hhjo
Bijbelstudie
Zending
-16 Voor de leiding
Schets 1:
Zending in de Bijbel A. Doel Betekenis benoemen. - In deze schets wordt een Bijbelse onderbouwing gegeven van zending met teksten uit zowel het Oude als het Nieuwe Testament. - Er wordt uitgelegd wat de opdracht en het doel van zending inhouden. Actualiteit aangeven. - Bewustwording onder jongeren van het belang en de noodzaak van zending in deze tijd. - Zending staat ook nu in Bijbels perspectief. Christus centraal stellen – de persoonlijke spits. - Christus is de grote Zendeling. Hij heeft in Matth. 28:19 de grote zendingsopdracht gegeven. - Zending is een belangrijk onderdeel van het volgen van de Heere Jezus. - Zijn de jongeren bereid Christus in deze opdracht te volgen en welke roeping hebben zij daarin? Vertaal deze doelen zo eenvoudig en zo concreet mogelijk naar de jongeren! B. Achtergrondinfo Bijbelstudie: Jona - Jona leefde ten tijde van de regering van koning Jerobeam II van Israël. - Ninevé was de hoofdstad van het vijandelijke Assyrië. De Assyriërs waren in de oudheid berucht om hun wreedheid. Deze aartsvijanden moest Jona de oproep tot bekering laten horen. Hij wist dat God genadig is. Het is zeer menselijk, maar niet in overeenstemming met Gods bedoeling, dat Jona dit volk de genade niet gunde. - De geschiedenis van Jona spreekt van Gods almacht (de geschiedenis van Jona en de vis) en van Zijn barmhartigheid (het lot van Ninevé). - De geschiedenis spreekt van de opstand, de verootmoediging en de gehoorzaamheid van Jona.
Bijbelstudie: Handelingen 13 - De Heilige Geest geeft de aanzet tot het zendingswerk van Paulus en Barnabas. Hij is de Zender. - De gemeente is betrokken bij de uitzending. Er is een zendende gemeente. - Zowel op Cyprus als in Antiochië in Klein Azië (niet te verwarren met Antiochië in Syrië) blijkt de tweeërlei uitwerking van het evangelie. - Paulus volgt in Antiochië zijn vaste strategie: eerst de Joden en dan de heidenen. - Zending brengt lijden met zich mee. Suggesties voor verdieping • Bijbel: - Zendingsreizen van Paulus - Romeinen 15:8-12 • Geloofsbelijdenis: - Dordtse Leerregels, hoofdstuk 1,2 en 1,3 - Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 27 - Heidelbergse Catechismus, vraag 54 • Literatuur: - Bavinck, J.H., Zending in een wereld in nood, Wageningen, z.j. - Cammeraat, P., Leer en Leven, deel 2 en 3, Kampen, 1996. - Poort, J.J. Kom over en help ons, In het voetspoor van Paulus door Griekenland, Utrecht, 1994. - Westerink, J., Jona, Profeet van de lankmoedigheid van God, Amsterdam, 2005. - Wiersinga, ds. H.A., Zendingsperspectief in het Oude Testament, Baarn, z.j. - Doleweerd e.a. (red.), drs. J.H. van, Gij zult Mijn getuigen zijn, Zending in bijbels perspectief, Houten, 2006. - Fahner, dr. Chr., Volken in beweging, Over heilsverwachting en messianisme bij de volken, Oosterbaan & Le Cointre, Goes, 1994. - Joosse, dr. L.J., ‘Leren hoe hij wand’len moet’, Over woord en daad in de zending, Oosterbaan & Le Cointre, Goes, 1994. C. Programmaopzet Alternatieve startopdrachten - Interview met jongere die op het zendingsveld is opgegroeid. Of uitnodigen van een zendingswerker, die een avond vult als inleiding tot de twee schetsen. Kan ook als afsluiting. - Zendingsverhaal als inleiding.
Niveau 1
Niveau 2
Bijbel Bijbelgedeelte: Jona Suggesties voor vragen n.a.v. lezen Bijbelgedeelte: - Hoe reageert Jona op de opdracht van God? - Hoe zorgt de Heere dat Jona toch gaat? - Hoe reageren de koning en de inwoners van Ninevé op de prediking van Jona?
Bijbel Bijbelgedeelte: Jona Suggesties voor vragen n.a.v. lezen Bijbelgedeelte: - Hoe blijkt Gods barmhartigheid in de geschiedenis van Jona (tegenover de opvarenden van het schip, tegenover Jona en tegenover de inwoners van Ninevé)? - Hoe blijkt Gods almacht?
Keuzevragen Vragen: 1ab, 2, 3, 5, 7, 8.
Keuzevragen Vragen: 1abc, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8. Stellingen: I, II
Overige verwerking Evt. discussie over vraag 8. Afhankelijk van tijd en openheid en veiligheid in de groep.
Overige verwerking Evt. discussie over vraag 8. Afhankelijk van tijd en openheid en veiligheid in de groep.
D. Antwoorden en suggesties Startopdracht Verzamel de reacties van de jongeren. Deze opdracht is bedoeld ter bewustwording. Wellicht is het goed om de opdracht in groepjes te laten doen. Laat elke groep een aantal punten opschrijven op grote vellen papier en deze plenair toelichten. Probeer er een algemene lijn uit te halen (bijvoorbeeld: zendingsopdracht, doel, vormen van zending). Bewaar de bladen voor de volgende keer. U kunt ze dan bijvoorbeeld op het bord of de muur hangen als herinnering. In de tweede schets komen de volgende categorieën terug: - Gemeentestichting - Bijbelvertaalwerk - Onderwijs - Combinatie Woord en daad Benodigdheden: grote vellen papier en schrijfstiften. 1. a. De Heere Jezus. b. In eerste instantie tot de apostelen. c. Ja, het is de zendingsopdracht aan de apostelen en ook aan mensen die later het evangelie verkondigen ‘aan de einden der aarde’.
2. Jona 3 : 4: Nog veertig dagen, dan zal Ninevé worden omgekeerd. 3. Ze bekeerden zich van hun zonden, vastten en kleedden zich met zakken als uiterlijke tekenen van verootmoediging. Stelling I. Dat God naar zondige mensen omziet is een niet minder groot wonder dan Jona’s verblijf in de vis. Vermijdt het gevaar om te snel tot een standaard uitkomst van een stelling te komen. Laat diverse reacties staan. Geef complimenten, beloon openheid en meedenken. Stuur wel richting de elementen die u zelf aan de orde wilt stellen. 4. Er zijn diverse mogelijkheden. Wellicht komt de groep tot nog meer lessen. Dan geldt hetzelfde als bij bovenstaande stelling is opgemerkt. Enkele mogelijkheden: - God is almachtig. - God is genadig. - Ook een kind van God kan opstandig zijn. Toch is er steeds een terugkeer. 5 Handelingen 13:2: ‘Zondert Mij af beide Barnabas en Paulus tot het werk, waartoe Ik hen geroepen heb’, de inhoud wordt niet vermeld. Handelingen 13:47: ‘Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen, opdat gij zoudt zijn tot zaligheid, tot aan het uiterste der aarde.’ Verkondigen van het evangelie met als doel de bekering van heidenen. 6. Jona wordt heel gericht naar één heidense stad gestuurd met een boeteprediking. Paulus en Barnabas hebben een veel breder werkveld en hanteren daarbij de volgorde dat ze zich eerst tot de Joden richten en daarna tot de heidenen. Bij Jona klinkt de boeteprediking, terwijl bij Paulus en Barnabas de genade meer doorklinkt. In Ninevé wordt alleen de uitwendige bekering beschreven, terwijl we bij de toehoorders van Paulus en Barnabas lezen van geloof en bekering. In Ninevé schijnt er geen verzet te zijn geweest tegen de boodschap van Jona. Bij Paulus en Barnabas was er duidelijk een tweeërlei reactie. 7. Ninevé bekeert zich. Door middel van de prediking van Paulus en Barnabas komen mensen tot geloof. Stelling: n.a.v. Handelingen 13:46-51 II Als zendeling moet je bij tegenstand een ander werkterrein zoeken. Nuanceer deze stelling. Er zijn diverse soorten tegenstand. Als mensen vijandig zijn en niet luisteren is dat Bijbels gezien geen reden te vertrekken. Bij levensbedreigende situaties kan het anders liggen, hoewel daarop door zendingswerkers in het verleden verschillend gereageerd is. Pas op voor oordelen vanuit onze comfortabele Nederlandse situatie. 8. Een zeer persoonlijke vraag. Afhankelijk van de openheid en sfeer op de vereniging of club kan deze vraag centraal aan de orde worden gesteld.
Schets 2:
Zending: roeping en verantwoordelijkheid A. Doel 1. Betekenis benoemen. - Kernboodschap van de schets: opdracht en doel van zending. - In deze schets wordt een bijbelse onderbouwing gegeven van zending met teksten uit zowel het Oude als het Nieuwe testament. 2. Actualiteit aangeven. - Wat betekent zending voor jongeren? Bewustwording en passie voor het zendingswerk. Wat is de rol van de (plaatselijke) gemeente in het zendingswerk? - Wat is hun roeping en wat zijn mogelijkheden voor hen? 3. Christus centraal stellen – de persoonlijke spits. - In deze schets gaat het over de opdracht van Christus Zelf, gegeven in Matth 28:19 o.a. Geldt die roeping ook voor onze jongeren? Deze vraag komt met name in schets 2 naar hen toe. Vertaal deze doelen zo eenvoudig en zo concreet mogelijk naar de jongeren! B. Achtergrondinfo Bijbelstudie: Handelingen 16:6-34 - Het is een gedeelte uit de tweede zendingsreis van Paulus. Hij is op reis met Silas nadat het tot verwijdering kwam met Barnabas, die opkwam voor diens neef Johannes Marcus. - Filippi kende slechts weinig Joden. Er was waarschijnlijk geen synagoge. - Lydia de handelde in purper, een dure, glanzend rode verfstof. - De stokbewaarder (cipier) stond met zijn eigen leven borg voor de gevangenen. Vandaar dat hij zo radeloos reageerde toen hij dacht dat ze ontsnapt waren. - Paulus en Silas laten zich niet zomaar ontslaan uit de gevangenis. Ze willen eervol ontslag. Niet om eigen eer, maar vanwege het evangelie. Het moest voor iedereen duidelijk zijn dat de verbreiding van het evangelie geen staatsgevaarlijke zaak was. De veroordeling was onterecht en dat diende erkend te worden.
Suggesties voor verdieping • Bijbel: De zendingsreizen van Paulus: de topografie. - Paulus aanpak van het zendingswerk: volgorde Jood – Heiden; aansluiten bij lokale omstandigheden zoals bv op de Areopagus (Hand. 17:15-22) - Vrucht op zendingswerk (idem, 17:15-22) - Verantwoording van het zendingswerk (idem, 15:6-29) - Kolossenzen 4:2-6: gebed voor het zendingswerk • Geloofsbelijdenis: - Dordtse Leerregels, hoofdstuk 1,2 en 1,3 - Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 27 - Heidelbergse Catechismus, vraag 54 • Literatuur: - Crossmann, E., Als het regent in de bergen, Levensbeschrijving van James Fraser, uitgave van OMF. - Doleweerd, drs. J.H. van e.a. (red.), Gij zult Mijn getuigen zijn. Zending in bijbels perspectief, Houten, 2006. - Pirolo, N., Een thuisfront voor de zendeling, uitgave van Operatie Mobilisatie, 2000. - Pirolo, N., Enkeltje thuis of: wat het thuisfront moet weten als een zendeling terugkeert. Uitgave van Interserve Nederland, 2002. - Steensel, N. van, Ben ik geroepen voor zendingswerk? Interne uitgave ZGG. - Tukker, C.A. e.a., Gij die eertijds verre waard. Een overzicht van de geschiedenis en taken van de zending, Utrecht, 1978. - Joosse, dr. L.J. (red.), Uitstralen is werven. Over missionaire opbouw van de gemeente, Goes (Oosterbaan & Le Cointre), 1994. - Joosse, dr. L.J., ‘Leren hoe hij wand’len moet’. Over woord en daad in de zending, Goes (Oosterbaan & Le Cointre), 1994. C. Programmaopzet Alternatieve startopdrachten - Openen met een gedicht, verhaal, zendingservaring met een groepsgesprek. - De leiding verdeelt Handelingen 16 : 6 – 34 in gedeelten over verschillende groepen. Stel een voorzitter, secretaris en rapporteur aan. Elke groep noteert twee dingen over het bestudeerde Bijbelgedeelte en presenteert deze in de hele groep: A. Vat in ongeveer drie zinnen de hoofdlijn van het verhaal samen. B. Wat zijn de gevolgen voor de zendeling in elk Bijbelgedeelte. Leg je antwoord uit!
Niveau 1
Niveau 2
Bijbel Bijbelgedeelte: Handelingen 16:6 - 34 Suggesties voor vragen n.a.v. lezen Bijbelgedeelte: - Hoe kwamen Paulus en Barnabas in contact met: a. Lydia, b. de waarzegster, c. de stokbewaarder. - Welke uitwerking heeft elk van de ontmoetingen?
Bijbel Bijbelgedeelte: Handelingen 16 : 6 - 34 Suggesties voor vragen n.a.v. lezen Bijbelgedeelte: - Zegen en tegenstand. In deze twee woorden kun je de verschillende ervaringen van Paulus en Barnabas samenvatten. Leg dit uit aan de hand van de ontmoetingen met a. Lydia, b. de waarzegster, c. de stokbewaarder.
Keuzevragen Vragen: Startopdracht 1. Vragen: 1a, 3, 5, 6abc, 8, 9, 10.
Keuzevragen Vragen: Startopdrachten 1 en 2. Vragen: 1b, 2ab, 3, 4abc, 5, 6abc, 7, 8, 9, 10, 11.
Overige verwerking Groepsdiscussie over vragen 8 t/m 10. Wellicht kan er een concrete actie voor een zendingsdoel uit voortvloeien.
Overige verwerking Groepsdiscussie over vragen 8 t/m 10. Wellicht kan er een concrete actie voor een zendingsdoel uit voortvloeien.
D. Antwoorden Startopdracht 1 Doel van deze startopdracht is dat leiding en leden stilstaan bij de vraag of ze wel begrijpen wat ze lezen. De leiding kan zo het gelezen Bijbelgedeelte verhelderen. Startopdracht 2 Verdeling is afhankelijk van de totale groepsgrootte. Een mogelijke verdeling is: 6–11, 12–15, 16–24, 25–34. Deze indeling volgen we bij onderstaande antwoorden: A. 6–11: Ze worden door de Heilige Geest verhinderd het evangelie te verkondigen in Klein Azië en door te reizen naar Bythinië. Paulus ziet in Troas in een gezicht een Macedonische man, die hem oproept over te komen. Ze gaan op reis. 12–15: In Filippi gaan ze op de Sabbat naar een plek bij de rivier, waar het gebed placht te geschieden. Het hart van Lydia wordt geopend. Zij en haar huisgenoten worden gedoopt. 16–24: Ze ontmoeten een dienstmaagd met een waarzeggende geest, die hen lastigvalt. Paulus gebiedt de geest in de naam van Christus haar te verlaten. De eigenaren zijn zo boos dat ze Paulus en Silas laten geselen en in de gevangenis gooien. 25–34: Paulus en Silas zingen psalmen in de nacht. Ze worden bevrijd d.m.v. een
aardbeving, maar blijven met de andere gevangenen op hun plaats. De cipier komt tot bekering. B. 6–11: Verhindering in hun eigen plannen. Gehoorzaamheid zonder te weten wat er gaat gebeuren. 12–15: Zegen op hun werk. 16–24: geseling en gevangenstraf. 15–34: Ze worden gesterkt in de gevangenis en ervaren uiteindelijk dat de Heere via deze weg Zijn zegen geeft op hun bediening. 1. a. Hij ontmoette haar toen hij op de Sabbat naar de gebedsplaats bij de rivier ging. b. Hij ging niet zoals gebruikelijk eerst naar de synagoge. 2. a. 13: spreken met de vrouwen die samengekomen zijn; 15: de doop van Lydia en haar huisgenoten; 33-34: doop van de stokbewaarder en zijn huisgenoten; 40: Paulus en Silas gaan naar Lydia en de broeders en vertroosten hen. Er is dus een gemeente, die uit meer mensen bestaat dan de eerder genoemde. b. De broeders uit vers 40. 3 Filippensen 1:3-5: Paulus dankt God als hij aan de gemeente van Filippi denkt. Hij noemt hun gemeenschap aan het evangelie vanaf de eerste dag; 4:14-15: de Filippenzen hebben gemeenschap gehad met het lijden van Paulus en ze hebben Paulus tijdens zijn zendingsreis met hun giften gesteund. 4. Maak als leiding een keuze hoeveel gedeelten u laat onderzoeken. Als u alle gedeelten laat lezen, kost dat wellicht teveel tijd. a. Matth. 24:14: het evangelie zal in de hele wereld verkondigd worden tot een getuigenis aan alle volkeren. Dit wordt genoemd in verband met de tekenen van het einde der tijden. Mark. 16:15: ‘Gaat heen in de gehele wereld, predikt het evangelie aan alle kreaturen’. Dit staat in het kader van de verschijning aan de discipelen en de opdrachten die ze krijgen. Hand. 4:34-37: de leden van de gemeente in Jeruzalem delen hun goederen zodat niemand gebrek heeft. Ze verkochten landen en huizen om voor elkaar te zorgen. Dit staat in de context van de uitbreiding van de gemeente te Jeruzalem. Hand. 6:1-7: Er is onenigheid rond de bedeling. Er worden diakenen gekozen, zodat de apostelen zich kunnen concentreren op de verkondiging. Hand. 11:27-30: In Antiochië wordt geld bijeen gebracht voor de broeders in Judea. Dit staat in de context van de bloei van de gemeente in Antiochië. Hand. 18:24-26: Apollos weet alleen van de doop van Johannes. Hij wordt onderwezen door Priscilla en Aquila. Daarna verkondigd hij het evangelie met veel zegen. Dit staat in het kader van de tweede zendingsreis van Paulus. 1 Tim. 2:5-7: Er is één God en één Middelaar. Paulus noemt zich een prediker en apostel, een leraar der heidenen. Paulus schrijft dit in zijn eerste brief aan Timótheüs.
b. Matth. 24:14: verkondiging Mark. 16:15: verkondiging Hand. 4:34-37: Hulp aan andere gemeenteleden. Dit past niet bij de genoemde aspecten. Het is intern gericht. Hand. 6:1-7: Diaconale hulp intern en verkondiging extern. Hand. 11:27-30: Diaconale hulp aan mensen uit een andere streek. Hand. 18:24-26: Onderwijs geven aan een medegelovige. 1 Tim. 2:5-7: Verkondiging c. Deze vraag is geschikt voor een groepsgesprek. 5. a. Geloof enerzijds en afwijzing anderzijds. b. Dezelfde reactie. Er komen mensen tot geloof door evangelisatie, terwijl anderen het afwijzen. Ook de kerk zien we beide reacties. c. Er komen mensen tot geloof, terwijl anderen volharden in hun ongeloof. 6. a. Jeremia (1:4-10): Jeremia wordt geroepen. Hij voert als argument aan dat hij niet kan spreken. God roert zijn mond aan. b. Paulus (Hand. 22:21, 26:14-18): God zei: ‘Ga heen, want ik zal u ver tot de heidenen afzenden’. Paulus krijgt op weg naar Damascus de opdracht de ogen van de heidenen te openen opdat ze worden bekeerd van de duisternis tot het licht. c. Timotheüs (Hand. 16:3): Paulus wilde dat Timótheüs met hem meereisde en hij besneed hem vanwege de Joden in de plaatsen waar ze naar toe gingen. Paulus keuze in de weg van Gods voorzienigheid. 7. Onmiddelijke roeping door God (Mozes, Jesaja, Jeremia), de roeping d.m.v. een andere profeet (Elisa d.m.v. Elia), een vooraankondiging voor de geboorte (Simson, Johannes de Doper). 8. Afhankelijk van de situatie in uw gemeente. 9. Goed uitgangspunt voor een groepsgesprek. Gebed en giften, maar wellicht zijn er jongeren die zich geroepen weten tot de zending. 10. Goed uitgangspunt voor een groepsgesprek. 11. Persoonlijke kennis van Christus is een voorwaarde om zendeling te zijn. De roeping kan verschillende vormen hebben. Het is goed om ook over praktische vereisten te praten (talenkennis, theologische bagage, etc.). Tip: Besteed niet teveel tijd aan het ontwerp, maar ga in op de inhoud!
hhjo
Colofon © oktober 2008 Handreiking -16 Studiemateriaal over zending Uitgave Hersteld Hervormde Jongeren Organisatie (HHJO) www.hhjo.nl Vormgeving en druk Drukkerij Verloop, Alblasserdam www.verloop.nl