oktober 1962
olitiek ·
uituur
,·--~------------------------~··
uit de inhoud:
Behoefte en behoefteverandering Geneesmiddelen en winst Imperialistische "integratie" in West-Europa - een belangrijk document
22ete laaraana. nr
10
40 cent
OKTOBER 1962 Behoefte en behoefteverandering
A. Averink
433
A. de Leeuw
444
M. V.
448
Ch. N. Momdzjian
455
De Softenon-kinderen van de farmaceutische industrie Frans Hals Verlichting en opstandigheid DOCUMENTATIE: Imperialistische "integratie" in West-Europa (De Gemeenschappelijke Markt)
Stellingen van het Instituut voor Wereldeconomie en Internationale Betrekkingen van de Academie der Wetenschappen van de USSR
460
PAR TIJ-DOCUMENTEN: Communiqué van het Partijbestuur der CPN
479
Oproep van het Dagelijks Bestuur der CPN Geeft Uw bijdrage aan het donatiefondsl De CPN feliciteert
480
POLITIEK en CULTUUR verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 35957. De abonnementsprijs is f 4,50 per jaar, f 2,25 per half jaar, losse nummers 40 cent. Ons gironummer is 173127, gemeentegiro: P 1527. Correspondentie over betalingen en verkoop zenden naar de administratie pja Pegasus. Alle correspondentie over de inhoud naar de redactie van P. en C. Prinsengracht 473, Amsterdam-C., tel. 62565.
22e Jaargang no. 1 0
oktober 1982
Politiek en Gultuur maandblad gewijd aan de theorie
~n
praktijk van het
marxisme-leninisme onder lelding van het partijbestuur der
.n.
!'
Behoefte en behoefteverandering NA
de Tweede Wereldoorlog werd de . leer van Marx nog vaker doodverklaard dan ervoor. Van klassenstrijd was geen sprake meer, zo beweerden sommige rechtse socialisten van de Partij vd Arbeid, de RK politici en de revisionisten. Het opmerkelijke 1s nu, dat de problemen van de klassenstrijd en het einddoel van het marxisme, het communisme, steeds meer het onderwerp van gesprek worden, van sociologen en andere hooggeleerde heren. Het feit, dat de Vrije Universiteit in Amsterdam zich gedrongen voelde een congres te houden over "Communisme anno 1962", waar het nieuwe program van de CPSU werd besproken, spreekt voor zichzelf. Eén der inleiders, prof. Kuijpers, moest toegeven dat "hun ideaal", [van de communisten), "een mensheidsideaal is gebleken te zijn". Maar, zo zei de professor, "de communistische doelstelling is grotendeels onze eigen doelstelling, maar we zien onze eigen doelstellingen te vaag" ... Als bewijs daarvoor dienden de bijbelwoorden: "Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten" en "aan een ieder werd uitgedeeld naar betwefte". Nu is het niet moeilijk om aan te tonen, dat het christendom in tweeduizend jaar nergens deze bijbelwoorden in praktijk heeft gebracht, doch steeds de heersende maatschappijvorm van uitbuiting diende. De toestanden in de mlnderontwikkelde landen, in AzU!, Afrika, en zelfs in Europa, zoals Zuid-Italië, Siclli~, Spanje en Portugal, waar in naam van het christendom de scherpste uitbuitlngssystemen worden toegepast, getuigen daarvan. Ook in de ontwikkelde industrielanden, zoals Nederland, waar we volgens de doodverklaarders van het marxisme in een "welvaartsstaat" leven, ontvangt de. arbeider niet naar behoefte, en staat het kapitalisme voor onoplosbare problemen. Het staat voor de "uitdaging" van de socialistische landen, zoals men dat pleegt te noemen, waarop "het westen een antwoord moet geven". Dat antwoord heeft ook prof. Kuijpers niet gevonden. 433
De agressieve groeperingen in de bourgeoisie menen dat het antwoord moet zijn, versnelde, hypermoderne bewapening, om op een bepaald ogenblik in staat te zijn de socialistische landen te vernietigen. Anderen zoeken naar een sociaal tegenwicht. Zij spreken over verbetering van de sociale toestanden en "herverdeling van de inkomens", om te zorgen dat de communistische doelstelling: "een maatschappij waar ieder werkt naar vermogen en ontvangt naar behoefte", geen vat op de massa's zal krijgen. Dat is het doel zowel van sociologen als Pater Hoefnagels, die aantoonde dat Nederland "geen sociaal paradijs is" en dat van gelijkgerechtigdheid van de arbeider geen sprake is, als van hen die het omgekeerde beweren, tot wie ook de hierboven genoemde prof. Kuijpers behoort. Het spreekt dan ook vanzelf, dat deze laatste tot zeer vreemde constructies moet komen. In zijn rede stelde prot: Kuijpers volgens het Dagblad "Trouw" het volgende: "leder geeft naar zijn vermogen" was honderd jaar geleden, toen er een werkende en een niet-werkende stand bestond, een vreemde fantasie. Thans wordt niet-werken steeds meer als abnormaal beschouwd. Een tweede adagium, "ieder ontvangt naar behoefte", klonk wel wat vreemd iq de eeuw van de ijzeren loonwet, toen de behoefte van de arbeider werd gezien in termen van de behoefte van de ondernemer. Thans is de behoefte de maatstaf aan de hand waarvan allerlel uitkeringen worden berekend, belastingmaatregelen worden toegepast en beloningsstelsels worden ingericht". U ziet, de communistische doelstelling Is totaal overbodig geworden. Het kernpunt ziet de professor echter over het hoofd, n.l. dat een handjevol mensen nog altijd bezitters zijn van de productiemiddelen en profiteren van de meerwaarde voortgebracht door de arbeid van de massa der werkers. De fundamentele klassentegenstelling tussen kapitaal en arbeid, bestaat in alle kapitalistische landen en is door de vorming van de monopolies in de tegenwoordige tijd zelfs groter geworden. Zonder het liquideren van deze fundamentele tegenstelling in het economische productiesysteem, kan er geen produceren en ontvangen naar behoefte plaatsvinden. Ook nu geldt de ijzeren wet van het produceren om de winst en ziet de ondernemer de behoeften van arbeiders anders dan de zijne. Het loon is niet in overeenstemming met de behoeften en ligt da.arop altijd achter. Men kan echter geen juist Inzicht in deze vraagstukken krijgen, zonder te stellen, dat de behoefte niet los gezien kan worden van het peil der technische en maatschappelijke ontwikkeling. De behoefte wordt door de historische en maatschappelijke ontwikkeling gevormd en bepaald, en is daardoor een veranderlijlo gegeven.
434
Vroeger en nu QUDEREN zeggen graag tegen jongeren, dat zij het zoveel beter hebben dan hun ouders en grootouders. Veranderingen zijn niet te ontkennen. Toen onze grootouders jong waren, wa~ Nederland een agrarisch land, met een beperkte, zwak ontwikkelde industrie. Vrouwen en kinderen werkten 14 uur per dag voor een hongerloon. De arbeiders woonden in krotten en kelders en de tbc tierde welig. Daarin is verandering gekomen. De industriële ontwikkeling maakte het mogelijk, dat de arbeidersklasse als een georganiseerde kracht ging optreden. De industriële ontwikkeling vereiste tegelijkertijd arbeiders die over kennis beschikten. Ook waren ondervoede arbeiders in een halfslaperige toestand niet geschikt om ingewikkelde machines te bedienen en een arbeidsduur vol te houden die hun krachten te boven ging. Door de mechanisatie nam de productiekracht toe. "Hoe meer de productiekracht van de arbeid groeit", zo schreef Marx, "des te meer kan de arbeidsdag verkort worden en hoe meer de arbeidsdag verkort wordt, des te meer kan de intensiteit van de arbeid groeien". 1 J De strijd voor de 8-urendag en de 48-urlge werkweek is een massale en heroïsche strijd geweest. Over de arbeidstijd schreef Marx: "Iemand die geen vrije tijd te zijner beschikking heeft, wiens gehele levensduur, afgezien van de louter fysieke onderbrekingen door slaap en maaltijd, door zijn arbeid voor de kapitalisten in beslag wordt genomen, is minder dan een lastdier. Hij is niets anders dan een machine voor het voortbrengen van anderer rijkdom, lichamelijk gebroken en geestelijk tot dier geworden" .1 J De productiekracht is sindsdien als gevolg van de technische ontwikkeling, die niet te vergelijken is met die van de vorige eeuw, enorm gestegen. In de denkwijze van prof. Kuijpers zou de vrije zaterdag, slechts zijn het voldoen aan een behoefte van de arbeiders door de onder, nemers. De arbeiders weten wel beter. Ook als men zegt: "Die vrije zaterdag is een zegen", bedoelt men daar niets anders mee, dan dat die twee vrije dagen noodzakelijk geworden zijn om van de gevolgen van de hoge arbeidsintensiteit, bij te komen. Voor vele industrieën was het economischer die halve dag werken af te schaffen. Door de vrije zaterdag is de arbeidsdag verlengd met een half uur, en dat halve uur doet de meesten de das om en wordt algemeen als te lang gevoeld. De werkelijke arbeidstijdverkorting is slechts 3 uur per week, de arbeidstijd is te lang in vergelijking met de verbruikte arbeidskracht, te lang ook vergeleken ~et andere Westeuropese landen. lJ U1t: Loon, prtjs en wtnst. 435
De ondernemers beweren nu, dat de verkorting van de werkweek een daling van de productiviteit bewerkstelligd heeft. Uit de winsten die de ondernemers zich toeëigenen, valt dat niet af te lezen. In de beslissende bedrijfstakken zijn zij zelfs verder gestegen. De verkorting van de werkweek was niet alleen een verovering van de arbeidersklasse, maar ook een noodzaak. De behoefte is echter: nog korter werken. Behoefteveranderingen DOOR dè industriële en technische ontwikkeling, veranderen ook
de behoeften van de mensen en krijgt het leven een ander aanzien, waardoor de schijn gewekt wordt, alsof iedereen op fluweel zit en het kapitalisme toekomst biedt. Maar in principe verandert er niets. Om aan de behoeften van de arbeiders, de moderne mensen van deze tijd te voldoen, blijft de kapitalistische klassenmaatschappij altijd achter. De bezitters maken zulke grote winsten, dat zij de maximale persoonlijke behoeften van deze heren en hun gezinnen duizendvoudig overschrijden, zodat zijzelf niet eens beseffen, hoe rijk zij zijn. De doorsnee Nederlandse huismoeder weet echter wel hoe zij ervoor staat. Zij hoeft slechts in haar portemannale te kijken om te weten, dat haar man een arbeider is, een uitgebuite door de "ijzeren loonwet anno 1962", van de monopolies. Dat allerhande uitkeringen, belastingmaatregelen en beloningsstelsels, aangepast zijn aan "de behoefte van de arbeider", is op praktische gronden dadelijk te weerleggen. Verschillende hooggeleerde heren die hun pen gebruiken om het kapitalistische productiesysteem te bewierroken, zel:!'gen dat niemand in de welvaartsstaat tevreden is en zelfs de hoogleraren vinden dat zij onderbetaald worden, hetgeen in het algemeen juist is · ook. Het ls nodig schijn van werkelijkheid te onderscheiden. Men kan zeggen: de arbeiders hebben het nu toch beter, zij heb· ben op zijn minst een fiets, een brommer, een scooter, radio, televisie, een electrische wasmachine, producten die vrij algemeen ingang hebben gevonden. Het zijn verworvenheden die arbeiders vroeger niet bezaten, omdat zij niet bestonden. Nu zijn er in ons land industrieên, waar arbeiders deze gebruiksgoederen produceren. Maa.r men kan moeilijk van hen verlangen, dat zij genoegen zouden nemen met het levenspeil van de Papoea's, waar de meerderheid nog met de stenen bijl werkt en de enige kleding bestaat uit een gordel van boombast. De ontwikkeling van de productiekrachten, waarbij de arbeiders de belangrijkste rol vervullen, is bepalend voor het teweegbrengen van de behoefteverandering van de mensen. Tegelijkertijd hebben de kapitalisten de arbeiders nodig als consumenten, als kopers. 436
De bezittende klasse maakt het kleinste deel uit van de bevolking; de arbeiders, de loontrekkers en hun gezinnen, het grootste deel. De kapitalistische industrie produceert om de winst en heeft een zo groot mogelijk afzetgebied nodig. De arbeiders maken de goederen en zijn tegelijkertijd de consumenten er van. De industrie kan het zonder hen niet stellen. Dat kunnen alle kapitalistische moraalpredikers in hun zak steken, die de mensen "gebrek aan deugdzaamheid" verwijten, omdat zij steeds mooier, beter en anders willen, want juist op dit kapitalistische winstsysteem is de onderlinge concurrentie en de daaraan verbonden reclame gebouwd. Tientallen keren per dag worden in rijm en zang, door pers en radio de mensen Duet-nylo11;s, Nur-Die-Anklets, dranken en vermageringsmiddelen tot vervelens toe, aanbevolen. De duurzame gebruiksgoederen worden meestal op afbetaling gekocht, of met behulp van bankcredieten. Voordat de arbeider in het bezit komt van zijn wasmachine, brommer, televisie of ijskast, wordt er dubbel aan hem verdiend, de winst die de fabrikant maakt, de tussenhandel en de extrawinst van het kopen op afbetaling. In Nederland zijn thans 1.570.000 televisietoestellen in gebruik. Volgens ir. Philips is de "verkoop gevoeliger" geworden. "Om de overblijvenden tot t.v.-bezitters te maken, moet men vechten", maar niet door de prijzen te verlagen. "Het belangrijkste is dat wij met ons allen gaan trachten het verschil tussen datgene wat onze producten kosten en datgene wat wij er voor krijgen, groter maken", legde ir. Philips uit op een bijeenkomst van het concern-bestuur met kernen en ondernemingsraden. Om de overblijvenden tot t.v.-bezitters te maken, worden er nu huizen gebouwd met een gemeenschappelijke antenne en aansluiting in de hulzen. Hiervoor moet door elke huurder een extra bedrag bij de huur betaald worden, ook al zal hij nooit een t.v. willen hebben. Zo worden de Philipsproducten de mensen als het ware opgedrongen. Ook op het gebled van de wooncultuur is veel veranderd. Er worden hogere eisen aan het wonen gesteld. De huiskamers kunnen niet meer bestaan uit een tafel, ruwe houten stoelen en stenen vloer bedekt met zand, als in de oudhollandse binnenhuisjes. Deze verandering van behoefte is ook op het platteland doorgedrongen. De kleurrijke stoffen die de industrie voortbrengt, het moderne meubilair, hebben de smaak veranderd en het wonen aangenamer gemaakt, voor wie met de tijd mee kan gaan. Het "zelf doen", behangen, schilderen, moderniseren van de oude woningen, is zeer toegenomen doordat de hulsbazen deze lasten die hun woningbezit verbeteren, niet meer voor hun rekening nemen. Menige "vrije" zaterdag wordt aan woningverbetering besteed. De behoefte aan een moderne woning is gestegen, Amsterdam 437
heeft officieel 25.000 krotten die nodig opgeruimd moeten worden. Het toegenomen verkeerslawaai, de bedompte en kleine behuizing, maakt het vooral voor de arbeiders die in continubedrijven werken en overdag moeten slapen, dubbel noodzakelijk om uit de binnenstad te verhuizen naar de nieuwe buitenwijken, ook al gaan de huren de draagkracht te boven. Men kan al deze verworvenheden van de moderne tijd, die meestal verkregen worden door extra arbeidsinspanning, niet als een luxe beschouwen. Het gaat om het voldoen aan een noodzaak die zich opdringt. Dan zijn er de grotere afstanden van huls naar het werk. In de industrie en de bouw door het groter worden van de steden, op het platteland waar de vroegere landarbeider opgezogen wordt door de industrie - kilometers van zijn woonplaats vandaan, wordt de brommer tot een noodzakelijk bezit en een auto, waarin men beschermd is tegen ons Hollandse weer en wind, zelfs zeer begerenswaardig. Ook kan men met deze vervoermiddelen gemakkelijker en goedkoper met vacantie gaan. Nog afgezien van het feit, dat de vermoeienissen van het rij den met een dure en overvolle bus en tram de aanschaf van deze snellere vervoermiddelen bevordert. Evenmin kan men van de vrouwen verwachten, dat ze de vloeren vegen rpet een stoffer zoals hun moeders nog moesten doen, nu de stofzuiger een algemeen verschijnsel is geworden, of met de hand wassen, nu er wasmachines bestaan. Voor grote gezinnen is een droogapparaat in ons natte klimaat zeer aanbevelenswaardig. De moderne huishoudelijke apparaten die het geestdodende, steeds weerkerende schoonmaak- en andere werk verlichten, _waardoor de vrouw meer vrije tijd krijgt om haar aandacht en activiteit op andere gebieden te richten, zijn met het bezit van een wasmachine en een stofzuiger niet uitgeput. Het gaat er hier slechts om, de richting waarheen het gaat, aan te duiden, de behoefteverandering te verklaren en wat er nodig is om daaraan te voldoen. Een soort cirkelgang
DE getrouwde vrouwen moeten gaan werken, omdat het loon van de man niet toereikend is om aan de tegenwoordige behoeften te voldoen. Ze wordt bovendien verzocht om te gaan werken, hetzij omdat er tekort aan werkkrachten in de industrie is, hetzij omdat zij minder loon ontvangt en dus meer winst oplevert. Als zij gaat werken, ontstaat de onafwijsbare behoefte, om naar middelen te zoeken ten einde haar taak als huisvrouw te verlichten. De industrie voorziet erin, zij levert geschilde aardappelen, soep in een zakje, panklare groente tegen hogere prijs, stofzuigers, wasmachines, droogapparaten, koelkasten, enz. enz. Dit dwingt de arbeidersfamilie op zijn beurt weer, harder te werken, ten einde de hogere kosten voor het dagelijkse voedsel en de extra-bedragen voor huishoudelijke voorzieningen te kunnen bekostigen. De nood-
438
zaak voor de huisvrouw om wat bij te verdienen, wordt dus groter. De cirkel is gesloten, of beter gezegd: de spiraal is in werking. De industrie bevordert deze behoefteverandering om zoveel mogelijk winst te kunnen maken. Er komen ieder seizoen talloze nieuwe modellen schoenen op de markt, maar de kwaliteit vermindert, waardoor de koper gedwongen wordt vlug weer nieuwe te kopen. Steeds minder artikelen worden op de duurzaamheid gemaakt. De verhoging van de leerplichtige leeftijd tot 15 jaar, welke onze volledige instemming heeft, verhoogt ook de behoeften. Niet alleen heeft een arbeidersgezin daardoor oas later de steun van meeverdienende kinderen en moet vader in de benodigdheden van de opgroeiende kinderen voorzien -, ook het leren zelf, al is het onderwijs gratis, brengt kosten mee. Doordat het kind een ULO of HBS bezoekt, ontstaan er nieuwe behoeften, zoals het meedoen aan schoolreisjes, excursies, feestjes, het net zo goed gekleed gaan als de kinderen uit de "betere miHeus", enz. Ook vereisen vele nijverheidsscholen nog een behoorlijk offer voor schoolmaterialen op het altaar van de verworven leerplicht. Meer onderwijs legt ook de grondslag voor het stellen van hogere culturele eisen. De behoefte naar een concert te gaan, de schouwburg te bezoeken, bestaat zeker en waar ze niet bestaat zou ze aangemoedigd moeten worden. Maar in de kapitalistische maatschappij is cultuur duur. Dat geldt ook voor boeken. De behoefte aan reizen naar andere landen is sterk toegenomen, ook onder de arbeiders. De afstanden zijn sneller te overbruggen dan vroeger (al is de weg duur) waardoor men in korte tijd toch veel zien kan. Het verminderen van de recreatiemogelijkheden in eigen land, het weinig zonnige klimaat, de drang die er is om andere mensen en andere culturen te leren kennen, of alleen maar om lekker bruin te bakken, beïnvloeden stellig deze ontwikkeling, die vijftig jaar geleden nog een elite-behoefte was. Dat neemt niet weg, dat ondanks de wettelijke vacantieregeling, 55 procent van de mensen de vacantie thuis doorbrengen, ongetwijfeld omdat hun inkomen hen niet in staat stelt met vacantie te gaan.
Grondslagen der schiJnwelvaart
}-!ET arbeidsloon is samengesteld uit twee elementen: a 1 de zuiver .a fvsieke. waArin de waarde van de bestaansmiddelen ziin begrenen die absolunt noodzakeliik ziin om te kunnen leven. om arbeidsgeschikt te blijven en ziin gezin te kunnen onderhouden; b] uit een historisch of maatschappeliik element, dat afhangt van de levensbehoeften en culturele eisen, die de arbeidersklasse van het betreffende land aan het leven stelt. 439
"De waarde van deze absoluut noodzakelijke levensbenodigdheden vormt dus de onderste grens der waarde van de arbeid", zo schreef Marx. Door vast te stellen dat de mensen in de onderontwikkelde landen het veel slechter hebben dan wij, bewijst men b.v. allerminst, dat de werkende mensen in de ontwikkelde landen ontvangen naar behoefte. Dat er onderontwikkelde landen zijn is het resultaat van de ongelijkmatige ontwikkeling van het imperialistische stelsel, dat op roof en koloniale uitplundering gebaseerd is. De verschillen in ontwikkeling berusten juist op deze root en onderdrukking. Of anders gezegd: het hogere levenspeil in de industri~le landen berust voor een belangrijk deel op de grotere armoede van de arbeiders en boeren in de onderontwikkelde landen. De behoefte zal een steeds hogere trap bereiken, en reikt ver uit boven wat een doorsnee arbeider verdient, want het kapitalistische loonsysteem beoogt slechts het arbeidsloon neer te drukken tot aan de onderste grens. Om van de techniek mee te protlteren, om aandeel in de cultuur te hebben, om te voldoen aan de noodzaak dat de kinderen voortgezet onderwijs kunnen volgen, Is een voortdurende strijd noodzakelijk voor hQgere lonen. Het steeds op grotere schaal gaan werken van vrouwen brengt, zoals hierboven betoogd is, ook weer behoefteveranderingen mee. Een vrouw, die hele of halve dagen heeft gewerkt, zal er de ·voorkeur aan geven alle middelen te baat te nemen, die het huishoudelijke werk verlichten en tot een minimum beperken. Verschillende diepvriesfirma's zien deze ontwikkeling e!n maken daar weer business mee, door tientallen versch1llende warme maaltijden in te vriezen voor f 2,75 per portie. De nieuwe rage vormen de ijskasten. Het Albert Heyn-concern heeft achter de rug van de importeur om, 20.000 Duitse ijskasten gekocht. Op basis van het bestaande spaarsysteem en afbetaling voor f 252,- (winkelprijs f 498,-) kan men een ijskast kopen. Albert Heyn slaat hier twee vliegen in één klap: hij verdient op de ijskasten en bindt zijn klanten, en schiet onder de duiven van de middenstand. Een ander voorbeeld: de bestaande ijskasten verouderen technisch, een ijskast met een nieuw koelsysteem Is op komst. Zo houdt men de vraag aan de gang. Opmerkelijk is, dat de schijnwelvaart ten koste gaat van de voeding. Het gebruik aan hoogwaardige voedingsmiddelen is laag. Zo is het gemiddelde gebruik van roomboter per hoofd van de bevolking vergeleken met vóór de oorlog gedaald. Het kaasgebruik ligt ongeveer op hetzelfde peil als voor de oorlog, terwijl het gebruik van rund- en kalfsvlees met 1 kilogram per jaar per hoofd van de bevolking is gestegen. Het is zonder meer duidelijk, dat meestal de mindere vleessoorten in de arbeidersgezinnen gegeten worden. Het gebruik van consumptiemelk vertoont - na een aanvankelijke stijging - een dalende lijn. 440
"'
')1
! Behoefte en uitkeringen
WANNEER men het voorgaande overweegt, valt het onzinnige op van de beweringen van prof. Kuypers, alsof het communisme, dat door hem als een "mensheidsideaal" wordt erkend, onder het kapitalisme verwezenlijkt zou worden. Wat kan de professor bedoeld hebben met "allerlei uitkeringen" die dit ideaal benaderen? De werkloosheidswet, de weduwen- en wezenwet, de Algemene Ouderdoms Wet misschien? De mensen die uitkeringen krachtens deze wetten ontvangen, zijn voor het grootste deel geheel of gedeeltelijk niet in staat in eigen onderhoud en dat van hun gezin te voorzien. Nog afgezien van het feit, dat iedere Nederlander vanaf zijn 15-de jaar daar premie voor betaalt, zal de professor toch niet willen beweren, dat deze groepen mensen ontvangen naar behoefte. En hier komen we tot de kern van de zaak. Wat is het perspectief van een arbeider in een staat waarin de productiemiddelen in handen zijn van een minderheid der bevolking? Na een leven van werken, eventueel door kortere of langere werkloosheid onderbroken, ontvangt hij op zijn 65-ste jaar voor zich en zijn vrouw de AOW-uitkering van circa f 41,50 per week (na de verhoging met 15 pct) en verder bezit hij niets. Op zijn oude dag zal hij àf bijverdienste moeten zoeken, àf afhankelijk zijn van zijn kinderen, of bij bijsteun bij Sociale Zaken moeten vragen, hetgeen hem tot een minimumlij der maakt, waardoor hij aan zijn behoeften, die voortspruiten uit de maatschappelijke omstandigheden niet kan voldoen. De beloningsstelsels, de uitkeringen en belastingmaatregelen waarover prof. Kuypers sprak, zijn kapitalistische systemen, gericht op uitbuiting van de arbeidskracht, ten behoeve van de monopolies. Men moet dus wel ver afstaan van het dagelijkse leven en gespeend zijn van elke kennis van de inhoud van de beloningsstelsels, belastingmaatregelen en uitkeringen, die de prof. noemde, om tot de slotsom te komen, dat de leuze "Iedereen ontvangt naar behoefte géén monopolie van Moskou" is. Het communisme de wereld van morgen HET economische stelsel van het communisme is volgens prof. Kuypers tot geweldige prestaties in staat, maar er ontbreekt veel aan. Hoe dit systeem moet leiden tot realisering van de regel "ieder naar zijn behoefte", kon prof. Kuypers nog steeds niet inzien. De bestudering van het nieuwe program van de CPSU "Communisme de wereld van morgen", waarover het in de aanhef genoemde congres handelde, had hem blijkbáar niet op weg geholpen. Dat er nog veel ontbreekt in de Sowjet-Unie, dat weten de Sowjetmensen zelf beter dan wie ook. Maar de geachte professor vergeet, dat 45 jaar geleden de Russische boer nog achter de houten ploeg liep en zijn vrouw er vóór als trekdier.
441
Het oude tsarenrijk was één van de meest achtergebleven landen van de wereld, waar barbaarse toestanden heersten. Onder de Sowjet-regering is het land tot bloei gekomen en maakte het een stormachtige industriële ontwikkeling door, waarvoor de oude landen 100 jaar nodig hadden. De Sowjet-regering nam een land over dat behalve de traditionele achterlijkheid, uitgeput was door de Eerste Wereldoorlog. Na 1917 had het land te kampen met de strijd tegen de gewapende interventie van andere kapitalistische landen, die er van droomden, zo snel mogelijk de oude macht te herstellen. De Tweede Wereldoorlog door 'Hitler-Duitsland ontketend, heeft enorme verwoestingen aangericht. De gevolgen van het grote verlies aan mensen doen zich nu nog voelen. De hoofdzaak heeft de Russische arbeidersklasse in 1917 bereikt, toen zij een einde maakte aan het kapitalistische productiesysteem en de politieke macht in handen legde van de arbeiders en boeren. Het privé-bezit van de productiemiddelen werd afgeschaft, waardoor de uitbuiting van de ene mens door de andere, onmogelijk is geworden. Ook in een socialistisch land wordt de maatschappeliJke rijkdom door arbeid voortgebracht, maar de vruchten er van komen het gehele volk ten goede. Aan het hoofd van de bedrijven staan geen directeuren en commissarissen die jaarlijks honderdduizenden aan salaris en tantièmes onder elkaar verdelen! De beloning der werkers geschiedt nu nog naar prestatie. Het doel van het 20-jarenplan is echter de productie door verbetering van de techniek, mechanisatie en doelmatiger arbeidsmethoden, een overvloed van industriële en agrarische producten voort te brengen, zodat het mogelijk wordt, dat ieder werkt naar vermogen en ontvangt naar behoefte. Een deel van de bevrediging van de behoeften zal niet in geld uitgedrukt zijn, maar in diensten, zoals gratis vervoer, kosteloos gebruik van gas, water, licht en wonen. Ook het verblijf in sanatoria en vacantiehuizen zal gratis worden. Voor alle hier genoemde diensten, worden reeds nu bedragen betaald, die ver beneden de kostprijs liggen. Deze diensten zijn dus nu al onvergelijkelijk veel goedkoper dan . in de kapitalistische landen, waar de tendentie is, dat zij steeds duurder en slechter worden. Om het verschil in systeem duidelijker te maken het volgende. In 1959 organiseerde Amerika een tentoonstelling in Moskou, die er op gericht was de Sowjet-burgers te verblinden met allerlei moderne gebruiks- en consumptiegoederen, die Amerika voortbrengt. Daaronder was ook een modelwoning met hypermoderne keuken. De toenmalige vice-president Richard Nixon, die gekomen was om de tentoonstelling te openen en premier Chroestsjow rondleidde, schreef hierover in zijn memoires: "Ik dacht, dat dit een uitstekende plaats was om in te gaan op de 442
beschuldigingen in de Sowjet-pers, als zouden alleen "de rijken" in Amerika een huis als dit kunnen betalen. Ik wees er op, dat dit een typisch Amerikaans huis was, van 14.000 dollars. Veel Amerikaanse oorlogsveteranen uit de Tweede Wereldoorlog hebben zo'n huis gekocht, in de prijsklasse van 10 tot 15.000 dollars en ik voegde er aan 'toe, dat vrijwel iedere staalarbeider zo'n huis kon kopen". Een overzicht hoeveel van die kopers bij de hypotheekbanken in de schuld stonden, en hoeveel werkloze staalarbeiders het eigen huis weer kwijt zijn, voegde Richard Nixon er niet bij, maar premier Chroestsjow gaf een treffend antwoord: "U denkt zeker, dat de Russen stomverbaasd zullen staan over deze inzending. Maar de kwestie is, dat alle nieuwe huizen op deze manier worden ingericht. In Amerika heb je dollars nodig om dit huis te kopen, hier is het voldoende om als burger geboren te zijn". Om echter aan de behoefte die de arbeiders en hun gezinnen in de kapitalistische maatschappij hebben enigszins te kunnen voldoen, moeten zij een niet aflatende klassenstrijd voeren voor verhoging van de lonen en verbetering van het levenspeil. De loonstrijd is daarom een revolutionaire strijd, die onontbeerlijk is en die tot successen leidt. Maar het uitbuitingssysteem als zodanig verdwijnt er niet door. De stijgende behoeften stimuleren de loonstrijd. Bij het bepalen van haar eisen moet de arbeidersklasse uitgaan van de tegenwoordige omstandigheden, zoals deze in ons land historisch zijn gegroeid. A. AVERINK
.
443
De Softenon-kinderen van de farmaceutische industrie . ENKELE jaren geleden, bracht de Westduitse firma Chemie Gruenenthal GmbH een nieuw slaapmiddel in de handel. Teneinde de artsen te suggereren dat dit nieuwe middel - Softenon - als "het feilloos werkende a toxische [niet schadelijke) slaapmiddel" moest worden beschouwd, werden zij bestookt met een intensief propaganda spervuur volgens de kunsten van de moderne reclametechniek. Deze "lancering" onderscheidde zich in niets van die van de duizend en één andere geneeskundige spécialité's, die jaarlijks door de chemische industrie op de markt worden geworpen. Tienduizenden, misschien wel honderdduizenden mensen in heel WestEuropa slikten Softenon, à raison van f 2.35 per buisje. En ieder kent nu de afschuwelijke gevolgen. De fabrikant had het middel "volkomen onschadelijk" genoemd, doch waarschijnlijk meer dan 10.000 moeders die het tijdens de zwangerschap innamen, brachten ernstig mismaakte kinderen ter wereld. De ledematen van deze kinderen zijn sterk misvormd of zelfs totaal afwezig, daarnaast komen misvormingen voor van ogen, oorschelpen, het hart en het maagdarmkanaal. Wat moet er niet omgaan in de moeders van dergelijk mismaakte kinderen? Zonder twijfel is dit het ernstigste geval van schadelijke bijwerking van geneesmiddelen uit de laatste jaren. Doch wat erger is, deze vergiftiging op massale schaal had vermeden kunnen worden en is zeker niet aan te merken als een "noodzakelijk bijverschijnsel" van de ontwikkeling van de farmaceutische wetenschap. Soortgelijke gevallen, zij het misschien niet zo extreem tragisch, zijn reeds eerder voorgekomen en zullen blijven voorkomen als het systeem van geneesmiddelenproductie om de winst blijft bestaan. De Softenon-affaire is namelijk een typisch uitvloeisel van dit systeem. Waarom werd Softenon in de handel gebracht? Op medische gronden bestond daarvoor geen dwingende noodzaak. Er bestaat namelijk reeds een uitgebreide reeks doeltreffende slaapmiddelen. Softenon dankt zijn bestaan alleen aan het feit, dat de firma Gruenenthal hoopte door middel van een nieuw preparaat een aantrekkelijk deel van de markt voor slaapmiddelen te veroveren. Het werd op massale schaal in de handel gebracht zodra de indruk bestond, dat het geen schadelijke bijwerkingen vertoonde. Want de farmaceutische industrie is altijd gehaast het in onderzoek geïnvesteerde geld terug te verdienen. Zorgvuldige studie van
444
de werking van het middel onder verschillende omstandigheden, zoals bij zwangerschap, heeft kennelijk ontbroken. Hetgeen natuurlijk onvergefelijk is, zeker omdat Softenon speciaal voor praemenstruele klachten werd aanbevolen. De schoonklinkende "voorlichting" van de fabrikant over zijn preparaat blijkt op de beslissende punten onjuist te zijn geweest. Overigens geheel in overeenstemming met de ervaringen van artsen, dat mededelingen van de industrie over haar producten niet te vertrouwen zijn. Er staan ons op het ogenblik geen gegevens ter beschikking over de kostprijs van Softenon. Wij mogen echter aannemen, dat ondanks misvormde kinderen, de fabrikant - zoals in deze branche gebruikelijk - zwaar aan de verkoop zal hebben verdiend. Een aanbod tot betaling van schadevergoeding is echter tot op heden uitgebleven. Winsten en volksgezondheid
HET doel van de farmaceutische industrie - onder kapitalistische verhoudingen - is in laatste instantie winst te leveren op de erin belegde kapitalen. Maar het rnaken van winst op geneesmiddelen is nog iets geheel anders dan het dienen van de volksgezondheid. Zodat deze laatste in de bestaande verhoudingen in het gedrang komt - en soms ernstig. Gelukkig behoren tragische gebeurtenissen als die van de Softenonvergiftigingen tot de uitzonderingen. De industrie heeft immers geen belang bij de productie van duidelijk giftige rommel. Natuurlijk worden er door farmaceutische fabrieken ook goede en, belangrijke ontdekkingen gedaan. De belangenverdedigers van deze industrie plegen dat breed uit te meten. Maar dat kan natuurlijk in geen enkel opzicht de ongewenste en kwalijke kanten van hun activiteiten vergoelijken. Het zou natuurlijk het toppunt zijn als de particuliere chemische industrie nooit iets goeds zou leveren. Bovendien worden die ontdekkingen gedaan door de wetenschappelijke werkers en niet door ondernemers die er winst uit slaan. Die ondernemers zijn er daarentegen voor verantwoordelijk dat de in hun dienst staande wetenschappelijke staf zijn aandacht niet uitsluitend kan richten op medisch belangrijk werk, doch dat het belangrijkste deel van hun werk besteed wordt voor zaken van alleen commercieel belang. Het is een feit, dat het overgrote deel van de duizenden geneesmiddelen die de markt overstromen, medisch gezien overbodig is, en door het feit dat zij door hun veelheid grote verwarring zaaien, bovendien schadelijk. Deskundigen schatten dat zeker 75 pct van alle nieuwe geneesmiddelen van de gezarnenlij ke industrie in deze categorie valt en beter vandaag dan morgen zou kunnen verdwijnen. Miljoenen worden er b.v. besteed om stoffen van bekende werking zo te versieren, dat zij als "nieuw" en concurrerend op de markt kunnen worden gebracht. Daarna worden miljoenen besteed
445
aan reclame om die nieuwbakken geneesmiddelen er in te brengen. In de Verenigde Staten wordt jaarlijks voor geneesmiddelen-reclame een bedrag uitgegeven, dat in dezelfde orde van grootte ligt als het bedrag van de Nederlandse begroting van Defensie. Naast de artsen, richt de propaganda zich tot het grote publiek om bij hen nieuwe behoeften te scheppen. Van neusverkoudheid tot futloosheid, er is altijd wel een geneesmiddel wat aanbevolen kan worden, dag in dag uit, in de krant, in de bioscoop en wellicht binnenkort ook hier voor de TV. Het resultaat van al deze inspanningen is, dat er door de farmaceutische industrie fabelachtige winsten worden gemaakt. Vooral geldt dit voor enkele machtige internationale monopolies. Want het zijn vooral de groten van de groten, die elkaar op dit lucratieve terrein beconcurreren. Reusachtige chemische. concerns, als bijvoorbeeld l.G. Farben, die naast asperientjes duizenden andere producten fabriceert, van kunstmest tot gifgas. Geneesmiddelen-productie is voor hen zeer aanlokkelijk, want in de farmaceutische handel wordt met winstmarges gerekend, die aan het ongelofelijke grenzen. Bijvoorbeeld wordt door Philips voor een vitamine-preparaat als DOHYFRAL AD een prijs gevraagd, die 700 pct hoger is dan de kostprijs. Dit, terwijl in de burgerlijke dagbladpers een reclamecampagne gevoerd wordt voor dergelijke vitamine-preparaten, die werkelijk aan oplichterij grenst. Volkomen ten onrechte probeert men leken wijs te maken, dat normale volwassenen door het extra gebruik van vitamines en speciaal natuurlijk 10 of 15 tegelijk, verkwikt zouden worden. Winstmarges voor andere geneesmiddelen liggen meestal op soortgelijke astronomische hoogte. In het algemeen wordt geprobeerd door de uitbundige geneesmiddelen-propaganda de oude medische waarheid in de schaduw te stellen, volgens welke ieder geneesmiddel naast positieve ook negatieve werkingen heeft. Daarom is het voorschrijven van geneesmiddelen ook het werk van de arts, die voor de individuele patiënt het een tegen het ander kan afwegen. Daarbij komt nog, dat het vaststellen van voor- en nadelen van een bepaald geneesmiddel een geduldig klinisch onderzoek van maanden en soms jaren vergt. Zolang de farmaceutische industrie uit commerciële overwegingen de markt blijft overstromen met nieuwe preparaten, is het ondoenlijk voor het medisch onderzoek om "bij te blijven". Als men bij gebrek aan klinische ervaring afgaat op de mededelingen van de fabrikant, blijkt vaak, dat deze of het werkingsgebied van het nieuwe middel schromelijk overdrijft, of dat ongewenste bijwerkingen onvoldoende onderzocht zijn - zoals dat bij Softenon ook het geval was of dat de gevaren opzettelijk worden gekleineerd. Een ander bijzonder bedenkelijk punt is de poging van sommige fabrieken, artsen te corrumperen en tot het voorschrijven van hun geneesmiddelen te verleiden, door het geven van fraaie geschenken 446
of geld voor onderzoek of medische films. Berucht is bijvoorbeeld het geval van de farmaceutische fabriek DAGRA, die enige tijd geleden probeerde artsen op voordelige voorwaarden tot aandeelhouder van haar bedrijf te maken, dat zich - zoals •bekend - als geen ander toelegt op de vitamine-handel, waarvoor nagenoeg geen medische noodzaak bestaat, doch uitsluitend winst de drijfveer is. Welke remedie?
OE bezwaren tegen particuliere geneesmiddelen-productie kan men aldus samenvatten: De productie is niet gericht op de volksgezondheid, maar op winst; onverantwoordelijke productie van veelal onnuttige preparaten; waardoor gevaarlijke verwarring en onzekerheid over de werkingen ontstaat. Voorlichting en propaganda voor deze geneesmiddelen die gaat van misleiding tot leugenachtigheid; het scheppen van kunstmatige behoeften. Misbruik van ziekte en menselijk lijden door daar woekerwinsten uit te kloppen, en opslokken van voor de volksgezondheid bestemde gelden. Pogingen tot het omkopen van artsen ten koste van de belangen van de patiënten. Naar aanleiding van de Softenon-vergiftigingsgevallen heeft men alom geroepen om veranderingen van de situatie. In vele kringen wordt controle gevraagd op de producten van de farmaceutische industrie. En er wordt in dat verband op gewezen, dat b.v. de Nederlandse geneesmiddelenwet [heel toevallig?] reeds bijna drie jaar op inwerkingtreding wacht. Het is duidelijk, dat een dergelijke controle noodzakelijk is, en dat op korte termijn op dit vlak tot daden gekomen moet worden. Doch een dergelijke controle is niet voldoende, slechts het tweede bezwaar zou ondervangen kunnen worden. Doch men spant op deze manier het paard achter de wagen. Wat nodig is, is niet slechts controle op eventuele onverantwoordelijk verspreide geneesmiddelen, maar een systeem waarin slechts op verantwoorde wijze geneesmiddelen worden geproduceerd. De volksgezondheid is een zaak van algemeen belang, de geneesmiddelen-productie is daarvan een belangrijk onderdeel. Deze moet dan ook geschieden in het algemeen belang. Daarom is de nationalisatie van de farmaceutische industrie noodzakelijk. A. DE LEEUW
447
FRANS HALS QP 30 september zijn de deuren van de Frans Hals-tentoonstelling in Haarlem gesloten. Dan kunnen ongeveer een kwart miljoen landgenoten en buitenlanders met dankbaarheid terugdenken aan deze boeiende en met zorg bijeengebrachte verzameling van 's meesters heinde en ver verspreide werken. Het honderdjarig bestaan van het Haarlemse Gemeentemuseum, dat naar de schilder genoemd is en diens belangrijkste werken bezit, werd op deze wijze grandioos gevierd. Maar over vier jaar, op 1 september 1966, zal het drie eeuwen geleden zijn, dat graf no. 56 onder het koor van de Bavo-Kerk werd geopend en de schilder daarin werd bijgezet. Op grootscheepse wijze 's meesters sterfdag te herdenken zal dan voor Haarlem en voor ons land niet meer mogelijk zijn. Zo onopvallend als zijn graf is, zo onopvallend was Frans Hals' leven. Wat wij er thans met zekerheid van weten, werd in enkele bescheiden teruggevonden: zijn twee huwelijken, de doop van zijn tien kinderen; zijn lidmaatschap van het schuttersvendel der St. Jorisdoelen en, in 1616, van de Rederijkerskamer "De Wijngaertranken". Ook weten wij, dat hij in 1644 bestuurslid van het St. Lucasgilde werd, waartoe hij in 1610 was toegetreden. De stukken maken ons voorts bekend met zijn constante geldnood en schulden: toen hij ruim 70 jaar oud was, legde een bakker, om een schuld van f 200.-, beslag op zijn inboedel en vijf schilderijen; in 1661 - hij was 80 jaar - onthief het Lucasgilde hem van de jaarlijkse contributie, zijnde 6 stuivers; en gedurende zijn laatste vier levensjaren ontving hij van burgemeesterert een jaartoelage van f 200.-. Hij werd van de armen begraven. Hij moet een honkvast man zijn geweest, die niet hield van reizen. Slechts eenmaal verliet hij Haarlem, in 1616, voor een bezoek aan zijn geboortestad Antwerpen. Zelfs het jaar van zijn geboorte aldaar staat niet vast. Er wordt aan getwijfeld, of hij in 1580 - zoals werd aangenomen - dan wel enige jaren later het levenslicht zag. Zijn ouders waren afkomstig uit Mechelen. Na 1585, na de val van Antwerpen, verliet de vader - op onbekende datum - met zijn gezin deze stad om de wijk te nemen voor de Spaanse onderdrukking en ook, omdat - sinds de Zeeuwen de Scheldemond sloten - er geen droog brood meer te verdienen viel. Zij trokken, evenals tienduizenden, noordwaarts naar de provinciën waar de vrijheid had overwonnen en vestigden zich te Haarlem, waar in 1591 hun zoon Dirck - Frans' jongere broer be- , kend geworden als schilder van genre-stukken - ten doop werd gehouden. De vader, die "droochscheerder en lakenbereider" was, heeft er door zijn arbeid mede toe bijgedragen, dat in Haarlem de damasten lakenweverijen tot bloei zijn gekomen. Heel de jeugd van Frans Hals is in duister gehuld. Over zijn werk 448
FRANS HALSMUSEUM-HAARLEM Frans Hals - Zelfportret ( détail uit het Schuttersstuk van 1639 j
449
is niets bekend tot 1610/'11. Het schijnt aannemelijk, dat de ontwikkeling, die Haarlem juist tijdens zijn jeugd doormaakte, op Frans Hals een invloed heeft gehad, die gedurende zijn latere leven heeft doorgewerkt in diens intransigerende waarheidszin, kenmerkend voor heel zijn realistische oeuvre. Het gezin Hals was een kleinburgerlijk gezin. Het behoorde dus tot de klasse, die bij ons tijdens de vrijheidsstrijd eind 16de eeuw aan de macht was gekomen, maar deze strijd in het zuiden had verloren tengevolge van het spel, door adel en burger-aristocratie daar tezamen met de Spanjaarden gespeeld. In Haarlem echter lag de glorie van de dappere strijd tegen de Spaanse omsingeling, eervol in 1573 verloren, nog vers in de herinnering. Kenau Simonsdochter Hasselaar was kort voor Hals' aankomst gestorven in 1588/'89, maar zij moet nog het symbool van deze strijd zijn geweest. In openbare gebouwen en in veel huiskamers hing haar portret. Juist in'de jaren, waarin Hals zich vormde, consolideerde de kleine- en middelbourgeoisie de door haar veroverde macht: het waren jaren van krachtsinspanning op economisch terrein. Het waren ook de jaren, waarin de nieuwe, de Calvinistische leer zich verbreidde: de godsdienst, waaraan deze klasse behoefte had ter rechtvaardiging van haar macht. De eenvoud, soberheid en waarheidszin, die deze kHlinburgers kenmerkten (en altijd de revolutionaire klassen eigen zijn] vonden hun bevestiging in de nieuwe godsdienst, welke hun gerechte trots en gevoel van eigenwaarde een door god voorziene bestaansreden gaf. Het kan niet anders, of het nieuwe revolutionaire en bruisende denken uit die jeugdjaren is van invloed geweest op het latere realisme van Frans Hals. Met zekerheid valt niet te zeggen, bij wie Frans Hals in de leer is geweest. Men ging toen heel jong bij een schilder werken om, vanaf het mengen van verf, het hele pandwerk grondig te leren. Ook in de 17de eeuw is de schilder nog in de eerste plaats handwerksman. De belangrijkste leermeester in het toenmalige Haarlem met zijn rijke, anderhalve-eeuw-oude schilderstraditie, was de Vlaming Carel van Mander, in 1548 geboren in. de omgeving van Kortrijk. Uit Italië, waarvandaan hij in 1582 naar de Spaarnestad kwam, had hij de methode van het tekenen naar naaktmodel meegebracht en, als eerste in ons land, op zijn academie ingevoerd. Hij verhuisde in 1603 naar Amsterdam, waar hij drie jaar later stierf. Al was hij allesbehalve een aanhanger van de vrije uitbeelding der werkelijkheid, doch een academist voor wie gefantaseerde compositie hoger stond dan het reeds doorbrekende realisme, dit veroorlooft ons toch niet te beweren, dat deze man met zijn fijne geest en onbevooroordeelde, vrije denken, geen invloed kan hebben uitgeoefend op zijn jonge leerling. Invloeden van het academisme zijn te bespeuren in het vroege, ons bekende werk van Frans Hals. Maar onmiskenbaar vooral is Hals' bewondering voor Cornelis Ketel (Gouda 1548-A'dam 1616), één der pioniers van onze realistische portretkunst en vernieuwer van het groepsportret. Het is interessant, een passage over Cornelis Ketel aan te halen uit Carel van Mander's in 1604 verschenen "Schilder450
Boeck", dat een reeks levensbeschrijvingen bevat van Nederlandse schilders en dat nog altijd een studiebron is, ook al liet de schrijver er zijn fantasie soms wat te veel de vrije loop. Hij vertelt in zijn levensbeschrijving van Ketel, hoe hij deze in Amsterdam heeft zien schilderen met zijn vingers en hoe deze zelfs met zijn voeten zou hebben geschilderd in plaats van met het penseel (Ketel was vanaf 1610 totaal verlamd en had misschien al enige jaren tevoren moeite het penseel te hanteren). Van Mander richt zich met de volgende woorden tot de kritikasters: " ... wat iemand zo uit eigen aandrift doet, diende men niet kwalijk te nemen, noch moest men misprijzen dat men de mogelijkheid aantoont van iets, dat onmogelijk schijnt ... Tenslotte laat ik de verantwoording ... vooral aan de werken .. ."/ [blz. 46H, uitg. W.B. 1936). Hier is dus voor Van Mander de schilder als individu vrij in de keuze van zijn middelen en verantwoordelijk voor het resultaat van zijn kunstschepping. De afwezigheid van enig benepen vooroordeel valt des te meer op, als men bedenkt, dat nog in onze eeuw Vincent van Gogh werd becritiseerd, omdat hij met zijn vingers schilderde! Het gemis aan jeugdwerken van Frans Hals doet zich bijzondersterk voelen op de Haarlemse tentoonstelling. Immers, geen der vier enkelportretten, gedateerd vóór 1616, maken ons het ontstaan van het grandiose eerste schuttersstuk "Officieren van de St. Jorisdoelen" van 1616 aannemelijk. Dit groepsportret komt als het ware uit de lucht vallen. Het kan onmogelijk Hals' eerste grote compositie zijn geweest, niet slechts omdat hij hier talloze moeilijkheden heeft overwonnen, maar bovendien omdat hij niet de bestelling der officieren zou hebben ontvangen, zo hij niet reeds als groepsschilder bekend was geweest. Nog altijd veranderen om de zoveel jaar de etiketten onder sommige schilderijen, omdat de jonge wetenschap der kunsthistorie telkens nieuwe ontdekkingen doet. Wie weet of misschien niet eenmaal door de specialisten zal worden aangenomen, dat schilderijen, thans aan anderen toegeschreven, in werkelijkheid door de jonge Frans Hals zijn gemaakt. Het schuttersstuk van 1616 is al zó vrij en open van compositie, bovendien reeds van een zó overwogen werking der kleuren en van zulk een trefzekere toets [typerend voor de meester, al zal deze toets later aan kracht en verfijning winnen), dat men zich hier ongetwijfeld voor het resultaat van lange vooroefening bevindt. Tot omstreeks 1630 zien wij Hals in steeds briljanter, lichtender kleuren schilderen, die echter nooit schreeuwerig zijn, maar voornaam en ingetogen. Uit zijn kinderfiguren spreekt argeloze onbezorgdheid, uit de drinkers en potsenmakers veeleer gewilde vrolijkheid. Sinds twee-en-een-halve eeuw wordt door zijn geschiedschrijvers allereerst Houbraken) de legende verspreid, dat de schilder een zatlap was, die zijn eerste vrouw dood sloeg - legende, des te gemakkelijker aanvaard aangezien men over Hals' omgang niets weet en geen tijdgenoot iets over zijn leven vermeld heeft. Hals' enige
451
~.~., '.
authentieke zelfportret, dat wij bezitten, is zijn beeltenis op de achterste rij personages van zijn laatste, waarschijnlijk uit 1639 daterende schuttersstuk "Officieren en Onderofficieren van de St. Jorisdoelen". Hier blijkt, dat het gelaat van de bijna zestigjarige nog bijzonder krachtig en fris is en allerminst "verzopen", maar met, rond ogen en mond, trekken van ernst en zwaarmoedigheid. Daarenboven moeten de banden tussen hem en zijn kinderen sterk zijn geweest: vier zoons werkten bij hem als leerlingen en, toen hij reeds meer dan 80 jaar oud was en van de armen bedeeld, stond hij voor ruim f 450.- borg voor zijn schoonzoon zodra hij wat geld in handen had gekregen als betaling voor het meesterwerk van zijn leven: de twee groepsportretten van regenten en regentessen van het Haarlemse Oudemannenhuis [ 1664]. Met enige enkel portretten behoren deze twee stukken tot de schoonste portretten, welke de schilderkunst, waar ook ter wereld, ooit heeft voortgebracht. Van de enkelportretten noemen wij dan vooral het "Mansportret" uit de Ermitage te Leningrad ( cat. 79], dat tussen 1763 en 1774 door Catharina II werd verworven en op de catalogus van dat museum [ 1958) voorkomt onder no. 816; en "De Man met de Slappe Hoed" uit Kassei ( cat. 74). Deze twee portretten dateren resp. van enige jaren vóór en ná 1660. De oude schilder heeft met onnavolgbaar gevoelige en vaste hand zijn toetsen geborsteld. Kleuren heeft hij nauwelijks meer nodig voor het beelden van levendigheid, leven en glans. Twee eeuwen lang zal nauwelijks iemand het bestaan om zo, door één enkele streek en tegenstreek, de glans van het licht in beweging te brengen en het onuitgewerkte detail te doen meespelen in de waarheid van het uitgewerkte geheel. Maar het zou niet juist zijn, de grootheid van Frans Hals uitsluitend af te meten naar zijn weergaloze wijze van schilderen. Zeker even kenmerkend voor zijn oeuvre is de levendige typering en onthulling van 's mensen wezen. Hals gaf een objectieve typering van de mens in een individuele, subjectieve uitdrukkingswijze. Hij verenigde in zich, als kunstenaar, de kenmerken van de realistische portretkunst in de tijd, nadat de kleinburgerlijke klasse aan de macht was gekomen en de burger zich als enkeling had ontplooid. Deze historische periode moet Frans Hals ten volle hebben beleefd. Wij kunnen dan ook niet de woorden onderschrijven, waarmee de directeur van het Frans Halsmuseum, de heer H. P. Baard, zich in zijn inleiding tot de voortreffelijke catalogus verontschuldigt voor deze burgerlijke schilderkunst, die in later eeuwen ver buiten onze grenzen zo bevruchtend heeft gewerkt. "We behoeven," aldus de heer Baard, "niet te verhelen, dat de 17de-eeuwse samenleving terecht is gelaakt om haar burgerlijke inslag. Dit burgerlijke element is een diepgeworteld euvel in ons volksbestaan. Zelfs de groten der schilderkunst, Rembrandt niet uitgesloten, bleven er niet vrij van ... " ( cursivering M. V.) Terwijl in de 17de eeuw in alle omringende landen het Hof voor de schilderkunst de toon aangaf, deed dit in ons land de burger. Het dat overigens geen rol heeft gespeeld als Hof Hof in !Jen ·Haag 452
en geen functie had in de ontwikkeling van onze kunst - en de burger-aristocratie, de regenten-klasse, er omheen vonden de mythologische en allegorische onderwerpen en vermooide conterfeitsels door de italianiserende academisten van de Utrechtse School aangenamer en eléganter dan de waarheidszin en soberheid van de burgerlijke realisten. Deze academische schilders hebben echter geen nieuwe kunst geschapen. Zij maakten wat ook elders werd gemaakt, alleen minder van kwaliteit. De Utrechtse Bonthorst had niet het kaliber van de Antwerpense Jordaens [wandschilderingen in het Huis ten Bosch]. Het burgerlijk-realisme echter, in zijn meest grootse uitingen: het portret van Frans Hals, de natuur door Jacob van Ruisdael en de dramatische veelzijdigheid van Rembrandt is een unieke ontwikkeling geweest in de wereldkunst en is opgebloeid op de bodem van de zeer bijzondere maatschappelijke en economische verhoudingen in ons land gedurende de eerste helft van de 17de eeuw. Dit te laken zou betekenen, dat men de toenmalige steriele hofsmaak prefereert. Dit als diepgeworteld euvel opvatten betekent, dat men het belang van een historische ontwikkeling zou wensen af te wijzen. De snelle gang naar welvaart van de burgerij in het eerste kwart van de 17de eeuw had tot gevolg, dat deze een deel van het verdiende geld ging beleggen in de verfraaiing van hun interieur. Zo ontstond een enorme vraag naar schilderij en. De schilders, die zich meer en meer specialiseerden in een bepaald onderwerp - binnenhuis-tafereel (genrestuk], architectuur, stilleven, portret of natuur - werkten dan ook voor een buitengewoon breed publiek, dat vooral om natuurgetrouwe weergave vroeg. Slechts de groten onder de schilders legden in de weergave van de werkelijkheid een diepe visie van algemeen-menselijke waarden, die ons thans nog in vervoering brengt. In hen concentreerde zich - onopgemerkt door de meeste tijdgenoten - al wat de eerste zegevierende burgerlijke revolutie ter wereld in doen en denken had voortgebracht. Tegenover de grote vraag ontstond een ongekend groot aanbod van schilderwerken. Handel en speculatie bloeiden op. Het gevolg is geweest, dat de prijzen uiterst laag zijn gebleven. De armoede, ook van de groten onder de schilders, moet voor een deel hieraan worden toegeschreven. Al te veel heeft men deze aan spilzucht geweten. Dan zou spilzucht de ondeugd zijn geweest van al onze beroemde realistische schilders, van Frans Hals, Rembrandt, Ruisdael, Van Goyen en zijn schoonzoon Jan Steen, en zovele anderen. Hals schijnt b.v. voor een portret nooit hoger te zijn betaald dan f 60.- en zelfs minder per stuk, als het een groep betrof. Maar allengs openbaarde zich een tweede verschijnsel, waardoor de band tussen de grote realistische kunstenaars en hun publiek verbroken werd. De jonge generatie der tot welvaart gekomen kleine burgers krijgt, omstreeks 1650, genoeg van soberheid, waarheid en werkelijkheid. Niet voor niets gaat men pruiken dragen! En dan ontstaat die vereenzaming van Rembrandt, en ook van Frans Hals, die maar al te vaak ten onrechte is verklaard door het feit, dat een genie .de eigen tijd vóór zou zijn of daarbuitfm zou staan. Wanneer 453
Frans Hals en Rembrandt er in hun rijpe jaren aan toe zijn, verder door te dringen in de werkelijkheid en zo hun weergaloze kunstwerken scheppen, is de breuk tussen hun wereld en die der nieuwe generatie al ontstaan: zij worden niet miskend, zij worden verguisd! De werkelijke oorzaken van de armoede onzer grote schilders moeten dan ook gezocht worden eerst in de zeer lage prijzen en, vervolgens, in de ontwikkeling welke de regentenklasse doormaakt, deze burger-aristocratie welke zich spiegelt .in het voorbeeld van de buitenlandse adel. Hoe grondig Frans Hals dit heeft dóór gehad, heeft hij ons getoond als tachtigjarige in zijn portretten van regenten en regentessen van het Haarlemse Oudemannenhuis. Hij heeft deze heren en dames met al de objectiviteit van de werkelijk realistische kunstenaar getypeerd als harteloze, schijnheilige, bekrompen wezens. Hij heeft hen aangeklaagd, zoals Velazquez en Goya hun koninklijke beschermers voor het nageslacht aan de kaak stelden.
* · Dankzij een vruchtbare internationale samenwerking kwam een Frans Hals-tentoonstelling tot stand, zo uitgezocht als er nog geen in het verleden is geweest. Hoewel enkele beroemde schilderijen niet aanwezig zijn, hetzij omdat de betreffende museau niet uitlenen, hetzij omdat de stukken te zeer door vervoer zouden lijden, kan men zeggen, dat het belangrijkste deel van het vrij geringe aantal werken, ons van de kunstenaar gebleven, in Haarlem verenigd is geweest. Aan het gestelde doel is dan ook volkomen beantwoord: het verschaffen van een groot genot aan het publiek en, bovendien, van een zeldzame gelegenheid voor de kunsthistorici om, aan de hand van zo'n uitgebreid en eersteklas vergelijkbaar materiaal, de kennis omtrent de grote Haarlemse meester te verrijken. M. V.
454
VERLICHTING EN OPSTANDIGHEID Jean-Jacques Rousseau 1712-1962 fRANKRIJK had aan de vooravond van zijn klassieke burgerlijke revolutie [1789) vele grote denkers. Jean-Jacques Rousseau neemt onder hen een bijzondere plaats in. Afkomstig uit het volk heeft hij aan eigen lijve heel de krenkende last van de feodale knechtschap, de ongelijkheid tussen de standen en de despotie van de toenmalige regeringsvorm moeten voelen. Op zoek naar een stuk brood zwierf hij door steden en dorpen in Zwitserland en Frankrijk, verhuurde zich als kamerdienaar, was muzikant en leefde van het copiëren van muziek ... Hij wist hoe weelderig men zich in de paleizen vermaakte en hoe bitter de armoe in de hutten smaakte. Hij mocht met recht zeggen, dat ... "een handvol machtigen en rijken troont op het toppunt van verhevenheid en geluk, terwijl de volksmassa's in onwetendheid en misère hun leven rekken". Rousseau zag met groot verdriet, hoe de waardigheid van de mens in het slijk werd getreden, hoe 's mensen gaven en talenten, zijn ware bestemming alleen daaraan te gronde gaan, omdat hij in een eenvoudig gezin werd geboren en geen rijkdom bezit. Hadden de ingebeelde hoogwaardigheidsbekleders, met wie JeanJacques Rousseau bij tijd en wijle kennis maakte, kunnen voorvoelen, dat er een tijd zou komen, waarin deze mismoedige, stille jongeman tot een van de welsprekendste en scherpste ontmaskeraars van de feodale orde en van de absolute monarchie worden zou, om met zijn waardebepalingen, conclusies en voorspellingen de komende revolutie van ideologische wapens te voorzien en in de geschiedenis een ereplaats te krijgen als leermeester v.an Marat en Robespierre? Heel het leven en werken van deze Franse denker stond in het teken van de storm, die zich boven Frankrijk samenbalde. Terwijl de feodaliteit al op sterven lag, probeerde de actelsmaatschappij haar bestaan nog met geweld en leugen op de been te houden en daarmee te vereeuwigen. Maar haar doodsuur had al geslagen. Ze moest, of ze wilde of niet, plaats maken voor de opkomende, historisch progressieve, burgerlijke orde, die al in de schoot van de feodale samenleving was gegroeid en aangesterkt. De maatschappelijke vooruitgang kon door geen macht ter wereld meer worden gestuit. De opstanden en. demonstraties, die in de veertiger jaren van de eeuw nog een plaatselijk karakter droegen, waren het eerste weerlichten van het enorme revolutionaire onweer, dat in 1789 losbarstte en heel het feodale gebouw tot op de fundamenten in puin en as legde.
*
0DOR allerlei oorzaken worstelde Rousseau - in tegenstelling tot andere grote geesten van zijn tijd, Lamettrie, Diderot en Holbach - niet om een materialistische wereldbeschouwing; hij kon zich levenslang van bepaalde godsdienstige voorstellingen niet los455
.
maken. Maar in allerlei maatschappelijke en politieke kwesties hadden zijn ideeën een volstrekt radicaal, revolutionair karakter, weerspiegelden zij diep en volledig de belangen en verwachtingen van de onderste sociale lagen, de Franse democratie, die de steun zou vormeq van de Jacobijnse omwenteling. De verschillen tussen de politieke opvattingen van Rousseau enerzijds en de oudere generatie van Franse verlichte denkers - Voltaire en Montesquieu bijvoorbeeld - anderzijds waren zeer ingrijpend. De kern van deze verschillen drukte Alexander Herzen zeer scherpzinnig uit, toen hij zei: "Voltaire en Rousseau zijn bijna tijdgenoten, maar welk een afstand ligt er tussen hen! Voltaire strijdt nog tegen de onwetendheid en voor de beschaving - Rousseau zet op deze kunstmatige beschaving reeds het merkteken van de schande! De bijtende schertsen van Voltaire doen denken aan de hertog van Saint-Simon en de hertog van Richelieu; de scherpe geestigheden van Rousseau doen aan niets denken, hij was echter wel een voorloper van de scherpe vonnissen van het Comité voor Openbaar Welzijn." (Bedoeld is het revolutionair comité tijdens de anti-aristocratische terreur in de Franse revolutiedagen.] Toen de academie van Dijon in 1750 een prijsvraag uitschreef of de vooruitgang van wetenschappen en kunst tot verbetering der zeden had geleid, antwoordde Rousseau op die vraag ontkennend. Natuurlijk was zijn categorisch ingeklede slotsom in strijd met de werkelijke feiten, de morele vooruitgang van het mensdom. Maar in het middelpunt van Rousseau's betoog stond een heel ander vraagstuk. Hij wilde het tegenstrijdige karakter van de ontwikkeling qer cultuur onderstrepen, de onweerlegbare waarheid, dat in het verloop van de algehele ontwikkeling der in zich zelf verdeelde klassensamenleving vele culturele. prestaties werden misbruikt om het eenvoudige volk onder de duim te houden.
* VIJF jaar later schreef Rousseau zijn tweede boek "Bespiegelingen over ontstaan en grondslagen van de ongelijkheid der mensen." Alleen de titel van dit werk toont al aan, welke brandende tijdsproblemen Rousseau bezig hielden. Rousseau's optreden als publicist was bovenmate vruchtbaar. Hij schreef een reeks werken over opvoedkunde, daarnaast belletristische werken. Zijn belangrijkste geschrift was de wereldberoemde studie "Het maatschappelijk verdrag", welke voor de groei van het politieke bewustzijn der brede massa's van entJrme betekenis blijkt te zijn geweest. Als alle denkers der Franse verlichting in de XVIIIe eeuw roept Rousseau op tot de vrijheid. Gevleugeld zijn z'n woorden: "De mens is vrij geboren en toch overal in ketens geklonken." Natuurlijk verstaat Rousseau, als hij over vrijheid en gelijkheid spreekt, daaronder in de eerste plaats de vrijheid om los te zijn van feodale banden, de gelijkheid van alle burgers voor de wet. Maar in tegenstelling tot 456
vele andere vertegenwoordigers van de anti -aristocratische beweging voorvoelt hij als 't ware, dat vrijheid en gelijkheid uitsluitend en alleen als resultaat van beslissende omwentelingen kunnen ontstaan, niet slechts op het gebied van de rechtsorde, maar ook op dat van de maatschappelijke en economische sfeer. Vandaar Rousseau's bijzondere belangstelling voor het beginsel van het privébezit, met welks ont.staan hij het verdwijnen van de oorspronkelijke gelijkheid en reinheid der maatschappelijke zeden verbond. "De eerste mens," zo schreef Rousseau, "die op de gedachte kwam, een stuk aarde af te rasteren en te zeggen: ,Dit behoort mij toe,' en mensen vond, die dom genoeg waren dat te geloven, was de ware grondlegger van de burgerlijke samenleving. Van hoeveel misdaad, oorlogen en moorden, van hoeveel rampen en ontzettingen zou degene ons bevrijden, die de grenspaaltjes weer uit de grond trok, de daarom heen gegraven greppel dempte en daarna tegen zijn naasten riep: ,Luister liever niet naar deze bedrieger, jullie zijn verloren, als jullie in staat zijn, te vergeten dat de vruchten der aarde allen toebehoren, de_ aarde zelf echter van niemand is!' " In het licht van onze hedendaagse kennis over de oorzaken van het ontstaan van de particuliere eigendom valt het niet moeilijk om het naïeve, vóór-wetenschappelijke karakter van de gedachtengang van Rousseau vast te stellen. Maar moet men niet de grootste achting koesteren voor het historische instinct van de grote denker, dat hem deed begrijpen hoe verwoestend en a-sociaal de krachten zijn, die in het privé-bezit zijn opgesloten? Doelwit van Rousseau's verbitterde aanvallen was, welbeschouwd, de heersende feodale vorm van het eigendom. Opgesloten in de verhoudingen en begrippen van zijn tijd kon hij niet zo ver komen, dat hij volledige afschaffing van alle eigendom eiste, ofschoon die eis de onmisbare voorwaarde is voor consequente vrijheid en gelijkheid. Rousseau stelde zich tevreden met het kleinburgerlijke beginsel van het "egalitarisme", d.w.z. met de eis, alle burgers van een min of meer gelijk aandeel in het particulier bezit te voorzien. Dit was een utopische droom, maar men mag toch niet vergeten, dat deze dromen toentertijd een vooruitstrevend karakter droegen, een protest bevatten tegen de feodaliteit, en tot op zekere hoogte de gedachte van de maatschappelijke eigendom der productie-werktuigen en -middelen en daarmee ook de vernietiging aankondigden van alle vormen van menselijke slavernij, van uitbuiting van de ene mens door de andere.
* JN de strijd tegen de feodale en absolute despotie vertegenwoordigde Rousseau met hartstocht zijn ideaal van een democratische staat, die geroepen is, de wil van het souvereine volk tot uiting te brengen en de onvervreemdbare volksrechten te handhaven. De theorie van het "maatschappelijk verdrag" in de vorm, zoals Rousseau dat ontwikkelde, mist elk wetenschappelijk-materialistisch fundament. Niettemin wierp de gedachte alleen al van het natuurlijk ontstaan van de staat, de gedachte, dat de staat een resultaat is
457
van een afspraak tussen de mensen ter beveiliging van hun rechten en hun welzijn, alle mystieke en reactionaire sprookjes van de kerkelijke en actels-ideologie omver, volgens welke het koningschap een van god ingestelde macht zou zijn. Rousseau wees op de edele en zinvolle beweegredenen, die tot het stichten van de staat hadden geleid, maar moest tegelijkertijd vaststellen, dat zich de staat in het verloop van zijn ontwikkeling in handen van de aristocratie en de rijken tot een ongehoord wreed instrument voor onderdrukking van het volk,- en voor verscherping van de sociale, politieke en bezits-verschillen tussen de mensen ontwikkeld heeft. Als de staat dan verder groeit - zo betoogde hij ontaardt hij tot een despotie, die alle mensen geliJk maakt ... n.l. wat rechteloosheid betreft. Wat voor een uitweg bestaat er volgens Rousseau uit deze toestand? Met ongewone stoutmoedigheid fundeert Rousseau het recht van het volk op revolutie, op het omverwerpen van een staatsmacht, die zich heeft laten meeslepen om het maatschappelijk verdrag te breken en de weg van de tyrannie heeft ingeslagen. Een staat, zo betoogt Rousseau, die steunt op geweld tegen zijn burgers, moet niet schrikken, als hij op zijn beurt door geweld wordt omvergeworpen. "Zolang een volk," schreef Rousseau, "gedwongen wordt zich te onderwerpen en dit ook doet, handelt het goed; maar zodra een volk, dat de kans heeft zijn juk af te schudden, dit juk ook werkelijk afschudt, handelt het beter; want een volk, dat zijn vrijheid terugneemt op grond van hetzelfde recht, waarmee men hem die vrijheid heeft afgenomen, is daartoe volledig bevoegd." In zijn geschriften en in 't bijzonder in de verhandeling "Het maatschappelijk verdrag", legt de Franse verlichte denker de grondslag voor een systeem van democratische rechten, wier verwerkelijking - zoals hij meende - de "ideale maatschappij", de overwinning van de democratie voor heel het mensdom zou betekenen. In werkelijkheid echter lag de toestand zo als Engels het uiteenzette, "dat de staat der rede, het maatschappelijk verdrag van Rousseau geboren werd en slechts geboren kon worden als burgerlijke, democratische republiek."
* JN de jaren van de Franse revolutie (1789-1794] was Rousseau de
erkende ideoloog van de Jacobijnen, de vastberaden strijders tegen de feodale reactie. Vele historisch belangrijke redevoeringen van de leiders der Jacobijnse dictatuur en haar programs, vooral de wetgeving van 1793, zijn doordrenkt met de ideeën van Rousseau. De werken van vertegenwoordigers van het utopische communisme der XVIIe eeuw, Mably, Morelly en hun geestverwanten, getuigen van de onweerlegbare invloed, die de opvattingen van Rousseau op hen gehad hebben. Lange tijden stond onder Rousseau's invloed ook Sylvain Maréchal, schrijver van het politieke program der revolu· 458
tionaire volgelingen van Babeuf en zijn "Samenzwering der Gelij ken." De maatschappelijke, economische en democratische denkbeelden van Rousseau vonden in vele landen geestdriftig ingang, waar de strijd tegen de middeleeuwen, tegen de feodale knechtschap en tegen de absolute monarchie zich ontwikkelde. Maar niet alleen als staatsdenker had Rousseau betekenis. Hij was ook een denker over de opvoeding van de jeugd, gericht tegen het feodaal-kerkelijke onderwijs met zijn verouderde methoden en verouderde wijsheden. Hij zelf legde in zijn roman "Emile" een geheel nieuwe, vooruitstrevende opvatting van paedagogiek aan de dag. Rousseau streed voor een school, die zich de taak zou stellen, het op.groeiende geslacht op te voeden tot de hoge idealen van het humanisme, en om bij de. jeugd staatsburgerlijke deugden te ontwikkelen. Volgens de vaste overtuiging van de Franse denker is de school er, om de werkzaamheid en de eigen initiatieven van de kinderen aan te moedigen, hen te helpen, om gezond naar lichaam en geest te worden, mensen die bij machte zijn hun eigen weg in het leven te vinden en het moedig te veranderen en te verbeteren, daarbij steunend op vaste kennis.
*
TWEEHONDERDVIJFTIG jaar is het thans geleden, dat Rousseau geboren werd. Reeds lang en thans nog roepen zijn naam en zijn denkbeelden verbitterde debatten wakker, en worden zijn opvattingen op diametraal tegengestelde manieren uitgelegd. Rousseau blijft ver en vijandig voor degenen, die de klasse-uitbuiting willen vereeuwigen, de maatschappelijke en morele groei van het mensdom tot staan brengen en in het bestaan van rij ken en armen, van onderdrukkers en onderdrukten, van een heersende elite en een haar onderdanige massa een onveranderlijke wet. voor -de samenleving zouden willen zien. Het gebruik van woorden als "vrijheid" en "democratie" is voor de huidige monopolistische bourgeoisie slechts een frase, waarmee klassen- en rassen-ideologie wordt bedekt, en agressieve bedoelingen en militaire blokken worden beplakt, om hun ware, roofzuchtige karakter te verbergen. Maar voor de tegenkrachten van deze oude machthebbers en egoïsten heeft de naam Rousseau een warme, goede klank. Die naam is een program van denkbeelden, welke werkelijk op de democratische lotsbestemming van de mens gericht zijn; een geloofsverklaring van hen, die het leven op redelijke basis willen zetten en een einde maken aan de bedreiging van het oorlogsspook, aan het geweld in het algemeen, om een samenleving te grondvesten, waarin de mensen een hogere trap van beschaving, vrede en welzijn bereiken. CH. N. MOMDZJIAN (De schrijver is hoogleraar in de filosofie te Moskou en bekend om zijn studies van de Franse wijsbegeerte voor en in de 18e eeuwse revolutietijd.}
459
Documentatie
lm perialistische "integratie" in
West-Europa (De Gemeenschappelijke Markt) Stellingen van het Instituut voor Wereldeconomie en lnternatiqnale Betrekkingen van de Academie der Wetenschappen van de USSR. OE laatste tijd worden de problemen van de zogenaamde "integratie" (d.w.z. eenwording) van West-Europa in de politiek van de imperialistische mogendheden van steeds groter belang. Het meest omvattend zijn de plannen van de Westeuropese "integratie" in de EEG [de Gemeenschappelijke Markt) belichaamd, waartoe West-Duitsland, Frankrijk, Italië, België, Nederland en Luxemburg behoren. Deze zes landen, die op 25 maart 1957 in Rome het "Verdrag omtrent de Stichting van de Europese Economische Gemeenschap" ondertekend hebben, hebben officieel de doorvoering van een op elkaar afgestemde economische politiek, [in 't bij zonder op het gebied van de douanetarieven en van het valutaverkeer, van de kapitaalsinvesteringen, de waarborg voor een ongehinderde in- en uitvoer van kapitaal en een vrije beweging van de werkkrac.hten binnen het raam van de Gemeenschappelijke Markt] evenals de vestiging van een politiek verbond van deze landen, tot hun doel verklaard. Het Verdrag van Rome is op 1 januari 1958 var! kracht geworden en een jaar later is men begonnen het in praktijk te brengen. Thans zijn de douanetarieven voor de handel tussen deze zes landen belangrijk verlaagd. Er zijn nog een reeks andere maatregelen doorgevoerd, waarin het Verdrag van Rome voorzag. Daardoor werd de Gemeenschappelijke Markt - deze staatsmonopolistische vereniging van de financiersoligarchie van de zes landen van West-Europa - tot een economische en politieke realiteit. W. I. Lenin voorzag, dat de internationale vereniging van het monopoliekapltaal, dat de wereld economisch verdeelt, zich niet alleen in de vorm van internationale monopolies, maar ook in de vorm van verdragen tussen gehele staten voltrekken kon. "Natuurlijk zijn er tiideliike overeenkomsten tussen de kapitalisten en tussen de mogendheden mogelijk", heeft Lenin geschreven. "In deze zin zijn ook de Verenigde Staten van Europa mogelijk als een overeenkomst tussen de Europese kapitalisten ... waarover? Alleen daarover, hoe gemeenschappelijk het socialisme in Europa te onderdrukken, hoe gemeenschappelijk de geroofde koloniën . . . te verdedigen" [W. I. Lenin, Verz. Werken, (Russ. uitgave). Deel 21, bi. 345). Deze stelling van Lenin levert de sleutel tot het begrip van het wezen van deze processen van de huidige Westeuropese "integratie". In de Gemeenschappelijke Markt komt de klassesolidariteit van de imperialisten tot uitdrukking, die ondanks hun wederzijdse v[j andschap er naar streven zich te verenigen, om zo de positie van het kapitalisme met behulp van internationale staatsmonopolistische bondgenootschappen te versterken en de zweren en kwalen van het kapitalisme (anarchie in de productie, crises) te genezen of ten minste te lenigen. De bankiersolig-archie tracht met de ontwikkeling van de Integratie een soort "antwoord" te vinden op de steeds groeiende macht van het wereld-socialisme, dat tot een beslissende factor in de ontwikkellr.g van de mensheld is geworden. Zij tracht met behulp van de Gemeenschappelijke Markt de vroegere koloniale en half-koloniale wereld in het zog van het imperialisme te hou-
460
den, de concurrentiestrijd op de wereldmarkten te verzwakken en een consolidatie van het imperialistische kamp te bereiken. Al deze pogingen zijn echter vergeefs. Zoals in het programma van de CPSU met klem wordt uitgesproken, komt de voornaamste tegenstelling van de tegenwoordige tijd - de tegenstelling tussen het socialisme en het imperialisme - geenszins in de plaats van de diepgaande tegenstellingen die de kapitalistische wereld verscheuren. De ongelijkmatige ontwikkeling van het kapitalisme verandert de krachtsverhoudingen op de kapitalistische wereldmarkt en verscherpt de strijd om de herverdeling daarvan tussen de internationale monopolie-verenigingen. De "Europese-Economische Gemeenschap", die een nieuwe vorm van een verdrag tussen de staatsmonopolistische groeperingen is, is tegelijkertijd een nieuwe vorm van de scherpste concurrentiestrijd om een herverdeling van de kapitalistische wereldmarkt in overeenstemming met de krachtsverhoudingen, die in het kamp van het imperialisme tot stand komen, een nieuwe vorm van het binnendringen van machtige monopolies der imperialistische staten in de economie van hun zwakkere partners. De Gemeenschappelijke Markt is eeri nieuw versehij nsel in de economische ontwikkeling van het kapitalisme. In het huidige tij ctsgewricht van de overgang van kapitalisme naar socialisme, spitsen zich de sociale en economische tegenstellingen van het kapitalisme steeds scherper toe. In de derde etappe van de algemene crisis van het kapitalisme is het conflict tussen de ontwikkeling van de productiekrachten en de productieverhoudingen nog dieper geworden. Het marktprobleem is in de gehele kapitalistische wereld, maar speciaal in WestEuropa, nog nijpender geworden. De versnelling van de technische vooruitgang, het invoeren van methoden voor massaproductie en van automatisering eisen· een geweldige uitbreiding van de afzetmarkt, ze verscherpen de neiging tot internationalisatie van het economische leven, ze bevorderen de ontwikkeling van een internationale specialisatie van de productie. Onder de omstandigheden van het imperialisme nemen deze processen verwrongen, reactionaire vormen aan. Eén van deze vormen is de imperialistische integratie. In de ontwikkeling daarvan spelen de internationale vervlechting van het bankierskapitaal en in 't bijzonder de stichting van internationale kartel-verenigingen van een nieuw tpe, die steunen op verdragen over de specialisatie van de productie tussen de grootste concerns en trusts, de gewichtigste rol. Het streven van de monopolies om door gebruik te maken van de vruchten van de technische vooruitgang en van de internatio_nale specialisatie, ten einde daardoor hun superwinsten te vergroten, ligt ten grondslag aan de economische "integratie"-maatregelen en doet de neiging ontwaken om de douanerechten te verminderen in een exclusieve zone van landen, die aangesloten zijn bij het staatsmonopolistische verdrag alsmede een hoge douanebarrière op te richten tegen goederen, die uit derde landen komen. De Westeuropese "integratie" is een poging van het monopoliekapitaal om de privé-kapitalistische vorm van de economie te "verzoenen" met de productiekrachten, waarvoor de nationale grenzen te eng geworden zijn. Het imperialisme tracht de productiekrachten, die dwingend de overgang naar het socialisme vereisen, binnen het raam van het staatsmonopoliekapitalisme te houden. Problemen, die betrekking hebben op de Gemeenschappelijke Markt, zijn van levensbelang voor de werkende massa's van West-Europa. Het bankierskapitaal tracht een nieuw offensief te organiseren tegen de arbeidersklasse op het gebied van de economie, de politiek en de ideologie. De monopolies streven praktisch . naar een verenigd front voor de strijd tegen de arbeidersklasse van West-Europa; ze trachten de diepe tegenstellingen fn het huidige kapitalisme te overwinnen op kosten van de arbeidersklasse. De EEG houdt ook ongunstige gevolgen in voor de boeren, de handwerkslieden en de kleine middelgrote kooplieden en ondernemers. De Europese Economische Gemeenschap is een samenzwering van
461
'I
~l I I I
I
i
·'
de monopolies, gesmeed achter de rug van de volkeren en tegen hun fundamentele belangen. De leiders van de imperialistische mogendheden trachten de "integratie" te veranderen in een soort "Heilige Alliantie" van de reactie voor het bestrijden van het socialisme, de arbeidersbeweging, de na Nonale bevrijdingsbeweging en de algemene democratische beweging, voor de versterking van de economische basis van het agressieve Noordatlantische blok in Europa. De Westeuropese "integratie" is een instrumet'lt van de imperialistische politiek voor het voeren van de koude oorlog en voor verhoging van de internationale spanning.
De realisering van het Verdrag van Rome en de kapitalistische economie. L Jn de afgelopen jaren hebben de landen van de Gemeenschappelijke Markt een reeks van maatregelen doorgevoerd ter uitvoering van het Verdrag van Rome. Ze hebben de douanetarieven in de wederzijdse handel voor industrieproducten met 50 pct en die voor agrarische producten met 30 á 35 pct verlaagd; ze hebben stappen' genomen om een eenvormig douanetarief te scheppen voor goederen uit landen, die niet tot de Gemeenschappelijke Markt behoren en zijn bezig een gemeenschappelijke lijn voor de buitenlandse handel met deze landen uit te werken; ze hebben de kwantitatieve beperkingen op de invoer van industrieproducten opgeheven; ze hebben de beperkingen in het valutaverkeer verminderd; ze hebben de gedeeltelijke inwisselbaarheid van de valuta ingevoerd; ze hebben de voorwaarden voor het kapitaalverkeer binnen de Gemeenschappelijke Markt vergemakkelijkt Het plan bestaat, om de eerstkomende jaren de douanetarieven voor industrieproducten tegenover het aanvankelijke peil met nog eens 30 pct te verlagen om ze tegen 1966 helemaal op te heffen. De douanerechten voor agrarische producten zullen in de EEG-landen omstreeks 1969 opgeheven worden. Bovendien zijn er maatregelen overeengekomen, die beogen de migratie van arbeidskrach~en te vergemakkelijken, landbouw en transport te reguleren en de sociale- en de belastingwetgeving getij k te schakelen. 2. De industrieproductie van de landen van de Gemeenschappelijke Markt is van 1957 tot 1961 met 30 pct, de export met 50 pct toegenomen. Het groeitempo van de industriële productie van het "Geïntegreerde Europa" was 1,5 tot 2 maal zo groot als in de gehele kapitalistische wereld. De ideologen van de bourgeoisie ·schrijven dat alles aan de invloed van de Gemeenschappelijke Markt toe. De Gemeenschappelijke Markt vormde echter geenszins de basis voor de groei van de productie en van de waren-omzet Bij de oprichting be
462
De Gemeenschappelijke Markt werkte in zekere mate in dezelfde richting en bevorderde de toename van de productie. Het ten uitvoer leggen van het verdrag van Rome, dat zich afspeelde onder omstandigheden van de toespitsing van de concurrentlestrij d, bevorderde de toename van de kapitaalsinvesteringen, verhaast· te de modernisering van de bedrijven en bracht een zekere economische en organisatorische hervorming van de monopolies tot stand. De gedeeltelijke verlaging van de douanetarieven bevorderde de overgang naar de grotere massaproductie. De Gemeenschappelijke Markt is niet alleen de rekenkundige som van de markten van de verschillende landen, die tot de "Europese Economische Gemeenschap" behoren. Zelfs in zijn verminkte, kapitalistische vorm kan de economische "integratie" tot een uitbreiding van de omvang van de productie en van de binnen- en buitenlandse handel leiden. Aan de betekenis van deze factor moet echter geen overmatig gewicht worden gehecht. Het is karakteristiek, dat Japan, dat geen enkele betrekking tot de Gemeenschappelijke Markt heeft, wat betreft het tempo van toename van de productie en van de export, de landen van de "Europese Economische Gemeenschap" verre overtreft. In de jaren 1961-'62 is het tempo van de toename van de industrieproductie belangrijk verminderd. De "integratie" kon een verslechteDing van de economische toestand niet voorkomen en geenszins het scherpste economische probleem van het huidige kapitalisme, het marktprobleem, oplossen. De tegenstelling tussen pro· ductie en koopkracht, die boven het nationale kader uitgaat, blijft binnen elk land bestaan en wordt sterker als zij binnen het grotere kader van de Gemeen· schappelijke Markt werkt. 3. lot nu toe is slechts dat deel van het program van maatregelen van de Gemeenschappelijke Markt verwezenlijkt, dat met slechts geringe moeilijkheden gepaard gaat. Maar zelfs de doorvoering van dit gemakkelijker gedeelte van het "integratie-program" is op hevige weerstand gestuit. De "Europese Economi· sche Gemeenschap" voerde geenszins tot de vorming van een zich harmonisch ontwikkelend, economisch geheel; het werd juist een bron van de toespitsing van de concurrentlestrijd om de markten. Bij de oude kwamen nieuwe tegenstellingen. De historisch ontstane economische structuur van de zes Westeuropese landen heeft hen tot natuurlijke concurrenten gemaakt in de afzet van gelijksoortige industrieproducten, - de producten van de machinebouw, van de chemie en van electratechnische uitrustingen, van auto's en van de producten van de textielindustrie. De botsingen, die hieruit voortkomen, vermengen zich met de tegenstellingen, die in de loop van de ontwikkeling van de specialisatie in het raam van de Gemeenschappelijke Markt optraden. De "Zes" laten in verborgen vorm de diverse maatregelen voortbestaan, die zij genomen hebben om hun nationale markt tegen het binnendr"ingen van .hun partners te beschermen. Binnen de "Europese Economische Gemeenschap" zijn einde.loze disputen aan de gang ten aanzien van het tempo, waarin tarieven binnen de EEG moeten worden verlaagd en over de data, waarop de invoerrechten voor derde landen op een gelijk peil moeten zijn gebracht; er ontstaan conflicten over openl!j ke of verkapte discriminerende maatregelen tegen elkaar, in het bij· zonder omtrent zulke door het verdrag verboden middelen van de "handelsoorlog" als overheidssteun aan exporNndustrieën, het scheppen van transportvoorwaarden, die onvoordelig zijn voor de concurrenten, enz. Vraagstukken van het uniforme prijspeil, de kwantitatieve beperking van de import van deze producten enz., zijn het onderwerp van scherpe tegenstellingen. In de naaste toekomst, als de landen van de Gemeenschappelijke Markt met de doorvoering van de andere, in het Verdrag van Rome voorziene en veel gecompliceerder maatregelen, beginnen, zullen nog heel wat ernstiger tegenstelHugen opkomen. Bovendien werd de kraoht van de Gemeenschappelijke Markt nog niet aan de toets van een economische crisis onderworpen.
463
.
4. De lmpitalistische "integratie" heeft zijn objectieve grenzen. De taak van het regelen van het economiscl1e leven op de ::.chaal van een internationaal economisch complex is in tegenspraak met de kapitalistische mlodelen voor een dergelijke opgave. Do financiersoligarchie tracht antagonismen, die tot het wezen van het monopoliekapitalisme behoren, te verzwakken, zonder de eigendomsverhoudingen te verandoren en binnen het raam van een regeling door het staatsmonopolisme. Het is echter duidelijk, dat dat onmogelijk is. Terwijl een staatsmonopolistische regeling van het economische leven in één land al op onoplosbare tegenstellingen stuit, moeten p~gingen om een dergelijke regeling op internationale schaal door te voeren aan zulke tegenstellingen een nog scherper karakter geven. De Gemeenschappelijke Markt, die dienen moet om het kapitalistische stelsel en het privaat-eigendom van de productiemiddelen te versterken, is als gevolg van de anarchie van de productie en van de werking van de wet van de ongelijkmatige ontwikkeling in het imperialisme, niet in staat een harmonische groei van de economie te verzekeren. Het is niet in staat de klassentegenstellingen te doen verdwijnen:
De eerste sociaal-economische en politieke gevolgen van de "Gemeenschappelijke Markt.'• 5. De Gemeenschappelijke Markt is een product van de financiersoligarchie, geboren in het nieuwe tijdperk van de crisis van het wereldkapitalisme. De "integratie" heeft geens:oins het wezen van het tegenwoordige monopoliekapitaal veranderd, zoals door de burgerlijke ideologen beweerd wordt. De Gemeenschappelijke Markt is een "Europa van de trusts", een imperium van de monopoliereuzen, die miljoenen en nog eens miljoenen arbeiders uitbuiten. Van de 200 grootste monopolies van de wereld, waarin bijna een derde van de kapitalistische wereldproductie geconcentreerd is zijn 43 leidende trusts van de landen van de Europese Economische Gemeenschap. De concentratie en centralisatie van de productie en van kapitaal hebben in de laatste jaren in de zes landen van de Gemeenschappelijke Markt een onge· kende hoogte bereikt. Terwijl in het jaar 1954 van het gezamenlijke aandelenkapitaal van West-Duitsland 34 pct in handen was van maatschappijen, die elk over meer dan 100 miljoen mark beschikten, was het aandeel van deze maatschappijen in1961 reeds tot 52 pct gestegen. Het verlagen van de douanetarieven en de nieuwe omstandigheden voor de concurrentie in de Gemeenschappelijke Markt hebben een nieuwe golf van fusies van grote maatschappijen veroorzaakt, maar er ook toe geleid, dat kleine en middelgrote bedrijven door de reuzentrusts· opgeslokt worden. Terwijl in de tijd van 1946 tot 1956 in Frankrijk 310 fusies geregistreerd zijn, waren het er in 1959 reeds 931 en in 1960 omstreeks 1000. De macht van de monopolies over het leven van de naties is belangrijk versterkt. De in de landen van de Gemeenschappelijke Markt bereikte vooruitgang bij de vermaatschappelijking van de arbeid en de ontwikkeling van de productie en de voordelen van de specialisatie van de industrie en van de wetenschappelijk· technische vooruitgang, worden door de monopolies toegeëigend. De monopolies hebben een algemene prijsdaling, die door het verlagen van douanetarieven mo· gelijk zou zijn geweest, verhinderd. Integendeel, er kwam een nieuwe stijging van de kosten van het levenspeil, de winsten van de monopolies van de Gemeen· schappelijke Markt zijn geweldig gestegen. De netto-winst van 35 van de groot· ste trusts van deze landen is van 1957 tot 1961 met 170 pct gestegen. 6. Het bondgenootschap tussen de reactionaire imperialistische bourgeoisie, verenigd in d.e Gemeenschappelijke Markt leidde tot een grotere uitbuiting van :'1
L
464
de arbeidersklasse, tot een aanval op het levenspeil van het werkende volk, op de arbeiders- en de democratische beweging_ De organen van de Europese Economische Gemeenschap - het zogenaamde Europese Parlement, dat tot taak heeft de activiteiten van de gemeenschap te controleren, de ministerraad, die het hoogste orgaan voor het uitwerken van de politiek van de Gemeenschappelijke Markt is, de EEG-commissie, die het hoogste uitvoerende orgaan van de Gemeenschap vormt en het Gerechtshof - bestaan alle uit personen, die met toestemming van de monopolies benoemd worden en geheel en al in hun dienst staan_ De monopolies, die er op uit zijn binnen het systeem van de Gemeenschappelijke Markt de gunstigste condities voor zichzelf te verkrijgen, passen maatregelen toe, gericht op het verlagen van de lonen en van de sociale voorzieningen van de arbeiders en verhogen de arbeidsintensiteit_ De kloof tussen de toenemende arbeidsproductiviteit en de lonen wordt steeds wijder, met het resultaat dat de monopolies de winst in hun zak steken en het verlies voor de arbeiders is. Het Verdrag van Rome voorziet in een "gelijkschakeling" van de lonen en ar· beidsvoorwaarden in de landen van de Gemeenschappelijke Markt. De monopolies trachten de lonen en de sociale voorziening op het laagste peil "gelijk te schakelen" en te "bevriezen". Thans zijn de reële lonen in Frankrijk lager dan in 1957. In België heeft de regering-Eijskens in 1960 een "eenheidswet" afgekondigd om de arbeiders nieuwe zware lasten op te leggen. De aanval op het levenspeil van de monopolies wordt vergemakkelijkt, doordat er een vrij groot reserveleger van "algemeen Europese." werklozen voorhanden is, dat voornamelijk uit Italiaanse werknemers bestaat. In Engeland wordt de voorbereiding tot het toetreden tot de EEG gekenmerkt door een krachtiger loonstop-politiek, door een verhoging van de indirecte belastingen voor massa-consumptiegoederen en een beperking van de uitgaven voor sociale zekerheid. De voornaamste hinderpaal bij het verlagen van het reële loon is de toenemende stakingsactie van de arbeidersklasse in de meeste EEG-landen. Door de omstandigheid van een hoge conjunctuur kon de arbeidersklasse in een reeks van landen door hardnekkige strijd een zekere loonsverhoging afdwingen. Onder deze omstandigheden is de strijd tegen loonsverhoging tot het leidende principe van de regeringspolitiek van de landen van de Gemeenschappelijke Markt verklaard. 7. De "integratie" versnelt het proces van de ondergang van de kleine producenten_ De verlaging van de douanebarrières en de verzachting van de beperkingen in het kapitaalverkeer binnen de Gemeenschappelijke Markt heeft de kleine bedrijven zowel aan de concurrentie van de binnenlandse, als aan die van de buitenlandse monopolies blootgesteld. De monopolies rulneren duizenden en honderdduizenden ambachtslieden, kleine ondernemers en kooplieden_ In Frankrijk hebben in de laatste vier jaren 20 pct van de kleine textielbedrij ven hun poorten gesloten. Het aantal kleine handelsbedrijven is met 27 pct afgenomen, terwijl het aandeel van de grote bedrijven aan de binnenlandse handel met 50 pct is toegenomen. In West-Duitsland is het aantal kleine handwerksbedrijven in de jaren van 1957 tot 1960 met meer dan 20.000 afgenomen. De ondergang van de boerenstand heeft in de landen va:n de Gemeenschappelijke Markt geweldige afmetingen aangenomen. Een aantal Westeuropese regeringen heeft in de jaren na de oorlog plannen voor de "modernisering" en "reorganisatie" van de landbouw doorgevoerd, die er op gericht zijn, grote kapitalistische agrarische bedrij ven te stichten langs de weg van de versnelde onteige · ning van de kleine en middelgrote boerenbedrijven_ Onder de omstandigheden van de Gemeenschappelijke Markt zijn deze processen verscherpt_ In Italië werden de laatste vijf jaar meer dan 500.000 boeren en landarbeiders gedwongen om uit de landbouw te verdw!j nen. In West-Duitsland verlaten jaarlijks meer dan
465
i,
100.000 mensen de landbouwbedrijven. In de jaren 1956 tot 1957 is het aantal boerenhofsteden van minder dan 10 ha jaarlijks met 28.000, in de jaren 1960 tot 1961 met 64.000 verminderd. In Frankrijk hebben de heersende kringen het plan om 800.000 boerenbedrij ven te liquideren. De vice-voorzitter van de Europese Economische Commissie, Mansholt, de auteur van het plan voor de "integratie" van de Westeuropese landbouw, heeft toegegeven, dat in de eerstkomende jaren in de landen van de Gemeenschappelijke Markt 8 miljoen boeren geruïneerd zullen worden. De "integratie", die zelf het gevolg is van het proces van de monopolisering en de economische verdeling van de kapitalistische wereld onder de grootste trusts, heeft op haar beurt een machtige stimulans gegeven aan de verdere ontwikkeling van de concentratie en centralisatie van het kapitaal en aan de nog sterkere concentratie van de economische en financiële macht in de handen van een handvol reuzenmonopolies. Zij heeft niet alleen de belangentegenstelling tussen de monopo'l'istische bourgeoisie en de arbeidersklasse verscherpt, maar ook de belangentegenstelling tussen de monopolies aan de ene zij de en de kleine en middelgrote bourgeoisie in stad en land aan de andere zij de. 8. Het verbond tussen de clericale, militaristische dictator Adenauer en het autoritaire regiem van generaal De Gaulle wordt tot de ruggagraat van de "integratie". De toch al besnoeide burgerlijke democratie word-t nog verder beknot, de nationale souvereinitett verzwakt, de rechten. van de gekozen parlementaire instellingen tot niets gereduceerd en tot een fictie gemaakt. De Westeuropese "integratie" wordt door een versterkte reactionaire politiek begeleid, door de omvorming van de staatsmacht tot een autoritair regiem. Het mechanisme van de Gemeenschappelijke Markt wordt veranderd in een middel ter coördinatie van de ondermij ningsstrategie en -politiek van de Ame· rikaans-Europese reactie. De rechtse burgerlijke partijen van de Westeuropese landen hebben zich op basis van de monopolistische "integratie" verenigd. De imperialistische reactie heeft de ideologie van het anti-communisme, de strijd tegen het socialistische kamp, voor het in stand houden van het kapitalistische stelsel in West-Europa, tot haar gemeenschappelijk platvorm gemaakt. De stemmen van de sociaal-democratische leiders, die bewezen hebben niet in staat te zijn om enig plan van actie ter verdediging van de belangen van de arbeiders naar voren te brengen, klinken steeds luider in het koor van hen, die de "integratie" ophemelen. Deze lakeien en agenten van de bourgeoisie in de ar· beidersbeweging vervangen de beginselen van het proletarische internationalisme door de zogenaamde "Europese gedachte", steunen het "Europa van de trusts", veronachtzamen de belangen van de arbeidersklasse en hebben openlijk de strijd voor het socialisme verworpen. Het plan tot oprichting in de een of andere vorm van een "supra-nationale" politieke vereniging van de landen van de Gemeenschappelijke Markt met de bijbehorende ;,supra-nationale" organen, is vol grote gevaren voor de democratische rechten van het werkende volk, voor de levensbelangen van de volkeren van West-Europa. De imperialisten streven naar de oprichting van zulk een organisatie om hun agressieve militaire l'Jlokken te versterken. Bij de pogingen zulk een vereniging tot stand te brengen, speelt het streven van de meest reactionaire kringen van het financierskapitaal van de Westeuropese landen een grote rol, om door gemeenschappelijke inspanningen nationalisatie en andere democratische hervor· mingen te voorkomen. De plannen voor de politieke "integratie" vormen een ernstige bedreiging voor het onafhankelijke nationale bestaan van de Westeuropese volken. Het imperialisme, wat een nieuwe aanval op de democratische rechten van de volkeren van de landen van de Gemeenschappelijke Markt organiseert, ver-
466
scherpt tegelijkertijd de strijd tegen de nationale bevrijdingsbeweging. De Westeuropese "integratie" blijkt een middel te zijn om de volkeren nieuwe vormen en methoden van koloniale uitbuiting op de dringen. De koloniale politiek van de landen van de Gemeenschappelijke Markt geniet de steun van het Amerikaanse imperialisme, dat als internationale gendarme en als voornaamste bolwerk van het kolonialisme optreedt.
De Westeuropese .,Integratie" - een kluwen van imperialistische tegenstellingen. 9. De Gemeenschappelijke Markt leidde niet tot de vorming van een "conflictloos", "harmonisch" West-Europa en kon daar ook in 't geheel niet toe leiden. West-Europa blijft de arena van scherpe economische en politieke wrijvingen, tegenstellingen en conflicten. De leidende posities in de EEG worden ingenomen door de monopolies van West-Duitsland en Frankrijk, waarbij de posities van de Westduitse monopolies steeds sterker worden. Thans levert West-Duitsland bijna de helft van alle industrieproducten van alle landen van de EEG. Het economische overwicht van West-Duitsland op Frankrijk is in vergelijking m'et de vooroorlogse tijd belangrijk toegenomen. Van de tien grootste trusts van het "gefntegreerde" Europa zijn er acht West-Duits. De monopolies van de Bondsrepubliek zijn er op uit, om in West-Europa hun economische heerschappij te vestigen en met "vreedzame" middelen die herverdeling van de "invloedssferen" tot stand te brengen, die het Duitse imperialisme niet met wapengeweld heeft kunnen bereiken. De leiders in Bonn trachten onder de dekmantel "Europa" hun revanchistische, agressieve plannen te verwezenlijken en hun economische expansie te versterken. Aan de andere kant echter maken de tegenwoordige heersers in Frankrijk eveneens aanspraak op de leiding van het "geïntegreerde" Europa. De verbitterde strijd over de vormen en methoden van de politieke "integratie", de besprekingen over de oprichting van "supra-nationale" organen, die achter de rug van de volkeren gevoerd wordt, weerspiegelt de onoplosbare tegenstellingen tussen de imperialistische machten. 10. De economische en politieke tegenstellingen hebben zich niet alleen tussen de deelnemers aan de EEG toegespitst, maar ook in geheel West-Europa, in het bijzonder tussen Engeland en de Duitse Bondsrepubliek. Aanvankelijk heeft Engeland de EEG hardnekkig bestreden. Het heeft getracht !Jaar op te lossen in een bredere "vrijhandelszone". Het is echter niet gelukt deze plannen te verwezenlij ken. Toen heeft Engeland in 1959 de "Europese vrijhandelszone" opgericht, om te voorkomen dat de monopolies van de Zes op de Westeuropese markten hun opperheerschappij zouden vestigen en om zijn eigen economische positie te verstevigen. Dit handelsblok omvatte zeven landen: Engeland, Oost~nrijk, Portugal, Noorwegen, Denemarken, Zweden en Zwitserland. In de strijd van de twee elkaar bestrijdende groeperingen heeft Engeland feitelijk een nederlaag geleden en het heeft nu, zeker niet zonder pressie van Amerika, om aansluiting bij de EEG gevraagd. Het spreekt vanzelf, dat Engeland economisch sterk genoeg is om de strijd ook buiten de EEG voort te kunnen zetten, maar de gedragslijn van Engelands heersende kringen wordt in deze kwestie in de eerste plaats bepaald door politieke motieven, door de angst om de NAVO te verzwakken. Zo ontstond een nieuwe kluwen van imperialistische tegenstellingen. De landen van de EEG eisen van Engeland de onvoorwaardelijke aanvaarding van alle bepalingen van het Verdrag van Rome, terwijl Engeland concessies verlangt. Als Engeland tot de EEG toetreedt en aan de eisen van de landen van de EEG voldoet, dan komen zijn handelsbetrekkingen met de landen. van het Gemenebest, het systeem van voorkeurstarieven en het sterlingblok in gevaar.
467
Ij ~. r:
I I I
Het vraagstuk van de toetreding van Engeland tot de EEG is het onderwerp van de scherpste politieke strijd geworden. Vooruitstrevende organisaties, de meeste vakbonden, vele Labour-leiders en een aantal boerenorganisaties treden actief op tegen de deelname van Engeland aan de Europese "integratie". Zij leggen er de nadruk op, dat het lidmaatschap van de EEG een noodlottige Invloed zal hebben op het levenspeil van de Engelse arbeiders, aan de landbouw de grootste schade zal toebrengen en de strijd van het werkende volk voor de verzekering van de volledige werkgelegenheid en de uitbreiding van sociale zekerheid zal bemoeilij ken. Tegen toetreding tot de EEG hebben zich ook een reeks invloedrijke persoonlijkheden van de conservatieve partij en uit de zakenwereld uitgesproken, die bevreesd zijn, dat de Engelse posities in de landen van het Gemenebest verzwakt zullen worden. Uit kringen van zakenlieden uit Australië, Canada, Nieuw-Zeeland en andere Gemenebest-landen komen ook protesten tegen de deelname van Engeland aan de EEG, want zij vrezen de Engelse afzetmarkt te verliezen. · De leden van de vrijhandelszone, door Engeland in de steek gelaten, ondervinden de toenemende druk van de grote mogendheden van de EEG. Voor de kleine Europese landen zal toetreding tot de EEG een ernstige aantasting van hun nationale, economische en politieke belangen vormen. Voor de kleine landen is dat gevaar des te groter, omdat het principe van de eenstemmigheid ten aanzien van belangrijke vraagstukken in de organen van de EEG vervangen wordt door het beginsel van besluiten bij meerderheid van stemmen. 11. De politieke opzet van de EEG maakt het voor de deelnemers onmogelijk om de status van neutraliteit te handhaven. Daarom zijn alle pogingen om Zwitserland, Zweden en Oostenrijk in de EEG te betrekken in beginsel er op gericht, om deze landen praktisch in het systeem van de agressieve, politieke blokken in te schakelen. De aanval op de neutraliteit van deze landen stuit op de weerstand van hun volkeren, die hun neutraliteit als één van de belangrijkste veroveringen beschouwen. Daarom zoekt een deel van de heersende kringen van deze landen, onder druk van de imperialisten van Amerika en West-Duitsland, naar een achterdeurtje, om zich in de vorm van zogenaamde associatie bij de EEG aan te sluiten. Daarbij doen ze al het mogelijke om de politieke en militair-strategische betekenis van de EEG te versluieren. Zij kweken de illusie, dat het mogelijk zou zijn dat een of andere vorm van associatie met de EEG gevonden kan worden, die deze landen in staat zou stellen hun economische problemen op te lossen en tegelijkertijd hun neutraliteit te bewaren. Aan deze illusies werd een zware slag toegebracht door de openhartige verklaringen van de leiders der Amerikaanse diplomatie en sommige leiders van "Klein-Europa", dat de neutrale landen alleen dan tot de EEG kunnen toetreden, als zij haar politieke filosofie aanvaarden. 12. De tegenstellingen tussen de EEG en Amerika worden steeds groter. De heersende kringen in Amerika konden niet alle gevolgen van de EEG, die met hun actieve deelname tot stand gekomen is, voorzien. De toenemende concurrentie van West-Europa leidt tot een verdere verslechtering van de handels- en betalingsbalans van de Verenigde Staten en tot een valuta-oorlog tussl3n de imperialistische landen. De gedeeltelijke invoering van gemeenschappelijk buiten· tarief en de verlaging van de douanetarieven binnen de EEG bemoeilijken reeds de uitvoer van de Verenigde Staten naar deze landen. De Amerikaanse monopolies trachten de negatieve gevolgen van deze maatregelen van de EEG door kapitaaluitvoer te ontlopen. De directe investeringen van Amerika in WestEuropa zijn van 4,2 miljard dollar in 1957 tot 6,6 miljard dollar In 1960 gestegen. De Amerikaanse monopolies hebben in de belangrijkste industriei:!n van de Westeuropese landen .hun filialen opgericht en dringen zo door de douanebarrlêres, die door de EEG zijn opgericht, heen. Dat kan echter de schade, die de West-
468
europese concurrentie aan Amerika heeft toegebracht, niet goe-d maken. Het tempo van de economische groei van de landen van de EEG, dat sneller was dan het Amerikaanse groeitempo, leidde ertoe, dat het aandeel van de EEG in de kapitalistische wereldproductie, in de internationale handel en in de · goudvoorraden is toegenomen. Voor het eerst blijkt in de na-oorlogse jaren de mogelijkheid te bestaan tot oprichting van een Westeuropees imperiaiistisch "krachtcentrum", dat, wat de mankracht, de materiële hulpbronnen, de industriële productie en de buitenlandse handel betreft, gelijk is of ten minste nabij komt aan dat van Amerika. WestDuitsland, Frankrijk en in zeker opzicht ook Italië zijn begonnen aanspraak te maken op een grotere rol bij de uitwerking van de NAVO-wereldpolitiek. Frankrijk en West-Duitsland trachten openlijk een eigen strategische atoommacht op te bouwen. Onder deze omstandigheden wordt de "integratie" door een verscherping van de betrekkingen tussen de Westeuropese landen en de Verenigde Staten begeleid.
Het imperialistische plan tot opheffing van de economische verdeeldheid van Europa 13. Met de oprichting van twee tegengestelde handelsblokken der kapitalistische landen werd de economische verdeeldheid van West-Europa verdiept. De inter-imperialistische strijd werd sterker en niet zwakker en heeft zich over een groter gebied uitgebreid. De imperialisten vrezen dat dit de politieke wanorde binnen het agressieve Noordatlantische blok kan vergroten. De nieuwe fase in de ontwikkeling van de "integratie" staat in verband met de wens van het imperialisme om de economische vel'deeldheid van West-Europa op te heffen. Gedurende de gehele na-oorlogse periode was monopolistische "integratie" een vast bestanddeel van de "grote strategie" van het Amerikaanse imperialisme. Nu duwen de Verenig-de Staten Engeland en een aantal andere Westeuropese landen, in een poging om het Westerse militaire en politieke bondgenootschap te versterken, zonder veel omhaal in de Gemeenschappelijke Markt. Op deze wijze trachten zij de ontbindende tendenties in het Noordatlantische blok te verzwakken, de "wederzijdse verantwoordelijkheid" van zijn leden te versterken en terzelfdertijd de onderlinge tegenstellingen voor hun eigen belangen te gebruiken. Het Amerikaanse imperialisme heeft nog geen afstand gedaan van zijn aanspraken op heerschappij in West-Europa en de gehele kapitalistische wereld. Het wordt echter gedwongen dit doel niet rechtstreeks, maar langs omwegen na te streven, door te trachten de rol van scheidsrechter te spelen in de betrekkingen tussen Westeuropese landen en ook tussen deze en de andere staten der kapitalistische wereld. Tenslotte hopen de Verenigde Staten door Engelands toetreding tot de Gemeenschappelijke Markt, een vernietigende slag toe te brengen aan het Britse stelsel van imperiale voorkeursrechten en de posities van de Amérikaanse monopolies belangrijk uit te breiden in markten, waar de Britse monopolies eens gedomineerd hebben. 14. Ten einde de NAVO te versterken en de verdeeldheid op te heffen, doet het Amerikaanse imperialisme - het bolwerk van de wereldreactie - een beroep op de klassesolidariteit van de monopolie-bourgeoisie. De Amerikaanse imperialistische kringen stellen de militaire en politieke éénmaking van de reactionaire krachten voorop en propageren een breder economisch blok en de uitbreiding van de Westeuropese "integratie" tot Atlantische proporties op basis van Amerikaans "deelgenootschap" in de Gemeenschappelijke Markt. Hun voornaamste bedoeling is de handhaving van hun leiding van alle reactionaire krachten voor de strijd tegen de Sowjet-Unie en de overige socialistische landen, tegen de arbeidersklasse en de nationale bevrij d,ingsbewegingen.
469
.;
De heersende Amerikaanse kringen onderstrepen de "wederzijdse afhankelijkheid" tussen Amerika en West-Europa en dientengevolge het zogenaamd op "gelijkgerechtigdheid" berustende karakter van het bondgenootschap met de Gemeenschappelijke Markt, dat door hen wordt voorgesteld. Dit is het gevolg van het bankroet van voorgaande Amerikaanse plannen. De leer van het Amerikaanse · "wereld-leiderschap" heeft smadelijk gefaald. Washington kan niet langer zijn wil aan West-Europa opleggen in de vorm, zoals het dat in het verleden deed. De verhouding tussen de economische krachten in het imperialistische kamp is ernstig veranderd en niet in het voordeel van de Verenigde Staten. De taal van het onverhulde dictaat uit de dagen van het Marshall-plan en de Truman-doctrine passen niet in het huidige verband. Bovendien trachten de Verenigde Staten een steeds groter deel van de last der uitgaven, die het gevolg zijn van het lidmaatschap van militaire blokken, naar West-Europa af te schuiven. Onder dekking van verklaringen over "geJij kgerechtigd deelgenootschap" met West-Europa, trachten de heersende Amerikaanse kringen de ontwikkeling van de Westeuropese "integratie" ondergeschikt te maken aan de belangen van de Verenigde Staten en aldus hun posities in de kapitalistische wereld te versterken.
15. Amerika beschouwt Westeuropese "integratie" zowel als een politieke noodzakelijkheid en ook als een economische bedreiging tegen zichzelf. Het tracht de economische dreiging op te heffen door het oprichten van nauwe banden met de Gemeenschappelijke Markt en door haar te doen opgaan in bredere, "Atlantische" staatsmonopolistische overeenkomsten. De eerste stap in deze richting was een wetsontwerp, waarbij de president gemachtigd wordt invoerrechten op Westeuropese importen in de Verenigde Staten te verminderen of geheel af te schaffen, in ruil voor overeenkomstige tegemoetkomingen van de zij de der landen van de Gemeenschappelijke Markt. Te geJij kertij d wensen de Vere11!igde Staten zo mogelijk grotere hulpbronnen van de landen van de Gemeenschappelijke Markt over te schakelen op de vervaardiging van militaire goederen, in een poging de concurrentie van de Westeuropese landen te ver· zwakken en tracht Amerika deze landen over te halen tot verhoging van hun bijdrage aan de "verdediging van de vrije wereld", dat wil zeggen tot versterking van de bewapeningswedloop. De regering van Amerika hoopt op deze wijze de anti-Amerikaanse speerpunt van de economische maatregelen van de Gemeenschappelijke Markt af te breken en vrije toegang voor zijn monopolies tot de markten van de Westeuropese landen en hun voormalige koloniën te verkrijgen. Maar deze nieuwe plannen stuiten zowel op weerstand binnen Amerika als daarbuiten. Zegslieden van een aantal Amerikaanse monopolies uiten openlijk hun ongenoegen over het vooruitzicht van onbelemmerde invoer van een aantal Westeuropese p1roducten in de Amerikaanse binnenlandse markt. De landen van de Gemeenschappelijke Markt hebben van hun kant niet het voornemen, hun aanval op de Amerikaanse economische posities in West-Europa en de gehele kapi· talistische wereld te verminderen. Dit alles verscherpt on vermij delijk de tegen· stellingen tussen Amerika en de landen van de Gemeenschappelijke Markt verder. 16. Indien de voorgenomen uitbreiding van de Westeuropese "integratie" zou worden verwerkelijkt, zou dit de verdeling van het imperialistische systeem van staten in drie delen, die in. economisch opzt..ht tegenover elkaar staan, bestendigen. Ten eerste de Verenigde Staten. Het is onnodig te zeggen, dat zij niet tot de Gemeenschappelijke Markt zullen toetreden. Maar daar zij hun leidende rol wen· sen te behouden, zouden zij bereid zijn tot samenwerking met de EEG op grondslag van speciale voorwaarden. De heersende kringen van Canada nemen even· eens een soortgelijke positie in. Ten tweede het "geïntegreerde Europa van de trusts", geleid door Engeland,
i
l ...
470
., West-Duitsland en Frankrijk, de voornaamste imperialistfsche lanaen van Europa. Ten derde, Japan, dat tracht sommige Aziatische kapitalistische landen om zich te verzamelen, ten einde zijn Europese en Amerikaanse rivalen op de mark· ten doeltreffender te kunnen bestrij den. Deze met elkaar rivaliserende krachten kunnen slechts manoeuvreren en bij gelegenheid kunnen zij tot overeenkomsten en compromissen komen. Maar de logica van de strijd zal de bovenhand krijgen. De economische strijd der impe· · rialistische staten kan niet opgeheven worden. "Objectief", zei N. S. Chroestsjow op het 22ste Congres van de CPSU, "zijn er t\\ee richtingen, die in het imperialistische kamp opereren en met elkaar verbonden zijn. De ene is de tendentie tot vereniging van al haar krachten tegen het socialisme en de andere is die tendentie, die gericht is op verscherping van de tegenstellingen tussen de imperialistische mogendheden en de andere landen van de kapitalistische wereld. Amerika is er niet in geslaagd en zal er niet in slagen, de laatste tendentie ongedaan te maken. De Amerikaanse financiersoli· garchie heeft niet de kracht of de middelen om haar aanspraken op de rol van redder van het kapitalisme waar te maken, om niet te spreken over haar aan· spraken op wereldoverheersing."
Westeuropese "integratie" -
een NAVO-basis
17. De leiders van de Westeuropese "integratie", die haar "vredelievend" karakter aanprijzen, hebben de Gemeenschapp.:::lijke Markt in feite tot een wa· pen in de koude oorlog gemaakt. Ver·beten verzetten zij zich tegen alle maatregelen in Europa en elders, die de internationale spanning zouden kunnen ver· minderen en tot duurzame vrede zouden kunnen leiden. Zij verzetten zich tegen de afsluiting van een Duits vredesverdrag en het stopzetten van de kernproeven. Zij trachten overeenstemming over algemene en totale ontwapening te verhin· deren en streven naar kernbewapening in de een of andere vorm. De EEG ontstond nadat het agressieve Noordatlantische blok gevormd was en zijn ondermijnende activiteiten was begonnen. De Gemeenschappelijke Markt, waarvan alle leden tegelijk leden van de NAVO zijn, werd de economische basis van dit blok in Europa. Euratom, welke organisatie tegelijk met de Gemeen· schappelijke Markt als een onderdeel van de "integratie" we:rd opgezet, werd een organisatie, die aan de behoeften van de atoomindustrie van de EEG-landen, voornamelijk Frankrijk en West-Duitsland, tegemoet komt. 18. De militarisering van de economie en het maatschappelijke leven van de Zes werd met de oprichting van de Gemeenschappelijke Markl geïntensiveerd. Deze landen trachten zelfstandige atoomstrijdkrachten te scheppen en organi· seren de massa-productie van diverse atoomwapens. Er worden nu zelfs stappen binnen het raam van de Gemeenschappelijke Markt genomen, ten einde de productie van bepaalde raketwapens, militaire vliegtuigen, "Europese tanks" enz. te versnellen. Aldus wordt de EEG in feite het "Europese a;rsenaal" van het Noordatlantische blok, dat zijn strijdkrachten van belangrijke typen militaire uitrusting voorziet. Begin 1962 hadden de Zes alleen 2 241 000 man onder de wapens. Bovendien waren er 350 000 man Amerikaanse en Britse troepen in deze landen gelegerd. Van 1958 tot 1961 namen de militaire uitgaven van de Zes met 25,6 pCt toe. De militaire uitgaven groeien in een bijzonder snel tempo in West-Duitsland, welk land in 1961 bijna 50 pCt meer uitgaf dan in 1957. Het grondgebied van de landen van de Gemeenschappelijke Markt werd veranderd in een bruggehoofd, wa~in militaire installaties intensief ontwikkeld worden en het zogenaamde infrastructuurprogram wordt uitgevoerd. Strategische
471
'I
autowegen en spoorwegen, olieleidingen en electrische verbindingen worden op de voornaamste verbindingslijnen van het Westelijk deel van het Europese continent opgebouwd, marinehavens en binnenlandse waterwegen worden uitgebreid en gemoderniseerd, vlieg- en raketbases, militaire depots, opslagplaatsen enz. worden gebouwd. 19. West-Duitsland, dat in toenemende mate een duistere rol in de militaire voorbereidingen van de landen van de Gemeenschappelijke Markt speelt, is het grootste gevaar voor de volkeren van Europa. De Duitse militaristen en revanchisten begonnen met import van wapens en zetten zich vervolgens aan het organiseren en opvoeren van hun eigen militaire productie. De regering in Bonn eist "gelijkgerechtigdheid" bij de productie en het bezit van atoomwapens op. De Federale Duitse Republiek bereidt zich k·rachtig voor op de opbouw van haar eigen atoomindustrie. De Westduitse militaristen verlangen oefenterreinen, militaire bases, havens, depots in diverse Westeuropese landen voor de Bundeswehr en krijgen ze ook. Onder de dekmantel van Europese "integ.ratie" en van de noodzaak tot "samenwerking in defensievraagstukken van het Westen" leent de F.D.R. niet alleen wetenschappelijke en technische ervaring van andere imperialistische landen ten aanzien van de ontwikkeling en de productie van moderne wapens, maar zij tracht leidende posities in de "geïntegreerde" organisaties te veroveren, die direct of indirect in de bewapeningswedloop zijn betrokken (Eura· torn, de Europese Ruimte-Onderzoek-Organisatie, enz.). De "integratie"-politiek is een beslissend element in de agressieve militai.re plannen van het Duitse imperialisme geworden, dat tracht de Amerikaanse steun te gebruiken voor de verovering van overheersende posities in de strijdkrachten van de NAVO en de hulpbronnen van West-Eu;ropa op het gebied van oorlogseconomie en mankracht in dienst te stellen van zijn revanchistische, agressieve plannen.
De Gemeenschappelijke Markt en de onderontwikkelde landen 20. De Gemeenschappelijke Markt is een instrument van de strategie en de politiek van het imperialisme, gericht tegen de jonge souvereine staten die hun nationale onafhankelijkheid hebben veroverd. De monopolies wensen met behulp van de "integratie" niet alleen hun oude koloniale ~rivileges te behouden, maar ook nieuwe voorrechten te veroveren en de gemeenschappelijke exploitatie van onderontwikkelde landen te organiseren. De EEG is een nieuwe vorm van col· lectief kolonialisme. 21. De imperialisten bieden schijnbaar aantrekkelijke voorwaarden aan, in ' een poging steeds meer onde,rontwikkelde landen te verleiden zich in de val van de Gemeenschappelijke Markt te begeven. Dit probleem is bijzonder dringend in het geval van de voormalige Franse en Britse koloniën in Afrika, wier economie in hoge mate afhankelijk is van de vroegere moe·derlanden. Het gaat om het veranderde Etcrafrica-project, waarmee het plan bedoeld is, om de posities van de Westeuropese imperialisten op dit continent te behouden en te consolideren en hen van grondstoffen en ar,beidskrachten uit de Afrikaanse landen te voorzien. De zogenaamde "collectieve benadering" van Afrikaanse problemen door de koloniale mogendheden, betekent niets anders dan een poging, om hun acties in de s~rijd tegen de beweging der Afrikaanse volkeren voor hun nationale bevrijding te coördineren. Het vel'drag van Rome plaatst de onderontwikkelde landen, die zich met de Gemeenschappelijke Markt zouden. willen verbinden, in een ondergeschikte po·
472
'1 s!tle. Het bepaalt, dat deze landen tot de Markt toegelaten worden als zogenaamde "geassocieerde" leden. Dergelijke landen mogen hun landbouwproducten met voorkeurstarleven in de EEG-landen Invoeren. Maar zij moeten op hun beurt hun eigen tarieven verlagen. Tegen 1962 moesten een aantal Afrikaanse landen, die met de Gemeenschappelijke Markt geassocieerd zijn, hun invoerrechten op import van de Zes met 30 pCt verlagen. De onderontwikkelde landen, die hun lot met de Gemeenschappelijke Markt verbinden, zullen agrarische, grondstoffenaanhangsels blijven, met dien verstande, dat zij deze keer een aanhangsel van de economie van een coal!t!e van imperlal!stische mogendheden en niet van een enkele mogendheid zullen zijn. Bovendten zal de stroom van tndustr!llle goederen van de hoogontwikkelde kapitalistische landen de nationale tndustrie!!n van de "geassocieerde" landen, die toch al zwak zijn, aan de wortel aantasten en dit zal het voor deze landen onmogelljk maken, hun politiek van industrialisatie voort te zetten. Verwe.rkel!jk!ng van de plannen der tn!tiattefnemers van de Gemeenschappelijke Markt zou ook de ~taatssector V'ln de economie der onderontwikkelde Janden ondergraven, de semi-feodale verhoudingen op het platteland en de oude, koloniale economische structuur tn standhouden, alsmede voor het buitenlandse kapitaal aanvullende geledenheden scheppen voor het onttrekken van meerwaarde aan deze landen. "Tarief-ontwapening" zou catastrofaal zijn voor de economie der onderontwikkelde landen. Voor deze groep van landen Is de werkel!jke betekenis van "integratie" niet een zegen, maar een manifestatle van het néo-kolontallsme, de voortzetting van hun positie als het "dorp van de wereld." 22. De Gemeenschappelijke Markt richt zich ook tegen de belangen van de onderontwikkelde landen, die er 'buiten blijven. Deze landen, die dezelfde grondstoffen en voedingsmiddelen als de "geassocieerde" staten produceren, zullen belemmerd worden biJ de verkoop van hun goederen op de Westeuropese markten. Het gaat hier duidelijk om discriminatie tegen de jonge staten, die een onafhankelijke economische politiek voeren. De economische "integratie" van West-Europa ver!!jroot het verschil tussen de prijzen van lndustr!!!le goederen en van grondstoffen, met het resultaat, dat ongelijkwaardige ruil en de uitplundering van onderontwikkelde landen op grotere schaal plaatsvindt. Deze ongelijkwaardige ruil In de handel met de imperialistische Janden betekent een jaarlijks verlies voor de onderontwikkelde landen van 14 tot 16 m1ljard dollar. Van 1958 tot 1961 stegen de prijzen van goedren, die door de gelndustrlaliseerde landen ge1lxporteerd worden, met één )Jirocent, terwijl de prijzen van goederen, die door de onderontwikkelde landen uitgevoerd worden, met vlj f procent daalden. Dit brengt nieuwe verliezen voor de onderontwikkelde landen met zich mee. De oprichting van de Gemeenschappelijke Markt veroorzaakte ernstige ongerustheid In vele onderontwikkelde landen van Azi!!, Afrika en Latijns-Amerika, die een belangrijke vermindering van hun landbouwuitvoer naar West-Europa vrezen. De lmperial!sten verwachten, dat de toetreding van een aantal onderontwikkelde landen tot de Gemeenschappelijke Markt er toe zal leiden, dat deze landen de politiek van positieve neutraliteit en hun weigering tot militaire blokken toe te treden, zullen opgeven. Zij varwachten ook, dat het toetreden van Afrikaanse landen tot de Gemeenschappellj ke Markt de strijd der Afrikaanse volkeren voor eenheld zal ondermijnen en de Afro-aziat!sche solidariteit zal verzwakken.
.
23. In antwoord op de imperialistische samenzwering, op de oprichting van exclusieve economische blokken, beginnen de onderontwikkelde landen als een beschermende maatregel de oprichting van eigen regionale handels- en economische verentgingen te gebruiken, die onafhankelijk zijn van en tegengesteld zijn
473
'•
aan de 1rnper1allst!sche krachten. Dit Is een belangrijk vooruitstrevend vmschljn· se! In de strijd der volkeren voor economische onafhankelljkheld, voor de over· winning van hun eeuwenoude achterlijkheid, voor de ontwikkeling van wederzijds voOTdel!ge en gel!jkwaardige internationale handel, die de uitbuiting van sommige landen door andere uitsluit. In onderontwikkelde landen, die onder druk van Imperialistische monopolies staan, worden steeds vaker meningen geuit, dat het nodig Is een strikt systeem van staatscontrole over de buitenlandse handel en de valuta-operaties in te stellen tot aan het staatsmonopolie voor de buitenlandse handel toe, die reeds in een aantal landen Is Ingevoerd. Terecht wordt erop gewezen, dat het staatsmonopolie op de buitenlandse handel voor de onderontwikkelde landen de beste rnanier Is om de jonge en nog zwakke industrie tegen dlil economische Interventie van de Imperialistische mogendheden te beschermen. De ontwikkeling van jonge nationale staten vindt plaats onde~ nieuwe Inter· nationale voorwaarden. Het bestaan van een sociallstisch wereldstelsel, de ont· wikkeling van wederzijds voordel!ge economische betrekkingen tussen socialist!· sche landen en jonge souvereins staten, het verl!es door het imperialisme van zijn voorrnalig monopolie bij de levering van uitrusting aan de onderontwikkelde landen, het verlenen van wetenschappelijke en technisch" bijstand, credieten, enz. - dit alles stelt de onderontwikkelde landen In staat de nieuwe aanval van de kolonl!llisten terug te slaan.
De werkende mensen zijn tegen het-· "Europa der Trusts" 24. Ma,rxisten-lentnisten zijn consequente voorstanders van economische en poltt!eke samenwerking en de aaneensluiting der volkeren. Volledig In over· eenstemming met de historische ervaringen steil n zij, dat de vereniging van Europese landen op vrijwillige bas!s, op grondslag van de principes van gelijk· held en broederschap, slechts onder het socialisme mogel!jk Is. ZIJ richten in tegenstelling tot het .,Europa van de trusts en van de NAVO" de socialistische gemeenschap van Europese volkeren op, die een real!teit Is op een groot deel van het Europese continent. Machtige krachten werken tegenwoordig aan een werkelljk democratische en soc!al!stische toekomst voor Europa, het continent waar de arbeidersklasse het eerst ontstond, het wetenschappelijke socialisme geboren werd en de eerste social!st!sche revoluties de overwinning behaalden. Deze krachten zijn in staat het economische en politieke offensief van de monopol!es doeltreffend te weerstaan, hun vèrreikende reactionaire plannen te doorkruisen en de loop der ontwikkeling In West-Europa te veranderen en het In een vredelievende, democratische richting te lelden. Alle gezonde krachten In de Westeuropese landen hebben een levensbelang b!j het verijdelen van de misdadige samenzwering van een handvol trusts tegen de fundamentele belangen van de overweldigende meerderheld van het volk. Dit schept gunstige voorwaarden voor de vorming van een breed anti-monopo· llst!sch bondgenootschap dat de arbeidersklasse, de boeren en de middengroepen van de stedelijke bevolking omvat. 25. De arbeidersklasse Is de lettiende kracht van het anti-monopolistische front. De arbeidersklasse speelt de leidende rol b!j de mobilisering van de massa's voor een vastberaden strijd tegen de financiersolichargie. De eenheld van de arbeidersklasse is de voornaamste factor die haar leider· schap In het anti-monopolistische bondgenootschap garandeert en een onderpand voor het succes van dit bondgenootschap.
474
De oprichting van de Gemeenschappelijke Markt heeft de arbel·dersklasse met bepaalde nieuwe problemen geconfronteerd en heeft nieuwe vormen en methoden van de strijd nodig gemaakt. Het proletariaat en ziJn communistische voorhoede beantwoorden de Imperialistische politiek van "Integratie" met een consequent program van strijd voor de levensbelangen van de Westeuropese volkeren. De princ!pillle grondslagen van dit program, naar voren gebracht door de progressieve krachten die door de arbeidersklasse worden geleid, zijn In tegenstelllng tot het verdrag van de financ!ersol!garchle, het lsoleren van de monopolies, hun terugdringing, beperking en ondergraving van hun overheersing, de herleving, vernieuwing en uitbreiding der democratie, 'verzekering van de overdracht van de macht aan een regering van het anti-monopolistische front, nationalisatie van de industrieën, Invoering In de praktijk van democratische controle op het staatseigendom en genationaliseerde ondernemingen, uitbreiding van de rechten van de werkende bevolking en hun klasse-organisaties in de Industrie, vernietiging van de oorlogsplannen van het imperialisme en verzekering van duurzame vrede in Europa. De arbeidersklasse antwoordt op het offensief van het grootkapitaal met een versterking van de stakingsacties. ZIJ verlangt een kortere werkweek zonder verlaging van de lonen; verhoging van de lonen en sociale uitkeringen, het bellindigen van de discriminatie tegen van elders gekoinen werkers; werk voor ontslagen arbeiders en betaling van compensatie voor de gehele tijdsduur van hun ge· dwongen werkloosheid. Ter verdediging van de boeren en de stedelijke mlddengroepen die door de monopolies van de Gemeenschappelijke Markt gerurneerd worden, brengt de a·rbeldersklasse eisen naar voren, zoals de overdracht van al het land aan hen die het bewerken, de invoering van belastingvoorrechten voor kleine producenten, de verandering van Investeringspolitiek van de overheld in de landbouw en allereerst voor het moderniseren van boerderijen die zulks niet uit eigen middelen kunnen doen; het verlenen van subsidies en eredieten op gunstige voorwaarden aan ' kleine producenten en diverse coöperaties. De communistische partij en ziJn de principillle en consequente strlj ders tegen de ruineuze sociale, economische en politieke gevolgen van de Gemeenschappelijke Markt, De communistische partijen mobiliseren - met het inachtnemen van de ~eranderingen die de Gemeenschappelijke Markt in de objectieve situatie teweeggebracht heeft - de massa's tot actie, verenigen om zich heen alle democratische, progressieve krachten van hun naties, verdedigen de nationale, economische belangen en de souvereiniteit van hun landen, strijden voor vrede, tegen het oorlogsgevaar, tegen de versterking van de posities van de Westduitse mll!t'lrlsten in West-Europa, tegen de dictatuur van de Amerikaanse monopolies, voor de oprichting van brede economische betrekkingen tussen de kapitalistische en socialistische landen. 213. De arbeidersklasse beantwoordt de Internationale samenzwering van da imperialisten met haar machtige wapen van Internationale eenheid. Het bestaan van gemeenschappelijke vraagstukken in Europese landen, die veroorzaakt ziJn door de "Integratie", verschaft objectieve mogelijkheden voor het uitwerken en coördineren van verenigde acties van de arbeidersklasse van verschillende naties. De verdere ontwikkeling van de landen 'Van de Gemeen· schappelijke Markt hangt af van de strijdbare eenheid van actie en solidariteit van de arbeidersklasse en van de actieve strijd van alle werkende mensen. Of deze landen zich In de richting van toenemende monopolistische overheersing, of van radicale democratische hervormingen, die de overgang naar het socialisme vergemakkelijken, zullen ontwikkelen, hangt eveneens van deze factoren af.
475
Voor alzijdige economische samenwerking 27. In het huidige stadium van de wereldontwikkeling Is de beslissende, voor· naamsta taak der volkeren het verhinderen van een nieuwe wereldoorlog en het bereiken van duurzame, vreedzame co!lxistentie van landen met uiteenlopende maatschappel!jke stelsels. Speciale verantwoordelijkheld voor het vervullen van deze taken valt op dle Europese volkeren, wier gebled reeds twee keer het toneel van verwoestende wereldoorlogen ts geweest. De Sowjet-Unie en de andere socialistische landen strlj den onvermoeid tegen voorbereidingen van een nieuwe oorlog, voor vrede, voor algemene en volledige ontwapening. In tegenstell!ng tot de agressieve en reactionaire politiek van Europese "integratie", staan de socialistische landen de politiek van volledige vreedzame samenwerking tussen de Europese landen voor, een politiek gebaseerd op de principes van vreedzame co!lxlstentie en het strikte lnachtnemen van de belangen van alle naties in Europa, hetzij groot of klein. Europa kan en moet een continent des vredes worden, een continent vriJ van m1lltaire blokken, buitenlandse bases en kernwapens, dat een doeltreffend sy· steem van collectieve veiligheid bezit. 28. De uitbreiding van economische betrekkingen tussen landen en vreedzame economische samenwerking Is een van de meest tielangrijke middelen tot het voorkomen van oorlog en het bevorderen van internationale samenwerking. De Westeuropese "lntegr_atle" die door de Imperialisten tot stand gebracht Is, Is tegen zulk een samenwerking gericht. De exclusieve economische groeperingen van lmperlallstlsche landen remmen de opbouw en algehele ontwikkeling van economische betrekkingen, storen de langbestaande traditionele economische banden tussen staten, versterken de heerschappiJ van de monopolles op de wereldmarkten. Tegelijkertijd Is "Integratie" een poging van het Imperialisme om de onafhankelijkheid van sommige lan· den In hun handel met de Sowjet-Unie en andere soclal!stische landen te beper- ' ken, een poging om gemeenschappelijke actles tegen het socialistische kamp op het gebied van de buitenlandse handel te organiseren en dit kamp schade te berokkenen door hun discriminerende handelspolitiek. Exclusieve handelsblokken worden aldus een wapen van de economische oorlog van het imperialisme tegen het socialisme. 29. De lmperlallstlsche pogingen tot handelsd!scrlmlnatle tegen de socialistische landen missen elke grondslag, omdat ziJ strijdig zijn met de objectleve wetten van de economische wereldbetrekkingen. Lenin zeide: "Er is een kracht groter dan de wens, de wll of beslult van welke vijandige regeringen of klassen ook. Deze kracht bestaat uit de algemene econo· mische wereldbetrekkingen die hen dwingt de weg van contact met ons land te betreden." ( Verz. Werken, Russ. Editie, deel 33, blz. 129]. De historische ervaring heeft de geldigheid van deze stell!ng van Lenin bevestigd. Het Is niet toevalllg, dat de handel tussen de socialistische en kapitalistische landen zich bliJ ft uitbreiden. In 1961 bereikte de buitenlandse handel van de Sowjet-Unie het peil, dat voor 1965 voorzien was. In 1961 dreef de Sowjet-Unie handel met meer dan 60 kapitalistische landen tegen 29 In 1950. Het leven heeft bewezen, dat degene die wederziJds voordelige handel ver· werpt en zijn economische belangen ondergeschikt maakt aan m!l!ta!r-polit!eke strategie, verliest. Dit blijkt ook uit de geschiedenis van de Sowjet-Amerikaanse economische betrekkingen. De Amerikaanse Imperialisten boycotten feitelijk de handel met de USSR en vele andere socialistische landen. Dit berooft Amerika van uitgebreide markten, maar vertraagt de economische groei van de socialist!·
476
sche landen In het geheel niet. De verwachtingen van de leiders der Westeuropese "integratie" dat hun politiek de economische vooruitgang van de socialistische wereld zal remmen, zijn kortzichtig gebleken. Hun pogingen om deze verwachtingen tot werkelijkheid te maken, zullen in de eerste plaats een nadelige uitwerking op de EEG-landen hebben. 30. De Sowjet-Unie en het gehele socialistische kamp beschikken over alles, wat nodig is om nieuwe aanvallen van het imperialisme af te slaan. Het socialistische wereldstelsel beweegt zich vol vertrouwen In de richting van beslissende overwinningen in de economische wedstrijd met het kapitalisme. Het socialisme heeft oneindige vooruitzichten geopend voor de snelle en harmonieuze ontwikkeling van de internationale socialistische arbeidsdeling op grondslag van coördinatie van nationale economische plannen, urnvattende specialisatie en samenwerking bij de producti.e. De bij eenkomst van vertegenwoordigers van Communistische en Arbeiderspartijen van de landen die lid zijn van de Raad voor Wederzijdse Economische Bijstand, gehouden op 6 en 7 juni 1962 In Moskou, speelde een belangrijke rol In de ontwikkeling van economische samenwerking tussen de socialistische landen. De onverbrekelijke eenheid en samenhang van het socialistische kamp alsmede volledig gebruik van de voordelen van het socialistische stelsel, maken dit kamp onkwetsbaar. " ... Onze landen" zo onderstreept N. S. Chroestsjow, "zijn nu zulk een sterke kracht geworden dat de Gemeenschappelijke Markt voor ons geen gevaar Is." 31. De Sowjet-Unie en de .overige socialistische landen verwerpen de politiek van discriminatie, die nagestreefd wordt door exclusieve economische groeperingen. ZIJ verdedigen het principe van de meestbegunstiging 1), dat reeds lang zijn waarde als universeel en algemeen aanvaard principe in de internationale handel heeft bewezen. De socialistische landen verlangen de naleving van dit principe, dat vastgelegd Is In de handelsverdragen met kapitalistische landen, de leden van de exclusieve economiscJ;J.e groeperingen inbegrepen. De nieuwe invoerrechten, die in 1961 In de Sowjet-Unie werden ingevoerd, weerspiegelen de politiek van de Sowjet-regering tot bevordering van internationale economische samenwerking op grondslag van gelijkheid en wederzijds voordeel. Zlj doen tevens dienst als een betrouwbare commerciële en politieke beschermende maatregel en als middel tot consequente toepassing van het principe der meestbegunstiging in de Internationale handel. De socialistische landen, dle krachtig strlj den tegen de tegenstanders van vreedzame economische samenwerking, zijn In staat zeer doeltreffende maat·regelen te nemen tegen de discriminerende politiek van de Gemeenschappelijke Markt of andere groeperingen, die inbreuk maken op de handelsbelangen van het socialistische wereldstelsel. 'I.erwijl zij strijden tegen de ondermijnende politiek en praktijken van exclusieve economische blokken, winnen de socialistische landen bondgenoten onder die staten, wier belangen door deze politiek geschaad worden, in het bijzonder de onderontwikkelde landen. 32. In de laatste Jaren hebben de Sowjet-Unie en andere sociallstlsche landen gestreefd naar een radicale verbetering van het internationale klimaat en de ontwikkeling van wederzijds voordelige economische betrekkingen, zij hebben herhaaldelijk binnen het raam van de UNO voorstellen tot oplossing van dit probleem gedaan. In het bijzonder werden zulke voorstellen stelselmatig op de jaarlijkse zittingen van de Economische Commissie voor Europa van de UNO ge1) De clausule van de meestbegunstiging houdt In, dat een land biJ het afsluiten van een handelsverdrag met een ander land dezelfde rechten toekent als de door dit land "meestbegunstigde" overige handelspartners, red. P. en C.
477
darm. De inspanning van de Sowjet-Unie was gericht op een omvattende ontwikkeling van wederzijds voordelige en gelijke economische betrekkingen in Europa en de rest van de wereld. De Sowjet-Unie en de andere socialistische landen stellen het bij eenroepen van een internationale handelsconfe.rentle voor, die de oprichting van een Internationale Handels Organisatie zou moeten bespreken, welke zich uitstrekt tot alle gebieden en landen der wereld, zonder enige discriminatie van welke aard ook. Het bijeenroepen van zulk een conferentie wordt gesteund door vele landen, die tegen de politiek van de Westerse mogendheden tot het vormen van exclusieve economische groeperingen zijn gericht. De geweldige voordelen, die alle volkeren van de verwerkelljking van deze voorstellen zouden plukken, liggen voor de hand. De uitbreiding van de wereldhandel zou ongetwijfeld voordelig zijn voor de economie van uiteenlopende landen der wereld en een hoger levenspeil mogelijk maken. De Sowjet-Unie neemt bij haar politiek van uitbreiding der economische betrekkingen het standpunt in van vreedzame economische wedijver tussen de twee stelsels, hetgeen in overeenstemming is met de fundamentele belangen van de volkeren aller landen. De communisten en alle vooruitstrevende krachten strijden volhardend tegen de pogingen om de "integratie" voor agressieve imperialistische doeleinden te ge· bruiken; zij onthullen haar gevaarlijke consequenties voor de volkeren. "Tegelijkertijd", zo onderstreept N. S. Chroestsjow, "nemen wij kennis van de objectleve tendentie tot internationalisatie van de productie, die in de kapitalistische wereld waargenomen kan worden en in overeenstemming hiermede ont· werpen wij onze eigen politiek en onze eigen economische maatregelen. In ver· band hiermee staat het vraagstuk van de mogelijkheid van economische samen· werking en vreedzame economische wedstrijd niet alleen tussen afzonderlijke landen met verschillende maatschappelijke stelsels, maar ook tussen hun econo· mische verenigingen." Het leven schrijft steeds gebiedender de noodzaak tot ontwikkellng van gelijke en wederzijds voordehge handelsbetrekkingen voor tussen alle Europese landen, ongeacht hun maatschappelijke stelsel. De volkeren wensen te zien, dat Europa zich in omstandigheden van vreedzame coëxistentie en wedstrijd alsmede van economische samenwerking op grondslag van gelijkgerechtigdheid en weder· zijds voordelige handel ontwikkelt. ·
* HET gehele verloop van de wereldgebeurtenissen bevestigt de juistheid van de conclusies, getrokken in het Program van de CPSU en andere documenten van het 22ste Congres van onze partij ten aanzien van de tendenties en de vooruit· zichten van de wereldontwikkeling. De ontleding van de drijvende krachten, de doeleinden en het reactionaire karakter van de politiek der Europese "integratie", neergelegd in de programmatische documenten van de communistische wereld· beweging en die der arbeidersbeweging,· werd volledig bevestigd. De realiteit toont, dat "de internationale staatsmonopolistische organisaties die ontstaan onder het motto van "integratie", van de verzachting van het markt· probleem, in werkelljkheid nieuwe vormen van herverdeling van de kapitalist!· s1..he wereldmarkt zijn en brandhaarden worden van acute spanningen en con· fl!ct" (Program der CPSU].
478
PARTIJ-DOCUMENTEN:
I I
Communiqué van het Partijbestuur der CPN
HET Partijbestuur is op
1 september 1962 biJ een ge·weest. De inleiding werd gehouden door pgt. de Groot. In deze zitting werd besloten tot het bij eenroepen van een landelijke conferentie van het Partijbestuur met vertegenwoordigers van districten en afdelingen ter bespreking van het program voor de Tweede Kamer verkiezingen in 1963, van de candidatenlijst voor deze verkiezingen en van veranderingen in het werk van de partijleiding. Deze conferentie zal plaatsv.inden op 15-16 december 1962. Het Partijbestuur was verheugd, dat de gezondheidstoestand van pgt. Paul de Groot na medische behandeling en rust aanzienlijk is verbeterd. Hij zal echter niet in staat zijn dezelfde hoeveelheid werkzaamheden te verrichten als voorheen. Het Partijbestuur acht het noodzakelijk de voorwaarden te scheppen, waardoor pgt. de Groot zijn werk in de partijleiding zo goed mogelijk kan verrichten. Het besloot daartoe de functie van algemeen secretaris te veranderen in die van voorzitter vap het Partijbestuur en pgt. de Groot als zodanig te verkiezen. Op deze post zal kameraad de Groot zoveel mogelijk vrijgesteld zijn van praetischa bestuurswerkzaamheden. Het Partijbestuur nam kennis van het medisch advies, het optreden van pgt. de Groot In de Tweede Kamer tot het uiterst noodzakelijke te beperken en zijn lidmaatschap van de Provinciale Staten van Noord-Holland niet te aanvaarden. Tezelfdertijd besloot het Partijbestuur tot reorganisatie van het werk van het dagelijkse bestuur en het secretariaat, om reeds in de voorbereiding van de Partijconferentie verbeteringen in het werk van de leiding tot stand te brengen . .Het besloot het Dagelijks Bestuur als volgt samen te stellen: M. Bakker, F. Baruch, H. Clerx, P. de Groot, R. Hak~, W. Hartog, J. Hesselman, H. Hoekstra, Tj. Jager, H. Verhey, Jaap Wolff, Joop Wolff. (In alfabetische volgorde). De uitvoering van de besluiten van het Partijbestuur en het Dagelijks Bestuur is aan een tweetal secretarissen opgedragen: Henk Hoekstra en Jaap Wolff. De functie van plaatsvervangend algemeen secretaris werd afgeschaft. Pgt. Verhey die tot nu toe deze functie vervulde zal in het Partijbestuur worden belast met de instructie op het gebied van het gemeenteraadswerk. Met het oog op de te verwachten toename van de werkzaamheden van pgt. Marcus Bakker besloot het Partijbestuur hem niet langer te belasten met de functie .van propaganda -secretaris. Het secretariaat zal door de volgende medewerkers worden bijgestaan: H. Bindeis voor de organisatie en instructie, W. Swart voor de propaganda, H. Clerx voor het bedrijfswerk, W. van het Schip voor de abonné-werving voor "De Waarheid". De zitting van het Partijbestuur nam bovenstaande gewichtige besluiten in volledige eensgezindheid en in een geest van sterk optimisme en vertrouwen in de toekomstige vruchtbare strijd van de CPN. {Waarheid, 3 september 1962}.
479
Oproep van het Dagelijks Bestuur der CPN GEEFT UW BIJDRAGE AAN HET DONATIEFONDS!
HET Dagelijks Bestuur richt zich tot alle leden en vrienden van de partiJ, tot -de lezers van De Waarheid, tot alle werkers en democraten met de oproep, een bijdrage te geven aan het DONATIEFONDS der CPN. In het afgelopen seizoen is het dank zij de in het Donatlefonds biJ eengebrachte gelden mogelijk geweest grote campagnes te voeren voor loonsverhoging, voor de regeling van het Nieuw-Guinea-vraagstuk door overdracht aan Indonesië, voor een neutraal en atoomvrij Nederland. Deze bijdragen zijn benut in de actles voor twee verkiezingen, die belde verheugende winst voor de CPN hebben gebracht en die de reactionaire regering-De Quay-Luns slagen hebben toegebracht. Dank zij de offervaardigheid van al onze vrienden was het mogelijk om de gestelde taak van f 175.000.- te volbrengen en zelfs te overtreffen. In 1961-1962 werd ln het Donatiefonds f 176.534.- bij aangebracht. Het komende jaar stelt ons opnieuw grote taken. Er is veel, veel geld nodig ter ondersteuning van de krant van de werkers, onze Waarheid, die onvermoeid optreedt voor hun belangen, voor het behoud van de vrede. Er is veel geld nodig om de acties die de CPN voert met kracht te kunnen voeren. En bovendien !s er geld no-dig om opnieuw op brede schaal de standpunten van de communisten onder het volk bekend te maken bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer, d!e ln 1963 zullen plaats hebben. Deze verkiezingen kunnen lelden tot verdere winst voor de CPN en tot een voortzetting van de opmars van de linkse krachten !n ons land. Om al deze taken met succes te kunnen vervullen, !s het noodzakeliJk om op· · nieuw het bedrag van f 175.000.- bijeen te brengen. De offervaardigheid, die talloze werkers ook ditmaal ongetwijfeld zullen tonen, is één der voorwaarden om nieuwe slagen toe te brengen aan de reactie. Het Dagelijks Bestuur wekt alle communisten op om snel en geestdriftig de inzameling voor het DONATIEFONDS ter hand te nemen en zich vooral ook te richten op de nieuwe groepen van werkers, die in beweging komen en hun bijdrage tot de strijd willen leveren. Geeft allen Uw bijdrage voor het DONATIEFONDSI Het Dagelijks Bestuur van ·de OPN. (Waarheid, 23 aug. '62).
De CPN feliciteert DOOR het Dageltjks Bestuur der CPN werd onderstaand felleltatle-telegram gestuur-d: Wij begroeten met grote vreugde de nieuwe vluchten van ruimteschepen van de Sowjet-Unie. Zij getuigen van grote successen bij de opbouw van communisme, wetenschap en techniek in dienst van vrede en ontwapening. Wij wensen het Centraal Comité van de CPSU onder leiding van kam. Chroestsjow van harte geluk, alsmede de moedige communisten N!kolajew en Popowltsj. Namens het DageliJks Bestuur van de CPN: PAUL DE GROOT. (Waarheid, 13-8-'62).
480
DE C.P.N. IN HAAR STRIJD VOOR DE
EENHEID VAN DE ARBEIDERSKLASSE • Theoretisch materiaal voor het nieuwe scholingsjaar:
W.I. Lenin
De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme
Belangrijke conclusies van Lenin, aan de hand van de rijke ervaringen van de Russische bolsjewiki. 116 blz., f 0.35
P. de Groot
De levende waarheid van het Leninisme
Een scherpe ontleding van de toestand in de herfst 1956, met vele aanwijzingen voor onze strijd. 63 blz., ing. f 0.60 :---------Grondslagen van het Marxisme-Leninisme _ _ _ _ _ _ _-.
1. De communisten en hun partij
74 blz., ing.
f
1.25
2. De communisten en de anderen
63 blz., ing.
f
1.-
3. Het einde van het koloniale stelsel
64 blz., ing.
f
1.-
4. De communisten en hun vaderland, de democratie en de vrede
68 blz., ing.
f
1.10
5. De communisten en hun visie op de toekomst
54 blz., ing.
f
0.75
6. De dictatuur van het proletariaat
56 blz., ing.
f
0.75
Communisme • de wereld van morgen
Definitieve tekst van het program van de CPSU, dat als grondslag dient voor de opbouw van een communistische maatschappij in de Sowjet-Unie. 102 blz., ing. f 1.50 Congresboek van het 22ste partij-congres van de C.P.S.U.
Alle belangrijke dokurnenten bijeen van dit historische congres, zoals het verslag van het partij-bestuur, de inleiding tot het ontwerpprogram, de resoluties en het slotwoord. 347 blz., ing. f 4.90
PEGASUS • Leidsestraat 25 • Amsterdam
Ve -schenen: de indrukwekkende trilogie van
Theun de Vries
FEBRUARI Roman van de Februari-staking 1941
I "Februari" volgt van dag tot d~g, van uur tot uur de gebeurtenissen, die een hoogtepunt vonden in de grote taking. \ I
Drie delen in cassette, bijna 1300 blz. Intekenprijs tot 1 januari 1963 f 32.50
PEGASUS
Amsterdam - Leidsestraat 25 Den Haag - Mobbemastraat 5 7 Rotterdam • Hoogstraat 143