http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
Maatschappijleer H4 Verzorgingsstaat 1.1 Nachtwakersstaat = staat gericht op handhaving van de openbare orde, bescherming van de interne en externe veiligheid en op het realiseren van voorzieningen die door particulier initiatief van burgers zelf niet tot stand konden komen. Particulier initiatief = de eigen inzet van een burger. De ontwikkeling van de verzorgingstaat kwam vooral voort uit de volgende drie ontwikkelingen: 1. Toenemende bewustwording van de maatschappelijke kosten van industrialisering door het zware fabriekswerk kwamen er veel ongevallen en ziekten en doordat er veel mensen naar de stad trokken was er slechte hygiëne. 2. Het gevaar van maatschappelijke onrust sociale quaestie veel armoede en ontevredenheid, dus kwamen er stakingen en demonstraties. 3. Toenemende invloed van de arbeidersbeweging aan het eind van de negentiende eeuw ontstonden de eerste vakbonden, zij werkte samen met socialistische arbeiderspartijen en zo vormden zij een politieke factor. Corporatisme = van oorsprong rooms-katholieke opvatting die de onderdelen van de samenleving als organen van het menselijk lichaam ziet. Confessionele partijen werden hier door geïnspireerd. 1874 1886 1889 -
Kinderwetje van van Houten hoogtepunt stakingen en demonstraties, parlementaire enquete Arbeidsinspectie
1.2
Ondersteuning kreeg je van vrienden en familie of van een gunst van kerkelijke of particuliere instellingen. Liberalen pleitten onder de leiding van Thorbecke halverwege de 19e eeuw voor overheidsregulering op het gebied van de armenzorg, maar kregen de kerkelijke politici niet mee.
Armenwet = bepaalde dat de armenzorg onder verantwoordelijkheid van kerkelijke en particulieren instellingen was. Soevereinitiet in eigen kring = protestants-christelijke opvatting, betekent dat maatschappelijke groeperingen binnen eigen kring voor elkaar dienen te zorgen; de overheid mag zich hier niet mee bemoeien. Subsidiariteitsbeginsel = katholieke opvatting, financiering van de armenzorg door de overheid wel geaccepteerd wanneer burgers geen initiatieven hadden ondernomen. Zodra burgers echter wel initiatieven gingen ontplooien, diende de overheid zich terug te trekken. Wijziging armenwet = als een arme echt nergens gunsten kon krijgen, mocht de overheid in beeld komen. Overheid subsidiaire taak. Maatschappelijk middenveld = benaming van christelijke kring voor de organisaties tussen de individuele burgers en de staat in.
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
Civil society = autonome instellingen en organisaties op economisch, intellectueel, politiek en sociaal terrien, waarin mensen zich op vrijwillige basis gezamenlijk en zonder winstoogmerk inzetten voor de voorzieningen van een bepaald belang of goed doel. Civil society heeft een non-profit instelling met de volgende kenmerken: Organisatie: het is meer dan een informele groep of tijdelijk verband. Privaat karakter: de organisatie maakt formeel geen deel uit van de overheid. Geen verdeling van winst: een overschot op de begroting voor organisatiedoeleinden is geen bezwaar, maar dit overschot dient niet voor eigen gebruik door de leden aangewend te worden. Zelfbestuur: de organisatie is in belangrijke mate in staat om de activiteiten zelf te beheersen. Vrijwilligheid: de leden nemen op vrijwillige basis deel aan de organisatie. 1854 1870 -
Armenwet Wijziging armenwet
1.3
De ongevallenwet wordt beschouwd als het begin van de Nederlandse verzorgingsstaat. De eerste sociale zekerheidswet is hiermee een feit. In de jaren daarna volgde de pensioenswet, ziektewet en ziekenfondswet.
Ongevallenwet = verplichte bedrijfsongevallenverzekering voor werklieden in een aantal sectoren van het bedrijfsleven. rechtvaardig arbeidsloon = loon da voldoende was in de periode dat iemand werkte als in geval van ziekte, invaliditeit of ouderdom. Deze gedachte was sterk beïnvloed door de Duitse staatsman Bismarck.
Het denken van econoom J.M. Keynes (jaren 30) over de interventie van de overheid in het maatschappelijk en economische leven heeft er voor gezorgd dat na de tweede wereldoorlog de bemoeienis van de overheid met de verzorging van de burgers sterk toeneemt. De econoom Beveridge maakte in het Britse Beveridgerapport van 1942 een warm pleidooi voor een door de overheid gegarandeerd bestaansminimum, bestaanzekerheid en volledige werkgelegenheid.
Commissie van Rijn = deze commissie liet zich sterk inspireren door de voorstellen voor sociale verzekeringen van Beveridge. Vooral door de adviezen van deze Commissie werd de werkingssfeer van de sociale zekerheid uitgebreid tot brede lagen van de bevolking.
De Nederlandse verzorgingsstaat breidde zich sterk uit vooral in de jaren 50 onder leiding van de sociaaldemocratische minister-president Willem Drees.
Volksverzekering = een verzekering die op alle burgers, ongeacht hun inkomen van toepassing is. De eerste volksverzekering was de AOW.
De stormachtige uitbreiding van de verzorgingstaat na de tweede wereldoorlog werd mede mogelijk gemaakt door gunstige economische omstandigheden. Volledige
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
werkgelegenheid, een positieve handelsbalans en goede opbrengsten uit aardgasvoorraden zorgden voor de benodigde financiële draagkracht. Verzorgingstaat = een samenleving waarin de overheid zich ten doel stelt de zorg voor het collectieve sociale welzijn van haar burgers op zich te nemen. De staat probeert door allerlei maatregelen een bepaald niveau van sociaal welzijn voor iedereen te waarborgen. Burgers krijgen een aantal sociale rechten. De verzorgingstaat heeft vier doelstellingen: 1. bescherming van burgers tegen de risico’s van de (post)industriële samenleving, zoals ongevallen op het werk en arbeidsongeschiktheid. 2. garantie van een minimuminkomen, ook voor burgers die in geval van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, ziekte of ouderdom niet in voldoende mate voor zichzelf kunnen zorgen. 3. het aanbieden van voorzieningen, die iedere burger nodig heeft om in de samenleving goed te kunnen functioneren, zoals huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg. 4. het bevorderen van het welbevinden van alle burgers door iedereen voldoende ruimte te bieden om zichzelf te ontplooien en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten op het gebied van politiek, cultuur en dergelijke. 1900 1901 1943 1952 1956 1965 1967
-
Leerplichtwet Ongevallenwet Commissie van Rijn werd ingesteld. Werkloosheidsverzekering Algemene Ouderdomswet Bijstandswet Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
2.1 Er zijn vijf typen verzorgingsstaten; Sociaaldemocratische type; relatief hoge, vrij toegankelijke uitkeringen. De overheid voert een actief en relatief kostbaar arbeidmarktbeleid. Goede regeling voor ouderschapsverlof, hoge arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, veel werkgelegenheid in de sociale sector. Hoge belastingen en premies. Ook Scandinavische type. Landen: Finland, Denemarken, Noorwegen en Zweden. Corporatistische type; hoog voorzieningsniveau, maar toekenning van rechten is selectief. Uitkeringsrechten zijn verbonden met premies, duur van het arbeidsverleden. Er bestaan afzonderlijke voorzieningen voor bepaalde beroepsgroepen. Werknemers en werkgeversorganisaties spelen een belangrijke rol. Economische zelfstandigheid van beide partners wordt nagestreefd. De voorzieningen voor zorgtaken zijn beperkt. Weinig vrouwen en oudere mannen hebben een betaalde baan.Werknemers zijn goed beschermd tegen ontslag en de pensioenen zijn hoog. Landen: Belgie, Duitsland, Frankrijk, Luxemurg en Oostenrijk. Liberale type; niveau van sociale voorzieningen ligt lager, iemand moet aan meer eisen voldoen om recht te hebben op een uitkering. Uitkeringen zijn van korte duur en vaak hebben alleen de meest behoeftigen recht op een uitkering. Overheidsvoorzieningen zijn nauwelijks aanwezig. Landen: Groot-Brittanie, de VS, Australie en Canada.
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
Mediterrane type; ruime voorzieningen voor de werkenden (vooral pensioenen) maar is in het overige uiterst beperkt. Landen: Griekenland, Italie, Portugal en Spanje. Nieuwe lidstaat-type; combinatie van liberale en corporatische kenmerken, doorgaans met een laag peil van voorzieningen. Landen: Hongarije, Polen, Slowakije en Tsjechie.
De Nederlandse verzorgingsstaat is een mengvorm, deels corporatistisch en deels sociaaldemocratisch. Solidariteit tussen de leden van de verschillende maatschappelijke groeperingen staat voorop. De sociaaldemocratische stroming benadrukt gelijkheid, rechtvaardigheid en solidariteit; middel om maatschappelijke ongelijkheid te verminderen. De liberalen hechten waarde aan persoonlijke vrijheid, verantwoordelijkheid en de verdelende werking van de markt.
Solidariteit = gevoel van een-zijn met anderen; saamhorigheid; naastenliefde Rooms Rode coalities = periode waarin de Christendemocratische politici samen met de sociaaldemocraten de moderne verzorgingstaat enorm hebben uitgebreid. 1946-1958
-
Rooms Rode coalities
2.2
Belangrijkste onderdeel van de verzorgingstaat is het stelsel van sociale zekerheid. Sociale zekerheid is van oudsher inkomensbescherming; wegnemen van inkomenstekorten door uitkeringen of voorzieningen te verstrekken. Het stelsel dekt niet alle vormen van inkomensschade; alleen sociale risico’s.
Het stelsel van sociale zekerheid bestaat uit: Sociale verzrkeringen (werknemersverzekeringen en volksverzekeringen), gebaseerd op een premie die betaald moet worden. Uitkeringen in het kader van de sociale voorzieningen, betaald uit belastingsgelden. Werknemersverzekeringen = verzekeringen voor mensen die in loondienstwerken, deze zijn verplicht voor alle werknemers. Zoals Wekloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) de wet op arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOW) , Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en de Zorgverzekeringswet. Worden betaald uit premies. omslagstelsel = ieder jaar wordt berekend hoeveel er aan uitkeringen wordt uigegeven, waarna de benodigde hoeveelheid geld voer premieplichtingen wordt omgeslagen. equivalentiebeginsel = er bestaat een verband tussen betaalde premie en de uitkering die men krijgt.
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) verzorgt de uitvoering van de werknemersverzekeringen. Het int de premis, beoordeelt wie recht heeft op een uitkering en betaalt de uitkering. Verder is ze verantwoordelijk voor de re-integratie.
Volksverzekeringen = bedoeld voor de hele bevolking. Bijvoorbeeld Algemene Ouderdomswet (AOW), Algemene nabestaandenwet (Anw), Algemene Wet Bijzondere
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
ziektekosten (AWBZ) en de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Deze volksverzekeringen worden betaald uit premies. solidariteitsbeginsel = de te betalen premie is een bepaald percentage van het inkomen, waarbij hogere inkomens meer premie betalen dan lagere.
De sociale Verzekeringsbank (SVB) voert de AOW, Anw en AKW uit. De zorgverzekeraars voeren de AWBZ en de ziekteverzekeringswet uit. Het College toezicht zorgverzekeringen (Ctz) houdt toezicht op de zorgverzekeraars en de wijze waarop zij deze wetten uitvoeren.
Sociale voorzieningen = aanvulling op verzekeringswetten; als iemand niet in aanmerking komt voor een uitkering op basis van de sociale verzekeringswet of deze te laag is om van te kunnen leven kan iemand hier beroep op doen. Daarbij geldt wel de middelen- en vermogenstoets: gekeken wordt of de aanvrager nog over andere inkomsten uit bijvoorbeeld arbeid of vermogen beschikt. Deze worden betaald uit belastingsgeld. De bekendste sociale voorziening was de Algemene Bijstandswet (ABW) maar die is vervangen door de Wet Werk en Bijstan (WWB).
Gemeenten zijn betrokken bij de uitvoering van o.a. de WWB. De eindverantwoordelijkheid voor de uitkeringsverstrekking ligt bij de Colleges vn Burgemeester en Wethouders. De gemeenten zijn ook verantwoordelijk voor de reintergratie.
Centrum van Werk en Inkomen (CWI) heeft een centrale plaats in de uitvoeringsstructuur van de sociale zekerheid. Hun belangrijkste taken zijn: Geven van informatie en advies aan werkzoekenden en werkgevers over rechten en plichten op het gebied van uitkeringen en over de arbeidsmarkt: vacatures, studie- en beroepskeuze, om-, her- en bijscholing, subsidiemogelijkheden, werkgelegenheidsprojecten van bedrijfstakken en gemeenten. Bemiddeling tussen werkzoekenden en werkgevers Het werven en registreren van vacatures Het bepalen van kansen van werkzoekenden op de arbeidsmarkt.
Na de tweede wereldoorlog moesten de sterkere in de maatschappij verplicht hogere bijdrage te leveren aan de collectie fondsen (jaren 60) in de jaren 70 wordt er ook van de zwakkere verplicht dat zij mee moeten betalen, maar nog steeds minder dan de sterke groepen.
1968 -
minimumloon
3.1 Gebied van arbeidsverhoudingen = werknemers- en werkgeversorganisaties samen met of juist tegenover de nationale overheid bemoeien zij zich met sociaaldemocratische ontwikkelingen en beleid.
Tegenwoordig zijn vakbonden meestal aangesloten bij overkoepelende organisaties (vakcentrales) zoals de Federatie Nederlandse Vakbewerking (FNV), het Christelijk Nationaal Vakbond (CNV) of de Unie Middelbaar en Hoger Personeel (MHP).
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
Tegenwoordig is ongeveer 24% aangesloten bij een werknemersorganisatie.
Werknemers organisaties hebben twee doelstellingen: 1. Materiële positieverbetering (= de correctiefunctie); hogere lonen, kortere werkdagen, veiligere werkomstandigheden, betere bescherming tegen ontslag, goede pensioenvoorzieningen. 2. Volwaardige positie van werknemers op het werk en in de samenleving. Vakbeweging = het geheel van werknemersorganisaties. Emancipatiefunctie van de vakbeweging = de vakbewegingen streven ook naar medezeggenschap op het werk, kwaliteit van de arbeid, scholingsmogelijkheden, gezondheidszorg en milieubeheer. Werkgeversorganisaties vervullen vooral twee functies: 1. politiek-economische functie; men komt als politieke pressiegroep op voor de collectieve belangen van de ondernemers tegenover de overheid en andere relevante instituten. 2. belangenbehartigende functie; Men behartigt de belangen van de werkgevers in de onderhandelingen die periodiek met vakbonden gevoerd worden, zoals over de nieuwe cao’s. Collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) = resultaat van collectieve onderhandelingen tussen representatieve vakbonden en organisaties van werkgevers. Voor ongeveer tachtig procent van alle Nederlanders geld een cao.
Werkgeversverenigingen zijn net als vakbonden verenigd in overkoepelende organisaties zoals het Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO) en het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW) inmiddels gefuseerd tot VNONCW, het Midden- en Kleinbedrijf Nederland (MKB-Nederland) en de organisatie van ondernemers in de land- en tuinbouw (LTO Nederland)
1860-1870 1866 1899
-
begin industrialisatie Nederland eerste vakbond; de Algemene Nederlandse Typografen Bond. eerste werkgeversvereniging; de Vereniging van Nederlandse Werkgevers (VNW)
3.2 Poldermodel = combinatie van hoge productiviteit, betrekkelijke arbeidsrust (weinig staking), relatief geringe werkloosheid, goede sociale voorzieningen en de gestage economische groei met bewondering en ongeloof worden gezien. Dit komt door de sterke overlegstructuren van werkgevers, werknemers en de overheid. Poldermodel (buiten het terrein van arbeidsverhoudingen) = het oplossen van problemen door overleg met de betrokkenen en het streven naar consensus en compromis. Naast sociale partners is de overheid betrokken bij het sociaaleconomische proces. De overheid heeft hierin de volgende rollen: Overlegpartner; van sociaaleconomische groeperingen; zoals werkgevers- en werknemersorganisaties Werkgever; ongeveer 650 duizend ambtenaren en 650 duizend trendvolgers in de niet commerciële dienstverlening vallen onder haar verantwoordelijkheid.
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
Regelgever; bijvoorbeeld het baststellen van minimumregels voor gezondheid, veiligheid, arbeidstijden en beloning in arbeidsorganisaties. Initiator; van economisch beleid: zij heeft een verantwoordelijkheid voor de economie als geheel, bijvoorbeeld de beheersing en herverdeling van inkomens of het handhaven van een stabiel prijspeil. De sociaaleconomische Raad (SER) is het belangrijkste adviesorgaan van de overheid op sociaaleconomisch gebied. Tot 1995 was de regering verplicht bij sociaaleconomische vraagstukken de SER om advies te vragen. De raad bestaat uit 33 leden; 11 werkgevers, 11 weknemers en 11 kroonleden. In De stichting van de arbeid zijn centrale organisaties van werkgevers en werknemers vertegenwoordigd. Zij sloten akkoorden, waarin afspraken werden gemaakt over arbeidsvoorwaarden. Tegenwoordig worden er geen centrale akkoorden meer gesloten, maar cao´s op bedrijfstakniveau of op bedrijfsniveau. Tientallen jaren was wettelijk bepaald dat bedrijfsverenigingen, bestuurd door de sociale partners, verantwoordelijk waren voor de uitvoering van de werknemersverzekeringen. In de jaren 70 kwam hier kritiek op en pas in de jaren 90 veranderde dit en kwam er onder ministeriele verantwoordelijkheid een nieuwe inspectie Werk en Inkomen.
1945 1950 – 1993 –
instelling Stichting van de Arbeid instelling SER Parlementaire enquêtecommissie met uitspraak over falend toezicht
4.1 Universalisering = uitbreiding van de werkingssfeer tot de hele bevolking. Inspanningsverplichting = zij streeft dergelijke doelstellingen na en ontwerpt daartoe ondersteunende wet– en regelgeving. 1945 – 1983 –
Universalisering van de sociale rechten sociale rechten worden opgenomen in de grondwet
4.2 Formele plichten = plichten die bij wet zijn geregeld zoals leerplicht. Morele verplichtingen = verplichtingen die burgers onderling van elkaar verwachten, zoals verzorging van zieke familieleden. (= informele zorg en mantelzorg) 5.1 De crisis rond de verzorgingsstaat heeft te maken met drie hoofdproblemen: 1. Economische problemen: financiële onbetaalbaarheid 2. Politiek/bestuurlijke problemen: bestuurlijke onbeheersbaarheid, de organisaties die de regels uitvoerden werden steeds omvangrijker, dit kostte veel geld, waardoor minder geld ook bij de burgers kwam en doordat de afhankelijkheid en liefdadigheid niet meer van familie etc. kwam maar van grote onpersoonlijke organisaties, kwam er te weinig terecht van doelstellingen zoals het weer op eigen benen staan.
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
3. Sociaal/culturele problemen: veranderende gedragspatronen, individualisering, los van kerk, familie en buurt, meer alleenstaanden, veel vrouwen gingen deelnemen aan de arbeidsproces 5.2 Liberale visie: Markteconomie: vraag en aanbod en andere marktmechanismen dienen voor een regulering van de economie te zorgen. Kunstmatig ingrepen door de overheid kunnen tot minder efficiënte productie leiden en daardoor lopen productiekosten op en wordt het particulier initiatief ontmoedigd. Vrije ondernemingsgewijze productie: burgers dienen te vrijheid te hebben om zelf te bepalen wat zij op de markt gaan aanbieden. Dit komt de arbeidsmotivatie van burgers te goede en zal het algemeen welzijn bevorderen. Concurrentie: dit leidt tot betere prestaties. Terugdringing van de rol van de overheid: overheidsbemoeienis kan een belemmering vormen voor het initiatief van de burgers. Sociaaldemocratische visie: Spreiding van kennis, inkomen en macht: de ongelijke verdeling hiervan leidt tot ongewenste verschillen tussen mensen. Een zekere mate van planning: de economie en arbeidsmarkt functioneren niet automatisch naar behoren, d.m.v. planning dient waar nodig bijgestuurd te worden. Selectieve groei: economische groei is niet onder alle omstandigheden acceptabel, er dient rekening gehouden te worden met de belasting van het milieu. Democratisering: sociale ongelijkheid tussen mensen op het gebied van medezeggenschap in bedrijven dient te worden verminderd. Christendemocratische visie: Gespreide verantwoordelijkheid: wat de burger zelf kan regelen, dient hij zelf te regelen. Maar burger en overheid hebben verantwoordelijkheid. Rentmeesterschap: God heeft de mens geschapen als rentmeester op aarde, om al het geschapene in verantwoordelijkheid te beheren. Ook in het economische leven zal hij daaraan invulling moeten geven, waarbij de mens verantwoording schuldig is aan God. Gerechtigheid: men dient volgens Gods wetten gerechtigheid in het oog te houden. Solidariteit: het is een plicht van naastenliefde om van het overtollige overvloedig aan de armen te geven. Ecologische visie: Economie van het genoeg: vraagtekens bij het ongebreidelde streven naar economische groei. Uitputting van natuurlijke hulpbronnen en milieuproblemen geven aanleiding tot omdenken. Met minder kunnen we ook goed leven. Kleinschaligheid: Kleinschaliger productieprocessen op milieuvriendelijke basis en gericht op de meest noodzakelijke producten kunnen een regelrechte ramp voor de mensheid helpen voorkomen. Kringloopreactie: kringloopwinkels, recycling en restyling.
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
5.3
Drie politiek–ideologische stromingen hebben aan de basis gestaan voor de Nederlandse verzorgingstaat: liberalisme, sociaaldemocratie en christendemocratie.
Liberalen stellen de volgende maatregelen voor: Terugdringen van de overheidsuitgaven, zodat er een meer gezonde rijksbegroting komt met een lager financieringstekort Privatisering van delen van de overheidsinstellingen, zodat deze effectiever en efficiënter volgens markprincipes gaan werken. Deregulering het verminderen van de ingewikkelde en onoverzichtelijke wet en regelgeving van de centrale overheid Inkrimping van het omvangrijke ambtenarenapparaat Sociaaldemocratische kring stelt de volgende maatregelen voor: Een actief overheidsbeleid om economische groei te stimuleren en sociale ongelijkheid in de samenleving terug te dringen. Decentralisering en democratisering van de arbeidsverhoudingen, zodat meer mensen bij de besluitvorming betrokken worden. Christendemocraten stellen de volgende maatregelen voor: Overheidsbemoeienis en overheidsuitgaven terug dringen Randvoorwaarden scheppen voor het dragen van persoonlijke verantwoordelijkheid. 6.1 Prijsbeleid (1975-1985); vanaf 1975 zorgde de economische stanatie voor een toename van werkloosheid, daardoor werd een deel van het overtollige personeel door belangenorganisaties niet ontslagen maar arbeidsongeschikt verklaart. Maar er kwam ook een vergrijzing van de bevolking, waardoor er dus een forse toename van uitkeringen kwam, terwijl de overheid deze niet kon betalen. Dus werden de uitkeringen verlaagd (prijsbeleid). Maar ondanks deze maatregelen bleven de uitgaven voor sociale zekerheid stijgen. Volumebeleid (vanaf 1985); Men streefde naar een vermindering van het aantal uitkeringen, er kwamen strengere eisen voor bijvoorbeeld arbeidsongeschikten.
Vanaf de jaren negentig voerde de politiek wettelijke plichten in om de zelfredzaamheid van de bevolking te bevorderen zoals de sollicitatieplicht voor mensen in de bijstand. Ook werkgevers en uitkeringsinstanties van de sociale zekerheid kregen met nieuwe plichten te maken. Werkgevers zijn bijvoorbeeld vanaf 1996 wettelijk verplicht om bij ziekte van hun werknemers zelf gedurende een jaar zeventig procent van het loon door te betalen (tegenwoordig twee jaar).
Verzekeringsfunctie/regiefunctie = een adequate en betaalbare verzekeringsdekking door risicospreiding over grote aantallen verzekerden.
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen
6.2 De landelijke overheid richt zich tegenwoordig niet alleen op markt en civil society maar ook probeert zij een deel van haar taken over te hevelen naar gemeenten. Wethouders en gemeenteambtenaren staan dichter bij de mensen en moeten dus meer maatwerk kunnen verrichten. Bijvoorbeeld; de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) = bestaat eigenlijk uit twee wetten de Wet Voorzieningen Gehandicapten (verstrekking van rolstoelen, scootmobielen, woningaanpassingen) en de Welzijnswet (maaltijdvoorziening, buurthuizen, jongerenwerk). Daaraan is nu ook de landelijke AWBZ toegevoegd. 6.3
De verzorgingsstaat speelt vanaf zijn ontstaan een belangrijke rol in de bestrijding van sociale ongelijkheid. Beleidsdoel van de sociale zekerheid was aanvankelijk een minimuminkomenbescherming voor burgers te garanderen, later is daar een inkomensgekoppelde bescherming bijgekomen, maar kan ook dienen voor een ander doel: sociale integratie.
Progressieve belastingen = naarmate het inkomen hoger is, dient ook een steeds hoger belastingpercentage betaald te worden. Macroniveau = niveau van de samenleving Sociale cohesie = samenhang van de burgers, deze wordt bevorderd door deelname aan sport, recreatie, concert- en horecabezoek en deze wordt bedreigd door inkomensongelijkheid, etniciteit, religie en taal.
Het socialezekerheidsstelsel is mede gebaseerd op het beginsel van onderlinge solidariteit: aan de ene kant mensen die op grond van dit stelsel een uitkering ontvangen en worden geacht niet meer te claimen dan waar zij recht op hebben; aan de andere kant de mensen die premies afdragen en belastingen betalen waartoe zij verplicht zijn.
6.4 en paragraaf 7 gewoon doorlezen!
http://www.schoolsamenvatting.nl/
-
De site voor samenvattingen