-i-
Verwerkings- en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
Projectbureau Lokale Mestverwerking februari 2014
- ii -
- iii -
Verwerkings- en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant SAMENVATTING
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING......................................................................................................... 1
2
WERKWIJZE ...................................................................................................... 3
3
BESCHRIJVING VARIANTEN ............................................................................... 6 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
4
Scenario 1 met varianten 1a, 1b en 1c ..................................................................................6 Scenario 2 met varianten 2a, 2b en 2c ..................................................................................7 Scenario 3 SMG Gelderland ...................................................................................................7 Scenario 4 Ecoson ..................................................................................................................7 Scenario 5 VVO’s ....................................................................................................................7 Compilatie afzetroutes varianten 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c ....................................................8
KGVI MIDDEN-BRABANT ................................................................................ 10 4.1 4.2
Introductie............................................................................................................................10 Procesbeschrijving ...............................................................................................................10
4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4
4.3 4.4
Fosfaatbalans ................................................................................................................................. 13 Volume/tonnageverdeling ............................................................................................................. 14 Effluentkwaliteit en de lozing ervan............................................................................................... 15 Verdunningswater hulpstoffen ...................................................................................................... 15
Aanbod kalvergier in Midden-Brabant ................................................................................15 Proceskundige alternatieven ...............................................................................................16
4.4.1 Toepassing van het Anammox proces............................................................................................ 16 4.4.2 Inzet van Mg (struvietvorming) in plaats van kalk ......................................................................... 18 4.4.3 Voorbezinken van kalvergier op de boerderij ................................................................................ 18
5
VESTIGINGSMOGELIJKHEDEN KGVI MIDDEN-BRABANT .................................. 20 5.1 5.2 5.3 5.4
6
Ontsluiting en verkeersbewegingen ....................................................................................20 Lozing en nazuivering op een rwzi .......................................................................................20 Vestigingslokaties.................................................................................................................21 Conclusie ..............................................................................................................................23
VERGELIJKING VAN ACHT VARIANTEN ............................................................ 24 6.1
Investeringen en exploitatie KGVI Midden-Brabant ............................................................24
6.1.1 Investeringen KGVI MIdden-Brabant ............................................................................................. 24 6.1.2 Exploitatiekosten KGVI MIdden-Brabant ....................................................................................... 25 6.1.3 Gevoeligheidsanalyse KGVI MIdden-Brabant ................................................................................ 26
6.2 6.3 6.4 6.5
Wijze van presentatie en vergelijking van kosten ...............................................................28 Kosten ‘af boerderij’ van zeven varianten ...........................................................................29 Tariefstelling SMG, Ecoson en de KGVI MIdden-Brabant ....................................................33 Kosten VVO’s ten opzicht van andere varianten .................................................................34
7
FINANCIERING ................................................................................................ 36
8
CONCLUSIE ..................................................................................................... 37
Bijlagen: 1. Procestechnische uitgangspunten 2. Bedrijfseconomische uitgangspunten
- iv -
Colofon ‘s-Hertogenbosch, februari 2014 UITGAVE
Projectbureau Lokale Mestverwerking
AUTEUR
ing. J. Baltussen (BACO-adviesbureau)
tel. nummer: 0499329444 e-mail:
[email protected]
OPDRACHTGEVER
Vakgroep Kalverhouderij Projectbureau Lokale Mestverwerking
BEGELEIDING
ing. J. van Gastel (ZLTO) ing. F. C. J. L. Klomp-Pullens, MSc (ZLTO) Vakgroep Kalverhouderij ZLTO
FOTO OMSLAG
Stichting Mestverwerking Gelderland, KGBI Elspeet ZLTO
-v-
SAMENVATTING In opdracht van de Vakgroep Kalverhouderij is door het Projectbureau een studie verricht naar verwerkings- en afzetmogelijkheden van kalvergier uit Midden-Brabant. In Midden-Brabant bevindt zich een concentratiegebied van kalverhouderijen. Het betreft met name kalverhouderijen in de gemeentes Alphen-Chaam en Baarle-Nassau. In het concentratiegebied wordt circa 234.000 ton kalvergier (KG) geproduceerd die ongeveer 350.000 kg fosfaat (uitgedrukt als P2O5) bevat. De nieuwe Mestwet heeft tot gevolg dat kalverhouderijen, evenals veel andere veehouders, een deel van hun mest moeten (laten) verwerken met als doel de fosfaat buiten de Nederlandse landbouw te brengen. Door de vakgroep en het Projectbureau zijn een achttal varianten opgesteld. In nagenoeg alle varianten wordt in mindere of meerdere mate voldaan aan de wettelijke plicht. Zeven varianten zijn in de volgende figuur schematisch weergegeven.
In drie varianten (1a, 1b en 1c) is sprake van een op zichzelf staande regionale mestverwerkingsinrichting, de Kalvergierverwerkingsinrichting (KGVI) Midden-Brabant. In deze nieuw te bouwen inrichting wordt kalvergier gescheiden in dikke (mestkoek) en dunne fractie. De dunne fractie wordt biologische gezuiverd en vervolgens geloosd op de riolering. Vanwege de zouten en restanten nutriënten dient nazuivering plaats te vinden op een rwzi. Het geproduceerde zuiveringsslib wordt rechtstreeks naar de landbouw afgezet. De dikke fractie wordt na hygiënisatie afgezet in het buitenland. Door de toegepaste processen komt 70% van de fosfaat in de dikke fractie en wordt 77% van het volume geloosd. Het ontwerp van de KGVI is voor een belangrijk deel gebaseerd op die van de Stichting Mestverwerking Gelderland (SMG). Er is gekeken of voor sommige deelprocessen interessante alternatieven bestaan, zoals Anammox en struvietvorming. Anammox vereist een zeer vergaande voorscheiding waardoor dit proces niet meer interessant is. De inzet van het struvietproces biedt pas voordelen als het gevormde kaliumstruviet op de mestmarkt een meerwaarde heeft. In twee varianten (2a, 2b/c; waarbij c een subvariant is van 2b) vindt scheiding op boerderijniveau plaats door middel van een mobiele scheiding. Verder zijn twee reeds bestaande varianten meegenomen. In variant 3 wordt de KG integraal per as afgevoerd naar de kalvergierbewerkingsrinrichtingen (KGBI) van de Stichting Mestverwerking Gelderland (SMG) en in variant 4 wordt de KG per as afgevoerd naar Ecoson. Verder is nog een achtste variant meegenomen waarbij de plicht van mestverwerking wordt overgenomen door een collega-veehouder wat kostentechnische voordelen oplevert. Er dient dan wel een Vervangende Verwerkingsovereenkomst (VVO) opgesteld te worden.
- vi -
Mogelijke locaties voor de vestiging van KGVI Midden-Brabant zijn geïnventariseerd en beoordeeld op diverse aspecten. Van de bestudeerde locaties geven die van rwzi Rijen en de Spinder het meeste perspectief. Om de diverse varianten op basis van de dezelfde uitgangspunten en randvoorwaarden te kunnen beoordelen is een rekenmodel opgesteld. Deze is voorzien van een massabalans waarin rekening is gehouden met een mengverhouding van 75% wit- en 25% rosegier. Met een KGVI Midden-Brabant is een investering gemoeid van € 6,5 miljoen bij een capaciteit van 180.000 ton KG per jaar en € 6,8 miljoen als voorzien wordt in een hygiënisatieproces . De raming heeft een nauwkeurigheid van plusminus 30%. Er is aangegeven op welke wijze de financiering tot stand kan worden gebracht. Een belangrijk deel van de investering zal gefinancierd dienen te worden door de kalverhouderijen. De kosten van de verschillende varianten zijn weergegeven in de onderstaande figuur. De gegeven kosten zijn ‘af boerderij’ en zijn voor de hele keten geoormerkt naar ‘logistiek’, ‘processing’ en ‘afzet/verkoop’.
De varianten 1a tot en met 2b ontlopen elkaar niet veel voor wat betreft kosten ‘af boerderij’, die ongeveer € 16 per ton KG zijn. Het komt erop neer dat het logistiek voordeel van de varianten 1a, 1b en 1c (ten gevolge van het feit dat 77% van de aangevoerde KG als effluent wordt geloosd) ten opzichte van 2a en 2b, 2c weer ‘weg gegeven’ wordt door de hogere processing kosten. Verder valt op dat de combinatie KGVI Midden-Brabant en droogfabriek (waar de dikke fractie wordt gedroogd, gehygiëniseerd en gekorreld) een van de goedkopere varianten is. De verschillen zijn echter niet significant. De exploitatiekosten van een KGVI bestaan grofweg voor een derde uit kapitaallasten, een derde uit runningkosten (van de KGVI) en een derde uit afzet/verkoopkosten van de eindproducten.
- vii -
Voorts is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Daarbij zijn eerst factoren geïnventariseerd die veel invloed hebben op de verwerkingskosten. Dat zijn de investeringsbedragen, de rentevoet en de opbrengst van de mestkorrel of gehygiëniseerde mestkoek. Item Investeringsbedrag rentevoet rente op eigen vermogen opbrengst mestkorrel opbrengst gehygiëniseerde mestkoek
Variabele Invloed op de kosten ‘af boerderij’ van scenario stijging van het bedrag/waarde absoluut 1a of 1b in €/ton KG met het aangegeven percentage in € 10% € 650.000 -0,39 tot -0,43 1%-punt € 24.000/j -0,14 1%-punt € 20.000/j -0,12 10% € 8,3 per ton mestkorrel 0,29 10% € 1,25 per ton gehygiëniseerde 0,30 mestkoek
De conclusie is dat een goede raming van de investeringen alsmede de opbrengst van de eindproducten van groot belang is en meer zekerheid geeft over de verwerkingskosten. In de volgende tabel is een vergelijking gemaakt tussen de verschillende varianten voor wat betreft de belangrijkste criteria. Variant 2a Variant 2b Variant 1a Variant 1b Variant 1c KGZI KGZI + KGZI + + afzet Mobiele scheiding Mobiele + mestkoek naar scheiding + droogfabriek + mestkoek mestkoek afzet hygieniseren op binnenland droogfabriek mestkoek naar mestkorrels in de KGZI en afzet composteerder buitenland in buitenland
Variant 3 SMG KGZI
Variant 4 Ecoson
Variant 5 VVO's
Investeringsbedrag Kosten 'af boerderij' €/ton KG exportwaardig product percentage fosfaat dat door de variant wordt verwijderd doorlooptijd realisatie
€ 6,5 milj. 15,43-
€ 6,8 milj. 15,88-
€ 6,5 milj. 15,19-
nvt 15,83-
nvt 16,04-
nvt 21,40-
nvt 18,50-
nvt 14,-
Ja
Ja
nee
ja
ja
nee
ja
ca 70%
ca 70%
0%
max 60%
max 60%
ca 70%
voldoet aan wet 100%
2 jaar
2 jaar
2 jaar
afhankelijk van droogfabriek
0
afhankelijkheid derden van wie/wat afhankelijk
minimaal
minimaal
minimaal
minimaal
minimaal
opbrengst mestkoek, afzetkosten slibkoek
opbrengst/ kosten mestkoek, afzetkosten slibkoek
tarief droogfabriek, afzetkosten centraat
tarieven droogfabriek, afzetkosten slibkoek
tarief composteerder, afzetkosten centraat
afhankelijk geen van beschik- capaciteit baarheid cap. SMG ja ja tarief SMG
tarief Ecoson
100%
meteen effectief
ja marktontwikkeling VVO’s, afzettarief
Het in dit rapport opgenomen basisontwerp van de KGVI is technisch geschikt om KG met hogere drogestofgehaltes te verwerken. Daarmee wordt dus geanticipeerd op een verschuivende verhouding tussen witgier en rosegier, ten voordele van rosegier. De uiteindelijke exploitatiekosten (in samenhang met de tariefstaffeling, waarbij het poorttarief van de KGVI gebaseerd op het drogestofgehalte van de KG) bepalen of rosegier in substantiële hoeveelheden aangevoerd zal worden. Gezien de relatief hoge drogestofgehaltes zal het aandeel rosegier op het totaal gering zijn. De KGVI Midden-Brabant heeft voordelen voor de kalverhouderij, die niet in bedragen zijn uit te drukken, namelijk: • de aangesloten kalverhouderijen hebben minder eigen opslag nodig; • continuïteit in afzet; • de afzet van KG is voor langere tijd geregeld en geeft dus ‘rust’.
- viii -
Voldoen aan de wettelijke plicht via VVO’s lijkt een goed alternatief voor de korte termijn. De prijsontwikkeling van VVO’s is echter moeilijk te voorspellen. In de markt worden thans prijzen genoemd van € 1,5 tot € 4,- per kg fosfaat bovenop de kosten voor de reguliere afzet. Wanneer gerekend wordt met € 1,5 per kg fosfaat wordt bij toepassing een totaal tarief berekend van €14,- per ton KG. Voor de realisatie van een KGVI is een doorlooptijd nodig van 1,5 tot 2 jaar. Voor de tussentijdse periode kan de kalverhouderij gebruik maken van VVO’s of 3PO’s (route waarbij door middel van een drie partijen overeenkomst gebruik kan worden gemaakt van de exportmogelijkheid van pluimveemest).
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
-1-
1 INLEIDING De ZLTO Vakgroep Vleeskalverhouderij (hierna genoemd de Vakgroep) behartigt de belangen van alle aangesloten vleeskalverhouderijbedrijven. Een concentratiegebied van de vleeskalverhouderij bevindt zich in de gemeentes Alphen-Chaam en Baarle Nassau, gelegen in Midden-Brabant. Ook de vleeskalverhouders worden geconfronteerd met de nieuwe wet- en regelgeving inzake mestoverschotten en de mestverwerkingplicht. Een belangrijk uitgangspunt is dat een percentage van het mestoverschot op bedrijfsniveau, buiten de Nederlandse landbouw afgezet moet worden.. De kalverhouders beschikken over een relatief beperkt areaal eigen grond. Daardoor kunnen de mestoverschotten op bedrijfsniveau substantieel zijn. Omdat externe afzet duur is heeft dit veel invloed op de rentabiliteit van de bedrijfstak. Met afzet ‘buiten de Nederlandse landbouw’ wordt bedoeld dat de mest op een dusdanige wijze verwerkt moet worden dat het geëxporteerd mag worden. De wetgever heeft ervoor gekozen om fosfaat (uitgedrukt in P2O5) als leidende parameter te hanteren. De Vakgroep beraadt zich al enige tijd over mogelijkheden om aan de mestverwerkingsplicht tegemoet te komen. Zo is in 2010 in samenwerking met waterschap Brabantse Delta een onderzoek 1 uitgevoerd naar de mogelijkheden om kalvergier (KG) te verwerken op rioolwaterzuiveringsinrichtingen (rwzi), waarbij specifiek is gekeken naar mogelijkheden op de rwzi’s Nieuwveer en Rijen, beheerd door waterschap Brabantse Delta. Redenen voor het onderzoek waren: • bij de verwerking van communaal afvalwater en KG worden dezelfde technieken toegepast en kan wellicht synergie behaald worden door het combineren van bewerkingen; • de verwachting is dat vestiging van een kalvergierverwerkingsinrichting (KGVI) op een rwzi makkelijker en goedkoper is dan een op zichzelf staande inrichting; • producten, zoals organische stof en nutrienten, uit een KGVI wellicht in een rwzi opgewerkt dan wel nuttig aangewend kunnen worden; • een rwzi beschikt over infrastructuur en operators, die wellicht ook ingezet kunnen worden voor de KGVI. De uitkomst was dat het verwerken van KG op een rwzi in procestechnologisch opzicht geen substantiële synergievoordelen met zich meebrengt. Bovendien blijft door bij-vestiging van een KGVI er minder milieugebruiksruimte over voor de rwzi. Verder speelt mee dat bij-vestiging bestuurlijk gevoelig ligt. Om genoemde redenen heeft geen nadere uitwerking plaatsgevonden. Er is wel synergievoordeel te realiseren via gebruik van reeds beschikbare voorzieningen. Te denken valt aan logistieke voorzieningen maar ook aan operationeel beheer en procestechnologische kennis. Nadien heeft de Vakgroep voortdurend mogelijkheden tegen het licht gehouden. Een van de mogelijkheden is het verwerken van KG in een speciaal daarvoor gebouwde KGVI. In Gelderland zijn een aantal van dergelijke inrichtingen sinds de midden jaren tachtig operationeel. Hieruit blijkt dat het een bewezen techniek is die ook nog betaalbaar is. De Vakgroep heeft aan het Projectbureau Lokale Mestverwerking (PLMV) gevraagd om deze mogelijkheid uit te werken. Op haar beurt heeft het Projectbureau de studie uitbesteed aan BACOadviesbureau BV. Om een goede vergelijking te kunnen maken zijn door het Projectbureau met de Vakgroep een vijftal scenario’s geformuleerd waarmee kalverhouders aan hun wettelijke plicht kunnen voldoen. Binnen sommige scenario’s zijn een aantal varianten onderkend die ook in de studie zijn meegenomen. Op deze wijze zijn in totaal acht varianten bepaald, die in het onderhavig rapport aan de orde komen. 1
Rapport “Synergie-kansen door koppeling van kalvergierbewerking aan rioolwaterzuivering”, Grontmij, 10 november 2011 in opdracht van ZLTO
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
-2-
De varianten zijn beschouwd op de volgende aspecten: • mogelijkheden voor vestiging (als het gaat om een grootschalige verwerking in een zelfstandige inrichting); • investeringen; • toepassing van geoptimaliseerde deelprocessen; • operationele kosten; • afzetmogelijkheden eindproducten. Op basis van het rapport wordt de Vakgroep in staat gesteld om een adequate vergelijking en, indien gewenst, een verantwoorde keuze te maken voor het al dan niet starten van projectontwikkelingsactiviteiten.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
-3-
2 WERKWIJZE Uit gesprekken met de Vakgroep en het Projectbureau zijn een vijftal scenario’s met in totaal acht varianten geïnventariseerd. In verschillende scenario’s zijn procesmatige mestverwerkingen opgenomen. Uit deze mestverwerkingen komen eindproducten. Dikke fractie, oftewel mestkoek, kan op verschillende manieren worden afgezet. Bijvoorbeeld mestkoek geproduceerd op een KGVI kan afgevoerd worden naar een droogfabriek, composteerbedrijf of vergistingsinstallatie. Een tweede mogelijkheid is de mestkoek op de KGVI zelf te hygiëniseren. Een derde mogelijkheid is de mestkoek, zonder hygiënisatie, af te zetten in de Nederlandse landbouw. Het betreft in deze gevallen één scenario (allemaal gebaseerd op de KGVI) met drie varianten. Niet in alle varianten wordt KG zodanig verwerkt cq afgezet dat voldaan wordt aan de wettelijke verwerkingsplicht. Varianten waarbij de fosfaatrijke dikke fractie alleen in de Nederlandse landbouw afgezet kan worden, door het ontbreken van een hittebehandeling, voldoen in principe niet aan de wettelijke eisen omdat het eindproduct niet geëxporteerd mag worden. Wel wordt, door deze varianten mee te nemen, meer inzicht verkregen doordat vergelijkingen kunnen worden gemaakt . Om de varianten te kunnen doorrekenen op basis van dezelfde uitgangspunten en randvoorwaarden en snel het effect te kunnen zien van een veranderende variabele is een rekenmodel opgesteld (spreadsheet). In het spreadsheet zijn zeven varianten ondergebracht. Alleen de variant met de ‘vervangende verwerkingsovereenkomsten’ is apart uitgewerkt (betreft variant nummer 8) in paragraaf 3.5. Voordeel van een dergelijke werkwijze is, is dat het effect van een veranderde variabele snel doorgerekend kan worden. Het rekenmodel is voorzien van een massabalans en bedrijfseconomische berekeningen. Bijkomend voordeel van een rekenmodel is dat het mogelijk is om gevoeligheidsanalyses uit te voeren. De procestechnische uitgangspunten voor het rekenmodel zijn opgenomen in bijlage 1. De bedrijfseconomische posten zijn opgenomen in bijlage 2. In de volgende figuur is de opzet van het rekenmodel weergegeven.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
Figuur 1
-4-
Schematische opzet rekenmodel
Voor wat betreft de investeringen is uitgegaan van de investeringen in het eerder genoemde Grontmijrapport alsmede ervaringen van Mestac (met de nieuw op te richten mestverwerkingsinrichting Merensteyn) en de ZLTO (ervaringen met nieuwbouwprojecten). Daarnaast zijn de investeringsbedragen op hoofdlijnen besproken met SMG. Voor de proceskundige informatie is uitgegaan van de ervaringen van Stichting Midden Gelderland (SMG), de beheerder van de KGBI ’s 2 in Gelderland. Omdat de meest recente KGBI gerealiseerd is in 1996 is nauwelijks gebruik gemaakt van de investeringskengetallen uit die periode. Bovendien zijn er sindsdien proceskundige ontwikkelingen die wellicht een andere procesopzet rechtvaardigen dan thans wordt toegepast door SMG. Verder wordt opgemerkt dat in de loop van de jaren ook de eigenschappen van KG zijn veranderd. Door een toenemende vraag naar vlees van zogenaamde rosé kalveren treedt een geleidelijke verschuiving op van witgier naar rosegier. Rosegier heeft een andere samenstelling dan
2
De SMG heeft voor de benaming van haar inrichtingen gekozen voor KGBI, kalvergierbewerkingsinrichting. Naar analogie met rwzi’s is in het onderhavige rapport gekozen voor KGVI, kalvergierverwerkingsinrichting.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
witgier. Dit komt doordat rosekalveren méér ruwvoer krijgen. Hierdoor heeft rosegier een hoger drogestofgehalte. Een en ander betekent dat in het ontwerp van een KGVI rekening gehouden dient te worden met een veranderende samenstelling van de aangevoerde gier. In de proceskundige opzet is met dit aspect rekening gehouden. Daarnaast is ook gekeken naar nieuwe proceskundige ontwikkelingen. Een dergelijke ontwikkeling is bijvoorbeeld de toepassing van het Anammox-proces. In het onderhavige rapport is een beschouwing van dit proces meegenomen en beoordeeld op mogelijke toepassing in een KGVI.
-5-
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
-6-
3 BESCHRIJVING VARIANTEN In de volgende figuur zijn zeven van de acht varianten weergegeven.
Figuur 2
Schematische weergave 7 varianten
Variant nummer 8 betreft de inzet van Vervangende verwerkingsovereenkomst (VVO). Het betreft een administratieve handeling waarbij de verwerkingsplicht wordt overgedragen aan collega veehouders. De KG dient vervolgens via reguliere afzetkanalen wordt afgezet in de Nederlandse landbouw. De veehouder aan wie de verwerkingsplicht is overgedragen is uiteraard verplicht de overgedragen hoeveelheid te verwerken. Dit scenario wordt behandeld in paragraaf 3.5.
3.1 Scenario 1 met varianten 1a, 1b en 1c Bij deze varianten wordt het KG van kalverhouderijen per as naar een nabij gelegen KGVI gebracht. Het betreft een KGVI die daarvoor speciaal in Midden-Brabant wordt gerealiseerd. De uitwerking van de betreffende KGVI is opgenomen in het volgende hoofdstuk. In de KGVI wordt de dikke fractie gescheiden van de KG en de dunne fractie in een biologisch proces behandeld tot een waterige vloeistof (effluent) dat geloosd mag worden op de riolering. Omdat het effluent nog wel zouten bevat wordt het nagezuiverd op een rwzi. Vervolgens wordt het samen met het effluent van de rwzi in verdunde vorm geloosd op oppervlaktewater. In het biologische proces wordt gebruik gemaakt van actief slib. De aangroei van dit slib (ook wel surplusslib genoemd) wordt ingedikt. Het product wordt vervolgens in dik vloeibare vorm afgezet in de landbouw. Ook wel slibkoek genoemd. Voor de dikke fractie bestaan verschillende mogelijkheden. Deze vormen de varianten 1a, 1b en 1c. In variant 1a wordt de dikke fractie naar een fabriek gebracht. Daar wordt de mest gedroogd en gekorreld. Daarna vindt afzet in het buitenland plaats. Bij variant 1b geschiedt hygiënisatie op de KGVI zelf door een hittebehandeling met een zogenaamde thermische schroef. Het product wordt echter niet gedroogd. Met andere woorden er wordt een exportwaardige mestkoek geproduceerd en geen mestkorrels. In variant 1c wordt de dikke fractie als zodanig afgezet in de Nederlandse landbouw. Deze variant voorziet niet in de invulling van de verplichte mestverwerking.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
-7-
3.2 Scenario 2 met varianten 2a, 2b en 2c Bij deze varianten is geen sprake van een KGVI maar wordt de KG op de boerderij gescheiden in een dikke en dunne fractie. Dit kan geschieden met een zeefbandpers of met een centrifuge. Wordt een centrifuge toegepast dan dient rekening te worden gehouden met extra kosten om schuimvorming tegen te gaan. Per saldo zullen de kosten van zeefbandpers- of centrifugescheiding niet veel verschillen. Een scheiding op boerderijniveau vindt periodiek plaats met een mobiele scheider, die bijvoorbeeld gehuurd kan worden van een loonwerker. Voordeel is dat een kalverhouder zelf niet hoeft te investeren. Voor een optimale scheiding is het van belang dat de KG die gescheiden wordt homogeen van kwaliteit is. Dit is met mechanische scheiding op boerderijniveau moeilijker in de hand te houden. Dit heeft te maken met het feit dat de KG rechtstreeks uit de putten wordt gezogen en de apparatuur in gaat. Het is niet goed mogelijk om de mest uit de putten als een homogeen mengsel gedurende de ontwateringssessie, in de apparatuur te brengen. De dikke fractie kan, evenals bij variant 1a, naar een droogfabriek gebracht worden voor verdere verwerking of naar een composteerbedrijf (variant 2a). Om de dikke fractie van KG goed te kunnen composteren wordt het gemengd met een toeslagstof, bijvoorbeeld kippenmest. Door de toevoeging verloopt het composteringsproces vlotter en wordt het gewenste hitte-effect bereikt zodat het product exportwaardig wordt. Door de vrijkomende energie zal water verdampen. Er zijn nog andere afzetkanalen in de praktijk mogelijk. Dikke fractie kan eveneens geleverd worden aan co-vergistingsinstallaties. Indien het digestaat wordt gehygiëniseerd is dat eveneens een variant waarmee aan de invulling van de verplichte mestverwerking kan worden voldaan. Bij de bespreking van de resultaten zijn routes 2a en 2b vergeleken met de optie waarbij de dikke fractie wordt geleverd aan co-vergisters (2c).
3.3 Scenario 3 SMG Gelderland In scenario 3 wordt de KG vanuit de kalverhouderij per as naar Gelderland gebracht. Daar wordt de KG behandeld in een KGBI van de SMG. Deze variant vergt transport over aanzienlijke afstanden. In deze variant wordt ervan uitgegaan dat de SMG-capaciteit niet aan limitaties onderhevig is. Opgemerkt wordt dat de SMG bij het opstellen van dit rapport de wijze van invulling van de verplichte mestverwerking nog niet volledig concreet heeft uitgewerkt. Onduidelijk is in hoeverre de invulling van de verplichte mestverwerking bij SMG gaat leiden tot aanpassing van het poorttarief.
3.4 Scenario 4 Ecoson In scenario 4 wordt de KG vanuit het beschouwde gebied per as naar Ecoson gebracht. Daar wordt de KG gescheiden met behulp van een centrifuge. De dunne fractie wordt (samen met andere waterige stromen) behandeld in de industriële Ecoson-waterzuivering, die speciaal ontworpen is voor de verwijdering van stikstof. De dikke fractie wordt vergist samen met dierlijke reststromen. Het gevormde biogas wordt nuttig aangewend. Het digestaat wordt gescheiden met behulp van een centrifuge. De dunne fractie wordt in de eigen afvalwaterzuivering gezuiverd. De dikke fractie wordt gedroogd en afgezet naar verbrandingsovens waar het dient als brandstof De transportafstand naar Ecoson- vanuit het beschouwde gebied is groter dan in het geval van een een lokaal gevestigde KGVI maar is aanzienlijk minder groot in vergelijking met variant 3. Doordat de eindproducten van Ecoson (en de verbrandingsoven) niet in de landbouw worden afgezet, wordt met deze variant voldaan aan de wettelijke plicht.
3.5 Scenario 5 VVO’s In scenario 5 (niet opgenomen in figuur 2) gaat de kalverhouderij een Vervangende Verwerkingsovereenkomsten (VVO) aan met een collega veehouderij. De collega veehouderij laat, op grond van de overeenkomst, méér mest verwerken dan strikt genomen verplicht is voor zijn eigen situatie en neemt dus de plicht tot mestverwerking over. De mestproductie van de kalverhouderij die zijn verwerkingsplicht heeft overgedragen hoeft in dat geval niet verwerkt te worden en kan integraal worden afgezet in de Nederlandse landbouw.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
-8-
VVO’s zijn met name bedoeld om mestverwerking en de daarmee samenhangende logistiek efficiënt te laten plaatsvinden. De vervangende verwerkingsovereenkomst heeft tot doel het systeem van de verplichte mestverwerking beter aan te laten sluiten op de praktijk. Op basis van artikel 33a, vijfde lid, van de Mestwet is de landbouwer die de verwerkingsplicht overneemt, gehouden de overgenomen verwerkingsplicht daadwerkelijk uit te voeren. Invullen verwerkingsplicht op basis van export van pluimveemest Hoewel het niet mogelijk is om de verwerkingsplicht van niet-pluimveebedrijven te laten overnemen door pluimveebedrijven via VVO’s, is het via tussenkomst van een intermediaire partij toch mogelijk om op basis van export van pluimveemest de verwerkingsplicht in te vullen. Bij de export of verbranding van mest (= verwerking) maakt de mestwet geen onderscheid in de herkomst van het fosfaat. Stel dat een intermediaire partij méér pluimveemest exporteert of laat verbranden dan strikt genomen nodig is om aan de verwerkingsplicht van een pluimveebedrijf te voldoen dan schept dit ruimte voor andere veebedrijven. Andere veebedrijven kunnen deze ruimte benutten door een overeenkomst aan te gaan. In deze overeenkomst zijn betrokken het veebedrijf, de intermediair en de verwerker. De intermediair kan extra pluimveemest laten verwerken en de daarmee verwerkte vracht fosfaat mag, via de overeenkomst, administratief ingevuld worden door een ander veebedrijf. De mest van het niet-pluimveebedrijf dient wel door de intermediair te worden afgenomen en in Nederland geplaatst te kunnen worden. Prijsvorming VVO’s De prijs van een VVO is aan fosfaat gekoppeld. Immers fosfaat is de grondslag voor de wettelijke plicht. De prijs cq waarde van een VVO per kg fosfaat wordt bepaald door: 1. het verschil in verwerkingskosten en de kosten voor binnenlandse afzet; 2. een risico-opslag voor de verwerker/exporteur. Veehouders die gebruikmaken van VVO’s of andere mogelijke overeenkomsten voor overname van verwerkingsplicht hoeven niet te investeren in mestverwerking en lopen geen exploitatie risico’s; 3. marktwerking. Van grote invloed op de prijs van VVO’s is over- dan wel onder aanbod van VVO’s ten opzichte van de vraag naar VVO’s. Inmiddels zijn diverse partijen op de markt actief die trachten verwerkings-/exportcapaciteit in kg fosfaat te matchen met de behoefte van individuele veebedrijven om hun verwerkingsplicht in te vullen. De prijzen die thans (bij het schrijven van dit rapport) in de markt worden genoemd lopen sterk uiteen en variëren grofweg € 1,5 en € 4,- per kg fosfaat (uitgedrukt in P2O5). Omdat de markt zich nog moeten ‘zetten’ is het bijzonder lastig om een VVO-prijs te bepalen. In paragraaf 6.5 is deze variant kostentechnisch uitgewerkt. Er is daarbij uitgegaan van een VVO-tarief van € 1,5 per kg fosfaat.
3.6 Compilatie afzetroutes varianten 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c In de volgende figuur zijn de afzetroutes voor de fosfaatrijke dikke fractie van een zestal varianten gecompileerd en schematisch weergegeven.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
Figuur 3
Compilatie afzetroutes dikke fractie
-9-
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 10 -
4 KGVI MIDDEN-BRABANT De KGVI Midden-Brabant kent een drietal varianten (1a, 1b en 1c). In dit hoofdstuk is de KGVI MiddenBrabant nader uitgewerkt. Deze uitwerking betreft een beschrijving van het proces, proceskundige varianten/optimalisaties en mogelijke vestigingslocaties.
4.1 Introductie Het proces van de KGVI Midden-Brabant is opgezet naar analogie met de KGBI’s van de SMG. Het betreft een verwerkingstechniek die zich al tientallen jaren bewezen heeft voor KG. Het enige verschil is dat de KGVI Midden-Brabant een aparte lijn bevat voor de (voor-)behandeling van KG van rosékalveren. KG van rosékalveren heeft een andere samenstelling dan witgier. Tot een aandeel van 25% is geen aparte lijn nodig. Wanneer het aandeel van roségier groter wordt, is een aparte lijn wel noodzakelijk. Uit de studie van het aanbod blijkt dat in Midden-Brabant een substantieel deel van het KG-aanbod bestaat uit roségier en dat dit aandeel toeneemt. De samenstelling van de mest is uiteraard van invloed op de exploitatiekosten. De invloed van het drogestofgehalte op de exploitatiekosten is inzichtelijk gemaakt in paragraaf 6.4, zodat duidelijk wordt welke(kalver-)mest tegen welke kosten verwerkt kan worden. In de volgende tabel zijn enkele chemische kenmerken vermeld van de mestsoorten. drogestofgehalte (indamprest bij 104 oC) suspended solids gehalte CZV Kjeldahl N C/N-verhouding Fosforgehalte uitgedrukt in P2O5 Chloride gehalte Tabel 1
eenheid g/kg g/l g/l g/l g/l g/l
witgier 30 20 25 3 3 1,3 2,7
roségier 65 55 55 4 2,3 2
Chemische samenstelling wit- en roségier
Let op, de waarden in de tabel betreffen gemiddelde waarden (op basis van een groot aantal waarnemingen) die gebaseerd zijn op ervaringen van SMG. In de praktijk kan het drogestofgehalte van KG flink schommelen. Dat heeft te maken met het feit dat KG de neiging heeft uit te zakken in gierputten. Bovendien kunnen zich in de putten drijflagen vormen plaats ten gevolge van biogasvorming. De inhoud van gierputten is daarom niet homogeen gemengd. Door voortdurend het drogestofgehalte van de binnenkomende KG te monitoren kan de beheerder de KGVI enerzijds optimaal bedrijven. Daarnaast wordt op basis van de aangevoerde mest en de (historische) gegevens van de kalverhouderijen voortdurend de logistiek aangepast om tegemoet te komen aan de gewenste aard en kwaliteit van de aan te leveren KG.
4.2 Procesbeschrijving De volgende figuur bevat een blokschema van de KGVI Midden Brabant waarin alle relevante bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen. In het blokschema zijn voorts de resultaten weergegeven van het rekenmodel. Het betreffen jaarhoeveelheden (uitgedrukt in ton per jaar). Deze waarden zijn afkomstig uit de massabalans en zijn gebaseerd op een capaciteit van 180.000 ton KG per jaar, samengesteld uit 135.000 ton/j witgier en 45.000 ton/j roségier. De aangenomen verhouding rose en witgier is beredeneerd vanuit beschikbaarheid / aanbod van kalvermest en niet vanuit een bedrijfseconomische perspectief. De staffeling van de exploitatiekosten op basis van drogestofgehaltes kan aanleiding geven tot andere keuzes.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
Figuur 4
Processchema KGVI Midden Brabant
- 11 -
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 12 -
Acceptatie Zowel het witgier als het rosegier worden per tankauto aangevoerd. Na weging en bemonstering wordt de inhoud gelost in separate buffertanks. Deze zijn uitgerust met roerwerken en een afdekking met luchtafzuiging. De afgezogen lucht wordt gereinigd in luchtfilters. Voorscheiding Voordat de giersoorten biologisch behandeld kunnen worden dient vooraf de vaste fractie (suspended solids) zoveel mogelijk verwijderd te worden. Voor roségier wordt daarvoor een decanteercentrifuge ingezet. In principe is scheiding ook mogelijk met een zeefbandpers. Het voordeel van een centrifuge is dat het een gesloten apparaat betreft en weinig opstellingsruimte nodig heeft. Het scheiden van KG in een centrifuge staat bekend om de daarmee gepaard gaande schuimvorming. Om schuimvorming in de hand te houden dient anti-schuimolie gedoseerd te worden. Uiteraard werkt dit kostenverhogend. Een nadeel van een zeefbandpers is dat de dosering van poly-electroliet nauwkeuriger dient te worden uitgevoerd dan bij een centrifuge. Het doseren van een (lichte) overmaat poly-electroliet geeft niet altijd de gewenste oplossing. Bovendien is poly-electroliet, evenals antischuim olie, kostbaar. Het gebruik van polyelectroliet bij een zeefbandpers is noodzakelijk. Bij een centrifuge is de toevoeging van een poly-electroliet oplossing afhankelijk van de gewenste centraatkwaliteit. Een centrifuge kan ook zonder polyelectroliet worden bedreven. Door gebruik van polyelectroliet wordt een hoger suspended solids afscheidingsrendement bewerkstelligd. Het gevolg is dat er minder fosfaatrijke dikke fractie oftewel suspended solids in het centraat (dunne fractie) terecht komt. Nadeel is wel dat de mestkoek minder droog is (circa 25% versus 30% drogestof). Door de betere afscheiding en de nattere mestkoek wordt aanmerkelijk méér mestkoek geproduceerd. Een betere kwaliteit centraat, dat wil zeggen een lager suspended solids gehalte, zorgt er wel voor dat de biologische zuivering (in het actiefslib proces) beter verloopt. Kortom een goed verlopend scheidingsproces is van groot belang en verlangt de nodige aandacht. Witgier bevat veel minder suspended solids dan roségier. Om deze reden kan een bezinktank ingezet worden om een voorscheiding te bewerkstelligen tussen suspended solids en de waterfase. Deze werkwijze wordt toegepast door SMG. Het suspended solids gehalte van het bezinksel bedraagt 55 g/l. Het bezinksel wordt verder ontwaterd met behulp van een decanteercentrifuge. Doordat op deze wijze minder volume in een centrifuge verwerkt hoeft te worden heeft dit voordelen. De centrifuge kan daardoor kleiner zijn. Ook hier geldt weer dat afhankelijk van de gewenste kwaliteit van het centraat wel/geen poly-electroliet wordt gedoseerd. Het centraat van de roségiercentrifuge, de overloop van de bezinktank alsmede het centraat van de centrifuge die het bezinksel van de bezinktank ontwaterd, worden gezamenlijk afgevoerd naar de biologische zuivering. Actiefslibinstallatie In de biologische zuivering (actiefslib installatie) worden dusdanige omstandigheden gecreëerd dat een optimaal milieu ontstaat voor de verwijdering van biodegradeerbaar CZV, de oxidatie van ammoniumstikstof tot nitraat en de denitrificatie van nitraat tot stikstofgas. Het stikstofgas wordt geëmitteerd naar de atmosfeer. Om dit te bereiken dient het actiefslib een voldoende lange slibleeftijd te hebben (nitrificerende micro-organismen zijn trage groeiers) en bovendien afwisselend oxische en anoxische zones te passeren. Om deze reden worden bepaalde delen van de actiefslibtank wel en sommige niet belucht en wordt de inhoud voortdurend gemengd. Door middel van sensoren worden de milieuomstandigheden continu gemeten en gemonitord en kan het proces zo nodig bijgesteld worden. Actiefslibtanks worden doorgaans niet afgedekt. Geurstoffen worden door het actiefslibproces effectief verwijderd omdat het proces onder zuurstofrijke omstandigheden bedreven wordt. Een deel van het actiefslib wordt gecirculeerd over de tanks om een vergaande verwijdering van nitraat te bewerkstelligen (denitrificatie). Aan het actiefslibproces worden hulpstoffen gedoseerd. Op de eerste plaats is dat kalkmelk (een oplossing van Ca(OH)2). De kalkmelk heeft tot doel om nog opgeloste fosfaten te binden zodat het
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 13 -
effluent voldoet aan de daarvoor geldende kwaliteitseisen (lozingseisen). De kalk komt met de fosfaten in het slib terecht. Bovendien wordt door de toevoeging van kalk beter bezinkbaar slib verkregen. Vanwege de ongunstige C/N-verhouding van witgier wordt mogelijk een goed afbreekbare koolstofbron toegevoegd. Een koolstofbron is nodig om het gevormde nitraat vergaand te verwijderen (in het denitrificatie proces). Daarvoor kan methanol worden gebruikt maar bijvoorbeeld ook glycerine of suikerwater. Het actiefslib/watermengsel stroomt vervolgens naar de nabezinktank. Het actiefslib bezinkt en wordt geretourneerd naar het actiefslibproces. De overloop van de nabezinktank wordt opgevangen en na meting en bemonstering geloosd op de riolering. Via deze riolering wordt het effluent afgevoerd naar een communale rwzi van waterschap Brabantse Delta voor effluentpolishing. Slibverwerking Een deel van het retourslib wordt afgetapt. Het betreft spuislib dat door groei van micro-organismen gevormd is. Het spuislib komt terecht in een slibbuffer waar het indikt van circa 24 naar circa 35 g drogestof per liter. Het ingedikte spuislib wordt verder met een decanteercentrifuge ontwaterd. Om de afscheiding te optimaliseren wordt aan het ingedikte spuislib een poly-electroliet oplossing toegevoegd. Het centraat wordt teruggeleid naar het actiefslibproces. Het ontwaterde slib heeft een drogestofgehalte van (slechts) 8 à 9% en wordt opgeslagen in een buffer. Het slib bevat ongeveer 27% van de aangevoerde fosfaat. Maar vanwege het relatief lage drogestofgehalte en dus het relatief hoge watergehalte is het te duur om het slib een behandeling te laten ondergaan die het exportwaardig maakt. Om deze reden wordt het slib afgevoerd naar de binnenlandse landbouw. Mestkoek verwerking De mestkoek, ook wel dikke fractie genoemd, is afkomstig van het bezinksel dat met een centrifuge ontwaterd is én van het scheidingsproces waarin het roségier wordt ontdaan van de suspended solids. Het betreffen dus twee stromen mestkoek. In variant 1a wordt de mengde mestkoek per afgezet naar een droogfabriek. In deze fabriek wordt de mestkoek verder gedroogd tot 90% drogestof en gekorreld. In variant 1b wordt de gemengde mestkoek op de KGVI gehygiëniseerd. In variant 1c wordt de gemengde mestkoek afgezet in de Nederlandse landbouw. In geval van varianten 1a en 1b wordt een exportwaardig product verkregen. Dat is niet het geval voor variant 1c.
4.2.1 Fosfaatbalans In de KGVI wordt het met de KG aangevoerde fosfaat vergaand verwijderd. Uitgaande van 180.000 ton KG (samengesteld uit 45.000 ton roségier en 135.000 ton witgier) wordt ongeveer 280 ton fosfaat (uitgedrukt als P2O5) aangevoerd. Hiervan komt 3 % in het effluent, 27% in de slibkoek en 70% in de mestkoek terecht.
Figuur 5
Fosfaatverdeling over de verschillende fracties
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 14 -
Zoals eerder geconstateerd is de slibkoek (met 8 à 9% ds) te nat om op economische wijze gehygiëniseerd te worden. Deze slibkoek kan om die reden alleen afgezet worden in de Nederlandse landbouw. De mestkoek kan wel op economische wijze worden gehygiëniseerd en komt dus voor export in aanmerking. Zodoende is het wettelijke fosfaat verwijderingsrendement van een KGVI geen 100% maar ‘slechts’ 70%. Met andere woorden als een kalverhouderij een wettelijke verwerkingsplicht heeft van 50% van het bedrijfsoverschot zal 50/0,7 = ca 71% van het bedrijfsoverschot verwerkt moeten worden in de KGVI om aan de wettelijke plicht te kunnen voldoen. Overigens geldt dit ook voor de scenario’s waarbij de mest behandeld wordt in een mobiele scheider.
4.2.2 Volume/tonnageverdeling Van de 180.000 ton aangevoerde KG komt 77% van het tonnage als effluent in het riool terecht. De tonnage verdeling over de slib- en mestkoek is in de volgende figuur weergegeven.
Figuur 6 Tonnageverdeling over de verschillende fracties Deze figuur illustreert het grote voordeel van een KGVI. De KG hoeft maar over korte afstand aangevoerd te worden naar de nabij gelegen KGVI. Van de restfracties hoeven alleen nog de mestkoek en slibkoek over langere afstanden vervoerd te worden. Dit tekent het logistieke voordeel van een KGVI ten opzichte van andere varianten.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 15 -
4.2.3 Effluentkwaliteit en de lozing ervan De effluentkwaliteit die behaald kan worden is weergegeven in de volgende tabel. Het betreft de gemiddelde effluentkwaliteit van de KGBI’s van SMG, waarbij ervan uit gegaan wordt dat deze kwaliteit ook haalbaar is voor de KGVI Midden-Brabant. eenheid pH drogestofgehalte zwevend stofgehalte NH4-N-gehalte N-kj gehalte NO3- -N gehalte P-totaal CZV-waarde BZV520 -waarde IE150-waarde effluent zonder T-correctie IE150-waarde effluent zonder T-correctie Tabel 2
waarde
g/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l IE150/m3 IE150/m3
8,5 – 9 39 50 15 60 125 24 1.000 100 0,025 0,014
verwijderingspercentage in % > 80%
> 96% > 95%
Chemische effluentkwaliteit KGVI
Niet alle rwzi’s kunnen effluent van een KGVI verwerken. KG bevat relatief hoge concentraties kalium (ongeveer 4,1 kg K2O per m3) en chloride (2- 2,5 kg/m3). Om KGVI-effluent te kunnen lozen op een rwzi mag deze in haar werking niet belemmerd worden en het ontvangende oppervlaktewater moet de verhoogde concentraties en vrachten kalium en chloride kunnen verwerken.
4.2.4 Verdunningswater hulpstoffen In het proces wordt gebruik gemaakt van hulpstoffen. Poly-electroliet en Ca(OH)2 moet worden verdund/aangemaakt met water voordat dosering kan plaatsvinden. De hoeveelheden verdunningswater zijn niet in het blokschema van figuur 4 opgenomen. Het toegevoegde water heeft geen invloed op de hoeveelheden mestkoek of slibkoek. Maar wel op de hoeveelheid te lozen effluent. Omdat de zuiveringsheffing gekoppeld is aan geloosde vrachten CZV en Kjeldahl-stikstof maakt dit voor de zuiveringsheffing geen verschil. Volledigheidshalve wordt vermeld dat met het doseren van C-bron vaak ook water wordt toegevoegd. Het gaat daarbij om relatief kleine hoeveelheden.
4.3 Aanbod kalvergier in Midden-Brabant Voor de inventarisatie van mesthoeveelheden is uitgegaan van de CBS-database. Daarbij zijn de hoeveelheden van vlees- en rosé kalveren bij elkaar opgeteld. Gemeente BaarleNassau Alphen Chaam Goirle Riel Gilze Rijen Totaal Tabel 3
Kalvergier hoeveelheid in tonnen per jaar 186.210 31.985 4.715 10.735 233.645
Fosfaat hoeveelheid in kilogram per jaar 279.315 47.978 7.073 16103 350.468
Kalvergierproductie West-Brabant
Het totale aanbod van KG in de vier genoemde gemeentes bedraagt circa 234.000 ton per jaar (peiljaar 2012), wat overeen komt met ca 34% van de totale KG-productie in de provincie Noord-Brabant. Een onderverdeling naar rosé en witgier kan op basis van de CBS-gegevens niet gemaakt worden.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 16 -
Voor de KGVI Midden-Brabant is uitgegaan van een capaciteit van 180.000 ton per jaar (is 77% van de totale productie in Midden-Brabant) waarvan 25% bestaat uit roségier en het overige uit witgier.
4.4 Proceskundige alternatieven In deze paragraaf worden een aantal alternatieve processen besproken. Het betreft processen die niet het gehele KGVI-proces kunnen vervangen maar delen daarvan.
4.4.1 Toepassing van het Anammox proces Wat is Anammox Anammox staat voor Anaerobe Ammoniumoxidatie. Anammoxbacteriën zijn in staat om onder zuurstofloze omstandigheden nitriet en ammonium om te zetten naar vrij stikstofgas. Op deze wijze kan stikstof worden verwijderd uit afvalwater. De volgende figuur toont de stikstofcyclus. De blauwe pijlen geven de omzetting van ammonium aan via nitrificatie en denitrificatie (zoals thans gebeurt in de KGBI’s van SMG) en vervolgens de vastlegging van vrij stikstofgas in ammonium. De rode pijlen geven het Anamox proces weer.
Figuur 7
Stikstofkringloop met het Anammox-proces
Bij het Anammox proces dient vooraf slechts de helft van de ammonium te worden geoxideerd tot nitriet (NO2-), om vervolgens de omzetting naar vrij stikstofgas te bewerkstelligen. Terwijl bij stikstofverwijdering via nitrificatie en denitrificatie eerst vrijwel alle ammonium tot nitraat geoxideerd wordt om vervolgens door de denitrificerende bacterien te worden omgezet naar vrij stikstofgas. De oxidatie van ammonium naar nitraat (nitrificatie) vraagt veel meer zuurstof dan de gedeeltelijke oxidatie van ammonium naar nitriet die van belang is voor het Anammox proces. Op deze wijze kan ammonium uit afvalwater worden verwijderd met circa 60% minder energieverbruik dan via het meer bekende proces van nitrificatie en denitrificatie. Een ander voordeel van de anaerobe ammoniumoxidatie is dat geen externe koolstofbron benodigd is voor de omzetting naar vrij stikstofgas. Bij het denitrificatieproces kan het nodig zijn om een koolstofbron te doseren wanneer deze in het influent onvoldoende aanwezig is. Werkingsprincipe In de Anammox-reactor wordt ammonium omgezet in stikstofgas. De reactie wordt uitgevoerd door twee verschillende bacteriën die in de reactor naast elkaar voorkomen. Nitratiebacteriën oxideren ongeveer de helft van het ammonium tot nitriet. Anammox-bacteriën zetten het ammonium en het nitriet om in stikstofgas. De ANAMMOX®-reactor wordt belucht en uitgerust met een biomassa-retentiesysteem. De reactor bevat korrelvormige biomassa. Het afvalwater wordt constant naar de reactor gevoerd. De beluchting
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 17 -
zorgt voor een snelle menging van het influent met de reactorinhoud, intensief contact met de biomassa en zuurstoftoevoer om de omzetting te stimuleren. De Anammox bacterie groeit relatief langzaam, waardoor het van groot belang is dat de bacterie in de reactor behouden blijft. Door de vorming van korrelslib dat gemakkelijk is af te scheiden van het effluent kan voorkomen worden dat de Anammox-bacteriën met het effluent uit de reactor worden afgevoerd. Door de goede bezinkeigenschappen van het korrelslib kunnen hoge concentraties Anammox-bacteriën worden gehandhaafd in de reactor waardoor per kubieke meter reactor relatief veel stikstof kan worden omgezet. Om voldoende Anammox-bacteriën te kunnen behouden in het systeem is het van belang dat ze niet overgroeid worden door andere bacteriën, (wanneer naast stikstof nog te veel voedingstoffen in het influent aanwezig zijn) en dat de korrelvorm behouden blijft. Voorwaarde voor het proces is daarom dat een zo laag mogelijk gehalte CZV (voeding voor ander bacteriën) aan de reactor wordt aangeboden en het gehalte onopgeloste bestanddelen (suspended solids) zo laag mogelijk is. Inschatting bedrijfseconomisch voordeel bij toepassing in kalvergierzuivering Door toepassing van het Anammox-proces zou theoretisch circa 60% op het energieverbruik bespaard kunnen worden. De stroomkosten die gerelateerd zijn aan beluchting bedragen voor de kalvergierzuivering circa € 1,20 per ton KG (10 kWh/ton a € 0,12 kWh/ton). De besparing op beluchtingskosten kan derhalve oplopen tot € 0,72 per ton KG. Naar verwachting zal het voordeel in de praktijk lager liggen, omdat de beluchtingskosten voor de kalvergierzuivering niet volledig kunnen worden toegeschreven aan enkel stikstofverwijdering, maar voor een deel ook voor rekening komen voor de oxidatie van organische stof. Overwegingen toepassing Anammox in een KGVI Om het Anammox proces succesvol te kunnen toepassen is het nodig om een zeer vergaande voorscheiding toe te passen, waardoor de niet opgeloste bestanddelen nagenoeg volledig worden afgescheiden. SMG heeft onder meer proeven laten uitvoeren door Kumac in Deurne. De voorscheiding van het Kumac proces bestaat uit een combinatie van de zeefbandpers en een flotatie unit, waarbij een nagenoeg deeltjesvrije dunne mest ontstaat. De kosten voor hulpstoffen (polymeer) nemen echter sterk toe bij toepassing van deze voorscheiding ten opzichte van de huidige kosten voor hulpstoffen van de kalvergierzuivering. Op basis van proefnemingen door SMG bedraagt de toename 0,3 – 0,5 kg polymeer per ton KG. Bij een prijs van € 2,50/kg polymeer bedragen de extra kosten voor hulpstoffen € 0,75 – 1,25 per ton KG. Het voordeel van de lagere energiekosten van het Annamox proces wordt daarmee volledig teniet gedaan. De extra investeringskosten voor de voorscheiding zijn hierbij nog niet meegerekend. Een ander voordeel van het Anammox proces is de kleinere footprint. Geclaimd wordt dat een ruimte besparing van 50% mogelijk zou kunnen zijn. Dit voordeel is bij kalvergierzuivering echter veel minder aan de orde dan bij afvalwaterzuivering, omdat bij kalvergierzuiveringen in vergelijk tot afvalwaterzuiveringen reeds met zeer hoge actief slibgehalten wordt gewerkt. Er zijn geen betrouwbare referenties bekend op basis waarvan de eventuele ruimte besparing van het Anammox-proces ten opzichte van de huidige kalvergierzuiveringen cijfermatig kan worden onderbouwd. Omdat het eventuele voordeel relatief beperkt wordt ingeschat wordt uitgegaan van een beperkte impact op verwerkingsprijs. Anammox toepassing bij Ecoson Bij Ecoson BV in Son wordt KG verwerkt en wordt tevens gebruik gemaakt van het Anammox proces. Bij Ecoson kan het Anammox proces worden toegepast zonder aanvullende voorzieningen voor het reduceren van het suspended solids-gehalte na de voorscheiding, omdat het volume aandeel mest op de totale afvalwaterstroom van de waterzuivering van Ecoson slechts beperkt is. Er hoeven daarom geen aanvullende kosten te worden gemaakt voor het verlagen van het suspended solids gehalte. De besparing van de energiekosten blijft uiteraard bestaan.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 18 -
Conclusie Toepassing van het Anammox proces biedt in het geval van een kalvergierzuivering geen exploitatievoordeel ten opzichte van het conventionele nitrificatie/denitrificatie proces van SMG, omdat de besparing op energiekosten niet opwegen tegen de toename van kosten voor polymeerverbruik bij de voorscheiding.
4.4.2 Inzet van Mg (struvietvorming) in plaats van kalk In de actiefslibtank wordt kalkmelk toegevoegd. Een belangrijke functie van de kalk is het vastleggen van fosfaat. Er komt dan meer fosfaat in het slib terecht en minder in het effluent. Daarnaast heeft kalk nog een aantal andere functies in de actiefslibinstallatie. In plaats van fosfaat vast te leggen in kalk kan ook het struvietproces worden toegepast. Er hoeft dan geen of minder kalk gedoseerd te worden in de actiefslibinstallatie. Het effluent van de nabezinktank zal dan hoge concentraties fosfaat bevatten. Het effluent wordt door een separate reactor geleid onder toevoeging van een oplossing van magnesiumoxide (opgelost tot Mg(OH)2). Als alternatief voor MgO kan MgCl2 worden toegepast. Het magnesium gaat met de fosfaat en kalium een verbinding aan. Het struviet bezinkt in de reactor en wordt als bezinksel apart opgevangen en kan als fosfaatrijk product worden afgezet. Het effluent wordt geloosd op de riolering. De (slecht oplosbare) MgO wordt opgelost in water (5%-ige oplossing). MgCl2 is beter oplosbaar maar bevat chloride waardoor het effluent zouter wordt. MgO heeft voorts het voordeel dat het pHverhogend werkt waardoor er geen/minder kalk gedoseerd hoeft te worden. Uit de praktijk blijkt dat er navenant meer MgO dan kalk gedoseerd moet worden mm dezelfde effluentkwaliteit te kunnen bereiken (op basis van fosfaatgehalte). Het struvietproces is een goed alternatief om fosfaten separaat vast te leggen. In het conventionele proces worden de fosfaten aan kalk gebonden en samen met slib afgescheiden tot een slibkoek van 9 à 10% ds. Het voordeel van het struvietproces dat beschikt kan worden over een separaat fosfaatrijk eindproduct, namelijk het mineraal kaliummagnesiumstruviet. Het voordeel is dat hiermee de meststoffenmarkt voorzien kan worden van een aparte fosfaatrijke meststof, die beter aangepast kan worden aan de behoefte van de markt (door bijvoorbeeld meststoffen te formuleren die tegemoet komen aan de gewenste NPK-verhoudingen in de markt). Nadeel is dat een apart nageschakeld proces nodig is en dat actiefslib wordt verkregen dat minder goede bezinkingseigenschappen heeft. Door SMG wordt het struviet op één van de drie KGBI’s toegepast. Omdat de voordelen (waaronder de opbrengsten) van struviet niet opwegen tegen de nadelen wordt het proces niet op de andere KGVI’s toegepast. Uit de praktijk van SMG blijkt dat het proces (nog) niet lonend is. Om deze reden is dit proces niet verder uitgewerkt maar wel als (halfdoorzichtige) optie vermeld in het blokschema. Conclusie In de toekomst kan verwijdering van fosfaat via struviet een interessante optie zijn. Dat is thans nog niet het geval. Om deze reden is deze proceskundige optimalisatie niet meegenomen.
4.4.3 Voorbezinken van kalvergier op de boerderij Een van de scenario’s die in discussies met de Vakgroep naar voren is gekomen is het scenario waarbij de KG op de boerderij een bezinkproces ondergaat. Dit bezinkproces vindt plaats in de gierkelder waarbij dus gebruik wordt gemaakt van beschikbare faciliteiten. Deze werkwijze verloopt als volgt. De KG komt in de gierkelder terecht. Vanuit de kalvergierput wordt alleen de dunne fractie afgevoerd naar de akkerbouw, waarbij vanuit wordt gegaan dat de achterblijvende dikke fractie/bezinksel het grootste deel van de fosfaten bevat. Door de dikke fractie periodiek af te voeren naar een erkende verwerker die er een exportwaardig product van maakt, kan voldaan worden aan de wettelijke plicht.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 19 -
Er zijn slechts weinig praktijk ervaringen met het laten bezinken op boerderijniveau. In het verleden zijn op de proefboerderij proeven uitgevoerd met zeugenmest 3. Deze methode is echter, zover bekend, in de praktijk nooit op grote schaal toegepast. Redenen daarvoor zijn waarschijnlijk dat de geometrie van gierputten niet goed geschikt is voor het toepassen van een dergelijke scheiding. Daarvoor zijn verschillende redenen aan te wijzen. Omdat de dikke fractie niet regelmatig wordt verwijderd zullen anaërobe afbraakprocessen plaatsvinden. Dit gaat gepaard met biogasvorming. Daardoor kan stratificatie (dus laagvorming) en drijflaagvorming optreden. Met andere woorden er vindt geen duidelijk afscheiding plaats tussen dunne en dikke fractie. Daarnaast valt te verwachten dat de dikke fractie uit (het achterste deel van) een gierput zich, zonder extra voorzieningen, moeilijk laat verwijderen. Bovendien zal met de verwijdering van bezinksel dunne fractie meegesleept worden waardoor de kwaliteit minder wordt. Kortom het is een proces dat op boerderijniveau niet goed te beheersen is. Mede door het ontbreken van praktijkgegevens en solide uitgangspunten is een scenario waar bezinking deel van uitmaakt niet verder uitgewerkt. Bij de SMG wordt een bezinkingsproces toegepast. Dit gebeurt door een bezinktank toe te passen in de voorscheiding. SMG heeft de ervaring dat dit proces alleen toepasbaar is op witgier. Roségier bevat een te hoog drogestofgehalte. Adequate scheiding van roségier in een dikke en dunne fractie is alleen op mechanische wijze mogelijk. Daarvoor in plaats zijn wel een tweetal scenario’s uitgewerkt waarin gebruik gemaakt wordt van mobiele apparatuur waarbij een mechanische (in plaats van gravitaire) scheiding op boerderijniveau wordt bewerkstelligd. In principe is dit mogelijk met een centrifuge of zeefbandpers. Voor een verhoogd afscheidingsrendement dient aan de te scheiden gier een poly-electroliet oplossing gedoseerd te worden. In het geval van een centrifuge is een dosering van antischuim olie vereist. Het gebruik van beide hulpstoffen werkt uiteraard kostenverhogend. Mechanische scheiding resulteert in een dunne fractie en een mestkoek die afgezet kan worden naar een droogfabriek (scenario 2a) of composteer bedrijf (scenario 2b) of naar een co-vergistingsinstallatie waarbij het digestaat wordt gehygieniseerd (2c).
3
Scheiden van zeugenmest door bezinking, Klein J.P.L., Voermans J.A.M., Varkensproefbedrijf Zuid- en West-Nederland, proefverslag nummer P1.62, juli 1991
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 20 -
5 VESTIGINGSMOGELIJKHEDEN KGVI MIDDEN-BRABANT Onderdeel van de onderhavige studie is het verrichten van onderzoek naar locaties waar wellicht vestiging van een KGVI mogelijk is. Voor de vestiging van een KGVI zijn een aantal aspecten van belang. De locatie dient zo mogelijk in of nabij het concentratiegebied van de kalverhouderijen in Midden-Brabant te liggen. Daarbij gaat de voorkeur uit naar de gemeente Baarle Nassau omdat daar het aanbod van KG het grootst is. Bovendien dient de locatie, gezien het grote aantal transporten, goed ontsloten te zijn.
5.1 Ontsluiting en verkeersbewegingen In de onderstaande tabel zijn de hoeveelheden KG en producten vermeld, die aan- en afgevoerd moeten worden. Medium Eenheid Aanvoer Afvoer Soort transport Rosegier ton/j 45.000 per as Witgier ton/j 135.000 per as Kalk als Ca(OH)2 ton/j 276 per as Glycerine als C-bron ton/j 445 per as Vloeibaar poly-electroliet ton/j 40 per as Effluent ton/j 138.000 + 760 riolering Ontwaterd slib ton/j 24.300 per as Mestkoek ton/j 17.700 per as Totaal ton/j afgerond afgerond 222.760 ton per as 180.760 180.760 138.760 ton via de riolering Tabel 4
Hoeveelheden onderverdeeld naar soort transport
Gebaseerd op een laadvermogen van 37,5 ton per vracht gaat het om circa 6.000 vrachten. Een deel daarvan kan uitgevoerd worden als retourvrachten. Het betreft ongeveer 14% (24.300/180.000) van de vrachten. Betrokken op de aangevoerde hoeveelheden wordt circa 77% van de aangevoerde KG als effluent geloosd op de riolering. Een dergelijke inrichting vereist daarom ook een goede infrastructuur voor wat betreft riolering. Ervan uitgaande dat de inrichting continue wordt bedreven is het lozingsdebiet circa 16 m3 per uur. Dit moet uiteraard door de riolering en eventuele rioolgemalen, die het effluent transporteren naar een rwzi, verwerkt kunnen worden.
5.2 Lozing en nazuivering op een rwzi Het effluent dat nog restanten nutriënten en daarnaast hoge gehalte kalium en chloride bevat dient nagezuiverd te worden op een rwzi. Uiteraard dient de betreffende rwzi proceskundig de capaciteit te hebben om het nazuiveringseffect te bewerkstelligen. Het gaat daarbij met name om de verwijdering van nutriënten zoals stikstof en fosfaat. Afhankelijk van de hoeveelheid rioolwater die de rwzi verwerkt worden de zouten uit het KGVI-effluent meer of minder verdund. De vereiste verdunning hangt samen met de eigenschappen van het oppervlaktewater waarop de betreffende rwzi loost. Betreft het een klein en kwetsbaar ontvangend oppervlaktewater dan kan de lozing van extra chloride en kalium een probleem zijn. Is dit niet het geval, bijvoorbeeld de rwzi Bath loost op het zoute oppervlaktewater van de Westerschelde, dan kan de lozing van extra chloride en kalium makkelijker geaccepteerd worden. Uit het in 2010 door Grontmij uitgevoerde onderzoek is gebleken dat binnen het aangegeven gebied slechts twee rwzi’s beschikken over voldoende zuiveringscapaciteit om het effluent van een KGVI te verwerken. Dat zijn de rwzi’s Rijen en Tilburg. Rwzi Rijen wordt beheerst door waterschap Brabantse Delta en rwzi Tilburg door waterschap de Dommel. In de onderstaande tabel zijn de twee locaties op kwalitatieve wijze met elkaar vergeleken.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 21 -
Voor de vestigingslokatie rwzi Rijen geldt een logistiek voordeel. Op de eerste plaats betreft dat gemiddeld een geringere transportafstand voor de KG. Verder is een verdergaande optimalisatie van de logistiek mogelijk. Op de rwzi Rijen wordt namelijk op jaarbasis circa 20.000 ton natslib geproduceerd die thans afgevoerd wordt naar de rwzi Nieuwveer. De tankauto’s die de KG aanvoeren kunnen worden benut voor dit transport. Dit heeft natuurlijk alleen voordeel als de tankauto’s tussentijds niet gereinigd hoeven te worden. Omdat volgens de Wet milieubeheer rwzi-slib een afvalstof is en KG een meststof is het mogelijk dat dit op juridische bezwaren stuit. Omdat dit aandachtspunt buiten het kader van deze studie valt is dit niet nader onderzocht. In hoeverre het eventueel te behalen logistieke voordeel zich laat vertalen in lagere transportkosten is ook niet uitgezocht. Beschikbaarheid 1,5 ha Eigenaar perceel Ligging ten opzicht van concentratiegebied Benutting retourvrachten
Nabijheid rwzi van voldoende grootte Kan extra zoutvracht op ontvangend oppervlaktewater getolereerd worden Woonbebouwing in de directe omgeving Bestemmingsplan Bestuurlijke gevoeligheid
Tabel 5
Rwzi Rijen ja waterschap Brabantse Delta gemiddelde afstand: 18 km
De Spinder ja Attero gemiddelde afstand: 25 km
Is mogelijk doordat vanaf de rwzi natslib afgevoerd moet worden.
Is niet mogelijk. Op de rwzi Tilburg wordt alleen slibkoek afgevoerd wat alleen met container auto’s is te transporteren. ja, rwzi Tilburg
ja onbekend; immissietoets dient nog uitgevoerd te worden
bekend; er is een immissietoets uitgevoerd
op een afstand van minder dan 500 m Is niet toereikend; dient aangepast te worden Ja, gemeente Rijen is terughoudend
op een afstand van circa 1.000 m Is toereikend Gevoeligheid is minder. De Spinder opteert voor een centrum duurzaamheid en een grondstoffenfabriek. Een KGVI past in dit concept. Attero wil medewerking verlenen.
Kwalitatieve vergelijking vestigingslocaties
5.3 Vestigingslokaties Vanuit planologisch oogpunt gaat de voorkeur uit naar een locatie bij of op een rwzi. Zoals nu het geval is, is het bestemmingsplan rwzi Rijen niet toereikend Het bestemmingsplannen zal aangepast dienen te worden. Vestiging op een bedrijventerrein is mogelijk als milieucategorie 5 of 6 van toepassing is en in dergelijke gevallen hoeft het bestemmingsplan niet aangepast te worden. Dit is het geval voor bedrijventerrein de Spinder. Op basis van het voorgaande zijn een aantal locaties geselecteerd die weergegeven zijn in de volgende figuur.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 22 -
RWZI Tilburg
BT Tichelrijt
RWZI Rijen BT Vossenberg
BT Kraaiven
RWZI Riel RWZI Chaam RWZI Biest-Houtakker
RWZI Baarle-Nassau
Figuur 8
Potentiële vestigingslocaties
De rode stippen betreffen de bedrijventerreinen en de zwarte stippen de rwzi’s. Van de geschikte bedrijventerreinen beschikt alleen de Spinder (Tilburg), waar ook de rwzi Tilburg ligt, over voldoende oppervlakte. Voor een KGVI met een capaciteit van 180.000 ton per jaar dient uitgegaan te worden van een oppervlakte 1,5 ha.
Figuur 9
Bedrijventerrein de Spinder
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 23 -
Figuur 10 Situering rwzi Rijen
5.4 Conclusie Van de beoordeelde locaties lijken die van de rwzi Rijen en bedrijventerrein de Spinder het meest perspectief te bieden. Voor wat betreft logistiek is de rwzi Rijen het gunstigst. Echter met betrekking tot de haalbaarheid van de vestiging van een KGVI lijkt bedrijventerrein de Spinder het gunstigst te zijn.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 24 -
6 VERGELIJKING VAN ACHT VARIANTEN In hoofdstuk 3 is aangegeven dat voor de afzet/verwerking van KG een zevental verschillende varianten zijn onderscheiden. Daar bovenop is nog een alternatief scenario beschouwd. Het betreft één scenario waarbij gebruik gemaakt wordt van VVO’s (paragraaf 3.5). Niet alle acht varianten (vijf scenario’s) maken gebruik van procesmatige verwerking van KG. Gebeurt dat in scenario 1a, 1b en 1c in een nieuw te realiseren KGVI Midden-Brabant, in scenario 2a en 2b wordt gebruik gemaakt van een mobiele scheiding die periodiek op de boerderij wordt ingezet. Het onderscheid tussen de a, b en c-scenario’s heeft betrekking op de wijze waarmee omgegaan wordt met de mestkoek (dikke fractie). Scenario 3 betreft het laten verwerken van KG in Gelderland door de SMG en scenario 4 is het laten verwerken van KG door Ecoson. Ook deze laatste twee betreffen procesmatige verwerking van KG. De laatste variant (8) betreft het aangaan van een VVO’s met een collega veehouder. In het onderhavige hoofdstuk worden de scenario’s met elkaar vergeleken. In bijlage 1 zijn de procestechnische uitgangspunten gegeven en in bijlage 2 de bedrijfseconomische uitgangspunten.
6.1 Investeringen en exploitatie KGVI Midden-Brabant In de onderstaande tabel zijn de investeringen en scenariokosten per scenario weergegeven. Variant
Investering in €
Kosten ‘af boerderij’ in €/ton KG
Transportkosten KG van boerderij naar inrichting in €/ton KG
Zelfstandige KGVI + mestkoek naar een droogfabriek
1a
6,5 miljoen
-15,43
-3,-
Zelfstandige KGVI + mestkoek zelf hygiëniseren Zelfstandige KGVI + mestkoek ongehygiëniseerd afzetten in binnenland
1b
6,8 miljoen
-15,88
-3,-
1c
6,5 miljoen
-15,19
-3,-
Mobiele scheiding + mestkoek naar een droogfabriek. Dunne fractie regulier afzetten.
2a
0,-
-15,83
Mobiele scheiding + composteerinrichting. Dunne fractie regulier afzetten.
2b
0,-
-16,04
Mobiele scheiding + co-vergister met hygiënisatie. Dunne fractie regulier afzetten. KGBI van SMG Ecoson VVO's
2c
0,-
-15,74
3 4 5
0,0,0,-
-21,4 -18,5 -15,22
Tabel 6
-9,40 -4,50
Investeringen en kosten van acht varianten
6.1.1 Investeringen KGVI MIdden-Brabant Een KGVI Midden-Brabant maakt deel uit de eerste drie varianten. Met de KGVI is een investering gemoeid van € 6,5 - € 6,8 miljoen (waarbij in het laatste bedrag rekening is gehouden met hygiënisatie). De investeringen hebben in dit stadium een nauwkeurigheid van plus minus 30% en hebben tevens betrekking op de stichtingskosten. In de volgende figuur zijn de investeringen verdeeld naar de verschillende disciplines.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 25 -
Investeringen KGZI met hygienisatie
Investeringen KGZI
Bouwkundig
Bouwkundig
18%
1%
Wt-statisch 44%
6%
Wt-dynamisch Electrotechnisch
15%
Aut + Scada 16%
Overig
Wt-statisch
4%
Wt-dynamisch
17% 43%
1% 5%
Electrotechnisch Aut + Scada
15%
Overig 15%
Hygiensiatie (Wtdynamisch)
Figuur 11 Taartdiagram onderverdeling investeringen van een KGVI In de post ‘overig’ zijn de volgende kosten begrepen: 1. grond. Met een bedrag van € 675.000,- betreft het de grootste subpost (ca 70%); 2. inrichten organisatie; 3. ondersteuning bestuur; 4. aanpassing bestemmingsplan en onderliggende onderzoeken; 5. aanvragen vergunningen, onderliggende onderzoeken, procedurele ondersteuning; 6. design en engineering; 7. aanbesteding en gunning; 8. bouwbegeleiding, directievoering; 9. opstart en aanloopkosten; 10. aannemen en trainen personeel.
6.1.2 Exploitatiekosten KGVI MIdden-Brabant De exploitatiekosten kunnen onderverdeeld worden in de volgende posten: 1. kapitaalslasten. Hieronder zijn de afschrijving en rentelasten begrepen. Er is gerekend met een eigen vermogen aandeel van 40% en een vreemd vermogen aandeel van 60%. De afschrijvingstermijnen hangen samen met de soort investering. 2. running kosten. Onder runningkosten worden begrepen alle kosten die samenhangen met het doen bedrijven van de inrichting. a. Onderhoud uitgedrukt in percentage van de investering. De hoogte van het percentage hangt samen met de soort investering. b. Voor wat betreft de personele kosten is gerekend met 3 fte waarvan 1 senior en twee junior medewerkers. In het geval een hygiënisatie is gerekend met een 0,5 fte extra. c. Hulpstoffen zoals kalk, glycerine en eventueel magnesiumoxide. De hulpstof polyelectroliet is apart berekend. De reden daarvoor is dat wel of geen gebruik van polyelectroliet ook invloed heeft op de hoeveelheid geproduceerd mestkoek en het drogestofgehalte. d. Energie. Een belangrijk deel van de gebruikte energie is elektrisch van aard en wordt voor het grootste deel (tweederde) gebruikt voor het beluchtingsproces. In het geval een hygiënisatie dient ook aardgas ingekocht te worden. e. Zuiveringsheffing. Weliswaar kan gebruik gemakt worden van de T-factoor voor het bewerksteligen van een gereduceerde zuiveringsheffing, maar gaat het toch nog om een substantieel bedrag. 3. kosten voor de afzet van de mestkoek en slibkoek. a. Voor wat betreft de mestkoek bestaan deze kosten bestaan uit logistiek, processingkosten gemaakt door de eindverwerker (bijvoorbeeld een droogfabriek) ,
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 26 -
logistieke kosten van de eindverwerker naar de eindgebruiker en de kosten/opbrengst van de mestkorrel; b. Voor wat betreft de slibkoek bestaan deze kosten bestaan uit logistiek, processingkosten gemaakt door de eindverwerker (bijvoorbeeld een droogfabriek) , logistieke kosten van de eindverwerker naar de eindgebruiker en de kosten/opbrengst van de mestkorrel; De betrokken bedragen zijn weergegeven in de volgende tabel. Exploitatiekosten KGVI = Poorttarief KGVI (mestkoek naar droogfabriek)
Kapitaalslasten Runningkosten Hulpstoffen-kosten Afzet/verkoopkosten mestkoek Afzet/verkoopkosten slibkoek Totale exploitatiekosten Totale exploitatiekosten in €/ton Tabel 7
€ 703.292€ 540.806€ 279.339€ 398.734€ 315.900€ 2.238.070€ 12,43-
Exploitatiekosten KGVI = Poorttarief (mestkoek wordt onsite gehygiëniseerd)
€ 772.700€ 640.723€ 279.339€ 309.960€ 315.900€ 2.318.621€ 12,88-
Overzicht exploitatiekosten KGVI Midden-Brabant
In de volgende diagrammen zijn de exploitatiekosten van de varianten 1a en 1b gevisualiseerd.
Figuur 12 Specificatie exploitatiekosten KGVI Midden-Brabant Grofweg bedragen de kapitaallasten, runningkosten (incl. hulpstoffen) en afzetkosten mest/slibkoek eenieder eenderde van de totale exploitatiekosten.
6.1.3 Gevoeligheidsanalyse KGVI MIdden-Brabant De uitgevoerde gevoeligheidsanalyse heeft betrekking op kosten die een substantiële invloed hebben op scenario’s waar de KGVI Midden-Brabant deel van uitmaakt (scenario 1a, 1b en 1c).
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 27 -
Zowel de investeringen als de exploitatiekosten zijn daarbij onder de loep genomen. Het doel van een gevoeligheidsanalyse is tweeledig. Enerzijds dienen die factoren geïdentificeerd te worden die een substantiële invloed hebben, anderzijds dient de invloed gekwantificeerd te worden. Van deze factoren is een overzicht gegeven in onderstaande tabel waarin tevens de mate van invloed (met andere woorden de ‘gevoeligheid’) is weergegeven. Variabele absoluut stijging van het bedrag/waarde met het in € aangegeven percentage
Item
Investeringsbedrag bancaire rente rente op eigen vermogen opbrengst mestkorrel opbrengst gehygiëniseerde mestkoek Tabel 8
10% 1%-punt 1%-punt 10% 10%
€ 650.000 € 24.000/j € 20.000/j € 8,3 per ton mestkorrel € 1,25 per ton gehygiëniseerde mestkoek
Invloed op de kosten ‘af boerderij’ van scenario 1a of 1b in €/ton KG -0,39 tot -0,43 -0,14 -0,12 0,29 0,30
Gevoeligheidsanalyse
Investeringen Wanneer de investering van de KGVI hoger uitvalt, dan worden uiteraard de kosten ‘af boerderij’ ook hoger. Uit de gevoeligheidsanalyse blijkt dat een 10% hogere investering (de investering komt dan in zijn geheel uit op € 7,15 miljoen) de kosten van scenario 1a en 1b respectievelijk € 0,39 respectievelijk € 0,43 per ton KG hoger worden. Dit resulteert in tarieven van respectievelijk € 16,36 en € 15,84 per ton KG ‘af boerderij’. Het investeringsbedrag kan nauwkeuriger worden bepaald als bekend is waar de KGVI wordt gevestigd (dit heeft invloed op de grondprijs), een basisontwerp van de KGVI beschikbaar is en op basis van het basisontwerp raamoffertes kunnen worden aangevraagd. Dit valt buiten de kaders van de onderhavige studie. Gehanteerde rente De rente heeft per 1%-punt stijging (of daling) een invloed van € 0,12 - € 0,14 per ton verwerkte KG. In de huidige kostenraming is uitgegaan van 3% rentevoet over het vreemd vermogen en 10% rente op het eigen geïnvesteerde vermogen. Deze laatste is beduidend hoger dan de bancaire rente. Hiermee wordt de private investeerder, die voor wat betreft investering risico’s loopt, beloond. De invloed van de rente op privaat geïnvesteerd vermogen is € 0,12 per %-punt. Deze invloed is iets minder dan die van de bancaire rente. Dit heeft te maken met het feit dat voor de kostenberekening uitgegaan is van een verdeling van het ingebrachte vermogen naar 40% privaat en 60% vreemd. Opbrengst mestkorrel en gehygiëniseerde mestkoek De opbrengst (afzet) van de mestkorrel/mestkoek heeft flinke invloed op de kosten van een scenario. Voor elke 10% meeropbrengst van de mestkorrel of mestkoek worden de kosten van het desbetreffende scenario met respectievelijk € 0,29 - € 0,30 per ton KG gunstiger. Er wordt daarbij wel vanuit gegaan dat een meeropbrengst van de eindproducten door de droogfabriek vertaald worden in een lager poorttarief, dus uiteindelijk in lagere ‘af boerderij’ tarieven. De vraag is of dit een juiste zienswijze is. Met een jaarlijkse aanvoer van circa 17.000 ton mestkoek naar de droogfabriek (met een capaciteit van 200.000 ton per jaar) is de KGVI een kleine speler en heeft dus navenante invloed.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 28 -
6.2 Wijze van presentatie en vergelijking van kosten De kosten van verschillende scenario’s kunnen op verschillende wijzen met elkaar worden vergeleken. Er kan een vergelijking gemaakt worden van poorttarieven, KGVI-exploitatiekosten of van de kosten ‘af boerderij’. Een en ander is uitgebeeld in de volgende figuur.
Figuur 13 Visualisatie kostensoorten De kosten ‘af boerderij’ geven het beste weer wat de all-in kosten zijn voor de kalverhouder. Poorttarieven hebben bijvoorbeeld betrekking op de exploitatiekosten van een KGVI inclusief de kosten van activiteiten in de keten die daar op volgt (het donkergrijze vlak). Exploitatiekosten van alléén de KGVI (dus alle activiteiten binnen het “hek van een KGVI”) geven slechts een beperkt beeld. Immers, de producten dienen nog getransporteerd en afgezet te worden. In het lichtgrijze vlak is geduid welke kosten vallen onder het ‘poorttarief droogfabriek’. Opgemerkt wordt dat het poorttarief voor elke kalverhouder hetzelfde is. Omdat de transportkosten naar de KGVI per kalverhouder kunnen verschillen kunnen op individueel niveau verschillen bestaan die afwijken van de gemiddelde ‘af-boerderij’ tarieven. Uit voorgaande figuur kan worden afgeleid dat elke variant in de keten te maken heeft met dezelfde kostensoorten, te weten: 1. transport; 2. verwerking/bewerking van de KG (in een KGVI, mobiele scheiding, droogfabriek of composteerinrichting) ook wel processing kosten genoemd; 3. afzet/verkoopkosten (cq opbrengsten).
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 29 -
Door de kosten te oormerken naar ‘transport’, ‘verwerking/bewerking’ en ‘afzet/verkoopkosten’ is het mogelijk om scenario’s onderling op kostensoort te vergelijken en wordt inzicht verkregen in welke kosten bepalend zijn voor de kosten ‘af boerderij’. Met gebruikmaking van het schema in Figuur 13 als voorbeeld: in deze route zitten vier transportbewegingen (donkergrijs gekleurde activiteiten), twee procesmatige verwerkingen (lichtbruin gekleurde activiteiten) en twee activiteiten die betrekking hebben op afzet/verkoop (lichtgroen). Opgemerkt wordt dat van variant 6 (SMG) en 7 (Ecoson) alleen de poorttarieven bekend zijn. Opsplitsing in de drie hiervoor genoemde kostensoorten is, met de voorhanden informatie, voor deze scenario’s niet mogelijk. Voor deze varianten zijn de processingkosten daarom gepresenteerd als poorttarieven.
6.3 Kosten ‘af boerderij’ van zeven varianten In de volgende figuur zijn voor de zeven varianten de drie kostensoorten, zoals uitgelegd in de voorgaande paragraaf, uitgewerkt. Er wordt op gewezen dat de histogrammen bestaan uit positieve en negatieve posten. Als voorbeeld: de kosten (‘af boerderij’) van scenario 1 bestaan uit: • transport: € -6,06 per ton KG, waarbij het gaat om alle transportkosten in de gehele keten van de betreffende variant; • processing: € - 11,42 per ton KG (de exploitatiekosten van zowel de KGVI en droogfabriek zijn daarbij opgeteld); • afzet/verkoopkosten: + € 2,04 (het betreft een positieve post !!). Gesommeerd bedragen de kosten per ton KG derhalve: € -15,43. De gesommeerde bedragen zijn per variant weergegeven als zwarte horizontale balkjes.
Figuur 14 Specifieke kosten zeven scenario’s naar kostensoort De kosten van varianten 1a, 1b, 1c, 2a en 2b zitten op hetzelfde niveau wanneer rekening wordt gehouden met de nauwkeurigheidsmarge van de berekeningen. Variant 1a en 1b zijn ook de enige twee scenario’s waarbij het eindproduct (mestkorrel respectievelijk gehygiëniseerde mestkoek) een positieve opbrengst heeft. Het voordeel van hygiëniseren (als onderdeel van de KGVI) ten opzicht van het scenario met de droogfabriek is € 0,45 per ton KG. De reden dat variant 1c het goedkoopst is hangt samen met de
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 30 -
afzet van de mestkoek in het binnenland. Ten opzichte van opbrengsten kost in dat geval de afzet mestkoek € -1,45/ton KG, maar het transport kost per saldo ca € 2,20 minder en de processingkosten zijn minder, respectievelijk € 3,-en € 1,- voor de variant met de droogfabriek en die met de hygiënisatie. Scenario 3 (variant 6), waarbij de mest naar SMG Gelderland wordt gebracht, is het duurst. Dat is vanwege de transportkosten niet verwonderlijk. Scenario 4 (variant 7) kost €-18,50 per ton. Gezien het gewogen drogestofgehalte van de KG (3,88% ds) is het poorttarief €-14,00 van Ecoson. Daar komen de transportkosten nog bij. Scenario’s 2a en 2b zijn duurder dan scenario’s 1a, 1b en 1c. Dit mag verrassend lijken. De reden daarvoor is dat bij centrifugescheiding op de boerderij zowel de dunne als de dikke fractie in zijn geheel getransporteerd moeten worden. Bij de KGVI-scenario’s is dat niet het geval. 77% Van de aangevoerde hoeveelheid wordt als effluent geloosd. Het is niet de verwachting dat de logistieke kosten op korte of langere termijn zullen afnemen. De afzet/verkoopkosten zijn gerelateerd aan vraag/aanbod en de bemestende waarde. De verwachting is dat de komende jaren de vraag/aanbod-verhouding gunstiger wordt voor de kalverhouder. De vraag is of dit een positieve effect heeft op de prijsstelling en zo ja hoe groot het effect is op de afzet/verkoopkosten van (dunne fractie van) KG. Omdat de bemestende waarde van KG, maar zeker de dunne fractie daarvan, gering is (ten opzichte van vvdm) wordt vooralsnog ervan uitgegaan dat er nauwelijks een (positief) effect aanwezig zal zijn. Kortom de reguliere afzetkosten (€ 13,- per ton KG), die voor KG (opgebouwd uit € 11,-per ton KG transportkosten en € 2,- per ton KG afzet/verkoopkosten) en van dunne fractie hetzelfde zijn, zullen naar verwachting niet veel afnemen. In de Figuur 15 en Figuur 16 zijn de kosten (uitgedrukt in € per ton KG) voor varianten 1a, 1b, 1c, 2a en 2b uitgewerkt op activiteitniveau.
Figuur 15 Kosten van scenario 1a en 1b uitgewerkt op activiteit niveau
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 31 -
De kosten voor een bepaald scenario kunnen berekend worden door die van de individuele stappen bij elkaar op te tellen. Die van scenario 1a komen uit op €15,43 per ton KG en die van scenario 1b op € 15,88. Voor deze laatste is de optelsom €-3,- + €-8,46 + €-0,94 + € €-2,95 + €1,23 + €-1,49 + €-0,27 = €-15,88 (alle bedragen uitgedrukt in Euro per ton KG ‘af boerderij’). Een soortgelijke voorstelling kan gemaakt worden voor scenario’s 2a en 2b (zie de volgende figuur).
Figuur 16 Kosten van scenario 2a en 2b uitgewerkt op activiteit niveau Voor scenario 2 is op verzoek van de Vakgroep nog een subvariant bekeken. Het betreft variant 2c waarbij de verkregen mestkoek wordt afgevoerd naar een co-vergister die na vergisting de mest hygiëniseert zodat deze geëxporteerd kan worden. Deze variant is niet gevisualiseerd. De kosten van deze variant 2c bedragen €-15,74 per ton KG ‘af boerderij’ en zijn opgebouwd uit: • €-8,74/ton KG logistieke kosten; • €-5,13/ton KG processing kosten (met daarin verwerkt het poorttarief van de co-vergister); • €-1,87/ton KG afzet/verkoopkosten. Ten opzichte van varianten 2a en 2b is dit de goedkoopste variant. Het verschil is echter niet significant. In het geval van scenario 3 (verwerking van de KG op een KGBI van de SMG) moet gerekend worden met forse logistieke kosten van € 9,40 per ton KG (in het transporttarief is rekening gehouden met 30% retourvrachten). De mest moet immers integraal naar Gelderland getransporteerd worden. Het SMG-poorttarief is voor 3,5%-ige KG € 12/ton KG. Dit tarief is vrijwel hetzelfde als het berekende tarief voor de lokale KGVI. Opgemerkt wordt dat in het tarief van de SMG het exportwaardig maken van de mestkoek nog niet verdisconteerd is. Op basis van de berekeningen, uitgevoerd in het kader van de onderhavige
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 32 -
haalbaarheidsstudie, zullen de exploitatiekosten van de SMG-KGBI, door het toevoegen van een hygiënisatie-stap, naar verwachting met € 1,- per ton KG stijgen. Het is de vraag of de kosten van dit scenario navenant zullen stijgen. Gehygiëniseerde mestkoek wordt via andere kanalen afgezet/vermarkt dan de ongehygiëniseerde mestkoek. De eventueel opbrengsten/kosten liggen anders waardoor het tarief van dit scenario misschien ook anders komt te liggen. De kosten van Ecoson zijn (mede) afhankelijk van het drogestofgehalte. Omdat gerekend is met een mengverhouding tussen roségier en witgier van 1 op 3 (dus 25% rosegier), valt de gier met een gewogen drogestofgehalte van circa 3,9% in de hoogste tariefgroep (die eigenlijk niet verder gaat dan 3,5% drogestof). Zie tevens de volgende paragraaf.
Figuur 17 Kosten van scenario 3 (variant 6) SMG uitgewerkt op activiteitniveau In de volgende figuur zijn de kosten voor de variant 7 “Ecoson” op eenzelfde manier afgebeeld.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 33 -
Figuur 18 Kosten van scenario 4 (variant 7) Ecoson uitgewerkt op activiteitniveau De transportkosten van KG vanaf de kalverhouderij naar Ecoson liggen € 1,50 per ton KG hoger in vergelijking met de kosten van transport naar de KGVI Midden-Brabant.
6.4 Tariefstelling SMG, Ecoson en de KGVI MIdden-Brabant De poorttarieven van SMG en Ecoson zijn afhankelijk van het drogestofgehalte van de KG. In de volgende tabel zijn de poorttarieven in afhankelijkheid weergegeven van het drogestofgehalte. Opgemerkt wordt dat voor het verloop van de tarieven voor de KGVI Midden-Brabant dezelfde staffeling is aangehouden als die van de SMG. Drogestofgehalte Poorttarieven in % KGVI MiddenSMG Brabant 0% € -6,73 €- 6,60 0,5% € -7,48 € -7,35 1% € -8,23 €- 8,10 1,5% € -8,98 € -8,85 2% € -9,73 €- 9,60 2,5% € -10,48 € -10,35 3% € -11,23 € -10,95 3,5% € -11,98 € -11,70 4% € -12,73 € -12,45 4,5% € -13,48 € -13,20 5% € -14,23 € -13,95 5,5% € -14,98 € -14,70 6% € -15,73 € -15,45 Tabel 9
Ecoson € -9,75 € -9,75 € -9,75 € -9,75 € -11,00 € -12,00 € -13,00 € -14,00
Poorttarieven KGVI Midden-Brabant, SMG en Ecoson
In de volgende figuur zijn de tarieven gevisualiseerd. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen het poorttarief en het tarief ‘af boerderij’, waarbij de logistieke kosten dus inbegrepen zijn.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 34 -
Figuur 19 Prijsstelling SMG Gelderland, Ecoson en KGVI Midden-Brabant Met betrekking tot de scenario’s van SMG wordt het volgende opgemerkt. Zoals eerder vermeld is het proces van SMG Gelderland thans nog niet ingericht op een wijze dat de eindproducten exportwaardig zijn. Dit komt doordat de mestkoek en/of slibkoek (nog) niet gehygiëniseerd wordt. In het SMG-tarief zijn de kosten voor het hygiëniseren van de mestkoek nog niet betrokken. Het hygiëniseren van de slibkoek ligt, zoals eerder uitgelegd, niet voor de hand omdat het watergehalte ongeveer 91% is. Een alternatief scenario is om de dunne fractie van boerderijscheiding te laten verwerken door Ecoson. De huidige kosten voor de logistiek en afzet van dunne fractie bedragen €-13/ton dunne fractie en zijn dus minder dan de verwerkingskosten (logistiek en processing) bij Ecoson (€-15,5/ton KG). Deze kosten zijn opgebouwd uit transportkosten van €-4,5 per ton en een Ecoson-verwerkingstarief van €-11,-. Het hierbij gehanteerde Ecoson-verwerkingstarief is gebaseerd op een drogestofgehalte in de dunne fractie van 1,6 tot en met 2,0 % drogestof (ervan uitgaande dat deze kwaliteit van de dunne fractie gehaald kan worden met een scheidingstechniek). Dit scenario heeft, gezien het grote prijsverschil, geen perspectief en kent nog andere nadelen. Wanneer met een centrifuge op boerderijniveau de mest wordt gescheiden, komt maximaal 60 % van de fosfaat in de mestkoek terecht komen. De rest blijft in de dunne fractie. Er moet relatief veel mest worden behandeld met de centrifuge om aan de wettelijke verplichting te kunnen voldoen. Daarnaast speelt dat Ecoson geen verwerkingscapaciteit over heeft en ook niet verwacht wordt dat binnen enkele jaren de capaciteit wordt uitgebreid.
6.5 Kosten VVO’s ten opzicht van andere varianten Wanneer gebruik gemaakt wordt van VVO’s wordt een VVO-bedrag berekend van € -0,975 per ton KG betrokken op de totale hoeveelheid KG die afgevoerd moet worden. Dit bedrag is gebaseerd op een VVO-tarief van €-1,5 per kg fosfaat, gecombineerd met een fosfaat gehalte van 1,3 kg P2O5 per ton KG
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 35 -
(witgier) en een verwerkingsplicht van 50% (jaar 2015). Daar bovenop komt het tarief van de reguliere afzet (€ -13,- per ton KG). Het totaal komt daarmee uit op afgerond €-14,- per ton KG. Opgemerkt wordt dat het VVO-tarief kan variëren en zich nog niet ‘gezet’ heeft in de markt. Ook de ontwikkelingen in de mest-afzettarieven op de binnenlandse markt speelt een rol alsmede de beschikbare mestverwerkingscapaciteit in samenhang met de mestverwerkingstarieven.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 36 -
7 FINANCIERING Gezien de status van het project is de wijze waarop een en ander gefinancierd zou kunnen worden niet op detailniveau onderzocht. Wel is, onder andere van andere projecten, bekeken wel financieringsvorm plausibel is. Daarbij is uitgegaan van een bancaire financiering van 50%. Dit percentage is niet ongewoon als het een bewezen technologie betreft, resultaten van vergelijkbare inrichtingen beschikbaar zijn en er een duidelijke betrokkenheid is van mestleveranciers. Aan alle drie deze voorwaarden voldoet de KGVI Midden-Brabant. Naast de bancaire financiering is co-financiering mogelijk van het Mestinvesteringsfonds. Het betreft achtergesteld vermogen dat door de bank gezien wordt als eigen vermogen. De hoogte daarvan bedraagt 7% op een bedrag van € 6,5 miljoen. Verder is het niet ongewoon dat bouwbedrijven/leverancier en/of beheerders mee willen investeren. Het belang daarvan schuilt in het feit dat door mee te investeren deze partijen een opdracht verwerven. Een inbreng van 10% op het gewenste vermogen is daarbij niet ongebruikelijk. De resterende 33% van de investering zal bijeen gebracht moeten worden door de kalverhouderijen. In het rekenmodel is reeds rekening gehouden met een aandeel vreemd vermogen van 60% en 40% eigen vermogen (bestaande uit 7% Mestinvesteringsfonds en 33% Eigen inbreng). Voor elk aandeel is in het rekenmodel gerekend met een eigen rentevergoeding (bijlage 2). Wanneer het voorgaande wordt geprojecteerd op de geraamde investering dan volgt hieruit het volgende. Aandeel Kalverhouderijen Aannemers Mestinvesteringsfonds Bancair Totaal
33% 10% 7% 50% 100%
Bedrag in € 2.150.000 650.000 450.000 3.250.000 6.500.000
Tabel 10 Financiering KGVI Midden-Brabant Vertaald naar de capaciteit van de KGVI Midden-Brabant is dit voor de kalverhouderijen een bedrag van afgerond € 12,- per ton KG. In het rekenmodel is voor deze inleg gerekend met een rentevergoeding van 10%. Overwogen kan worden om (een deel van) de investering door derden te laten plaats vinden. Omdat derden de eventuele risico’s anders waarderen kan dit leiden tot en hoger poorttarief.
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 37 -
8 CONCLUSIE 1. Een KGVI Midden-Brabant vergt een investering van € 6,5 miljoen bij een verwerkingscapaciteit van 180.000 ton KG per jaar. De nauwkeurigheid van de raming is plus minus 30%. Wanneer een hygiënisatieproces wordt toegevoegd vergt dit € 0,3 miljoen extra. 2. Het grote voordeel van een KGVI Midden-Brabant zit in het feit dat 77% van de KG als effluent wordt geloosd en dus niet, in een of andere fractie, getransporteerd hoeft te worden. 3. Het in dit rapport opgenomen basisontwerp van de KGVI is technisch geschikt om KG met hogere drogestofgehaltes te verwerken waarmee dus geanticipeerd kan worden op een verschuivende verhouding tussen witgier en rosegier, De uiteindelijke exploitatiekosten (in samenhang met de tariefstaffeling) bepalen het aandeel rosegier dat aangevoerd zal worden. Gezien de relatief hoge drogestofgehaltes en de relatief hoge verwerkingskosten van rosegier zal het aandeel rosegier op het totaal gering zijn. 4. Van de bestudeerde varianten leveren alleen varianten 1a, 1b, 2a, 2b, 4 en 5 een eindproduct op dat exportwaardig is. SMG kan (nog) geen eindproducten maken die exportwaardig zijn. Van elke kilogram fosfaat die wordt aangevoerd op de KGZI Middenbrabant wordt 70% exportwaardig gemaakt. Voor de variant met Ecoson is dat 100%. 5. Het op de kalverhouderij scheiden van KG is met € 15,90 per ton KG (af boerderij) gemiddeld iets duurder dan de verwerking van KG op de KGVI Midden-Brabant (€ 15,20 - € 15,90 per ton KG af boerderij). De verschillen zijn niet significant. De reden dat scheiden op de boerderij zo duur is hangt samen met het feit dat dat na scheiding in een dikke en dunne fractie, beiden fracties alsnog getransporteerd moeten worden. 6. KG laten verwerken op een KGBI van de SMG is met € 21,40 per ton KG af boerderij de duurste variant. Dit hangt samen met de hoge transportkosten. 7. De KG laten verwerken bij Ecoson is met € 18,50 per ton KG af boerderij bijna 20% duurder dan een KGVI Midden-Brabant. Voor een deel hangt dit samen met de hogere transportkosten. 8. Het poorttarief van de KGVI Midden Brabant is vergelijkbaar met die van de SMG. Op basis van de aangebracht staffeling is het tariefverschil ongeveer 2% ten nadele van de KGVI MIdden-Brabant. 9. Het exportwaardig maken van mestkoek in een droogfabriek is nog geen 2% duurder (kosten ‘af boerderij’) dan de mestkoek af te zetten in de Nederlandse landbouw. 10. De exploitatiekosten van een KGVI Midden-Brabant bestaan voor grofweg een derde uit kapitaalslasten, een derde uit zogenaamde running costs en een derde uit afzetkosten slibkoek en mestkoek. De afzetkosten voor slibkoek en mestkoek bepalen ieder voor ongeveer de helft van de totale afzetkosten. De afzet opbrengsten/kosten van de eindproducten zijn moeilijk te voorspellen vanwege het feit dat deze voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van de markt. Door de mestverwerkingsplicht zal zich de komende jaren een nieuw evenwicht vormen. 11. Als de mogelijkheid van een KGVI Midden-Brabant verder verkend gaat worden, dan zijn onder andere de volgende punten van belang: • een nauwkeuriger investeringsraming (kan alleen met raamoffertes gestand worden gedaan) met een marktconforme raming van de grondprijs. • het verkennen van vestigingsmogelijkheden op de rwzi Rijen dan wel de Spinder. • Rwzi Rijen heeft als voordeel dat een niet onaanzienlijk logistiek voordeel valt te behalen ten opzichte van de Spinder. Dit kan een financieel voordeel met zich meebrengen; • De Spinder heeft wellicht het voordeel dat eventueel beschikbare restwarmte ingezet kan worden voor een hygiënisatie proces. Dit kan een financieel voordeel met zich meebrengen; • een betere inschatting van kosten/opbrengsten van de eindproducten. 12. Voor vestiging van een KGVI lijken de rwzi Rijen en met name de Spinder met meest kansrijk, vanwege: • de beschikbaarheid van een locatie van voldoende grootte; • goede ontsluiting; • effluentlozing kan relatief makkelijk verwerkt worden; • aanwezigheid soortgelijke bedrijven; • wellicht voordeel vanuit operationeel beheer;
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
• •
13.
14. 15. 16.
17.
18.
- 38 -
bestemmingsplan lijkt toereikend in geval van de Spinder; vergunningtechnisch inpasbaar/juiste omgeving. Een KGVi neemt milieugebruiksruimte in beslag. Hierdoor kunnen bestaande activiteiten van bestaande bedrijven belemmerd worden in groei; • op de Spinder is wellicht een koppeling mogelijk met Attero dan wel rwzi waardoor restwarmte hergebruikt kan worden; KGZI Midden Brabant is in vergelijking met SMB en Ecoson voor wat betreft het proces flexibeler, omdat: • KG verwerkt kan worden met hogere drogestofgehaltes; • in vergelijking met de SMG een exportwaardig product gemaakt wordt. Door de hoge eisen aan de voorscheiding biedt toepassing van Anammox bij kalvergierzuivering vanuit bedrijfseconomisch opzicht geen voordelen. De toepassing van een struvietproces biedt (nog) geen voordeel. Als de fosfaatprijzen gaan stijgen dan is deze variant wellicht te verkiezen. Bijkomend voordeel is dat dan minder slibkoek wordt geproduceerd dat thans tegen hoge prijzen afgezet moet worden. Een KGVI Midden-Brabant heeft voor de kalverhouderij voordelen, die niet in bedragen zijn uit te drukken, namelijk: • de aangesloten kalverhouderijen hebben geen eigen opslag nodig; • een KGVI zorgt voor continuïteit van de afzet; • de afzet van KG is voor langere tijd geregeld en geeft dus ‘rust’. Voldoen aan de wettelijke plicht via VVO’s lijkt een goed alternatief voor de korte termijn. De prijsontwikkeling van VVO’s is echter moeilijk te voorspellen. In de markt worden thans prijzen genoemd van € 1,5 tot € 4,- per kg fosfaat. Daarboven komt de kosten voor de reguliere afzet. Voor de realisatie van een KGVI is een doorlooptijd nodig van 1,5 tot 2 jaar. Voor de tussentijdse periode kan de kalverhouderij gebruik maken van VVO’s of 3PO’s (route waarbij door middel van een drie partijen overeenkomst gebruik kan worden gemaakt van de exportmogelijkheid van pluimveemest).
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 39 -
Bijlage 1 Procestechnische uitgangspunten Ten behoeve van het doorrekenen van de KGVI Midden-Brabant alsmede scenario’s 2, 3 en 4 is een rekenmodel opgesteld. In het rekenmodel zijn variabelen meegenomen die vermeld zijn in de onderstaande tabel. De rekenresultaten van de massabalans, afkomstig uit het rekenmodel, zijn opgenomen als waarden in het blokschema van figuur 4. Verreweg de meeste informatie over de variabelen is afkomstig van SMG. De gepresenteerde rekenresultaten zijn gebaseerd op een aanvoer van 75% witgier en 25% roségier. WITGIER-VOORSCHEIDING Slibproductie bij voorscheiding witgier in een bezinktank DS-gehalte voorscheidingsslib Afscheidingsrendement fosfaat in voorscheidingsslib (uitgedrukt in P2O5) Mestkoekproductie bij scheiding bezinksel uit witgier met behulp van centrifuge zonder toevoeging van PE DS-gehalte mestkoek bij scheiding bezinksel uit witgier met behulp van centrifuge zonder toevoeging van PE Afscheidingsrendement fosfaat (uitgedrukt in P2O5) in mestkoek ten opzichte van bezinksel (zonder PE) Mestkoekproductie bij scheiding bezinksel uit witgier met behulp van centrifuge met toevoeging van PE DS-gehalte mestkoek bij scheiding bezinksel uit witgier met behulp van centrifuge met toevoeging van PE Afscheidingsrendement fosfaat (uitgedrukt in P2O5) in mestkoek ten opzichte van bezinksel (met PE) ROSEGIER VOORSCHEIDING Mestkoekproductie bij scheiding roségier met behulp van een centrifuge zonder toevoeging van PE DS-gehalte bij scheiding roségier met behulp van een centrifuge zonder toevoeging van PE Afscheidingsrendement fosfaat (uitgedrukt in P2O5) (decanter zonder PE) Mestkoekproductie bij scheiding roségier met behulp van een centrifuge met toevoeging van PE DS-gehalte mestkoek bij scheiding roségier met behulp van een centrifuge met toevoeging van PE Afscheidingsrendement fosfaat (uitgedrukt in P2O5) (decanter met PE)
Eenheid Waarde % van de aanvoer 37 % 5,5 % 71 % van de witgier 4,1 aanvoer % 30 %
75
% van de witgier aanvoer %
5,9
%
96
% van de aanvoer
14
%
30
% % van de aanvoer
70 21,6
%
25
%
94
SPUISLIB Spuislibproductie (betrokken op de hoeveelheid aangevoerd KG) % van de aanvoer Drogestofgehalte slibkoek uit de decanter % Fosfaat-afscheidingsrendement decanter; spuislib ten opzichte van aanvier naar % actiefslib installatie HULPSTOFFEN Dosering Poly-electroliet PE-dosering aan decanters voor de behandeling van voorscheidingsslib witgier en roségier PE-dosering aan decanter spuislib Concentratie PE-werkoplossing (zowel voor gierscheiding als spuislibscheiding) Behoefte verdunningswater om een PE-stamoplossing om te zetten naar een PE-werkoplossing (bij de gegeven specifieke PE-dosering)
26
13,5 8 90
g/ton
200
g/ton g PE/l l water/ton KG
200 5 40
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 40 -
Dosering Ca(OH)2 aan de actiefslibinstallatie Dosering Ca(OH)2 Aanmaakwater Ca(OH)2
kg/ton influent l/ton influent
1,7 25,5
Dosering glycerine BZV-behoefte glycerine dosering
kg BZV/ton influent kg/ton influent
1 2,74
ENERGIE BEHOEFTE Beluchtingsenergie Energiebehoefte rest van de KGVI Aardgasbehoefte hygienisatie
kWh/ton influent kWh/ton influent Nm3/ton mestkoek
8 4 10
SCHEIDING OP BOERDERIJNIVEAU Mestkoekproductie bij scheiding van kalvergier met behulp van een centrifuge % van de aanvoer (zonder PE-toevoeging) Afscheidingsrendement fosfaat (uitgedrukt in P2O5) (decanter zonder PE) % DS-gehalte mestkoek bij scheiding witgier met behulp van een centrifuge zonder % toevoeging van PE EFFLUENTKWALITEIT EN RESTVERVUILING CZV BZV Kjeldahl-N Nitraat-N Toepassing T-factor Vervuilingswaarde effluent zonder toepassing T-factor Vervuilingswaarde effluent met toepassing T-factor Chloridegehalte
mg/l mg/l mg/l mg/l IE150/m3 IE150/m3 g/l
COMPOST EN MESTKORREL drogestofgehalte mestkorrel drogestofgehalte compost hoeveelheidstoename compost tgv toevoeging kippenmest omslagfactor van mestkoek naar compost na toevoeging
% % % -
6,5 60 30
1000 100 60 125 ja 0,025 0,014 2 – 2,5
90 42 15 0,7
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
- 41 -
Bijlage 2 Bedrijfseconomische uitgangspunten ton az: ton als zodanig Bedrijfseconomisch posten voor transport, processing en afzet/verkoop kosten logistiek: kalvergiertransport naar de KGVI kosten logistiek (transport naar de akker en aanwending op de akker) kalvergier in de Nederlandse landbouw (ook wel reguliere afzet genoemd). Deze kosten gelden ook voor ontwaterd spuislib (slibkoek) en dunne fractie kosten afzet/verkoop kalvergier in de Nederlandse landbouw (ook wel reguliere afzet genoemd). Deze kosten gelden ook voor ontwaterd spuislib (slibkoek) kosten logistiek (transport naar de akker en aanwending op de akker) van mestkoek in de Nederlandse landbouw kosten afzet/verkoop ongehygiëniseerde mestkoek in de Nederlandse landbouw kosten logistiek Gehygiëniseerde mestkoek vanaf KGVI of compost naar Frankrijk kosten/opbrengst Gehygiëniseerde mestkoek bij afzet in Frankrijk kosten/opbrengst afzet en verkoopinspanningen in Frankrijk gecomposteerde Gehygiëniseerde mestkoek vanaf composteerder (ervan uitgaande dat voldaan wordt aan veterinaire eisen) kosten transport ongehygiëniseerde mestkoek vanaf 'boerderij scheiding' of KGVI naar composteerder (gerekend vanaf Midden-Brabant naar Poortvliet) kosten processing composteerder kosten logistiek kalvergier naar KGVI SMG G'land (gerekend vanaf Midden-Brabant) kosten logistiek kalvergier naar Ecoson (gerekend vanaf Midden-Brabant naar Son) kosten transport per as van mestkoek (ongehygiëniseerd) naar droogfabriek kosten processing droogfabriek transport korrel naar het buitenland opbrengst mest korrels in buitenland kosten logistiek dunne fractie KG afkomstig van de boerderijscheiding naar een akkerbouwer (afnemer) kosten/opbrengst afzet dunne fractie KG afkomstig van een boerderijscheiding, inclusief verkoopinspanningen kosten boerderijscheiding met behulp van een decanteercentrifuge Gehanteerde economische uitgangspunten en kostenposten voor de KGVI Midden Brabant onvolledigheidstoeslag op de geraamde investeringen post onvoorzien afschrijvingstermijnen: • bouwkundig • werktuigbouwkundig statisch • werktuigbouw dynamisch • elektrotechnisch • automatisering en SCADA • overig rente op vreemd vermogen rente op privaat vermogen aandeel vreemd vermogen aandeel privaat vermogen 4
ton az: tonnage als zodanig
eenheid waarde 4
€/ton az
-3,00 -11,00
€/ton az
-2,00
€/ton az
-8,00
€/ton az
€/ton az
-12,00 -30,00 12,50 30,00
€/ton az
-8,00
€/ton az
€/ton az
-15,00 -9,40 -4,50 -7,50 -30,00 -30,00 83,00 -9,00
€/ton az
-2,00
€/ton az
-4,25
€/ton az
€/ton az €/ton az
€/ton az €/ton az €/ton az €/ton az €/ton az €/ton az
%
10 10
j j j j j j
25 15 5 10 5 10
%
3 10 60 40
%
% % %
Verwerkings en afzetmogelijkheden kalvergier uit Midden-Brabant
Gehanteerde economische uitgangspunten en kostenposten voor de KGVI Midden Brabant onderhoud (als percentage van de investering): • bouwkundig • werktuigbouwkundig statisch • werktuigbouw dynamisch • elektrotechnisch • automatisering en SCADA • overig Personele kosten: • senior (1760 uur per jaar) • junior (2 fte’s, gezamenlijk 3.520 uur per jaar). In het geval dat de KGVI voorzien is van een hygiënisatie-installatie is gerekend met 2,5 fte’s. Hulpstoffen • poly-electroliet (IBC) • kalk • glycerine • energie elektriciteit • energie aardgas Zuiveringsheffing
- 42 -
% % % % % %
0,5 2 5 2 20 0,5
€/uur €/uur
-31 -18
€/kg €/kg €/kg €/kWh €./Nm3
-2,50 -0,17 -0,30 -0,10 -0,39
€/IE150
-50,00