http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
Republiek in de Gouden Eeuw hoofdstuk 1, 2 & 3. Door Fabian Berends Dynamiek en stagnatie in de Gouden Eeuw van de Republiek. Hoofdstuk 1 Inleiding In 1573 viel Haarlem in Spaanse handen, hierbij werden 200 soldaten die de stad hadden verdedigd vermoord. Er heerste honger maar ook in andere steden die nog wel in Nederlandse handen waren was voedseltekort. Nederland was ernstig verzwakt maar zou, onder andere dankzij de oorlog met Spanje uitgroeien tot het centrum van het handelskapitalisme = systeem waarbij koopmannen zich met handel bezig houden en een deel van hun winst weer in hun handelsbedrijf investeren. Dit is de geschiedenis achter de Republiek der zeven verenigde Nederlanden: - In de eerste helft van de 15e eeuw slaagde de hertog van Bourgondië erin de Nederlanden ( allemaal zelfstandige landjes ) te veroveren en ze samen te voegen in het Bourgondische rijk. De hertog erkende de zelfstandigheid van de aparte nederlandjes maar toch liet hij in Brussel een gezamenlijk gerechtshof aanleggen. Ook richtte hij de Staten-generaal = centrale vergadering waarbij alle vertegenwoordigers van de Nederlanden / gewesten bijeenkwamen om gezamenlijke beslissingen te nemen. - Het Bourgondische rijk ging over op de Habsburgers; een aangetrouwde familie van de Bourgondiërs, de nederlandjes werden dus onderdeel van het Habsburgse rijk. Karel V stond aan het hoofd van dit rijk en maakte het heel groot, zelfs Amerika was er voor een groot deel onderdeel van. Karel wilde centraal bestuur van zijn hele rijk maar dit lukte hem niet echt. - Karel overleed en deelde zijn rijk in twee stukken: Het spaans-Habsburgse rijk en het OostenrijksHabsburgse rijk. Zijn zoon: Philips II werd nu keizer van het Spaans- Habsburgse rijk en ook hij wilde een centraal bestuur. De zelfstandige Nederlanden verzetten zich hiertegen ( mede dankzij het Calvinisme, een radicale geloofsbeweging dat tegen de katholieke Philips II inging ) . Vanuit dit verzet ontstond in 1560 de Nederlandse opstand waarbij de noordelijke Nederlanden zich verenigden in een republiek: De Republiek der zeven Verenigde Nederlanden. Op deze opstand volgde de 80-jarige oorlog met Spanje, dat de onafhankelijkheid van de gewesten / Nederlanden niet accepteerde, die van 1568-1648 duurde. Par. 1 Holland ( het gewest dus, het land bestond nog niet ) dankt zijn bestaan aan zijn strijd tegen het water. Eerst was het onbewoonbaar maar in 1300 was van gevaarlijk veen en moeras vruchtbare landbouwgrond gemaakt. Er ontstonden stadjes in het nieuw bewoonbare gebied. Holland werd een machtig gebied maar raakte in de 14e en 15e eeuw in een crisis: landbouw werd steeds moeilijker doordat veengrond inklonk / inzakte en water omhoogkwam waardoor de grond drassig werd. Veel grond van Holland werd weer woest en verlaten. Door deze onbruikbaarheid van landbouwgrond vluchtten veel plattelandsbewoners naar steden. Deze groeiden hierdoor explosief en omdat de landbouw in een crisis zat zochten veel Hollanders een bestaan in visserij en handel. Zowel Holland als Zeeland hadden dankzij hun ligging aan zee de perfecte kans om een stapelmarkt= opslagplaats en doorvoerplaats voor buitenlandse producten te worden. Goederen als wol, graan, wijn en hout werden door Holland en Zeeland gevoerd en de visserij nam ook erg toe. De groei van de handel en visserij was goed voor de scheepsbouw en andere nijverheidsbedrijven = productiebedrijven. Steden gingen zich dankzij de ontwikkeling van de handel specialiseren in het maken en verhandelen van specifieke producten. Ondanks de goede handelsontwikkeling lag Holland ver achter op grote handelsgebieden als Vlaanderen en Brabant. Hollanders verhandelden alleen goedkope goederen als wol en graan maar Brabant en Vlaanderen deden ook in dure goederen zoals hoogwaardig textiel. Ook bleef de voedselvoorziening van Holland afnemen terwijl de bevolking bleef groeien.
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
Maar in de 16e eeuw liep het gewest zijn achterstand op andere rijkere gewesten in en had als een van de weinige landen geen last van Malthusiaanse spanningen = theorie van econoom Malthus dat, wanneer de bevolking harder groeit dan de voedselvoorziening, voedselprijzen stijgen en mensen minder geld aan luxeproducten gaan besteden. Hierdoor worden deze minder verkocht en ontstaat werkloosheid en wordt het steeds moeilijker om iedereen te voeden. Hierdoor zullen door ziektes en hongersnoden mensen sterven en zal de bevolking weer op een niveau komen waarbij iedereen weer gevoed kan worden. In de rest van Europa gebeurde dit door de snelle bevolkingsgroei inderdaad zo ongeveer. Er ontstonden perioden van werkloosheid en hongersnoden. Maar Holland ontsnapte hieraan doordat het producten haalde uit landen over de Oostzee,die nog horigheid = soort slavernij van boeren hadden en daardoor hun landbouwproducten goedkoop konden verkopen aan Holland. Hierdoor werd Holland een land met de laagste graanprijzen, weinig werkloosheid en een hoop levenspeil. Par. 2 Vanaf 1500 voeren jaarlijks honderden Hollandse schepen over de Oostzee naar verschillend havens om daar graan en hout te kopen. Het was erg goedkoop om daar te kopen maar het was niet makkelijk om bij die landen te komen doordat vijandige Hanzesteden de toegangsweg naar de Oostzee: de Sont blokkeerden voor Hollandse steden. De Hollanders vochten van 1438 tot 1544 4 Sontoorlogen om de handel veilig te stellen. De moedernegotie= graan- en houthandel met oostzeelanden werd de basis voor een internationaal handelsnetwerk. Om graan te kopen namen Hollanders producten als haring, zout, textiel en wijn mee en verkochten dat in de oostzeelanden. De intensieve handel leidde tot enorme scheepsbouw waarvoor hout en pek uit de oostzeelanden gebruikt werden. Veel van de gebouwde schepen waren veilig en gingen lang mee, maar sommigen vergingen. Om het risico op enorm verlies voor de eigenaren van gezonken schepen te beperken werden partenrederijen= rederijen die schepen bouwden waarvan iedere investeerder voor een deel eigenaar van was en een deel van winst kreeg die het schip met handel verdiende, gebouwd. Dit maakte een grote expansie van de handel en scheepvaart mogelijk en hierdoor ontstond een grote groep rijke handelslieden die ook in andere bedrijven gingen investeren. Dit is de eerste oorzaak van de opkomst van Holland. De tweede oorzaak is de gecommercialiseerde landbouw= landbouw waarbij niet alleen voor eigen gebruik maar ook voor handel wordt geproduceerd in Friesland, Zeeland en Holland. Boeren deden hun best om in de vraag van steden naar landbouwproducten te voorzien. Omdat goedkope landbouwproducten zoals graan al over de oostzee aangevoerd werden, focusten deze boeren zich op hoogwaardige landbouw zoals kaas- of boterproductie. De landbouw sterkte ook aan doordat het klimaat afkoelde en de zeespiegel daalde en het water uit de grond terugtrok. Er werden molens gebouwd die het water uit gebieden wegpompten en zo nieuwe landbouwgrond beschikbaar stelden. Het waterbeheer werd geregeld door waterschappen. Deze waterschappen legden boeren heffingen op om dijken te kunnen bouwen. Verder waren boeren helemaal vrij om op de vraag van de markt te reageren omdat er nauwelijks machtige adel was in Holland en dit hielp de landbouw en handel ook. Par. 3 Brabant en Vlaanderen hadden in de Middeleeuwen al een hoge positie in de wereldhandel. Brugge was een van de belangrijkste handelssteden van Europa maar werd in de 15e eeuw getroffen door oorlog. Antwerpen nam de handelspositie over van Brugge en werd nog veel belangrijker in de wereldhandel. Kooplieden uit heel Europa trokken naar Antwerpen en de stad had handelscontacten over de hele wereld. Rond 1500 begon de handel zich naar de Atlantische oceaan te verplaatsen. Maar de Portugezen ontdekten in 1498 een nieuwe route naar Azië en besloten vanuit daar om hun specerijen naar Antwerpen te brengen. Deze specerijen werden in Antwerpen voor zilver verkocht en met dat zilver werden in Azië weer specerijen gekocht. Antwerpen werd het centrum van de wereldhandel. Maar toen ging het bergafwaarts met Antwerpen. Er werd steeds meer zilver door Spanje vanuit Amerika ingevoerd en de Portugezen hadden geen Europees zilver dat via Antwerpen
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
ging meer nodig. Ze verhandelden nu hun specerijen via Sevilla. Een tweede ooraak voor het ongeluk van Antwerpen was dat Spanje failliet ging door zijn vele oorlogen. De Spaanse koning had in Antwerpen grote leningen afgesloten en kon deze nu niet meer terugbetalen waardoor veel Antwerpse handelaren failliet gingen. Ook de oorlog met de Nederlanden koste veel geld en Spanje ging zelfs een tweede keer failliet, wat ook veel Antwerpse meenam. Ook kregen Spaanse soldaten geen soldij meer waardoor de gingen muiten en vele Antwerpenaren vermoordden. Als reactie hierop sloot Antwerpen zich aan bij de Nederlandse opstand maar werd in 1585 weer heroverd door Spanje. Hierbij vluchtten veel Antwerpse handelaren naar Holland. Holland via Zeeland sloot de enige waterweg naar Antwerpen, de Schelde, af en Antwerpen viel door het gebrek aan aanvoer van producten. Zeeland en Holland namen de handel helemaal over en werden heel groot. Holland kon ook zo groot worden omdat de strijd van de 80-jarige oorlog zich vanaf 1975 naar het Zuiden verplaatste. De belangrijkste oorzaak voor het groot worden van Holland is dat Handelaren uit Antwerpen naar Holland trokken en hun kennis, contacten en geld meenamen naar Amsterdam dat de grootste handelsstad van Europa werd. Par.4 Nadat hij de gewesten uit het Bourgondische rijk had overgenomen ( zie inleiding hoofdstuk 1 ) ging keizer Karel V door met het invoeren van centrale bestuursinstellingen, zoals de raad van state. De raad van state probeerde ook belastingen in te voeren die voor elk gewest gelijk waren. Er zouden accijnzen= belastingen op producten die ze duurder maken komen op bier, textiel en wijn. Dit leidde tot veel verzet. Zeker door Holland omdat daar gevreesd werd dat deze accijnzen, die producten duurder maakten, ten koste zouden gaan van de handel. Ondanks het verzet kwamen de belastingen / accijnzen er wel maar de gewesten mochten wel bepalen waar ze aan besteed werden. Toen de Nederlanden een republiek van zeven Nederlanden werden namen ze dit belastingstelsel over. Gewesten betaalden samen de gemeenschappelijke uitgaven maar bepaalden zelf hoe ze dat geld bij elkaar kregen. De accijnzen bleven daarom in de meeste gewesten en bleven een belangrijke inkomstenbron. De gewesten waren, omdat ze geen gezamenlijke koning meer hadden, nog zelfstandiger dan vroeger geworden. Hun economieën waren totaal gescheiden. Er waren verschillende belastingtarieven en ook hadden alle gewesten invoerrechten waarmee ze elkaar beconcurreerden. Ook bewaakten gewesten hun privileges = voordelen op andere gewesten. Als de aanleg van een nieuwe waterweg tolwegen buitenspel zette konden gewesten ze aanleg niet door laten gaan. Soms lokten gewesten ondernemers door ze gratis gebouwen aan te bieden. In alle handelssteden werden lokale ambachten tegen concurrentie beschermd door gilden= samenwerkingsverband van mensen met het zelfde beroep. Toch bloeide handel en nijverheid het meeste op in steden waar concurrentie het minst geremd werd. De verschillen tussen kust- en landprovincies bleven groot. Kustprovincies waren meestal rijker door handel en landprovincies waren meestal armer door zelfvoorzienend landbouw en veeleisende adel. Ondanks deze verschillen wisten gewesten goed voor handelsbelangen op te komen. De steden hadden het bijvoorbeeld in Holland voor het zeggen omdat koopliedenregenten via een vroedschap = stadsbestuur via familierelaties nauw aan de handel in andere gewesten verbonden waren. Holland werd meer eensgezind en vormde langzaam een eenheid. Hoofdstuk 2 Inleiding Tulpen kwamen uit Turkije en bereikten aan het einde van de 16e eeuw via Antwerpen de Republiek. Daar werden ze een gewild product omdat burgers er graag hun rijkdom mee wilden laten zien. Er werden er steeds meer, en steeds meer soorten van gekweekt en prijzen werden heel hoog. Speculanten kochten veel tulpen in de hoop ze later met winst door te verkopen. Iedereen wilde de bollen en rond 1636 / 1637 investeerden mensen hun hele fortuin in tulpenbollen. Toen ging het fout: de tulpenhandel stortte in en iedereen wilde de bollen verkopen. Hierdoor werden ze niets
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
meer waard en gingen de mensen die er geld in hadden gestopt failliet. Dit is een voorbeeld voor de handelsdrift van de Republiek in de Gouden Eeuw. Alles werd er verhandeld en iedereen hoopte in korte tijd rijk te worden maar de vraag naar producten bepaalde uiteindelijk altijd de prijs. In de Republiek bloeiden verschillende takken van de nijverheid ( zoals de bouwkunst ) op door de rijkdom. Ook was er veel kennis omdat door het vrije godsdienstige klimaat allemaal buitenlandse wetenschappers, dichters en schrijvers kwamen wonen die in hun eigen land om hun opvattingen zouden worden vervolgd. Hierdoor speelde de Republiek een grote rol in de wetenschappelijke revolutie van de 17e eeuw. Ook nam de Republiek de eerste plaats in, in het handelskapitalisme van Europa. Handelsondernemingen van particuliere kooplieden kochten met het geld van investeerders producten en verkochten ze op plaatsen waar er vraag naar was. De winst ging voor een deel naar de investeerders en van een ander deel werden weer producten gekocht. Holland en Zeeland domineerden de wereldhandel met handelsondernemingen als de WIC = West Indische Compagnie die producten haalde uit Afrika en Amerika en vooral de VOC= Oost Indische Compagnie die producten haalde uit Azië. Door de wereldwijde handelsactiviteiten raakten gebieden over de hele wereld economisch met elkaar verbonden. Geleidelijk begon zo een wereldeconomie te ontstaan. Par. 1 Na 1585 namen de handel en scheepvaart van de Republiek explosief toe. Holland en Zeeland gingen naast traditionele handel ook varen naar gebieden als Rusland, Afrika, Azië en Amerika. Naast handel in goedkope goederen werd handel in luxegoederen heel belangrijk. De oostzeehandel bleef de basis vormen de Nederlandse handel, scheepsbouw en landbouw. Deze handel bereikte zijn hoogtepunt tijdens het bestand = wapenstilstand tussen de Republiek en Spanje van 1609 tot 1621 tijdens de 80jarige oorlog. Dankzij deze wapenstilstand konden de gewesten van de republiek onbeperkt hout en graan van de Oostzee aan Spanje verkopen waardoor de oostzeehandel toenam. Toen de oorlog weer herval werd nam de oostzeehandel door de toenemende behoefte aan hout, graan zout en haring niet af maar bleef groeien. Ook bleven Spanje en de Republiek elkaar nodig hebben. Spanje kocht hout voor scheepsbouw van de Republiek en de Republiek had het zilver nodig dat Spanje betaalde voor de handel. De scheepshandel van de Republiek was een van de grootste van de wereld in de 17e eeuw. De meeste schepen van de Republiek voeren naar traditionele bestemmingen zoals de Oostzee, Spanje, Frankrijk en Engeland. Toch voeren ook veel schepen naar verdere oorden zoals Rusland, waar ze huiden, bont en graan insloegen en in Noorwegen kochten ze hout. In Zweden werden wapens, koper en ijzer gehaald die onder de leiding van Hollanders werden geproduceerd. Door deze handel kwam de Republiek uit op de walvisjacht waarbij in Nova Zembla veel levertraan en andere walvisproducten gewonnen werden. Vanaf 1590 werden de Hollanders niet meer geweerd van de Middellandse zee en begonnen ze uit Italië producten als marmer, olijfolie, krenten en citrusvruchten te halen. Uit Turkije haalden ze luxe koopwaar als zijde, katoen, wol en vruchten. Aan het einde van de 16e eeuw gingen Hollanders en Zeeuwen ook voor het eerst naar andere continenten. Daarvoor hadden Portugezen het monopolie = alleenrecht van handel op handel met Azië maar Holland en Zeeland probeerden het toch. Eerst hadden ze last van Spaanse wering van bekende handelswegen en zochten daarom zelf een weg naar Indië ( zoals ze Azië noemden ) om daar specerijen te halen. Dit lukte en al in 1600 was de Republiek de belangrijkste importeur van Indische producten van Europa, dit zou de hele Gouden Eeuw zo blijven. De Republiek begon vanaf 1600 ook met Afrika en Amerika te handelen. Uit Afrika werden goud, zilver en slaven gehaald door de WIC. De slaven werden naar Amerika verscheept om daar op suikerplantages te gaan werken. Ook kwamen er koloniën van de Republiek in Amerika, Afrika en Azië om daar het veroverde gebied tegen vijandige concurrenten te beschermen. Met de opbrengst van exotische producten werden meestal traditionele basisproducten gekocht in dichtbijgelegen landen bij de Republiek. Par. 2
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
Omdat met de handel grote bedragen en ook risico’s gemoeid waren werden er veel financiële instellingen en compagnieën opgericht om handel mogelijk te maken in gewesten van de Republiek. Zo werd in Amsterdam een wisselbank opgericht waarbij kooplieden hun geld konden overboeken, in bewaring konden geven of zelfs konden wisselen voor vreemd geld. Later werd een koopmansbeurs opgericht waarin kooplieden allerlei producten konden kopen en verkopen. Ook konden hier aandelen van de VOC gekocht worden en verzekeringen en contracten over vervoer van producten worden afgesloten. Het handelskapitalisme in de Republiek werd gedomineerd door Kooplieden-ondernemers die bedrijven hadden waarin vaak meerdere families samenwerkten. Met de handel van Indië was dit ook zo. Er waren allemaal kleine compagnieën die allemaal zelfstandig naar Indië voeren en elkaar beconcurreerden. Eerst maakten ze allemaal grote winst maar door de hevige concurrentie ging het mis. De importprijzen in Indië werden hoog en de verkoopprijzen in Europa werden laag door de vele bedrijfjes. In 1602 maakten de Staten-Generaal hier een einde aan door alle kleine compagnieën in Eén grote te verenigen= de Verenigde Oost-Indische Compagnie = VOC. De VOC kreeg het monopolie op handel met Oost-Azië ( Indië ) en mocht zelfs van de StatenGeneraal een oorlog beginnen en optreden als overheid. Veel oorlogsschepen gingen mee op VOCreizen en de VOC verjoeg concurrenten en kapers met geweld. De VOC had enorme bedragen nodig die werden opgebracht door investeerders, maar er werden ook enorme winsten geboekt. De WIC, die in 1621 na het bestand werd opgericht, was minder succesvol. De WIC kreeg de zelfde bevoegdheden als de VOC maar er waren verschillen. Zo stond bij de WIC niet de handel maar het kapen van vijandige schepen vooraan. Handel was ook erg moeilijk in het gebied van de WIC ( Amerika en Afrika ) omdat daar hele grote concurrentie was van andere landen. De WIC was meer een oorlogs- dan een handelsvereniging. Vanaf 1630 veroverde de WIC wat gebieden in Amerika en ontketende hierbij driehoekshandel= Nederlandse handelswaar werd in Afrika verkocht, voor dat geld werden slaven van Afrika naar Amerika gebracht waar ze producten gingen maken, deze producten werden uit Amerika weer naar de Republiek teruggenomen. Helaas verloor de WIC de meeste koloniale gebieden later pas weer en ging door grote verliezen ten onder. Par. 3 De Gouden Eeuw duurde van 1600 tot 1700 en in die tijd bloeide ook de nijverheid ( productie ) heel erg op. De nijverheid was nauw verbonden met de handel. De internationale handelsrelaties van de Republiek vergrootten de exportmogelijkheden van binnenlandse nijverheidsbedrijven en door nieuwe grondstoffen zoals suiker werden nieuwe nijverheidsbedrijven opgericht. De nijverheid profiteerde niet alleen van buitenlandse vraag maar ook van de groeiende binnenlandse vraag. In de Gouden Eeuw namen zowel de welvaart als de bevolkingsgroei toe waardoor er meer nijverheidsproducten verkocht werden. Ook bevorderde het goede investeringsklimaat de groei van de nijverheid. Er was vertrouwen in Holland, dat niet ten onder ging aan Spanje en door de handel was er veel kapitaal aanwezig. Hierdoor was lenen goedkoop en werd veel geleend en verdiend geld geïnvesteerd in handels- en nijverheidsondernemingen. Verder waren er in Holland voldoende natuurlijke hulpbronnen zoals wind als aandrijving voor molens om productie op te voeren, ook was genoeg Turf als brandstof in de Republiek aanwezig. Samengevat: nijverheid groeide sterk door: - Hoge export door internationale handelsrelaties. - Groeiende binnenlandse vraag door welvaart en bevolkingsgroei. - Goede investeringsklimaat in de Republiek. - Aanwezigheid van natuurlijke hulpbronnen. Ook de scheepsbouw groeide flink in Holland door de vele handel en investeringen. De Nederlandse scheepsbouw kreeg de grootste voorsprong op andere landen door de ontwikkeling van het fluitschip= relatief kort schip met een bol laadruim waar veel vracht in kon. Belastingen op vaarwegen werden bepaald aan de hand van de lengte van een schip en het Fluitschip kon door zijn
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
korte lengte met weinig belasting doorvaren. Deze schepen konden door het gebruik van mechanische machines snel en goedkoop worden geproduceerd, ook al waren de lonen hoog in de Republiek. Turf werd overal in de Republiek voor zowel verwarming als productie gebruikt en moest door de hele Republiek vervoerd kunnen worden. Daarom werd in de Republiek heet grootste waterwegennetwerk van de wereld van toen aangelegd dat alle steden met elkaar verbond. Door dit goede vervoersnetwerk konden steden zich gaan specialiseren in een bepaald product. Andere producten konden ze nu namelijk makkelijker van andere steden krijgen en zelf konden ze hun product makkelijker aan andere steden kwijt. Par. 4 Niet alleen de nijverheid bloeide vanaf 1600 op, ook de landbouw groeide enorm. Door de aanvoer van goedkope landbouwproducten over de Oostzee gingen ze zich specialiseren in luxe landbouwproducten zoals melk, kaas en boter die ze in de steden verkochten. Dankzij het uitgebreide waterwegennetwerk konden ook boeren die afgelegen woonden aan steden gaan leveren. Ook werden steeds meer landbouwproducten aan het buitenland geleverd. Zo profiteerde de Republiek van de dertigjarige oorlog in Duitsland waarbij de landbouw stillag en de Republiek veel landbouwproducten aan Duitsland leverde. Er werd ook geïnvesteerd in landbouwgrond. Ondernemers lieten molens bouwen die water wegpompten en landbouwgrond maakten die weer aan boeren werd verkocht. Toch waren er grote verschillen tussen landbouwgebieden. Sommige gebieden bleven arm omdat ze niet aangesloten waren op het waterwegennet en stedelijke afzetmarkten te ver weg lagen. Ook waren arme zandgronden minder geschikt voor landbouw en werden er daardoor minder producten geproduceerd. Hoofdstuk 3 Inleiding Op 18 Januari 1651 riep het Gewest Holland de vertegenwoordigers van alle andere gewesten van de republiek bij elkaar in de ridderzaal voor de grote vergadering. In deze vergadering werd beslist dat er geen stadhouders = de hoogste functionaris van een gewest die meestal ook nog opperbevelhebber van het leger van een gewest was en regenten mocht benoemen, elk gewest had zijn eigen stadhouder maar een stadhouder kon ook de baas van meerdere gewesten zijn meer te benoemen. De vorige stadhouder Willem 2 had zijn macht misbruikt en was zich, samen met zijn gezin de Oranjes, steeds meer gaan gedragen als een koning. Maar hij overleed en in de grote vergadering werd door de aanwezige gewesten besloten dat gewesten en steden zelf hun bestuurders mochten benoemen. De republiek had een bijzondere staatsvorm: hij bestond uit 7 zelfstandige gewesten die elk hun eigen beslissingen mochten nemen, in die gewesten waren ook weer zelfstandige steden die met elkaar samenwerkten. De gewesten werden bestuurd door de staten= bestuur van een gewest, in dit bestuur zaten vertegenwoordigers van de adel en de steden in een gewest. Als de gewesten gezamenlijke beslissingen moesten nemen stuurden ze allemaal raadspensionarissen= vertegenwoordigers naar de Staten-Generaal= vergadering van de vertegenwoordigers van alle 7 gewesten van de republiek waarin gezamenlijke beslissingen genomen werden, meestal over buitenlands beleid en de oorlog met Spanje. Ook bestuurden de Staten-Generaal de Generaliteitslanden= landen die door de republiek werden veroverd op Spanje zoals Staats-Vlaanderen, Staats-Brabant en Staats-Limburg. Elk gewest had in de Staten-generaal 1stem om over een plan te stemmen, er was dus gelijkheid tussen de staten. Toch was de vertegenwoordiger van Holland meestal de machtigste man van de Staten-Generaal omdat Holland het belangrijkste gewest was. Zijn macht werd alleen overschaduwd door de stadhouder, die meestal de baas was over meerdere gewesten. Er kan geen vergelijking getrokken met bestuursvormen uit het oude Griekenland omdat daar steden zelfstandige staten waren die niet
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
met elkaar samenwerkten, de republiek bestond uit zelfstandige gewesten die wel met elkaar samen probeerden te werken. Par. 1 In de republiek leek de manier van besturen niet erg efficiënt. Particularisme= het stellen van onafhankelijkheid en eigen belang van gewesten boven het algemeen belang van de republiek vierde hoogtij. Elk gewest had staten maar in elk gewest was de macht in deze staten anders verdeeld. Meestal was er een balans tussen vertegenwoordigers van steden en van de landbouw in de staten en door tegenstrijdige economische belangen ontstond er soms onenigheid. Gezamenlijke belastingen in de republiek in de gouden eeuw kwamen er niet. Er kwamen wel steeds hogere lokale of gewestelijke belastingen om de 80-jarige oorlog te financieren. Toch konden de hoge belastingen makkelijk worden betaald omdat deze belastingen over ieder lid van de bevolking, die toch al door de handel behoorlijk rijk was, verdeeld werd. De handels- en oorlogsvloot van de republiek ( VOC en WIC ) werden betaald met konvooi- en licentgelden= de in- en uitvoerrechten van producten in en uit de republiek. Het leger van de republiek werd betaald door alle gewesten maar toch was er niet genoeg geld om de oorlog te financieren. Daarom werd er geld geleend van handelaren en ondernemers die daar staatsobligaties= schuldbewijs van de staat met rente voor terugkregen. Hierdoor hadden de ondernemers en de overheid elkaar hard nodig en beschermde de overheid de rechten van de ondernemers en kozen de ondernemers altijd de kant van de overheid. Par. 2 De republiek had, ondanks dat het relatief weinig inwoners had een heel groot leger doordat het buitenlandse huurlingen inhuurde. Toch was de Republiek waarschijnlijk ten onder gegaan aan de oorlog met Spanje als Spaanse Koning Philips II niet in 1590 een groot deel van zijn troepen uit de Nederlanden weg had gehaald om tegen Frankrijk te vechten. Toen de oorlog met Frankrijk in 1598 voorbij was had de Republiek inmiddels een enorm leger gevormd en waren beide legers aan elkaar gewaagd. Er werd door beide partijen gewonnen en verloren en in 1609 kwam het bestand ( wapenstilstand ) dat tot 1621 duurde. De strijd leek weer eindeloos voort te gaan duren maar toen had de Republiek enorm geluk. De WIC wist onder leiding van Piet Hein de Spaanse zilvervloot die onbeschermd bij Cuba lag te kapen. Met dit zilver betaalde Spanje altijd de oorlog en het was het nu kwijt. De Republiek gebruikte het zilver om de oorlog nog verder op te voeren en omdat Spanje zijn financiële middelen kwijt was en nog in andere oorlogen moest vechten vroeg het in 1640 om vrede. Na lang overleg tussen de gewesten van de Republiek kwam de vrede van Munster waarmee een einde aan de 80-jarige oorlog kwam. De oorlog had de handel in de Republiek sterk doen groeien. Het had geleid tot de van Antwerpen waardoor Amsterdam de grootste stapelmarkt van de wereld kon worden en ook was de Republiek door Spaanse Handelsbelemmering zelf naar andere continenten gaan varen waardoor die handel ook enorm kon groeien. Ook waren door de oorlog veel klanten voor de Republiek ontstaan omdat in veel gebieden voedselgebrek ontstond waarbij Hollanders producten verkochten. Toch gaf de oorlog ook problemen voor de handel van de Republiek. Hollandse schepen werden door Spanjaarden gekaapt en de handelsbelemmeringen zorgden voor minder afzetgebieden. Na de vrede van Munster werden de handelsbelemmeringen opgeheven en groeide de handel enorm. De Republiek nam verloren terrein in, in Zuid-Europa en Spaans-Amerika. Het nam ook gebieden van Engeland af. Als reactie daarop besliste Engeland dat het alleen nog maar producten zou kopen van landen die ze zelf gemaakt hadden, hiermee werd de Republiek buitenspel gezet. De spanningen tussen Engeland en de Republiek leidden in 1652 tot de 1e Engelse oorlog. De Republiek won deze oorlog en de beslissing van Engeland werd teruggedraaid. Toch bleven de spanningen en ontstond in 1665 de tweede Engelse oorlog. De Republiek versloeg Engeland door in de dichte mist oorlogsschepen op de Theems in brand te steken. Toch bleef de Republiek bedreigd. Frankrijk herstelde zich van burgeroorlogen en de oorlog met Spanje en voerde ook handelsbelemmeringen tegen Nederland in. Ook Werd het Franse leger onder Lodewijk XIV het grootste en sterkste van Europa.
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
Par. 3 In de Republiek waren de verschillen tussen arm en rijk heel groot omdat er een steenrijke bovenlaag ontstond door de handel. Deze bovenlaag bestond uit Regenten, rijke kooplieden en edelen. De regenten waren de machtigste groep. De meesten kwamen uit het handelsbestaan en warenverschrikkelijk rijk. Met hun beslissingen bevorderden ze meestal de handel in het belang van zichzelf of hun familie. Ze sloten zich ook steeds meer af voor buitenstaanders en maakten hun positie erfelijk zodat hun kinderen sowieso regent konden worden. De kooplieden hadden ook baat bij de handelsbevordering van de regenten en veel waren erg rijk. Er was weinig adel in de republiek maar deze was wel erg rijk doordat edelen hun oorspronkelijke erfelijke bezit vergrootten door handel en het aanbieden van leningen tegen rente. De bevolking in de gewesten van de republiek kan je in drie lagen indelen van hoog naar laag: - De gegoede burgerij: zes tot tien procent van de bevolking bestond uit deze groep. De stedelijke regenten stonden aan de top van deze groep, ook hoorden artsen, predikanten, officieren en fabrikanten bij deze groep. - De kleine burgerij: een kwart van de bevolking behoorde tot deze groep. Hiertoe behoorden mensen als ambachtslieden, schoolmeesters, winkeliers en kantoorbedienden. - De volksklasse: de rest van de bevolking behoorde tot deze groep. Meestal hadden leden van deze groep lage of gewone beroepen zoals visser of soldaat. - ( Het grauw ): dit zou je tot een aparte groep mensen kunnen rekenen. Het waren de bedelaars, zwervers en straathandelaren in de steden, die helemaal onderaan de maatschappelijke ladder stonden. Op het platteland woonden veel leden van de kleine burgerij. Er waren wel winkels en er was ook wel wat productie maar toch moesten de plattelanders voor heel veel producten en diensten naar de stad. De stad had dus een sterk verzorgende functie voor het platteland, de twee konden eigenlijk niet zonder elkaar. Het platteland was namelijk wel de voedselvoorziening van de steden. Zowel de kleine burgerij als de volksklasse had een onzeker bestaan. Leden van deze groepen konden we rijk worden maar door tegenspoed konden ze ook helemaal onderaan bij het grauw terecht komen. Zeker leden van de volksklasse hadden meestal alle gezinsleden ( inclusief kinderen ) nodig om voldoende loon bij elkaar te verdienen om te kunnen leven. Ondanks dit was de volksklasse in de republiek er beter aan toe dan in andere landen omdat in de republiek altijd genoeg voedsel was en het loonniveau hoog lag, ook was er door de economische groei veel werk. Voor leden van de volksklasse die in de problemen kwamen was er veel liefdadigheid, leden van de kleine burgerij die in de problemen kwamen konden meestal terugvallen op hun Gilde. Gilden steunden leden bij ziekte, ouderdom, verlies van kostwinners etc. Gilden waren vooral sterk in ambachten en kleine bedrijfstakken. Grootschalige bedrijven zoals de VOC hadden een kleine top en heel veel arbeiders in dienst. De arbeiders waren makkelijk vervangbaar en hadden weinig rechten. Soms werd hiertegen gestaakt, maar deze stakingen werkten niet echt omdat de arbeiders niet met elkaar meewerkten. Ze waren ten slotte wel concurrenten op de arbeidsmarkt. Par. 4 In de 17e en 18e eeuw vestigden een half miljoen vreemdelingen zich in de Republiek. Het grootste deel van deze vreemdelingen ging in Holland of Zeeland wonen omdat daar de welvaart het grootst was. Ook kwamen er veel vreemdelingen die weer doorreisden, ze waren dan bijvoorbeeld ingehuurd door de VOC of de WIC om mee te varen of ze waren seizoenarbeider. Ook waren veel immigranten vluchtelingen. Zo kwamen protestanten uit Frankrijk naar de Republiek omdat in Frankrijk godsdienstvrijheid was ingetrokken en kwamen veel Joden naar Amsterdam omdat ze in andere landen werden vervolgd. De republiek was tolerant en er was acceptatie voor alle groepen. Veel immigranten trokken naar Holland om daar werk te vinden en Holland had deze immigranten nodig omdat er altijd gebrek aan arbeiders was. Als gevolg van deze immigratie groeide het
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!
inwonerstal van de Republiek snel. Steden als Amsterdam, Leiden, Haarlem en Rotterdam groeiden het snelst. Het is apart dat de bevolking zo snel groeien omdat er overal een sterfteoverschot was, veel kinderen hallen de volwassenheid niet eens. Ook werden huwelijken gemiddeld pas op hoge leeftijd gesloten waardoor er een kleinere kans op kinderen was. Als vrouwen niet getrouwd waren hadden ze de zelfde rechten en taken als mannen maar als ze trouwden werden ze verantwoordelijk voor het huishouden. Toch werd heel veel werk door ( gehuwde ) vrouwen gedaan.
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvatting en meer!