.o.v. fam. Vander Looy, Neerpelt; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 11. Luxemburg, L.C.J. van; Reeuwijk, W.J. van: Akoestisch onderzoek schietbaan politiebureau Delft. Uitgebracht i.o.v. Politie Haaglanden, Den Haag; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 16. Martin, H .J.: Geluidisolatie van 2 typen sandwichpanelen - een rekentechnische vergelijking -. Uitgebracht i.o.v. BDA Buro Geveladvies; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 5. Marlin, H .J.: Geluidemissie Muziekschool Veldhoven. Uitgebracht i.o.v. Helniek BV, Veldhoven; TNO-Bouw, Eindhoven. 1995, pp. 35. Martin, H.J.: De Veldhovense Muziekschool -akoestische aspecten-. Uitgebracht i.o. v. Helniek BV, Veldhoven; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 25. Marlin, H.J.; Joris. H.R.M.: Verbetering van de geluidwering van een afvoerleiding met thermilood. Uitgebracht i.o.v. Thermisol B.V., Beek en Donk; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 6. Martin, H.J.; Joris, H.R.M.: Geluidoverlast in Hogeschool voor de Kunsten te Hilversum. Uitgebracht i.o.v. Bromedo metaal b.v., Dongen; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 10. Martin, H.J.; Wely, F.K. van: Sound reduction index of Holland Heating airconditioning unit panels type 3D-2 and LCU. Uitgebracht i.o.v. Holland Heating. Waalwijk; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 42. Martin, H.J.; Wely, F.K. van: Luchtgeluidisolatie van een geluidgedempte ventilatievoorziening gelntegreerd in het kozijn. Uitgebracht i.o. v. Cauberg-Huygen, Rotterdam; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 14.
69
Martin, H.J.: Verdiepte funderingen of verende opleggingen? In: NAG Joumaal nr. 127, 3 jaar Bouwbesluit, voordrachten gehouden op de bijeenkomst van 17 mei 1995, te Utrecht. Martin, H J.: Nederlands Akoestisch Genootschap. In: ITW-Nieuws, ISSN 1383-2239. pp. 14-15. Martin, H.J.; Luxemburg, L.C.J. van: Galm in Hallen. In: Dakenraad (serie Geluid over daken), nr. 7, 1995, pp. 19-25. Martin, HJ.; Luxemburg, L.CJ. van: Geluidsoverdracht door daken. In: Dakenraad (serie Geluid over daken), nr. 8, 1995, pp. 38-41. Raijmakers, T.MJ.: Toetsing akoestische kwaliteit woningen in voormalige school Keizerslanden Devemer. Uitgebracht i.o.v. Bouwbedrijf Moes, Almere; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. Raijmakers, T.M.J.: Berekening geluidwering uitwendige scheidingsconstructies woningen Deurneseweg te Helmond. Uitgebracht i.o.v. Nevanco Woningbouw Heiden BV, Panningen.; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, 27. Raijmakers, T.MJ.: Beoordeling van het Heembeton Bouwsysteem met eindwanden van 170 mm dikte ten aanzien van de akoestische eisen in het Bouwbesluit. Uitgebracht i.o.v. Heembeton B.V., Arnhem; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 34. Raijmakers, T.M.J.; Luxemburg, L.C.J. van: Berekening geluidwering uitwendige scheidingsconstructies woningen "Hoek Kapellerpoort" te Roermond. Uitgebracht i.o.v. ROPRO II b.v., Posterholt; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 47. Raijmakers, T.M.J.; Luxemburg, L.C.J. van: Bepaling geluidbelasting en berekening geluidwering uitwendige scheidingsconstructies woon- en kantoorgebouw "Het Bassin" te Maastricht. Uitgebracht i.o.v. Muermans Vastgoed, Roermond; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 49. Raijmakers, T.M.J.; Luxemburg, L.CJ. van: Berekening geluidwering uitwendige scheidingsconstructies 104 zorgappartementen "De Hoeve". Uitgebracht i.o.v. RK St. voor Verpleging van Zieken; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 42. Raijmakers, T.MJ.; Luxemburg, L.CJ. van: Berekening en geluidwering uitwendige scheidingsconstructies van 70 appartementen in plan "Engelsbergen" te Eindhoven. Uitgebracht i.o. v. De Bever Architecten, Eindhoven; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 24. Schijndel, A.W.M. van; Wit, M.H. de: Infrared measurements in the IW A Fire Tester. Uitgebracht i.o.v. BDA, Gorinchem; Technische Universiteit Eindhoven, faculteit Bouwkunde, vakgroep FAGO, 1995, pp. 9. (95.54.W)
70
Schijndel. A.W.M. van; Wit, M.H. de: Infrared measurements in the CSTB Test. Uitgebracht i.o.v. BDA. Gorinchem; Technische Universiteit Eindhoven, faculteit Bouwkunde, vakgroep FAGO, 1995, pp. 10. (95.59.W) Schijndel. A.W.M. van; Pernot, C.E.E.: Onderzoek naar de luchtdichtheid van een aangepast schuifraamsysteem. Uitgebracht i.o.v. Provincie Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 3. Schijndel, A.W.M. van: De invloed van de gemiddelde stralingstemperatuur bij het meten van luchttemperaturen in een gedwongen luchtstroom. In: Bouwfysica, vol. 6, nr. 3, 1995, pp. 20-25. Wely, F.K. van: Contactgeluidtransmissiemetingenaan parketvloerconstructies van Saffier Flooring B. V. te Asten. Uitgebracht i.o.v. Saffier Flooring B.V., Asten; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 25. Wely, F.K. van; Luxemburg, L.C.J. van: Geluidisolatie ARHO schuifraamkozijn. Uitgebracht i.o.v. ARHO Kozijnenindustrie B. V ., Den Haag; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 25. Wely, F.K. van; Luxemburg, L.C.J. van: Akoestisch onderzoek klaslokaal Herbert Vissers College te Nieuw Vennep. Uitgebracht i.o. v. ABP-districtskantoor Haarlem, Haarlem; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 6 Wisse, J.A.; Raijmakers, T.M.J.: Onderzoek naar de oorzaak van het bezwijken van een verlaagd plafond bij IGS Techniek te Tilburg. Uitgebracht i.o. v. Delta Lloyd, Amsterdam; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 35 Wisse, J.A.: Stromingen in en om gebouwen. In: Bouwfysica, vol. 6, nr. 1, 1995, pp. 11-15.
Overige output Gerretsen, E.: Onderzoeksplan Leerstoel 'Constructiegeluid in Gebouwen', vakgroep FAGO-TUE Eindhoven, 95.07 .A, 1995 Luxemburg, L. C .J., van: Jaarverslag 1994 Centrum Bouwonderzoek TNO-TUE, Wisse, J.A.: Pressure equalisation. Colloquium van de Ruhr-Universitat, Laboratorium fiir Gebaudeaerodynamik:. Wisse, J .A.: Regenlast und Beanspruchung von Bauten, gastcollege aan de ETH-Z!irich, Fakultat fiir Architektur, Reihe "Spezialfragen Bauphysik".
71
72
PROJECTEN EN PUBLICATIES PER LEERSTOEL IN DE ONDERZOEKSGROEP BINNENMILIEU EN INSTALLATIES 3. Projecten leerstoel binnenmilieu en leerstoel installaties Prof.ir. P.G.S. Rutten Prof.ir. P.H.H. Leijendeckers 3. 1 Fysische bouwinformatica 3.2 Ontwerp voor woon- en werkmilieu 3.3 Ontwerpen en bouwfysica Onderzoekers:
lr. F.E. Bakker. Prof.ir. P.H.H. Leijendeckers, Jr. M.G.L.C. Loomans (AIO), lr. C.E.E. Pernot (TNO ), Ir. A. Roos (AIO), Drs. A.J.F. Rutten, Prof.ir. P.G.S. Rutten, Ir. H.L. Schellen, Ir. J. Vijgen (AIO), Dr.ir. M.H. de Wit, Drs. L. Zonneveldt (TNO)
Doel-lprobleemstelling: 1. De ontwikkeling van computermodellen van bouwfysische processen, voor toepassing bij het onderzoek op het gebied van computer aided design en learning. 2. Het op een lijn brengen van de onderzoeksinspanningen en -resultaten binnen de vakgroep, welke van belang zijn voor de kwaliteit van het binnenmilieu in de woon- en werkomgeving, zodat gereedschap verkregen wordt voor het ge!ntegreerd ontwerpen en de verworven kennis beter toegankelijk wordt. Uitgangspunt is het bewerkstelligen van een maximale inbreng van de bouwfysische expertise in het bouwkundig ontwerpproces. Dit impliceert dat kennis nodig is van het bouwkundig ontwerpproces en de grootheden die het bouwfysisch kwaliteitsniveau bepalen. 3. Bij het ontwerp van gebouwen, bouwdelen en constructies zijn bouwfysische processen van belang. Het onderzoek is erop gericht de ontwerper in bouwfysisch opzicht betere hulpmiddelen te verschaffen. Voortgang van het project 3.1 in 1995 Het in 1994 gestarte promotieonderzoek 'Het berekenen en meten van luchtstromingen in de binnenruimte' heeft inmiddels geleid tot een uitgebreid literatuurverslag betreffende meetprincipes en -technieken en metingen zoals uitgevoerd aan luchtstromingen in ruimten. Hiermee is de eerste fase van het onderzoek afgerond. Op een viertal vlakken heeft in het afgelopen jaar uitgebreid onderzoek plaatsgevonden. Dit betroffen vrije convectie en gedwongen convectie stromingen, de luchtkwaliteit en meettechnieken. Deze tweede fase is nagenoeg afgerond en leidt tot een meetopstelling met een individueel regelbaar klimaatbeheersingssysteem: de 'Desk Displacement Unit'. Hieraan zullen metingen en simulaties worden uitgevoerd. Er wordt verwacht dat de individuele regelbaarheid van de thermische condities in de toekomst een belangrijkere positie gaat innemen bij de klimatisering van gebouwen. In het afgelopen jaar is tevens een werkbezoek gebracht aan ESRU te Glasgow, alwaar validaties zijn uitgevoerd aan een recent in ESP-r ge'integreerd CFD-programma. Het eerdere onderzoek "luchtstromingen in ruimten" is afgesloten. Literatuuronderzoek is gedaan naar de mathematische formulering van "ventilation"- and "air pollution removal efficiency" met behulp van luchtleeftijdsdistributiefuncties.De bestaande theorieen zijn op enkele punten uitgebreid. Gesteund door deze fundamentele kennis zijn verschillende principes van tracergas-experimenten getoetst in de klimaatkamer. Daaruit is inzicht verkregen in de geschiktheid van de diverse meetmethodes om de kwaliteit van de luchtstromingen te beoordelen. Het onderzoek heeft geleid tot de volgende rapporten: Theory of Ventilation Efficiency and Age Distribution Function. - Theoretische analyse van de stationaire verontreinigingsconcentratie rondom een homogene tweedimensionale cirkelschijfvormige verontreinigingsbron in een homogeen snelheidsveld. Op bet moment wordt gewerkt aan een artikel over ventilatie efficiency en luchtleeftijds- verdelingsfuncties.
73
Een Tempus-project is opgestart in samenwerking met de universiteit van Stratbclyde in Glasgow en universiteiten in Bratislava en Sofia. Het doe) van bet project is een trainingcursus te ontwikkelen voor energiegebruik simulatie progamrna's waarbij het cursusmateriaal zal bestaan uit een interactief computerprogramma. Ter voorbereiding van bet onderzoek "gebouw evaluatie" zijn een aantal deelonderzoeken gestart in samenwerking met TNO-Bouw Kennis Gebaseerde Systemen. Een van deze onderzoeken wordt verricht door een student van de ontwerpers opleiding en betreft het evalueren van het thermisch comfort in relatie tot bouwfysisch/ installatietecbnisch on twerp.
Voortgang van het project 3.2 in 1995 In bet kader van bet door de vakgroep BKO ontwikkeld Innovatief Systeem van Bouwen ISB is een ware grooue experimenteer-module in de vorm van een stalen ISB woning gerealiseerd op bet TUE terrein. Vanaf februari 1995 wordt bet tbermiscbe en hygriscbe gedrag van de woning en de inwendige constructie voortdurend gemeten met behulp van een data-acquisitie systeem. In het kader van bet project is een infrarood thermografiesysteem beschikbaar gekomen en zijn thermogrammen van de woning gemaakt. Naar aanleiding van de voorlopige afronding van de bouwfysische metingen aan deze ISB - waning is een rapport opgesteld en beeft een evaluatie plaats gevonden van de bouwtecbnische oorzaken van de huidige bouwfysische tekortkomingen en is een voorstel gedaan voor mogelijke bouwtechnische verbeteringen. In de afgelopen periode is via een afstudeerproject orienterend onderzoek gedaan naar de prestaties van een vereenvoudigde versie van de klimaatgevel constructie. In deze versie wordt de klassiek funktie van de derde (binnen)ruit en de zonwering gecombineerd in de vorm van een lichtdoorlatend screen. Toekomstig onderzoek zal de bevindingen verder moeten uitbouwen met het oogmerk om bieruit ontwerpregels voor klimaatgevels te kunnen afleiden. Uit een afstudeeronderzoek nDaglicht en energiezuinige verlichting" blijkt een aanzienlijke besparing mogelijk op bet energieverbruik van kunstlicht te zijn met een verbeterd comfort. Vooral in situaties met zogenoemd 'instabiel weer' zijn de resultaten belangwekkend. Eveneens in het kader van afstudeerwerk is een start gemaakt met een aansluitend onderzoek "regelen van zonweringssystemen'. Eerste resultaten worden in de volgende verslagperiode verwacht. Het FAGO daglichtmeetstation is in 1995 geheel gereviseerd en aangepast aan de aanbevelingen die CIE doet voor een 'IDMP' -research class meetstation (IDMP; International Day lighting Measurement Programm). De FAGO luminantie-scanner heeft een jaarlijkse revisie ondergaan. Tegelijkertijd is de oude besturing vervangen door programmeerbare hardware (EPLD). De versterkers voor de meting van luminantie over vijf decaden zijn geheel herontworpen. Een aanvang is gemaakt met een aanpassing van de software voor het besturen en meten aan de nieuwe mogelijkheden. Voor de verwerking en controle van de meetdata is software ontwikkeld en getest volgens de CIE-IDMP quality control specifications. Internationale vergelijking is hiermee vereenvoudigd. Een vereiste voor het gebruik van en inzicbt in de metingen van de luminantie van de bemel is het berekenen van de daglicht bijdragen in ruimtes. Er zijn goede vorderingen gemaakt met bet ontwikkelen van gebruiksvriendelijke software biervoor. Het programma "sky2lux" kan zowel met theoretische als gemeten bemelluminantie verdelingen overweg. Het ligt in de bedoeling sky2lux uit te ontwikkelen voor gebruik in de dagelijkse ontwerppraktijk en in te zetten in het verlicbtingspracticum en projectwerk. Tijdens de 'CIE working group meetings' in november bleek ook intemationaal de opvatting veld te winnen dater rekenmethoden moeten worden ontwikkeld, waarmee de daglichtcomponent in een binnenruimte nauwkeuriger kan worden bepaald dan met de tot op heden ontwikkelde modellen mogelijk is (CIE conferentie Delhi). Dit sluit volledig aan bij de eerder genoemde sky2lux programmatuur. De onderzoeker op het AIO-onderzoek met betrekking tot 'Daglicbt en energiezuinige verlichting' heeft zijn werkzaamheden per 1 juli beeindigd. Het onderzoek wordt uit eerste-geldstroommiddelen voortgezet. Aan bet rekenprogramma RADIANCE zijn enkele modules toegevoegd waardoor het beter kan worden gebruikt als onderzoek en ontwerp gereedschap door afstudeerders en T9 studenten. Als internationale bijdrage aan Radiance- mede in het kader van bet IEA-onderzoek- is een interface in ontwikkeling die de invoer van gemeten hemels (volgens willekeurig meetpatroon) mogelijk maakt. Het prototype is gereed bet testen zal in 1996 plaatsvinden. (Radiance is een wereldwijd gedragen programma voor de berekening en
74
visualisatie van (dag-)Iicht in interieurs). Voortgang van het project 3.3 in 1995 Het BMFT-project (Bundesministerium fiir Bildung, Wissenschaft, Forschung und Technologic) "Restaurierung und Konservierung historischer Glasmalereien" is afgerond in een intemationaal afsluitcolloquium, waar onder meer het door de vakgroep ontwikkelde computerprogramma THChurch ter voorspelling van condensatie op kostbare glas-in-lood ramen gepresenteerd is. Dit programma biedt een hulpmiddel voor architecten en glas-in-lood restaurateurs ter dimensionering van de ventilatie voorzieningen voor beschermende voorzetbeglazing om condensvorming te voorkomen. Verwachtingen resterende periode Zoals vermeld en bovendien: In het kader van het onderzoek 'meten en berekenen van luchtstromingen in de ruimte" zal een meetopstelling gebouwd worden waaraan in het derde kwartaal luchtsnelheids- en temperatuurmetingen uitgevoerd zullen worden. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de Particle Tracking Velocimetry techniek. Naar verwachting zal in juli 1996 een presentaties gegeven worden op twee intemationale conferenties (ROOMVENT '96 en INDOOR AIR '96) op het gebied van de individualisering van de werkplek en het meten en berekenen van stromingen in ruimtes. Het onderzoek "Gebouw Evaluatie" wordt aanvang 1996 gestart met een promovenda uit Canada.
75
Publicaties Leerstoel Binnenmilieu en Installaties Wetenschappelijke publicaties Wit, M.H. de: Prediction of solar radiation in areas with a specific microclimate. In: Solar Energy, vo1. 54, no. 2, p. 135, 1995. Zonneveldt, L.; Huenges Wajer, B.; Slater, A.; Carruthers, D.: Energy Aspects of Lighting in Buildings. In: Proceedings 23rd session of the CIE, vo1. 1, New Delhi, 1-8 November, 1995, p. 156-159. Vakpublicaties Bree, A.G. van de; Wit, M.H. de; Wagemans, M.J.M.: Aardtunnel-ventilatie, koelen en verwarmen van ventilatielucht door uitwisseling en opslag van warmte in de bodem. In: Bouwfysica, vol. 6, 1995, nr 3, 1995, pp. 15-20. Cruchten, G.P.M. van; Rutten, A.F.J.: Ontwerpen voor daglicht onder bewolkte hemels: energetisch verantwoord? Syllabus ten behoeve van congresdag De NSVV op weg naar 2000, 19 mei 1995, pp. 23-27. Leijendeckers, P.H.H.: Grundsatze der Planung, Ausfiihrung und Abnahme von Kraft-Warme-Kopplung mit Verbrennungs kraftmaschinen. Essen, 30/31 mei 1995, ISB-nr: 3-18-091195-6, ISS-nr: 0083-5560. In: VDI Berichte, nr. 1195, ll95, pp. 85-91. Pemot, C.E.E.: Haalbaarheidsstudie, beschrijving van de koelinstallatie in het nieuwe gebouw voor informatica (UT) te Enschede. In: TVVL magazine, nr. 6, 1995, pp. 45-47. Pemot, C.E.E.; Rutten, P.G.S.: Onderzoek naar de kwaliteit van het binnenmilieu van het Provinciehuis te Den Bosch, deel 1. Uitgebracht i.o.v. Provincie Noord-Brabant, Den Bosch; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 29. Pernot, C.E.E.; Leijendeckers, M.S.; Kaptein, R.M.L: Minimaal energiegebruik door kunstlicht als gevolg van een regelbare daglichtcomponent. Uitgebracht i.o. v. Novem, Apeldoom; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 23. Rutten, A.J.F.; Diepens, J.F.L.: Daglichttoetreding Residence 'De Leeuwenbrug'. Uitgebracht i.o.v. Bouwbedrijf aan de Stegge Twello bv; Technische Universiteit Eindhoven, faculteit Bouwkunde, vakgroep FAGO, 1995, (95.06.L) Rutten. P.G.S.; Pemot, C.E.E.: De Energie Prestatie Norm en isolatie in daken. In: Dakenraad, nr. 8, 1995, pp. 18-23. Rutten, A.J.F.: Iritroductie NEN 1891. In: Syllabus Congresdag Binnenverlichting: normen - vragen - toetsen, Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde, 26 januari 1995, Arnhem, pp. 9-14. Schellen, H.L.; Schijndel, A.W.M. van: 76
Meting van de warmtegeleidingscoefficient van bee-board platenmateriaal. Uitgebracht i.o.v. Besin bv, Ermelo; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 8. Schellen, H.L.; Schijndel, A.W.M. van: Messung der Warmeleitfahigkeit von bee-board plattenmaterialien. Uitgebracht i.o.v. Besin bv, Ermelo; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 8. Zonneveldt, L.: Afrondende rapportage lEA taak 21 Project Definitie Fase september 1994 mei 1995. Uitgebracht i.o.v. NOVEM, Sittard; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 22. Zonneveldt, L; Diepens, J.: Metingen aan dimbare HF armaturen met een LDR sensor. Uitgebracht i.o.v. ET AP bv, Breda; TNO-Bouw, Eindhoven, 1995, pp. 18. Zonneveldt, L.; Huenges Wajer, B.P.F.: Minder kunstlicht nodig met daglicht energie besparen. In: Bouw, nr. 5, 1995, pp. 48-51. Zonneveldt, L; Pernot, C.E.E.: Daglicht afhankelijke regeling van verlichting in kantoren: een perspectief. In: Energietechniek, nr. 7/8, jaargang 73 (juli-augustus) 1995, pp. 471-474. Overige output
Interne rapporten Loomans, M.; Mook. F. van: Survey on measuring indoor airflows, vakgroep FAGO-TUE Eindhoven, 95.25.W, 1995. Loomans, M.: Comments on and simulations with the Domain Flow Solver, vakgroep F AGO-TUE Eindhoven, 95.45. W, 1995. Roos, A.: Theory of Ventilatie Efficiency and Age Distribution Functions, vakgroep FAGO-TUE Eindhoven, 95.77.S, 1995. Schellen. H.L.: Tussenrapportage thermische en hygrische evaluatie van de ISB-woningen, vakgroep FAGO-TUE Eindhoven, 95.27.W, 1995. Schijndel, A.W.M. van; Smulders. H.: Hand1eiding FAGO Data AcquisitieSysteem (FDAS), vakgroep FAGO-TUE Eindhoven, 95.09.K, 1995. Schijndel, A.W.M. van; Schellen, H.L.: Oefening Bouwfysica van Constructies, vakgroep FAGO-TUE Eindhoven, 95 .16.K, 1995. Schijndel, A.W.M. van: Matlab Building Physics Toolbox versie l.O, vakgroep FAGO-TUE Eindhoven, 95.44.K, 1995.
Interview Luxemburg, L.C.J. van: De ideale zaal akoestiek bestaat niet. Architectuur & Bouwen, 11-95, pp. 18-22.
77
Voordrachten Leijendeckers, P.H.H.: Warmte-Krachtkoppeling met motoren en stoomproductie. Vlaamse instelling voor Technologisch Onderzoek en bet Ministerie van de Vlaamse Gemeenscbap Departement Economic afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie, Brussel, 5-6 oktober 1995, pp. 1-8. Leijendeckers, P .H .H.: De realisering van ideeen. Ontwikkeling van technologische vernieuwingen. Voordracht bij symposium "Trends in de lnstallatietechniek\ Intechnium Woerden, 7 juni 1995. Pemot, C.E.E.; Zonneveldt, L.: Daglicht afhankelijke regeling van verlichting in kantoren: een relatie met het energiegebruik. Voordracht op studiedag Elektrotechniek 1995 Rijksgebouwendienst, Den Haag, 8 november 1995. Schellen, H.L.: Aufjenschutzverglasungen museale Bedingungcn in situ? Komputermodelle zur Ermittlung der Bauphysikalische Eigenschaften. Lezing gehouden op Congres Restaurierung und Konservierung historischer Glasmalereien, 22 en 23 November 1995 im Romisch-Germanischen Museum, Koln, 1995.
78
LOPENDE 3E GELDSTROOMONDERZOEK 1995
> F 5.000,-- VAKGROEP BFA
omschrij ving:
opdrachtgever
bedrag
Uitbreiding LCA-onderzoek
TNO-Bouw (Bureau Dakadvies)
10.800,--
Metingen aan daglichtcomponenten
TNO-Bouw
5.500,--
Winddrukbelasting gevelconstructies
TNO-Bouw (VMRG)
15.000,--
Sponsoring 'Houtbescherming' ~AIO-onderzoek) gedurende 4 jaren
Bedrij fsleven 3 stuks
15.000, --/jaar tim 1998
Bepalingsmethode van de nieuwwaarde index bij fluorescentie-verlichting
Ned. Stichting voor Verlichtingskunde te Arnhem
l5.675,-(4e kw. 1994-1995)
Adviezen en metingen m.b.t. renovatie Provinciehuis
TNO-Bouw (Provincie)
16.000,--
Werkzaamheden project renovatie Provinciehuis Den Bosch
TNO-Bouw (Provinciehuis)
6.600,--
Thermografische opnamen te Worlitz- Duitsland
TNO-Bouw (Fa. Oidtmann)
8.800,--
Uitbreiding LCA-onderzoek
TNO-Bouw (Bureau Dakadvies)
17.500,--
Akoestische adviezen Muziekschool Veldhoven
TNO-Bouw (Muzieksch. Veldhoven)
6.000,--
4 kwartalen advisering
Bureau Dakadvies
39.220,--
Temp. en warmtestroom metingen IW A Fire Reaction Tester
Bureau Dakadvies
6.500,--
Warmtestroommetingen CSTB test
Bureau Dakadvies
5.000,--
Duurzame bescherming van hout (promotie-onderzoek)
Senter IOP-Verf
(1994 tim 1998)
79
537.000,--
80
VAKGROEP PRODUKTIE EN UITVOERING Onderzoeksgroepen:
- AFBOUWTECHNIEK EN BOUWPRODUKTIE - UITVOERINGSTECHNIEK
81
82
ONDERZOEKSGROEP AFBOUWTECHNIEK EN BOUWPRODUKTIE Leerstoelen: 1. 2.
Atbouwtechniek (prof.ir. H.A.J. Henket) Atbouwtechniek (prof. mag.arch.ing. P. Schmid)
Bijzondere leerstoelen: - Bouweconomie (prof. Buur) - Bouwtechnologiebe\eid (prof. Stuip) Onderzoekers: w.p. drs. F. Beetstra drs. J.J.A. Czabanowski drs. A.P.J. Doolaar dr. ir. P.A. Erkelens ir. M. Ham prof.ir. H.A.J. Henket ir. P. W .J .J ansdaal ir. W. de Jonge K.J .L. Links prof.mag.arch.ing. P. Schmid E. Schulte, arch. AvB ir. W.H.M. Schijns ir. A.W.C. Timmermans ir. J. Westra ir. J.H. Vos n.w.p. C.P.W.M. van Asten J. Verdonk ing. S. v.d. Valk Overzicht promotieonderzoek 1ste geldstroom: drs. F.F. Beetstra:
drs. J .J. A. Czabanowski:
Model voor milieubelastingskosten lste promotor: prof. mag.arch. P. Schmid 2de promotor: prof. ir. G .J. Maas Eco-logisch georienteerde bouwwijzen le promotor: prof. mag.arch. P. Schmid
3de geldstroom/exteme promovendi: ir. J.C.M. Olie:
A Typology of joints lste promotor: prof. mag.arch.ing. P. Schmid 2e promotor: prof.dr.ir. M.F.Th. Bax
E.M. Haas:
Milieuclassificatie van bouwmaterialen lste promotor: prof.mag.arch.ing. P. Schmid
83
F. de Medts:
(Af)bouwconstructies in hout lste promotor: prof.mag.arch. ing. P. Schmid
In 1995 werden de volgende promotieonderzoeken afgerond: ir. M.H. Hermans: Veranderbaarheid van gebouwen le promotor: prof.ir. H.A.J. Henket H. Frick, Arch. SIA: Strukturformen Indonesisher Bautechnik le promotor: prof.mag.arch. P. Schmid
84
OVERZICHT PROJECTEN EN PUBLICATIES PERLEERSTOEL IN ONDERZOEKSGROEP AFBOUWTECHNIEK EN BOUWPRODUKTIETECHNIEK 1.
Projecten Leerstoel Atbouwtechniek (1) prof.ir. H.A.J. Henket
1.1
Herbestemming gebouwen, gebouw en gebruik
Onderzoeker: Ed. Schulte, Architekt AvB
Doel-iprobleemstelling: De snelheid waarmee de gebouwenvoorraad technisch en functioneel veroudert en de omvang daarvan, neemt toe. Hierdoor naden een steeds groter dee! van onze gebouwen voorraad aan het einde van zijn (eerste) gebruiksperiode. Een van de mogelijkheden dergelijke gebouwen te handhaven is ze een andere functie te geven: herbestemming. Daarbij dient na gegaan te worden welke ingrepen gewenst of noodzakelijk zijn. Op grond daarvan kunnen de prestatie-eisen benoemd worden, zodat daarbij passende bouwtechnische ingrepen ontwikkeld kunnen worden. Duur van bet projekt: startdatum: 1985 einddatum: doorlopend
Voortgang in 1995: Het OHG heeft vanaf 1985 tot op heden een visie ontwikkeld voor bet probleem van gebouwen, die in onbruik geraken eh/of geraakt zijn, in bet bijzonder die categoric gebouwen die aan bet oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, resp. worden. De toetsingscriteriadie daarbij ontwikkeld zijn maken het mogelijk een snellere keuze voor of tegen hergebruik te maken, om daarmee de negatieve gevolgen die optreden bij uitstel van die keuze te verminderen, zodat de gebouwenvoorraad beter beheerd kan worden. De methodiek die ontwikkeld is kan toegepast worden op een bekende voorraad. De methodiek is nov. '94 gepubliceerd en sluit daarmee het theoretisch deel van het (VF) onderzoek af. De aandacht richt zich nu op de praktische toepassing in bet veld van met name de monumentenzorg (MIP/MSP-projekt en Industrieel Erfgoed). Voor praktische toepassing is bet procesmodel verder ontwikkeld.Bovendien wordt voor de categoric 19e en vroeg 20e eeuwse gebouwen gewerkt aan uniformering van bouwtechniscbe ingrepen op basis van Bouwbesluit-eisen. Dit kan uiteindelijk Jeiden tot een publicatie "bouwcechnische ingrepen voor 19e en vroeg 20e eeuwse gebouwen". Als bestuurslid van de Sticbting Herbestemming Industrieel Erfgoed (StiHIE ) worden adviezen aan overbeidsinstellingen, bedrijven en particulieren verstrekt.
Verwachtingen resterende periode: Op basis van de onderzoeksresultaten wordt in samenwerking met bet Projectbureau Industrieel Erfgoed te Zeist een operationeel model voor bemiddeling van Industrieel Erfgoed ontwikkeld. Verdergaande samenwerking van StiHIE met PIE moet leiden tot een ideeel-commerciele projektontwikkeling met als doe! bet bebouden van beschermd industrieel erfgoed.
1. 2 Bouwtechnisch onderzoek jongere bouwkunst Projectleider: ir. W. de Jonge Onderzoekers : ir. W. de Jonge, drs. A. Doolaar
Doel-probleemstelling: Doe! van het onderzoek is: het ontwikkelen van een algemene methode voor het bepalen van bouwtecbniscbe ingreepmodellen en hun gevolgen, gericht op het bewaren voor de toekomst van gebouwen uit de periode van 'Het Nieuwe Bouwen'; 85
- het toetsen en demonstreren van de methode voor restauratiekeuze aan de hand van gebouwen van 'Het Nieuwe Bouwen'; - het opzetten van een inventarisatievan niet-traditioneleafbouwtechnieken vanaf 1918 tot 1990.
Duur van het project: startdatum: 1983 einddatum: doorlopend
Voortgang van het project in 1995 geen informatie ontvangen
Verwachtingen resterende periode: De aktiviteiten worden uitgebreid tot het onderzoeken en ontwikkelen van restauratietechnieken voor deze constructies. Dit onderzoek zal internationaal worden opgezet. Een inventarisatie van technisch georinteerd onderzoek ten aanzien van gebouwen van de modeme beweging in Andere Ianden zal hiervan dee! uit maken. Het documentatieprojekt van gerestaureerde "moderne" gebouwen in Nederland zal een vervolg krijgen door deze objecten te "volgen" in het verouderingsproces van restauratieve ingrepen aan "moderne" gebouwen. Intemationaal research programma voor restauratie methoden. Het documentatieprojekt van gerestaureerde "moderne" gebouwen in Nederland zal een vervolg krijgen door deze objecten te "volgen " in het verouderingsproces van restauratieve ingrepen aan "modeme" gebouwen.
1.3 DOCOMOMO Projectleider: prof.ir. H.A.J. Henket Onderzoekers : ir. W. de Jonge, drs. A. Doolaar
Doel-/probleemstelling: Doe! van het project is het organiseren en in stand houden van een internationaal netwerk van experts ten behoeve van documentatie en behoud van architectuur en stedebouw uit de 20e eeuw en de produkten van de 'Moderne Beweging' in het bijzonder. - interesse kweken en bevorderen van bewustwording van deze culturele erfenis; - dienen als een platform voor discussie; - vervullen van een waakhond-functie; verzamelen en uitwisselen van kennis en ervaring.
Duur van het project startdatum: 1989 einddatum: doorlopend
Voortgang van het project in 1995 geen informatie ontvangen
Ven-vachtingen resterende periode Tweede rapportage over intemationaal Modern Movement register en verdere samenwerking met lcomos en UNESCO in dit verband. Voorsrel programma's voor Gardens/Landscape en Urbanism. Vierde Internationale DOCOMOMO Congres in samenwerking met de Slovaakse Architectenbond, Bratislava, voorbereiden voor september 1996. publicatie van Journals in juni en november. Uitbreiden werkzaamheden International Specialist Committees. Voorstel voor opnemen van Modern Movement architectuur in de World Heritage List, op verzoek van UNESCO. Vierde International DOCOMOMO Congres in september 1996.
1.6 Onderhoud en renovatietechnieken Onderzoeker: dr.ir. P.A. Erkelens
86
Doel-lprobleemstelling Het omwikkelen van kennis en inzicht omtrent toegepaste atbouwtechnieken, de mate van prestatieverminde-ring bij die toegepaste technieken en mogelijkheden tot verbetering voor renovatie en onderhoud. Het ontwikkelen van inzicht in het afwegingsproces voor het toepassen van materialen en technieken bij renovatie en onderhoud, zowel in Nederland als daarbuiten. Duur van het project startdatum: 1992 einddatum: doorlopend Voortgang van het project in 1995 Ontwikkeling van het OHREN-model (onderhoud en renovatie) waardoor keuze/beslissingsproces ten aanzien van renovatie en onderhoudstechniek inzichtelijk wordt gemaakt. Mede door steun van afstudeerders wordt dit model gecompleteerd (effectiviteil van onderhoud, inspectiemethoden, onderhoudsbewust ontwerpen). + presentatie resultaten op congres in Uganda (sept. '95). Comacten gelegd met buitenlandse instellingen om onderzoek/onderwijs op te zetten, m.n. CIB W63, Tallin University en Westminster University en Ecole Belleville Paris (bezocht) Documenteren renovatieprojecten - Organisatie van conferentie '95: Urban Habitat: the Environment of Tomorrow Febr. '95 in Delft. Tevens presentatie van paper, over duurzaamheid en onderhoud/renovatie. Het verzorgen van de proceedings. Organisatie van CIB low-cost housing W63 werkgroep bijeenkomst op de TUE, mei '95. Venvachtingen resterende periode Dit is een Iopend onderzoek met jaarlijks andere onderdelen. Gezien de beperkte capaciteit en de nadruk op onderwijs zal het meeste onderzoek naar onderdelen van het zogenaamde OHREN-model verlopen via de studenten. Er worden hierbij contacten gelegd met gelijkgestemde organisaties. Op dit moment ligt de nadruk op het onderhoudsaspect van het model. - Bock publicat1e van het internationaal symposium 'Urban Habitat, The Environment of Tomorrow' Uitwisseling met Ecole d' Archecture de Belleville Paris ten aanzien van herontwerpen en renoveren bestaande gebouwen met nieuwe eisen ten aanzien van warmte-isolatie/geluidsisolatie/onderhoude.d. Dit gebeun middels studenten die heiden aan gebouwen werken van architecten zoals Peutz en Rietveld in Heerlen, in samenwerking met het Vitruvianum aldaar.
1.7 Gebouwproduktie en bouwprodukt projectleider: ir. J. Westra onderzoekers: ir. M. Ham, ir. P.W.J. Jansdaal, ir. A.W.C. Timmermans, J.M. Janssen Bouwprodukten zijn voorbestemde elementen ten behoeve van de bouwuitvoering. Zij zijn ontwikkeld en vervaardigd om naast en in plaats van de autochtone, traditionele gangbare materialen te worden gebruikt. De bouwwijze heeft zich langzaam maar zeker ontworsteld aan het diktaat van de gebruikelijke materialen. Nieuwe technieken en materialen worden vanaf de 19e eeuw met succes toegepast. De maat- en vormbepaling van de bouwprodukten wordt gaande weg overgenomen door toeleverende bedrijven buiten de bouwplaats. De bouwplaats zelf wordt een verzamelplaats van bouwprodukten die op een zo efficient mogelijke wijze worden geplaatst en verbonden. In eerste instantie wordt de bouwprodukten-markt gevoed met maat- en serieproduktie. Kozijnen, trappen, glas en bijzondere stenen worden op bestelling geleverd. Daarnaast ontwikkelt zich een produktie van op voorraad vervaardigde bouwprodukten. Een ontwikkeling die tot op de dag van vandaag het aanbod van bouwprodukten bepaalt en daarmee de bouwwijze, de arbeid en vooral de prestatie van het objekt en de tijdgebonden uitstraling belnvloedt. Voor dit veld richt het onderzoek zich op de inventarisatie van technieken die tot het domein van de Bouwkunde behoren of er in toepassing zouden kunnen vinden. Deze verzameling technieken is een vlottend hestand met informatie dat wordt ingezet bij de ontwikkeling van bouwprodukten en in colleges en oefeningen in het onderwijs. Toegankelijkheid is in deze een zwaarder wegend begrip dan kennis. Het gaat om de bedrevenheid assenief om te kunnen gaan met het onvoorstelbare arsenaal aan produktiewijzen. Dit onderzoeksveld kent de volgende deelprojecten:
87
Doel-lprobleemstelling Doe! van het onderzoek is kennis en inzicht te verwerven met betrekking tot de integratie van de aspecten on twerp en produktie. Een dee! van het onderzoek richt zich op het inventariseren van technieken die nu of in de toekomst een rol kunnen gaan spelen bij het materialiseren van een bouwkundig ontwerp. De relatie ontwerp/ materiaalkeuze/vervaardigingtechniek gekoppeld aan kosten staat in dcze centraal. Het daadwerkelijk zelf ontwikkclen van bouwprodukten voor derdcn is daarbij essentieel.
Voortgang 1995 1. Ontwikkelingen zijn gestart om CAD/CAM als onderzoeksgebied te imroduceren. De directe koppeling tussen ontwerpen en vervaardigen is zowel belangrijk voor de produktieautomatisering in de bouwindustrie als voor de vervaardiging van modellen en prototypen met behulp van CNC machines. De voortgang is gestagneerd door een te grote onderwijslast. 2. Ontwikkeling tuimelraam. Ter completering van een range bouwprodukten is een firma voornemens een dakraam te Iaten ontwikkelen voor de Nederlandse markt. De TU is gevraagd een adviserende funktie te vervullen in de Produktontwikkeling en tevens concrete voorstellen te doen voor bet antwerp. Een !age produktiekostprijs is een belangrijke toets voor het produkt. 3. Voor verschillende bedrijven wordt onderzoek gedaan naar de technische randvoorwaarden om te komen tot grotere en aanvullende afzetmogelijkheden voor de diverse produkten. Zo is voor een bedrijf onderzoek gedaan naar de relatie tussen materiaalkwaliteit en technische eigenschappen met het oog op toepassing in een nieuw te ontwikkelen produkt, voor en ander bedrijf is onderzoek gedaan naar exportmogelijkheden, met name het aanpassen van de gangbare kwaliteits-procedures aan die van het ontvangende land. Ook is onderzoek gestart voor een importbedrijf. maar dan uiteraard in de omgekeerde richting.
Verwachtingen resrerende periode -bet operationeel maken van het CAD/CAM pakket en het vervaardigen van modellen. -ontwikkeling bouwprodukten
1.8 Bijzondere Bouwwijzen
projectleider: ir. J. Westra onderzoekers: ir. M. Ham, ir. P.W.J. Jansdaal, ir. A.W.C. Timmermans, J.M. Janssen
Doelstelling Het verwerven van kennis en inzicht met betrekking tot bijzondere bouwwijzen en (ge)bouwprodukten. Bijzonder in de betekenis dat de bouwwijze niet in overeenstemming dan wei gebruikelijk is met betrekking tot de plaats - de autochtone /locatie gebonden bouwwijze tijd - de historische, verworven bouwwijze omstandigheden bouwwijzen beinvloed door de 'context' Het gedrag van het gebouwprodukt en de aard van de produktiewijze worden grotendeels door traditie en overlevering vanuit bekende condities bepaald. Het experiment wordt oogluikend toegestaan wanneer de maatschappelijke status niet wordt aangetast. De appreciatie moet immers permanent worden verdedigd tegenover het gebruikelijke produkt en de daarbij behorende mening. Een afwijkende constructie, materiaaltoepassing of detaillering vindt eigenlijk aileen waardering bij soortgenoten, meestal omdat in het experiment de afgeleide toepassing schuilt. De aanduiding bijzonder wordt gerelatecrd aan de meer traditionele bouwmethoden als referentie. Het is juist deze relatic waardoor het inzicht in tegenwoordige ontwikkelingen beter kan worden ontwikkeld. Flexibiliteit van de produktie (FPS), industrialisatie, rationalisatie zijn begrippen die de tegenwoordige bouwwijze beinvloeden, maar welke gevolgen dat heeft voor de bouwproduktontwikkeling en de bouwwijze blijft veelal achterwege. Dit onderzock speurt naar referenties, naar vergelijkbare ontwikkelingen, naar mogelijkheden de bouwwijze te klassificeren. Het praktische doel is het wezen van een bouwwijze vast te kunnen stellen en te relateren aan de
88
parameters uit tegenwoordige en toekomstige ontwikkclingen. Het onderzoek richt zich op bouwwijzen in gebieden met een groot produktievolume (Japan, China, USA) en op bijzondere gebouwprodukten, die onder bijzondere omstandigheden tot stand zijn gebracht, zoals zelfbouw en lekenbouw. Het onderzoek resulteert in bijdragen op het terrein van de systeembouw zoals STEW, de aangepaste bouwwijze zoals voorstellen voor goedkope woningen in Zoetermeer en onderzoek naar de uitrusting van de woning in verband met een toekomstige intensivering en diversificatie van de vraag, zoals het onderzoek naar de intelligente woning. Voortgang in 1995 1. STEW is een initiatief dat de ontwikkelingen op de woningmarkt en de economische motieven van het bouwbedrijf in zich verenigt. Hoofdkenmerk van STEW is een verbetering van de bouwwijze en een verhoging van de prestatie van de woning door de toepassing van stalen bouwelementen. Het concept is voorgedragen om als pilotstudy te fungereu bij een project van de Sociale Woningbouw Stichting te Eindhoven waarin de economische levensduur van de woning wordt teruggebracht van 50 naar 30 levensjaren.
2. Met de Dienst Volkshuisvesting te Utrecht wordt onderzocht hoe in een proefproject een antwoord kan worden geformuleerd op de vraag naar goedkope woningen die vervolgens in de nieuwe stadsuitleg Reinsweerd kunnen worden geintegreerd 3. Met enkele aangeslotenen van de stichting Booosting worden bouwprodukten ontwikkeld. De ontwikkelingen vinden plaats in teams die bestaan uit bouwkundigen en industriele ontwerpers en vertegenwoordigers van de (toeleverende) industrie. De TUE (BPU secue PT) participeert in de projecten Woningentree samen met Landmark, REWA, Koning en anderen. 4. TIDE is een programma in het kader van de gesubsidieerde projecten onder de vlag van de Europese gemeenschap ter bevordering van initiatieven met betrekking tot Technology Initiatives for the Disabeled and Elderly. De TUE heeft zich verenigd in een voorbereidingsgroep 'Bouwen voor Ouderen', die bestaat uit vertegenwoordigcrs uit BMGT, W & MW en de afdeling Bouwkunde (BAUB en BPU). Voor de toewijzing van de subsidiegelden is opnieuw een projectvoorstel ingediend in samenwerking met Franse, Duitse en Engelse partners. In december heeft op de TUE een overleg plaats gevonden met de Franse vertegenwoordiging in het Project. Dommelhoef in Eindhoven heeft haar medewerking toegezegd om als hostsite te fungeren. 5. Door de bouwgroep Verhoeven uit Venray is opdracht verstrekt voor een studie naar de relatie tussen bouwmarkt en woondienstenmarkt. De uitkomst van de studie wordt verwerkt in een brochure die bedoeld is voor de !eden van de NVB. Verwachtingen resterende perio~ Nulserie STEW-woningen · Ontwikkeling bouwprodukten met Booosting aangeslotenen Evaluatie Intelligente Gevel Afronding onderzoek NVB Evaluatie STEW Woningbouw projecten voor de doelgroep begeleiden Ontwikkeling bouwprodukten
89
Publicaties Leerstoel Afbouwtechniek (1) Dissertaties Hermans M.H.: Deterioration characteristics of building components. A data collecting model to support performance management, Technische Universiteit Eindhoven. 24/0l/95, Promotoren: Prof.Ir. H.A.J. Henket, Prof.Dr. Y. Tuppurainen, ISBN: 90-386-0084-4, 234 pp. Wetenschappelijke publicaties Erkelens P.A.: The Mainren model for sustainable built environment, In proceedings: Loughborough, 01/1211995, ISBN: 0906055 46 6, pp. 130-133. Jonge W. de: Early Modern Architecture: How to Prolong A Limited Lifespan, In proceedings: Chicago, Ol/01/1995, pp. IV-3-IV-9. Jonge W. de Een monument van Holiandse helderheid. De mooiste ruimte die ik ken, 010 Publishers. Rotterdam. (1995), ISBN: 90-6450-238-2, pp. 73-113. Jonge W. de Vliesgevel renoveren als architectonische opgave. Renovatie en onderhoud: maandblad voor stadsvernieuwing, no. 1995-234, ISSN: 0922-4114, (1995), pp.32-34.
vakpublicaties HamM. Bepaling van de G-modulus van vier verschillende soorten EPS, TUE, Eindhoven, (1995), rapport i.o.v. Isobouw Systems B.V., 30 pp. Jonge W. de An image of dutch clarity restored, Rietveld's biennale pavilion in Venice (1953-54). DOCOMOMO journal, no. 7-14. ISSN: 1380-3204, (1995). pp. 57-60. Jonge W. de, A. Doolaar Diverse redactionele bijdragen. DOCOMOMO journal, no. 7-143, ISSN: 1380-3204, (1995), pp. 1-64. Populariserende publicaties Jonge W. de Wegwerpgebouwen voor de eeuwigheid. Wie wat bewaart... heeft een prob1eem, Studium Generate. Eindhoven, (1995), pp. 57-62.
90
2.
Projecten Leerstoel Afbouwtechniek (Milieu-integratie) (2) prof.mag.arch.ing. P. Schmid
2.1
(Af)bouwen voor mens en milieu en een duurzame ontwikkeling (Af)bouwtechnologie voor een duurzame ontwikkeling
Projectleider: prof.mag.arch.ing. P. Schmid Onderzoekers: drs. F.F. Beetstra, ir. J. Boelen, dtte.arch. S. DiCicco, drs. J. Czabanowski, ir. H. Frick, arch. SIA, ir. E.M. Haas, dipl.arch. ETH, dipl.ing. R. Kanuka-Fuchs, arch. H. Kuypers, dipl.ing. H. Lofllad, ir. M. Maurer, F. De Medts, arch.-lic., ir. J. Olie, prof.mag.arch. P. Schmid e.a., ir. J.H. van Splunter Doel-lprobleemstelling Het doel van her AM Afbouwtechniek/(Milieuintegratie)onderzoek ligt in: 1. Het vergroten van het inzicht in bet architectonisch detail of de bouwkundige verbinding, ontmoeting of aansluiting, als integrerend deel van de bouwwijze en van bet afgebouwde milieu op fysiek, psychisch en mentaal niveau met name ten aanzien van milieu en gezondheid, kort bet duurzame bouwen (fundamenteel onderzoek). 2. Het ontwikkelen van ontwerphulpmiddelen (design-aids) en voorstellen voor de verhoging van de (gebruiks)kwaliteit van gebouwen, hun bouwdelen en details op basis van architectonische en afbouwtechnische concepten, concepten voor de bouwwijze en concepten t.a.v. human-ecologische doelstellingen en doelstellingen ten aanzien van een duurzame ontwikkeling, onder meer door middel van ontwerpstudies (prototyping), vergelijkingen, proefopstellingen en soortgelijke methoden (ontwikkelingsonderzoek). 3. Het uitwerken van bouwprincipes, -systemen en bouwwijzen alsmede details, zo mogelijk uit te voeren o.a. in (proef)gebouwen en (bouw)experimenten, rekening houdend met humane (zoals psychische factoren), ecologische, economische, energetische, milieu- en gezondheidsaspecten, alsmede zelfbouwmogelijkheden, mede in bet kader van duurzaam bouwen (toepassingsonderzoek). 4. Een specifieke toespitsing binnen de geschetste probleem- en doelstellingen vormt bet 'Bouwen aan en voor de vrede', waarmee bouwwijzen bedoeld zijn, die op aile betrokken niveaus bet principe van de geweldloosheid behartigen, alsmede de voorwaarden die een basis vormen om deze doelstelling binnen een duurzame ontwikkeling te kunnen realiseren. Bouwwijzen in het kader van de conversie en voor vredesparken behoren evenzeer hiertoe (fundamenteel, ontwikkelings- en toepassingsonderzoek onder meer in het kader van de TUE Bestuurscommissie Vredescentrum). Duur van het project: startdatum: 1972 voorlopige einddatum:
+ 2000
Voortgang van het project in 1995 Overeenkomstig de doel-/probleemstelling van IBA-integraal bio-logisch afbouwmilieu en duurzaam bouwen zijn in 1995 weer tal van onderzoekactiviteiten op verschillend niveau verricht. In het perspectief van mogelijke promoties is (verder) aan de opzet en uitbouw van volgende onderzoekprojecten gewerkt: * Eco-logische bouwsystemen (drs. J. Czabanowski) * Verinnerlijking milieubewust bouwen (ir. J. Splunter) * Harmonicale grondslagen voor de bouw (ir. J. Boelen) * The Recycling House (dipl.ing. H. Lofflad) * The Bio-Harmonic Building (dipl.ing. R. Kanuka-Fuchs) Het huis van een andere toekomst Een voorbeeldproject voor gezond en milieubewust af/bouwen is verder ontwikkeld. In opdracht van T + T design, Gouda en in het kader van het UCB werd geadviseerd bij bet ontwerp van een groot kantoorgebouw en een driedelige workshop daarvoor geleid in Amstelveen. Het wilgenhoutproduktiebos in Iabyrintvorm, de gevalstudie op het terrein van de Technische Universiteit Eindhoven is in bet laatste jaar weer verder gegroeid. Er werd getracht de ten dele afgestorven planten te vemieuwen: Deskresearch werd gedaan aangaande de ontwikkelingen in de gebieden van Bouw-Bioniek en Bouw-
91
Harmoniek, naast de aandacht die de gezondheids- en milieuaspecten alsmede bet duurzame bouwen doorlopend krijgen. - Er wordt voortgezet met het toezicht op bet ontstaan van een Milieuhandboek, dat uitgegeven wordt door WEKA. - Op diverse inter/nationale conferenties en workshops werden de uitkomsten van bet onderzoek door lezingen, publicaties en posters gepresenteerd. Doel-lprobleemstelling: zie integraal bio-logiscb afbouwmilieu (IBA) Duur van het project: startdatum: 1972 einddatum: + 2000 Voortgang van het project in 1996: Verdere activiteiten in bet verlengde van de gestarte en gecontinueerde werkzaamheden zijn te verwachten. Verwachtingen resterende periode: Er bestaat bet plan in de volgende jaren enkele publicaties te Iaten verscbijnen, te weten omtrent - Methode Holistische Participatie - Een optimerende ontwikkelings- en ontwerpmethode
2.2 Bouwsystemen in lndonesie (Strukturfonnen lndonesischer Bautechnik) Projectleider: prof. mag.arch.ing. P. Schmid Onderzoekers: prof.dr. Parmono Atmadi, Universitas Gajah Mada, Yogyakarta. Indonesie, dipl.ing. Heinz Frick, arch SIA, prof.mag.arcb. P. Schmid, dr. K.T. Seeland, ETH Ziirich, Zwitserland Doel-lprobleemstelling Ontwikkeling van methodische grondslagen voor een "constructieve pattern language", gelllustreerd door een gevalstudie, te weten de traditionele woningbouw in houtbouwwijze in Centraal-Java. Duur van het project startdatum: + 1985 einddatum: 17-0l-1995 (promotie) Voortgang van het project in 1995 Het project werd door een proefschrift en geslaagde verdediging op 17 januari 1995 afges\oten. 'Strukturformen indonesischer Bautechnik, Entwicklung methodischer Grundlagen fi.ir eine 'konstruktive Pattern Language' in lndonesien" door Heinz Frick. Bouwstenen Nr. 33, ISBN 90-6814-533-9.
2.3 Milieuclassificatie van bouwmaterialen Projectleider: prof.mag.arch. P. Schmid Onderzoeker: prof. ir. C. Duijvestein, ir. E.M. Haas, prof.ir. N.A. Hendriks, dipl.arch.ETH, prof.ir. G.J. Maas Doel-lprobleemstelling Doel is een classificatiemetbode voor bouwmaterialen te ontwikkelen die aan de hand van de huidige gegevens en met de nu beschikbare kennis tot verantwoorde uitspraken kan komen over de mate van milieubelasting en gezondheidsbei:nvloeding van die materialen. Duur van het project startdatum: + 1990 einddatum: 1996 (promotie)
92
Voortgang van het project in 1995 Er werd aan de modelvorming en aan een verfijning van een berekenings- en waarderingswijze aangaande de milieubelasting van bouwmaterialen verder gewerkt. Verwachtingen resterende periode Het afsluiten van bet onderzoekproject door middel van bet proefschrift ligt in de verwachting.
2.4 A Typology of Joints (supporting ecology-conscious building) Projectleider: prof.mag.arch.ing. P. Schmid Onderzoekers: prof.dr.ir. M.F.Th. Bax, ir. J.C.M. Olie, prof.mag.arch.ing. P. Schmid Doel-lprobleemstelling Het doel van dit promotie-onderzoek is bet verband aangeven tussen de karakteristieken van de bouwkundige aansluiting enerzijds en de criteria van een milieu-bewust of duurzaam bouwen anderzijds. Voor een deel is deze studie te zien in bet verlengde van het IOP-Bouwknooponderzoek. Als case zijn de raamkozijnaansluitingen in de gevel genomen. Deze basisaansluitingen mogen als de meest complexe bouwkundige aansluitingen beschouwd worden. De bouwkundige aansluiting wordt bepaald door materiaal en de bijbehorende morfologie (configuraties, dimensies en posities) en de verandering hiervan in de tijd (methodiek). Om aan aile eisen te voldoen die gesteld worden vanuit de uitvoering, bet positioneren, fixeren en dichten. de zintuigelijke beleving van de aansluiting zelf, de duurzaamheid en onderhoud met daarbij inbegrepen partiele en volledige vervanging en recycling, worden allerlei toegevoegde middelen toegepast. waardoor uitvoering en onderhoud onnodig complex zijn en gezien de aard van de toegevoegde materialen, bet milieu onnodig extra belast. De optimalisatie van de aansluitingen wordt, uitgaande van een verantwoorde keuze van basismaterialen, gezocht in een aangepaste morfologie van wand, kozijn en raam. De uitkomst van bet onderzoek zal zijn een reeks factor-typologieen en gei:ntegreerde algemene typologieen van (kozijn)aansluitingen (principe-niveau). Deze typologieen moeten gezien worden als interface tussen de drie invloedsvelden Ecologic (abiotisch, biotisch en conceptueel), Vraag en Aanbod (de bouwkundige aansluiting) en zijn operationeel als designaid. Duur van het project startdatum: 1992 einddatum: 1996 Voortgang van het project in 1995 Er werden duidelijke vorderingen in de uitwerking gemaakt, die ondermeer reeds de belangstelling van de NVOB-Nederlands Verbond van Ondememers in de bouw en SBR- Stichting Bouw Research hebben opgeroepen. Verwachtingen resterende periode Het afsluiten van het onderzoek.project door middel van een proefschrift ligt in de verwachting.
2.5 (AObouwconstructies in hout Projectleider: prof.mag.arch. P. Schmid Onderzoekers : prof.dr.ir. J. Blasz (TU Delft), F. de Medts, arch.-lic .. prof.mag.arch.ing. P. Schmid, ir. F. Schot, ir. A. van der Zee Doel-/probleemstelling De ontwikkeling van (Af)Bouwsystemen in bout voor de meerverdiepings- en utiliteitsbouw met bet oog op een Duurzame Ontwikkeling. Duur van het project startdatum: 1992 einddatum: 1997 resp. 2000
93
Voongang van het project in 1995 De verschillende deelstudies van bet project, met nadruk afbouw- en skeletstructuren in bout, een bijdrage tot humaan-ecologische bouwwijzen, geschikt voor rationele en variabele vormgevingen zijn tot een afsluiting gekomen, zodat nu aan de definitieve structurering van de dissertatie gewerkt kan worden.
Verwachtingen resterende periode Het afsluiten van bet onderzoekproject door middel van een proefscbrift ligt in de verwachting
2.6 Milieubelastingskosten in de bouw Projectleider: prof.mag.arch.ing. P. Schmid Onderzoekers: prof.mag.arch.ing. P. Schmid, drs. F.F. Beetstra, prof.ir. G.J. Maas, prof.dr. Hafkamp
Doel-/probleemstelling Het ontwikkelen van een berekeningswijze om de milieubelasting van bouwmaterialen monetair te kunnen waarderen.
Duur van het project startdatum: 1994 einddatum: aug. 1997
Voongang van het project in 1995 Conform plan bet ontwikkelen van een berekeningsmethode uitgaande van een ketenbenadering via bet kwantificeren van de milieu-ingrepen komen tot een monetaire waardering van de milieubelasting. Met betrekking tot de uitkomsten is gekozen voor een vergelijkende waardering tussen bouwmaterialen en niet voor een aanzet tot intemalisatie c.q. een vergelijking met stichtingskosten. Bij de uitwerking in de fase "omzetting van bet model" is gekozen het voor de bouw van primair belang zijnde milieudomein "aantasting" uit te diepen metals doel te komen tot een kwantificeerbaarbeid van "aantasting", die een monetarisering mogelijk maakt. De reden hiervoor is, dat bet weglaten van zulk een relevant deel van de milieubelasting een vergelijkende waardering niet zinvol maakt. Gezien de ontwikkelingen bij andere instituten is vooralsnog afgezien van het zelfstandig nieuw opzetten van een database met milieu-ingrepen van bouwmaterialen. Verder is gekozen in 1996 te beginnen met de voorbereiding van bet schrijven van eerste concepten van de verscbillende hoofdstukken, die dienen als basis voor hetproefschrift en de eindrapportage.
Verwachtingen resterende periode Het ligt in de verwacbting dat bet onderzoek in de voorgenomen periode met een proefschrift tot afsluiting komt.
2.7 Ecologiscbe Bouwsystemen Kritische analyse en ontwikkeling van een model met toetsingslijst voor bet duurzame bouwen Projectleider: prof.rnag.arch.ing. P. Schmid Onderzoekers: drs. J. Czabanowski, prof.mag.arch.ing. P. Schmid
Doel-lprobleemstelling Het promotie-onderzoek omvat een registratie van ecologisch georienteerde bouwwijzen, van waaruit nieuwe definities kunnen worden afgeleid teneinde verdere innovaties te kunnen ontwikkelen. Een goed begrip van de invloed van bet bouwen op de omgeving en bet gebruik van een toenemend kunstrnatig materiaalgebruik is noodzakelijk om een positieve werking van bet Duurzaam Bouwbeleid te bewerkstelligen. Een diepgaand onderzoek en een kritische analyse betreffend bet begrip Duurzaam Bouwen en de nieuwe situatie binnen de bouwwereld na bet Bouwbesluit (oktober 1992) is dringend gewenst zoals ook de diverse, actuele pogingen van de kant van de overbeid (o.a. Plan van aanpak) bij te stellen. Vanuit bet ontwikkelde overzicht en afgeleide definities over eco-logisch georienteerde bouwwijzen zullen uitgangspunten, principes en criteria afgeleid worden, om een model met toetsingslijst te ontwikkelen. Met bebulp van dit model, vergezeld met een toetsingslijst, kunnen bouwwerken en bouwprodukten, die een
94
Duurzame Ontwikkeling nastreven, in de toekomst getoetst en geconcipieerd worden.
Duur van het project startdatum: 1994 einddatum: 1999 (promotie)
Voortgang van het project in 1995 In het afgelopen jaar (sinds de aanstelling van de onderzoeker in augustus 1995) werd met de uitwerking begonnen. Nieuwe ontwikkelingen, die het Duurzaam Bouwbeleid nastreven, werden bestudeerd aan de hand van recente literatuur en projecten gedeeltelijk bezocht. De resultaten werden verwerkt voor het overzicht. Daarnaast werden de kritische kanttekeningen verzameld die door verkeerde bantering van uitgangspunten, definities en leemten binnen de bouwwijzen van DuBo-beleid optreden.
Venvachtingen resterende periode Het ligt in de verwachting dat het onderzoekproject overeenkomstig de opzet verder uitgewerkt wordt en tot een proefschrift leidt.
2.8 The Healthy House (Sick Building Syndrome) Projectleider: prof.mag.arch.ing. P. Schmid Onderzoekers: prof.mag.arch.ing. P. Schmid, ir. Xiao Wei Zhou
Doel-lprobleemstelling Ontwikkeling van een methode voor het concipieren van voor de gezondheid maximaal onbedenkelijke bouwwijzen en het voorkomen of cureren van bet Sick Building Syndrome.
Duur van het project startdatum: einddatum:
+ +
1992 1998
Voortgang van het project in 1995 In dit jaar heeft bet onderzoek door personele onderbezetting een onderbreking ervaren.
Venvachtingen resterende periode Er zal naar personele invulling gezocht worden, om het project alsnog verder te kunnen bewerken en tot een afsluiting te kunnen brengen.
2.9 Bouwen aan en voor de vrede Projectleider: prof.mag.arch.ing. P. Schmid Onderzoekers: drs. M.G. Postma, prof.mag.arch.ing. P. Schmid
Doel-lprobleemstelling: Onderzoek naar de relatie tussen het bouwen en het vredesvraagstuk alsmede ontwikkeling van manieren om te bouwen, die een positieve bijdrage aan de oplossing of vermindering van de wereldproblemen leveren, onder meer bouwen met een minimalisering van directe en indirecte geweld(dadige) acties.
Duur van het project: startdatum: + 1987 einddatum: open (± 2000)
Voortgang van het project in 1995 In het kader van dit onderzoek werden verder deelstudies verricht, waar ter gelegenheid van conferenties verslag over werd uitgebracht. Onder meer werd deelgenomen aan een competitie door het uitwerken van een milleniumplan (inter)nationaal netwerk van vredestuinen. Ook de redactie van de nieuwsbrief Vredescentrum TUE werd gecontinueerd.
95
Venvacluingen resterende periode: Het Jigt in de verwachting de studies voort te zetten metals focus mogelijk de realisatie van een of meer vredestuinen of vredesparken binnen een desbetreffend mondiaal netwerk.
2.10
Space frame structures in bout.
Onderzoekers: K.J .L. Links, A.A. dipl. en Ir. F. Scbot
Doel-lprobleemstelling De ontwikkeling van space frame strukturen met houten staven en aluminium of stalen knopen. Bijzondere aandacbtspunten eenvoudige productiemogelijkheden en snelle montagebandelingen in de fabriek c.q. op de bouwplaats.
Voongang van het project in 1995 In 1994 is een prototype ontwikkeld van een spaceframe (bouten staven en aluminium knopen). Dit prototype werd in samenwerking met B.K.O. Ir. F. Schot berekend en beproefd in bet Van Musscbenbroeklaboratorium van de Tecbniscbe Universiteit Eindhoven. In 1995 is er een nieuwe knoop ontwikkeld voor een dubbelschalige dome met een niet moment vaste knoop. Deze dubbelscbalige dome beeft houten staven en een stalen of aluminium knoop. De knoop is universeel en kan op aile knooppunten in de dome geplaatst worden.
Venvachtingen resterende periode Verder onderzoek zal verricht worden ten aanzien van: bet met bebulp van bijvoorbeeld houten tetraeders momentvast maken van de knoop ten beboeve van het opnemen van excentriscbe kracbten.
2.11
Plaatsgebonden bouwwijzen
Onderzoeker: ir. W.H.M. Schijns
Doel-/probleemstelling Het gaat om onderzoek naar autbentieke bouwculturen als basis voor een bijdrage tot de handhaving en ontwikkeling van duurzame lokale bouwwijzen (o.a. in Mali, West-Africa). Dit houdt een onderzoek in naar de typologie van het bouwen en wonen en in het bijzonder de plaatselijke traditionele bouwwijzen.
Voongang van het project in 1995 l.
Het lopende interdisciplinaire onderzoek naar de wooncultuur en haar reflectie op de stedebouwkundige, architectoniscbe en materiaalkundige verschijningsvorm van de stad Djenne, krijgt een vervolg in een onderzoek naar methoden tot behoud van Djenne als gebouwd monument in aarde. 2. Onderwijs en ondcrzoek in samenwerking met de ingenieursopleiding in Bamako. In het kader van bet "practicum generale du developpement" van de E.G. is de "Manuel sur Ia Conception Architecturale et le Dessin du Batimem" uitgegeven. Het onderzoek is gericht op de mogelijkheden tot verbetering, renovatie of restauratie van gebouwen in een urbane context in Mali. Zo werd als voortzetting van het project "Neo-Soudanese Arcbitectuur" in Segou veldonderzoek verricbt naar de markt en ruimtegebruik in bet algemeen en in het bijzonder naar de aangepaste berinrichtings- en bebouwingsmogelijkheden van de centrale grote markt van Segou.
Verwachtingen resterende periode Continuering onderzoek renovatiemethoden Djenne waarschijnlijk gerelateerd aan een concreet restauratieproject (project ministerie Buitenlandse Zaken) vervolg "Neo-Soudanese architectuur Segou". ParticipatieAlfa project- E.G. Aangepaste tecbnologie, Ecologiscbe huisvesting en Duurzame ontwikkeling.
2.12
Verinnerlijking haalbaar?
Projectleider: prof.mag.arch.ing. P. Schmid
96
Onderzoekers: prof.dr. W.F.C.M. Derkse, ir. J.H. van Splunter
Doel-!probleemstelling nog in voorbereiding
Duur van het project: Startdatum: eind 1994 Einddatum: rond 2000
Voongang van het project in 1995 Er werd aan de opzet van het onderzoek gewerkt ondermeer met het oog op een aanvraag om financiele ondersteuning voor de uitvoering.
Verwachtingen resterende periode Er za1 naar een financiele dekking gezocht worden zodat de uitvoerende onderzoeker aangesteld kan worden om de onderzoekopzet uit te werken.
2.13
Master Copy Model
Projectleider: prof.mag.arch.ing. P. Schmid Onderzoekers: prof.ir. J. Brouwers, ir. M. Maurer, prof.mag.arch.ing. P. Schmid, ir. J. Westra
Doel-lprobleemstelling Het onderzoek richt zich op a) de ontwikkeling van een model (het MASTER COPY MODEL), waarin produktietechnische determinanten gekoppeld worden aan antwerp-criteria van bouwkundige ontwerpers, en b) de ontwikkeling van een basis voor hulpmiddelen (handboek, softwarepakket, interactiefmedium ..... ) ten dienste van projectontwerpers. Met bet "vertaal-"hulpmiddel dienen op grond van voor bouwkundigen relevante ontwerp-beslissingen (beoogde uitspraken), consequenties en alternatieven voor de vervaardiging uiteen gezet te kunnen worden. Het ligt in de verwachting, dat op deze wijze de gebruiker van bet hulpmiddel in staat gesteld wordt voor hem waardevolle verbanden te leggen. De soorten van verbanden, consequenties en alternatieven in bet antwerp- en uitvoeringsproces ("de grammatica van het bouwen") dienen in het onderzoek naar bet model in kaart gebracht te worden, evenals een globaal overzicht over morfologische en produktietechnische aspecten.
Duur van het project: Startdatum: eind 1995 Einddatum: eind 1999
Voortgang van het project in 1995 Er werd aan de opzet van bet onderzoekproject gewerkt.
Verwachtingen resterende periode Er zal aan de uitwerking van de opzet door de invulling van de AIO-plaats in volle omvang begonnen worden, zodat als resultaat een proefschrift te verwachten zal zijn.
97
Publicaties leerstoel Afbouwtechniek (2) Dissertaties Frick H.: Strukturformen indonesischer Bautechnik. Entwicklung methodischer Grundlagen fuer eine 'Konstruktive Pattern Language' in Indonesien. Technische Universiteit Eindhoven, 17/01/95 Promotoren: Prof.mag.arch.ing. P. Schmid, Prof.Dr. A. Parmono, In Bouwstenen, no. 33, ISBN: 90-6814-533-9, 273 pp.
Wetenschappelijke publicaties Schmid P. Healthy and environmentally-sound Building Design, In proceedings: Seoul, Korea, 20/01/1995, pp. 219-222. Schmid P. Per una consapevolezza ecologica nella progettazione. Progettare e costruire nella complessita, Liguori editore, (Bianca Bottero), In Proceedings: Napels, (1995), ISBN 88-207-2243-7, pp. 21-30.
Vakpublicaties Czabanowski J.J.A. Van theorie naar praktijk: opeenvolgende stappen binnen de ecologische architectuur, Nijmegen, (1995), extern rapport i.o.v., KU Nijmegen, 90 pp. Czabanowski J.J.A. Ecologische wijken in Nederland, in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-2, ISSN: 0921- 4550, (1995), pp. 28-33. Schijns W.H.M. Cours d'initiation a Ia conception architecturale. Manuel de la conception architecture et du batiment, TU Delft, Delft, (1995), ISBN: 90-802535-10, pp. 7-58. Schijns W.H.M. Manuel de Ia conception architectural et du dessin du batiment, TU Delft, Delft, (1995). ISBN: 90-802535-10, 168 pp. Schijns W .H .M. Problemes technologiques en constructions de terre ameliorees: le cas de l'Hopital de Djenne (Mali). Manuel de la conception architecturaleet du batiment, TU Delft, Delft, (1995), ISBN: 90-802535-10, pp. 145-150. Schmid P. Vom Nutzen des Bauens. Beton, IBO-Verlag, Wenen, (1995), ISBN: 3-900403-25-2, pp. 137-147. Schmid P. Vuistregels voor rnateriaalkeuze. Categorisering met oplopend milieu-effect, in 'Gezond bouwen en wonen', no. 9-38/1, ISSN 0921-4550, (1995), pp. 10-11. Schmid P. Phyllolaticpatterns for domes, in 'Gezond bouwen en wonen',no. 9-38/l, ISSN 0921-4550, (1995), pp. 24-25. Schmid P. Rationalization, Standardization and Control in Design, in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-38/l, ISSN: 0921-4550, (1995), pp. 24-25. 98
Schmid P. Ontwerpen naar duurzame kantoorhuisvesting. Resultaten van een DTO-workshop, in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-38/1, ISSN 0921-4550, (1995), pp. 16-17. Schmid P. Integrale bio-logische architektur. Living, Architecture fuer das 3. Jahrtausend, no. 2, (1995), p. 39 Schmid P. Energiebewust Bouwen. Van subtiele energie tot grove installatie en inrichting, in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-41/4, ISSN: 0921-4550, (1995), pp. 14-15. Schmid P. Eduction to teamwork in building technology, MHPO - method holistic participation a contribution to technology education. Technology Education, innovation and management, Springer-Verlag, Berlijn-Heidelberg, (1995), ISBN: 3-540-60018-3, pp. 162-168. Schmid P. Duurzame materialen en constructies. Analogie met bio1ogische voeding, in 'Gezond bouwen en wonen'no. 9-43/6, ISSN 0921-4550, (1995), pp. 24-25. Schmid P. Duurzaam Bouwen en Bouwmateriaal. Jubileumuitgave Duurzaam Bouwen, De Friese Bouwkring, ir. A. Talsma, Leeuwarden. (1995), pp. 18-25. Schmid P. Doelstellingen van het Nieuwe Wonen. Wonen door eenvoud verrijken, in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-40/3, ISSN 0921-4550, (1995), pp. 20-21. Schmid P. De levenscyclus in de bouw. Het fenomeen kringloop in relatie tot de bouw, in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-39/2, ISSN 0921-4550, (1995), pp. 34-35. Schmid P. Das Haus einer anderen Zukunft, Ein gesundes und umwe1tbewusstes Demonstrations- und Lehrprojekt. TEMPUS, Gemeinsame Europaeiscbe Projekte, no. 2, (1995), pp. 5-15. Schmid P. Behaaglijkheid van bewoner en gebruiker. Fundamentele menselijke behoeften bevredigen. in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-42/5, ISSN: 0921-4550, (1995), pp. 12-13. Schmid P. 'A framework for comparing and controlling number-based design reasoning system', in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-38/1, ISSN 0921-4550, (1995), pp. 24-25. Schmid P. 'Esoterie en Architectuur' door Job van Splunter, in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-40/3, ISSN: 0921-4550, (1995), pp. 13-13. Schmid P. 'European directory of sustainable and energy and efficient building 1995' by Owen Lewis and John Goulding, in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-40/3, ISSN: 0921-4550, (1995}, p. 13 Schmid P. 'Onderzoek en ontwikkeling', in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-39/2, ISSN: 0921-4550, (1995), p. 5 Schmid P. 'Wonen en energie intensivering- extensivering', in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-40/3, ISSN: 0921-4550, (1995), p. 5'
99
Schmid P. Amsterdam Arena: een gemiste kans. Nieuwbouw Ajax-stadion niet duurzaam, in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-43/6, ISSN:0921-4550, (1995), pp. 30-31. Schmid P. Innovatie, Een fundamentele beschouwing in bet Iicht van de (altijd) actuele Duurzaamheid. Grootbedrijf, no. 6, (1995), p. 28 Schmid P. Toekomstig vervolmaken. De atbouw van wand en plafond. Plafond & wand info, no. 10-5, ISSN: 0926-2830, (1995), pp. 14-15. Schmid P. 'Holistisch Bouwen', in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-39/2, ISSN: 0921-4550, (1995), p. 45 Populariserende publicaties
Schmid P. Mens en Milieu, wetenswaardigheden, in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-43/6, ISSN: 0921-4550, (1995), p. 38 Schmid P. Techniek - voorwaarde voor wereldvrede. Redactioneel. Nieuwsbrief Vredescentrum, no. 5-12, ISSN: 0926-6992. (1995), p. 2 Schmid P. Architectuurop Til (Bericht) Patocursus gezonde kantoren (Bericht), in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-3, ISSN: 0921-4550, (1995), p. II Schmid P. Berichten: 'Ecofestatie' 'UCB-studiedag', in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-41/4, ISSN: 0921-4550, (1995), p. 7 Schmid P. ECOHB in Schotland (Bericht), in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-40/3, ISSN: 0921- 4550, (1995), p. 9 Schmid P. Fundamenteel, editoriaal, in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-4316, ISSN: 0921-4550, (1995), p. 5 Schmid P., A. Kuiper 60 projects and other acts, AM Edition, Eindhoven, (1995), ISBN: 90-70912-28-7, 60 pp. Schmid P. 'Op naar duurzaam 2000' Editoriaal, in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-38/1, ISSN: 0921-4550, (1995), p. 5. Schmid P. 'Rodrigo Carazo in Nederland'. Nieuwsbrief Vredescentrum, no. 5-12, ISSN: 0926-6992, (1995), p. 14 Schmid P. 'Techniek, duurzame ontwikkeling en de krijgsmacht' Redactioneel. Nieuwsbrief Vredescentrum, no. 5-ll, ISSN: 0926-6992, (1995), p. 2 Schmid P. 'Groei- maar waar naar toe?' Editoriaal in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-4114, ISSN: 0921-4550, (1995), p. 5
100
Schmid P. 'Investeren in de toekomst' Editoriaal in 'Gezond bouwen en wonen' no 9-42/5, ISSN: 0921-4550, (1995), p. 5 Schmid P. Wetenswaardigheden: 'Kwaliteit-kwantiteit-kosten' in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-41/4 ISSN: 0921-4550, (1995), p. 38 Schmid P. Milieuagenda 1995, Boekbesprekingen in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-4114, ISSN: 0921-4550, (1995), p. 38 Schmid P. De geboorte van een wereldbeschaving. Boekbespreking. Nieuwsbrief Vredescentrum, no. 5-12, ISSN: 0926-6992, (1995), pp. 14-15. Schmid P. 'Leven in de b(r)ouwerij', Wetenswaardigheden in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-42/5, ISSN: 0921-4550, (1995), p. 42 Schmid P. "ldeaal integraal bouwen' Wetenswaardigheden in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-40/3, ISSN: 0921-4550, (1995), p. 34 Schmid P. 'Gaia weer groen'. Wetenswaardigheden in 'Gezond bouwen en wonen' no. 9-3811, ISSN: 0921-4550, (1995), p. 26 Overige output Schmid P. Land Kultur- Stadt Natur, Ein Plaedoyer fuer die Okologisierung der Stadt. TEMPUS, Gemeinsame Europaeische Projekte, (1995). Schmid P. Sustainable Building, Practical Proposals for Environmentally-Sound and Healthy Architecture, International Conference Sustainable Development, DEPECO '95, Demography, Production and Ecology for a practical sustainable development, Sofia, Bulgarije, 18/10/1995. Schmid P. Sustainable development for expo 2000 Hannover, Suggestions for expo 2000 Hannover, Hannover, 23/06/1995. Schmid P. The 'Ancient' BIM-Ecolabel and Further Future Developments, congresbijdrage, Aberdeen, UK, 29/0411995, pp. 1-22. Schmid P. The World a Green School for Everybody, Environmental education for the whole society, A contribution towards sustainable environment, international Conference Environment, congresbijdrage, Banska Bystrica, 03/07/1995. Schmid P. Milleniumplan: een (inter)nationaal netwerk van vredestuinen, Prijsvraagproject, TU Eindhoven, 14/02/1995. Schmid P. Naar een duurzame bouwproduktie, Toespraak bij opening van Fels BV, Wijchen, 13/06/1995.
101
Schmid P. Healthy Habitats for All, Sustainable Urban Building Technology by Using Environmentally-friendly Construction Materials, international conference 'Urban Habitat: the environment of tomorrow', focussing on infrastructure and environmental limitations, Delft, 16/02/1995. Schmid P. Een co-operatieve ontwerper van een duurzame ontwikkeling, Studiedag Profiel Bouwkundig Ingenieur, Delft, 26/06/1995. Schmid P. Duurzame ontwikkeling, Duurzaam bouwen, Voordracht, workshop, Eindhoven, 08/06/1995. Schmid P. Duiventil, Gerealiseerd gebouwtje, Bathmense biennale, (1995) Schmid P. Co-operative Skills in Technology Education for Sustainable Entrepreneurship and Employment for both students (pupils) and teachers MHP Method Holistic Participation, PATT-7 conference, Breukelen, 06/04/1995. Schmid P. Design and technology in cooperation The Method Holistic Participation MHP in educational research and curriculum development, congresbijdrage, Lough borough, UK, ( 1995). Schmid P. Die Welt ein "gruenes" Schulgebaeude fuer aile, congresbijdrage. Banska Bystrica, 03/07/1995. Schmid P. Die Welt ein "gruenes" Schulgebaeude fuer aile. Voordracht, Banska Bystrica, 03/0711995. Schmid P. Duurzaam bouwen, De (bouw)kunst voor mens & milieu te bouwen, Utrecht, 16/05/1995.
102
ONDERZOEKSGROEP UITVOERINGSTECHNIEK Leerstoel: 1. Uitvoeringstechniek (prof.ir. G.J. Maas)
Bijzondere leerstoelen: 2. 3.
Bouweconomie (prof. Buur) Bouwtechnologiebeleid (prof. Stuip)
Onderzoekers: w.p. ir. F. v. Gassel dr. ir. P.A.J. van Hoof ir. J.P.C.M. Leijten prof. ir. G .J. Maas ir. S.D. Meijer ir. E.R. Poortman dr .ir. W. F. Schaefer W.H. Stockings, M.Sc. dr. H. Tempelmans Plat ir. W. Tijhuis ir. E. Vastert ir. M. Vissers n.w.p. C.P.W.M. van Asten J. Verdonk ing. S. v.d. Valk Overzicht promotieonderzoek lste geldstroom: W.H. Stockings, M.Sc. :
An investigation to describe the field and parameters of problem solving in the construction process. lste promotor: prof.ir. G.J. Maas
ir. W. Tijhuis:
Verschillen in de organisatie van het bouwproces tussen Nederland en Duitsland lste promotor: prof.ir. G.J. Maas
ir. J.P.C.M Leijten:
Gebruik van informatietechnologie bij bet ontwerpen van het uitvoeringsproces van omvangrijke woningbouwprojecten met een hoge differentiatiegraad le promotor: prof.ir. G.J. Maas
ir. S.D. Meijer:
Het ontwerpen van bouwmethoden gericht op verbetering van de kwaliteit van arbeid. le promotor: prof.ir. G.J. Maas
103
104
OVERZICHT PROJECTEN EN PUBLICATIES PER LEERSTOEL IN ONDERZOEKSGROEP UITVOERINGSTECHNIEK 1. Projecten Leerstoel Uitvoeringstechniek prof ir. G.J. Maas
1.1 Organisation structures. (Sarnenwerkingsvormen in de bouw) Projectleider: prof.ir. G.J. Maas Onderzoeker : ir. W. Tijhuis
Doel-!probleemstelling Onderzoek naar oorzaken voor verschillen tussen de organisatie van het Nederlandse en Duitse bouwproces De huidige Nederlandse Bouwnijverheid kent steeds meer grensoverschrijdende activiteiten. Dit wordt onder andere ingegeven door de eenwording van Europa en door de toenemende concurrentie op de binnenlandse markt. Met deze verschijnselen hebben in het algemeen aile Ianden van de Europese gemeenschap te maken. Een promotievoorstel met onderstaande resultaatsverwachting is vervaardigd. De resultaten van dit onderzoek zullen voornamelijk in de volgende vorm weergegeven worden: Beschrijving van verschillen in de organisatie van het bouwproces tussen Nederland en Duitsland en van de oorzaken daarvan, afgeleid uit b. v. culturele en technische aspecten. - Praktische toepassing van de resultaten van dit onderzoek vindt plaats in de vorm van bijvoorbeeld: - handleidingen; procedurevoorstellen. De resultaten zullen waarschijnlijk voornamelijk op bedrijfs- (culturele) achtergronden betrekking gaan hebben, toegespitst op het contact- en contractmoment in het bouwproces. Optiek vanuit bouwer en projectontwikkelaar.
Duur van het project: startdatum: 1 januari 1993 einddatum: 31 december 1996
Voongang van her project in 1995 In 1995 is de samenwerking met de RUGroningen versterkt om de culturele component in de vraagstelling beter te kunnen uitbouwen. In Duitsland zijn omvangrijke case studies uitgevoerd: - Foutieve balkon-bevestiging - Gebrekkige informatieoverdracht Een foutief ontwerp van de parkeerkelder De Arbeitsgemeinschaft - Geintegreerd of gesplitst project-management? - Klantbenadering en houding klant er is een start gemaakt met de verwerking van de resultaten in een proefschrift.
Verwachtingen resterende periode: Voor 1996 staat een verdere uitwerking en de promotie op bet programma.
2.
Work preparation and logistics
2.1 2.2
Hulpmiddelen logistiek management Budgetbewaking tijdens het ontwerpproces
2.1
Hulpmiddelen logistiek management
105
Projectleider: ir. E.R. Poortman Onderzoekers : ir. H.N.M. Bons
Doel-lprobleemstelling Het bouwproces dat uiteindelijk moet resulteren in een concreet gebouw kent op meerdere punten allerlei varianten. De lokatie is telkens anders, evenals de in het project samenwerkende partijen. Voor het realiseren van een bouwwerk is een groot aantal verschillende bouwmaterialen nodig. Dat pakket is per gebouw wisselend van samenstelling. Voor elk bouwwerk zijn steeds andere combinaties van materiaalstromen nodig. Om dergelijke stromen met zijn talloze variabelen en onderlinge relaties te kunnen beheersen is eigenlijk een onmogelijke opgave. Dat is ook op de vele bouwplaatsen waar gebouwen verrijzen waar te nemen. Bouwmaterialen die te vroeg of te laat komen, niet passen, zoek raken etc. is eerder regel dan uitzondering. Dat desalniettemin bijna elk gebouw nog op tijd opgeleverd wordt, maar haast een wonder heten, maar geeft ook aan dat wij op de bouwplaats beschikken over uitzonderlijk improvisatietalent. Om minder afhankelijk te zijn van dat improvisatietalent is het noodzakelijk de bouwmateriaalstromen beter te besturen, dus te plannen en te beheersen. De centrale vraagstelling van dit onderzoek luidt: "Welke informatie is wanneer nodig om de bouwmaterialenstroom te besturen?".
Duur van het project: startdatum: september 1990 einddatum: december 1996
Voortgang van het project in 1995 Het onderzoek heeft geresulteerd in een publicatie ("De besturing van bouwmateriaalstromen; de rol van de onderaannemer in de besturing van de materiaa\stroom van leverancier naar aannemer") en een cursus gericht op werkvoorbereiders en projectleiders van met name de gespecialiseerde aannemers van binnenwanden.
Verwachtingen resterende periode: De cursus zal ook voor andere gespecialiseerde aannemers aantrekkelijk worden gemaakt.
2.2 Budgetbewaking tijdens het ontwerpproces Onderzoeker: ir. E.R. Poortman
Doel-/probleemstelling Vormfactoren en hoeveelheidskengetallen spelen bij het ontwerpen een belangrijke rol. De methoden en technieken om met deze kengetallen om te gaan zijn bekend. Over de concrete waardes en de wijze van verzamelen van basisgegevens is nauwelijks iets bekend. Centrale vragen in bet onderzoek zijn daarom: a. hoe moet ik de kosten van gebouwen analyseren, en b. waar en wanneer maak ik van welke kostengegevens gebruik.
Duur van het project: startdatum: 1 januari 1994 einddatum: 31 december 1996
Voortgang van het project in 1995 Er is een basis gelegd voor het geautomatiseerd kunnen verwerken van kosteninformatie uit inschrijvingsbegrotingen tot kostenanalyses op elementenniveau.
Verwachtingen resterende periode: In het komende jaar zullen tijdens studiedagen mensen uit de praktijk de methode beproeven om te komen tot een soepel werkend systeem.
106
3.
Planning and building methods (Bouwmethoden)
Onderzoeker: ir. M.M.J. Vissers
Doel-lprobleemstelling De indeling en beschrijving van de actuele bouwmethoden in Nederland en daarbuiten is niet volledig. Voor zover indelingen van bouwmethoden (ook wei produktiewijzen of produktiemethoden genoemd) beschikbaar zijn, zijn ze willekeurig van structuur. Het ontbreekt aan een goede basis om aile gangbare bouwmethoden consequent te benoemen en te beschrijven in een systematiek. De produktiemiddelen (materiaal, materieel en arbeid) en de zes basisactiviteiten van Uitvoeringstechniek (prepareren, transporteren, uitzetten, bewerken, verwerken en conditioneren) zijn waarscbijnlijk vanuit de uitvoering gezien de meest bruikbare ingangen voor een categorisering. In eerste instantie wordt gezocht naar een indeling voor de Nederlandse situatie; bet is thans onvoldoende bekend of in bet buitenland (delen) van bruikbare categoriseringen voorbanden zijn.
Duur van het project: startdatum: 1 april 1994 einddatum: niet vastgelegd
Voortgang van het project in 1995 In het verslagjaar zijn diverse deelstudies in uitvoering genomen met als doe! inzicht te verkrijgen in de factoren die een rol spelen bij de inhoudelijke uitwerking van voomoemde probleemstelling. Deze deelstudies zijn als volgt te typeren. effecten van nieuwe of vemieuwde soorten beton op de organisatie en uitvoering van projecten volgens de gietbouwmethode: vloeibeton (in de Utiliteitsbouw), hoge-sterkte-beton (U-bouw) en vezelbeton (tunnelbouw); - economische invloedsfactoren bij het maken van een keuze uit bescbikbare bouwmethoden; een inventariserende studie naar de beschikbaarheid van buitenlandse literatuurbronnen met betrekking tot de state-of-the-art van bouwmethoden; - een bijdrage (in de vorm van inventariserend veldwerk) in een intemationaal vergelijkend onderzoek (Duitsland, Nederland, Groot Brittannie) met als doelstelling de relatie te onderzoeken tussen de kwaliteit van bet bouwplaatspersoneel en de kwaliteit van de geproduceerde woningen (sociale woningbouw). Voor Nederland zijn met name stapelbouw, tunnelgietbouw en renovatie onderzocbt; - een gestructureerd overzicht van enerzijds de Nederlandse woningbouwmethoden en anderzijds de mogelijke relevante keuze-aspecten van deze bouwmethoden. Dit overzicht is tevens een basis voor voorbereiding en uitvoering van produktieprocessen in de woningbouw in Nederland; - een studie met betrekking tot knelpunten en oplossingen voor het toepassen van de Nederlandse tunnelgietbouwmethode in Duitsland; - een inventarisatie van relevante aandachtsgebieden bij de ontwikkeling van nieuwe bouwmethoden voor de Nederlandse markt. Verwt,~chtingen
voor het komende jaar
Allereerst wordt in 1996 een overzicht vervaardigd van de nog te verrichten deelstudies op dit gebied. Daarmee ontstaat een totaaloverzicht van de te onderzoeken aspecten. In een aantal gevallen zal een begin gemaakt worden met de uitwerking van deze deelstudies. Van de deelstudies die hiervoor genoemd zijn, worden er enkele voortgezet: nieuwe soorten beton en betontoepassingen; literatuuronderzoek (nationaal en intemationaal); - knelpunten tunnelgietbouw in Duitsland; - inventarisatie aandachtsgebieden. Vanuit een te vervaardigen overzicht van te verrichten deelstudies met betrekking tot bouwmethoden, zal een aantal daarvan ter hand genomen worden. In elk geval zijn dat onderstaande tbema's. keuze-aspecten bekistingssystemen gietbouw; documenteren van gangbare Nederlandse bouwmethoden (woningbouw en utiliteitsbouw) in woord en beeld; - instrumenten om een tijdige en verantwoorde keuze te ktmnen maken uit beschikbare bouwmethoden.
107
4.
Labour in construction (Arbeid in de bouw)
Projectleider: dr .ir. W. F. Schaefer Onderzoekers: dr.ir. W.F. Schaefer, ir. F. van Gassel, ir. S.D. Meijer, ir. A. de Jong
Doel-!probleemstelling Binnen d it onderzoek veld staat arbeid als produktiemiddel in de gehele 'bouwkolom' ( .. in het gehele keten van arbeidsactiviteiten, van ontwerp tot oplevering van een bouwwerk .. ) centraal. Door sociale- en technische factoren als wetgeving, premiestelsels voor ziekte en arbeidongeschiktheid, scholing, ervaring, vraag en aanbod, arbeidsomstandigheden, cao-conficten, voortschrijdende automatisering en mechanisatie wordt een complex spanningsveld gevormd. Inzicht in dit spanningsveld is voorwaardelijk voor (toekomstige) ontwerpers om - gezien vanuit de arbeid - op verantwoorde wijze gebouwen en vervaardigingsprocessen te ontwikkelen. De doelstelling van dit project is het ontwikkelen van werkmethoden. produktiemiddelen en specifieke arbeidssystemen voor projektgericht produceren in de bouw. Het onderzoek richt zich daartoe op de analyses van werkmethoden en de kwaliteit van. de arbeid in direkte relatie tot het gebruik van materieel en materiaal. Aandachtspunten zijn bijvoorbeeld: - kwaliteit van de arbeid - problematische beroepsgroepen; ouderen - sociotechnisch ontwikkelen van arbeidstaken - arbeidstechniek; arbeidstijdstudies arbeidskosten; - arbeidssystemen; flexibilisering kennisarbeid
Duur van het project: startdatum: einddatum: doorlopend
Voortgang van het project in 1995 Promotie onderzoek "Het ontwerpen van bouwmethoden gericht op de verbetering van de kwaliteit van de arbeid" is gestart. Promotie onderzoek "Mechanisatie en robotisering ter verbetering van de arbeidsomstandigheden" is gestart. Projekt "De sociotechnische aanpak voor de inzet van arbeid bij een woningbouwprojekt" is gestart. Projekt "De oudere werknemer op de bouwplaats" is gestart. Projekt "Innovatie voor mechanisatie etc. (Eimert Sinoo I FNV) is gestart. Projekt "Future trends in construction safety" (CIB Working Commission 99) is gestart. Projekt "onderzoek prograrnmering "arbeid en gezondheid in de bouw" (in samenwerking met Onderzoekschool Bouw) is gestart. Projekt "Case study Safety Culture in Construction Industry" (CIB W-99) is gestart.
Verwachtingen resterende periode: Promotie onderzoek: "Het ontwerpen van bouwmethoden gericht op .. etc" loopt door. Promotie onderzoek : "Mechanisatie en robotisering .. etc." loopt door. Projekt "De sociotechnische aanpak .. etc." wordt afgerond. Projekt "De oudere werknemer .. etc" wordt afgerond. Projekt "onderzoek prograrnmering "arbeid en gezondheid in de bouw" wordt in samenwerking met Onderzoekschool Bouw afgerond.
5.
Mechanisation on the construction site (Mechanisatie op de bouwplaats) 108
Projectleider: ir F .J .M. van Gassel Onderzoekers: ir F.J.M. van Gassel, dr ir W.F. Schaefer, irA. de Jong, ir J. Leijten
Doel-!probleemstelling Binnen dit onderzoeksveld staat de combinatie materieel/arbeid als produktiefactor centraal. De doelstelling van het onderzoek is het verbeteren van de produktieprocessen en omstandigheden op de bouwplaats.
Aandachtspunten zijn: mechaniseren en robotiseren van produktieprocessen op de bouwplaats arbeidsomstandigheden op de bouwplaats - duurzaam produceren op de bouwplaats - assembleren en schakelen van (omvangrijke en zware) produkten op de bouwplaats - integreren produkt en procesontwerp van bouwprodukten
Duur van het project: startdatum: einddatum: doorlopend
Voortgang van het project in 1995: Promotie onderzoek: "Mechanisatie en robotisering ter verbetering van de arbeidsornstandigheden" is gestart. Project: "Mechaniseren van het leggen van cementgebonden gietvloeren voor de woning- en utiliteitsbouw" is afgesloten. Project: "Ontwikkelen van een methode om gemechaniseerde en gerobotiseerde produktieprocessen op de bouwplaats te analyseren" is gerapporteerd in de proceedings van ISARC XII. Project: "Onderzoek naar de doelmatigheid van innovaties op de bouwplaats om de arbeidsornstandigheden te verbeteren" is gestart. (Eimert Sinoo/FNV)
Verwachtingen resterende periode: Project: Project: Project: Project: gestart.
6.
"Ontwikkelen van technieken en materieel om her-te-gebruiken bouwprodukten te demonteren" wordt gestart. "Ontwikkelen van kleine transportwerktuigen op de bouwplaats" wordt gestart. "Mechanisatie en automatisering bij de vervaa,rdiging van verplaatsbare modulaire gebouwen" wordt gestart. "Ontwikkelen van losse hijsvoorzieningen voor zware en omvangrijke bouwprodukten" wordt
Dimensional control (Bouwmetrologie)
Projectleider: dr.ir. E.W. Vastert Onderzoekers : dr.ir. P.A.J. van Hoof, C.P.W.M. van Asten
Doel-lprobleemstelling De doelstelling van het onderzoek is het optimaal realiseren van functioneel passen in bouwwerken. Het onderzoek richt zich daartoe op het kunnen beheersen van de (onvermijdelijke) maatafwijkingen die ontstaan tijdens het bouwproces en de al of niet continue vormveranderingen daarna. Dit betekent dat voorwaarden moeten worden vastgelegd in of ten behoeve van ontwerp, realisatie, gebruik, onderhoud, renovatie, sloop en recycling. Dit gebeurt met behulp van bestekken tekeningen, normen, richtlijnen enzovoort. Bouwmetrologie is een hoofdvoorwaarde voor het operationeel gebruik van Modulaire Coordinatie. (Het onderwerp valt onder de hoofdaandachtsgebieden van de lOP nota Bouw en bet VRAOGO-advies).
Duur van het project: startdatum: einddatum: doorlopend
109
Voortgang van het project in 1995 In 1992 zijn de belangrijkste invloeden op de zichtbaarheid van maatafwijkingen kwantitatiefin een dissertatie vastgelegd. In samenwerking met bouwbedrijven en gevelleveranciers is een vervolgonderzoek opgezet dat eind 1995 heeft geresulteerd in een handboek voor het maken van goede afspraken over toelaatbare maatafwijkingen. Dit handboek legt direct een verband tussen ontwerpmaten, maatafwijkingen, werkelijke maten en toleranties. Aan de hand van concrete referentieprojecten en referentiepatronen is het voor opdrachtgever of architect mogelijk toleranties juist aan te geven, de detaillering effectief aan te passen en uitvoeringsmethoden te evalueren. Dit handboek is verspreid bij bouwbedrijven en gevelleveranciers. In 1995 zijn de volgende stappen gezet: - In totaal zijn 15 referentiegevels gemeten gefotografeerd en getekend. De zichtbaarheid van maatafwijkingen (D-waarde) in deze gevels is bepaald. - Het handboek "Maatbeheersing; het afspreken van visueel toelaatbare maatafwijkingen" is samengesteld met tabellen, handleidingen, referentiepatronen, referentie-projecten en achtei:grondinformatie. - Het handboek is in een oplage van 1000 exemplaren verspreid onder met name bouwbedrijven. gevelbedrijven en architecten. - Er zijn 4 cursussen in het gebruik van bet handboek voorbereid.
Verwachtingen resterende periode: Voor het hierboven ornschreven deel van het onderzoek staat in 1996 de kennisoverdracht naar de bouwpraktijk centraal middels cursussen, lezingen en publicaties. Voor het tweede dee! van het onderzoek dat gericht is op de ontwikkeling van hulpmiddelen bij de maatvoering op de bouwplaats start in 1996 een promotie-onderzoek. Dit onderzoek kan leiden tot enerzijds een systeem voor de optimale inzet van geavanceerde meetinstrumenten op de bouwplaats en anderzijds tot een zodanige toevoeging aan cad-systemen dat de benodigde informatie - dankzij afsprakenstelsel of expertsysteem - automatisch beschikbaar komt. Plaats en maat van bouwdelen worden op de bouwplaats steeds vaker bepaald met behulp van electronische meetinstrumenten, zoals een total station. De digitale informatie op basis waarvan dit uitzetten en stellen gebeurt, kan in principe volledig langs electronische weg worden ontleend aan de cad-tekeningen die tegenwoordig voor nagenoeg ieder omvangrijk bouwwerk worden gemaakt. Het ontbreekt echter aan conventies en systemen om in de cad-bestanden automatisch (ook) die informatie op te nemen die voor een efficiente en op de toekomst gerichte maatvoering onontbeerlijk is ..
7.
Integral design of the construction
7 .1. Ontwikkelen van methoden voor het ontwerpen van uitvoeringsprocessen 7.2 Informatievoorziening en kennisbeheer
7 .1. Ontwikkelen van methoden voor het ontwerpen van uitvoeringsprocessen Projectleider: prof.ir. G.J. Maas Onderzoekers: dr.ir. E. Vastert, W. Stockings, M.Sc.,ir. J.P.C.M. Leijten, dr.ir. W.F. Schaefer
Doel-lprobleemstelling Het doel is om te zorgen voor een verbetering van de integratie en coordinatie van middelen in uitvoeringsprocessen waarin wensen en eisen van architect, eigenaar, omgeving, regelgeving, leveranciers en bouwers evenwichtig worden samengebracht.
Duur van het project startdatum: l januari 1992 einddatum: 31 december 1998
Voortgang van het project in 1995 In 1995 zijn via protocolanalyse diverse case studies uitgevoerd en is een begin gemaakt met een structurering van de vergaarde kennis in de vorm van een proefschrift.
110
Verwachtingen resterende periode: In 1996 za1 het eerste project worden afgerond middels een proefschrift over het ontwerpen van uitvoeringsprocessen. Tevens is in 1996 met steun van TNO Bouw een tweede project van start gegaan waarin centraal staat de toepassing van informatietechnologie bij bet ontwerpen van uitvoeringsprocessen.
7.2 Informatievoorziening en kennisbeheer Onderzoeker: dr.ir. W.F. Schaefer
Doel-probleemstelling Het doel is om te zorgen voor een optimaal verloop van het bouwproces, waarvoor organisatie, planning en besturing fundamentele uitgangspunten zijn. Daartoe wordt constant aandacht besteed aan de wijze waarop : - informatieverwerking binnen een bouwbedrijf verloopt en hoe deze kan worden geoptimaliseerd; de overdracht en het beheer van kennis geschiedt en welke middelen c.q. modellen daarvoor kunnen · worden ontwikkeld teneinde een optimaal gebruik van kennis als produktiefactor te bewerkstelligen.
Duur van het project: startdatum: einddatum: doorlopend
Voortgang van het project in 1995 Aandachtsgebieden binnen dit deelonderzoek zijn gebracht binnen de promotie onderzoeken 'Ontwikkeling van instrumentarium ten behoeve van geautomatiseerde maatvoering op de bouwplaats' (programmadeel:) en 'Onderzoek naar het gebruik van informatietechnologie bij bet ontwerpen van het uitvoeringsproces etc .. ' (programmadeel:)
Verwachtingen resterende periode: Zie voortgang vermeld bij de genoemde promotie onderzoeken.
8. Sustainable developments 8.1 Duurzaamheid: Milieubelastingskosten 8.2 Duurzaamheid: Bouwbox: Onderzoek naar de haalbaarheid van een produkt-ongebonden retmirsysteem voor verpakkingen van bouwmaterialen/PVE retourverpakking
8.1 Duurzaamheid: Milieubelastingskosten Projectleider: prof ir. G.J. Maas Onderzoeker: ir. F.F. Beetstra
Doel-lprobleemstelling Het ontwikkelen van een berekeningswijze om de milieubelasting van bouwmaterialen monetair te kunnen waarderen.
Duur van het project: startdatum: 1 januari 1994 einddatum: eind 1997
Voortgang van het project in 1995 In 1995 is een atbakening van het onderzoeksgebied tot stand gekomen namelijk a. bet vaststellen van milieubelasting in bet algemeen en b. bet bepalen van de milieubelasting van bouwmaterialen. Daarnaast is een concept van het model en een uitwerking naar bouwmaterialen volgens plan uitgevoerd.
Verwachtingen resterende periode: In 1996 za1 verder gewerkt worden aan bet omzetten van bet model en de instrumentalisatie. Verder zullen
Ill
de eerste hoofdstukken die dienen als basis voor bet proefschrift, geschreven worden.
8.2 Duurzaamheid: Bouwbox: Onderzoek naar de haalbaarheid van een produkt-ongebonden retoursysteem voor verpakkingen. van bouwmaterialen/PVE retourverpakking Projectleider: ir. F. van Gassel Onderzoeker: ir. M.J.B. van der Stap
Doel-lprobleemstelling Verpakkingen en verpakkingsafval belasten bet milieu, waarbij bet verwijderen van verpakkingsafval bovendien organisatorische en logistieke veranderingen noodzakelijk maakt en hoge kosten met zicb meebrengt. Door kwantitatieve en kwalitatieve preventie in de vorm van minimalisering, scheiding en bergebruik van verpakkingen is dit te verminderen.
Duur van het project startdatum: 1 november 1994 einddatum: 31 december 1995
Voortgang van het project in 1995 Het ontwerp van een transport- en beheerssysteem van een produktongebonden retourverpakking" is nagenoeg afgesloten.
112
Publicaties Leerstoel Uitvoeringstechniek Wetenschappelijke publicaties Gassel F. van: A method for Analyzing Mechanized and Robotized Production Processes on the Building site In Proceedings, Warschau, Polen, 30/05/1995, pp. 1-8. Vakpublicaties Gassel F. van Afvalverwijdering bij kleine bouwprojecten problematisch, in 'Aannemer' no. 6-7, ISSN: 0926-9894, (1995), p. 23 Gassel F. van Losse hijsvoorzieningen en veilig hijsen, in 'Aannemer' no. 6-ll, ISSN: 0926-9894, (1995), pp. 42-43. Gassel F. van Montagekarretje verlicht werk stempelsteller, in 'Aannemer' no. 6-6, ISSN: 0926-9894, (1995), p. 19 Gassel F. van Planning van opslagruimte op de bouwplaats. in 'Aannemer' no. 6-4, ISSN: 0926-9894, (1995), p. 13
Maas G.J. Ontwikkeling in de uitvoering van betonwerk, in 'Cement' no. 12, (1995), pp. 6-9. Poortman E.R., H.N.M. Bons De besturing van bouwmateriaalstromen; de rol van de onderaannemer in de besturing van de materiaalstroom van leverancier naar aannemer, UCB, Eindhoven, (1995), rapport i.o.v. Stichting Universitair Centrum voor Bouwproduktie, ISBN: 90-6814-056-6, 56 pp. Tijhuis W., G.J. Maas, A. Dowidar. W.F. Schaefer Traditioneel, bouwteam of turnkey? in 'Bouw' no. 50-5, ISSN: 0366-2330, (1995), p. 37 Vastert E. Maatbeheersing; het afspreken van visueel toelaatbare maatafwijkingen, UCB, Eindhoven, rapport i.o. v. UCB, (1995), ISBN: 90-386-0027~5, 126 pp. Overige output Maas G.J. Produktie en Robotisering, Voordracht bij Onderzoekschool Bouw, Lage Vuurscbe, 14111/1995. Schaefer W. F. Labour & Knowledge in construction, De bijzondere 'economische' betekenis van het aspect 'kennis' besproken als onderdeel van produktiemiddel 'arbeid', Amsterdam, 11/0511995.
113
LOPENDE 3E GELDSTROOMONDERZOEK 1995
>
F S.OOO VAKGROEP BPU
omschrijving:
opdrachtgever
bedrag
Besturing Bouwmaterialen stroom
inst. UCB
90.000,--
Milieubelastingskosten in de Bouw
inst. UCB
212.000,--
Haalbaarheidonderzoek ITM.
inst. UCB
20.000,--
Prod. geb. retoursysteem verpakkingen
inst. UCB
80.025,--
114
VAKGROEP ARCHITECTUUR, URBANISTIEK EN BEHEER Onderzoeksgroepen:
- Ontwerpsystemen - Stedebouwkundige Planologie - Stedebouw en Vastgoedbeheer - Geschiedenis en Ontwerp van Architectuur en Stedebouw
115
!!6
Onderzoeksgroep Ontwerpsystemen Overzicht leerstoelen in onderzoeksgroep Ontwerpsystemen 1.
2. 3. 4.
Architectonisch Ontwerpen- Methoden (prof.dr.ir. M.F.Th. Bax) Architectonisch Ontwerpen /Bouwinformatica(prof.dr. R. Oxman) Bouwinformatica (prof.ir. H. Wagter) Architectonisch Ontwerpen (dipl.ing. R. Daru, UHD)
Onderzoekers: w.p. ir. H.H. Achten drs. A.P.M. van Bakel prof.dr. ir. M.F.T. Bax dr.ir. J.T. Boekholt ir. J.C. Carp ing. R. Daru, arch HfG ir. P.J.M. Dinjens ir. J. van Leeuwen ir. J. Mantelers prof.dr. R. Oxman dr.ir. M. Prins ir. G.T.A. Smeltzer drs. H.P.J. Snijder dr.ir. H.M.G.J. Trum (Bwk, IVO-TUE) drs. M.H. Veenendaal ir. B. de Vries dr. ir. A.F. van Wagenberg (W&MW, vakgroep PeTiT) prof.ir. H. Wagter ir. J. v.d. Wetering ir. R. van Zutphen n.w.p. ing. J. Dijkstra ing. W.A. Roelen S.A. Burna
Promotieonderzoek lste geldstroom ir. H.H. Achten:
Generic grid lste promotor: prof.dr.ir. M.F.Th. Bax 2e promotor: prof.dr. R. Oxman
ir. J. van Leeuwen:
Ontwikkelingsmethoden voor bouwkundige informatiesystemen lste promotor: prof.ir. H. Wagter
drs. H.P.S. Snijder:
Sketcher lste promotor: prof.ir. H. Wagter co-promotor: ing. R. Daru
ir. B. de Vries:
Data modelling in the architectural, engineering and construction environment lste promotor: prof.ir. H. Wagter 2de promotor: prof.dr. K.M. van Hee (fac. Wiskunde en Informatica)
117
In 1995 werd het volgende promotieonderzoek afgerond: drs. A.P.M. van Bakel: Ontwerpstijlen lste promotor: prof. ir. H. Wagter 2de promotor: prof.dr. P.J. Hettema (Tilburg)
118
Overzicht Projecten en Publicaties per leerstoel in de Onderzoeksgroep Ontwerpsystemen 1.
Projecten Leerstoel Architectonisch Ontwerpen - Methoden prof.dr.ir. M.F.Th. Bax
1.1
Domeinentheorie
Projectleider: prof.dr.ir. M.F.Th. Bax Onderzoekers : prof.dr.ir. M.F.Th. Bax,; dr.ir. H.M.G.J. Trum.
Doel-!probleemstelling Het onderzoek betreft de ontwikkeling van een ontwerptheorie waarmee omvang en geleding van het vak:gebied van de bouwkunde beschreven worden als een complexe taxonomie voor de beschrijving van bouwkundige toestanden in relatie tot de processen waarmee zij tot stand gebracht en in stand gehouden worden. Tevens wordt deze taxonomie bezien op zijn geldigheid voor andere dan specifiek bouwkundige ontwerpprocessen. Het onderzoek dient als paraplu voor incidenteel onderzoek dat op de lange termijn bijdraagt aan de ontwikkeling van de theorie.
Voortgang van het project in 1995 Vanuit bet project is een bijdrage geleverd aan de organisatie van bet symposium 'Design Research in the Netherlands'. Er is bij die gelegenheid een historisch overzicht voorgedragen dat is opgenomen in bet conferentieboek. Er is een bijdrage geleverd aan het boek QFD. Bij de rapportage over de inhoud van de opleidingsprogramma's van de TUE en aile Academies van Bouwkunst inzak:e de inschrijving in het Architectenregister aan het Ministerie van VROM werd gebruik gemaak:t van de taxonomie 'Concepten van de Bouwkunde', die op basis van de Domeinen theorie is ontwikkeld. Belangrijke elementen van het gedachtengoed van de Domeinen theorie vinden hun toepassing in de structuur en procedures (bv. t.a.v. proefontwerp) van het Stan Ackermans Instituut, centrum voor technologisch Ontwerpen, waarvan Bax als voorzitter van het bestuur optreedt en Trum het afgelopen jaar als waarnemend directeur gefunctioneerd heeft. Bij tal van gelegenheden werden middels voordrachten de ontwikkelde inzichten uitgedragen en verder ontwikkeld. Verwachtingen resterende periode: Tijdens de DDSS-conferentie in Spa wordt gerapponeerd over de laatste ontwikkelingen. De werkzaamheden aan het boek 'Categorieen van het bouwkundig ontwerpen' worden voongezet en naar verwachting in dit jaar afgerond.
1.2
Architectural management
Onderzoeker: dr.ir. M. Prins
Doel-lprobleemstelling Architectural management kan worden gedefinieerd als aile programmerende en beheers activiteiten in aile fasen van het bouwkundige ontwerpproces, met als doe! de beste, -of gewenste- kwaliteit te verkrijgen voor een specifiek bouwwerk. Er is nog betrekkelijk weinig consensus over een eenduidige afbak:ening van het onderzoeksveld met betrekking tot architectural management. Het onderhavige onderzoek probeert een systematisch model van het onderzoeksgebied te specificeren dat de grenzen en overlappingen met andere onderzoeksgebieden vastlegt. Met het model kan bestaande kennis en methoden en technieken op dit gebied worden geclassificeerd. Het resultaat van bet onderzoek zal onder meer bestaan uit een instrument voor architecten waaruit op grond van type activiteiten en procesfasen geschikte management tools en technieken worden aangereikt die het ontwerpproces faciliteren. Dit onderzoek wordt uitgevoerd als pilot-· project binnen de CIB-W96 Architectural Management werkgroep in samenwerking met o.m. VROM/RGD.
119
Duur van het project: startdatum: 1992 einddatum: Voortgang van het project in 1995 Op grond van het opgestelde kader is een overzicht gepresenteerd van de State of the Art in Nederland m.b.t. Architectural Management en Design Management. Mede op grond van de resultaten van het onderzoek is het curriculum van de tweejarige Post doctorale Ontwerpersopleiding Architectural Design Management Systems (SAl) omworpen.
1.3 Welstandscommissie Eindhoven Onderzoeker: ir. J.C. Carp (voorzitter)
Doel-/Probleemstelling De Welstandscommissie is een adviesorgaan t.b.v. het stadsbestuur met betrekking tot de architectonische kwaliteit van bouwplannen die zijn ingediend voor een bouwvergunning. De Welstandscommissie beoordeelt de belangrijke plannen in plenair verband in maandelijkse sessies. De andere plannen worden wekelijks beoordeeld door een roulerende kleine commissie, samengesteld uit !eden van de grote commissie. Daarnaast brengt de Welstandscommissie gevraagde en ongevraagde adviezen uit aan het stadsbestuur en assisteert de stedebouwkundige dienst bij het formuleren van regels die voor nieuwe plangebieden moeten gelden. Deze activiteit vindt plaats in het kader van een nieuwe taakstelling van de commissie, die wordt gekarakteriseerd door de benaming: "Van toetsen naar sturen". Met name deze laatste ontwikkeling biedt interessante aanknopingspunten voor de faculteit, omdat dat kan leiden tot onderzoek en ontwikkelingswerk in het kader van "rule based design". In het algemeen geeft het Welstandswerk goed zicht op en betrokkenheid bij de Eindhovense architectuurproductie. Duur van het project: Start : april 1993 Einde : april 1997 Voortgang van het project in 1995 Naast de vaste werkzaamheden, zoals boven beschreven, zijn er adviezen uitgebracht over het Vonderkwartier, Blixembos II en het NS station. Er is ook een nieuwe Welstands-folder uitgebracht. Carp heeft namens Welstand zitting gehad in de jury van de Eindhovense architectuurprijs. Verwachting resterende periode Opstellen beleidsplan.
1.4 Architect en tekensystemen (Computerondersteuning van bet Architectonisch Ontwerpen) Onderzoeker: dr.ir. J.T. Boekholt
Doel-lprobleemstelling Binnen het kader van dit onderzoek wordt er na;,rr gestreefd ontwerpmethoden te ontwikkelen die ervoor zorgen dat computerprogramma's goed gebruikt kunnen worden bij het maken van voorlopige en defmitieve architectonische en stedebouwkundige ontwerpen. Het onderzoek richt zich op het gebruik van computerondersteuning tijdens de volgende uit te voeren bewerkingen: - Het analyseren van bouwkundige en stedebouwkundige situaties - Het ontwerpen en formuleren van programma's van eisen - Het tekenen van (variant) oplossingen Het evalueren van (variant) oplossingen
120
De nadruk bij bet onderzoek ligt op de computer ondersteuning van de beeldvorming tijdens de eerste fasen van ontwerpprocessen. Het onderzoek vindt plaats binnen de context van bet Open Bouwen waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen Inbouw-, Drager- en Weefselniveau en sluit aan op de methoden die binnen die context zijn ontwikkeld.
Duur van her projecr Start: Januari 1993 Einde: Januari 1997
Voortgang van het project in 1995 [n 1995 is een diktaat geschreven over ontwerpen, ontwerptechnieken en computerondersteuning. Daarnaast is een extensie aan het Autocad menu ontwikkeld bestaande uit een bibliotheek van modulair gecoordineerde 2D en 3D meubilair- en inbouwelementen plus een aantal pull down menu's die commando's bevatten waarmee snel varianten op inbouw- . drager- en stedelijk weefselniveau getekend kunnen worden.
Venl'achtingen resterende periade: In 1996 en 1997 zal het diktaat uitgewerkt worden tot een bock over de relatie tussen ontwerpmetbodologie en computerondersteuning. In 1997 zal geprobeerd worden dit onderzoek te koppelen aan onderzoek van de groep bouwinformatica.
1.5 Patronen Onderzoeker: ir. P.J.M. Dinjens
Doel-Ip robleemstelling Her doel van dit onderzoek is bet bescbikbaar en toegankelijk maken van de informatie, die is vastgelegd in 'patronen'. een door prof. Christopher Alexander (Berkeley, USA) ontwikkelde notatiewijze voor de ruimtelijke oplossing van ontwerpproblemen. De informatie betreft zowel tekst als afbeeldingen. De opslag en management van de informatie geschiedt met behulp van het database programma DBase IV. Her l. 2. 3.
onderzoek kent drie hoofddelen: Verzamelen en bebeer gegevens met behulp van DBase IV. Presentatie informatie met behulp van DBase IV. Evaluatie van 'invoer'- en 'uitvoer' -programmatuur, ter vaststelling van de definitief te kiezen programmatuur.
Duur van het project Het project wordt in 1996 afgesloten.
Voortgang van her project in 1995 In het verslagjaar is de gewerkt aan kleinere correcties in het programma. De gekozen software blijkt zeer geschikt. er wordt niet van afgeweken. De ter beschikking komende nieuwe informatie, afkomstig uit bronnen binnen en buiten de TUE is opgenomen in de databank.
Venvachtingen resterende periode: Afronding van de programmatuur. uitvoeren van benodigde beheerswerkzaamheden.
1.6 Beslissingsmodel periodekosten Onderzoeker: dr. ir. M. Prins
Doe!-lp robleemstelling Het onderzoek is gericbt op bet ontwikkelen van een financieel-economisch en ruimtelijk besluitvormingsmodel voor het vullen van dragers met inbouwelementen. Bij dit onderzoek gaat bet om bet ontwikkelen van modellen die bet besluitvormingsproces bij bet
121 .
ontwerpen kunnen structureren, op dusdanige wijze dat in financieel-economisch opzicht optimale t1exibele - woningen ontstaan. Resultaat van dit onderzoek vormt een geautomatiseerd integraal rekenmodel voor gebouwkosten wat in diverse fasen van het ontwerpproces inzetbaar is. Het model wordt ontwikkeld uitgaande van een systeemtheoretische visie op het ontwerpproces. Duur van het project: startdatum: 1988 einddatum: 1996 Voortgang van het project in 1995 Op de aanvraag voor vervolgonderzoek is voor NWO negatief beslist. Voorzien is nog een publicatie binnen de CIB W55 Building Economics Werkgroep m.b.t. de financieel economische aspecten van het ontwikkelde rekenmodel.
1.7 Generic Grid (A formalism for the representation and implementation of typological knowledge in design) Projectleiders: prof.dr.ir. M.F.Th. Bax, prof.dr. R.M. Oxman Onderzoeker: ir. H.H. Achten Doel-!probleemstelling Doelstelling van het onderzoek is het toepassen van het concept van het "Generic Grid", zoals dat ontwikkeld is door de Groep Ontwerp Methoden, voor het ontwerpen van gebouwen. Hiervoor is het noodzakelijk om algemene kennis van gebouwen, zogenaamde typologische kennis. te formaliseren en onder te brengen in het systeem van het "Generic Grid". Tevens lijkt het noodzakelijk om de rol van grafische representaties zoals die in hct ontwerpen en bet omwerpdenken gebruikt worden te bestuderen. Het onderzoek richt zich op de aard van typologische kennis, hoe deze in de vorm van specifieke grafische representaties (zogenaamde "generieke representaties") gecodeerd kan worden. en hoe het "Generic Grid'' deze vorm kan opnemen. Teneinde de theorie toe te pa~sen en te testen, en het onderzoeksgebied in te perken, wordt het kantoorgebouw geselecteerd voor het onderzoek. Duur van her project: startdatum: 5 juni 1993 Einddatum : 5 juni 1997 Voortgang van het project in 1995 In 1995 zijn de volgende fasen van het onderzoek afgerond: Formulering van theorie van generieke en typologische kennis in het ontwerpen. - Uitwerking van de theorie aan de hand van het kantoorgebouw type. Kennisaquisitie van dit type, implementatie aan de hand van de theorie van generieke en typologische kennis, en opstellen van een schema van generieke representaties voor het kantoorgebouw. - Implementatie in een computersysteem van generieke representaties van het kantoorgebouw middels college en oefening "Kennisgebaseerde Systemen in de Bouw". - Evaluatie en verwerking van de resultaten van de oefening met betrekking tot het onder:wek. In 1995 is aan het schrijven aan het proefschrift begonnen. De resultaten van de implementatie in een computersysteem hebben geleid tot een prescntatie en publicatie op het ECAADE '95-congres (alsmcde een mecr uitgcbrcide BIT Note publicatie). Teve)IS zijn er een aantal presentaties geweest van hct werk. In 1995 is ook de organisatie van het symposium 'Design Research in the Netherlands' en publicatie van de proceedings ervan aan de orde geweest (zie verslag output 1995). Verwachtingen voor resterende periode: In 1996 moet de dissertatie worden geschreven. Hiervoor is een begin gemaakt in 1995. Voor de resterende tijd is een tijdschema opgesteld. Begin 1996 is een paper geschreven voor publicatie in het hoek 'Approaches to Comnputer Aided Architectural Composition' (ISBN 83-905377-1-0), Bialystok, Polen. Dit boek komt in mei 1996 uit. Tevens staat een presentatie op de 'Special Session on Distributed Interactive Systems' van de derde DDSS-Conferentie (Spa 18-21.8.1996) op het programma.
122
Publicaties Leerstoel Architectonisch Ontwerpen- Methoden + Bouwinformatica Wetenschappelijke publicaties Achten H.H., J. Dijkstra, R. Oxman, M.F.T. Bax Knowledge-based systems programming for knowledge intensive teaching In Proceedings: Palermo. Olf0lll995. ISBN: 09523687 14, pp. 139-148. Bax M.F.T. FROM IDEOLOGY TO METHODOLOGY "The Theoretical Evolution of the Design Methods Group". In Proceedings: Design Research in the Netherlands, TUE, Eindhoven, (1995), ISBN: 906814-537-1, pp. 89-94, Bouwstenen. no. 37 Bax M.F.T. lnternationaal Ontwerpseminar Meerhoven "Architektur und Staedtebau in Harmonie", In Proceedings: Eindhoven. 02/10/1995, ISBN: 90-6814-058-2, pp. 49-51. Bax M.F.T. Voorwaarden voor Concurrent Engineering ontleend aan participatorische processen bij het bouwkundig ontwerpen volgens de domeinentheorie In Proceedings: Eerbeek, 23/06/1995, ISBN: 90-75729-01-4, pp. 9-19. Oxman R. Design Inquiry: An Introduction. In Proceedings: Design Research in the Netherlands, TUE. Eindhoven, (1995). ISBN: 90-6814-537, pp. l-15, in Bouwstenen, no. 37. Oxman R .. M.F.Th. Bax, H.H. Achten (redactie) Design Research in the Netherlands, TUE, Vakgroep BAUB, sectie Ontwerpmethoden, Eindhoven, (1995), ISBN: 90-6814-537-1. 195 pp., in Bouwstenen, no. 37. Trum H.M.G.J. Eindhoven School for Technological Design. Design Education and Design Research. In Proceedings: Design Research in the Netherlands, TUE, Eindhoven, (1995), ISBN: 90-6814-537, pp. 1-15, in Bouwstenen, no. 37.
Vakpublicaties Achten H.H., J. Dijkstra, R. Oxman, M.F.T. Bax Knowledge-based Systems Programming for Knowledge-Intensive, Sectie Bouwinformatica, Eindhoven, (1995). extern rapport i.o.v. issn 1381-3129, 31 pp. Bax M.F.T., A.G.W.J. Proveniers Architectuuropleidingen in Nederland, TUE, Eindhoven, ( 1995), rapport i.o. v. Stichting Bureau Architecten Register, 97 pp. Trum H.M.G.J. Vijf miljoen bungalows aan de Kalverstraat? Over gebruikerswensen en bouwkundig ontwerpen. Produkten op maat - OFD als gids bij produkcreaties Andries Sarlemijn en Henk G. Boddendijk (redactie). Boom, Amsterdam, (1995), ISBN: 90-5352-223-9, pp. 232-259.
Overige output Bax M.fT. Ontwerpen, Toespraak bij gelegenheid van de "Projectendag: Ontwerpen voor bedrijven", Eindhoven, 29/0411995.
123
Prins M., G. W. 0. Boissevain Architectural Management arid Design Management; state of the art in the Netherlands. congresbijdrage, Amsterdam, 1110511995.
124
2. Projecten Leerstoel Architectonisch Ontwerpen jBouwinformatica Prof.dr. R. Oxman
2.1 Op precedent gebaseerde ontwerpsystemen: Een woningbouw-case bibliotheek systeem Onderzoeker: prof.dr. R. Oxman
Doel!Probleemstelling Het vastleggen, weergeven en bewerken van ervaring, kennis is een belangrijk zwaartepunt van het "knowledge-based ontwerpen'. Recente wetenschappelijke belangstelling heeft geleid tot veel aandacht voor het concept van bet 'ontwerp precedent·. Het onderzoek wil de verschillende interpretaties van dit concept in een systematisch verband brengen om er vervolgens een manier van ontwerpaanpak uit te destilleren. Een model van een 'wnongbouw-voorbeeld bibliotheek' zal worden ontwikkeld, waarbij de toepassing van grafische bibliotheek in het ontwerpproces experimenteel wordt onderzocht. Dit werkend model van de 'woning-voorbeeld-bibliotheek' wordt getoetst als design aid.
Duur van het project Het project wordt in 1996 voortgezet.
Voortgang van her project in 1995 Er is een formalisme ontwikkeld voor de beschrijving van de conceptuele inhoud van 'cases'. Er zijn formats onderzocht van de represematie en voor de codering daarvan. Problemen die zich voordoen bij het snel doorkijken van bibliotheken zijn verkend.
Verwachtingen resterende periode In 1996 zullen pilot-systemen ontwikkeld worden en zullen de specificaties gedefinieerd worden van het uiteindelijke bibliotheek-systeem.
2.2 Visuele redenering bij bet ontwerpen Onderzoeker: prof.dr. R. Oxman
Doel!Probleemstelling De visuele redenering is een van de belangrijkste eigenschappen van de menselijke aktiviteit van het ontwerpen. Redenering met behulp van en door middel van grafische beelden is niet uniek voor het omwerpen, maar ontwerpen is uniek in de mate waarin grafische beelden worden toegepast. Het ligt voor de hand nader te onderzoeken hoe onze kennis van de cognitieve processen in bet ontwetpen door studie van de visuele redenering kan worden vergroot. Een belangrijke doelstelling daarbij is de ontwikkeling van middelen om ontwerpprocessen te onderzoeken.
Duur van het project De eerste fase van het project is voltooid in 1995.
Voorrgang van het project in 1995 Het werk aan het classificatie-systeem van ontwerpen wordt voortgezet. Er wordt gewerkt aan de definitie van een toekomstige empirische studie over visuele analogieen bij het ontwerpen.
Venvachtingen resterende periode Het werk over ontwerp-bewerkingen en visuele analogie bij het ontwerpen zal voltooid worden in 1996.
2.3 De geschiedenis van een idee: SAR en Open Bouwen 1965-1995 Projecleider: prof.dr. R. Oxman Onderzoekers: prof.dr.ir. M.F.Th. Bax, dr.ir. J.T. Boekholt. ir. J.C. Carp, ir. P.J.M. Dinjens
125
Doel/Probleemstelling Het werk van de SAR (Stichting Architecten Research) en de Stichting Open Bouwen behoort tot de belangrijkste bijdragen van Nederland aan de woningbouw en het ontwerpen daarvan in de tweedc helft van deze eeuw. De research op dit gebied heeft grote invloed gehad op het denken en doen van de vele professionals in het veld, in binnen en buitenland, en heeft gevolgen gehad voor ontwerp en produktie, beheer en regelgeving. De faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Eindhoven is betrokken geweest bij beide initiatieven en deze hebben ook in het onderwijs hun sporen nagelaten. Naast bet Nederlands Architectuur Instituut bezit de faculteit een belangrijk deel van de archieven. Het onderzoek betreft een historische documentatie van dit materiaal.
Duur van het project Er is een onderzoekvoorstel voltooid en gepresenteerd. Resultaten worden afgewacht.
Verwachtingen resterende periode Het begin van een driejarig onderzoek programma wordt verwacht in 1996. De verwachte resultaten zijn een hoek over de geschiedenis van de SAR en het Open Bouwen. plus een tentoonstelling over het onderwerp.
126
3. Projecten Leerstoel Bouwinformatica prof. ir. H. Wagter
3.1 Ge'integreerde informatieverwerking/computer graphics en registreren Projectleider: Ir.G.T.A.Smeltzer Onderzoekers: Ing.J.Dijkstra, Ir.G.T.A.Smeltzer, Ir.R.H.M. van Zutphen Doel-lprobleemstelling Doelstelling van het onderzoek m.b.t. computer graphics en registreren was de ontwikkeling van een techniek voor de registratie van bezittingen of voorzieningen van een bedrijf oforganisatie. Een dergelijke registratie is een eerste stap op weg naar een doelmatig beheer ervan. Systematische benaderingen, die zouden kunnen Ieiden tot complete, consistente en veelzijdige gegevensbestanden, zijn niet bekend, beschikbaar of bruikbaar. De doelstelling van het onderzoek naar gei'megreerde informatieverwerking was het bestuderen van fundamentele aspecten en specifiek bouwkundige, informatietechnische problemen, c.q. knelpunten op het gebied van gelntegreerde gebouwmodellen en produktmodellen, om te komen tot een verbetering bij de ontwikkeling van geautomatiseerde ontwerpsystemen. Duur van het project Einde: 1995 Voortgang van het project in 1995 De resultaten van het onderzoek hebben geleid tot de definitie van een nieuw onderzoeksvoorstel namelijk: De integratie van besluitvormingsprocessen middels VR-DIS (zie 3.8) Tevens zijn de bevindingen van het onderdeel gei'ntegreerde inforrnatieverwerking opgenomen en verwerkt in bet lopende onderzoek over ontwikkelingsmethoden en -technieken voor bouwkundige informatiesystemen. De resultaten van het onderzoek zijn in diverse vakbladen en andere media gepubliceerd. Venmchringen resterende periode Niet van toepassing
3.2 Visualisatie Projectleider: Ir.G.T.A. Smeltzer Onderzoekers: S.Buma, Ing.W.A.H.Roelen, Ir. J.M.M.Mantelers Doel-!probleemstelling Projecten rond visualisatie richten zich met name op verdere ontwikkeling van visualisatie-, presentatie- en simulatietechnieken en het toetsen van deze technieken aan de bruikbaarheid en doelmatigheid in de (on twerp )praktij k. Duur van het project Onbepaald Voortgang van het project in 1995 De ervaringen, opgedaan met meerdere case-studies gedurende '94 en '95, op het gebied van multimedia presentatie technologic, hebben een bijdrage geleverd aan het onderzoeksplan van de sectie. Op basis hiervan zijn bovendien eisen en/of randvoorwaarden gedefinieerd voor wat betreft aan te schaffen systeemconfiguraties. De case-studies hebben plaatsgevonden op diverse gebieden van de bouwkundige praktijk. Er is onder andere samengewerkt met woningbouwverenigingen, projectontwikkelaars, overheden, architectenbureaus, aannemers, systeembouwers etc. Venvachtingen resterende periode Ten gevolgen van investeringen, op het gebied van apparatuur, programmatuur, infrastructuur en periferie, ten behoeve van het zogenaamde VR-DIS platform, zijn interactieve simulaties te integreren met
127
kwalitatief zeer goede visualisaties. De verwachting is. dat als gevolg hiervan. de toepassing van visualisatie op andere gebieden mogelijk wordt. Een van de hoofdpunten van bet onderzoek zal deze integratie zijn. De gebieden waar in eerste aanleg aan wordt gedacht zijn o.a. constructie en . bouwproduktie.
3.3 Ruimteconsumptie door oppervlaktevergroting. Onderzoeker: lr. J.H. van de Wetering Doel-lprobleemstelling De ongebreidelde groei van het grondgebruik voor verstedelijking, agrarische industrialisering en infrastructuur heeft een overwegend oppervlakte-consumerend karakter, waarvan de nadelen in de maatschappelijke discussie steeds vaker aan de orde komen. Doe! van dit onderzoek is te bezien of door oppervlakte-vergroting de ruimteconsumptie in mindere mate gepaard kan gaan met consumptie van het natuurlijk aardoppervlak. Boven- en ondergrondse oppervlaktevergroting kan in enkele uitzonderingssituaties al in de praktijk worden waargenomen. Deze studie beperkt zich voorlopig rot de theoretische aspecten van het genereren van 2.X-Dh, per computer te gcneren, space-fillers (ruimte vullende vlakken) en rule-based hierarchical compounds (emulatie van vormwetmatigheden in stedelijke groei). Duur van het project Einde: 1995 Voortgang van het project in 1995 Het onderzoek is voortijdig afgebroken
3.4 Ontwikkelingsmethoden en -technieken voor bouwkundige informatiesystemen Onderzoekers: Ir.R.H.M. van Zutphen, Ir.J.P. van Leeuwen Doel-lprobleemstelling In het Nationaal Onderzoeksprogramma Bouw Informatica (NOBI} wordt gestreefd naar een algemeen en consistent informatietechnische infrastructuur, die tot een betere beheersmg van de produktieprocessen en informatiestromen in de bouwnijverheid moet leiden. In dit kader zijn afspraken gemaakt ten aanzien van methoden en technieken. zoals SDM. NIAM, IDEF, welke onderzoekers en ontwikkelaars moeten hanteren bij de ontwikkeling van bouwkundige informatiesystemen. Deze methoden en technieken komen voomamelijk uit bestuurlijke en adminisrratieve informatica-omgevingen voort. Er zijn dan ook aanduidingen dat ze minder geschikt zijn voor de specifiek bouwkundige problematiek. Daarbij komt dater nog nauwelijks fundamenteel onderzoek is verricht naar de aard van bouwkundige gegevens binnen een informatietechnische kader. De doelstelling van dit promotieonderzoek is het onderzoeken en definieren van een ontwikkelingsmethode ten behoeve van de definitiestudie, het ontwerpen en bouwen van geautomatiseerde bouwkundige informatiesystemen. Voortgang van het project in 1995 Het onderzoek heeft zich in 1995 gericht op een tweetal aspecten: enerzijds het onderzoek naar algemene methoden en -technieken voor het ontwikkelen van bouwkundige informatiesystemen (a), anderzijds de structuur van de bouwkundige informatiemode11en volgens concepten bekend onder de noemer Product Modelling (b). In het kader van bet onderzoek naar algemene methoden en -technieken voor het ontwikkelen van bouwkundige informatiesystemen (a) heeft het onderzoek zich geconcentreerd op aspecten en mogelijkheden van een componentenbenadering binnen visueel georienteerde ontwikkelomgevingen. Na een inventarisatie van type componenten zijn er een aantal pilotprojekten (in de vorm van derde geldstroom onderzoeksprojekten) uitgevoerd om de effectiviteit en functionaliteit van een dergelijke aanpak te exploreren en te toetsen. De doe!- en probleemstelling van het tweede aspect van onderzoek (b) zijn in 1994 bijgesteld zoals hieronder omschreven. Dit onderzoek moet resulteren in de promotie van ir. J.P. van Leeuwen.
128
Het deelonderzoek (b) heeft als doelstelling de mogelijkheden te onderzoeken van de toepassing van de concepten van Feature-based Modelling in Product Modelling voor de bouw. Dit omvat de ontwikkeling van definities en classificaties van bouwkundige Features en de ontwikkeling van een structuur voor Feature-based modellen voor bouwkundige informatie. Het onderzoek richt zich vervolgens op de ontwikkeling van computer-technieken voor de ondersteuning van de Feature-based benadering in bouwkundige informatiesystemen. In 1995 is de theorie ontwikkeld voor een Feature-based Modelling (FBM) framework. Deze theorie begint met de definitie en classificatie van bouwkundige Features, waaruit volgt een in abstractie-niveaus gelaagd conceptueel Feature-model dat de basis vormt voor het FBM framework. De nadruk in dit modelligt op de dynamiek en flexibiliteit zowel van het model zelf, als van het werken met het model. Het FBM framework omvat een tlexibele informatie structuur op basis van Feature-definities en een systeem-thcorie welke beschrijft hoe informatic kan worden gcdefiniecrd binnen deze structuur en hoe bouwkundige modellen kunnen worden opgebouwd met deze structuur. Naast de omwikkeling van de theorie is onderzoek gedaan naar de technieken welke een implementatie van deze theorie mogelijk kunnen maken. Specifiek zijn onderzocht: Object georienteerde technieken, de Autocad Run-time extension techniek, en de Delphi Rapid Application Development techniek. Verwachtingen resterende periode Wat betreft deelonderzoek (a) zullen er een aantal software componenten binnen de ontwikkelomgeving worden gedefinieerd en uit ontwikkeld welke vervolgens worden gei:ntegreerd in bet Virtual Reality platform VR-DIS metals doel de simulatie- en modelleringsaspecten binnen deze omgeving te ondersteunen dan wel te verbeteren. Binnen het deelonderzoek (b) zal in 1996 het FBM framework nader worden uitgewerkt en verfijnd, met name betreffende de conceptuele informatie-structuur op basis van Feature-definities en de beschrijving van her definieren en modelleren van informatie binnen deze strucruur. Tevens zal worden gewerkt aan de implementatie van een prototype computer-ondersteund modelleersysteem gebaseerd op het FBM framework. Het prototype dient ter verificatie en ondersteuning van de ontwikkelde theorie. Zowel theorie als prototype worden gerapporteerd en gepresenteerd, d.m.v. papers en conferentiebezoek en in een proefschrift leidend tot promotie van ir. J.P. van Leeuwen. Duur van het project Aanvang: 1993 Einde: 1997
3.5 Een tijdsdimensie voor Caad systemen Projectleider: Ir.G. T.A.Smeltzer Onderzoekers: Ing. J. Dijkstra, Ir.G.T.A.Smeltzer, Ir.J.M.M.Mantelers Doelstelling Een mogelijkheid om aile ontwerp-informatie. die tijdens een bouwkundig ontwerp-proces wordt gegenereerd, op een temporeel gecoordineerde wijze in een informatiesysteem vast te leggen. Hiermee dienen naast de ontwerptoestanden ook de processen, waarlangs deze tot stand zijn gekomen, geregistreerd en gereproduceerd te kunnen worden. Probleemstelling De wijze waarop temporele aspecten van ontwerp-informatie in het bouwkundige informatiesysteem vastgelegd worden. Hierbij moet rekening worden gehouden met een oneindigheid van de omvang van het informatiesysteem en een eindigheid van de capaciteit van opslagmedia. Duur van het project startdatum: 1992 einddatum: 1995 Voortgang van het project in 1995 De onderdelen van dit onderzoek zijn als deelonderzoeken in andere projecten ondergebracht.
129
3.6 Data modelling in the Architectural,
l<~nginecring
and Construction environment
Project!eider: Prof.ir. H. Wagter Onderzoeker: lr.B. de Vries
Doelstelling Hoofddoelstelling van bet onderzoek is bet ontwikkelen van een procesmodel voor de uitwisseling van gegevens tussen de participanten in de verschillende stadia van bet ontwerp-, bouw-, en bebeersproces. Om bovenstaande te bereiken wordt bet uitwisselingsproces op formele wijze gedefinieerd gebruik makend van wiskundige modellen die ontwikkeld zijn rondom PETRinetten. Een van de belangrijkste onderzoeksresultaten is een simulatieprogramma waarmee logistieke aspecten en tijdsaspecten van de gegevensuitwisseling voor een specifieke case kunnen worden onderzocht. Probleemstelling Theorievorming over elektroniscbe gegevensuitwisseling in de bouw wordt momenteel vooral benaderd vanuit bet datamodel ofwel produktmodel. He! lijkt zccr mocilijk om tot ovcrccnstcmming tc komcn tusscn partijen over de te gebruikcn bcrichtstructuur. In dit ondcrzock is ccn bcnadcring gckozcn vanuit hct proces van gegevensuitwisseling om daarmee bet dynamische karakter van de uitwisseling van gegevens beter te kunnen belichten. De discussie over standaardbericbten kan met het ontwikkelde procesmodel worden verbreed tot de uitwisseling van gegevens tussen informatiesystemen. Duur van het project startdatum: 1991 einddatum: 1995 Voortgang van het project in 1995 Het gebele jaar is besteed aan het scbrijven van het proefschrift. Op het CIB Congres in Stanford is een paper gepresenteerd. Verwachtingen resterende periode Het onderzoek wordt afgerond met een promotie op 17 januari 1996.
3.7 Integratie van besluitvormingsprocessen middels VR-DIS Projectleider: ir. R.H.M. van Zutphen Onderzoekers: ing.J. Dijkstra, ir. J.M.M. Mantelers, ing. W.A.H.
Ro~len
Doel I probleemstelling VR-DIS staat voor Virtual Reality Distributed interactive simulation. Centraal thema van het onderzoek is de stelling dat de integratie van Virtual Reality-. simulatie- en productmodelleringsmethoden c.q. technieken nieuwe vormen van onderzoek mogelijk maakt op bet gebied van simulaties en (re)presentaties van kenmerken, gedrag en causale verbanden binnen bouwkundige kennisdomeinen. Het onderzoek zal zich richten op de inzet van gedistribueerde interactieve simulaties ter ondersteuning van een integrate benadering van besluitvormtngsprocessen binnen de bouw. Uitgangspunt daarbij is, dat plannings-. ontwerp-, uitvoerings- en bebeersprocessen als besluitvormingsprocessen benaderd zullen worden. Duur van het project startdatum: 1995 einddatum: 1999 Voortgang van het project in 1995 Het onderzoek is gestart in bet laatste kwartaal van 1995. Gedurende dit kwartaal is het concept acbter bet VR-DIS platform uitgewerkt en vastgelegd in een onderzoeksplan. Onderdeel van dit plan is de selectie van een aantal pilot projekten om bet inzicht in de problematiek te vergroten en de toepassingsmogelijkheden binnen andere kennisdomeinen te onderzoeken. Tevens is gestart met de technische opbouw van het platform.
130
Verwachlingen resterende periode Begin 1996 zal het VR-DIS platform operationeel worden gemaak:t. Tegelijkertijd zullen de pilotprojecten verder worden mtgewerkt en worden getoetst op functionaliteit en haalbaarheid. Er zal een intern symposium worden georganiseerd waar de projekten worden gepresenteerd. De bevindingen zullen worden gebruikt voor het definieren en uitwerken van enkele gedetailleerde en leerstoeloverkoepelende onderzoeksvoorstellen.
3.8 Een haalbaarheidsstudie naar de toepassing van verlichtingssimulatieprogramma's in de bouwkundige ontwerp-praktijk Projectleider: Ing. W. A. H. Roelen Onderzoekers: Ing.W.A.H. Roelen
Doel-lprobleemstelling Het onderzoeken van de mogelijk:heden om bestaande, al dan niet aangepaste, verlichtingssimulatieprogramma's te koppelen met CAAD-pakketten. Dit zal dan op dusdanige wijze moeten gebeuren dat met beperkte verlichtingskundige kennis tijdens het ontwerp al conceptplannen, voor de verlichting van gebouwen, gesimuleerd en gevisualiseerd kunnen worden. Hierdoor wordt het mogelijk dat de ontwerper op basis hiervan voor de verlichting relevante ontwerpbeslissingen kan nemen.
Duur van her proJect Aanvang: 1995 Einde: onbepaald
Voorrgang van her project in 1995 Bij de meeste verlichtingssimulatiepakketten wordt er van uitgegaan dat de gebruiker specialistische kennis op het gehied van verlichting bezit. Er is onderzoek gedaan naar mogelijkheden om een interface te maken waardoor die kennis voor de gebruiker beschikbaar komt of onnodig wordt. Op basis van de ideeen die hierbij ontstonden is er, in het kader van een afstudeeronderzoek, een prototype gemaakt van een dergelijke interface waarmee veldonderzoek is verricht zodat een nog beter inzicht is verkregen. Door de komst van nieuwe. snellere apparatuur en programmatuur op bet gebied van interactieve visualisatie is het nu tevens mogelijk geworden de verlichtingssimulatiesdirect te verwerken in Virtual Reality toepassingen. Venvachtingen resterende periode Een nieuw onderzoek naar de gebruikswaarde hiervan in kunstlicht- maar ook in daglichtsituaties za1 worden opgezet.
3.9 De koppeling van verlichtingssimulatieprogramma's aan interactieve visualisatie systemen (VR-DIS) Projektleider: lng. W. A.H. Roeten Onderzoekers: lng.W.A.H. Roeten
Doel-lprobleemstelling . Bij tk intcracticvc visualisatic van bouwkundigc ontwcrpen is het vaak gcwenst. zo nicl noodzakelijk, om cen nauwkeurige voorspelling van de verlichtingssituatic te doen. De mogelijk:heden om zowet interactieve visualisaties ats verlichtingssimulatiesonder te brengen of te koppelen aan een ontwerpomgeving zullen worden onderzocht. Duur van het project Aanvang: 1995 Einde: 1998
Voortgang project in 1995 Er is een aanzet gemaakt om dit onderzoek op te starten. Deze aanzet heeft bijgedragen tot de definitie van het VR-DIS platform.
131
Verwachtingen resterende periode In het kader van het VR-DIS onderzoek van de sectie Bouwinformatica wordt gezocht naar de mogelijkheden van koppeling met, en integratie van, de diverse bouwkundige simulatie- en berekeningsprogramma's. Bij dit specifieke onderzoek worden de mogelijkheden onderzocht om zowel het statistische (voomamelijk kunstlicht) als bet dynamische (voornamelijk daglicht) gedrag van Iicht te simuleren en te visualiseren.
132
Publicaties leerstoel Bouwinformatica Wetenschappelijke publicaties Leeuwen J. van, H. Wagter, R. Oxman A Feature Based Approach to Modelling Architectural Information, ln Proceedings: Stanford USA, 21/08/1995, pp. 260-269. Mantelers J.M.M., G.T.A. Smeltzer, W.A.H. Roelen Virtual Reality in Architectural Design and Real Estate Simulations, In Proceedings: Muenchen, (1995), pp. 99-110. Smeltzer G.T.A., J.M.M. Mantelers, W.A.H. Roelen Virtual Reality systems in Architectural Design Process, In Proceedings: Amsterdam, 14/05/1995, ISBN: 0-939493-09-8, pp. 465-483. Vries B. de. H. Wagter Message development in the Building process, In Proceedings: Stanford University. ( 1995), p. II Vakpublicaties Leeuwen J. van, H. Wagter, R. Oxman A Feature Based Approach to Modelling Architectural Information, TUE, Bouwinformatica, Eindhoven, (1995), rapport i.o.v. Leerstoel Bouwinformatica, 12 pp. Roelen W.A.H., A.H.A. Brouwer, J.A.G. Jess A Proposal for a Distributed Virtual Reality System for Architectural Simulations, TUE, Eindhoven, (1995), ISSN: 1381-3129, 53 pp. Smeltzer G.T.A. Een virtue in reality. BA: de bouwadviseur, ISSN: 0165-3520, (1995), pp. 28-31. Smeltzer G.T.A. Open huis met Virtual Reality. PNO actueel. no. 5-2, (1995), pp. 6-7. Populariserende publicaties Smeltzer G.T.A. Virtual Reality wordt realiteit. Algemeen Dagblad, (1995), p. 2 Overige output Zutphen R., W. Bax REN Manager II plus handleiding, Computerprogramma
133
+
handleiding, (1995).
4. Projecten Leerstoel Architectonisch Ontwerpen ing. R. Darn, UHD
4.1 DataGndische Heuristiek, theorie Projectleider: ing. R. Daru, Arch. HfG Onderzoekers: drs. M.H. Veenendaal (promovendus), prof. dr. H.J.P. Timmem1ans (promotor). dr. W.T.C.F. Adams, dr. A.P.M. van Bakel, drs. H.P.S. Snijder.
Doelstelling Dit project beoogt met fundamenteel en toegepast onderzoek een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van nieuwe ontwerphulpmiddelen voor de vorm· en structuurgeving van complexe gebouwen. Het doe! van dit door STW gefinancierde ondcrzoek is om mecr kennis en inzicht te verwerven in de mogelijkheden en beperkingen van het werken met en interpreteren van grafische patronen in gevisualiseerde datasets, die ondermeer voor plattegrondvorming van complexe gebouwen in te zetten zijn. Het onderzoek is gericht op het ontdekken van heuristieken in de manier waarop een gebruiker komi tot optimale ordening in deze datasets. met de mogelijkheden om hem hierbij te ondersteunen.
Probleemstelling Bij het bouwkundig vormgeven en in bet bijzonder volgens de P-werkstijl (Programmatisch gerichte werkstijl, zie onderzoek 4.2: 'Ontwerpstijlen') komt de vormgever gegevens tegen over bouwkundige vormen. Deze zijn traditioneel in alfanumerieke vorm aangeleverd, maar kunnen op efficientere wijze ingezet worden in grafische vorm. Hierover is al eerder (door dr. W .T.C.E Adams) promotie onderzoek bij Vormleer verricbt. Dit ESR/STW promotie onderzoek is opgezet om er achter te komen welke beuristieken tot optimale resultaten leiden. Hierbij duiken vrij fundamentele vraagstukken op, die een antwoord vergen alvorens verantwoord toegepast te kunnen werken. Het vraagstuk van utilisatie moet hierbij ook aan de orde komen door terugkoppeling via gevalstudies. Aangezien de ontwikkelde technieken een 'generiek' karakter hebben, zijn de resultaten niet aileen binnen bet bouwkundig vormgeven, maak ook binnen geheel andere domeinen te benutten.
Duur van het project: Startdatum: 1992 Einddatum: 1996
Voortgang van het project in 1995 Het begin van 1995 is besteed aan de implementatie van heuristische algoritmen die de kern vormen van een psychologisch Model van Succesvol Ordengedrag. Deze computationeel zuimge en dus snelle algoritmen zijn in staat iedere mogelijke dataset te ordenen ongeacht de grootte en mtrinsieke kwaliteit ('orden-baarheid') daarvan. Ook bij !age datakwaliteit worden de minst slechte oplos..<;ingen gevonden. Deze resultaten zijn op faculteitsniveau (VCW) gepresenteerd. Verder is een zuinige techniek ontworpen voor het voorspellen van datakwaliteit van een willekeurige combinatorische dataset. Deze voorspelling voorziet de gebruiker voor het eerst van een objectief orientatiepunt in een verder abstracte en vaak ondoorzichtige zoekruimte. In overleg met de ESR/STW Gebruikerscommissie van dit project is voor de utilisatie met bijbehorend onderzoek een voortzettingsaanvraag bij STW ingediend. Het grootste gedeelte van 1995 is verder besteed aan bet schrijven van de dissertatie. Deze is goeddeels gereed, maar zal in verband met de inmiddels door STW gehonoreerde voortzettingsaanvraag nog een uitbreiding krijgen.
Verwachting resterende periode Het onderzoek in de voortzettingsperiode zal zich richten op de inzichtelijkheid van de gevonden heuristieken voor gebruikers enfof de mentale belasting bij handrnatig ordenen. De onderzoeksresultaten zullen aan de dissertatie worden toegevoegd. Tevens is bij STW een subsidie verkregen om de ontwikkelde software door een in de bouwwereld gespecialiseerd softwarebureau te Iaten implementeren en vervolgen..<; commercieel te exploiteren. Hiermee is de daadwerkelijke utilisatie van de onderzoeksresultaten zo goed mogelijk verzekerd.
134
4.2 Ontwerpstijlen Projectleider: ing. R. Daru, Arch HfG Onderzoekers: drs. A.P.M. van Bakel (promovendus), prof. dr. P.J. Hettema (promotor KUB-Tilburg), prof. dr. ir. M.F.T. Bax, prof. dr. H.J.P. Timmermans, prof. ir. H. Wagter. Doelstelling Dit project beoogt met fundamenteel empirisch onderzoek een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van nieuwe ontwerphulpmiddelen voor de vorm- en structuurgeving van complexe gebouwen. Het doel van dit door SOBU gefinancierde onderzoek is om inzicht te verkrijgen in het voortbrengingsproces van vormen door ontwerpers. Daamaast moet dit leiden tot een nadere definiering van de individuele accenten: de ontwerpwerkstijlen. Het onderscheiden van ontwerpwerkstijlen vindt plaats aan de hand van een spanningsveld van typen werkstijlen en persoonlijkheidsvariabelen. Een en ander moet leiden tot de constructie van een vragenlijst voor de identificatie van de ontwerpstrategie van een architect. De aard van de verworven kennis en de vragenlijst zouden zowel didactisch inzetbaar moeten zijn als voor de ontwikkeling van ontwerp-ondersteunende programmatuur. Probleemstelling In zowel het ontwerponderwtjs als bet ontwerpen in teamverband, danwel het ontwerpmanagement of de software tmplementatie van ontwerphulpmiddelen, wordt te weinig bewust rekening gehouden met individuele voorkeuren van de betrokken studenten of vormgevers. Hieruit volgt de vraag, of we architectuurstudenten en architecten kunnen onderscheiden aan de hand van het type ontwerpwerkstijl, die ze toepassen. En vervolgens of deze stijlverschillen toe te schrijven zijn aan persoonlijkheidsvariabelen en in het bijzonder temperamentsverschillen. Beide vragen zijn inmiddels in het onderzoek bevestigend beantwoord. Duur van het project Startdatum: 1990 Einddatum: 1995 Voortgang van het project in 1995 Op 30 mei heeft de promotiezitting plaatsgevonden. Dit werd vooraf gegaan door een seminar met lezingen en een forumdiscussie over 'Ontwerpwerkstijlen en Architectenpraktijk'. De internet gebasee.rde 'virtual studio' resultaten van architectonisch projectwerk met bijbehorende crossculturele vergelijking van ontwerpwerk- en objectstijlen van TUE en Texas A & M University studenten zijn samen met de docent van de Texas A & M University, E. Connell, gepresenteerd op een intemationaal congres in Baden Baden, BRD. Voor een uitgebreid verslag zij hier verder naar de SOBU-verslaglegging verwezen. Verwachtingen resterende periode De dissertatie geeft een aanzet voor vervolgonderzoek op het gebied van taktische ontwerpwerkstijlen en een verdere didaktische uitwerking voor de integratie van ontwerpwerkstijlen in ontwerpopleidingen. De samenwerkings- en financieringsmogelijkheden hiervan zullen ter zijner tijd verkend worden. Met een aantal proefpersonen op de TUE en de Texas A & M University zijn afspraken gemaakt voor hun deelname aan een longitudinale studie naar de ontwikkeling van de ontwerpwerkstijlen van afstudeerders over een aantal peiljaren.
4.3 Sketcher Projectleider: ing. R. Daru, Arch HfG Onderzoekers: drs. H.P.S. Snijder (promovendus), prof.ir. H. Wagter (promotor), prof. J. Hennessey, prof.dr. R. Oxman, prof.dr. H.J.P. Timmermans. Doelstelling Dit project beoogt met ontwikkelingswerk en toegepast onderzoek een rechtstreekse bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van nieuwe, creativiteits-ondersteunende ontwerphulpmiddelen voor de vorm- en structuurgeving van complexe gebouwen. Doe! is om:
135
(a) een instrumentarium tot ontwikkeling te brengen voor de ondersteuning van de schetsontwerpfase van het architectonische vormgevingsproces en (b) op basis daarvan empirische toetsingen uit te voeren om de mate van creativiteitsondersteuning te k:unnen vaststellen. Voor de theorievorming wordt daarbij gebruik gemaakt van bestaande modellen van creatieve cognitie. Er wordt gestreefd naar meer kennis en inzicht op het gebied van zowel het cyclisch voortbrengen van vormen en structuren van gebouwen als het verkennen en interpreteren daarvan op hun betekeniskansen en -mogelijkheden. Probleemstelling De ontwikkelingsopgave betrekt zich op de instrumentele ondersteuning van het schetsontwerpen binnen het architectonische vormgeven: welke (computer)hulpmiddelen Iaten zich ter ondersteuning van de productiviteit van het conceptuele ontwerpschet<>en identificeren en ontwikkelen'? De daarop aansluitende onderzoeksvraag richt zich op de invloed van het instrumentarium op de creativiteit<>ontwikkeling van het schetsontwerpen. De vraag is in hoeverre de kwaliteit en/of kwantiteit van de ontwerpresultaten verschilt al naar gelang gebruik gemaakt wordt van de gangbare handschetswerkwijze. danwcl het zelf te ontwikkden electronische schetsontwerpsysteem. Duur van het project Startdatum: 1994 Einddatum: 1998 Voortgang van het project in 1995
Er is verder gewerkt aan de voortbrenging van plattegrondvormen volgens evolutieprincipes voor exploratie en selectie door de vormgever. Voorts is er verder gewerkt aan het genetisch algoritme voor de (objectieve) optimale groepering van functies uit een Programma van eisen, als startpunt voor bet evolutionaire voortbrengen van altematieve plattegronden. Er is ook een begin gemaakt met de vertaling van optimaal gegroepeerde functies in geometrische (plattegrond)vormen, wederom met behulp van een genetisch algoritme. Verwachtingen resterende periode Ten einde de impliciete, 'vage' kennis van ontwerpers binnen het genetisch algoritme te kunnen toepassen, zal gebruik worden gemaakt van een.neuraal netwerk. Om deze 'vage' kennis te verkrijgen zullen experimenten met ervaren ontwerpers worden uitgevoerd. De resterende tijd zal besteed worden aan het schrijven van het proefschrift, danwel de presentat1e van het proefontwerp.
4.4 Ontwerpgerichte heuristiek: Preventie van desorientatie door architectonische vormgeving Projectleider: ing. R. Daru, Arch HfG Onderzoekers: ir. P.J. Venemans (beoogd promovendus voor dit project), prof. dr. ir. A.F. van Wagenberg, prof. R. Passini, prof. dr. ir. M.F.T. Bax, prof. dr. H.J.P. Timmermans. Doelstelling Dit project beoogt met fundamenteel en toegepast onderzoek een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van nieuwe ontwerphulpmiddelen voor de vorm- en structuurgeving van complexe gebouwen. Doel van het onderzoek is het voor architecten en facility managers beschikbaar maken van onderzoeksresultaten waarmee door middel van heldere circulatie-systemen de orientatiekwaliteit van complexe gebouwen kan worden bevorderd. Daartoe richt het onderzoek zich op het opstellen en testen van: (a) modellen met criteria waarin de resultaten van orientatieonderzoek kunnen worden samengevat, (b) methoden om de daarvoor relevante gebouwkenmerken te beschrijven en te operationaliseren, (c) ontwerpinstrumenten waarin het bovenstaande is samengebracht met voorbeelden, suggesties en richtlijnen voor zowel de vroege fasen van het architectonische vormgeven als voor facility managers. Probleemstelling Uit analyse van problemen met orientatie en zoektaak in semi-publieke gebouwen blijkt, dat bij bet vormgeven van die gebouwen de onderzoeksresultaten uit de orientatie-literatuur te weinig worden gebruikt. Dit wordt veroorzaakt, niet aileen doordat in de regel aanvullend onderzoek naar mogelijke consequenties voor het vormgevingsproces ontbreekt, maar ook doordat de relevante gebouwkenmerken te globaal en niet
\36
in samenhang worden beschreven. Met name dit laatste verhindert de ontwikkeling van praktisch bruikbare ontwerpinstrumenten voor het ondersteunen van het onwerpproces, anders dan met uitgebreid onderzoek. Het ontbreken van bruikbare beschrijvingsmethoden is een algemeen probleem bij het ontwikkelen van middelen om het architectonische vormgeven te ondersteunen op basis van onderzoek uit andere disciplines.
Duur van her project Startdatum: ? Einddatum: ? Voortgang van het project in 1995 In dit verslagjaar werd financiele ondersteuning verworven uit het Philipsfonds voor een TUE verblijf van 3 maanden van prof. R. Passini, Universite de Montreal, Canada, voor begin 1996. Onder meer ter voorbereiding hiervan is in augustus '95 in Montreal met prof. Passini overleg gevoerd. Voorts zijn op basis van de reeds beschikbare inzichten enkele praktijkadviezen uitgebracht, waaronder suggesties voor de verbouwing van een buurtcentrum om ondanks de beperkte middelen toch een helder gebouwontwerp te bereiken. Dit advies heeft ertoe bijgedragen dat de patstelling tussen opdrachtgever en architect kon worden doorbroken. In februari werd bericht ontvangen van STW dat het daar in 1993 ingediende onderzoeksvoorstel niet werd gehonoreerd, ondanks de positieve beoordeling. Daarop zijn elders twee aangepaste voorstellen ingediend, die helaas echter niet zijn toegekend. Verwachtingen resterende periode In januari is prof. Passini aangekomen en is begonnen met het in samenwerking met hem geplande onderzoek tijdens zijn 3-maands verblijf. Dit zal resulteren in een korte, samen te schrijven publicatie. Beoogd wordt op basis hiervan een nieuw onderzoeksvoorstel te formuleren. Mogelijkheden om reeds verkregen inzichten naar praktijksituaties te vertalen in adviezen, zullen worden aangegrepen om meer zicht te verkrijgen op praktische beperkingen in de toepasbaarheid van onderzoeksresultaten.
137
Publicaties Leerstoel Architectonisch Ontwerpen Dissertaties Bakel A.P.M. van Styles of architectural designing. Empirical research on working styles and personality dispositions. Tue, Eindhoven, 30/05/95, Promotoren: Prof.Dr. P.J. Hettema, Prof.lr. H. Wagter, ISBN: 90-6814-534-7 (341 pp.)in Bouwstenen, no. 34. Wetenscbappelijke publicaties
Daru, R. Design Morphology Group. In Proceedings: Design Research in the Netherlands, TU Eindhoven, Eindhoven, ( 1995), ISBN: 90-6814-537-1, pp. 175-181, in Bouwstenen, no. 37. Overige output Papers
Snijder H.H., R. Daru GECAD: A Creativity Supporting Sketching Tool for Genetic Layout Generation, Namen, 23/08/1995, 6 pp.
138
Onderzoeksgroep Stedebouwkundige Planologie 1. Leerstoel Stedebouwkundige Planologie prof.dr. H.J.P. Timmennans Overzicht onderzoekers: le geldstroom: w.p. ir. A.W.J. Borgers ir. B. Dellaert ir. M.D. Klabbers drs. H. Oppewal drs. E.A.C. v.d. Pols ir. M.W.M. Ponje ir. D.M.G. Snellen drs. M. Stemerding prof.dr. H.J.P. Timmermans 2e geldstroom: w.p drs. T. Arentze ir. D. Etterna ir. A.D.A.M. Kemperman drs. E.J.E. Molin drs. ir. J. Teklenburg 3e geldstroom: w.p. Chang-Hyeon Joh Joanna Debska Donggen Wang Rachel Katoshevski M. Schellekens F. Witlox Geert Wets n.w.p. drs. ing. P.J.H.J. van der Waerden Promotieonderzoek: lste geldstroom: ir. M.D. Klabbers:
Multi-media-systeem voor stated preference en choice modellen lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
ir. M.W.M. Ponje:
Mobiliteits- en functioneel hierarchische effecten van transferia lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
drs. M.P.Stemerding: (SOBU)
Tijdruimtelijke constraints en opportunities van recreatief gedrag lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans 2de promotor: prof.dr. Th.A.M. Beckers
ir. D.M.G. Snellen:
Ontwikkeling van een integrate methodiek, gebaseerd op aktiviteitenpatronen voor de evaluatie van stedelijke concepten le promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
139
drs. E.A.C. vd. Pols: (SOBU) 2de geldstroom: drs. T. Arentze:
Determinanten van de behoefte aan en beleving van assortimenten le promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
Decision support system voor lokatieplanning lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
ir. D.E. Ettema:
Modelleren van aktiviteitensystemen lste promotor: prof. dr. HJ.P. Timmermans
ir. A.Kemperman
Tijd-ruimte aspecten bij het bezoek van attractiepunten: Thema-parken lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
drs. E.J.E. Molin:
Groepsmatige ruimtelijke keuze- en beslissingsmodellen lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
drs. ir. J. Teklenburg:
Verbetering en toetsing space-syntax methode lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans co-promotor: dr.ir. A.F. van Wagenberg (W&MW)
drs. M.H.Veenendaal:
Datagrafische heuristiek lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans co-promotor: ing. R. Daru
3de geldstroomfexteme promovendi: drs. M. Schellekens:
De invloed van inrichtingskenmerken van winkels op klanten preferenties: visuele versus verbale methoden lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
drs. Wang Donggen
Een DSS voor de bepaling van de effecten van stedebouwkundigeverkeers- en vervoersplannen op de duurzaamheid van de stad. lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
drs. F. J.A. Witlox:
De problematiek van de vestigingsplaatskeuze van bedrijven: theorie en praktijk lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
In 1995 werden de volgende promotieonderzoeken afgerond: drs. H. Oppewal: Conjoint Experiments and Retail Planning le promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans 2e promotor: prof.dr. J.J. Louviere (Edmonton) ir. B.G.C. Dellaert: Conjoint Choice Models for Urban Tourism Planning and Marketing le promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans 2e promotor: prof.dr. J.J. Louviere (Edmonton)
140
OVERZICHT PROJECTEN EN PUBLICATIES PER LEERSTOEL IN DE ONDERZOEKSGROEP STEDEBOUWKUNDIGE PLANOLOGIE 1. Projecten Leerstoel Stedebouwkundige Planologie Prof.dr. Harry J.P. Timmermans
Eerste geldstroom 1.1 Modellen voor sequentiele beslissingen
Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers: Ir. Benedict G.C. Dellaert; lr. Aloys W.J. Borgers; Prof. dr. Harry J.P. Timmermans DoeVprobleemstelling Vrijwel alle modellen die in het kader van keuzeproblemen in planvorming worden gebruikt gaan uit van de veronderstelling van enkelvoudige keuzes. Vaak worden keuzes echter in onderlinge samenhang genomen. Dit promotieproject stelt zich ten doe! modellen te ontwikkelen voor de voorspelling van sequentiele beslissingen. Duur van het project startdatum: 08-01-1992 einddatum: 31-05-1995 Vvortgang van het project in 1995 Ret project is afgerond door middel van een promotie. Verwachtingen resterende periode Ret schrijven van artikelen naar aanleiding van de promotie.
1.2 PAMELA: Parking, Analysis, Modelling & Effects on Local Areas Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers : Drs. ing. Peter J.H.J. van der Waerden; Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Doel-jprobleemstelling Om het effekt van voorgestelde parkeermaatregelen op het gebruik van de infrastruktuur in binnensteden te kunnen bepalen is het noodzakelijk om inzicht te hebben in zowel het parkeergedrag, het bestemmingskeuzegedrag als het vervoermiddelkeuzegedrag van onder andere winkelcentrumbezoekers. Welke parkeermaatregelen leiden tot een verandering in een of meer genoemde gedragingen en wat zijn dan de gevolgen voor het gebruik van het stedelijk verkeersnetwerk? Ret doel van dit onderzoeksproject is als volgt omschreven: Ret ontwikkelen en toetsen van een model voor parkeergedrag (bestaande uit parkeerterreinkeuzegedrag en wacht- en uitwijkgedrag) van winkelcentrumbezoekers, mede in relatie tot winkelcentrumkeuze en vervoerswijzekeuze van de consumenten, om zodoende te komen tot een parkeersimulatiemodel voor winkelgebieden. Bij de ontwikkeling van het P.S. model wordt sterk gekeken naar de inpasbaarheid in een Geografisch lnformatie Systeem. Duur van het project startdatum: 1992 einddatum: 1996/1997 Voortgang van het project in 1995 Gegevens voor het schatten van de modellen zijn verzameld. Verwachtingen resterende periode Schatting van modellen; ontwikkelen van software.
141
1.3 Substitutie en ruimtelijke structuur efTecten in modellen van winkelkeuze Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers :Ir. Aloys W.J. Borgers; Prof. dr. Harry J.P. Timmermans mmv. A. Parsons (University of Auckland, New Zealand) Doel-/probleemstelling Dit project heeft tot doe! modellen te ontwikkelen die de effecten van/overeenkomsten tussen winkelkeuze
en hun relatieve locatie op het keuzegedrag van consumenten voorspellen. Dit wonlt uitgewerkt in een tweetal proefschriften. Duur van het project: startdatum: 01-01-1985 einddatum: onbepaald Voortgang van het project in 1995 Verzameling en analyse van gegevens. Verwachtingen resterende periode Verwerken van de resultaten tot een proefschrift.
lA Modellen voor hierarchische beslissingsprocessen van woningkeuzegedrag Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers: Drs. Hannen Oppewal; Prof. dr. Harry J.P. Timmermans mmv. Yves van de Vyvere (Hague Consulting Group) Doel-/probleemstelling Het doel van dit project is, in het verlengde van het proefschrift van Oppewal, modellen te toetsen voor woningkeuze. Deze modellen zijn gebaseerd op de veronderstelling van een hierarchisch keuzeproces. Gegevens zijn verzameld in Louvain-Ja-Neuve. Duur van het project: startdatum: 01-0 1-1992 einddatum: 31-12-1995 Voortgang van het project in 1995 Gegevens zijn geana1yseerd en verwerkt tot concept-publicaties. Project is gereed. Verwachtingen resterende periode Afronden van de publicaties.
1.5 Een multimedia system voor stated preference en choice modellen Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers: Ir. Martijn Klabbers; Drs. Harmt~n Oppewal; Jr. Aloys W.J. Borgers; Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Doel-/probleemstelling Dit project heeft tot doel: een computer-gebaseerd multimedia systeem voor stated preference en choice modeUen te ontwikkelen en inzicht te krijgen in de vraag in hoeverre de validiteit en betrouwbaarheid van dit systeem, die van conventionele modellen overtreft. Teneinde dit doe) te bereiken, dient gewerkt te worden aan volgende probleernstellingen: I. In hoeverre is het mogelijk een multimedia systeem voor SP&C modellen te ontwikkelen; 2. Is zo'n systeem ontwikkelbaar voor de meest complexe modellen, of dient mente volstaan met beperktere modellen?; 3. Is de validiteit en betrouwbaarheid van de metingen met zo'n systeem beter dan die van conventionele systemen?
142
Duur van het project: startdatum: 1994 einddatum: 1998 Voortgang van het projectin 1995 Gekozen is voor een stapsgewijze benadering van het project, te weten: l.Inwerken in SP&C modellen en atbakenen probleemgebied 2.0ntwikkelomgeving kiezen 3.Systeem ontwikkelen en testen 4.Cases kiezen en uitwerken 5.Meetgegevens verzamelen 6.Analyseren en interpreteren van de meetgegevens 7.Eindrapportage Van deze stappen zijn in 1995 stap I en 2 volledig, en 3 en 4 gedeeltelijk afgerond. Ad 1. Allereerst is aan de hand van de literatuur het algemene proces voor het uitvoeren van SP&C experimenten geanalyseerd en is er vervolgens gekozen welke onderdelen van dit proces voor bet beantwoorden van de probleemstelling in aanmerking komen (atbakening) en welke onderdelen daarom in het multimediasysteem moeten worden ondergebracht. Ad 2. Aan de hand van o.a. de beschikbare compatibele ontwikkelingssoftware, is er een keuze gemaakt uit het aanbod van hardware en besturingssystemen. Hierbij is ook gelet op de kennis die bestaat over soortgelijke bestaande systemen voor SP&C experimenten. Vervolgens is er een keuze gemaakt voor voldoende tlexibele software voor ondersteuning en ontwikkeling van het multimedia systeem. Ad 3. Op basis van de atbakening van het project is er een globaal antwerp voor het systeem gemaakt. Om een indruk te kunnen krijgen van de complexiteit van het ontwerpproces, is er ook een klein prototype van het systeem gemaakt. Ad 4. Verschillende mogelijke objecten van onderzoek in de stedebouw zijn op bruikbaarheid (voor dit onderzoek) geanalyseerd. Om een indruk te krijgen van de factoren die meespelen in het analyseren van een case is er voor het prototype ook een kleine case gekozen, nl. het meten van consumenten gedrag t.o.v. skigebieden.
Verwachtingen resterende periode De resultaten van het onderzoek in 1995 worden beschreven in tenminste twee papers die op intemationale congressen worden gepresenteerd. Het tijdschema voor de resterende periode ziet er als volgt uit: - Systeem ontwikkelen en testen Tot december 1996 - Cases kiezen en uitwerken Tot december 1996 - Meetgegevens verzamelen December 1996 tot augustus 1997 Analyseren en interpreteren van de meetgegevens Augustus 1997 tot juni 1998 - Eindrapportage Juni 1998 tot december 1998
1.6 Mobiliteits- en functioneel hierarchische effecten van transferia Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmennans Onderzoekers : Ir. Maarten Ponje; Drs. Hannen Oppewal; lr. Aloys W.J. Borgers; Prof. dr. Harry J.P. Timmennans
Doel-jprobleemstelling De doelstelling van het voorgestelde project is: het ontwikkelen van een onderzoek methodiek en stelsel van modellen, met behulp waarvan de mobiliteits- en functioneel-hierarchische effecten van transferia bepaald kan worden. Teneinde dit doel te bereiken, dient gewerkt te worden aan volgende probleemstellingen: 1. welke conceptueel kader is geschikt voor het verkrijgen van inzicht in de wisselwerking tussen beleidsaltematieben, keuze van vervoerwijze, woonlocatiebeslissigen, en tijd-ruimtebudgetten van huishoudens; 2. op welke wijze kunnen gegevens over deze aspecten het beste worden verzameld?; 3. welke modellen kunnen worden ontwikkeld en geschat om de genoemde effecten te kwantificeren?
143
Duur van het project: startdatum: 1994 einddatum: 1998 Voortgang van het project in 1995 Eind 1994 is binnen de groep gestart met de verkennende fase en het conceptuele kader van het project Dit heeft geleid tot (i) een literatuurverkenning over de achtergronden en betekenis van transferia voor ruimtelijk en verkeer- en vervoerbeleid (Ponje 1994) en (ii) een overweging van enkele mogelijkheden voor de methodisch technische opzet van het project en (iii) contacten met beleidsinstanties op regionaal en landelijk niveau in verband met de voorbereiding van de dataverzameling en de keuze van geschikte transferia. Verwachtingen resterende periode Verwacht wordt dat het project in de resterende periode de volgende fases zal doorlopen: fase A: Operationalisatie, data-verzameling voor-situatie en toetsing. Het conceptuele model zal nader geoperationaliseerd worden. Op basis van te verzamelen gegevens over keuzegedrag en activiteitenpatronen zullen de parameters van de modellen geschat worden. Vervolgens dient het model getoetst en eventueel bijgesteld te worden. Toepassing fase B: De geschatte modellen worden gebruikt om de effecten van transferia onder bepaalde omstandigheden in te schatten. Op deze wijze kunnen richtlijnen afgeleid worden voor nieuw te bouwen transferia. Tevens zullen de effecten van een bepaald transferium voorspeld worden. Mogelijke locaties hiervoor zijn het in aanbouw zijnde transferium in Amsterdam of het geplande transferium in Utrecht Westraven. De keuze voor een van beide locaties is afhankelijk van het verwachte tijdstip van oplevering van beide transferia. fase C: Data-verzameling na-situatie en exteme toetsing Na de opening van het transferium zal een tweede meting onder huishoudens plaatsvinden met betrekking tot het gebruik van het transferium. Op deze wijze kunnen de voorspellingen uit de vorige fase getoetst worden op validiteit. Tevens wordt geanalyseerd en beoordeeld in hoeverre het beleid succesvol is geweest. fase D: Schrijven van bet proefschrift.
1.7 Een Integrate Methodiek voor de Beoordeling van Stedelijke Concepten: een evaluatie gebaseerd op activiteitenpatronen Projectleider: Prof.dr. HJ.P. Timmermans Onderzoekers: mw. Ir. D.M.E.G.W. Snellen; Ir. A.WJ. Borgers; Prof. dr. H.J.P. Timmermans Doel-jprobleemstelling: Vol gens de huidige prognoses moe ten er tussen 1990 en 2015 1.5 miljoen woningen worden bijgebouwd. Naar verwachting kan dit aileen gerealiseerd worden door zeer grote lokaties of zelfs geheel nieuwe steden te ontwikkelen. Het probleem hierbij is dat bet onduidelijk is hoe altematieve stedelijke concepten voor een dergelijke ontwikkeling beoordeeld moeten worden in het Iicht van beleidsdoelen zoals duurzaamheid, beperking van de mobiliteit, voldoende draagvlak voor stedelijke voorzieningen, etc. Huidige instrumenten voor de beoordeling van stedelijke concepten zijn minder geschikt voor de beantwoording van deze vraag omdat ze typisch slechts een aspect (wonen, werken, verkeer, etc.) betreffen. Het doel van dit project daarom is een integrale methodiek te ontwikkelen voor de evaluatie van stedelijke concepten. Deze methodiek zal gebaseerd worden op activiteitenpatronen. Duur van het project: startdatum: 15.09.1995 einddatum: 15.09.1999 Voortgang van het project in 1995: Het projekt is gestart in september 1995. Tweede geldstroom
144
1.8 Groepsmatige ruimtelijke keuze- en beslissingsmodellen Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers : Drs. Eric I.E. Molin; Ir. Aloys W.J. Borgers; Drs. Harmen Oppewal; Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Doel-/probleemstelling De stated preference benadering is een methode geschikt voor bet modelleren van keuze- en beslissingsprocessen van individuen. Vele ruimtelijke keuzes en beslissingen worden echter niet door individuen alleen genomen, maar door meerdere personen tegelijk. Voorbeelden hiervan zijn bet kopen van een huis of de schoolkeuze van de kinderen. De centrale vraag in dit door NWO gefinancierde project is of de stated preference benadering te generaliseren is tot een benadering die ook geschikt is voor de bestudering van meerpersoons ruimtelijke keuze- en beslissingsprocesessen. Het doel is te komen tot een benadering (theorie, modellen, meetprocedures en statistische analyse) voor het beschrijven en voorspellen van ruimtelijke keuze- en beslissingsprocessen van groepen, gebaseerd op de methodologische en statistische principes van de stated preference benadering. Duur van het project startdatum: 01-02-1992 einddatum: 31-10-1995 Voortgang van het project in 1995 Het model dat in voorgaande jaren ontwikkeld is, is in !995 nader getoetst. Hiertoe zijn Eindhoven..
1.9 Een Decision Support System voor locatieplanning Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers : drs. Theo A. Arentze; Ir. Aloys W.J. Borgers; Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Doel-jprobleemstelling Het doe! van dit onderzoek, gefinancierd door STW, is modellen en decision support systemen te ontwikkelen, met behulp waarvan de vraag naar distributieve voorzieningen alsmede de gevolgen van ont werp/planningsbeslissingen om een serie grootheden voorspeld kan worden. Onder deze noemer is gewerkt aan enkele projecten. Duur van het project startdatum: 01-09-1993 einddatum: 01-09-1997 Voortgang van het project in 1995 In 1994 is een start gemaakt met de implementatie van het Decision Support System (DSS) in een windowsapplicatie. De applicatie oridersteunt de ontwikkeling, analyse en evaluatie van beleids- en bevolkingsscenario · s en kan in combinatie met bestaande geografische informatiesystemen worden gebruikt. In 1995 is de software van het DSS verder uitgebouwd. De basisfunctionaliteit van het DSS is nu gei'mplementeerd en getest d.m.v. een case-study op het terrein van marktverkenning en vestigingsplaatsonderzoek voor een supermarktketen. Verder is gewerkt aan het verder uitbouwen van een conceptueel framewerk voor het ontwikkelen van ruimtelijk DSS. Het doel van het framewerk is het
145
samenbrengen van verschillende vormen van data, modellen en kennis gericht op een optimale ondersteuning van ruimtelijke planningsbeslissingen. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in drie papers die zijn gepresenteerd op intemationale congressen en/of geaccepteerd voor publicatie in een intemationale tijdschrift of als boekbijdrage. Tenslotte is een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling en toetsing van modellen van complex consumentenkeuzegedrag die in een DSS gebruikt kunnen worden voor effectenanalyse. De resultaten zijn beschreven in een paper dat voor publicatie in een intemationaal tijdschrift is aangeboden.
Verwachtingen resterende periode Het huidige DSS biedt de basisfunctionaliteit voor ondersteuning van winkelplanning. In 1996 zal uitbouw plaatsvinden door ontwikkeling van kennisgebaseerde modellen die de toepassing van basismodellen voor bepaalde winkelplanningsvraagstukken ondersteunen. Parallel hieraan zal het DSS worden getest en geevalueerd door middel van case-studies. Momenteel zijn twee van dergelijke studies in voorbereiding op het terrein van planning van wijkwinkelvoorzieningen en effectenanalyse van parkeermaatregelen op het functioneren van hoofdwinkelcentra. Tenslotte, zal in dit jaar het proefschrift worden afgerond. 1.10
Een simulatiemodel voor activiteiten patronen van huishoudens als hulpmiddel bij ruimtelijke planning
Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers : Ir. D.F. Ettema; lr. Aloys W.J. Borgers; Prof. dr. Harry J.P. Timmermans
Doel-probleemstelling De doelstelling van het door NWO gesubsidieerd onderzoek is, het verkrijgen van een beter inzicbt in de invloed die de ruimtelijke omgeving heeft op de manier waarop buishoudens hun activiteitenpatronen vasrstellen en bijstellen. Het betreft bier zowle de mogelijkheden die individuen in een bepaalde ruimtelijke situatie hebben om activiteiten uit te voeren als het verplaatsingsgedrag, dat als afgeleid van de activiteiten beschouwd kan worden. Probleemstelling: l. Kan een theorie geformuleerd worden die een verklaring geeft voor de wijze waarop huishoudens activiteitenpatronen organiseren en uitvoeren binnen een bepaalde temporele en ruimtelijke contexten? 2. Kan op basis van deze theorie een model ontwikkeld worden dat de vorming van activiteitenpatronen onder gespecificeerde condities kan beschrijven en voorspellen? 3. In hoeverre is bet mogelijk ruimtelijk of temporele beleidsmaatregelen expliciet als variabelen in dit model op te nemen teneinde zodoende de beleidsrelevantie van het model te vergroten? 4. Kunnen de assumpties waarop theorie en het model gebaseerd zijn getoetst worden? 5. Wat is de beschrijvende en voorspellende waarde van dit model in het kader van beleidsonderbouwende of impact studies in de ruimtelijke ordening? Duur van het project startdatum: 01-06-1994 einddatum: 31-05-1997 Voortgang van het project in 1995 Het SMASH model, dat in een eerdere fase ontwikkeld is getest op basis van een data verzameling die in 1994 heeft plaatsgevonden m.b.v. een interactieve, gecomputeriseerde dataverzamelingsmetbode. Op basis van de verzamelde data is het SMASH model gecalibreerd. Hieruit blijkt dat de theorie een goed afspiegeling vormt van het activity scheduling proces, en dat de verklarende variabelen een significante bijdrage leveren aan bet verklaren van het gedrag. Als alternatieve benadering m.b.t. het modelleren van activiteitenpatronen is een competing risk hazard model ontwikkeld dat zowel de keuze, timing als duur van activiteiten beschrijft. Verder is een onderzoek gedaan in samenwerking met de Universiteit van Goteborg m.b.t. de relatie tussen intenties van mensen om activiteiten uit te voeren en hun daadwerkelijke gedrag. ln samenwerking met het Royal Institute of Technology en de University of Sydney is een onderzoek gedaan naar de planning van meerdaagse trips. Verwachtingen resterende periode In 1996 zal een proefschrift worden afgerond gebaseerd op dit project.
146
1.11
Een model voor tijdruimtelijke 'constraints' en 'opportunities' van recreatief gedrag
Projectleiders: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans; Prof. dr. Theo A.M. Beckers (KUB) Onderzoekers: Drs. Marc P. Stemerding Doel-fprobleemstelling Bij het bepalen van doelstellingen voor verkeers- en vervoersbeleid wordt doorgaans de nadruk gelegd op het woon-werkverkeer. Ook bet meeste onderzoek dat op dit gebied wordt gedaan behandelt de dagelijkse forensenstromen en eventuele maatregelen om dit specifieke autogebruik tegen te gaan. Veronachtzaamd wordt daarbij dat bet verkeer dat recreatie en andere vrijetijdsbesteding genereren omvangrijker is, meer met de auto wordt gedaan en bovendien groeiende is. Dit onderzoeksproject, dat door bet Samenwerkingsorgaan Brabantse Universiteiten (SOBU) wordt gefinancierd, richt zich in bet bijzonder op het keuzegedrag van de recreant-reiziger en stelt zich de vraag of stedebouwkundig-planologische maatregelen (zoals infrastructurele ingrepen) dit keuzegedrag in bet voordeel van het openbaar vervoer kunnen beinvloeden. Daarbij staat het keuzegedrag van het individu, voor een recreatiebestemming en voor een vervoermiddel, centraal. Het beslissingsproces dat hieraan ten grondslag ligt, wordt verondersteld opgebouwd te zijn uit de waamemingen van en de (subjectieve) oordelen over de verschillende kenmerken van de beschikbare bestemmingen en vervoermiddelen, en de verplaatsing. Voor het voorspellen van het al dan niet succes van stedebouwkundige ingrepen is het van belang welke van deze kenmerken van doorslaggevend belang zijn voor de keuze van een trip per openbaar vervoer. Het onderzoek stelt zich inhoudelijk ten doel: 1. Inzicht te geven in het individuele beslissingsproces waarin de keuze van een recreatiebestemming en een vervoeriniddel tot stand komt. 2. In kaan te brengen hoe en in welke mate individuen (of groepen als huishoudens) door tijdruimtelijke en andere constraints in hun keuzegedrag worden beperkt. 3. Te Iaten zien hoe dit specifieke proces via stedebouwkundig-planologische maatregelen is te bei:nvloeden. Duur van het project startdatum: 01-10-1991 einddatum: 01-07-1996 Voortgang van het project in 1995 Er is een grootschalig (N=IOOO) keuze-experiment uitgevoerd onder drie segmenten van de recreantenmarkt, te weten potientiiHe museumbezoekers, pretparkliefhebbers, en een menggroep. In dit experiment werd de respondent geconfronteerd met keuze-altematieven (musea, pretparken, dierentuinen) waarin bovengenoemde maatregelen volgens de opzet van een statistisch design waren gevarieerd. Daamaast werden, volgens dezelde opzet, een aantal omstandigheden in de keuzesets meegenomen, om exteme invloeden te kunnen bepalen. Aan de hand van de keuze-resultaten zijn MNL modellen geschat. De parameters van het model zijn gebruikt als input voor het simulatieprogramma PlanRemo. Het PlanRemo systeem laat de effecten zien van bepaalde ingrepen voor de modal split bij toeristische attracties. Het systeem kan gebruikt worden door planners en vervoersmanagers om inhoudelijke beslissingen t.a.v. recreatieve mobiliteitsplannen te ondersteunen. De onderzoeksresultaten en het systeem PlanRemo zijn gepresenteerd in St.Paul (MN, USA), Canberra (Australie), Leuven, Den Haag en Amsterdam. Verwachtingen resterende periode In 1996 worden analyses verwerkt en zullen tenminste twee wetenschappelijke artikelen worden ingediend bij gerenommeerde tijdschriften. In september wordt de definitieve afronding verwacht met de verdediging van het proefschrift.
1.12
Modelleren van tijd-ruimte aspecten bij bet bezoek van attractiepunten: themaparken
Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers: Ir. Astrid D.A.M. Kemperman; Ir. Aloys W.J. Borgers; Drs. Harmen Oppewal; Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Doel-/probleemstelling: De keuzes voor de vrijetijdsconsument worden steeds ruimer. Naast het ruime aanbod dat de gezamelijke
147
attractieparken bieden is er een zeer gevarieerd scala aan voorzieningen, dat dingt om de gunst van dezelfde consument. De markt van de dagattracties vertoont verzadigingsverschijnselen en de concurentie op Europees niveau neemt toe. Dit betekent dat het voor deze sector van toenemend belang is te werken aan een professionele aanpak en uitstraling. Voor het beleid van dagattractieparken is kennis nodig over diverse aspecten van het beslissingsproces en bet keuzegedrag van dagtoeristen. In de meeste studies over consumenten keuzegedrag wordt verondersteld dat bet nut dat consumenten aan. bepaalde altematieven ontlenen stabiel is. Oat wil zeggen dat preferenties en keuzes in de tijd niet veranderen. Het lijkt echter plausibel te veronderstellen dat recreanten een bepaalde mate van variatie wensen aan te brengen in de door hen bezochte parken. Om een theorie te van tijd-ruimte gedrag te ontwikkelen waarbij wordt verondersteld dat preferenties en keuzes niet tijd-invariant zijn, maar juist samenhangen met eerder gemaakte keuzes, nog te maken keuzes en kenmerken van de altematieven zijn de volgende begrippen van belang: variatie-zoeken, diversificatie, en flexibiliteit. Het doel van dit door het NWO gefinancierde project is het verkrijgen van inzicht in de rol en betekenis van tijd-ruimte aspecten in de keuze van themaparken door consumenten, en op grond daarvan aanzetten geven tot theorievorming en modelontwikkeling. Duur van het project startdatum: 01-08-1993 einddatum: 01-08-1997 Voortgang van het project in 1995 Methodo1ogisch is een eerste onderzoek opgezet aan de hand van twee stated choice experimenten om variatie-zoekend gedrag in de keuze van consumenten bij themaparken te bepalen. Deze experimenten zijn opgenomen in een grootschalige enquete die oktober 1994 is uitgezet onder gezinnen met thuiswonende kinderen in Nederland. De gegevens verkregen uit deze enquete zijn inmiddels geanalyseerd. De resultaten, waaruit blijkt dat de respondenten een neiging tot variatie-zoekend gedrag vertonen, zijn in enkele papers op wetenschappelijke intemationale congressen gepresenteerd. Verwachtingen resterende periode In een tweede case-studie zullen de keuzes van bezoekers op een themapark aan bod komen. Hierbij spelen andere tijd-ruimte aspecten een rol namelijk, diversificatie en flexibiliteit. Het verschijnsel dat recreanten op een volgende tijdstippen andere parken kiezen kan ook gelden met betrekking tot de activiteiten die worden ontplooid gedurende de aanwezigheid op een bepaald park. Het is bijvoorbeeld van belang welke activiteiten complementair zijn en welke activiteiten juist substituerend werken in termen van vertoond tijdruimte gedrag. Om in deze aspecten inzicht te verkrijgen zal er een dataverzameling plaat.winden in de zomer van 1996 op een themapark, naar de activiteiten die consumenten achtereenvolgens op bet park vertonen.
1.13
Een geintegreerd CAD-GIS systeem voor space syntax analysis
Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers : Drs. ir. Jan A.F. Teklenburg; Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Doel-/probleemstelling Een van de meest uitgewerkte theorieen voor de verklaring van gedragsconsequenties van stedebouwkundige inrichtingen is de theorie van Hillier. Deze theorie is echter nog slechts minimaal onderwerp van empirische toetsing geweest. Bovendien kent de bij deze theorie behorende Space Syntax methode enkele tekortkomingen. Doel van dit project is (1) een antwoord te vinden op deze tekortkomingen (2) de veronderstellingen van de Space Syntax methode empirisch te toetsen, en (3) de methode te implementeren in een gelntegreerde CAD-GIS omgeving. Duur van het project startdatum: 0 l-09-1993 einddatum: 0 l-09-1997 Voortgang van het project in 1995 Verband houdend met de empirische toetsing van de Space Syntax methode werd data verzameld naar mentale kaarten die bewoners opbouwen van de wijk waarin ze wonen. De dataverzameling werd
148
afgesloten in drie wijken in Haarlem, drie wijken in Roosendaal, twee wijken in Baam en een wijk in Bilthoven .. Het eerste deel van een dergelijke dataverzameling werd afgesloten voor drie wijken in Rijswijk, drie wijken in Zoetermeer en vijf wijken in Amsterdam. De opzet van de implementatie van de Space Syntax methode in een geintegreerde CAD-GIS omgeving werd bepaald. Gekozen is voor een driedelige opzet: (i) een zelfstandig, eenvoudig programma zonder grafische interface: MOSS (Module for Space Syntax Analysis); (ii) een engine voor het AutoCAD/AutoCAD Data Extension platform: ESSyx (Engine for Space Syntax Analysis); en (iii) een engine voor het GIS platform waarbij de keuze voor het (de) specifieke GIS(s) nog niet is gemaakt. De software specificatie voor ESSyx is volledig uitgewerkt. Verwuchtingen resterende periode In 1996 zal het prototype van de Space Syntax engine (ESSyx) voor het CAD platform gereed komen. Ditzelfde geldt voor de definitieve versie van MOSS. Er zal een start worden gemaakt met de software specificatie voor de Space Syntax engine voor het GIS platform. De dataverzameling naar de functie-structuur van dezelfde wijken waar de dataverzameling met betrekking tot mentale kaarten van bewoners heeft plaatsgevonden, zal worden afgerond. De dataverzameling met betrekking tot mentale kaarten zal volledig worden afgerond. Op basis van deze data zullen zogenaamde 'mentale' Space Syntax modellen worden gecalibreerd. Er zal een start worden gemaakt met de ontwikkeling van Space Syntax modellen die elementen van de functionele structuur van een wijk incorporeren. In het laatste jaar van het project zal de definitieve versie van ESSyx voor het CAD platform gereed komen. In datzelfde jaar zal het prototype van ESSyx voor het GIS platform gereed komen en zal het proefschrift worden afgerond.
1.14
Detenninanten van de behoefte aan en de beleving van assortimenten
Projectleider: Prof.dr. H.J.P. Timmermans Onderzoekers: Drs. E.A.C. van der Pols; Dr. H. Oppewal; Prof.dr. H.J.P. Timmermans Doel/probleemstelling Dit project beoogt meer inzicht te krijgen in de behoefte aan en de beleving van assortimenten voor consumenten, en daarmee in de effecten van assortimentskenmerken op keuzegedrag. Assortimenten worden daarbij beschouwd op drie niveau · s, nl. als winkelcentrum, winkel en productcategorie. Centrale vragen zijn : Welke functies vervullen assortimenten voor consumenten; welke effecten hebben assortiments-, taak- en persoonsgebonden kenmerken op de behoefte aan en de beleving van de substitutieerbaarheid, complementariteit en varieteit binnen en tussen assortimenten en wat is de invloed van assortimentskenmerken op de vorming van keuzesets. Duur van het project Startdatum: Ol.l2.1995 Einddatum: Ol.l2.1999 Voortgang van het project in 1995 (project is pas gestart op I december 1995) Verwachtingen resterende periode Op basis van literatuuronderzoek zal het theoretische kader verder worden uitgewerkt. Vervolgens zal er een exploratief onderzoek gedaan worden naar het proces van assortimentswaameming, -waardering en strategiekeuze voor verschillende typen productgroepen en taakkenmerken. Om de effecten van assortimentskenrnerken te onderzoeken zal een kwantitatief onderzoek met behulp van "stated preference en choice" experimenten ~orden uitgevoerd. Tenslotte zal er een survey-onderzoek worden gehouden ter verdere exploratie van hoe verschillende typen consumenten met bestaande assortimenten omgaan en ter validatie van de uitkomsten uit het "stated preference" onderzoek.
149
1.15
Een regionaal micro-simulatie model van bet tijd-ruimte gedrag van gebruikers van toeristisch-recreatieve voorzieningen
Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers : lr. M. van Middelkoop; Prof. dr. Harry J.P. Timmerman.s Doel-jprobleemstelling Ontwikkelen en toet<;en van een regionaal micro-simulatie model waarin voorkeuren van recreanten worden gekoppeld aan temporele, fysiek-ruimtelijke en functionele omgevingsfactoren en dat kan dienen als basis voor het evalueren van toeristisch-recreatieve beleidsmaatregelen. Duur van het project startdatum: 0 l-06-1996 einddatum: 0 l-06-1999 Voortgang van het project in 1995, Verwachtingen resterende periode geen informatie
Derde geldstroom 1.16
Modelmatige evaluatie City Centrum Veldhoven
Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers :lr. Aloys W.J. Borgers; Drs. ing. Peter J.H.J. van der Waerden; Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Doel-jprobleemstelling Het onderzoek is in opdracht van de gemeente, winkeliersvereniging en de projectontwikkelaar uitgevoerd. Het beoogt een systematische model evaluatie uit te voeren van stedelijk-plan ontwikkeling in het centrum. Duur van het project startdatum: 1993 einddatum: 1996 Voortgang van het project in 1995 Aanvankelijk zou in 1995 een begin gemaakt worden met de meting van de effecten naar aanleding van de uitbreiding en verbouwing die in het CityCentrum plaats gevonden hebben. Aangezien bij de bouwwerkzaamheden enige vertragen is ontstaan, is beloten deze meting in het voorjaar van 1996 uit te voeren. Verwachtingen resterende periode In 1996 zullen de eerder genoemde metingen plaatsvinden en Zllllen de voorspelde effecten met de waargenomen effecten vergeleken worden. Dit leidt tot een evaluatie van de gehanteerde methoden. Het project zal in 1996 afgerond worden door middel van een einrapportage en een wetenschappelijke publtcatie.
1.17
Thuisblijvende auto: ontwikkeling en toepassing van een stelsel van modellen
Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers : Minze A. Walvius; Ir. Aloys W.J. Borgers; Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Doel-jprobleemstelling Op diverse manieren wordt getracht het gebruik van de auto te verminderen, vooral ten behoeve van woonwerkverplaatsingen. Maar wat is het effect van een auto die niet meer gebruikt wordt voor de woonwerkverplaatsing? Blijft deze stilstaan of worden er andere (kortere, maar meer vervuilende) ritten mee gemaakt? Zullen activiteitenpatronen van huishoudens veranderen door de thuisblijvende auto? Het doe) van dit project is dergelijke vragen te beantwoorden. Daartoe dienen in een vooronderzoek (als de auto nog voor de woon-werkverplaatsing gebruikt wordt) door een groot aantal huishoudens gedurende een
150
week dagboeken bij gehouden te worden over aile gemaakte verplaatsingen. In het na-onderzoek (als de auto thuisblijft) dient dit nogmaals te geschieden door dezelfde huishoudens. Tevens dienen controlegroepen zowel in het voor- als na-onderzoek ook gedurende een week dagboeken bij te houden. De kosten van de dataverzameling worden betaald door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Duur van het project startdatum: 1992 einddatum: 1995 Voortgang van het project in /995 Gezien de tegenvallende response, zowel bij de voormeting als bij de nameting is het project na een eenvoudige analyse van de verzamelde data besloten het project niet voort te zetten. Het project is afgerond met een notitie waarin met name aandacht is besteed aan de problemen die gepaard zijn gegaan met de dataverzameling. In de bijlagen zijn de genoemde analyses opgenomen. Verwachtingen resterende periode Afgerond.
1.18
Guaranteed ride home programmes
Projectleider: Ir. Aloys W.J. Borgers Onderzoekers : Ir. Aloys W.J. Borgers; Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Doel-jprobleemstelling Definitiestudienaar GRH-programma's, in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Duur van het project startdatum: november 1993 einddatum: 1997 Voortgang van het project in 1995/verwachtingen resterende periode Project is inmiddels afgerond d.m.v. een rapport en een paper dat is gepresenteerd op het Colloquium Vervoersplanologisch Speurwerk. Inmiddels is in 1994 een tweede fase van dit project opgestart. Deze fase betreft het ontwikkelen van een draaiboek voor zogenaamde Guaranteed Ride Home Pilot Projecten. Het doel van dit project was het ontwikkelen van een onderzoeksmethodiek om het effect van GRH-programma's bij bepaalde typen van bedrijven in te kunnen schatten aan de hand van een aantal pilot projecten. Het project is in 1995 door middel van een rapport afgerond. Vervolgens is in 1995 een derde fase opgestart. Deze fase betreft het daadwerkelijk uitvoeren van enkele pilot projecten met betrekking tot GRH-programma's. Dit project zal grotendeels in 1996 uitgevoerd worden. Afronding wordt in 1997 verwacht. Dit project wordt in samenwerking met het Einhovense Organisatie en Adviesbureau TC&O BV uitgevoerd.
1.19
Vervoermanagement
Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers : Ing. Minze A. Walvius; Ir. Aloys WJ. Borgers; Prof.dr. Harry J.P. Timmermans Doel-jprobleemstelling De nationale overheid stelt voor dat grotere bedrijven plannen opstellen ter reductie van de automobiliteit. Het doe! van dit project is een systematiek te ontwikkelen voor de ondersteuning van dergelijke plannen. Duur van het project: startdatum: 1994 einddatum: 1995 Voortgang van het project in 1995
151
In 1995 zijn de onderzoeksresultaten vertaald in beleidsaanbevelingen en zijn contacten gelegd met de Nederlandse Spoorwegen ten behoeve van de implementatie van enkele maatregelen.
Verwachtingen resterende periode Afhankelijk van de besluitvorming bij de opdrachtgever zal eventueel nader onderzoek verricht worden ten behoeve van de implementatie van maatregelen.
1.20
Een kennisgebaseerd systeem voor de real estate norm
Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers : Drs. Theo A. Arentze; Drs. Larry Lucardie; Drs. Hannen Oppewal
Doel-jprobleemstelling Het doel van dit onderzoek is de REN te vertalen in een beslissingsondersteunend systeem, gebruik makend van de systematiek van beslissingtabellen, en concepten uit de kunstmatige intelligentie. Het beoogde resultaat is een kennisgebaseerd systeem voor de toetsing van kantoorhuisvesting aan gebruikseisen en een eerste selectie van huisvestingsaltematieven. Duur van het project: startdatum: juli 1993 einddatum: maart 1995 Voortgang van het project in 1995, Verwachtingen resterende periode In 1994 is een eerste prototype van het kennisgebaseerde systeem (KBS) ontwikkeld. Het systeem bestaal uit een kennismodel en een schil voor de toepassing van het model voor ondersteuning van een eerste selectie van kantoorhuisvestingsaltematieven. De schil bestaat uit een user-interface, een rapportgenerator en een inferentie-machine en draait op een Macintosh platform. In 1995 is het prototype uitgebouwd tot een eerste versie van het KBS, genaamd de REN Nieuwe Generatie. Op basis van een reeks van tweewekelijkse bijeenkornsten van een groep van deskundigen op bet gebied van kantoorbuisvesting is de nog ontbrekende kennis in kaart gebracht en m.b.v. beslissingstabellen gemodelleerd. Parallel hierdan is de scbil verder ontwikkeld en gereed gemaakt voor praktisch gebruik. Het project is eind maart afgerond. Het KBS is een eerste versie, die, mogelijk op basis van toepassing in de praktijk, verder uitgebouwd kan worden. De resultaten van de onderzoeksaspecten van dit project zijn beschreven in een paper dat wordt aangeboden voor publicatie in een intemationaal tijdschrift.
1.21
Optimalisatie van kennisoverdracht in de bouw door middel van kennisgebaseerde systemen
Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers : Dr. Larry Lucardie; Prof.dr. Harry J.P. Timmermans
Doel-/probleemstelling Het doel is het (i) verder ontwikkelen van een theorie over de aard van kennis in de bouwwcreld en het {ii) verder ontwikkelen van een computer-ondersteunde kennis~modelleertaal op basis van mathematische logica en (iii) bet ontwikkelen van toepassingen in de bouw met de kennis-modelleertaaL De verwachte rcsultaten zijn: (I) verbeterde theorie over de aard van kennis in de bouwwereld, (2) verbeterde computer-ondersteunde kennis-modelleertaal, (3) verbetering uityoering van een aantal projecten van TNO en TUE door toepa..'ising van de kennis-modelleertaal. ·
Duur van het project: startdatum: 01-01-1994 einddatum: 31-12-1995 Voortgang van het project in 1995 Resultaten worden inmiddels toegepast in diverse projecten welke gezamenlijk door TNO en de TUE worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld in bet Energy Impact Knowledge-Based System.
152
Verwachtingen resterende periode Voortzetting project in 1996.
1.22
Een model voor bet lokalisatiepatroon van bedrijven
Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers : Drs. Frank J.A. Witlox: Prof.dr. Harry J.P. Timmermans Doel-jprobleemstelling Het doel van dit promotie-onderzoek is een beslissingsondersteund model te ontwikkelen waarmee lokalisatiebeslissingen van ondememingen kunnen worden gesimuleerd. Na een grondige evaluatie te hebben gemaakt van de bestaande kwantitatieve (n\. 'revealed' versus 'stated' preference benadering) en kwalitatieve keuzemodellen (nl. beslissingsnetten versus beslissingstabellen) blijkt dat de techniek van de beslissingstabellen als onderzoeksmethodologie de meeste mogelijkheden biedt. In de literatuur wordt hoofdzakelijk gebruik gemaakt van zgn. "crisp" beslissingstabellen. Deze 'exacte' tabellen hebben als nadeel dat ze geen rekening kunnen houden met onzekerheden en onjuistheden waaraan elk keuzeproces onderhevig is. Als tegemoetkoming aan dit probleem wordt de introductie van vage logica (fuzzy sets) in deze crisp beslissingstabellen overwogen. Dit leidt tot de constructie van een vage (fuzzy) beslissingstabel. Aan de hand van een lokatieprobleem van een petrochemisch bedrijf in de haven van Antwerpen zal worden aangetoond dat het gebruik van vage beslissingstabe!len tot goede resultaten kan leiden. Het doel van dit onderzoek kan bijgevolg worden samengevat als: (i) bet aantonen van de tekortkomingen van bestaande technieken om keuzegedrag te modelleren, (ii) de ontwikkeling van een nieuwe beslissingsondersteunde techniek (zgn. vage beslissingstabellen), (iii) het operationeel maken van deze techmek, (iv) en een empirische toetsing uitvoeren naar de realistische haalbaarheid van de techniek aan de hand van een praktijkgevaL Duur van het project: startdatum: 1992 einddatum: 1997 Voortgang van het project in 1995 In 1995 werd gewerkt aan ·de introductie van fuzzy sets in crisp beslissingstabellen. Daarbij werd nauw samengewerkt met de Katholieke Universiteit Leuven (prof. dr. Jan Vanthienen en drs. Geert Wets) die een soortgelijk onderzoek verrichten. Een nieuwe schattingsmethode voor het bepalen van waarden van lidmaatschapsfuncties (membership functions) werd uitgewerkt. Venvachringen resterende periode Het verder op punt stellen van de schattingsmethode en de empirische implementatie ervan zal een volgende stap zijn. Daamaast worden contacten gelegd met het Havenbedrijf, de Dienst Economische Expansie, en VIBNA (Vereniging lndustriele Belangen in het Noorden van Antwerpen) om tot een groep van experten te komen die hun medewerking verlenen bij het opstellen van de structuur van de beslissingstabellen.
1.23
Aanwending van heslissingstabellen in data mining
Projectleider: Prof. dr. H.J.P. Timmermans Onderzoeker(s): G. Wets; Prof. 1. Vanthienen; Prof. dr. H.J.P. Timmermans (Samenwerking tussen T.U. Eindhoven en K.U.Leuven) Doel-jprobleemstelling: D.m.v. data mining tracht men in een massa gegevens bepaalde nieuwe, niet triviale relaties en patronen te herkennen die op een nuttige wijze kunnen toegepast worden. Bij de technieken die gebruikt worden voor het extraheren van deze kennis. worden regelmatig beslissingstabellen aangewend, zij het vaak onder een andere vorm. Het uitgangspunt van het onderzoek is hoe, gebruik makende van de verschillende vormen van beslissingstabellen die bij de onderscheiden technieken voorkomen, men er kan voor zorgen dat bij een data mining probleem verschillende technieken op een nuttige wijze samen kunnen gebruikt worden. Aandacht zal hierbij uitgaan naar de wijze waarop beslissingstabellen ertoe kunnen bijdragen om de
153
geextraheerde kennis te valideren en op een adequate wijze te visualiseren. Verder wordt ook onderzocht hoe bet mogelijk is om de verkregen kennis op een fuzzy manier te consulteren.
Duurt van het project: Begindatum: 1995 Einddatum: 1998 (verwacht) Voortgang van het project in 1995: In deze faze werd er, in samenwerking met K.U.Leuven, vooral gewerkt rond beslissingstabellen en de relatie van beslissingstabellen met kennissystemen. In een eerste topic werd onderzocht hoe beslissingstabellen kunnen gebruikt worden tijdens de kennisverwervingsfaze. Ook werd onderzocht hoe beslissingstabellen kunnen aangewend worden voor de validatie van deze kennis. Hierbij werd de nadruk gelegd op het integreren van de V&V-component in de kennisverwervingsfaze. Verder werd de relatie beslissingstabellen en relationele database systemen uitgewerkt. Hierbij werd nagegaan hoe beslissingstabellen kunnen ingevuld, gevalideerd en geconsulteerd worden in een relationele database omgeving. Daamaast werden de mogelijke transformaties tussen verschillende knowledge structuring formalismen (beslissingstabellen, rules, bomen) onderzocht. Ten slotte werd er nagegaan hoe onzekere informatie kan gemoduleerd worden d.m.v. beslissingstabellen. Verwachtingen resterende periode: In de volgende fase van het project zal, gebruik makende van technieken zoals inductie en rough sets, automatisch kennis gegenereerd worden uit een database. Deze kennis kan dan gevalideerd en voorgesteld worden via beslissingstabellen. Een belangrijk probleem dat hierbij zal onderzocht worden, is de wijze waarop beslissingstabellen kunnen opgedeeld worden in kleinere componenten. Dit is vaak noodzakelijk gezien beslissingstabellen de neiging hebben om snel onhandelbaar groot te worden. Dit leidt er o.a. toe dat een efficiente consultatie sterk bemoeilijkt wordt. Naast het opdelen in componenten. zal ook onderzocht worden hoe men een goede selectie kan maken uit een totaal aantal c6ndities, zodat het aantal condities dat in de finale tabel wordt gebruikt niet te groot wordt. Verder wordt nagegaan hoe men, door het introduceren van fuzzy componenten, beslissingstabellen op een flexibelere manier kan toepassen. Hierbij client nagegaan welke de invloed deze fuzzy componenten hebben op de validatie van de beslissingstabellen.
1.24
Een DSS voor de bepaling van de effecten van stedebouwkundige en verkeer en vervoerplannen op de duurzaamheid van de stad
Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers : Wang Donggen; Prof.dr. Harry J.P. Timmermans
Doel-jprobleemstelling Het doe! van het project is het verbeteren van de analyserende en modellerende kwaliteiten van GIS. Tevens worden nieuwe bronnen van data onderzocht voor de landinrichtings- en transportmodellen. Duur van het project: startdatum: 1993 einddatum: 1996 Voortgang van het project in 1995 Indicatoren zijn opgesteld, afgeleid uit een ontwikkeld conceptueel kader. Verwachtingen resterende periode Nadere uitbouw stelsel van indicatoren naar activiteiten-modellen.
1.25
Toermodel
Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmermans Onderzoekers: ir. Aloys W.J Borgers, Prof.dr. Harry J.P. Timmermans
!54
Doel-/probleemstelling Het doe! van het project is tweeledig. Ten eerste client op korte terrnijn het systeem dat door het onder andere het ministerie van EZ gebruikt wordt voor bet schatting van bestedingen aan toeristische actioviteiten (met name vakanties) in en buiten Nederland, te verbeteren. Ten tweede client op tangere terrnijn de bestaande methodiek vervangen te worden door een meer geavanceerde methodiek. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van TNO-INRO. Duur van het project: startdatum: 1995 einddatum: 1997 Voortgang van het project in 1995 In 1995 is de bestaande methode geanalyseerd en zijn enkele verbeteringen aangebracht. Vervolgens is een begin gemaakt met een schatting van de diverse parameters voor de modellen die voor de voorspellingen gebruikt worden. Verwachtingen resterende periode In 1996 zal de eerste doelstelling gerealiseerd worden. Met de realisatie van de tweede doelstelling wordt in de loop van 1996 een begin gemaakt.
1.26
Economische effecten van parkeerbeleid
Projectleider: Prof. dr. Harry J.P. Timmerrnans Onderzoekers: Dr. H. Oppewal; Drs. T.A. Arentze
Doef/probleemstelling: Het doe! van dit project is inzicht te krijgen in de effecten van parkeerbeleid op bet omzetniveau van de grotere winkelgebieden in Noord-Brabant. Parkeerbeleid omvat maatregelen ten aanzien van parkeerlocaties, aantallen en soorten parkeerplaatsen, parkeertarieven en parkeerverwijzing. Het omzetniveau wordt beschouwd als een afge\eide van bet feitelijk koop- en verplaatsingsgedrag van consumenten in de verzorgingsgebieden van de onderscheiden winkelgebieden. Opdrachtgever is een samenwerkingsverband van vervoerregio's uit de provincie Noord-Brabant. Het onderzoek wordt uitgevoerd via EIRASS, in samenwerking met bet Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf (IMK/REA) uit Hoofddorp. Duur van het project: startdatum: 1995 einddatum: 1998 Voortgang van het project in 1995: In de tweede belft van 1995 is begonnen met de uitvoering van de eerste fasen van bet onderzoek. Deze omvatten een onderzoek naar de bezettingsgraden van de parkeerterreinen bij 25 winkelgebieden in de provincie Noord-Brabant, een inventarisatie van bet winkelaanbod in deze winkelgebieden, en een telefoniscbe enquete onder consumenten. Verwachtingen resterende periode: In 1996 zal rapportage plaatsvinden van de in 1995 verrichte dataverzameling. Tevens zullen keuzemodellen voor koopgedrag en verplaatsingsgedrag worden geschat en gerapporteerd en er zullen voor de opdrachtgever enkele beleidsscenario's worden doorgerekend. Nadat door de opdrachtgevers parkeerbeleid is uitgevoerd zal een nameting plaaLwinden om de effecten van deze maatregelen te bepalen. Deze nameting zal waarschijnlijk plaatwinden in 1997.
1.27
Effecl'i of data collection method in travel and activity research
Projectleider: Prof. dr. H.J.P. Timmermans Onderzoeker(s): lr. D.F. Ettema; Prof. dr. H.J.P. Timmermans; L.A.M. van Veghel
155
Doel-jprobleemstelling: Het onderzoeken van de effecten van verschillende manieren waarop activiteitenpatronen of verplaatsingspatronen geregistreerd kunnen worden. Het betreft effecten van computer of pen an papier, persoonlijk of mail-back interview, lengte van de observatieperiode, gebruik van beloningen etc. Duur van het project: startdatum: 1-l 0-1995 einddatum: l-5-1996 Voortgang van het project in 1995: Er is een uitgebreide literauurstudie uitgevoerd naar de effecten van dataverzamelingsmethoden. Op basis hiervan is een enquete opgesteld en uitgezet onder experts die ervaring hebben in verschilledne typen van data verzameling. Op basis van de literatuurstudie. de enquete en gesprekken met experts is een rapport geschreven omtrent de bevindingen. Verwachtingen resterende peri ode: In de resterende periode zal een voorstel gedaan worden voor een vervolg onderzoek. Dot betreft een experimentele studie waarbij verschillende aspecten van dataverzamelingsmethoden systematisch gevarieerd worden, zodat het effect van ieder van de methoden onafuankelijk gemeten kan worden.
1.28
Conjoint models and activity patterns as a base for planning new towns with cellular automata
Projectleider: Prof. dr. H.J.P. Timmermans Onderzoeker(s): mw. R. Katoshevski; Prof. dr. H.J.P. Timmermans Doel-/probleemstelling: To use data obtained via conjoint models and activity patterns for planning a new town in Israel with the cellular automata method. The planning of the new town will be based on people's derises and their activity patterns, taking into account the Israeli governmental policy as it is reflected in latest national and regional plans. Duur van het project: startdatum: augustus 1995 einddatum: augustus 1998 Voortgang van het project in 1995: During the year 1995, the subject was established, it was studied by a literature survey. The Israeli relevant plans were collected and analysed, and the questionnaire was written. Verwachtingen resterende periode: The questionnaire and the diaries will be conducted in Israel, and the results will be analysed and evaluated. This data will be the base for planning a new town (of about 150,000 inhabitants) in Israel. The planning will be done with the cellular automata model. Results of the planning will be evaluated according to different planning categories. The final step will be to summarise the study.
1.29
Analysis of activity scheduling adjustment behaviour under the changing congestion situations
Projectleider: Prof. dr. H.J.P. Timmermans Onderzoeker(s): C.H. Joh; Prof. dr. H.J.P. Timmermans Doel-/probleemstelling: To develop an activity based model of activity scheduling adjustment behaviour under changing congestion situations.
156
Duur van het project: startdatum: november 1995 einddatum: oktober 1999 Voortgang van het project in 1995: Review researches of activity-based approach. Verwachtingen resterende periode: 1996 l. Collect data for the actual conditions of congestion in urban regions; 2. Continue to review relevant researches - multiobjective choice behaviour - activity-relevant knowledge updating influence of various transport policy measures on individual travel behaviour; 3. Design research framework in detail and model individual's activity scheduling adjustment behaviour under the changing environment; 4. Conduct a preliminary inquiry.
l. Specify the actual data collection methed based on research framework and scheduling adjustment model; 2. Modify and improve the model; 3. Collect data design a questionnaire - plan a survey method of how to collect data in the field - work in the field - classify and code the data. 1998 l. Interpret and analyse the data; 2. Examine the model with respect to the result of data analysis. l. Modify and complement the model and re-examine the theory.
Overige projecten
1.30
'Zicht op groen - van ons maakschap'
Onderzoeker: Ir. Wil Thijsen
Doel-jprobleemstelling Doe! van het onderzoeksproject is het opstellen van een overzicht, dat bet spanningsveld tussen stedebouw-, bouw- en tuin/landscbapsarchitectuur op een zo fundamenteel mogelijke, zo trendvrij mogelijke wijze in zijn diversiteit en samenhang wil behandelen. Het is de bedoeling bet overzicbt in boekvorm te Iaten verschijnen onder de voorlopige titel 'Zicht op groen - van ons maakschap', een inleiding tot omgangsvormen met het stedelijke groen en zijn milieu. Als doelgroep worden vooral stedebouwkundigen en bouwarchitecten gezien en in deze vakgebieden stud~renden.
Het skelet van het hoek wordt gevonden in de ontwikkelde milieubouwboom en het voorlopige 'lijf wordt gevormd door de tot nu toe laatste versie van het dictaat: 'Zicht op groen' voorjaar 1988.
Duur van het project startdatum: 1992 einddatum: onbepaald Voortgang van het project in 1995, Verwachtingen resterende periode Het zich beperken tot het bijhouden, registreren en selecteren van de recente literatuur.
157
Publicaties leerstoel Stedebouwkundige Planologie Dissertaties Dellaert B.G.C. Conjoint choice models for urban tourism planning and marketing. Tue, Eindhoven, 08/06/95, Promotoren: Prof.Dr. H.J.P. Timmermans. Prof.Dr. J.J. Louviere. ISBN: 90-6814-535-5 (130 pp.) in Bouwstenen, no. 35. Oppewal H. Conjoint Experiments and Retail Planning: Modelling Consumer Choice of Shopping Centre and Retailer Reactive Behaviour. Tue, Eindhoven, 06/01/95, Promotoren: Prof.Dr. H.J.P. Timmermans, Prof.Dr. J.J. Louviere, ISBN: 90-6814-532-0 (254 pp.) in Bouwstenen, no. 32.
Wetenschappelijke publicaties Arentze, T.A.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: Integrating GIS and spatial modeling: a generic DSS for retail planning. In: Proceedings of the Joint European Conference and Exhibition on Geographical Information, 2, pp. 246250. Arentze, T.A.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: The development of a knowledge-based spatial decision support system for retail and service planning. In: R. Wyatt and H. Hossain (eds.) In Proceedings: Fourth International Conference on Computers in Urban Planning and Urban Managemt•nt. 1, 1995, pp. 395-409. Timmermans, H.J.P.; Noortwijk, L. van: Context dependencies in housing choice behavior. Environment and Planning A, 27, 1995, pp. 181-192. Waerden, P.J.H.J. van der; Borgers, A.W.J.: Modelling parking lot choice in the context of shopping trips. In: R. Wyatt en H. Hossain (eds.) Proceedings of the 4th International Conference on Computers in Urban Planning and Urban Management, Melbourne Australie, 11-14 juli 1995. Waerden, P.J.H.J. van der; Bernard, E.; Oppewal, H.: Parkeersituatie en de vervoermiddelkeuze van winkelcentrumbezoekers. In: H.J. Meurs en E.J. Verroen (eds.) Colloquium Vervoersplanologisch Speurwerk 1995 - Decentralisatie van beleid: implicaties voor kennis en onderzoek. Delft, 1995, pp. 1093-1108.
Vakpublicaties Borgers, A.W.J.; Ettema, D.F.; Kemperman, A.D.A.M.; Teklenburg, J.A.F.; Waerden, P.J.H.J. van der; Timmermans, H.J.P.: Modellen voor keuzeprocessen en activiteitenpatronen. Verslag van de work..<;hop "Beleidsevaluatie in de Toekomst". Rapport naar aanleiding van het project "Modellen SVV -03 in opdracht van bet Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer. European Institute of Retailing and Services Studies, Technische Universiteit Eindhoven, november 1994. Davelaar, P.; Stolzenburg, R.; Waerden, P.J.H.J. van der: Ruimtelijke integratie van het Drechtstedengebied met behulp van openbaar vervoer, rapport i.o.v. In: Planologische Discussiedagen dee! 1, 1995, pp. 131-140. Dellaert, B.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: A weekend in Paris: comparing urban tourists' separate and packaged activity choices. Vraagstelling, 2, nr. 2, zomer 1995, pp. 57-68. · Dellaert, B.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: 158
A day in the city: using conjoint choice experiments to model urban tourists' choice of activity packages. Tourism Management, 16, nr. 5, 1995, pp. 347-354. Oppewal, H.: A review of conjoint software. Journal of Retailing and Consumer Services, 2 (1), 1995, pp. 55-61. Oppewal, H.: A review of choice-based conjoint software: CBC and MINT. Journal of Retailing and Consumer Services, 2 (4), 1995, pp. 259-264. Oppewal, H.: Conjuncte experimenten met grote aantallen attributen: een toepassing op winkelcentra. In Wierenga, B. (ed.): Nederlandse Vereniging van Marktonderzoekers, Jaarboek '95-'96, 1995, pp. 159-178. Vriens, M.; Oppewal, H.; Linde, J.A.; Bremer, H.: Simultane analyse van preferenties en percepties: een toepassing op bankdiensten. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, oktober 1995, pp. 613-625. Timmermans, H.J.P.; Borgers, A.W.J.: Modellen voor keuzeprocessen en activiteitenpatronen: conclusies en aanbevelingen. Rapport naar aanleiding van het project "Modellen SVV-03" in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer. European Institute of Retailing and Services Studies, Technische Universiteit Eindhoven, 1995. Timmermans, H.J.P.; Borgers, A.W.J.; Arentze, T.A.; Dellaert, B.G.C.; Ettema, D.F.; Oppewal, H.: Modellen voor keuzeprocessen en activiteitenpatronen: enkele recente ontwikkelingen. Rapport naar aanleiding van bet project "Modellen SVV-03" in opdracht van bet Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer. European Institute of Retailing and Services Studies, Technische Universiteit Eindhoven, 1995. Timmermans, H.J.P.; Borgers, A.W.J.; Ettema, D.F.; Kemperman, A.D.A.M.; Teklenburg, J.A.F.; Waerden, P.J.H.J. van der: Modellen voor keuzeprocessen en activiteitenpatronen, beleidsevaluatie in de toekornst. Rapport naar aanleiding van het project "Modellen SVV-03" in opdracht van bet Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer. European Institute of Retailing and Services Studies, Teehnische Universiteit Eindhoven, 1995. Walvius, M.A.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: Vervoerplan Technische Universiteit Eindhoven, Fase 1: globale verkenning. Rapport in opdracht van de Technische Universiteit Eindhoven, European Institute of Retailing and Services Studies, Technische Universiteit Eindhoven, 1995. Overige output
Papers Arentze, T.A.; Borgen;;, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: Integrating GIS and analytic modelling in DSS for retail planning. Paper geprescnteerd tijdens het Summer Institute in Atlanta, Georgia, 1995. Arentze, T.A.; Borgers, A.WJ.; Timmermans, H.J.P.: A generic spatial DSS for retail planning. Paper gepresenteerd op het First ESF-GISDATA and NSFNCGIA Summer Institute in Geographical Information, Freeport, Maine, 1995. Borgers, A.WJ.; Timmermans, H.J.P.: Estimating consumer response to transport services. Paper gepresenteerd op bet 2nd Recent Advances in Retailing and Services Science Conference, Broadbeach/Surfers Paradise, Australie, 11-14 juli 1995. Dellaert, B.; Borgers, A.W.J.; Louviere, J.J.; Timmermans, H.J.P.: Conjoint choice experiments when liD is violated. Paper gepresenteerd op de 1995 Marketing Science
159
Conference, Sydney, Australie, 2-5 juli 1995. Dellaert, B.; Borgers, A.W.J.; Timmennans, H.J.P.: The role of city image in urban tourists' destination choice: comparing revealed and stated preference measurements. Paper gepresenteerd op bet 2nd Recent Advances in Retailing and Services Science Conference, Broadbeacb/Surfers Paradise, Australie, 11-14 juli 1995. Ettema, D.; Borgers, A.W.J.; Timmennans, H.J.P.: A competing risk hazard-model of activity choice timing, sequencing and duration. Paper gepresenteerd op de Transportation Research Board meeting, Washington, januari 1995. Hofman, F.; Borgers, A.W.l; Timmennans, H.J.P.: The necessity of activity based modelling. Paper gepresenteerd op de Workshop on Activity Analysis, Eindhoven, 25-28 mei 1995. Kempennan, A.D.A.M.; Borgers, A.W.J.; Oppewal, H.; Timmermans, H.J.P .. Variety seeking behavior in consumer choice of theme parks. Paper gepresenteerd op bet 4th International Outdoor Recreation and Tourism Trends Symposium & the 1995 National Recreation Resource Planning Conference, St. Paul, Minnesota, 14-17 mei 1995. Kempennan, A.D.A.M.; Borgers, A.W.J.; Oppewal, H.; Timmennans, H.J.P.: Variety seeking behavior in consumer choice of theme parks. Paper gepresenteerd op de 26th Annual Conference of the Travel and Tourism Research Association, Acapulco. Mexico, 10-15 juni 1995. Kempennan, A.D.A.M.; Borgers, A.WJ.; Oppewal. H.; Timmennans, HJ.P.: Competition between theme parks in different seasons. Paper gepresenteerd op het IGU Regional Symposium on The Geography of Sustainable Tourism, Canberra, Australie, september 1995. Molin, E.J.E.; Oppewal, H.; Timmermans, H.J.P.: How well can family members predict each others' preferences? Paper gepresenteerd op bet 2nd Recent Advances in Retailing and Services Science Conference, Broadbeach/Surfers Paradise, Australie, 11-14 juli 1995. Molin, E.J.E.; Oppewal, H.; Timmennans, H.J.P.; A comparison between independent and joint tasks. Paper gepresenteerd op de 1995 Marketing Science Conference, Sydney, Australie, 2-5 juli 1995. Molin, E.J.E.; Oppewal, H.; Timmennans, H.J.P.: Modellin family decision making: a conjoint based approach. Working paper voor de 1995 Annual ACR Conference, Minneapolis, 19-22 oktober 1995. Ingediend bij Decision Sciences, 1995. Oppewal, H.: Timmennans, H.J.P.: A conjoint study of consumer perception of public space in shopping centres. Paper gepresenteerd op de International Conference on Spatial Analysis in Environment-Behaviour Studies, Eindhoven, 29 november- I december 1995. Oppewal, H.; Vriens, M.: Perceived service quality of retail banks: a hierarchical conjoint analysis. Paper gepre..<Jenteerd op het 2nd Recent Advances in Retailing and Services Science Conference, BroadbeacbjSurfers Paradise, Australie, 1114 juli 1995. Robinson, J.W.; Teklenburg, J.A.F.; Wagenberg, A.F van: Privacy and institutionality in The Netherlands and the United States, implications from explanatory research. Presentatie tijdens de Workshop on International Housing op bet EDRA congres, Boston, 1-5 maart 1995. Stemerding, M.P.: Planning for sustainable recreation and tourism: a decision support system to assess the impacts of car use reduction programs. Paper gepresenteerd op de Erasmus Ph.D. Workshop "Innovative Methods in Ph.D.
160
Research", Leuven, 14-16 september 1995. Stemerding, M.P.; Kemperman, A.D.A.M.; Oppewal, H.; Timmermans, H.J.P.: An experimental constraints/preference approach for the management of leisure mobility. Paper gepresenteerd op het 4th International Outdoor Recreation and Tourism Trends Symposium & the 1995 National Recreation Resource Planning Conference, St. Paul, Minnesota, 14-17 mei 1995. Stemerding, M.P.; Oppewal, H.; Timmermans, H.J.P.; Beckers, Th.: The interaction of constraints and preference factors in leisure choice decisions. Paper gepresenteerd op het Geography of Sustainable Tourism symposium, Canberra, Austra!HS, 2-4 september 1995. Teklenburg, J.A.F.: Space syntax analysis in the urban context. Presentatie tijdens de International Conference on Spatial Analysis in Environment-Behaviour Studies, Eindhoven, 29 november- I december 1995. Teklenburg, J.A.F.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: The use of space syntax as a language of spatial relations. Paper gepresenteerd op de Conference on Spatial Information Theory, Wenen, Oostenrijk, 21-23 september 1995. Teklenburg, J.A.F.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.; Wagenberg, A.F. van: Space syntax and memory of the urban layout. Paper gepresenteerd op de EDRA meeting, Boston, 1-5 maart 1995. Teklenburg, J.A.F.; Robinson, J.W.: Description of privacy needs and control in group homes and single family dwellings, American and Dutch examples. Paper gepresenteerd op de International Conference on Spatial Analysis in Environment-Behavior Studies, Eindhoven, 29 november- I december 1995. Waerden, P.J.H.J. van der; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: Parking lot choice and the influence of shopping lists. Paper gepresenteerd op het 2nd Recent Advances in Retailing and Services Science Conference, Broadbeach/Surfers Paradise, Australie, 11-14 juli 1995. Waerden, P.J.H.J. van der; Oppewal. H.: Modelling the combined choice of parking lot and shopping destination. Paper gepresenteerd op bet 7th World Conference on Transport Research, Sydney, Australie, 16-21 juli 1995. Waerden, P.J.HJ. van der; Timmermans, H.J.P.: Transportation planning and the use of TransCAD. Gepresenteerd op Congresso de Pequisa e Ensino em Transportes, Sao Carlos, Brazilie, 20-25 november 1995. Wang, D.; Bolt, D.; Timmermans, H.J.P.: Towards a DSS for sustainable urban transportation systems. Paper gepresenteerd op de Geoinfonnatics conference, Hong Kong, juni 1995.
161
ONDERZOEKSGROEP STEDEBOUW EN V ASTGOEDBEHEER Leerstoelen: 1. Stadsvemieuwing (prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder) 2. Vastgoedbeheer (prof.ir. W. Keeris) 3. Architectonisch/Stedebouwkundig Ontwerpen (dr.ir. K. Doevendans, UHD, dr.ir. P. Beekman, W.F.M. van Bokhoven, Arch. HBO)
Bijzondere leerstoel: Facility Management (dr.ir. A.F. van Wagenberg)
Onderzoekers: w.p. dr.ir. P. Beekman ir. S. Beekman W.M.F. Bokhoven, arch. HBO dr.ir. K. Doevendans drs. HJ. van het Erve prof.dr. dipl.ing. H. Fassbinder ir. H. Hofman ir. W. de Hoop prof.ir. W. Keeris ir. J. Ketelaar C. le Nobel. arch. HBO ir. H.G.A. Rikhof drs. J. Smeets J. Valk, arch. HBO 3e geldstroom: w.p. ir. P. Heidecker ir. A. Kolen ir. G. Nieuwenhuizen ir. D. Oudijk ir. M. Pott
Promotieonderzoek: lste geldstroom: ir. S. Beekman: De toepasbaarheid van publiek-private netwerken bij de toekornstige beheer- en vemieuwingsopgave. lste promotor: prof.dr. dipl.ing. H. Fassbinder ir. J. Ketelaar:
De stad als symbolische eenheid. De betekenis van de woonmilieudifferentiatie als planningsinstrument in hct gemeentelijk beleid. lste promotor: prof.dr.dipl.ing H. Fassbinder
3de geld-,troomfexteme promovendi: ir. A.G. Nauta:
Kwaliteitsbewaking van woongebieden (voorlopige titel) lste promotor: prof.dr dipl.ing. H. Fassbinder 2de promotor: prof dr H.J.P. Timmermans
163
drs. J.A.Smeets:
Van sladsvernieuwing naar sledelijk beheer lste promotor: prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder
164
OVERZICHT PROJECTEN EN PUBLICATIES PER LEERSTOEL IN DE ONDERZOEKSGROEP STEDEBOUW EN VASTGOEDBEHEER 1. Projecten Leerstoelen Stadsvernieuwing {V astgoedbeheer (1 +2) prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder prof.ir. W. Keeris
1.1
De betekenis van de woonmilieuditTerentiatie als plannings-instrument in bet gemeentelijke beleid
Projectleider: prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder Onderzoeker: ir. J. Ketelaar
Doel-jproblee mstelling Dit project is een promotie-studie. Het eerste deel behelst een kritische literatuurstudie naar het gebruik van bet begrip woonmilieu in de Nederlandse wetenschappelijke discussie. In het tweede gedeelte zal onderzoek worden verricht naar de mogelijkheden van ervaringen met praktische toepassingen van bet woonmilieubegrip t.b.v. de storing van stedelijke ontwikkelingen. Hiertoe zullen in eerste instantie de beleidsvoomemens en de strategieen van de gemeente Utrecht voor een gerichte benadering van. de woonmilieu-differentiatie worden geanalyseerd en de effecten worden geevalueerd met de vraag, of dit tot een generaliseerbaar plannings-instrument uitgebouwd zou kunnen worden. Duur van het project Startdatum: 1992 einddatum: 1996 Voortgang van het project in 1995 Het eerste deel van bet project (een wetenschappelijke plaatsbepaling van het begrip woonmilieu) heeft in 1995 een vervolg gekregen in een tweetal publicaties, te weten een vakpublieatie in bet Handboek Stedelijk Beheer en een wetenschappelijke publicatie in bet tijd.<;chrift 'Vraagstelling'. Met het tweede gedeelte (ervaringen met praktische toepassingen van de woonmilieubenadering in stedelijke beleidsvoering) is een aanvang gemaakt De beleidsvoering m.b.t. bet woonmilieu en de differentiatie in woonmilieus van de gemeente Utrecht is in eerste instantie onderzocht tegen de achtergrond van meer algemene kaders: beleid t.a.v. spreiding van de bevolking en (sociaal-)economisch beleid. Daamaast zijn relaties gelegd met verschillende exogene ontwikkelingen. Hiermee zijn de contouren van het Utrechtse woonmilieubeleid in kaart gebracht Verwachtingen resterende periode Het Utrechtse onderzoek wordt voortgezet door de analyse te richten op vorm, functie en inhoud van de zgn. "wijkperspectieven" en op de ervaringen met bet op basis hiervan fijnmazig sturen in enkele wijken. Het onderzoek zal in 1996 worden afgerond. Mede op basis van de bevindingen uit het eerste gedeelte wordt nagegaan in hoeverre strategieen om te sturen op onderscheiden kenmerken van woonmilieus tot een generaliseerbaar planningsinstrument uit te bouwen zijn. De resultaten worden in een proefschrift neergelegd.
1.2
Woonmilieu als planningscategorie -de ontwikkeling van een computergesteunde typologie van woonmilicus
Projectleider: prof.dr.dipLing. H. Fassbinder Onderzoekers: dipl.ing. M. Roth (TUHH), prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder
Doel-/probleemstelling Het zwaartepunt van de activiteiten voor dit deelproject ligt bij de TU Hamburg-Harburg. Ten behoeve van nadere differentiatie van bet stedebouwkundig begrippenstelsel, wil dit deelproject komen tot de ontwikkeling van een stelsel van woonmilieus. Dit in relatie met de definitie van woonmilieus als systeem van kwaliteiten in relatie tot de levensstijl van de huishoudens, die aan bet desbetreffende milieu de voorkeur geven. 165
Het onderzoek is gebaseerd op een analyse van het gedigitaliseerde Hamburgse stadgebied, dat als empirische basis voor de definitie van woonmilieu-types wordt gebruikt. Op grond hiervan kunnen vervolgens uitspraken gedaan worden over generaliseerbare woonmi1ie~-types. Het is de bedoeling, op basis van de zo geformuleerde types, tot een computergesteunde, kwalitatieve analyse van het stadsgebied te komen, als instrument voor doelgerichte plannings-ingrepen t.b. v. de accentuering en verbetering van woonmilieus. Duur van het project startdatum: 1994 einddatum: 1997 Voortgang van het project in 1995 Als resultaat van een GIS-analyse van het stadsgebied is in '95 de methode van gebieds-afgrenzing vastgelegd alsmede statistische beschrijving op basis van gegevens uit verschillende bestanden. Er zijn 22 woonmilieu-types vastgesteld en beschreven met behulp van kwantitatieve ("datacorridoren") en kwalitatieve gegevens. Met ambtenaren van de dienst Stadsontwikkeling van de deelgemeente Eimsbiittel (een deelgemeente, waarin een grote variatie aan types voorkomen) zijn een aantal van deze types door een "praktijk-check" gehaald. Verwachtingen resterende periode De types zullen in 1996 op een meer geformaliseerde wijze beschreven worden. Ook zal bij elk type een reeks voorbeeldgebieden worden benoemd. Deze beschrijving zal uitmonden in een woonmilieu-atlas van Hamburg, waardoor op een exemplarische wijze een instrumentele basis voor het plannen met woonmilieus zal worden gelegd. Het werk aan deze publicatie zal de resterende periode in beslag nemen.
1.3
Gebieds-typologieen in de Duitse wetenschappelijke literatuur
Projectleider: prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder Onderzoeker: dipl.ing. J. Becker (TUHH) Doel-jprobleemstelling In de duitstalige, wetenschappelijke discussie speelt het onderwerp "Woonmilieu-differentiatie" op dit moment nauwelijks een rol. Daarentegen werd in de jaren zeventig een uitgebreid typologisch debat gevoerd met als doelstelling een systematisering ten behoeve van plannings-ingrepen tot stand te brengen. Het project is onderdeel van een promotie-onderzoek en heeft als doel, de resultaten van deze doelmatige discussie hoven water te brengen en een verband te leggen met de huidige duitstalige studies, die voomamelijk sociaal-wetenschappelijk getint zijn en een zwaartepunt rond het onderwerp leefstijl hebben. Duur van het project startdatum: 1993 einddatum: 1996 Voortgang van het project in 1995 In 1995 werd het overzicht over gebiedstypologieen in de duitstalige Iiteratuur afgerond. De resultaten van dit overzicht werden gepresenteerd op een congres in Berlijn in november 1995. Verwachtingen resterende periode In 1996 zal een bijdrage geleverd worden aan de congres-publicatie. Tevens zal vanuit dit project een hoofdstuk worden geleverd aan hoven genoemde publicatie "Gebietsmilieu-Atlas" (zie project 1.2). Het is tevens de bedoeling, dat de resultaten van dit onderzoek zullen worden opgenomen in de dissertatie van de onderzoeker.
1.4
Methoden van Stedelijk Beheer en Woonmilieudifferentiatie in Nederland
Projectleider: prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder Onderzoekers: ir. M. Pott, prof.dr.dipl.ing. H. Passbinder
166
Doel-fprobleemstelling Uitgaande van de ervaringen rond de organisatie van de stadsvernieuwing is in Nederland een uitgebreide gemeentelijke praktijk van experimenteren met modellen van stedelijk beheer ontstaan. Die praktijk heeft door de opkomst van het ontwerpconcept woonmilieu nog een nadere verfijning ondergaan. De studie beoogt een overzicht te verstrekken van de relevante stromingen en methodische benaderingen binnen deze praktijk met het oog op de link naar de plannings-ingrepen i.v.m. een stedelijke probleernstelling. Het is de bedoeling, deze studie in 1995 af te ronden. Duur van het project startdatum: 1994 einddatum: 1995 Voortgang van het project in 1995 Door gebrek aan onderzoekscapaciteit cq. financiering is dit project (voorlopig) stil komen te liggen. Verwachringen resterende periode N.v.t
1.5
Strategische planvorming in europese steden
Projectleider: prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder Onderzoekers :ir. H. Rikhof, ir. S. Beekman, ir. M. Pott
Doel-/probleemstelling Sind'> enige jaren heeft het begrip strategische planning onder stedebouwers en planologen een bijzondere lading gekregen. Onder strategische planning worden de planningactiviteiten geschaard die bijdragen aan een zo breed mogelijk perspectief op de toekomstige stadsontwikkeling. Strategische planning vormt een kader voor zeer gedifferentieerde projecten. Zowel grootschalige stedelijke vernieuwingsprojecten als een richtinggevend stedelijk beleidsplan voor het beheer van woonwijken worden beschouwd als planningactiviteiten in bet kader van strategische planning. Illustratief voor strategische planning is een samenhangende set van "open"' nota's en plannen die inzet zijn voor een levendige discussie tussen betrokkenen. In dit onderzoeksproject worden in een nauwe samenwerking met de planningspraktijk in een aantal Duitse gemeenten (Berlijn, Hamburg, Wenen) en Nederlandse gemeenten (Eindhoven, Maastricht, Tilburg) de ervaringen met deze nieuwe vorm van planning bijeengebracht en aan een vergelijkende analyse onderworpen met de bedoeling deze ervaringen in een reeks van methodische stappen van een strategische planvorming te generaliseren.
Duur van het project startdatum: 1994 einddatum: 1996 Voortgang van het project in 1995 In 1995 werd het onderzoek geconcentreerd op de uitwerking van een vergelijking tussen de planvorn1ingsstratcgieen in Hamburg en Rotterdam. De resultatenzijn gepresenteerd in de vorm van een publicatie ("Rotterdam an der Elbe" - zie publicatielijst). Deze publicatie is in de grote gemeenten in Duitsland goed ontvangen en heeft geleid tot uitnodigingen voor discussies over planningstrategieen in een aantal gemeenten (Miinchen, Hannover, Wenen). Verwachtingen resterende periode De positieve reacties op de onderzoeksresultaten hebben aanleiding gegeven om in 1996 de vergelijking van planningstrategieen toe te spitsen op twee gemeenten, die heiden in het verleden een bijzondere rol in de sociaal-democratische stadsontwikkeling hebben gespeeld: Wenen en Rotterdam. In dit kader zal in 1996 een congres in Rotterdam plaats vinden met medewerking van de politieke en ambtelijke top van beide gemeenten. De resultaten van deze uitwisseling zullen worden neergelegd in een publicatie.
167
1.6
De toepasbaarbeid van publiek-private netwerken bij de toekomstige beheer- en vernieuwingsopgave
Projectleider: prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder Onderzoeker: ir. S. Beekman
Doel-/probleemstelling In de huidige praktijk van beheer en vemieuwing wordt inventief gezocht naar nieuwe strategieen, om de complexe ruimtelijke opgaven te benaderen. Een belangrijk instrument hierbij vormt de samenwerking tussen verschillende participanten. De vraag is op welke wijze deze samenwerking kan worden aangewend voor de ontwikkeling van strategische ruimtelijke projecten. Duur van het project: Startdatum: 1992 Einddatum: 1996 Voortgang van het project in 1995 In 1994 is een begin gemaakt met het inzichtelijk maken van het complexe ontwikkelingsproces van drie grootschalige vemieuwingsprojecten: Hoog Catharijne, stadsvemieuwing Oude Westen en Heuvelgalerie Eindhoven. Op basis van deze beschrijving is in 1995 uitgebreid stilgestaan bij de rol van de verschillende publieke en private actoren tijdens het ontwikkelingsproces en de manier waarop zij uiteindelijk stapsgewijs, via allerlei vormen van samenwerking tot planrealisatie zijn gekomen. De inzichten die op basis hiervan zijn verkregen, in combinatie met de aaneengesloten periode die de verschillende cases overbruggen, ondersteunen het standpunt, dat puhliek-private samenwerking al geruime tijd een geaccepteerd fenomeen is in onze planningspraktijk. De ruime ervaring, die in het verleden rond publiekprivate samenwerking is opgebouwd bevat belangrijke gegevens voor de plaats die samenwerking kan innemen in de actuele planningspraktijk. Verwachting resterende periode De verwachting is dat het onderzoek eind 1996 kan worden afgerond met een promotie.
1.7
Stedelijke planvorming als co-produktie
Projectleider: prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder Onderzoekers : dr. M. Bose (TUHH), prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder, ir. S. Beekman, ir. H. Rikhof
Doel-jprobleemstelling In een aantal Europese steden kan men tegenwoordig zien dat de traditionele rolverdeling tussen gemeente en stedelijke actoren opnieuw wordt gedefinieerd. De voorbereiding, concretisering en begeleiding van stedelijke plannen worden overgenomen door een breed opgezette overleggroep met vertegenwoordigers van belangrijke groeperingen en instellingen. Een dergelijke groep wordt meestal als stadsforum of stedelijk platform aangeduid. De vorm die een dergelijk orgaan kan aannemen, loopt uiteen qua omvang en samenstelling, maar ook qua .vergaderfrequentie en de relatie tot de lokale politick. Gemeenschappelijk is dat openlijk overleg wordt gevoerd over de essentiele kwesties in de stedelijke planvorming. In Nederland wordt een dergelijke werkwijze vooral bij city management toegepast. Bij bovengenoemde stadsfora wordt echter de gehele stad als toepassingsgebied genomen. In het onderzoeksproject zullen de ervaringen met een aantal van deze planningsplatforms kritisch worden geanalyseerd onder het oogpunt van vragen als: wat is de meerwaarde van een dergelijke werkwijze? Wat Ievert het op ten aanzien van bekende problemen zoals de consensusvorming, de coordinatie van uiteenlopende partijen en diem.ten? Welke consequenties heeft de ontwikkeling van planningsprocedures in de toekomst? Voortgang van het project in 1995 Op basis van het onderzoek naar "Stedelijke planvorming als co-produktie" werd in '95 een studiedag gehouden, waarbij de resultaten van de voorafgaande periode voorgelegd werden aan vooraanstaande onderzoekers in de sociale en bestuurswetenschappen als ook aan stedebouwkundigen. De resultaten van deze gedachtenwisseling is neergelegd in een boekpublicatie, die eveneens in '95 is verschenen. Daamaast zijn de bevindingen van het onderzoek in een aantal artikelen neergelegd en in de vorm van boekbijdragen
168
over het onderwerp "Stedelijke planvorming als co-produktie" gepubliceerd. Ook zijn lezingen op een internationaal congres in Helsinki en tijdens de opening van bet Stadtforum Hannover gebouden.
Venvachtingen resterende periode In 1996 zullen de resultaten van bet veldonderzoek in Berlijn, dat vanaf 1991 loopt, in een boekpublicatie worden neergelegd.
1.8
Interuniversitair onderzoeksproject TUE{fUHH: "lnvloed van vrouwen op bet bouwen en plannen"
Projectleider: prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder Onderzoekers : dipl.ing. L Bauer (TUHH), dr. W. van Moorsel (TUHH), prof.dr. dipl.ing. H. Fassbinder
Doel-jprobleemstelling Het is inmiddels een door vrouwenstudies uitgebreid onderzocbt feit dat door de inbreng van vrouwen in de planning nog andere aspecten belicht worden dan bet door mannelijke deskundigen gebeurd. Minder aandacbt is besteed aan bet aspect dat vrouwen in verscbillende nationale planningsculturen op uiteenlopende manier betrokken zijn bij de planning. Dit cultuurverscbil kan zeer groot zijn en er rijst de vraag of het een rol spelen bij het resultaat, bet planningsprodukt. Met name in vergelijking tussen Nederland en Duitsland blijkt dit cultuurverschil een grote rol te spelen. In bet onderzoeksproject werd in de afgelopen jaren nagegaan welke situatie zicb in de voormalige DDR voordeed, waar aanzienlijk veel meer vrouwen in de bouw- en planningssector bezig waren dan dit in de westeuropese Ianden bet geval is. Het onderzoek stoelt vooral op een veertigtal interviews die in kader van dit project in 1991 en 1992 werden gebouden. Verder wordt door een analyse van de arbeidsvoorwaarden (wetgeving, scboling, positieve actie) alsmede de buiselijke randvoorwaarden (buisvesting, kinderopvang) nagegaan, welke oorzaken aan dit fenomeen ten grondslag liggen. Doelstelling bierbij is een genuanceerde beoordeling van de strategieen rond positieve actie in de voormalige DDR te verkrijgen.
Duur van het project startdatum: 1991 einddatum: 1995 Voortgang van het project in 1995 Nadat einde '94 een deel van de resultaten (vergelijking met Nederland) in een boekpublicatie is verscbenen, werd begin '95 bet onderzoek naar de werkomstandigbeden van vrouwen in de bouw- en planningssector van de voormalige DDR afgesloten. Het omvangrijke boekmanuscript wacht sindsdien op de financiering voor publicatie. Venvachtingen resterende periode Inhoudelijk is dit project in '95 afgesloten. Er resteert aileen nog de druk van bet boekmanuscript.
1.9
lnstrumenten strategisch woningbebeer
Projectleider: drs. J. Smeets Onderzoekers : drs. J. Smeets (le geldstroom), ir. P. Dogge, ir. S. Maussen, ir. M. Pott (3e geldstroom)
Doel/probleemstelling Het onderzoek heeft tot doel instrumenten te ontwikkelen t.b.v. strategisch woningbebeer zowel op het niveau van afzonderlijke woningcomplexen als dat van de woningportefeuille als gebeel. Het ontwikkelde instrumenten geven inzicht in: - de marktpositie van complexen en de ontwikkelingen daarin; - de dienstverlening in de diverse fasen van bet verbuurproces; - de technische en functionele prestaties van woning, gebouw en omgeving; - het gebruik en de waardering van de geleverde prestaties en diensten; - de implicaties voor de exploitatie. Met name de relaties tussen deze diverse aspecten staan centraal. Zo geeft het onderzoek bijvoorbeeld een
169
beeld van de mate van congruentie tussen prestaties en waardering door diverse doelgroepen. De ontwikkelde methodieken bieden handvatten voor het formuleren van beleidsbeslissingen bij acquisitie, doelgroepen-, kwaliteits-, huurprijs- en allocatiebeleid.
Duur van het project startdatum: 1990 einddatum: 1996 Voortgang van het project in 1995 In 1995 is een samenvatting gepubliceerd van drie onderzoeken, die gedurende de periode 1993 en 1994 zijn uitgevoerd t.b.v. de Woon.o;;tichting Etten-Leur. Tevens is het onderzoek t.b.v. de Woningbouwvereniging Meulenstat afgerond en gepubliceerd. De resultaten van dit onderzoek zijn gepresenteerd op een intemationale conferentie over "Spatial Analysis in Environment Behavior Studies" te Eindhoven, georganiseerd door het lAPS en EIRASS. In 1995 is begonnen met een uitgebreid waarderingsonderzoek t.b.v. een viertal Eindhovense corporaties. Ruim 10.000 Eindhovense huishoudens in de non-profit sector hebben medewerking verleend aan een enquete, waarin de waardering van de woondiensten uitgebreid wordt onderzocht. Tevens zijn bij de betreffende corporaties gegevens over de geboden prestaties beschikbaar. Het onderzoek biedt de mogelijkheid om een twaalftal doelgroepen te onderscheiden, waarvoor de relatie tussen geboden prestatie en waardering onderzocht kan worden. Het onderzoek biet een schat aan informatie t.b.v. het ontwikkelen van Produkt-Markt Combinaties. Het onderzoek geeft tevens inzicht in de rol van intermediaire variabelen als "verhuisgeneigdheid", "scheefheid" en "koopgeneigdheid" op de waardering van de woondiensten. Verwachtingen resterende periode De resultaten van dit omvangrijke onderzoek zullen medio 1996 gepresenteerd worden. Tevens is presentatie op internationale congressen gepland.
1.10
Woningmarktonderzoek, strategiscb voorraadbebeer en buurtbebeer
Projectleider: drs. J. Smeets Onderzoekers: drs. J. Smeets (le geldstroom), ir. P. Dogge, ir. M. Pott (3e geldstroom)
Doel-/probleemstelling In dit woningmarktonderzoek wordt de ruimtelijke en sectorale invalshoek gelntegreerd. Als schakel tussen deze beide invalshoeken is vooral het schaalniveau van de buurt en wijk relevant. Buurten en wijken worden als (samengestelde) beheers-eenheden gedefinieerd en geanalyseerd in relatie tot de diverse gebruikersgroepen. Niet alleen wordt de samenhang tussen kwaliteit van de buurt of wijk en de dynamiek van het gebruik onderzocht, maar ook wordt geanalyseerd in welke mate deze ruimtelijke kwaliteiten doelgroep-onafhankelijk (basiskwaliteit) dan wel doelgroep-afhankelijk zijn. Het onderzoek moet leiden tot instrumenten t.b.v. stedelijk beheer en moet richting geven aan de ruimtelijke integratie van sectorale beheers-activiteiten. Duur van het project startdatum: 1993 einddatum: 1997 Voortgang van het project in 1995 Het woningmarktonderzoek dient inzicht te geven in marktprocessen (trends, dynamiek en afstemingsproblemen in relatie met ruimtelijke kenmerken). Naast de onderzoek-dimensies "vorige", · "huidige" en "gewenste" woonsituaties, worden de kenmerken van de huishoudens gerelateerd aan de fysieke, functionele en sociale woonomgevingskenmerken. Bovendien wordt de rol van intermediaire variabelen als "woonduur", "scheefheid", "verhuisgeneigdheid" enz. onderzocht op de wensen, motieven en gedragingen van huishoudens op de markt. In 1995 is een grootschalig woningmarktonderzoek opgestart in de gemeente Eindhoven. Onder 38.500 huishoudens is een enquete uitgezet; bijna 17.000 huishoudens hebben deelgenomen aan een woningmarktenquete (respons van 44%). Het onderzoek biedt inzicht in het gebruik en de waardering van
170
de woningvoorraad, de woonlasten van diverse huishoudens, de afstemmingsproblemen en het belang van de kwaliteit van de woonomgeving op de voorkeuren en activiteiten van huishoudens. Tevens is een "stedebouwkundig-morfologische" indicator als variabele in bet conceptuele model toegevoegd, om de invloed van bet fysieke woonmilieu te kunnen analyseren. Het onderzoek biedt zodoende inzicht in de relatie ta<;sen huishoudens-kenmerken, woning en woonmilieukenmerken en woningmarktprocessen. Tevens dient als basis voor aanbevelingen t.a.v. investeringen in de voorraad, woonlastenbeleid, woonruimteverdeling, buurtbeheer en woonmilieudifferentiatie. In 1995 is eveneens een onderzoek in Hendrik ldo Ambacht opgestart dat tot doel heeft, een volkshuisvestingsplan te ontwikkelen voor deze gemeente. In een volkshuisvestingsplan wordt op basis van analyse en evaluatie de hoofdlijnen van toekomstig beleid uitgezet (een volkshuisvestingsplan dient ook om de planmatigheid en rationaliteit van gemeentelijk handelen te vergroten. Bovendien is het een belangrijk communicatje- en onderhandelingsinstrument voor lokale partijen). Allereerst vindt een evaluatie plaats, waardoor zichtbaar wordt gemaakt, welke doelstellingen uit het recente verleden bereikt zijn en welke niet. Vervolgens wordt in beeld gebracht, hoe de huidige woonsituatie is. In dit kader wordt een enquete gehouden onder de inwoners van deze gemeente en de recente vertrekkers. Op basis van deze inzichten worden de hoofdlijnen voor toekomstig beleid uitgezet. De mogelijke instrumenten die ingezet dienen te worden, worden daarbij in samenhang met elkaar beschouwd. Eind 1995 is bovendien een onderzoek gestart t.b.v. de gemeente Etten-Leur, als vervolg op een eerder verrichte studie, waarbij de prestaties van woonwijken op fysiek, functioneel vlak in beeld zijn gebracht en zijn gerelateerd aan de waardering door bewoners in de sociale huursector. Uit dit onderzoek bleek, dat er een verschil is per doelgroep wat betreft hun waardering van gebiedskwaliteiten. Ten aanzien van aspecten als vandalisme en verkeersveiligheid zijn gezinnen met jonge kinderen en tweepersoons-huishoudens hoven de 35 jaar bijv. aanzienlijk "gevoeliger" dan gemiddeld. Het nieuwe onderzoek heeft tot doe!, een informatiesysteem te ontwikkelen t.b.v. strategisch voorraadbeheer en buurtbeheer, ten einde de kwaliteit van de gebouwde omgeving te handhaven of te verbeteren. Hierbij zal rekening worden gehouden met een differentiatie naar doelgroepen.
Verwachtingen resterende periode In 1996 zal het onderzoek in Eindhoven, Hendrik Ido Ambacht en Etten-Leur worden afgerond. Hiermee zal een verdieping van de inzichten in de relaties tussen prestaties van de gebouwde omgeving en waardering door diverse doelgroepen en gedrag op de woningmarkt verder verdiept worden. De resultaten kunnen vertaald worden naar beheersinstrumenten t.b. v. de beheerders van de gebouwde omgeving.
l.II
Woningvoorraadbeheer in internationaal perspectief
Projectleider: drs. J. Smeets Onderzoekers: drs. J. Smeets, ir. M. Pott
Doel-jprobleemstelling Doel van dit project is bet analyseren de maatschappelijke factoren die van invloed zijn op de relaties tussen bewoners, woningbeheerders en Jokale overheid gedurende het beheer en de vemieuwing van de woningvoorraad. De relatie kunnen onderscheiden worden naar aard en duurzaamheid en vanuit verschillende invalshoeken geanalyseerd worden. Het onderzoek is ingekaderd in een intemationale ENHRwerkgroep met participanten uit Frankrijk, Groot-Brittannie, Zweden en Oostenrijk. De nederlandse deelnemers gaan bij hun analyse uit van de "netwerkbenadering". Duur van het project startdatum: 1993 einddatum: nog niet bekend Voortgang van het project in 1995 In mei 1995 is de ENHR working group "The social structering of relationsships between organizations and inhabitants" in Wenen bijeen geweest. Om de eerste versies van papers te bespreken t.b.v. de Housing Research Conference in Denemarken. Venvachtingen resterende periode
171
De intemationale ENHR-werkgroep komt in april 1996 in Eindhoven bijeen ter verdere voorbereiding van de ENHR-conferentie. De paper zal in augustus (26-31) gepresenteerd worden in Denemarken in de workshop "The social s~ructuring of relationsships between organizations and inhabitants. 1996".
172
2.
Leerstoel Vastgoedbeheer profir. W.G. Keeris
2.1
Prestatiegerichte kwaliteitsbewaking vastgoed-object
Projectleider: prof. ir. W.G. Keeris 1. SBR-commissie: "Implementatieprogramma van eisen (SBR 258)" 2. SBR-commissie: "Integraal project kwaliteitsplan (IPKP)" 3. SBR-commissie: "Kwaliteitsmodel installaties binnenmilieu (MKK)" 4. SBR-commissie: "Pilotproject Zalmhaven te Rotterdam" 5. NNI-commissie: "Criminaliteitspreventie door stedebouwkundig en bouwkundig ontwerp CEN/TC 325)" 6. SBR/ISSO-redactie: "Praktijkhandboek gezonde gebouwen"
Doel-jprobleemstelling De randvoorwaarden voor een optimale exploitatie van een vastgoed-object, waarmee invulling gegeven wordt aan de beoogde doelstellingen van de investeerder en gebruiker, worden in belangrijke mate gedurende het bouwproces vastgelegd. De initiatiefnemer formuleert deze randvoorwaarden in algemene bewoordingen als door het object te leveren prestaties. Ret betrokken bouwteam transformeert deze wensen en eisen in prestatie-eisen, op basis waarvan het bouwplan gerealiseerd wordt, met de daaruit voortvloeiende kwaliteit als eindprodukt. Gedurende dit transformatieproces van "woord" naar "realiteit" bestaat er een wezenlijk risico van verkeerde interpretaties en kwaliteitsverlies. Dit noodzaakt de opdrachtgever tot een directe betrokkenheid bij het totale bouwproces, zonder daarbij een andere toegevoegde waarde te leveren en tegen zijn eigen behoefte. In Angelsaksische Ianden kan deze opdrachtgever daarvoor terugvallen op de "commissionen", welke als adviseur/coordinatorfcontroleur zijn belangen behart1gt. Binnen de Nederlandse bouw-cultuur is hij echter aangewezen op de individuele verantwoordelijkheid en betrokkenheid van de betrokkenen in het bouwproces. In de praktijk wordt voortdurend aangetoond, dat dit geen enkele garantie biedt. Er is derhalve een grote behoefte aan een "de commissioner" vervangend instrumentarium. Duur van het project startdatum: 1992 einddatum: 1997 Voortgang van Jzet project in 1995 Ret eindrapport met betrekking tot de studie van de SBR-commissie, als genoemd onder punt 1., is uitgebracht. De conclusie was dat bet rapport "Programma van eisen" (SBR 258) aangepast moet worden, met name met betrekking tot de beheer-aspecten in de (pre-)initiatieffase en de exploitatie-fase. Niet bekend is of dit op korte termijn door de SBR zal worden opgepakt. Genoemd-commissie werk kan als afgesloten worden beschouwd. Ret IPKP SBR-rapport, als genoemd onder punt 2., is gereed en zal op korte termijn in druk verschijnen. Riermee wordt een handvat geboden aan de verschillende bij de bouw betrokken disciplines tot het onderling afstemmen van hun kwaliteitsborgingssysteem en verbetering van de communicatie. Genoemd commissie-werk kan als afgesloten worden beschouwd. Het MKK SBR-rapport, genoemd onder punt 3., is gereed en op de markt gebracbt. Riermee wordt aan de bij de bouw betrokken disciplines een instrument geboden, waarmee in alle fasen van bet bouwproces per niveau van activiteit nagegaan kan worden welke voorschriften, ricbtlijnen, normen, e.d. van toepassing zijn met betrekking tot de borging van de kwaliteit van bet binnenmilieu. Genoemd commissie-werk kan als afgesloten worden beschouwd. Ret SBP-pilotproject, als genoemd onder punt 4., is stopgezet. Ret project zou onderdeel uitrnaken van bet onderzoek met betrekking tot de implementatie van bet programma van eisen, als genoemd onder punt 1. Ten gevolge van de geconstateerde noodzaak tot aanpassing van bet betreffende SBR-rapport 258 en. de te lange doorlooptijd van de diverse geplande pilotprojecten, is hiervan afgezien en zijn ter vervanging hiervan de praktijkervaringen via interviews ingebracht. Genoemd commissie-werk kan als afgesloten worden 173
beschouwd. Het in 1995 nieuw opgevoerde NNI-project, als genoemd onder punt 5., is gericht op verbetering van de veiligheid in en rond het vastgoedobject. Nederland beoogt op dit terrein de benodigde inbreng te leveren voor de te ontwikkelen Europese richtlijnen. De basis hiervoor is gelegd middels de ontwikkeling van het politie-keunnerk "Veilig wonen". Vooralsnog is in de commissie geconcludeerd dater geen basis is voor een allesomvattende Europese richtlijn op dit terrein, aangezien de cultuurverschillen tussen de Ianden te groot zijn. Getracht zal worden de ontwikkeling per land verplichtend te maken en een algemene visie te ontwikkelen voor de aanpak van deze problematiek. In 1995 is door de SBR en ISSO besloten een praktijkhandboek uit geven op basis van periodiek te
publiceren artikelen over bet thema "Gezonde gebouwen". Zitting is genomen in de redactie hiervan. Verwachtingen resterende periode De NNI-commissie zal haar activiteiten naar verwachting voortzetten tot in 1997 voordat duidelijkheid bestaat ten aanzien van het vcrvolgtraject op Europces nivcau ..
De eerste afleveringen van het praktijkhandboek "Gezonde gebouwen" zullen in 1996 verschijnen en ca. 180 pagina's in totaal omvatten.
174
Publicaties Leerstoel Stadsvernieuwing/Vastgoedbeheer 1 +2 Wetenschappelijke publicaties Fassbinder H. Planningsfora en planningsstrategieen: Het Stadtforum Berlijn als leerproces. Stedelijke planvorming als co-produktie, Helga Fassbinder (red.), Eindhoven, TUE, (1995), ISBN: 90-6814-536-3, pp. 17-54. Fassbinder H. (redactie) Stedelijke planvorming als co-produktie, Technische Universiteit Eindhoven. Bouwstenen no. 36, Eindhoven, (1995), ISBN: 90-6814-536-3, 156 pp. Fassbinder H. Stedelijke planvorming als co-produktie: op weg naar een nieuw kader. Stedelijke planvorming als co-produktie, Helga Fassbinder (red.), TU Eindhoven, Eindhoven, (1995), ISBN: 90-6814-536-3, pp. 7-15. Keeris W. Vastgoedbeheer "Over visie gesproken: .... ", TUE, Eindhoven, (1995), ISBN: 90 386 0207 3, 32 pp.
Vakpublicaties Fassbinder H. Rotterdam an der Elbe. Strategische Planung im Dialog zweier Behoerden., Harburger Berichte zur Stadtplanung Band 6, Hamburg, (1995), ISBN: 3-9804592- 3-3, 101 pp. Fassbinder H. Stadtforum und Planungsstrategien. Das Stadtforum Berlin als Lehrstueck.. Staedte von morgen. 1, Dirk Schubert, Kassel, (1995), ISBN: 3-89117-089-0, pp.61-80. Fassbinder H. Die Produktion der Zukunft Wiener Stadtplanung in der Zivilgesellschaft. Bleibt Wien Wien?, Michael Haubl, Hannes Swoboda, Wenen, (1995), ISBN: 3-85439-155-2, pp. 118-127. Fassbinder H. Strategien zum Erhalt sozialer Vielfalt innerstaedtischer Wohngebiete. Freiraum, no. 1995, (1995), pp. 6-7. Keeris W. Cooperatie moet zich als belegger gaan ontplooien. Cobouw : vakblad voor de bouwwereld, (1995), p. 3 Keeris W. Begrippen Vastgoedbeheer, Omschrijving van vee! gebruikte Vastgoedbegrippen, TU Eindhoven, differentiatie Vastgoedbeheer, Eindhoven, (1995), 93 pp. Ketelaar J. De complete betekenis van het woonmilieu. Handboek Stedelijk beheer, VUGA uitgeverij b.v., 's Gravenhage, (1995), ISBN: 90..5250-106-8, pp. l-60. Ketelaar 1. De complexiteit van het woonmilieubegrip. Vraagstelling : tijdschrift voor de gammawetenschappen, no. 2-2, ISSN: 1380-7307, (1995), pp. 69-81.
Overige output Fassbinder H. Anfang ohne Ende. Ein Gespraech ueber Strategien und Gefahren, Interview, Berlijn, 01/03/1995. Pott M., J. Smeets Beheren op maat, Populariserende publicatie, Eindhoven- Etten-Leur, (1995). 175
Keeris W. Ontwerpwerkstijlen & architectenpraktijk, Toelichting vanuit invalshoek professionele opdrachtgever kritische positionering, Eindhoven, 30/05/1995. Keeris W. Op weg naar co-partnership, Toelichting op de problematiek van het samenwerken volgens nieuwe verhoudingen tus..<>en een belegger en vastgoedmanagement-organisatie, Vaalsbroek, 18/12/1995,
176
3.
Projecten Leerstoel Architectonisch-/Stedebouwkundig Ontwerpen dr.ir. K. Doevendans. UHD, dr.ir. P. Beekman, W.M.F. Bokhoven, arch. HBO
3.1
Stadsanalyse en stedelijke morfologie
Onderzoeker: W.F.M. van Bokhoven
Doel-/probleemstelling Ontwikkelen van middelen, toe te passen in het stedebouwkundig ontwerp- en planvormingsproces, in bet bijzonder gericht op vormgeving. Voortgang van het project in 1995 Geen opgave ontvangen. Verwachtingen resterende periode Geen opgave ontvangen.
3.2
Stedebouw, vorming van een wetenschap
Projectleider: dr.ir. K. Doevendans Onderzoekers :Ir. R. Rutgers, J. Luiten, ir. H. Rikhof, dr. R. Stolzenburg
Doel-/probleemstelling Vorming van de stedebouwkundige discipline; maatschappelijke vooronderstellingen, wetenschappelijke vooronderstellingen, in bet bijzonder ten aanzien van de stedebouwkundige vormcomponent. Duur van het project startdatum: 1990 einddatum: 1996 Voortgang van het project in 1995 Twee deelonderzoeken in bet kader van bet onderzoek Stadsvorm werden afgerond. Van bet eerste deelonderzoek versclieen begin 1996 de publicatie (gedateerd 1995) onder de titel: Stadsvorm Tilburg, ontwikkeling 1975 1995. Verwachtingen resterende periode De publicatie van het tweede deelonderzoek (Stadsontwerp en Beeldkwaliteit) zal najaar 1996 verschijnen. Het onderzoek zal worden vertaald in gemeentelijk beleid met betrekking tot de stedelijke ontwikkeling van Tilburg (vormcomponent). Er zullen tentoonstellingen en workshops worden georganiseerd. Het NIROV zal er een studiedag aan besteden, enz. Het hoek met bet historisch overzicht met betrekking tot de relatie maatschappelijke ontwikkeling/stsdebouwkundige vorm zal worden afgerond.
3.3
Huisvesting en infrastructuur
Onderzoeker: dr.ir. P.C. Beekman
Doel-/probleemstelling Dit project richt zich op het ontwikkelen van een aan het bestuurlijke vermogen aangepaste vorm van stadsontwikkeling voor Gedaref (Soedan). Het ontwikkelen en inzetten van concrete projecten op bet gebied van huisvesting en infrastructuur, als antwoord op acute noden en als een middel voor het verbeteren van de structuur van de stedelijke samenleving. In het kader van het opzetten van een aangepaste stadsplanning wordt samengewerkt met bet Onderzoek Instituut voor Technische Bestuurskunde TU-Delft en met de Afdeling Management Ondersteuning van de Gemeente Eindhoven. Er is een projectkoppeling met de gemeente Eindhoven, een en ander heeft er toe 177
geleid dat sind<> 1988 de projectactiviteiten ter plaatse in Gedaref worden uitgevoerd onder de titel 'Dutch University Gedaref Assistance Programm' (DUGAP) en dat het plaatselijk kantoor wordt bemand door twee deskundigen, in dienst van de 'Stichting Nederlandse Vrijwilligers' (SNV), Den Haag. Een deskundige op het terrein van stadsplanning (sinds 1987); en een op het gebied van bet urban-management (sinds 1993). Beide medewerkers hebben werkovereenstemming met de gemeente Gedaref. Voortgang van het project in 1995 - Uitvoering van drinkwaterprojecten: a: Ringleiding zuidelijk stadsdeel b: Drietal distributienetwerken voor woonbuurten - Oplevering van een schoolgebouw In aanbouw een healthcentre - Uitzending van tweetal studententearns, in totaal zes studenten (div. universiteiten) - Projectbezoek november 1995: lezing universiteit Khartoum, diverse contacten op gemeentelijk en ministerieel niveau - Commentaar bij presentatie van het ontwikkelingsplan voor Gedaref. Verwachtingen resterende periode Continuering van de activiteiten, inzetten van traject v60r afronding 1999.
178
Publicaties Leerstoel Architectonisch-/stedebouwkundig Ontwerpen Vakpublicaties Doevendans, K. Voorwoord in: Stadsvorm Tilburg, ontwikkeling 1975-1995, TUE- Gemeente Tilburg, ISBN 90-6814-0590, 1995, pp. 7-8 Rikhof, H. Rutgers, R. Stadsvorm Tilburg, ontwikkeling 1975-1995, TUE- Gemeente Tilburg, ISBN 90-6814-059-0, 1995, pp. 161
Overige output Doevendans K. Excursieve krabbels, Populariserende publicatie, Eindhoven, ( 1995). Doevendans K. Het schrijven nog niet verleerd, Populariserende publicatie, Eindhoven, (1995). Doevendans K. Verheven stedebouw, Populariserende publicatie, Eindhoven, (1995). Doevendans K. Tilburg en de toekomst van de Nederlandse stad. Voordracht Centrum voor architectuur en stedebouw Tilburg, 16 oktober 1995.
179
..
180
ONDERZOEKSGROEP GESCHIEDENIS EN ONTWERP VAN ARCHITECTUUR EN STEDEBOUW Leerstoelen: l. ARCHITECTONISCH (-STEDEBOUWKUNDIG) ONTWERPEN prof.ir. B. Dirrix prof. B. Loerakker prof.ir. H.J.M Ruijssenaars 2. ARCHITECTUURGESCHIEDENIS EN THEORIE prof.dr.ir. G. van Zeyl Onderzoekers: wp W.M.F. van Bokhoven, arch. HBO prof.ir. B. Dirrix dr.ir. K. Doevendans Th. M.E.WJ. Dubbelman ir. M.K.Th.M. Glaudemans drs. PJ.A.M. Gijsberts ir. A.J. Kerssemakers prof. B. Loerakker prof.ir. Leering ir. C. Maassen prof.ir. H.J.M. Ruijssenaars drs. M. van Stralen dr. ir. G. Wallis de Vries prof.dr.ir. G. van Zeijl
Pomotieonderzoek: drs. M. van Stralen:
De Architect Wijdeveld lste promotor: prof.dr.ir. G. van Zeijl
ir. M.K.Th.M. Glaudemans:
Territorium stad, verdichting en verdunning van bet volle land le promotor: prof.dr.ir. G. van Zeijl 2e promotor: prof.dr. E. Taveme (RU-Groningen) co-promotor: dr.ir. G. Wallis de Vries
181
182
OVERZICHT PROJECTEN EN PUBLICATIES PER LEERSTOEL IN DE ONDERZOEKSGROEP GESCHIEDENIS EN ONTWERP VAN ARCHITECTUUR EN STEDEBOUW 1.
Projecten Leerstoel Architectonisch- (stedebouwkundig) Ontwerpen prof.ir. B. Dirrix prof.B. Loerakker prof.ir. H.J.M. Ruijssenaars
1.1
Psycbologiscbe aspecten van bet arcbitectoniscb ontwerp en ontwerpproces
Onderzoeker: ir. A.J. Kerssemakers
Doel-/probleemstelling Dit onderzoek heeft betrekking op de plaats en de betekenis van het denken enerzijds en van bet gevoel en de intui:tie anderzijds bij het beoordelen en waarderen van architectonische objecten, beelden en situaties. Uitgangspunt voor het onderzoek is het ontwerpproces waarbij vooral de manier waarop ontwerpers aan de moeilijkheid van het kiezen het hoofd bieden, de aandacht krijgt. Algemeen gesteld liggen de argumenten om tot bepaalde oplossingen te besluiten zowel in het logisch-verstandelijke als in het intui:tiefgevoelsmatige vlak. In dit onderzoek worden de specifieke mogelijkheden van beide systemen (het logische en het intuitieve) onderzocht en wordt nagegaan op welke manier ze bij de beoordeling van architectonische vormen en beelden hun bijdragen leveren. De werktitel van het onderzoek is 'Logika en smaak in architectuur en ontwerp'. Tevens is het de bedoeling dat door middel van theorievorming en toetsing, ervaringen, waamemingen en inzichten, verzameld tijdens het 20 jaar bijna full-time organiseren en begeleiden van architectonische ontwerpprojecten in aile fasen van de bouwkundestudie, toegankelijk worden gemaakt. Voortgang van het project in 1995 In 1995 is geen voortgang geboekt in het onderzoek, omdat prioriteit is gegeven aan onderwijsverplichtingen. Verwachtingen resterende periode Ook voor dit jaar zal het onderwijs prioriteit krijgen. Het onderzoek zal opgepakt worden, als daarvoor weer tijd ter beschikking komt.
1.2
Lustrumprojekt
Coordinator: dr.ir. K. Doevendans Stuurgroep: ir. C. Maassen, J. Valk arch. HBO, T. Dubbelman arch. HBO, ir. JFG Janssen, ir. G. Smeltzer, E. Schulte, ir. F. Bakker.
Doel-jprobleemstelling Ontwikkelen architectonisch-stedebouwkundig ontwerp, Geschenk- locatie Vonderweg/Julianastraat. Duur van het project startdatum: 1992 einddatum: 1996 Voortgang van het project in 1995 De eerste fase van het project werd afgerond met een publicatie waarin opgenomen een aantal architectonisch-stedebouwkundige concepten ter keuze van de uitwerking. Deze publicatie heeft de gemeente doen besluiten hun adviesnota bij te stellen
183
Verwachtingen resterende periode Aanvang 1996 zal de gemeente een adviesnota uitbrengen, op grond waarvan het onderzoek kan worden voortgezet. Daama uitwerking van een van de concepten en samenwerking met een opdrachtgever en architectenburo tot een reeel uit te voeren architectonisch ontwerp.
184
2.
Projecten Leerstoel Architectuurgeschiedenis en -Theorie
prof.dr.ir. G.A.C. van Zeyl Onderzoekers: (intern)
(extern)
drs. P.J.A.M. Gijsberts dr.ir. J.G. Wallis de Vries drs. M. Van Stralen ir. M.K.Th.M. Glaudemans ir. J. Bosman ir. D. De Meyer ir. J. Depuydt ir. Ph. Van Haverbeke
Inleiding: Op grond van wijzingen in de samenstelling van de onderzoeksgroep, het aantrekken van externe promovendi. en het bijsturen van het onderzoeksveld is het algemene onderzoek in termen van "het architectonisch denken" opnieuw geformuleerd:
2.1
Algemeen onderwek: Strategieen van het architectonisch en stedebouwkundig ontwerpen
Projectleider: Prof.dr.ir. G.A.C. van Zeyl Onderzoekers: drs. P.J.A.M. Gijsberts, dr.ir. J.G. Wallis de Vries, drs. M. van Stralen, ir. M. Glaudemans Doe 1-jproblee mste /ling Het onderzoek stelt de vraag naar de verschillende strategieen van het architectonisch en stedebouwkundig ontwerpen evenals naar hun transformatie en geldigheid. Het betreft naast de methodische aard van de discipline met betrekking tot het gebouw, de stad, het landschap en het beeld in de openbare ruimte, vooral de cultureel-historische noties die het conceptualiserend vermogen van de bouwkundig ingenieur bepalen. Theorie en geschiedenis vormen in dit kader een vorm van reflectie op zowel het complex van maatschappelijke mechanismen die tot architectonische werken leiden. als op architectonische tradities, die de diverse ontwerpstrategieen voortbrengen. Het antwerp wordt beschouwd als een interpretatie van culturele, technische, sociaal-economische en politieke conventies en ideeen, waarbij de rol van de geschiedschrijving op haar filosofische en wetenschappelijke draagwijdte wordt gewogen. De probleemstelling betreft de relatie van het antwerp met haar eigen geschiedenis en die van de maatschappelijke mechanismen. en houdt aldus een probleemstelling in van zowel methodiek als kritiek. Voortgang van het project in 1995 In het algemene kader van dit onderzoek publiceren de onderzoekers via diverse tijdschriften (bv. Archis, De Architect, Forum en Oase) en via het presenteren van papers op congressen (bv. EAAE). Het onderzoek verkrijgt zijn meer specifieke inhoud via het elders genoemde promotieonderzoek. Verwachtingen resterende periode Behalve dat het promotieonderzoek aanleiding vormt tot bijsturing is vooral het verkennend karakter van het onderzoek van belang.
2.2
De Eindhovcnse School
Onderzoeker: prof.dr.ir. G.A.C. van Zeyl Doef/probleemstelling Het onderzoek poogt op grond van de uiteenlopende architectuurproduktie van Eindhovense TU ingenieurs het architectuur-denken, zowel in de ontwerp- als in de bouwpraktijk, via publicaties en exposities te verhelderen en te profileren. Voortgang van het project in 1995 Dankzij een subsidie van OCW kan de catalogus onder de titel "Gebouwde Denkbeelden" worden voorbereid.
185
Verwachtingen resterende periode Voorlopig wordt aan een geargumenteerde catalogus gewerkt die als uitgangspunt zal gelden voor een tentoonstelling in het Duil<;e Architectuurmuseum te Frankfurt. Tevens worden in overleg met OCW de mogelijkheden tot presentatie onderzocht.
2.3
De architect Wijdeveld
Projectleider: prof.dr.ir. G.A.C. van Zeyl Onderzoeker: drs. M. van Stralen Doef/probleemstelling Het doe! van het onderzoek is het inventarisercn en kritisch evalucren van het wcrk van de architect H.Th. Wijdeveld, of beter nog: het verkrijgen van een inzicht in de hetekenis die het werk van Wijdeveld hedt gehad voor de Nederlandse en voor de lnternationale cultuur. Het werk van Wijdeveld kenmerkt zich door veelzijdigheid. Zo omvat bet niet aileen architectonische ontwerpen, maar ook ontwerpen voor interieurs, plannen voor utopische projecten en ontwerpen voor theaterdecors. Wijdeveld stelt zich daarnaast tot doe! om zijn opvattingen over architectuur en cultuur uit te dragen. Hij deed dat ondermeer door het schrijven van een groot aantal boeken en artikelen. Ook was hij hoofdredacteur van het befaamde tijdschrift 'Wendingen'. In deze functie bepaalde hij niet aileen voor een groot dee! de inhoud van het tijdschrift, maar ook verzorgde hij de typografie ervan. Wendingen werd door Wijdeveld ook als aanleiding aangegrepen om contacten te onderhouden met befaamde buitenlandse architecten, met wiens werk hij zich verwant voelde. Voorbeelden daarvan zijn: Bruno Taut, Hermann Finsterlin, Erich Mendelsohn en Frank Lloyd Wnght. Vandaar ook dat het belangrijk is het werk van Wijdeveld in een intemationale context te plaatsen. Een andere doelstelling van het onderzoek naar Wijdeveld is het plaatsen van zijn oeuvre binnen het huidige architectonische en stedebouwkundige discours. Dit aandachlweld in het onderzoek is relevant omdat het werk van Wijdeveld in een aantal opzichten blijkt te anticiperen op problematieken die het contemporaine debat beheersen. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de visies die hij had op het gebicd van de stedebouw (de bebouwing in periferieen van steden vormt daarvan een voorbeeld), maar ook aan het benadrukken van bet sublieme in zijn werk. De actualiteit van Wijdeveld zicn we verder temg in de wijze waarop hij omging met de media en met zijn eigen oeuvre. Zo stelde hij ondern1eer een autobiografie samen die zeven dikke delen omvat. Duur van het project startdatum: l december 1991 einddatum: 1 december 1995 Voortgang van het project in 1995 In januari 1995 is een dubbel-nummer van het tijdschrift Forum verschenen dat geheel gewijd is aan de landhuizen van H.Th. Wijdeveld. (Forum, jaargang 37, nummer 3/4, Nederlands/Engels). Het is door Van Stralen samengesteld en geschreven. Het bevat een redactioneel, een essay over de landhuizen, projectbeschrijvingen en een biografie van H.Th. Wijdeveld. Verder is gewerkt aan de overige hoofdstukken van het proefschrift. Studenten hebben meegewerkt aan het onderzoek in die zin dat er in een werkgroep onder begeleiding van Van Stralen vier gcbouwen van Wijdeveld zijn gereconstrucerd in de vorm van een maquette. Verwachtingen resterende periode Het ligt in de verwachting, dat het proefschrift in 1996 zal worden afgerond.
2.4
Stadsbeeld Eindhoven
Projectleider: prof.dr.ir. G. van Zeijl Onderzoekers: W.F.M. van Bokhoven, arch. HBO, Th.M.E.W.J. Dubbelman arch. HBO, prof.dr.ir. G.A.C. van Zeyl
186
Het project wordt in zijn bestaande vorm als beeindigd beschouwd. Naast de reeds voltooide rapportages zal een deelrapport nog worden afgerond.
Verwachtingen resterende periode Wat betreft de komende tijd wordt afhankelijk van de ontwikkelingen in de werkgroep Qkafe en in de Witte Dame een meuw onderzoek
2.5
Territoriumstad: verdichting en verdunning van het volle land
Projectleider: prof.dr.ir. G.A.C. van Zeyl Onderzoekers: dr.ir. J.G. Wallis de Vries. ir. M.K.Th.M. Glaudemans
Doel-/prohleemstelling Het onderzoek stelt de omvattende verstedelijking in Nederland aan de orde. Het doel van het onderzoek is om de draagwijdte en konsekwenties van het concept "territorium-stad" (Corboz, 1991) binnen een cultureel en historisch perspectief te verhelderen en relevantie te geven binn_en de architectonische, stedebouwkundige en landschappelijke fonnalisering van deze verstedelijking. Het gaat in het onderzoek zowel om een fundamentele als een ontwerpkundige problematiek. Duur van het project startdatum: 1 juli 1995 einddatum: 1 juli 1999 Voortgang van het project in 1995 Het project 1s net voor de zomervakantie gestart. Naast het verkennende literatuuronderzoek is, ten behoeve van de methodologte, een aanvang gemaakt met de verplichte opleiding via de onderzoekschool 'Agricola', Geschiedenis van de Stedebouw, bij prof.dr. E. Taveme (Rijk'>universiteit Groningen). Tevens vormde het EAAE-congres -te houden aan de TU Delft in februari 1996- aanleiding om een paper te verzorgen waarin de eerste verkenningen zijn uitgekristalliseerd. Verwachtingen van hl't project in de resterende periode Mede van de opleiding bij de onderzoek.c;chool en het EAAE-congres wordt verwacht dat het project behalve aan verkennend karakter wint aan een slagvaardig onderzoek van de hoofdthema's, opdat Ievens case-studies kunnen worden overwogen . De toenemende discussie rond het centrale thema, dat van de voortgaande, en alomvattende verstedelijking van het Nederlandse landc;chap, zal aanleiding kunnen zijn om het onderzoek verder aan te scherpen.
2.6
De architect Santini
Projectleider: prof.dr.ir. G.A.C. van Zeyl Onderzoeker: ir. D de Meyer
Doel-/pn1bleemstelling Het doe! van het onderzoek is het inventariseren van het werk van de architect Santini binnen de Boheernse geschiedenis op het nivo van polemische en culturele tradities in de 18" en 19" eeuw. Het wek van Santini is cruciaal daar zijn oeuvre naast de uitdrukking te zijn van kerkelijke en staatskundige verwikkelingen, tcwns als cen commentaar op de algcmeen gcldende Barok kan worden gczien. Een bijzonder problccm vonnt ook de pcrceptie van Santini, daar deze het ogmerk vormde van een uiteenlopend stelsel van interpretatk's van onder meer Tsjechische, Germaanse en Wcsterse aard. Voortgang van het project in 1995 Het project is reed'> enkele jaren geleden gestart. Mede op grand "van persoonlijke omstandigheden, maar vooral wegens archiefonderzoek heeft het project in 1995 zijn voomaarnste voortgang geboekt op het nivo van tekstproductie. Verwachtingen van het project in de resterende periode 187
Het behoort tot de mogelijkheden dat het onderzoek reeds in 1996 in de vorm van een promotie zal worden afgerond.
2.7
Das Stadtbild der Moderne
Projectleider: prof.dr.ir. G.A.C. van Zeyl (2e promotor) Onderzoeker: it. J. Bosman
Doel-/probleemstelling Doel van het onderzoek is de geldigheid van een architectuurtheorie te verhelderen, die door Siegfried Giedion -de theoreticus van de Moderne Beweging- is geformuleerd. Het betreft "ein neues Schau" dat de moderne architecten practisch in staat stelden om hun abstracte zienswijze wat betreft het stad'iConcept operationeel te maken. Naast de historische duiding van Giedion's invloed via zijn visie op kunst, architectuur en geschiedenis is het doe! om de geldigheid van zijn visie in de huidige architectuur van o.a. Rem Koolhaas te kunnen vaststellen. Het onderzoek draagt aldus bij aan het huidige discours met betrekking tot het stadsbeeld in zowel visueel als virtueel opzicht. Tijdsduur en voortgang in 1995 Het onderzoek; dat aan deETH Zurich is ontwikkeld, duurt reeds een geruim aantaljaren en komt naast een gedegen onderzoek van de architectuur in Nederland en Zwitserland. Het betreft een bijzonder verheldering van het ClAM debat. Verwachting van het project gedurende de resterende periode Afhankelijk van de persoonlijke mogelijkheden van de onderzoeker, kan ·een afronding in vorm van een promotie in 1996 worden verwacht.
2.8
De architect Adolf Loos
Projectleider: prof.dr.ir. G.A.C. van Zeyl Onderzoeker: drs. P.J.A.M. Gijsberts
Doel-/probleemstelling Het doel van het onderzoek is om de kritische positie te verhelderen die de architectftheoreticus Adolf Loos binnen bet debat van de Modeme Architectuur heeft gehad. Er wordt binnen de ree,ds bestaande complexe receptie van een van de hoofdfiguren van dit debat gezocht naar een specifieke ingang om via het prijsvraagontwerp de Chicago Tribune de diverse recepties van commentaar te voorzien. Duur en voortgang in 1995 Het onderzoek loopt reeds geruime tijd en functioneert reeds jaren als een bijzonder vruchtbaar referentiekader van zowel onderwijs als onderzoek met bet thema "Naast het Modeme". Verwachtingen van het project in resterende periode Op grond van het materiaal, dat via literatuur en archief is verzameld, zijn de verwachtingen groot. Echter reeds geruime tijd wordt de onderzoeker gehinderd door lichamelijke tegenslag.
2.9
Gescbiedenis en theorie van de planning in Belgie
Projectleider: prof.dr.ir. G.A.C. van Zeyl Onderzoeker: ir. Ph. Van Haverbeke
Doel-/probleemstelling Het doel van bet onderzoek is een kritische verheldering van de vigerende plannings-strategieen dat zowel vanuit een historisch perspectief als via een vergelijkend onderzoek in de Belgische en Nederlandse situatie wordt verricht. 188
Duur en voortgang Het onderzoek is slechts enkele maanden geleden gestart en is vooralsnog verkennend van karakter. Project in voorbereiding.
2.10
Strategieen van het architectuuronderwijs
Projectleider: prof.dr.ir. G.A.C. van Zeyl Onderzoeker: ir. J. Depuydt
Doel-/probleemstelling Het doel van het onderzoek is het inventariseren van die ontwerpstrategieen, die in bet architectuuronderwijs in Belgie en Nederland een dominante invloed hebben (gehad). Een bijzondere vraag is de invloed van het internationale debat inzake o.a. de stromingen zoals het Postmodemisme en bet Deconstructivisme, zoals deze mede op grond van filosofische vraagstellingen is ontwikkeld. Duur en verwachting van het onderzoek Op grand van het verzamelde materiaal en voorhanden literatuur wordt gewerkt aan een uitgangsthese, die in de loop van 1996 zijn definitieve beslag zal verkrijgen. Project in voorbereiding.
189
Publicaties Leerstoel Architectuurgeschiedenis en -Theorie Vakpublicaties Stralen M. van Dankwoord/Word of thanks. Forum, no. 1995, ISSN: 0015-8372, (1995), p. 144 Gijsberts P.J.A.M. Sternstunde. De 'passages' van Arno van der Mark. Archis : architectuur, stedebouw en beeldende kunst, no. 4, ISSN: 0921-8041, (1995), pp. 55-58. Graaf J. de, G.J. de Wallis De Vries Den Rhein entlang. Workship Holland (Workship Holland: Riverine Architecture. Topos: European landscape magazine, no. 10, ISSN: 0942-752X, (1995), pp. 69-77. Stralen M. van, B. Lootsma Klein: Broederschap (I). Forum, no. 195-38, ISSN: 0015-8372, (1995), pp. 98-99. Stralen M. van, B. Lootsma Klein: Brotherhood (1). Forum, no. 1995, ISSN: 0015-8372, (1995), p. 12 Stralen M. van, B. Lootsma Klein: Flight (3). Forum, no. 1995, ISSN: 0015-8372, (1995), p. 103 Stralen M. van, B. Lootsma Klein: Technical (2). Forum, no. 1995, ISSN: 0015-8372, (1995), p. 79 Stralen M. van, B. Lootsma Klein: Technical (2). Forum, no. 1995, ISSN: 0015-8372, (1995), p. 33 Stralen M. van, B. Lootsma Klein: Vlucht (3). Forum, no. 1995, ISSN: 0015-8372, (1995), p. 6 Stralen M. van Documentatie van de projecten 0015-8372, (1995), pp. 40-134.
= Documentation of the projects+ noten.
Forum, no. 1995, ISSN:
Stralen M. van De landhuizen van H.Th. Wijdeveld The country houses of H.Th. Wijdeveld + noten. Forum, no. 1995-37. ISSN: 0015-8372, (1995), pp. 7-39. Stralen M. van RedactioneelfEditorial + noten. Forum, no. 1995-37, ISSN: 0015-8372, (1995), pp. 5-6. Wallis De Vries G.J. de Bonte menigte landgoederen in wijde delta. Nieuwe landgoederen in Nederland. Blauwe kamer: tijdschrift voor landschapsontwikkeling, no. 5, ISSN: 0926-1621, (1995), pp. 4-15. Wallis De Vries G.J. de Lessen van Eisenman. Archipolis in Tilburg. Archis : architectuur, stedebouw en beeldende kunst, no. 1, ISSN: 0921-8041, (1995), pp. 6-8. Wallis De Vries G.J. de Mobile fit fixum. Over nieuwe landgoederen. Archis : architectuur, stedebouw en beeldende kunst, no. 12, ISSN: 0921-8041, (1995), pp. 2-3. Zeijl G.A.C. van De Rijksdag, de herinnering aan een tijdelijk kunstwerk. Archis: architectuur, stedebouw en beeldende
190
kunst, no. 10, ISSN: 0921-8041, (1995), pp. 40-48. Zeijl G.A.C. van De verborgen agenda van Vitruvius en bet Vitruvianisme. Archis : architectuur.
stedebouw en beeldende kunst, no. 12, ISSN: 0921-8041, (1995), pp. 12-13. Zeijl G.A.C. van Modeme architectuur; passie en de dood. Archis : architectuur. stedebouw en
beeldende kunst, no. 9, ISSN: 0921-8041, (1995), pp. 68-81.
Overige output Stralen M. van Neue Redaktion fuer Forum. Bibliografie over recensie Forum-nummer Comfort, (1995). Stralen M. van P.L.Kramer en H.Th. Wijdeveld, Bibliografie, (1995). Stralen M. van Forum droomt zich af. Bibliografie over recensie Forumnummer comfort, (1995). Stralen M. van
De theatrale waning, Bibliografie over recensie Forumnummer landhuizen, 24/02/1995. Stralen M. van Architektuur in het elektronische tijdperk, Bibliografie over rccensie ·van het symposium over bet
elektronische tijdperk. Eindhoven, 16/11/1995. Stralen M. van
Summary for paper: the work of the Dutch architect H.Th. Wijdeveld (1885-1987), congresbijdrage, Delft, 08/02/1995, pp. 1-1. Stralen M. van Zappen van Barbarella naar Ted Troost. Bibliografie over recensie forumnummer Comfort, (1995).
Wallis De Vries G.J. de Glans van het landgoed in wijde delta gebroken, congresbijdrage, Delft. 07/11/1995, pp. 1-29.
Wallis De Vries G.J. de Stedebouw in beschouwing, College dictaat, Tilburg, ( 1995). Wallis De Vries G.J. de Parade van tradities in de architectuur. Symposium 'het tradionalisme Overwonnen', Middelburg,
23/09/1995. Zeijl G.A.C. van Surfen op het net, congresbijdrage, Eindhoven, (1995), pp, 1-5. Zeijl G.A.C. van Aanzichten van het wonen, ( 1995).
Zeijl G.A.C. van Architectuuronderwijs: didactiek. methodcn en technieken. (1995).
Zeijl G.A.C. van Architcctuur en woncn: bijdrage in Denk-beelden Van het wonen, College dictaat, (1995).
Zeijl G.A.C. van
191
Eindtermen van de Faculteit Bouwkunde, Eindhoven, (1995), 7 pp. Zeijl G.A.C. van De architectuur van bet lichaam: inleiding in De Omslag, (1995). Zeijl G.A.C. van Gaat in de lichtstad Eindhoven de lamp uit? 25/11/1995. Zeijl G.A.C. van Het concept van integratie: concept en integralie, 04/12/1995.
Zeijl G.A.C. van Statement Seminar Ontwerpslijlen, 11/09/1995.
192
LOP EN DE 3E GELDSTROOMONDERZOEK 1995
>
F 5.000,- VAKGROEP BAUB.
ornschrijving:
opdmchtgever
be drag
Virt. Real. en Bouwk.
Center
89.404,'-
Asteriks II
inst Calibre
44.200,--
Asteriks Ill
inst. Calibre
22.017,--
Ontwikkelen Virtue! Reality Simulaties
im;t. Calibre
Visualisalie Schiphol
inst. Calibre
50.000,--
Onderzoek Meulensmd
insL Interface
18.450,--
Modellen strucL V. en V.
lnst. Eiras.<:
44.258.--
Syst. Real Est. Nom1. fase 2
ins t. Ei mss
Guaranteed Ride Home Pr.
inst. Eirass
17.030,--
Ondersteuning advieswerkzaamheden
RGD. Den Haag
8.640,--
Ontwerp verkoopinformatiesysteem Exakta
inst. Calibre
Presentatie Nieuwbouw Ericsson
inst. Calibre
15.000,--
Management in de Bouw onderwijsbijdrdge
STM Bussiness School Enschede
8.250,--
Projectondersteuning SOAB
inst Interface
8.775,--
153.972,--
31.880,--
9.700,--
REN management instaHatieversic inst. Calibre
Modelleren 3D keukens
9.800.--
inst. Calibre
Philips Cuisina
8000.-8.510,--
Kosten daraverzameling Proo8
int. Eirass
Kosten dataverzameling tijd ruimte onderzoek
mst
Visuah~atie
inst. Calibre
24.000,--
Exakta geaulomat. verkoopsysteem
inst. Calibre
56.000,--
Woningmarktonderzoek Eindhoven
inSt Interface
48.036,--
Woningmarktonderzoek H.H.v.L.
inst. Interface
32.!00.--
Woningmarktonderzoek SWS
inst. Interface
29.440,--
Woningmarktonderzoek G.W.B.
inst. Interface
23.742,--
PhHips Drachten
Elra~"<
12.766,--
193
omschrijving:
opdrachtgever
Woningmarktonderzoek
inst. Interface
s:L Voikshuisv~o.:;Hng
bed rag
!9.825.·-
Vervoersplan TUE
In st. Eirass
Effecten data verz. methode
in st.
Eiras..~
42.098,--
Toermodel
inst Eiras.o:;
10.983,--
Economische effecten parkeerbeleid
lnsL Eirass
29.232,..
194
109.!52,··