ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
GGD Groniningen / epidemiologie 1 oktober 2013
Jan Broer, epidemioloog m.m.v.Anton Roerdink coördinator BinG
[email protected] [email protected]
tel 06 - 2706 4638 tel 06 - 5118 6259
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
1
Inhoud Inleiding ............................................................................................................................................................. 3 1.
Werkwijze .................................................................................................................................................. 4
2.
Kenmerken van de doelgroep ................................................................................................................... 5
3.
4.
5.
2.1.
Leeftijd ........................................................................................................................................... 5
2.2.
Wie heeft doelgroep aangemeld ................................................................................................... 5
2.3.
Waar woont of verblijft de doelgroep ........................................................................................... 6
2.4.
Sociale steun systemen ................................................................................................................. 7
Zorgbehoefte ............................................................................................................................................. 8 3.1.
Geestelijke gezondheid en sociaal functioneren ........................................................................... 8
3.2.
Verslaving ...................................................................................................................................... 9
3.3.
Knelpunten in de zorgverlening..................................................................................................... 9
Wonen ..................................................................................................................................................... 10 4.1.
Woonverleden en opnames ........................................................................................................ 10
4.2.
Knelpunten woning en woonbuurt............................................................................................. 10
4.3.
Huidige en toekomstig plek op de woonladder .......................................................................... 11
4.4.
Dagbesteding ............................................................................................................................... 13
Handelingsonmacht en overleg tussen hulpverleners ............................................................................ 14 5.1.
Ervaren handelingsonmacht ........................................................................................................ 14
5.2.
Overleg tussen zorgverleners ...................................................................................................... 15
5.3.
Woonbehoefte ............................................................................................................................ 16
5.4.
Behoefte aan consultatie bij hulpverleners................................................................................. 16
6.
Beschouwing............................................................................................................................................ 17
7.
Conclusie en aanbevelingen .................................................................................................................... 21
8.
Bijlagen .................................................................................................................................................... 23
9.
Literatuur ................................................................................................................................................. 31
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
2
Inleiding De stad Groningen herbergt een groep inwoners met ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA) die soms samen gaan met verslaving, dakloosheid en/of marginale huisvesting. Mensen worden tot de groep EPA gerekend bij een combinatie van: (i) psychiatrische stoornis die behandeling nodig maakt, (ii) ernstige beperkingen in sociaal en maatschappelijk functioneren, (iii) beperking is oorzaak én gevolg van de psychiatrische stoornis, (iv) langdurig verloop (minstens enkele jaren)en (v) gecoördineerde zorg van professionele hulpverleners is nodig om behandelplan te realiseren.1 EPA is geen psychiatrische diagnose maar een doelgroepomschrijving (voor GGZ-planning). EPA betekent niet dat mensen uitbehandeld zijn maar betekent juist dat geïntegreerde zorg nodig is. Op grond van de bevolkingsomvang is de schatting er 2500 EPA patiënten in zorg zijn (GGZ en verslavingszorg). Dit aantal is hoger omdat stad Groningen een centrumgemeente is waar risicogroepen oververtegenwoordigd zijn. In geval van verslaving aan harddrugs is er regelmatig sprake van verwervingscriminaliteit, zorgmijding en overlast. Personen met EPA hebben meestal een voorgeschiedenis in de hulpverlening en komen soms in beeld vanwege overlast en/of overtredingen bij de politie en justitie. Wegens gebrek aan behandelperspectief, zowel vanuit de patiënt als hulpverlener, kan onmacht ontstaan bij begeleiding en behandeling. Mede daardoor kunnen ook problemen ontstaan bij de huisvesting. In april 2010 is door de gemeente Groningen een actieplan ‘onhandelbare overlastveroorzakers’ opgesteld. Dienst OCSW van gemeente Groningen heeft randvoorwaarden en financiering geregeld i.s.m, Menzis zorgverzekeraar, Zorgkantoor, Lentis, VNN, GGz Drenthe en GGD Groningen. Daarmee is de toeleiding van een groep personen met een EPA met dubbele diagnose (psychiatrie en verslaving) naar Duurzaam Verblijf mogelijk gemaakt. De doelstelling van dit programma is om EPA met ernstige verslaving en ontbrekend behandelperspectief, na toetsing door een Bopz-rechter, maximaal twee jaar in Duurzaam Verblijf op te nemen. Daarna kunnen deze personen in de gemeente Groningen komen te wonen. In oktober 2011 is het project “Top-10” geëvalueerd. De conclusie was dat de doelgroep betere zorg ontvangen heeft, de kwaliteit van leven is verbeterd en de overlast is merkbaar afgenomen. In oktober 2012 heeft wethouder Visscher samen met ketenpartners een werkbezoek gebracht aan DVB. Daarna was er door dienst OCSW een discussiebijeenkomst over zorg en wonen na DVB georganiseerd. Vertegenwoordigers van St Huis, Leger des Heils, GGz Drenthe, Lentis, VNN, BinG, GGD, Limor, St Ter Wille, Menzis, Veiligheidshuis, Rehabilitatie (Hanzehogeschool) en OCSW bespraken de mogelijkheden van wonen met zorg voor zorgmijders met EPA en/of verslaving. Duidelijk werd dat in Noord-Nederland een breed aanbod van woonvoorzieningen met zorg voor chronisch psychiatrische patiënten bestaat. Het overzicht van en de opnamecapaciteit van deze voorzieningen is voor veel direct betrokkenen niet duidelijk. De toelatingscriteria van beschikbare voorzieningen zijn specifiek en divers. Daarnaast gaf de directeur van St Huis aan dat een groep personen met EPA in marginale omstandigheden leeft waarbij een rechterlijke machtiging niet is toegekend of (nog) niet aan de orde is. De vraag naar de samenstelling en omvang van deze groep bleef onbeantwoord. Naar aanleiding van deze bijeenkomst is door dienst OCSW van de gemeente Groningen gevraagd om een onderzoeksvoorstel uit te werken. Door GGD Groningen en BinG (Bemoeizorg in Groningen: samenwerkingsverband Lentis en VNN) is een plan van aanpak gemaakt. De doelstellingen zijn: 1. Inventarisatie aantal personen met EPA die onvoldoende zorg ontvangen en daarnaast problematisch wonen (schatting omvang, omschrijving zorgbehoefte, specificatie woonbehoefte). 2. Inventarisatie behoefte aan consultatie bij hulpverleners (handelingsonmacht) 3. Benoemen van mogelijke oplossingen voor wonen en zorg van de doelgroep. Dienst OCSW heeft de GGD Groningen opdracht gegeven om het onderzoek uit te voeren.
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
3
1. Werkwijze Om het aantal personen met EPA en een zeer problematische huisvesting in de stad Groningen in beeld te krijgen hebben we een vragenlijst ontworpen (bijlage). Het management van zorginstanties is schriftelijk benaderd met een verzoek voor deelname. In maart 2013 zijn de volgende zorginstanties benaderd voor deelname: BinG, GGD-OGGZ, Leger des Heils, Lentis, Limor, MJD, Stichting Huis en Toevluchtsoord, Ter Wille, VNN (zie bijlage namenlijst). Na een tussentijdse rapportage is Werkpro ook gaan deelnemen. Na instemming met deelname heeft het management uitvoerende medewerkers die in contact zijn met de doelgroep benaderd met het verzoek een korte vragenlijst in te vullen (zie bijlage). De schatting van de omvang is uitgewerkt aan de hand van een zogenaamde periode-prevalentie. Hierbij wordt gedurende een tijdvenster het aantal cliënten dat voldoet aan de insluitcriteria geteld: voor dit onderzoek februari t/m april 2013. Aangezien deze registratie vrijwillig, naast het gewone werk, gedaan werd is de vragenlijst kort gehouden(2 blaadjes A4 deels open vragen, deels voorkeuze). Omdat medewerkers van meerdere organisaties onafhankelijk registreren zijn geboortedatum, initialen en 3 letters van de achternaam vastgelegd. Op basis daarvan zijn dubbele personen geïdentificeerd. De vragenlijst heeft de volgende onderdelen: - meldende instantie, functie van de hulpverleners en bij wie de primair in zorg. - cliënt kenmerken: 3 letters van de achternaam, initialen, geboortedatum, sociale steun. - zorgbehoefte: Honos (zie verder), verslaving en knelpunten in de zorg. - wonen en dagbesteding: woonverleden, overlast en plaats op woonladder. - handelingsonmacht, casusoverleg en behoefte aan consultatie. De Health of the Nations Outcome Scale (HoNoS) is korte, gavalideerde vragenlijst waarmee de gezondheid en sociaal functioneren van psychiatrische patiënten op individueel en groepsniveau gemeten wordt.2 De Honos telt 12 items die zijn onderverdeeld in 4 sub schalen: gedrag (H1-H3), beperkingen (H4-H5), symptomen (H6 t/m H8) en sociale problemen (H9 - H12). Ieder item wordt op een 5-puntschaal gewaardeerd (0=geen probleem, 1=licht, 2=matig, 3=ernstig, 4=zeer ernstig). De Honos vragenmodule is alleen berekend als er minimaal 8 van de 12 items waren ingevuld. Voor de woonsituatie hebben we gebruikt gemaakt van de term woonladder (Verdaas & Veenendaal (2005). Er zijn vele woonladders in omloop. We hebben een gedifferentieerde woonladder met 10 stappen gebruikt in dit onderzoek dat is toegesneden op het voorzieningen aanbod in de centrumgemeente Groningen (zie vragenlijst). Daarnaast hebben we gebruik gemaakt van de oggz-ladder. Dit is een (visueel) hulpmiddel dat gebruikt wordt in het kader van in- en uitsluiting van kwetsbare burgers. De oggz-ladder telt vijf treden (zie onderstaande figuur). 3
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
4
2.
Kenmerken van de doelgroep
In totaal zijn 172 ingevulde vragenlijsten ingestuurd. Bij analyse bleken er 34 dubbele formulieren te zijn doordat hulpverleners van verschillende instanties een vragenlijst hadden ingevuld. Per uniek persoon is een vragenlijst (van de primaire zorgverlener) gebruikt bij de analyse (n=138). Hulpverlener die een vragenlijst hebben ingestuurd hebben niet altijd alle vragen ingevuld. Per onderdeel wordt dat aangegeven. 2.1. Leeftijd Bijna een derde van de doelgroep is jonger dan 40 jaar. Veertigjarigen vormen de grootse groep (41% van de doelgroep; zie tabel 2.1.). Vergeleken met de leeftijdssamenstelling van de Groninger bevolking zijn personen jonger dan 30 jaar en personen van 60 jaar en ouder laag vertegenwoordigd. De groep 30-jarigen en vooral 40-jarigen zijn sterk oververtegenwoordigd. In bijlage 2.1. is de gedetailleerde leeftijdsopbouw weergegeven. Tabel 2.1. Leeftijd doelgroep en bevolkingsopbouw gemeente Groningen (bron: CBS 2013). Leeftijd
aandeel in bevolking gemeente Groningen aantal
percentage
op basis van het aantal inwoners 17 jaar en ouder
17-19 jaar
3
2%
6%
20-29 jaar
11
8%
32%
30-39 jaar
28
21%
16%
40-49 jaar
56
41%
14%
50-59 jaar
28
21%
13%
60 jaar en ouder
10
7%
19%
niet ingevuld Totaal
2 138
100%
2.2. Wie heeft doelgroep aangemeld Tabel 2.2.1. Melding door instanties Melding door instantie
aantal
percentage
23
17%
2
1%
VNN
34
25%
OGGZ GGD
17
12%
Leger des Heils
19
14%
BinG
5
4%
Ter Wille
7
5%
WerkPro
31
23%
138
100%
A-huis, Eemhuis, Ommelanderhuis Lentis Forint
Totaal
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
5
Tabel 2.2.2. Melding door instanties Functie invuller
aantal
percentage
Maatschappelijk werker
28
21%
Sociaal pedagogisch werker
54
39%
Sociaal verpleegkundige
24
17%
BinG
6
4%
Woonbegeleider
7
5%
Projectleider
8
6%
11
8%
138
100,0
Overig / niet ingevuld Totaal
2.3. Waar woont of verblijft de doelgroep
Tabel 2.3. Formeel ingeschreven in welke wijk van de gemeente Postcode
Buurt
aantal
percentage
9700
Onbekend of niet ingevuld
47
36,2
9711
Stadscentrum-Zuid
5
3,6
9712
Stadscentrum-Noord
28
20,3
9713
Oosterpark
18
13,0
9715
Indische Buurt
3
2,2
9716
De Hoogte
1
0,7
9717
Oranjebuurt
2
1,4
9718
Schildersbuurt
6
4,3
9721
De Weijert
2
1,4
9723
Euvelgunne
2
1,4
9724
Oosterpoort
1
0,7
9725
Hereweg
3
2,2
9726
Zeeheldenbuurt
3
2,2
9728
Corpus den Hoorn
2
1,4
9736
Beijum Oost
1
0,7
9741
Selwerd
3
2,2
9742
Paddepoel
3
2,2
9743
Vinkhuizen
4
2,9
9745
Hoogkerk-Noord
1
0,7
138
100
Totaal
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
6
2.4. Sociale steun systemen Aan de melders is gevraagd of zij wisten op welke sociale systemen de doelgroep een beroep kan doen. Tabel 2.4.1. Welke steunsystemen zijn beschikbaar Steunsystemen Familie
Buren en/of kennissen
Lotgenoten
Aantal steunsystemen
aantal
percentage
ja
47
34%
nee
63
46%
niet ingevuld
28
20%
ja
16
12%
nee
71
51%
niet ingevuld
51
37%
ja
21
15%
nee
69
50%
niet ingevuld
48
35%
0
53
38%
1
62
45%
2
9
7%
3
1
1%
13
9%
niets ingevuld
Aangegeven kon worden met welke zorgverleners de doelgroep in contact is. Slechts 4% is niet in contact met een hulpverlenende instantie (tabel 2.4.2). De helft van de doelgroep is bij twee instanties in beeld (VNN en Werkpro). VNN heeft de meeste van de doelgroep in beeld (49%). Verder hebben ook Stichting Huis en Toevluchtsoord, Werkpro en het Leger des Heils veel personen in beeld. Het aandeel van Lentis in de zorg voor de doelgroep is beperkt wat ook door onder-registratie verklaard kan worden. Tabel 2.4.2. In zorg bij welke instantie (aantal en kolom%) In zorg bij instantie
primair (n)
primair
secundair (n)
secundair
primair + secundair
VNN
43
31%
25
18%
49%
WerkPro
28
20%
7
5%
25%
A-huis, Eemhuis, Ommelanderhuis
10
7%
18
13%
20%
Leger des Heils
16
12%
2
1%
13%
BinG
11
8%
1
1%
9%
Lentis Fact
7
5%
5
4%
9%
Ter Wille
7
5%
2
1%
6%
MJD
5
4%
3
2%
6%
OGGZ GGD
4
3%
2
1%
4%
Lentis Forint
2
1%
2
1%
3%
Reclassering
-
2
1%
1%
Open Hof
-
1
1%
1%
Geen instantie
5
4%
-
-
-
138
100%
70
49%
-
Totaal
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
7
3.
Zorgbehoefte
3.1. Geestelijke gezondheid en sociaal functioneren De Health of the Nations outcome Scale (HoNoS) is korte, valide vragenlijst waarmee de gezondheid en sociaal functioneren van psychiatrische patiënten op individueel en groepsniveau gemeten wordt. 4 De Honos telt 12 items die zijn onderverdeeld in 4 sub schalen: gedrag (H1-H3), beperkingen (H4-H5), symptomen (H6 t/m H8) en sociale problemen (H9 - H12). Ieder item wordt op een 5-puntschaal gewaardeerd (0=geen probleem, 1=licht, 2=matig, 3=ernstig, 4=zeer ernstig). In tabel 3.1. staan de items vermeld. De afzonderlijke scores worden opgeteld tot een totaalscore die een maat geeft voor het functioneren van de patiënt. De Honos-vragenmodule is vrij volledig ingevuld. Een somscore is alleen berekend als er minimaal 8 items waren ingevuld. Slechts voor drie personen kon geen somscore berekend worden. De meeste missende waarden deden zich voor op item H4 (verstandelijke handicap) en item H7 (stemmingsproblemen). De uitkomst van de Honos in niet afhankelijk van het ziektebeeld en wordt door hulpverleners en patiënten als bruikbaar ervaren. In tabel 3.1. zijn de gemiddelde scores van de sub schalen en totaalscore weergegeven (voor afzonderlijke itemscores zie bijlage). De somscore in dit onderzoek (20,0) is hoog vergeleken met referentiecijfers van Nederlandse ggz-cliënten: ambulante (11,2), dagbehandeling (15,2) en klinische patiënten (16,1). De NLreferentiegroep in 2004 betrof vooral ambulante patiënten.5 Zelfs bij een vergelijking met klinisch opgenomen patiënten (NL-2004) valt op dat de Groninger EPA-groep in dit onderzoek hoge scores heeft op sub schalen gedragsproblemen (EPA-Groningen 5,2 versus 2,7 NL) en sociale problemen (EPA-Groningen 9,7 versus NL-klinisch 5,7). Hoewel de zorgzwaarte hoog is er sprake van geringe verschillen per instantie waar de EPA-groep is zorg is. De zorgzwaarte is het hoogst in de GGZ (22,2) en verslavingszorg (21,1) en iets lager in de maatschappelijke opvang (18,3). Tabel 3.1. Honos-items en totaalscore naar type zorginstantie In zorg bij instantie ..
HoNos
HoNos
HoNos
HoNos
HoNos
Gedragsproblemen
Beperkingen
Symptomen
Sociale problemen
Som-score
Maatschappelijke gemiddelde
4,5
1,1
4,5
8,9
18,3
Opvang
aantal
25
25
24
25
26
gemiddelde
5,6
1,9
5,0
10,9
22,2
8
7
7
9
9
gemiddelde
5,9
0,9
4,1
10,3
21,1
aantal
50
48
48
50
50
gemiddelde
4,8
1,7
4,1
10,1
20,3
9
9
9
10
10
gemiddelde
5,6
1,1
5,0
7,7
19,33
aantal
27
27
27
27
27
gemiddelde
3,3
0,1
2,9
11,8
18,7
aantal
12
8
9
13
13
gemiddelde
5,2
1,0
4,3
9,7
20,0
aantal
131
124
124
134
135
GGZ Verslavingszorg BinG
Dagopvang
Overig
Totaal
aantal
aantal
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
8
3.2. Verslaving De vraag of iemand verslaafd is aan alcohol of drugs is respectievelijk door 17% en 12% niet ingevuld omdat de zorgverlener daarover onzeker was(zie tabel 3.2.). Bij wel invullen kon ‘ja’ en ‘nee’ gemarkeerd worden. Zelfs als missende waarden meegeteld worden (als niet verslaafd) wordt drugsverslaving het meest gerapporteerd (72%), gevolgd door alcohol (46%) en overige verslaving (12%). Vermoedelijk ligt het werkelijk aantal verslaafden nog hoger. Minstens 42% is verslaafd aan 2 of 3 middelen. Tabel 3.2. Type verslaving (aantal en kolom%) Verslaafd aan
Ja
nee
niet ingevuld
Alcohol
63
46%
51
37%
24
17%
Drugs
99
72%
23
17%
16
12%
Overig
17
12%
37
27%
84
61%
3.3. Knelpunten in de zorgverlening In een rubriek met vrije tekst kon door hulpverleners in een open vraag aangegeven worden of er knelpunten in de zorg werden ervaren. Daarbij konden meerdere problemen genoteerd worden. Daarom is de optelsom van de afzonderlijke knelpunten groter dan 100%. Verslaving wordt bij een derde van de doelgroep als knelpunt genoemd en zorgmijding door 29%. Bij bijna een kwart worden psychiatrische klachten vermeld. Met name bij de dagopvang (Werkpro en Open Hof) worden ‘psychiatrische klachten’ als knelpunt benoemd. Verder wordt ‘verslaving’ vaker als knelpunt benoemd door medewerkers van de maatschappelijke opvang, dagopvang en de verslavingszorg zelf. Tabel 3.3. Knelpunten bij de zorgverlening Omschrijving knelpunt
aantal
percentage
124
90%
Verslaving
46
33%
Zorgmijding
40
29%
Psychiatrische klachten
31
23%
Samenwerking en/of gebrek aan ziekte-inzicht
29
21%
Agressie
17
12%
Lichamelijke hygiëne
14
10%
Criminaliteit
7
5%
Sanctie in maatschappelijk opvang
4
3%
Dag-nacht ritme
3
2%
Illegaal
3
2%
Overig
33
34%
Een van onderstaande
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
9
4.
Wonen
4.1. Woonverleden en opnames Door middel van een gestructureerde vraag kon worden aangegeven of iemand in het verleden (voor zo ver bekend) al eens dakloos was geweest, een opname in de GGZ of verslavingszorg had meegemaakt of in de maatschappelijke opvang had verbleven. De meeste personen in de doelgroep zijn al eerder dakloos geweest, minimaal 60% is al eerder opgenomen geweest (tabel 4.1.). Tabel 4.1. Verblijfsituatie in het verleden ja
percentage
nee
percentage niet bekend
percentage
Eerder dakloos geweest
97
70%
20
15%
21
15%
Eerder opname in GGZ of verslavingszorg
82
60%
25
18%
31
22%
Eerder verblijf in maatschappelijke opvang
63
46%
31
23%
44
32%
4.2. Knelpunten woning en woonbuurt Via een rubriek met vrije tekst kon aangeven worden of er sprake was van knelpunten in de woning. Bij 57% wordt een knelpunt rond wonen/woning aangegeven. Bij een open vraag over wonen (via het invullen van tekst) geven hulpverleners aan dat 24% dakloos is. Echter bij gedetailleerd uitvragen van de woonsituatie d.m.v. de woonladder (zie alinea 4.3.1.) blijkt dat 44% dakloos is. Bij 15% spelen hygiënische problemen en bij 12% is er sprake van ongewenste inloop en/of druggebruik in de woning. Bij 59% worden een knelpunt in de woonbuurt genoemd. Bij een kwart van de hele doelgroep wordt overlast/rommel of stank genoemd, bij 14% agressie en door 10% wordt ongewenste inloop en/of ongewenst druggebruik genoemd. Tabel 4.1. Knelpunten in woning en woonbuurt ja
percentage
nee
percentage niet bekend
percentage
ingevuld Knelpunt wonen/woning
78
57%
-
dakloos
33
24%
-
hygiëne / stank
21
15%
-
ongewenste inloop / druggebruik
16
12%
-
organisatie / financiën
10
7%
-
overige zaken
20
15%
Knelpunt woonbuurt
79
59%
-
overlast / rommel / stank
37
27%
-
agressie
19
14%
-
ongewenste inloop / druggebruik
14
10%
-
criminaliteit
12
9%
-
geluidsoverlast
7
5%
35
25%
25
18%
18
13%
41
30%
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
10
4.3. Huidige en toekomstig plek op de woonladder De oggz-ladder is een hulpmiddel om de mate van kwetsbaarheid van burgers aan te geven. Op de nultrede gaat het om de personen met een goede gezondheid en actieve maatschappelijke participatie. Bij tegenslag weet deze groep zichzelf te redden met zelf- en mantelzorg. Bij trede 1 gaat het om diverse risicogroepen met minder zelfredzaamheid en minder welzijn. Deze groep kan zich met steun van de omgeving en zelf redden en zo nodig zoekt men zelf hulp in de zorg. Bij trede 2 (bemoeizorg aan huis) gaat het om ernstige en meervoudige problemen waarbij mensen zich, met steun van de omgeving, nog net staande kunnen houden. Hulpverlening (aan huis) is nodig, hulpverleners gebruiken soms drang en crisisinterventie. Op de 3e trede (residentieel daklozen) zijn mensen aangewezen op institutionele hulpverlening vanwege meervoudige complexe problemen. Op de 4e trede (feitelijk daklozen) hebben mensen de bodem van hun bestaan bereikt, voorzien niet meer in eigen onderdak en kunnen of willen niet meer van de maatschappelijke opvang gebruik maken. Men overnacht bij vrienden, in de kortdurende nachtopvang of op straat. Ruim een derde bevindt zich op trede 2 van de oggz-ladder, 19% verblijft in de maatschappelijk opvang en 44% bevindt zich op trede 4. Beneden de 30 jaar en boven de 60 jaar is er vaker sprake van bemoeizorg. Tabel 4.3.1. Huidige plaats op de OGGZ-ladder naar leeftijd < 30 jaar OGGZ-ladder
30-39 jaar
40-49 jaar
50-59 jaar
60 + jaar
Totaal
n kolom %
n
kolom %
n
kolom %
n
kolom %
n
kolom %
n
kolom %
bemoeizorg (trede 2)
8
57%
6
22%
17
31%
11
41%
7
70%
49
37%
maatschappelijke opvang (trede 3)
1
7%
6
22%
14
25%
2
7%
2
20%
25
19%
dakloos of alternatief wonen(trede 4)
5
36%
15
56%
24
44%
14
52%
1
10%
59
44%
Totaal
14
100%
27
100%
55
100%
27
100%
10
100%
133
100%
BinG en de maatschappelijke/dagopvang leveren een omvangrijk aandeel bij bemoeizorg (trede 2). Verslavingzorg en BinG leveren verhoudingsgewijs vaak zorg aan personen in de maatschappelijke opvang (zie tabel 4.3.2). Verslavingszorg, dagopvang en ‘overig’ leveren een belangrijk aandeel op trede 4 (feitelijk daklozen). Onder ‘overig’ valt ook de OGGZ-medewerkers van de GGD die de doelgroep opzoekt en, waar mogelijk, de zorg overdraagt aan andere zorginstanties. Tabel 4.3.2. Huidige plaats op de OGGZ-ladder naar zorginstantie BinG OGGZ-ladder
GGZ
Maatsch.Opv
Verslavingsz.
Dagopvang
Overig
n kolom %
n
kolom %
n
kolom %
n
kolom %
n
kolom %
n
kolom %
bemoeizorg (trede 2)
5
45%
2
25%
18
69%
12
24%
11
39%
1
8%
maatschappelijke opvang (trede 3)
3
27%
0
-
4
15%
16
33%
3
11%
1
8%
dakloos of alternatief wonen(trede 4)
3
27%
6
75%
4
15%
21
43%
14
50%
11
85%
In tabel 4.3.3.a (bijlage) is de huidige woonsituatie naar zorginstantie weergegeven aan de hand van de woonladder van tien treden. Daarmee in een meer gedetailleerd inzicht in de woonsituatie beschikbaar. In tabel 4.3.3.b. (bijlage) de mogelijke toekomstige woonsituatie o.b.v. de verwachting van de hulpverlener.
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
11
In tabel 4.3.4. is het verschil in de huidige woonsituatie met de verwachte toekomstige woonsituatie weergegeven. Van 16% wordt verwacht dat de woonsituatie achteruit zal gaan. Voor 13% zal er niet veel veranderen. Voor 71% is de verwachting dat de situatie zal verbeteren. Voor 20% betreft het één stapje hoger op de woonladder maar voor de helft van de doelgroep is de verwachting dat er 2 of meer stappen in de woonsituatie zal kunnen verbeteren. Tabel 4.3.4. Verschil op plaats woonladder nu en toekomst volgens zorginstantie (aantal en verschil) VERSCHILSCORE WOONLADDER
aantal
percentage
geldig percentage
cumulatief percentage
-7
1
,7
,7
1
-4
2
1,4
1,5
2
-3
4
2,9
3,0
5
-2
6
4,3
4,5
10
-1
9
6,5
6,7
16
0
17
12,3
12,7
29
1
28
20,3
20,9
50
2
10
7,2
7,5
58
3
14
10,1
10,4
68
4
12
8,7
9,0
77
5
12
8,7
9,0
86
6
8
5,8
6,0
92
7
7
5,1
5,2
97
8
2
1,4
1,5
99
9
2
1,4
1,5
100
134
97,1
100,0
4
2,9
Totaal Ontbrekende waarde
Volgens de meeste zorgverleners zal de woonsituatie verbeteren. Het gemiddelde verschil in de plaats op de woonladder is in tabel 4.3.4. weergegeven. Voor de EPA-patiënten die door BinG worden begeleid is de verwachting dat het gemiddeld gelijk blijft. Voor de overige zorginstanties wordt een verbetering verwacht. De grootste verbetering wordt verwacht voor GGZ-cliënten. In tabel 4.3.5 wordt de verschilscore per zorginstantie gedetailleerd weergegeven (aantallen; zie bijlage). Tabel 4.3.4. Verschil score op plaats woonladder nu en toekomst per zorginstantie (gemiddeld) IN ZORG BIJ INSTANTIE ..
Gemiddeld verschil nu versus toekomst
aantal
Maatschappelijke Opvang
+ 2,0
26
GGZ
+ 3,6
8
Verslavingszorg
+ 2,3
49
0
11
Dagopvang
+ 2,4
27
Overig
+ 1,7
13
Totaal
+ 2,1
134
BinG
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
12
4.4. Dagbesteding
Bij 64% van de EPA-groep wordt aangegeven dat er géén dagbesteding is. Bij 36% is wel een vorm van dagbesteding genoemd (10 formulieren niet ingevuld). De volgende omschrijvingen zijn vermeld op de registratieformulieren: 12e huis (n=20), groenwerk (n=5), dagactiviteitencentrum (n=5), losse baantjes (n=5), vrijwilligerswerk (n=2), criminaliteit (n=2), prostitutie (n=2) en kringloopwinkel (n=1), schoonmaker (n=1), zorgboerderij (n=1) en straatmuzikant (n=1).
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
13
5.
Handelingsonmacht en overleg tussen hulpverleners
5.1. Ervaren handelingsonmacht Bij de voorbereiding van de vragenlijst werd ingebracht dat er soms sprake is van handelingsonmacht bij hulpverleners. Daarom is per casus een vraag opgenomen of er sprake is van onmacht met betrekking tot een behandelingsplan, de woonsituatie of anderszins. Handelingsonmacht wordt bij 44% van de geregistreerde casussen genoemd (tabel 5.1). Door zorginstanties die verantwoordelijk zijn voor behandeling (BinG, GGz, Verslavingszorg) wordt vaker onmacht genoemd (29/66=56%) dan bij de maatschappelijke opvang en dagopvang. Per zorginstantie: GGZ (7 van de 9), BinG (9 van de 11) en verslavingszorg (21 van de 46). Bij BinG en GGZ wordt de woonsituatie en dreigende huisuitzetting vaak genoemd terwijl bij verslavingszorg het behandelplan het meest genoemd wordt als reden. Handelingsonmacht wordt minder vaak genoemd door medewerkers van de maatschappelijke opvang en dagopvang. Bij personen bij wie Werkpro genoemd wordt als dagbesteding (n=20) is bij 71% géén handelingsonmacht gemeld. Tabel 5.1. Handelingsonmacht naar zorginstantie (aantallen en rij-percentage) HANDELINGSOMNACHT
Nee
Ja,
Ja, ivm woonsituatie /
Ja,
ivm behandelingsplan
dreiging huisuitzetting
ivm andere zaken
15
0
1
3
19
79%
0%
5%
16%
100%
2
2
3
2
9
22%
22%
33%
22%
100%
25
9
6
6
46
54%
20%
13%
13%
100%
2
2
6
1
11
18%
18%
55%
9%
100%
23
0
0
4
27
15%
100%
ZORGINSTANTIE
Totaal
Maatschappelijke Opvang
GGZ
.
Verslavingszorg
. BinG
Dagopvang
Overige zorginstantie Totaal
85% 3
3
1
7
14
21%
21%
7%
50%
100%
70
16
17
23
126
56%
13%
14%
18%
100%
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
14
5.2. Overleg tussen zorgverleners
De doelgroep is bekend met meervoudige problematiek en is daarom bij meerdere instanties in beeld. Om de begeleiding af te stemmen zijn er diverse overleggen waarin de doelgroep besproken wordt. In de vragenlijst is gericht gevraagd naar vier voor deze doelgroep bekende overlegsituaties (Hulpverleners MO, Ketenzorg, Meldpunt Zorg & Overlast, Veiligheidshuis) en ‘ander multidisciplinair’ overleg. Deze vraag is voor 120 van de 138 vragenlijsten ingevuld (18 missende waarden die in de analyse buiten beschouwing worden gelaten). Uit tabel 5.2.a. blijkt dat ‘ander’ overleg wordt het vaakst genoemd wordt (43%). Daarna wordt het hulpverlenersoverleg MO (36%) en Ketenzorgoverleg (33%) vaak benut. Het gemiddeld aantal overleggen waarin de personen besproken worden, naar primaire zorginstantie, is als volgt: BinG (2,1), GGZ (1,9), Overige zorginstantie (1,7), Verslavingszorg (1,4), Maatschappelijke Opvang (1,3) en dagopvang (0,7). BinG en GGZ participeren het vaakst in multidisciplinaire overlegvormen. Tabel 5.2. Casus besproken naar type overleg naar zorginstantie (aantallen en rij-percentages) HANDELINGSOMNACHT > ZORGINSTANTIE
Ja Ander Veiligheidshuis Multidisciplinair Overleg Ja
Totaal
Ja,
Ja,
Ja
Hulpverlener
Ketenzorg
Meldpunt
Overleg MO
Overleg
Zorg & Overlast
12
7
1
0
8
22
55%
32%
5%
0%
36%
100%
4
3
1
2
5
8
50%
38%
13%
25%
63%
100%
13
14
8
5
21
43
30%
33%
19%
12%
49%
100%
5
5
2
1
4
8
63%
63%
25%
13%
50%
100%
2
8
3
1
4
25
8%
32%
12%
4%
16%
100%
7
2
5
1
9
14
50%
14%
36%
7%
64%
100%
43
39
20
10
51
120
36%
33%
17%
8%
43%
100%
Maatschappelijke Opvang
GGZ
.
Verslavingszorg
. BinG
Dagopvang
Overige zorginstantie Totaal
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
15
5.3. Woonbehoefte
Gevraagd is welke woonvoorziening er voor de doelgroep nodig is. Dit is gedaan aan de hand van een plaats op de woonladder. Uit tabel 5.3 blijkt volgens hulpverleners de behoefte aan een alternatieve woonvorm (buiten de maatschappelijke opvang) of een caravan van toepassing is op 17 personen. Tabel 5.3. Welke woonvoorziening heeft deze cliënt nodig? WOONBEHOEFTE
aantal
percentage
zelfstandig + zelfredzaam + bemoeizorg in een woonbuurt
19
15%
zelfstandig + bemoeizorg in woonbuurt
12
9%
zelfstandig + bemoeizorg op meer dan 100 meter afstand van andere woningen
11
9%
begeleid wonen individueel
22
17%
begeleid wonen met andere personen
26
21%
maatschappelijke opvang < 10 personen
9
7%
maatschappelijk opvang > 10 personen + dagopvang
2
1,5%
maatschappelijke opvang alleen nacht
2
1,5%
alternatief wonen – caravan
17
14%
dakloos zonder perspectief
6
5%
sub-totaal
126
100%
niet ingevuld
12
Totaal
138
5.4. Behoefte aan consultatie bij hulpverleners
Het aanbod aan woon- en zorgvoorzieningen in de gemeente Groningen is divers en er zijn veel overlegvormen. Hierdoor kan het lastig zijn om zicht te krijgen op het beschikbare aanbod aan voorzieningen en/of de manier om voor cliënten passende begeleiding te vinden. Daarom is als laatste vraag op het vragenformulier gevraagd of hulpverleners behoefte hadden aan consultatie. Deze vraag is door in 38% van de gevallen niet ingevuld. Het is niet duidelijk of het hoge aantal missende waarden veroorzaakt wordt doordat de vragenlijst te lang was of dat de consultatiebehoefte onvoldoende was omschreven. Uit tabel 5.3.4 blijkt dat, voor de wel ingevulde vragen, in de helft van de gevallen behoefte is aan consultatie. Tabel 5.4. Behoefte aan consultatie naar zorginstantie (aantallen en rij-percentages) nee
ja
percentage ‘ja’
Maatschappelijke Opvang
8
8
50%
GGZ
3
5
63%
Verslavingszorg
17
13
43%
BinG
2
6
75%
Dagopvang
8
4
33%
Overige zorginstantie
6
6
50%
Sub-totaal
44
42
49%
niet ingevuld Totaal
52 138 ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
16
6.
Beschouwing
Omvang groep EPA met ernstige woonproblemen Er zijn 138 unieke personen met EPA én een zeer problematische woonsituatie geregistreerd. Dit aantal is een ondergrens van de werkelijke omvang van de doelgroep. Er zijn drie oorzaken van onderschatting. Ten eerste is een deel van de doelgroep niet in beeld bij hulpverleningsinstanties. Ten twee hebben niet alle benaderde organisaties vragenlijst teruggestuurd (MJD, Limor). Ten derde hebben bij deelnemende instanties niet alle medewerkers deelgenomen (in een enkel geval werd aangegeven dat er geen bereidheid tot medewerking bestond). Gezien de omvang van de cliëntenpopulatie bij Lentis (Fact en Forint) en het aantal ingevulde formulieren is het aannemelijk er sprake is van onder-registratie. Dat betekent dat de werkelijke omvang van de doelgroep vermoedelijk groter is. Hoe veel groter is niet aan te geven. De bespreking van de tussentijdse rapportage in juni aan de begeleidingsgroep heeft een gunstige uitwerking gehad. Leidinggevenden (van met name VNN, Leger des Heils en Stichting Huis) hebben hun medewerkers gemotiveerd om meldingen te doen en Werkpro is (doordat ze door ons laat werden geïnformeerd) in het later stadium gaan registreren. Sociaalpedagogisch en maatschappelijk werkers hebben de meeste personen geregistreerd. Bijna de helft is gemeld door VNN (25%) en Werkpro (23%). Bij een derde van de doelgroep is geen verblijfsadres genoteerd. Van de overige personen zijn veel woonachtig in stadscentrum Noord en Oosterpark en kleine aantallen verspreid in de overige buurten. De omvang van de totale groep EPA wordt voor de gemeente Groningen geschat op minimaal 2500 personen. Hiervan is een deel opgenomen in GGZ-instellingen of beschermde woonvormen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat minimaal 5% (138 / 2500) van de EPA ernstige woonproblemen heeft. Sociale Steun en professionele zorg Familie is het belangrijkste sociale steunsysteem (34%), daarna lotgenoten (15%) en dan vrienden, buren of kennissen (12%). Bijna de helft heeft, volgens hulpverleners, geen sociaal steunsysteem. Bij deze groep wordt echter wel door de hulpverlening contact gelegd/gezocht. In dit onderzoek is niet aan de doelgroep zelf gevraagd wat hun steunsysteem is en vermoedelijk komt daar een ander beeld uit naar voren. De helft van de doelgroep is in beeld bij VNN, een derde bij de maatschappelijke opvang. Ook bij indeling naar primaire zorgverlener ziet VNN veel personen (31%) gevolgd door Werkpro (20%) en Leger des Heils (12%). Het aandeel patiënten die primair in zorg zijn bij GGZ is beperkt (Lentis Fact 5% en Forint 1%). Dit kan voor een deel verklaard worden doordat patiënten die bij andere zorginstanties in beeld zijn weliswaar psychiatrische problemen hebben maar niet meer door GGZ begeleid worden. GGZ-cliënten die (forse) verslavingsproblemen hebben worden doorverwezen de verslavingszorg. Dit zal er aan bijdragen dat de verslavingszorg in deze doelgroep zo’n belangrijk aandeel levert in de zorg. Dit wordt bevestigd door het gegeven (verderop in de vragenlijst) dat driekwart van de doelgroep drugverslaafd is en de helft alcoholverslaving. Een mogelijke laatste verklaring is dat de betrokkenheid (of registratiebereidheid) van Lentis-medewerkers (te) laag is geweest. Slechts 4% is feitelijk niet in zorg bij een hulpverleningsinstantie (waarbij ook hulp van de OGGZ/GGD wordt afgewezen). Zorgbehoefte De zorgbehoefte is gemeten met een gevalideerd instrument. Dit instrument is al jaren in omloop en bekend bij veel zorgverleners. De geregistreerde zorgbehoefte is groot en hoger dan bij klinische patiënten. In dit onderzoek worden vooral hoge scores gemeten op gedragsproblemen en sociale problemen. De zorgzwaarte is het hoogst bij de groep die bij de verslavingszorg in beeld is (maar het verschil in zorgzwaarte met andere zorginstanties is niet groot). ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
17
Verslaving Driekwart van de doelgroep is verslaafd aan drugs en de helft aan alcohol. Bijna de helft is zowel verslaafd aan drugs en alcohol. Hulpverleners geven aan dat verslaving bij een derde van de groep een knelpunt in de zorgverlening is. Ook zorgmijding wordt door een derde als knelpunt genoemd. Bij de dagopvang (Werkpro) worden het omgaan met psychiatrische klachten als probleem ervaren. Wonen en dagbesteding Meer dan twee derde is in het verleden dakloos geweest en 60% heeft een opname in de GGZ of verslavingszorg achter de rug. De helft is in het verleden onder dak geweest bij de maatschappelijke opvang. Bij 57% wordt een actueel knelpunt rond een woning genoemd; een kwart is in de registratieperiode (maart t/m mei) feitelijk dakloos. Hygiënische problemen en ongewenste inloop worden als knelpunt benoemd. Bij 59% worden problemen in de woonbuurt gemeld waarbij overlast in een kwart van de gevallen wordt genoemd en agressie bij 1 op de 7 personen uit de doelgroep. Het dalen op de oggz- en woonladder neemt vele jaren in beslag. Personen van 30-49 jaar zijn sterk oververtegenwoordigd in de geregistreerde doelgroep. Personen beneden de 30 jaar staan vaker (nog) op trede 2 (bemoeizorg). De groep van 30-60 jaar is lager gezakt op de oggz- en woonladder. Bij personen van 60 jaar en ouder (ondervertegenwoordigd in deze populatie) zien we dat die zich weer iets hoger op de oggz- woonladder bevinden. Zoals te verwachten bevindt de doelgroep zich laag op de woonladder. Hulpverleners verwachten dat bij ruim twee derde een stijging op de woonladder zal optreden. Voor de groep patiënten in zorg bij BinG (dubbele diagnose) is inschatting dat de woonsituatie gemiddeld gelijk blijft en door overige zorginstanties wordt verbetering verwacht. Twee derde van de EPA-groep heeft geen dagbesteding hetgeen niet bedraagt aan herstel. Zorgverleners hebben zich uitgesproken over de woonbehoefte van de doelgroep. Een derde kan zelfstandig wonen (met bemoeizorg), 38% kan begeleid wonen, 10% in de maatschappelijke opvang en 19% zou alternatief moeten wonen of is dakloos zonder perspectief. Uit figuur 6.1. blijkt dat de wens van zorgverleners (o.b.v. de groep die in dit onderzoek in beeld is gebracht) twee keer zo vaak op trede 2 van de oggz-ladder zien wonen. De omvang van de groep in de maatschappelijke opvang zou lager mogen. De verwachting is dat 19% uitzichtloos dakloos zal blijven of alternatief zou kunnen wonen. Figuur 6.1. huidige en gewenste woonsituatie volgens hulpverleners (%) Huidige woonsituatie
Gewenste woonsituatie trede 2 zelfstandig met bemoeizorg
16 33 20
trede 2 begeleid wonen met bemoeizorg 20 38 trede 3 maatschappelijke opvang 44
10 19
trede 4 alternatief wonen en dakloos
Bij alternatief wonen wordt een behoefte van 17 personen genoemd. Volgens zorgverleners zouden er al negen personen alternatief wonen terwijl de formele capaciteit vier caravans (Hoendiep). Omdat de doelgroep zelf niet direct bevraagd is blijft onduidelijk hoe groot ervaren behoefte is aan alternatieve woonplekken. Hulpverleners vragen overigens wel naar de wens voor alternatieve huisvesting en daarom ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
18
kan de opinie van de hulpverleners als een redelijke benadering behoefte opgevat worden. Omdat de huidige vier caravans reeds bewoond worden en hulpverleners een beduidend hoger aantal noemen ligt het voor de hand om mogelijkheden voor uitbreiding van deze vorm van wonen serieus te onderzoeken. Daarbij kan ook aandacht gegeven worden aan ‘Housing First Approach’ (HFA). HFA is ontwikkeld i.k.v. ‘Pathways to housing’ in de USA. HFA stelt dat huisvesting een voorwaarde is voor het kunnen verbeteren van sociale en gezondheidsproblemen. Het uitgangspunt is dat de cliënt zijn eigen behoeften en doelen benoemt en dat een woning zonder behandelvoorwaarden beschikbaar wordt gesteld.6 Het gaat hierbij om personen met onaangepast gedrag die op de reguliere woningmarkt en de maatschappelijke opvang moeilijk te handhaven zijn vanwege aanhoudende overlast. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat driekwart van daklozen met psychische problemen geplaatst kan worden. Daklozen geven de voorkeur aan zelfstandig wonen (vergeleken met gegroepeerde woonvoorzieningen). Terugval is naar dakloosheid is gebruikelijk en verslaving is daarbij een belangrijke voorspeller.7 Ook een recente grootschalige prospectieve studie uit Vancouver in Canada (experimentele benadering met controlegroep met 497 deelnemers) komt naar voren dat daklozen met psychische problemen, zowel in afzonderlijke appartementen als in gegroepeerde wooneenheden, een opmerkelijk betere kwaliteit van leven ervaren vergeleken met de controlegroep die gebruikelijke zorg kreeg.8 Diskus woningen in Amsterdam zijn goed vergelijkbaar met HFA en is positief geëvalueerd. De enige voorwaarde bij het betrekken van een Diskuswoning is budgetbegeleiding. Zowel de bewoners (voormalig chronisch daklozen) als hun begeleiders zijn van mening dat de kwaliteit van leven sterk verbeterd is.9 Behalve het verbeteren van de woonsituatie was een doel van het project om de maatschappelijke participatie te vergroten. Uit de evaluatie van dit project blijkt dat de sociale contacten van de deelnemers/bewoners bescheiden zijn en dat veel deelnemers te kampen hebben met eenzaamheid. Een positieve uitkomst is dat veel bewoners een vorm van dagbesteding hebben (gevonden) en dat er nauwelijks klachten zijn van overlast.10 In Denemarken is Skaeve Huse ontwikkeld en wordt daar door veel gemeenten toegepast. Met het Deense werkmodel is in Nederland in diverse gemeenten ervaring opgedaan (Amsterdam, Arnhem, Kampen, Maastricht, Tilburg). In de Nederlandse experimenten is, in tegenstelling tot het Deense startmodel, meestal verplichte begeleiding en een huurcontract met voorwaarden. Kandidaten zijn complexe EPA die moeilijk plaatsbaar zijn. Het gaat om eenpersoons wooneenheden (vaak container woningen) die zich op enige afstand van een woonwijk bevinden (minimaal 75-100 meter). Dit in tegenstelling tot HFA wonen deze mensen niet binnen een woonwijk. Deze vorm van wonen is dus vooral bedoeld voor mensen die extreme woonoverlast geven en die niet terecht kunnen/willen in gangbare vormen van begeleid wonen. Vanuit het behandelperspectief van dubbele diagnose patiënten gaat het dus om patiënten die niet in een groep passen. Hiermee wordt ook de nachtopvang ontlast.11 Betrokken hulpverleners, woningbouw en gemeente uiten zich bij de evaluatie positief en zien Skaeve Huse als een belangrijke aanvulling op de lokale woonladder en als laatste alternatief voor uitzichtloze dakloosheid.10 De ervaringen in Groningen en andere gemeenten leren dat het in de praktijk lastig is om geschikte locaties te vinden. Echter als er bereidheid is om bestemmingsplannen aan te passen lukt het vaak wel. Verder is de uitstroom moeilijk is en daar dient beleid op ontwikkeld te worden. Bij de evaluatie van Skaeve Huse (SH) in 5 Nederlandse gemeenten zijn aanbevelingen gedaan: (1) maak de woonvorm SH een permanent onderdeel van de lokale woonladder, (2) de gemeente dient SH op te nemen in bestemmingsplannen; gemeente wijst locaties aan, (3) voorkom bezwaren omwonenden (goede communicatie, alarmnummer, dagelijks toezicht), (4) eenduidige criteria voor toelating en zorg voor afspraken over een uitstroomregeling, (5) maak de keuze of woonbegeleiding (via zorgverlener) een verplicht onderdeel is van huurcontract, (6) SH is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, woningbouwcorporatie en hulpverlening.
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
19
Handelingsonmacht, afstemming en consultatiebehoefte Behandelaars melden bij iets meer dan de helft van de patiënten handelingsonmacht. Bij BinG en GGZ maakt men zich zorgen over de woonsituatie en bij de verslavingszorg baart het behandelplan zorgen. Bij de knelpunten in de zorg gaat het om verslaving (33%), zorgmijding (29%), psychiatrische klachten (23%) het vaakst genoemd door hulpverleners. Bij de deel van de chronisch alcoholverslaafden is het ziektebeloop ongunstig. Daarbij ontstaan dilemma’s over wilsbekwaamheid en/of dat er dwang gebruikt zou moeten worden. Bestaande professionele richtlijnen zijn gericht op abstinentie en herstel en nauwelijks toepasbaar op chronische uitzichtloze drinkers. Recent is door enkele deskundigen een pleidooi gehouden om deze groep patiënten in stadia in te delen en daarop behandelplannen te ontwikkelen via onderzoek.12 Ongeveer een kwart tot een derde van de mensen die ooit voor alcohol- of drugverslaving behandeld zijn zal niet genezen en blijven drinken/gebruiken.13 Deze mensen, die een sterke zucht blijven houden, worden ‘doordrinkers’ genoemd (zie voetnoot).a Er zijn chronische alcoholverslaafden die niet meer kunnen verwoorden wat ze willen, inconsistent en/of dwars zijn en daarom wilsonbekwaam zijn. Andere alcoholverslaafden zeggen consistent géén reductie in het gebruik te willen en kunnen als doordrinker getypeerd worden. Doordrinkers zijn vaak lichamelijk ziek en lopen een groot risico op sociaal isolement waardoor een deel van deze groep vroegtijdig overlijdt. Het is aan te bevelen om wilsonbekwaamheid in een periode van abstinentie te beoordelen. Verslaving wordt gezien als een neurobiologische aandoening van de hersenen. Mede daardoor en door maatschappelijke teloorgang kan ernstige verslaving aanleiding geven tot toekenning van een rechtelijke machtiging. Iedere ernstig alcoholverslaafde zou minimaal één keer de kans moeten krijgen op een deskundige beoordeling tijdens een detoxificatie behandeling. Soms zal een dwangopname nodig zijn om dit te kunnen beoordelen. Dan kan ook de wilsbekwaamheid beoordeeld worden. Gezien het lage aantal dwangopnames in de provincie Groningen is er ruimte voor het overwegen van een aanvraag van een rechterlijke machtiging.14 Medewerkers van zorginstanties kunnen hierover in gesprek gaan met de GGZ. Een onafhankelijk psychiater dient een geneeskundige verklaring op te stellen en de Bopz-rechter toetst of een aanvraag gegrond is. Aangezien de doelgroep kampt met meervoudige problematiek en de zorg vaak door meerdere hulpverleners wordt aangeboden is regelmatig overleg nodig. Het Hulpverlenersoverleg Maatschappelijke Opvang en Ketenzorgoverleg worden het vaakst genoemd. Het Meldpunt Zorg en Overlast en Veiligheidshuis worden minder frequent gebruikt. Door BinG en GGZ wordt vaak gebruik gemaakt van overlegsituaties en de dagopvang is het minst betrokken in overleggen. Dit laatste is opmerkelijk omdat juist dagbesteding het maatschappelijk functioneren kan verbeteren. Hoewel de laatste vraag over consultatiebehoefte slecht is ingevuld lijkt er voor veel patiënten behoefte aan consultatie te zijn. Mogelijke interpretaties zijn: i) bestaande overlegvormen voorzien onvoldoende (samenstelling). ii) bestaande overlegvormen voorzien onvoldoende (bevoegdheden / doorzettingsmacht). iii) onbekendheid met het beschikbare aanbod van behandelwijzen en voorzieningen. iv) behandel en/of voorzieningen aanbod sluit niet aan op behoefte. Bij complexe dubbele diagnose patiënten met een lange zorgcarrière kan advies gevraagd worden bij de plaatsingscommissie Duurzaam Verblijf Beilen. Deze commissie heeft als taak de toe- en terugleiding van stadjers met dubbele diagnose die reeds een half jaar dwangopname achter de rug hebben (coördinatie vanuit GGD i.s.m. GGZ en verslavingzorg). Indien aan deze commissie een consultatie-rol toebedacht zou worden dienen duidelijke afspraken gemaakt te worden met keten partners en de gemeente. Vooralsnog dient binnen de bestaande overlegvormen het behandelbeleid slagvaardiger uitgewerkt te worden. a
De voorgestelde definitie van doordrinker is: (i) vrijwel voortdurend onder invloed zijn van alcohol, (ii) door schadelijke somatische gevolgen van alcoholgebruik een beperkte verwachte levensduur hebben, (iii) persistente wens om alcoholgebruik voort te zetten, (iv) gebruiksreductie interventies weigeren of deze kortdurend zonder resultaat ondergaan, (v) niet suïcidaal zijn, (vi) somatische zorg ter preventie van lichamelijke uitputting en praktische zorg nodig hebben en aanvaarden, (vii) in abstinente toestand wilsbekwaam zijn. ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
20
7.
Conclusie en aanbevelingen
Conclusies • In de gemeente Groningen is de omvang van groep personen met ernstige psychische problemen en een zeer problematische woonsituatie volgens hulpverleners minimaal 138 personen (0,7 per 1000 inwoners). Personen van 30 tot 50 jaar zijn oververtegenwoordigd. • De helft van de doelgroep is bekend bij verslavingszorg, een derde bij de maatschappelijke opvang en een kwart bij Werkpro. Binnen de onderzochte groep is 4% niet meer in zorg (ook OGGZ wordt op afstand gehouden). • Volgens hulpverleners heeft de helft geen sociaal steunsysteem en bij degenen die dat wel hebben is de familie de belangrijkste hulpbron. Dit is een belangrijk aangrijpingspunt voor hulpverleners. • Van de geregistreerde groep bevindt 44% zich op de onderste trede van de woonladder (dakloos of alternatief wonen) en de meesten hebben eerdere opnames in de zorg of maatschappelijke opvang achter de rug. • Driekwart is verslaafd aan harddrugs en de helft aan alcohol. Verslaving leidt tot knelpunten in de zorg. • De zorgbehoefte van de doelgroep is hoger dan die van klinisch opgenomen patiënten en met name gedrag- en sociale problemen zijn ernstig. • Hulpverleners zijn van mening dat twee derde van de doelgroep kan stijgen op de woonladder. Daklozen en subgroepen die in de maatschappelijke opvang verblijven zouden kunnen doorstromen naar begeleid wonen met bemoeizorg. • De behoefte aan onconventioneel wonen is beduidend groter dan de beschikbare capaciteit. Het gaat daarbij om het ontwikkelen van ‘Skaeve Huse’, ‘Housing First’, Dokuswoningen en/of caravans op geschikte locaties. • Bestaande overlegvormen lijken niet voldoende te voorzien in de vragen rond complexe patiënten. Hulpverleners ervaren bij de helft van de doelgroep handelingsonmacht.
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
21
Aanbevelingen o De doelgroep is vaak bij meerdere zorg- en dienstverlenende instanties bekend. De betekent dat heldere afspraken over behandeling, begeleiding, zorgcoördinatie en bijbehorende taken nodig zijn. Zorginstanties dienen zich te beraden of teams met een vergelijkbare werkwijze samengevoegd zouden kunnen worden. Als voorbeeld de functie ACT (assertive community treatment) die zowel vanuit de GGZ en verslavingszorg wordt geleverd. o Bij 16% van de doelgroep is de verwachting dat de woonsituatie achteruit zal gaan. In die gevallen zijn intersectorale werkafspraken nodig om tijdig passende woonruimte te organiseren. o Nieuwe woonvormen dienen ontwikkeld te worden op de woonladder. ‘Housing First’ en ‘Skaeve Huse’ zijn beproefde vormen van wonen waarmee, zowel in buitenland als in een aantal Nederlandse gemeenten, voldoende ervaring is opgedaan. Indien voldoende capaciteit beschikbaar wordt gemaakt kan de druk op de capaciteit van de maatschappelijke opvang verminderen. Vertegenwoordigers van de maatschappelijke opvang dienen nauw betrokken te worden bij ontwikkeling van nieuwe woonvormen. o Nauwe samenwerking tussen gemeente, woningbouwcorporaties en zorg- en dienstverlenende instanties is nodig om nieuwe woonvormen te laten slagen en de benodigde capaciteit te berekenen. Afspraken over doorstroom dienen expliciet benoemd te worden. o Twee derde van doelgroep heeft geen dagbesteding. Een zinvolle dagbesteding is essentieel voor het ervaren van perspectief. Het Wmo-beleidsprogramma van de Groninger gemeenten ‘Actief Onder Dak 2014-2017’ zet in op ombuiging van ‘zorg en overnemen’ naar activering en wederkerigheid. o In bestaande overlegvormen kan besproken worden: (a) wat de reden is van de grote handelingsonmacht en consultatiebehoefte (welke knelpunten), (b) of knelpunten binnen bestaande overlegvormen beter opgevangen kunnen worden, (c) of een andere werkwijze de voorkeur heeft (bijv. ander platform en/of minder overlegvormen) (d) waar nodig: hoe doorzettingsmacht beter gearticuleerd kan worden. Aandacht is nodig voor de benodigde bevoegdheden van afzonderlijke instanties om integrale ketenzorg mogelijk te maken. Leidinggevenden van zorginstanties kunnen hierover afspraken maken. o Werkpro zou nauwer betrokken kunnen worden bij bestaande overleggen om te bezien of dagbesteding vaker een bijdrage kan leveren aan herstel van complexe patiënten. o Handelingsonmacht kan benoemd te worden in keten-overleggen. Dan kan besproken worden welke aanpak de voorkeur heeft: een benadering gericht op presentie, luisteren, contact houden, woon- en zorgbehoefte verhelderen en soms plannen maken. Een alternatieve benadering is een aanpak met meer drang. Als de teloorgang van een cliënt niet meer acceptabel en of levensbedreigend is dient dwang binnen het kader van de wet Bopz overwogen te worden. o Met het oog op de verwachte invoering van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) dienen zorgaanbieders zich tijdig voor te bereiden op de implicaties voor het maken van zorgplannen in de (bemoei)zorg. Daarbij dient gericht aandacht gegeven te worden aan structureel werken met een zorgkaart waarin de voorkeuren van de patiënt beschreven staan.
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
22
8.
Bijlagen
Benaderde organisaties en namen van contact personen ORGANISATIE BinG Lentis GGD – OGGZ VNN – FACT MJD LEGER DES HEILS LIMOR Stichting Huis en Toevluchtsoord St Ter Wille Werkpro
Naam contactpersoon Anton Roerdink Robert Mulder, Fred Annyas, Reinder Dijkstra Jan Berends Anton Appelo, Martin de Boer Chris Guikema Ria van Weelden, P.Plantinga Fokko van der Ploeg Alice Vellinga, Willemien Zuethoff Erik de Vos, Andrea Kleiweg Ingrid Bousema
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
23
Tabel 1-a. Vragenlijst Meldende INSTANTIE Naam organisatie Naam + functie (van de persoon die invult) Mailadres CLIENT Achternaam 3 letters Initialen Geboortedatum Formeel ingeschreven op postcode (noem welke gemeente of ‘onbekend’) Feitelijk woonachtig andere locatie >> noteer postcode 4 cijfers (of naam vd wijk) Sociale steun van (familie, buurt, netwerk, ..) ZORG In zorg bij instantie - naam contactpersoon - mailadres en telefoonnummer In zorg bij andere instanties HONOS = maat zorgbehoefte H1 Geagiteerd gedrag
Geef cijfer
H2 Zelfverwonding
Mate van ERNST 0=geen 1=licht 2=matig 3=ernstig 4=zeer ernstig 9=niet bekend 0=nee idem
H3 Alcohol-drug probleem
0=nee
idem
H4 Verstandelijke handicap
0=nee
idem
H5 Lichamelijke handicap
0=nee
idem
H6 Hallucinatie-waan (psychiatrie)
0=nee
idem
H7 Stemmingsprobleem/depressie
0=nee
idem
H8 Overig psychisch/gedragproblemen
0=nee
idem
H9 Relatieproblemen
0=nee 1=licht 2=matig (kan geen duurzame relaties opbouwen) 3=trekt zich terug uit sociale relaties 4=zorgelijk sociaal isolement 0=nee 1=ongeorganiseerd 2=zelfzorg redelijk;geen complexe taak 3=problematische zelfzorg 4=ernstig geïnvalideerde zelfzorg 0=nee 1=acceptabel; kleine problemen 2=serieuze problemen 3=veel zorgelijke problemen 4=onacceptabel wonen; dakloos 0=nee 1=licht (te laat, etc) 2=beperkte keuze activititeiten 3=ernstig tekort aan ondersteuning 4=geen dagbesteding
H10 ADL zelfzorg probleem (eten, hygiëne, kleding, toilet, etc). H11 Functioneren in woonomgeving (huisregels, burenoverlast) H12 Probleem dagbesteding, vrije tijd, werk (op tijd, afspraken nakomen, etc)
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
24
TOTAAL SCORE HoNos VERSLAVING
> alcohol > drugs > overige verslaving KNELPUNT IN ZORG Omschrijving in steekwoorden WOONVERLEDEN > eerder dakloos geweest? > eerder opname in GGz of verslavingszorg? > eerder gewoond maatschappelijke opvang? KNELPUNT WOONBUURT / OVERLAST Omschrijving in steekwoorden
HUIDIGE PLEK WOONLADDER
HAALBARE VOLGENDE PLEK WOONLADDER
DAGBESTEDING Omschrijving in steekwoorden
O ja O ja O ja
O nee O nee O nee
O onbekend O onbekend O onbekend
O nee O ja O onbekend O nee O ja O onbekend O nee O ja O onbekend Woning / Woonvoorziening Woonbuurt / Overlast O zelfstandig en zelfredzaam met bemoeizorg in een woonbuurt O zelfstandig + met bemoeizorg in woonbuurt O zelfstandig + bemoeizorg > 100 meter afstand andere woningen O begeleid + woonbegeleiding zorginstantie (individueel) O begeleid + woonbegeleiding zorginstantie (met andere personen) O maatschappelijke opvang kleinschalig (< 10 personen) O maatschappelijke opvang (10 personen op meer incl dagopvang) O maatschappelijke opvang (alleen nacht opvang) O alternatief wonen / caravan afgelegen plek / anders ……. O dakloos O zelfstandig en zelfredzaam met bemoeizorg in een woonbuurt O zelfstandig + met bemoeizorg in woonbuurt O zelfstandig + bemoeizorg > 100 meter afstand andere woningen O begeleid + woonbegeleiding zorginstantie (individueel) O begeleid + woonbegeleiding zorginstantie (met andere personen) O maatschappelijke opvang kleinschalig (< 10 personen) O maatschappelijke opvang (10 personen op meer incl dagopvang) O maatschappelijke opvang (alleen nacht opvang) O alternatief wonen / caravan afgelegen plek / anders ……. O dakloos - huidig: … - gewenst: ...
HANDELINGSONMACHT ? Omschrijving in steekwoorden
O nee O ja i.v.m. behandelplan / rechterlijke machtiging O ja i.v.m. woonsituatie / dreiging van ………… O ja i.v.m. …………………….
CASUS BESPROKEN MEERPARTIJEN OVERLEG? - Hulpverleners overleg Maatsch Opvang - Ketenzorgoverleg (St.Huis-Lentis–VNN–MJD) - Breed Overleg meldpunt Zorg & Overlast - Veiligheidshuis (w.o. veelplegeroverleg) - ander multidisciplinair overleg
O nee O nee O nee O nee O nee
O ja O ja O ja O ja O ja
O ja recent O ja, langer dan 6 maand geleden O ja recent O ja, langer dan 6 maand geleden O ja recent O ja, langer dan 6 maand geleden O ja recent O ja, langer dan 6 maand geleden O ja recent O ja, langer dan 6 maand geleden naam ander overleg: …..
WOONBEHOEFTE Welke woonvoorziening heeft deze cliënt nodig? BEHOEFTE CONSULTATIE ? Zo ja op welke aspecten OVERIGE OPMERKINGEN
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
25
Bijlage 2.1. Leeftijd doelgroep
LEEFTIJD
Geldig
Missing Totaal
17 19 20 22 23 24 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 57 58 60 62 63 64 65 67 72 82 Totaal System
aantal 2 1 1 1 1 2 3 1 1 1 2 3 1 5 3 4 4 2 4 5 5 4 6 5 10 2 7 3 9 6 4 6 5 2 1 3 1 2 1 1 2 1 1 1 1 136 2 138
percentage geldig percentage 1,4 1,5 ,7 ,7 ,7 ,7 ,7 ,7 ,7 ,7 1,4 1,5 2,2 2,2 ,7 ,7 ,7 ,7 ,7 ,7 1,4 1,5 2,2 2,2 ,7 ,7 3,6 3,7 2,2 2,2 2,9 2,9 2,9 2,9 1,4 1,5 2,9 2,9 3,6 3,7 3,6 3,7 2,9 2,9 4,3 4,4 3,6 3,7 7,2 7,4 1,4 1,5 5,1 5,1 2,2 2,2 6,5 6,6 4,3 4,4 2,9 2,9 4,3 4,4 3,6 3,7 1,4 1,5 ,7 ,7 2,2 2,2 ,7 ,7 1,4 1,5 ,7 ,7 ,7 ,7 1,4 1,5 ,7 ,7 ,7 ,7 ,7 ,7 ,7 ,7 98,6 100,0 1,4 100,0
cumulatief percentage 1,5 2,2 2,9 3,7 4,4 5,9 8,1 8,8 9,6 10,3 11,8 14,0 14,7 18,4 20,6 23,5 26,5 27,9 30,9 34,6 38,2 41,2 45,6 49,3 56,6 58,1 63,2 65,4 72,1 76,5 79,4 83,8 87,5 89,0 89,7 91,9 92,6 94,1 94,9 95,6 97,1 97,8 98,5 99,3 100,0
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
26
Bijlage 3.1.a. Verdeling van de somscore Honos-schaal HoNoS
Geldig
aantal
percentage
geldig percentage
cumulatief percentage
3
1
,7
,7
,7
5
1
,7
,7
1,5
8
1
,7
,7
2,2
9
2
1,4
1,5
3,7
10
3
2,2
2,2
5,9
11
2
1,4
1,5
7,4
12
4
2,9
3,0
10,4
13
7
5,1
5,2
15,6
14
7
5,1
5,2
20,7
15
6
4,3
4,4
25,2
16
8
5,8
5,9
31,1
17
7
5,1
5,2
36,3
18
6
4,3
4,4
40,7
19
8
5,8
5,9
46,7
20
4
2,9
3,0
49,6
21
11
8,0
8,1
57,8
22
11
8,0
8,1
65,9
23
8
5,8
5,9
71,9
24
7
5,1
5,2
77,0
25
3
2,2
2,2
79,3
26
8
5,8
5,9
85,2
27
3
2,2
2,2
87,4
28
3
2,2
2,2
89,6
29
6
4,3
4,4
94,1
30
2
1,4
1,5
95,6
31
2
1,4
1,5
97,0
32
2
1,4
1,5
98,5
33
1
,7
,7
99,3
34
1
,7
,7
100,0
135
97,8
100,0
3
2,2
138
100,0
Totaal Missing System Totaal
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
27
Tabel 3.1.b. Honos-items en totaalscore naar type zorginstantie In zorg bij instantie .. H1
H2
H3
H4
H5
H6
H7
H8
H9
H10
H11
H12 Som-score
1,88
,08
2,56
,36
,76
,58
1,71
2,25
2,56
1,52
1,92
2,92
18,31
25
25
25
25
25
24
24
24
25
25
25
25
26
2,67
,89
2,00
,86
,88
,88
2,00
2,50
2,56
2,00
3,56
2,78
22,22
9
9
8
7
8
8
7
8
9
9
9
9
9
1,90
,54
3,44
,58
,33
,59
1,33
2,24
2,16
2,14
2,68
3,28
21,12
50
50
50
48
49
49
48
50
50
50
50
50
50
1,50
,40
3,00
,67
,90
1,80
1,00
1,56
1,80
2,70
2,60
3,00
20,30
10
10
9
9
10
10
9
9
10
10
10
10
10
1,78
,56
3,26
,93
,15
,48
2,07
2,41
1,41
1,44
2,63
2,22
19,33
27
27
27
27
27
27
27
27
27
27
27
27
27
gemiddelde
1,69
,00
1,46
,13
,00
,75
,55
2,75
2,92
2,00
3,38
3,46
18,69
aantal pp N
13
12
13
8
12
12
11
12
13
13
13
13
13
gemiddelde
1,87
,42
2,92
,60
,42
,69
1,51
2,29
2,16
1,90
2,65
2,96
20,00
aantal pp
134
133
132
124
131
130
126
130
134
134
134
134
135
4
5
6
14
7
8
12
8
4
4
4
4
3
Maatschappelijke gemiddelde Opvang GGZ Verslavingszorg BinG Dagopvang Overig
Totaal
HoNoS
aantal pp gemiddelde aantal pp gemiddelde aantal pp gemiddelde aantal pp gemiddelde aantal pp
Missende waarden aantal
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
28
Tabel 4.3.3.a. Huidige plaats op de woonladder per primaire zorginstantie (aantal en kolom%) in zorg bij instantie .. Maatsch BinG
GGZ
Opvang
Verslavingszorg Dagopvang
Overig
Totaal
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
0
0%
1
13%
1
4%
2
4%
2
7%
1
8%
7
5%
Zelfstandig + bemoeizorg
2
18%
0
0%
2
8%
4
8%
5
18%
0
0%
13
10%
Zelfstandig + bemoeizorg >
1
9%
0
0%
0
0%
1
2%
0
0%
0
0%
2
1%
Begeleid wonen individueel
0
0%
0
0%
1
4%
4
8%
4
14%
0
0%
9
7%
Begeleid wonen+andere pers
2
18%
1
13%
14
54%
1
2%
0
0%
0
0%
18
13%
Maatschap opvang < 10 pers
1
9%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
1
1%
Maatschappelijk opvang
2
18%
0
0%
4
15%
9
18%
3
11%
1
8%
19
14%
0
0%
0
0%
0
0%
7
14%
0
0%
0
0%
7
5%
Alternatief wonen - caravan
0
0%
0
0%
0
0%
5
10%
4
14%
0
0%
9
7%
Dakloos
3
27%
6
75%
4
15%
16
33%
10
36%
11
85%
50
37%
Totaal
11
100%
8
100% 26
100%
49
100%
28 100% 13 100%
135
100%
Zelfstandig + zelfredzaam + bemoeizorg
100 meter andere woningen
> 10 personen + dagopvang Maatschappelijke opvang (alleen nachtopvang)
Tabel 4.3.3.b. Toekomstige plaats op woonladder volgens zorginstantie (aantal en kolom%) in zorg bij instantie .. Maatsch BinG
GGZ
Opvang
Verslavingszorg
Dagopvang
Overig
Totaal
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
0
0%
2
22%
6
23%
1
2%
3
11%
1
7%
13
9%
Zelfstandig + bemoeizorg
2
18%
0
0%
1
4%
2
4%
6
22%
2
14%
13
9%
Zelfstandig + bemoeizorg >
0
0%
1
11%
4
15%
6
12%
2
7%
0
0%
13
9%
Begeleid wonen individueel
0
0%
1
11%
7
27%
17
34%
6
22%
0
0%
31
23%
Begeleid wonen+ andere pers
3
27%
3
33%
5
19%
10
20%
2
7%
0
0%
23
17%
Maatschappelijke opvang
2
18%
1
11%
1
4%
6
12%
3
11%
2
14%
15
11%
0
0%
0
0%
1
4%
0
0%
1
4%
0
0%
2
1%
0
0%
1
11%
0
0%
0
0%
0
0%
1
7%
2
1%
Alternatief wonen - caravan
4
36%
0
0%
1
4%
7
14%
4
15%
7
50%
23
17%
Dakloos
0
0%
0
0%
0
0%
1
2%
0
0%
1
7%
2
1%
Totaal
11 100%
9
100%
26
100%
50
100%
27
Zelfstandig + zelfredzaam + bemoeizorg
100 meter andere woningen
< 10 personen Maatschappelijk opvang > 10 personen + dagopvang Maatschappelijke opvang (alleen nachtopvang)
100% 14 100% 137
100%
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
29
Tabel 4.3.5. Verschil score op plaats woonladder nu en toekomst volgens zorginstantie (aantallen) -7
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9 aantal
Maatschappelijke Opvang
0
1
1
0
1
3
7
3
2
5
1
0
1
0
1
26
GGZ
0
0
0
0
0
1
1
1
0
1
3
0
1
0
0
8
Verslavingszorg
0
0
2
5
4
5
4
3
8
4
6
4
3
1
0
49
BinG
1
0
1
0
1
1
5
1
0
1
0
0
0
0
0
11
Dagopvang
0
1
0
1
2
6
3
1
4
0
2
4
2
1
0
27
Overig
0
0
0
0
1
1
8
1
0
1
0
0
0
0
1
13
Totaal
1
2
4
6
9
17
28
10
14
12
12
8
7
2
2
134
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
30
9.
Literatuur
1
Delespaul PH en de Consensusgroep EPA. Tijdschrift voor de psychiatrie 55;2103:427-437.
2
The Health of the Nations outcome Scale (HoNoS). Mulder et al, Tijdschr Psychiatrie 2004;46:273-284.
3
Wolf J. Handreiking OGGZ in de Wmo; 2006.
4
De Health of the Nations outcome Scale (HoNoS) als intrument voor routine outcome assessment. Mulder et al, Tijdschr Psychiatrie 2004;46:273-284.
5
Mulder CL, Staring ABP, Loos J. et al. HoNos Handleiding Nederlandse Bewerking: http://www.euronet.nl/~sogg/honos.htm
6
Tsemberis S, Gulker L, Nakae M. Housing First Consumer choice, and harm reduction for individuals with dual diagnosis. Am J Publ Health 2004;94:651-656.
7
Goldfinger et al. Housing Placement and subsequent days homeless among formerly homelees adults with mental illness. Psychiatr Serv 1999;50:674-679.
8
Pattersom et al, Housing first improves subjective qualitiy of life among homelesss adults with mental illness RCT. Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiology 2013;48:1245-1259.
9
Maas, Al-Shamma, Altena, Janssen, Wolff (2012): Diskus Amsterdam – Housing first – evaluatie van werkzaamheid. Nijmegen Onderzoekscentrum Maatschappelijke Opvang.
10
Van Wamel A, Muusse C en van Rooijen S. Het vormgeven van woonbegeleiding aan mensen met een dubbele diagnose. Handreiking. Trimbos Instituut – Landelijke Expertise Centrum Dubbele Diagnose. Utrecht 2012.
11
Singelenberg (2010). Skaeve Huse. Rotterdam SEV.
12
Staats M, Malesevic T, Neeleman J, Possen M, Vellinga A en Schippers GM. Doordrinkers: dilemma’s en definitie. Verslaving 2013;2:18-29.
13
Brink W van den, Schippers GM. Stagering en profilering bij verslaving. Tijdschr Psychiatrie 2012;54:941-948.
14
Broer J & Kuiper J. Gezondheidsprofiel Groningen 2010. GGD Groningen. http://ggd.groningen.nl/gezond-leven/gezondheidsenquete pagina 60-63.
ZORGWEKKENDE ZORGMIJDERS IN BEELD
31