Hooglied
!yry`h ry`
8
.hmoêløv]˝li rv≤àa} !yrI¡yVi˝h' ryvài
Wh˝yPi t/q∞yviN“˝mi yŸnI˝qe~V;yI .@yIY:ê˝mi *˝yd<¡Do !ybià/fAyKiâ !ybi/f *˝yn<∞m;v] j"~yrE~˝l] *˝m≤=v] qr"∞WT @m,v≤ç .*˝Wbêhea} t/mèl;[} @K´çAl[' *˝yr<∞j}a' ynI˝k´çv]m; hx;WrÎN: w˝yr:%d:j} &l,M,⁄˝h' ynI˝a'Ÿybih>
1:1
2 3
4
&˝B; h~j;m]c]nI˝w“ hl;ygI•n: @yIY"±˝mi *~˝yd<~do hr:yKi¶z“n"
s
.*˝Wbêhea} !yrI¡v;yme
!Il…=v;Wry“ t/n™B] hw:±an:˝w “ ê yŸnIa} hr:•/jv] .hmoêløv] t/[¡yrIy˝Ki rd:qe yl´¢h?a;˝K] tr<jor“j'v] ynI∞a}˝v, yŸnI˝Wa~r“TiAla' vm,V…=˝h' ynI˝t]pæçz:V>˝v, y˝bi%AWrj}nIê y˝Mi¢ai ynEéB] !ymir:K]˝h'Ata, hr:∞fenO yŸnI˝mu~c; .yTir“f…ân: aløè y˝Liç˝v, y˝miàr“K' y˝vip]n" h~b;h}a;˝v≤¶ y˝Li% hd:yGI∞h' h[,r“ti hk…¢yae
5 6
7
1:1 Het lied der liederen – van Salomo. zij: 2 Laat hij mij kussen met de kussen van zijn mond! Want goed zijn je liefkozingen, meer dan wijn, 3 goed van geur zijn je oliën, uitgegoten olie is je naam; daarom hebben de meisjes jou lief. 4 Trek mij mee, achter je aan, laten we rennen. De koning bracht me zijn kamers binnen. koor: Laten wij juichen en ons verheugen over jou, je liefkozingen prijzen, meer dan wijn. zij: Terecht hebben zij je lief. 5 Zwart ben ik, en lieflijk, dochters van Jeruzalem, als de tenten van Kedar, als de tentdoeken van Salomo. 6 Zie mij er niet op aan dat ik donker ben: de zon heeft mij gebruind; de zonen van mijn moeder waren ziedend op me, bewaakster van de wijngaarden maakten ze me: mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaakt. 7 Vertel mij toch, mijn zielsbeminde: waar hoed je je dieren,* Hoofdstuk 1
9
!yIr:–h?X;˝Bæâ $yBi¢r“T' hk…çyae hy:±f][o∞˝K] h~y
s
!yvi=N:˝B' hp…çY:˝h' &˝l; yŸ[id“te alø•A!ai @aX%o h' yb´¢q][i˝B] &˝l;|Ayaix]â .!y[iâro˝h; t/nèK]v]mi l[æç &˝yIt'YOdIG“Ata, yŸ[ir“˝W
8
h[or“p' yb´¢k]rI˝B] yŸtis;su˝l] .y˝tiây:[]r" &˝ytiçyMiDI !yrITo˝B' &~˝yIy"Ÿj;l] Wwªan: .!yzI êWrj}˝B' &˝rE¡aW:x'
9 10
&˝L;Ahc,[}n" b~h;z: yrE•/T .#s,K…â˝h' t/Dquà n“ ![iç
11
/˝Bsim]˝Bi &~l,M,~˝h'˝v≤¶Ad[" ./˝jêyrE @tæàn: y˝DI¡r“nI y˝li yŸ˝dI/D { rMo•˝h' r/rŸx] .@yliây: yd"¡v; @yB´à y˝li yŸ˝dI/D { rp,Ko•˝h' lKoŸv]a, s .ydI G<ê @y[´à ym´çr“k'˝B]
12
y˝tiy:[]r" h~p;y: & ˝N:•hi hp…çy: & ˝N:èhi .!ynIê/y &˝yI n"èy[e
15
13 14
waar laat je ze ’s middags rusten? Want waarom zou ik zijn als een gesluierde*, bij de kudden van je vrienden? koor: 8 Als je het niet weet, mooiste onder de vrouwen, ga erop uit langs de sporen van de schapen, en hoed je geiten waar de herders verblijven. hij: 9 Met een merrie voor Farao’s wagen vergelijk ik jou, mijn vriendin. 10 Lieflijk zijn je wangen met de sieraden, en je hals met de schelpensnoeren. koor: 11 Gouden sieraden zullen wij voor je maken, met zilveren stippen. zij: 12 Zolang de koning aanligt, geeft mijn nardus zijn geur. 13 Een buideltje mirre is mij mijn liefste, hij overnacht tussen mijn borsten. 14 Een tros henna is mij mijn liefste, in de wijngaarden van En-Gedi. hij: 15 Jij bent mooi, mijn vriendin! Jij bent mooi! Je ogen zijn duiven.
Hoofdstuk 1
11
12
s
yŸ˝dI/d hp≤¶y: *~˝N“hi !y[in: #aæ¢ .hn:ên:[}r" Wn˝c´çr“['A#a' !yzI±r:a} WŸn˝yTe~B; t/rªqo .!ytiâ/rB] Wn˝f´çyjir"
16
.!yqim;â [}˝h; tN"¡v'/vê @/rV;˝h' tl,X≤¢b'j} yŸnIa}
2:1
17
!yji/j˝h' @yB´¢ h~N:v'/vê˝K] .t/nêB;˝h' @yB´à y˝tiçy:[]r" @K´à
2
r['Y"±˝h' yx´¢[}˝B' j"~WP~t'˝K] !ynI–B;˝h' @yB´¢ y˝dI¡/D @K´à yTib]v'y:˝w“ yTid“Mæ¢ji /Ÿ˝Lxi˝B] .y˝Kiâji˝l] q/tèm; /˝y™r“pi˝W @yIY:±˝h' tyB´¢Ala, yŸnI˝a'~ybih> .hb…âh}a' y˝læç[; /˝lèg“dI˝w“ !yji=WPT'˝B' ynI˝Wd™P]r" t/vyvia}˝B…â yŸnI˝Wk~M]s' .ynIa…â hb…çh}a' tlæà/jAyKi o tj'Tæ¢ /Ÿ˝lamc] o y˝viarl] .ynI˝q´âB]j'T] /˝n™ymiy˝wI
3
!~Il'v~ ;Wry“ t/nªB] !k,⁄˝t]a, yTi[]B'Ÿv]hi hd<–C;˝h' t/l∞y“a'˝B] /a¡ t/ab;x]˝Bi .$P…âj]T,˝v, d[æà hb…çh}a'˝h;Ata, Wrÿr“/[êT]A!ai˝w “ ê { Wry[iáT;A!ai
7
aB…= hz<¡AhNEhi y˝dI/D l/q∞ .t/[êb;G“˝h'Al[' $P´çq'm] !yrIh;˝h≤¢Al[' gŸLed"m]
8
4 5 6
zij: 16 Ook jij bent mooi, mijn liefste, ja bekoorlijk, ja, ons bed is lommerrijk. 17 De balken van ons huis zijn ceders, onze dakspanten* jeneverstruiken.
2:1 Ik ben een narcis van de Saron, een lelie der dalen. hij: 2 Als een lelie onder de dorens, zo is mijn vriendin onder de dochters.
3
4 5 6
zij: Als een appelboom onder de bomen van het woud, zo is mijn liefste onder de zonen; in zijn schaduw verlang ik te zitten, zijn vrucht is zoet voor mijn gehemelte. Hij bracht mij binnen in het wijnhuis, zijn vaandel boven mij is liefde. Verkwik mij met rozijnenkoeken, verfris mij met appels, want ziek van liefde ben ik. Zijn linkerarm ligt onder mijn hoofd, zijn rechterarm omvat mij.
7 Ik bezweer je, dochters van Jeruzalem, bij de gazellen of de reeën* van het veld: maak de liefde niet wakker, wek haar niet voordat het haar behaagt! 8 Hoor: mijn liefste! Daar komt hij! Hij huppelt over de bergen, hij springt over de heuvels. Hoofdstuk 1-2
13
14
!yli=Y:a'˝h…â rp,[o∞˝l] /a¡ ybix]˝li yŸ˝dI/d hm≤¶/D Wn˝let]K; rjæ¢a' d~me/[ hz<•AhNEhi .!yKiâr"j}˝h'Aâ@mi $yxiçme t/n± Lø j}˝hæâA@mi j"~yGIŸv]m' y˝li= rm'a…¢˝w“ y˝dI¡/d hn:è[; .&˝l…âAykil]˝W y˝tiçp;y: y˝tiày:[]r" &˝l…ö ymiWqè rb…=[; wt…çS]˝h' hNEèhiAyKiâ ./˝lê &læàh; #læçj; !v,G<Ø˝h' $r
a≤â .rd"êm;s] Wn˝ym´çr:k]˝W !ymi=r:K] !yli¢B]j'm] /˝l ynI∞a}˝w" yŸ˝li y˝dIè/D .!yNIêv'/V˝B' h[≤çro˝h; !yli=l;X]˝h' Wsn:¡˝w“ !/Y±˝h' j"~Wp~Y:˝v, d[æ¶ y˝dI⁄/d *~˝l]AhmeD“ bÚso s .rt,b…â yrEh…àAl[' !yliçY:a'˝h; rp,[oè˝l] /aü ybi%x]˝li
t/lyLe˝B' yŸ˝biK;v]miAl[" y˝vi=p]n" hb…çh}a;˝v, ta´à yTiv]Q'ÈBi .w˝ytiâax;m] aløè˝w“ w˝yTiçv]Q'Bi ry[i%˝b; hb…¢b]/sa}˝w" aN:ˆ hm;WqŸa;
9
10 11 12
13
14
15 16 17
3:1
2
9 Mijn liefste lijkt wel een gazelle, of een jonge ree; daar staat hij buiten voor onze muur, hij kijkt door de vensters, hij tuurt door de spijlen. 10 Dan spreekt mijn liefste, hij zegt tot mij: Sta op, mijn vriendin, mijn schone, en ga naar buiten, 11 want zie, de winter is voorbij, de regen is weggetrokken, heengegaan. 12 Op het land verschijnen de bloesems, de tijd van het snoeien breekt aan, op ons land klinkt het geluid van de tortel. 13 De vijgenboom kleurt zijn jonge vruchten, de wijnstokken in bloesemknop geven hun geur; sta op, ga*, mijn vriendin, mijn schone, en ga naar buiten. 14 Duif van mij in de rotskloven, verscholen in de bergwand, laat mij je gestalte zien, laat mij je stem horen, want je stem is aangenaam en je gestalte lieflijk. 15 Vang de vossen, de kleine vossen: ze vernielen de wijngaarden, onze wijngaarden in bloesemknop. 16 Mijn liefste is van mij, en ik ben van hem, die weidt tussen de leliën. 17 Totdat de dag verwaait en de schaduwen wijken, ga rond, mijn liefste, zo als een gazelle of een jonge ree op de bergen van Bèter.
3:1 Op mijn bed, in de nachten, zocht ik mijn zielsbeminde, ik zocht hem, maar ik vond hem niet. 2 Opstaan wil ik, rondgaan door de stad, Hoofdstuk 2-3
15
t/bjor“˝b…¢˝W !~yqiw:V]˝B' y˝vi=p]n" hb…çh}a;˝v, ta´à hv;Èq]b'a} .w˝ytiâax;m] aløè˝w“ w˝yTiçv]Q'Bi ry[i=˝B; !ybiçb]So˝h' !yrIm]Vo∞˝h' yŸnI˝Wa~x;m] .!t≤âyair“ y˝viçp]n" hb…àh}a;˝v, ta´ö !h,˝me yTir“bæ¢[;˝v, f~['m]˝Ki y˝vi=p]n" hb…çh}a;˝v, ta´à ytiax;M;˝v≤â d[æ¢ WN˝P,r“a' alø∞˝w“ wŸ˝yTiz“j'a} y˝Miai tyB´¢Ala, wŸ˝ytiaybeh}˝v≤¶Ad[' .y˝tiâr:/h rd<j≤çAla,˝w“
16
s
3 4
!~Il'v~ ;Wry“ t/nªB] !k,⁄˝t]a, yTi[]B'Ÿv]hi hd<–C;˝h' t/l∞y“a'˝B] /a¡ t/ab;x]˝Bi .$P…âj]T,˝v, d[æà hb…çh}a'˝h;Ata, Wrÿr“/[êT]A!ai˝w “ ê { Wry[iáT;A!ai
5
@v…=[; t/r™m}ytiâ˝K] rB;d“Mi˝h'A@mi h~l;[o tazfiO ymi¢ .lk´â/r tqb]æà a' lKo¡˝mi hn:±/bl]˝W r~/m tr
6
hmoløv]˝Li˝v, /Ÿ˝tF;mi hNEfihi .la´âr:c]yI yrE¡BoGI˝mi H˝l…= bybi¢s; !yrI¡BoGI !yViàvi br<j, yzEj¨¢a} !~˝L;Ku hm…=j;l]mi ydE¡M]lum] /˝krEy“Al[' /Ÿ˝Br“j' vyai¶ s .t/lêyLe˝B' dj'Pæç˝mi
7
hmoløv] &l,M≤¢˝h' /Ÿ˝l hc;[…¶ @/yfir“Pia' .@/nb;ê L]˝h' yx´ç[}˝me bh;z: /˝t∞d:ypir“ #s,k, hc;[…¢ wŸ˝yd:WM[" @m…=G:r“a' /˝b¡K;r“m, hb;h}a' #Wx∞r: /Ÿ˝k/T .!Il…âv;Wry“ t/n™B]˝mi
9
8
10