‘ZORG ZELF VOOR minder banden’ 22 november 2010
Vindt u het gebruik van de onrustband ook een zware maatregel die ernstig ingrijpt op de vrijheid van mensen? Wilt u graag in een korte tijd leren om verantwoord om te gaan met het afbouwen van de (Zweedse) onrustbanden? Ga dan aan de slag met ‘Zorg zelf voor minder banden’ ‘ZORG ZELF VOOR minder banden’ is een methodiek voor organisaties binnen de Verstandelijk Gehandicapten– en Ouderenzorg. Met de verschillende onderdelen van ‘ZORG ZELF VOOR minder banden’, zoals het draaiboek, de concrete formulieren en tips kunnen organisaties verantwoord het gebruik van onrustbanden en vergelijkbare maatregelen afbouwen. Deze verbetermethodiek heeft een doelstelling op zowel cliëntniveau als op organisatieniveau. Met ‘ZORG ZELF VOOR minder banden’ werkt u in 9 maanden aan verantwoord afbouwen van onrustbanden en vergelijkbare maatregelen. Met behulp van een gestructureerde en resultaatgericht verbetermethode wordt stap voor stap gewerkt aan het afbouwen van het gebruik van onrustbanden (is doelstelling op cliëntniveau). Alle medewerkers van een locatie worden betrokken in het bewustwordingsproces om op een andere manier om te gaan met vrijheidsbeperkingen. Dit bewustwordingsproces is naast het afbouwen van de onrustbanden een belangrijke doelstelling (op organisatieniveau) van dit verbetertraject. Meer informatie, ervaringen met deze methode en achtergronden vindt u in deel 4 van deze methodiekbeschrijving.
LEESWIJZER Deze ‘ZORG ZELF VOOR minder banden’ methode bestaat uit:
DEEL 1: De verbetermethode
De voorbereiding Een aantal voorbereidende opdrachten zijn voor u geformuleerd ter voorbereiding op dit verbetertraject. Stap voor stap de banden afbouwen In 9 stappen binnen 9 maanden wordt u door de verbetermethode geleid om uiteindelijk de banden af te bouwen. Per stap wordt u verwezen naar formulieren en documenten die in de betreffende stap gebruikt moeten worden. Ze zijn schuin gedrukt en in rood weergegeven. De stappen worden ook kort weergegeven in het ‘draaiboek’ (zie deel 3). Een uitleg over de formulieren en documenten kunt u vinden in deel 2 van deze methodiekbeschrijving. De formulieren en documenten vindt u in deel 3.
DEEL 2: Overzicht van formulieren en documenten
Overzicht van formulieren Per formulier wordt een korte toelichting gegeven op het doel en gebruik van het formulier. Overzicht van overige documenten Een overzicht van overige documenten, zoals instructies, opdrachten, brochures, vragenlijsten en voorbeelden, op alfabetische volgorde.
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
1
DEEL 3: Formulieren en documenten
Formulieren De formulieren die gebruikt kunnen worden zijn in alfabetische volgorde bijgevoegd in de bijlage ‘formulieren’ Documenten De overige documenten die gebruikt worden zijn bijgevoegd in de bijlage ‘documenten’
DEEL 4: Achtergronden
Achtergronden Meer informatie over achtergronden, ervaringen en tips van andere organisatie kunt u lezen in deel 4 achtergronden
Indien we in deze methodiekbeschrijving spreken over onrustbanden, dan bedoelen we: Zweedse band; Bratex band; Zwarte band; Houding-vestje en alle andere vestjes die gebruikt worden om een cliënt in bed of stoel te fixeren; Alle banden in bed of stoel die cliënten niet zelf kunnen openen. Maar ook bedoelen we vergelijkbare maatregelen die wij even restrictief vinden zoals: tafelblad over stoel, wanneer gebruikt om cliënt te beletten op te staan; plank onder stoel, wanneer gebruikt om cliënt te beletten op te staan; verpleegdeken; diepe stoel, wanneer gebruikt om te voorkomen dat een cliënt zelf op staat; andere maatregelen die cliënten belemmeren uit bed of stoel te komen (met uitzondering van bedhekken)
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
2
DEEL 1 DE VERBETERMETHODE
DE VOORBEREIDING ‘Een goede voorbereiding is het halve werk’ Gaat u in uw organisatie het aantal onrustbanden afbouwen? Kies een startlocatie en begin met de voorbereidingen voor het verbetertraject. Vooral het begin van het traject vraagt veel energie: Het samenstellen van een verbeterteam, het informeren van alle betrokkenen, de eerste metingen en het inplannen van overleggen komen in de eerste paar maanden aan de orde. Ervaringen uit de eerdere rondes leren dat het belangrijk is goed voorbereid van start te gaan. Daarom hebben we drie ‘voorbereidende opdrachten’ (zie deel 3) voor u geformuleerd. Voer deze opdrachten uit en u kunt een goede start maken met dit verbetertraject. Het uitvoeren van de opdrachten neemt ongeveer 6 weken in beslag. Laat u tijdens de voorbereiding ook inspireren door tips en ervaringen van andere deelnemers aan dit verbetertraject. Deze vindt u in deel 4 van deze methodiekbeschrijving en op www.zorgvoorbeter.nl. Onder de tab kennisbank en onderwerk vrijheidsbeperkende maatregelen kunt u de formulieren in word bestanden vinden.
STAP VOOR STAP In negen stappen wordt op een verantwoorde wijze gewerkt aan het afbouwen van onrustbanden. Hieronder volgen de te ondernemen acties per stap. Deze acties zijn ook schematisch weergegeven in het ‘draaiboek’.
De eerste drie stappen - stap 1, 2, en 3 - staan allemaal in het teken van informeren, bewustwording creëren, startmetingen en een actieplan opstellen.
STAP 1 - maand 1
Stap 1 staat in het teken van: Infomeren, metingen inplannen en de startmetingen uitvoeren De volgende concrete activiteiten staan gepland: 1. Breng mensen op de hoogte van het verbetertraject Breng medewerkers, cliëntenraad, familie en andere disciplines op hoogte van het project. Maak hiervoor een beknopt communicatieplan. Gebruik hiervoor het document ‘communicatieplan’. 2. Organiseer een kick-off bijeenkomst Een verbetertraject heeft een begin en een einde. Een belangrijke gebeurtenis is natuurlijk de officiële start, de zogenoemde Kick-off. Gebruik voor het organiseren van de kick-off bijeenkomst het document ‘kick-off’. 3. Plan alle metingen van het verbetertraject in De belangrijkste activiteit in het verbetertraject is het meten. Elke maand wordt een aantal metingen uitgevoerd en geanalyseerd. Het document ‘meetplan’ geeft een overzicht en toelichting op de verschillende metingen. 4. Voer de startmeting uit In deze eerste maand voert u vijf metingen uit (meer uitleg over de metingen vindt u in het ‘meetplan’). Doe dit aan de hand van de volgende stappen:
4.1
4.2 4.3
4.4
4.5
Inventariseer alle (Zweedse) onrustbanden en/of vergelijkbare maatregelen van de locatie. Met het formulier ‘inventarisatie onrustbanden’ kunnen alle onrustbanden van de locatie in kaart worden gebracht. Inventariseer de balansindicatoren van alle cliënten op de locatie (psychofarmaca, valincidenten met letsel en agressie incidenten) van de afgelopen 9 maanden. Gebruik hiervoor het document ‘inventarisatie balansindicatoren’. Inventariseer de balansindicatoren van alle cliënten op locatie (psychofarmaca, valincidenten met letsel en agressie incidenten) van de deze maand. Het afbouwen van onrustbanden kan leiden tot meer valincidenten, maar uit onderzoek blijkt dat dit niet leidt tot meer letsel. Het is belangrijk de balansindicatoren te monitoren om het traject indien nodig bij te sturen en medewerkers van feedback te voorzien. Houd het aantal valincidenten met letsel (dus waarvoor een arts moet worden geconsulteerd), het aantal agressie-incidenten en het psychofarmacagebruik bij. Gebruik hiervoor het document ‘inventarisatie balansindicatoren’. Voer de eerste Geeltjesmeting uit. Lees de instructie voor de geeltjesmeting goed door. Licht medewerkers en cliënten/vertegenwoordigers/familie in over de meting. Hang de Geeltjesposter op een prominente plaats op de afdeling/unit/woning zodat medewerkers hem regelmatig tegenkomen. Typ of schrijf de ‘instructie geeltjesmeting voor medewerkers’ over. Plak deze instructie op het daarvoor bestemde vak met “plak hier de instructie” links bovenin de poster. Meet gedurende 1 week het gebruik van onrustbanden en verwerk de gegevens in op tabblad ‘geeltjesmeting’ van de ‘spreadsheet’ ( download via kennisbankzorgvoorbeter.nl onder vrijheidsbeperkendemaatregelen). Voor uitleg bij het invullen van de spreadsheet zie document ‘uitleg spreadsheet’ Voer een Analyse Kwaliteitscriteria uit. Met deze analyse kunt u het proces van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in kaart te brengen. U krijgt inzicht in wat goed gaat en waar verbeterdoelen liggen. Gebruik voor de analyse het formulier ‘analyse kwaliteitscriteria’ en verwerk de gegevens in de ‘spreadsheet’ (download via kennisbankzorgvoorbeter.nl onder vrijheidsbeperkendemaatregelen). Voor uitleg bij het invullen van de spreadsheet zie document ‘uitleg spreadsheet’
STAP 2 - maand 2
In maand 2 staan de volgende activiteiten gepland: 1. Organiseer een familiebijeenkomst Organiseer een bijeenkomt voor familie eventueel samen met wettelijk vertegenwoordigers, verwanten, cliëntenraad én medewerkers om het project verder toe te lichten. Gebruik hiervoor het document opzet ‘familiebijeenkomst’ en kijk ook eens in deel 4 bij ‘wat houdt de zorg voor beter methode in?’. 2. Voer de metingen voor maand 2 uit In het ‘meetplan’ staan de twee metingen die deze maand uitgevoerd moeten worden. Dit zijn: 2.1 Inventarisatie van onrustbanden en/of vergelijkbare maatregelen. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 1) gebruikte formulier ‘inventarisatie onrustbanden’. 2.2 In kaart brengen van de drie balansindicatoren: valincidenten; agressie-incidenten en psychofarmacagebruik. Het afbouwen van onrustbanden kan leiden tot meer valincidenten, maar uit onderzoek blijkt dat dit niet leidt tot meer letsel. Toch willen we dit goed monitoren. Daarom willen we het aantal valincidenten met letsel (dus waarvoor een arts moet worden geconsulteerd), het aantal agressie-incidenten en het psychofarmacagebruik volgen. Gebruik hiervoor het document ‘inventarisatie balansindicatoren’.
STAP 3 - maand 3
Maand 3 staat in het teken van het maken van een actieplan en meten. 1. Maak een actieplan Formuleer doelstellingen voor dit verbetertraject op basis van de resultaten van de start metingen en van de analyse kwaliteitscriteria (zie maand 1). Maak op basis van deze doelstellingen en resultaten een actieplan voor de komende maanden. Gebruik hiervoor het document ‘format actieplan’ 2. Voer de metingen uit In het meetplan staan de metingen die deze maand uitgevoerd moeten worden. Dit zijn: 2.1 Inventarisatie van onrustbanden en alle vergelijkbare restrictieve maatregelen. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 1 en 2) gebruikte formulier ‘inventarisatie onrustbanden’. 2.2 In kaart brengen van de drie balansindicatoren: valincidenten; agressie-incidenten en psychofarmacagebruik. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 1 en 2) gebruikte document ‘inventarisatie balansindicatoren’. 3. Werk aan de bewustwording van medewerkers De bewustwording van medewerkers is een belangrijke voorwaarde voor veranderingen. Dat geldt ook voor het omgaan met vrijheidsbeperking en het afbouwen van onrustbanden. Maar het is ook een van de moeilijkste onderdelen van het verbetertraject. Bewustwording heeft te maken met cultuur en het veranderen van gewoontes in de dagelijkse zorg. Taaie thema’s die om aanhoudende aandacht van het verbeterteam vragen. In het document ‘werken aan bewustwording’ staan een aantal tips voor het werken aan bewustwording.
De volgende stappen - stap 4, 5, 6, en 7 - staan allen in het teken van meten en het uitvoeren en bewaken van het actieplan.
STAP 4 – maand 4
In stap 4 wordt eveneens gemeten, maar is er ook aandacht voor overleggen. En bovendien wordt in deze maand gestart met verbeteren! 1. Voer de metingen uit In het ‘meetplan’ staan de metingen die deze maand uitgevoerd moeten worden. Dit zijn 1.1 Inventarisatie van onrustbanden en alle vergelijkbare restrictieve maatregelen. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 1, 2 en 3) gebruikte formulier ‘inventarisatie onrustbanden’. 1.2 In kaart brengen van de drie balansindicatoren: valincidenten; agressie-incidenten en psychofarmacagebruik. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 2 en 3) gebruikte document ‘inventarisatie balansindicatoren’. 1.3 Voer een tweede geeltjesmeting uit. Licht medewerkers en cliënten/vertegenwoordigers/familie in over deze tweede meting. Hang de ‘Geeltjesposter’ opnieuw op de afdeling/unit/woning. Plak de ‘instructie voor medewerkers’ weer op het daarvoor bestemde vak met “plak hier de instructie” links bovenin de poster. Meet gedurende 1 week het gebruik van onrustbanden en verwerk de gegevens in op tabblad ‘geeltjesmeting’ van de ‘‘spreadsheet’ (download via kennisbankzorgvoorbeter.nl onder vrijheidsbeperkendemaatregelen). Voor uitleg bij het invullen van de spreadsheet zie document ‘uitleg spreadsheet’. 2. Plan en voer multidisciplinair overleg(gen) Het afbouwen van een al lang bestaande situatie lukt niet van de ene op de andere dag. Er zijn
waarschijnlijk meerdere gesprekken nodig met cliënt/familie/wettelijk vertegenwoordigers en meerdere MDO’s. Voor elke cliënt met een onrustband of vergelijkbare vrijheidsbeperkende maatregel voert u de komende maanden diverse multidisciplinair overleggen (MDO). Gebruik hiervoor de documenten , ‘Alternatieve maatregelen’ en ‘format MDO’ 3. Voer het actieplan uit In maand 3 is een actieplan opgesteld. In deze maand start de uitvoer van de geplande verbeteracties. 4. Vier uw successen! Vier uw eerste successen. Trakteer bijvoorbeeld op taart!
STAP 5 - maand 5
In maand 5 staan de volgende activiteiten gepland: 1. Voer de metingen uit In het ‘meetplan’ staan de metingen die deze maand uitgevoerd moeten worden. Dit zijn: 1.1 Inventarisatie van onrustbanden en alle vergelijkbare restrictieve maatregelen. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 1, 2, 3 en 4) gebruikte formulier ‘inventarisatie onrustbanden’. 1.2 In kaart brengen van de drie balansindicatoren: valincidenten; agressie-incidenten en psychofarmacagebruik. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 1, 2, 3 en 4) gebruikte document ‘inventarisatie balansindicatoren’ 2. Bewaak de voortgang van de MDO’s Voor elke cliënt met een onrustband of vergelijkbare vrijheidsbeperkende maatregel voert u de komende maanden diverse multidisciplinaire overleggen (MDO). Gebruik hiervoor de documenten ‘Alternatieve maatregelen’ en ‘format MDO’ 3. Voer het actieplan uit In maand 3 is een actieplan opgesteld. In deze maand vindt de verdere uitvoer van de geplande verbeteracties plaats. Stel indien nodig het plan bij. 4. Vier uw successen! Besteed op een positieve manier aandacht aan de behaalde resultaten!
STAP 6 - maand 6
In maand 6 staan de volgende activiteiten gepland: 1. Voer de metingen uit In het ‘meetplan’ staan de metingen die deze maand uitgevoerd moeten worden. Dit zijn: 1.1 Inventarisatie van onrustbanden en alle vergelijkbare restrictieve maatregelen van de locatie. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 1, 2 , 3, 4 en 5) gebruikte formulier ‘inventarisatie onrustbanden’. 1.2 In kaart brengen van de drie balansindicatoren: valincidenten; agressie-incidenten en psychofarmacagebruik. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 2, 3, 4 en 5) gebruikte document ‘inventarisatie balansindicatoren’. 2. Bewaak de voortgang van de MDO’s Voor elke cliënt met een onrustband of vergelijkbare vrijheidsbeperkende maatregel voert u de komende maanden diverse multidisciplinair overleggen (MDO). Gebruik hiervoor de documenten, ‘Alternatieve maatregelen’ en ‘format MDO’.
3. Voer actieplan uit In maand 3 is een actieplan opgesteld. In deze maand vindt de verdere uitvoer van de geplande verbeteracties plaats. Stel indien nodig het plan bij. 4. Vier uw successen! Blijf successen vieren!
STAP 7 - maand 7
In maand 7 staan de volgende activiteiten gepland: 1. Voer de metingen uit In het ‘meetplan’ staan de metingen die deze maand uitgevoerd moeten worden. Dit zijn: Inventarisatie van onrustbanden en alle vergelijkbare restrictieve maatregelen van de locatie. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 1, 2 , 3, 4, 5 en 6) gebruikte formulier ‘inventarisatie onrustbanden’. In kaart brengen van de drie balansindicatoren: valincidenten; agressie-incidenten en psychofarmacagebruik. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 1, 2, 3, 4, 5 en 6) gebruikte document ‘inventarisatie balansindicatoren’. 2. Bewaak de voortgang van de MDO’s Voor elke cliënt met een onrustband of vergelijkbare vrijheidsbeperkende maatregel voert u de komende maanden diverse multidisciplinair overleggen (MDO). Gebruik hiervoor de documenten, ‘Alternatieve maatregelen’ en ‘format MDO’.
3. Voer het actieplan uit In maand 3 is een actieplan opgesteld. In deze maand vindt de verdere uitvoer van de geplande verbeteracties plaats. Stel indien nodig het plan bij. 4. Vier uw successen! Blijf successen vieren!
De laatste stappen - stap 8 en 9 - staan in het teken van meten, afronden en weer verder gaan.
STAP 8 - maand 8
In maand 8 staan de volgende activiteiten gepland: 1. Voer de metingen uit In het meetplan staan de metingen die deze maand uitgevoerd moeten worden. Dit zijn: 1.1 Inventarisatie van onrustbanden en alle vergelijkbare restrictieve maatregelen. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 1, 2 , 3, 4, 5, 6 en 7) gebruikte formulier ‘inventarisatie onrustbanden’. 1.2 Breng de drie balansindicatoren in kaart: valincidenten met letsel; agressie-incidenten en psychofarmacagebruik. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 1,2, 3, 4, 5, 6 en 7) gebruikte document ‘inventarisatie balansindicatoren’. 1.3 Voer een laatste geeltjesmeting uit In deze maand wordt de derde geeltjesmeting uitgevoerd. Licht medewerkers en cliënten/vertegenwoordigers/familie in over deze derde meting. Hang de Geeltjesposter opnieuw
op de afdeling/unit/woning. Plak de instructie voor medewerkers weer op het daarvoor bestemde vak met “plak hier de instructie” links bovenin de poster. Meet gedurende 1 week het gebruik van onrustbanden en verwerk de gegevens in op tabblad ‘geeltjesmeting’ van de ‘spreadsheet’ (download via kennisbankzorgvoorbeter.nl onder vrijheidsbeperkendemaatregelen). ). Voor uitleg bij het invullen van de spreadsheet zie document ‘uitleg spreadsheet’. 1.4 Voer een Analyse Kwaliteitscriteria uit. Met deze analyse kunt u het proces van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in kaart te brengen. U krijgt inzicht in wat goed gaat en waar verbeterdoelen liggen. Gebruik voor de analyse het formulier ‘analyse kwaliteitscriteria’ en verwerk de gegevens in de ‘spreadsheet’ (download via kennisbankzorgvoorbeter.nl onder vrijheidsbeperkendemaatregelen). Voor uitleg bij het invullen van de spreadsheet zie document ‘uitleg spreadsheet’. 2. Bewaak de voortgang van de MDO’s Voor elke cliënt met een onrustband of vergelijkbare vrijheidsbeperkende maatregel voert u de komende maanden diverse multidisciplinair overleggen (MDO). Gebruik hiervoor de documenten ‘Alternatieve maatregelen’ en ‘format MDO’.
3. Voer actieplan uit In maand 3 is een actieplan opgesteld. In deze maand vindt de verdere uitvoer van de geplande verbeteracties plaats. 4. Vier uw successen! Blijf successen vieren!
STAP 9 – maand 9
1. Voer de metingen uit In het meetplan staan de metingen die deze maand uitgevoerd moeten worden. Dit zijn: 1.1 Inventarisatie van onrustbanden en alle vergelijkbare restrictieve maatregelen van de locatie. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 1, 2 , 3, 4,5, 6,7 en 8) gebruikte formulier ‘inventarisatie onrustbanden’. 1.2 In kaart brengen van de drie balansindicatoren: valincidenten; agressie-incidenten en psychofarmacagebruik. Gebruik hiervoor het reeds (in maand 1,2,3,4,5,6,7,8) gebruikte document ‘inventarisatie van balansindicatoren’. Verwerk alle gegevens naar eindtotalen en verspreid deze. 2. Organiseer een afsluitende bijeenkomst Presenteer de resultaten van de afgelopen negen maanden in een afsluitende bijeenkomst voor medewerkers, cliënten, familie en andere geïnteresseerde. Maak er een feestelijk happening van. Geef in tijdens deze bijeenkomst aan dat het verbetertraject is afgerond, maar dat het bannen van banden een vast agendapunt blijft.
Gewoon doorgaan!
De negen stappen van het verbetertraject zijn doorlopen. Hoogstwaarschijnlijk heeft u een groot aantal banden verantwoord en succesvol afgebouwd. Een geweldig resultaat. Maar de metingen en het monitoren kunnen een vast aandachtspunt binnen de organisatie blijven. Ga hier vooral mee door. Vragen of ondersteuning nodig? Neem contact op met Vilans via onze contactpersoon Judith Oosterom:
[email protected] of via www.vilans.nl 030 789 2300
DEEL 2 Uitleg bij FORMULIEREN EN DOCUMENTEN
FORMULIEREN Hieronder volgt een uitleg van formulieren die gebruikt worden in de negen stappen van het verbetertraject. De formulieren zijn vervolgens in alfabetische volgorde toegevoegd in deel 3 van deze methodiekbeschrijving.
Inventarisatie en overzicht (Zweedse) onrustbanden en vergelijkbare maatregelen
Titel Doel van dit formulier?
Inventarisatie onrustbanden Het aantal onrustbanden1 of vergelijkbare restrictieve maatregelen2 binnen uw instelling in kaart brengen.
Wanneer gebruiken? Hoe vaak gebruiken?
Maand 1 t/m 9 (en verder) 1x per maand
Wie gaat met dit formulier werken?
Teamleider
Wat te doen met de resultaten?
Dit formulier inleveren bij de projectleider/ locatiemanager. De resultaten bespreken in verbeterteam en evt. verspreiden onder medewerkers. Resultaten gebruiken als input voor actieplan.
Beschrijving
Deze meting is de belangrijkste indicator. Hiermee krijgt u inzicht in het aantal banden (of vergelijkbare maatregel) bij de start van het traject en het afbouwen van de onrustband. Deze inventarisatie bestaat uit twee metingen. Meting A en meting B. Meting A betreft de inventarisatie van onrustbanden in maand 1 t/m maand 9. Meting B betreft de inventarisatie van andere restrictieve maatregelen in maand 1 t/m 9. Meer informatie kunt u vinden in het meetplan.
Werkwijze
Overige informatie:
Geeltjesmeting
Titel Doel van dit formulier?
Geeltjesmeting Doel van de geeltjesmeting is medewerkers bewust maken van het gebruik van onrustbanden en vergelijkbare maatregelen en inzicht krijgen bij wie en hoe vaak deze maatregelen worden toegepast, of er sprake is van verzet en het volgens afspraak gebeurt.
Wanneer gebruiken?
Maand 1, 4 en 8
Wie gaat met dit instrument werken?
Elke medewerker/ teamleider
1
Onder een onrustband verstaan wij: Zweedse band; Bratex band; Zwarte band; Houding-vestje en alle andere vestjes die gebruikt worden om een cliënt in bed of stoel te fixeren; Alle banden in bed of stoel die cliënten niet zelf kunnen openen.
= 2
Vergelijkbare maatregelen die wij even restrictief vinden en die ook binnen de doelstelling van Ban de band vallen, zijn: tafelblad over stoel, wanneer gebruikt om cliënt te beletten op te staan; plank onder stoel, wanneer gebruikt om cliënt te beletten op te staan; verpleegdeken; diepe stoel, wanneer gebruikt om te voorkomen dat een cliënt zelf op staat; andere maatregelen die cliënten belemmeren uit bed of stoel te komen (met uitzondering van bedhekken)
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 2
11
Wat te doen met de resultaten?
De projectleider haalt aan het eind van de week alle geeltjes van de geeltjesposter, verwijdert de geeltjesposter van de afdeling en zet de informatie van de geeltjes in de ‘spreadsheet’ (op te vragen bij Vilans). De scores van de metingen wordt automatisch in de spreadsheet verwerkt. Deze spreadsheet is voor eigen gebruik. De resultaten in het verbeterteam interpreteren en terugkoppelen aan medewerkers. Gebruiken als input voor het actieplan.
Voorbereiding vereist?
Licht medewerkers en cliënten/vertegenwoordigers/familie in over de meting
Beschrijving
Met de geeltjesmeting krijgt u inzicht in hoe vaak en op welke momenten banden omgedaan worden. Ook of er sprake is van verzet. Daarnaast worden medewerkers zich bewust van de maatregelen. Elke medewerker plakt een post-it op de geeltjesposter (zie pagina 24; uitprinten op A0)op het moment dat hij/zij tijdens zijn/haar dienst een onrustband of vergelijkbare maatregel toepast. Elke keer wanneer de onrustband of vergelijkbare maatregel weer wordt toegepast (dus ook na verzorging of toiletgang) wordt een geeltje geplakt. Een uitgebreide instructie over het uitvoeren van de Geeltjesmeting vindt u in het document Instructie Geeltjesmeting.
Werkwijze
Overige informatie
Meer informatie kunt u in het meetplan
Analyse Kwaliteitscriteria
Titel Doel van dit instrument?
Wanneer gebruiken? Wie gaat met dit instrument werken?
Wat te doen met de resultaten?
Beschrijving
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
Analyse kwaliteitscriteria De definitie van vrijheidsbeperking is: alle maatregelen (fysiek en verbaal) die de vrijheid van cliënten beperken. Met deze analyse kunt u het proces van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in kaart te brengen. U krijgt inzicht in wat goed gaat en waar verbeterdoelen liggen. Maand 1 en 8 Zoveel mogelijk betrokkenen bij de vrijheidsbeperking vullen deze lijst in: verpleegkundigen, verzorgenden, begeleiders, arts, gedragskundige en/of andere disciplines, afdelingshoofd. De projectleider zorgt voor de invoer van de gegevens in de spreadsheet (download via kennisbankzorgvoorbeter.nl onder vrijheidsbeperkendemaatregelen). De spreadsheet heeft ruimte voor de antwoorden van maximaal 20 personen Uit de Analyse Kwaliteitscriteria komen naar voren op welke processen verbeterd kan worden: Communicatie, Preventief beleid, Deskundigheid, Zorg als proces, Randvoorwaarden en Verantwoording. Met behulp van dit instrument kunt u verbeterpunten formuleren per thema. Naast het werken aan een verantwoorde afbouw van onrustbanden en vergelijkbare maatregelen wordt gewerkt aan deze
DEEL 2
12
verbeterpunten met behulp van het Actieplan. U formuleert doelstellingen en bepaalt verbeteracties. Werkwijze
Deze analyse bevat een aantal vragen. Wij verzoeken u elke vraag met ja of nee/weet niet te beantwoorden én een cijfer tussen 0 en 10 te geven. Dit cijfer zegt iets over uw oordeel over de kwaliteit op uw afdeling/uw organisatie. Verwerk in maand 1 alle antwoorden van alle personen in tabblad ‘invoer analyse begin’ van de ‘spreadsheet’ (download via kennisbankzorgvoorbeter.nl onder vrijheidsbeperkendemaatregelen). Voor uitleg bij de spreadsheet zie het document ‘uitleg spreadsheet’. Verwerk in maand 8 de antwoorden van de tweede vragenlijst van alle personen in tabblad ‘invoer analyse eind’ van de ‘spreadsheet’ (download via kennisbankzorgvoorbeter.nl onder vrijheidsbeperkendemaatregelen). Voor uitleg bij de spreadsheet zie het document ‘uitleg spreadsheet’.
Overige informatie
Meer informatie kunt u vinden in Analyse kwaliteitscriteria en het meetplan
‘spreadsheet’ (download via kennisbankzorgvoorbeter.nl onder vrijheidsbeperkendemaatregelen)
Titel Doel van dit instrument?
Wanneer gebruiken? Wie gaat met dit instrument werken?
Wat te doen met de resultaten?
Beschrijving
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
Spreadsheet In de spreadsheet kunt u de resultaten van de geeltjesmeting en de analyse kwaliteitscriteria verwerken. Hierdoor brengt u het proces van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in kaart. U krijgt inzicht in wat goed gaat en waar verbeterdoelen liggen. Maand 1 en 8 voor analyse kwaliteitscriteria Zoveel mogelijk betrokkenen bij de vrijheidsbeperking vullen deze lijst in: verpleegkundigen, verzorgenden, begeleiders, arts, gedragskundige en/of andere disciplines, afdelingshoofd. De projectleider zorgt vervolgens voor de invoer van de gegevens in de spreadsheet. De spreadsheet deel analyse kwaliteitscriteria heeft ruimte voor de antwoorden van maximaal 20 personen. Onder het Tabblad geeltjesmeting kunnen de geeltjes ingevoerd worden. Uit de Analyse Kwaliteitscriteria komen naar voren op welke processen verbeterd kan worden: Communicatie, Preventief beleid, Deskundigheid, Zorg als proces, Randvoorwaarden en Verantwoording. Met behulp van dit instrument kunt u verbeterpunten formuleren per thema. Naast het werken aan een verantwoorde afbouw van onrustbanden en vergelijkbare maatregelen wordt gewerkt aan deze verbeterpunten met behulp van het Actieplan. U formuleert doelstellingen en bepaalt verbeteracties.
DEEL 2
13
Werkwijze
Verwerk in maand 1 alle antwoorden van alle vragenlijsten analyse kwaliteitscriteria in tabblad ‘invoer analyse begin’ van de spreadsheet. Voor uitleg bij de spreadsheet zie het document ‘uitleg spreadsheet’. Verwerk in maand 6. alle antwoorden van alle personen in tabblad ‘invoer analyse eind’ van de spreadsheet.’. De uitkomsten van de geeltjesmeting kunnen per meetmaand onder het betreffende tabblad ingevoerd worden.
Overige informatie
Voor uitleg bij de spreadsheet zie het document ‘uitleg spreadsheet
Inventarisatie en overzicht balansindicatoren
Titel Doel van dit instrument?
Inventarisatie balansindicatoren Het aantal meldingen betreffende vallen, agressie en psychopharmaca gebruik in kaart brengen.
Wanneer gebruiken? Hoe vaak gebruiken?
Maandelijks: maand 1 t/m 9 (en verder) 1x per maand
Wie gaat met dit instrument werken? Wat te doen met de resultaten?
Teamleider Dit formulier inleveren bij de projectleider. Resultaten verwerken en interpreteren en bespreken in verbeterteam. Indien nodig project en acties aanpassen en aanscherpen.
Beschrijving
Deze meting is een belangrijke indicator. De relatie tussen onrustbanden, valincidenten, agressie-incidenten en psychofarmacagebruik is al in veel onderzoek aangetoond. Het afbouwen van onrustbanden kan leiden tot meer valincidenten, maar uit onderzoek blijkt dat dit niet leidt tot meer letsel. Het is belangrijk het aantal valincidenten met letsel (dus waarvoor een arts moet worden geconsulteerd), het aantal agressie-incidenten en het psychofarmacagebruik te volgen en indien nodig acties bij te stellen.
Werkwijze
Valincidenten met letsel en agressie-incidenten haalt u uit de formele MIP/FONA registratie van de locatie. Aan het eind van het traject vergelijken we deze aantallen met het aantal valincidenten met letsel en agressie-incidenten een half jaar vóór het verbetertraject. Psychofarmacagebruik haalt u uit het formulier ‘Inventarisatie onrustbanden’.
Overige informatie:
Meer informatie kunt u vinden in het meet plan.
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 2
14
DOCUMENTEN In de negen stappen van het verbetertraject wordt verwezen naar diverse documenten die. In deze documenten kan ook weer verwezen worden naar andere documenten. Hieronder een opsomming van alle documenten, die allen in alfabetische volgorde zijn toegevoegd in deel 3. Document • Actieplan • Cliëntenparticipatie bij verbeteren • communicatieplan • Familie brochure • Format MDO • Instructie geeltjes meting medewerkers • Alternatieve maatregelen • Meetplan • Opzet familie bijeenkomst • Draaiboek • Strokenoefening • Uitleg spreadsheet • Voorbereidende opdrachten • Vragenlijst attitude • Werkboek vrijheid • Werken aan bewustwording
Type document Instructie Instructie Brochure Instructie Instructie Voorbeelden Instructie Instructie Opdracht Instructie Opdracht Vragenlijst Instructie
Verder worden een aantal documenten aanbevolen, die niet bij deze methodiekbeschrijving zijn gevoegd. Dit zijn: • DVD met voorbeelden. Te bestellen via de webwinkel van Vilans (www.vilans.nl) • Goede zorg bij verzet, handreiking, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland • Intentieverklaring veldpartijen, Inspectie voor de Gezondheidszorg • Leven in vrijheid, werken in vrijheid, werkboek, te downloaden via Meepraten over beperking van je vrijheid, een handreiking voor cliënten, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland • Nadenken over vrijheidsbeperking, een handreiking voor medewerkers, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland • Omgaan met verzet, handleiding bij een dvd, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland • Richtlijn Omgaan met gedragsproblemen bij dementie, UMC St. Radboud/Hogeschool INHolland • Richtlijn Preventie van valincidenten bij ouderen, NVKG • Richtlijn Probleemgedrag, NVVA • Richtlijn Vrijheidsbeperking in de zorg voor mensen met een beperking, UMC Utrecht, disciplinegroep Verplegingswetenschap • Vrijheidsbeperking, factsheet, Universiteit Maastricht • Zorg voor vrijheid, rapport, Inspectie voor de Gezondheidszorg • Vonnis en uitspraak, LJN zweedse band • Brochure Over de wet Bopz van het miniserie van VWS • Beleidsnota Domotica in Inovum • Op de website van de Borg (www.deborg.nl) vindt u een handboek signaleringsplannen en kunt u een leeg signaleringsplan downloaden. • Familiebrochure ‘zorg voor leven in vrijheid’ • Brochure cliëntenparticipatie bij verbeteren • folder ‘vergeet de familie niet Deze documenten kunt u ook opvragen bij Vilans of Zorg voor Beter (www.vilans.nl of www.zorgvoorbeter.nl/kennisbank).
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 2
15
DEEL 3 FORMULIEREN EN DOCUMENTEN
FORMULIEREN
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
17
A ANALYSE KWALITEITSCRITERIA Naam: Organisatie: Datum:
Afdeling/unit:
1. Communicatie De communicatie van de medewerkers draagt ertoe bij dat er minder vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast. 1.1 Vraag je aan de cliënt3 of hij/zij het eens is over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen (bijv tafelblad, afspraken over uitgaan, fixeren, koelkast op slot) en het gebruik van alternatieven?
Ja/Nee
Cijfer
1.2 Bespreek je met de cliënt de risico’s van het toepassen van maatregelen? 1.3 Signaleer je uitingen van verzet en rapporteer je die in het ondersteuningsplan / zorg-leefplan? 1.4 Bespreek je verzet van cliënten in het multidisciplinaire team en het afdelingsteam? 1.5 Bespreek jij in het multidisciplinaire team alternatieven of betere oplossingen in plaats van vrijheidsbeperkende maatregelen?
2. Preventief beleid Het preventief beleid draagt ertoe bij dat er minder vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast. 2.1 Heeft de organisatie een visie en beleid op het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen?
Ja/Nee Cijfer
2.2 Acht jij jezelf deskundig om moeilijk hanteerbaar gedrag bij cliënten te signaleren om maatregelen te voorkomen? 2.3 Bespreek je moeilijk hanteerbaar gedrag met je team om maatregelen te voorkomen? 2.4 Is het persoonsbeeld of levensverhaal van cliënten opgenomen in het ondersteuningsplan / zorg-leefplan? 2.5 Heb je aandacht voor onderlinge relaties en verhoudingen die cliënten hebben in de groep? 2.6 Probeer je te voorkomen dat een cliënt iets tegen zijn zin moet doen (dus probeer je ‘dwang’ te voorkomen) P
=Bij cliënt moet vertegenwoordiger worden gelezen als de cliënt niet in staat is hierover zelf te beslissen=
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
18
3. Deskundigheid De deskundigheid van het personeel draagt ertoe bij dat er minder vrijheidsbeperkende maatregelen nodig zijn. 3.1 Pas je vrijheidsbeperkende maatregelen alleen toe als deze noodzakelijk zijn om gevaar af te wenden?
Ja/Nee
Cijfer
Ja/Nee
Cijfer
3.2 Gebeurt het toepassen van maatregelen om de juiste redenen, namelijk voor het welbevinden van cliënten (en niet door werkdruk of afwezigheid van deskundig personeel)? 3.3 Beschik je over voldoende kennis om te kunnen kiezen wat je moet doen bij moeilijk hanteerbaar gedrag (zoals roepen, onrust, dwalen, zelfbeschadiging enz)? 3.4 Krijg je vanuit de Middelen en Maatregelencommissie feedback op het aantal en de ernst van de toegepaste vrijheidsbeperkende maatregelen? 3.5 Krijg je minimaal één keer per jaar scholing over vrijheidsbeperking? (bijvoorbeeld over risico’s van vrijheidsbeperkende maatregelen, wetgeving, preventie, omgaan met agressie, valpreventie en medicatieveiligheid enz.) 3.6 Ben je op de hoogte van de betekenis en functie van domotica als alternatief voor vrijheidsbeperkende maatregelen?
4. Zorg als proces De zorg als proces draagt ertoe bij dat er minder vrijheidsbeperkende maatregelen nodig zijn. 4.1 Zijn meerdere disciplines (bv verzorgenden/begeleiders, arts, gedragskundige) betrokken bij het besluit over het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen? 4.2 Kijken jullie binnen het team kritisch naar de toepassing van collectieve vrijheidsbeperkende maatregelen zoals huisregels (licht uit om 22.00 uur, alcoholgebruik) of een collectief uitluistersysteem tijdens de nacht enz? 4.3 Evalueert het multidisciplinaire team afgesproken vrijheidsbeperkende maatregelen minimaal één keer per drie maanden? 4.4 Liggen afspraken over de duur van de toepassing van de vrijheidsbeperkende maatregel vast in het ondersteuningsplan / zorg-leefplan?
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
19
5. Verantwoording De wijze van verantwoording draagt ertoe bij dat er minder vrijheidsbeperkende maatregelen nodig zijn. 5.1 Weet jij altijd waarom een vrijheidsbeperkende maatregel wordt toegepast?
Ja/Nee
Cijfer
Ja/Nee
Cijfer
5.2 Kun je de reden voor de vrijheidsbeperkende maatregel terugvinden in het ondersteuningsplan / zorg-leefplan van de cliënt? 5.3 Weet jij wie verantwoordelijk is voor het voorschrijven van vrijheidsbeperkende maatregelen? 5.4 Is de zwaarte van de maatregel die jij toepast altijd in overeenstemming met wat de situatie vraagt? 5.5 Meld jij vrijheidsbeperkende maatregelen in een registratiesysteem?
6. Randvoorwaarden De omgeving draagt ertoe bij dat er minder vrijheidsbeperkende maatregelen nodig zijn: ruime gangen, aanwezigheid loopcircuit, sfeer, eigen slaapkamer, voldoende toezicht, alarmering, woningaanpassingen en hulpmiddelen, etc. 6.1 Heeft de afdeling een protocol / werkafspraak of werkwijze voor het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen dat ná 2003 is geschreven? 6.2 Voel je je gesteund door je leidinggevende / het management bij het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen? Bijvoorbeeld, vind je dat ze achter je staan als het contact met familie moeilijk is? Of als er iets aan de inrichting van de afdeling moet gebeuren? 6.3 Heeft de locatie een medewerker die zich speciaal bezig houdt met het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen? 6.4 Vind je dat er voldoende bekwaam personeel is om vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen? 6.5 Worden er weinig invalkrachten ingehuurd op jouw afdeling?
Deze analyse is afgeleid van de volgende documenten: • Frederiks, B.J.M., Ruitenbeek, T.A., Van der Zanden, M.C.G. Kwaliteitskader Campagne “Zorg voor Vrijheid”in de Verstandelijk Gehandicaptenzorg en Verpleeghuis- en Verzorgingshuiszorg. Terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen en bevorderen van good practices, Utrecht, oktober 2007 Arcares: brancheorganisatie verpleging & verzorging. Handreiking verantwoord gebruik van vrijheidsbeperkende interventies in het verpleeg- en verzorgingshuis. Utrecht, april 2004
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
20
G GEELTJESMETING Hang de geeltjesposter (zie p24 en uitprinten op A0) op een prominente plaats op de afdeling/unit/woning zodat medewerkers hem regelmatig tegenkomen. Plak onderstaande instructie op het daarvoor bestemde vak links bovenin de poster. Gedurende het verbetertraject meten we in maand 1 (0-meting), maand 4 (tussenmeting) en maand 8 (eindmeting) van het verbetertraject een week lang het gebruik van (Zweedse) onrustbanden of vergelijkbare maatregel. We meten dan het afgesproken en niet afgesproken gebruik van de onrustband of vergelijkbare maatregel bij de bewoners/cliënten op de locatie. We doen dat door het plakken van gele post-it briefjes (vandaar de naam Geeltjesmeting) op een geeltjesposter. Afgesproken maatregel wil zeggen: een maatregel die is opgenomen in het ondersteunings- of zorg/leefplan met instemming van de cliënt en/of zijn/haar vertegenwoordiger. Een niet-afgesproken maatregel is niet in het ondersteunings- of zorg/leefplan terug te vinden. Het werkt als volgt. Elke medewerker plakt een post-it op de geeltjesposter op het moment dat hij/zij tijdens zijn/haar dienst een onrustband of vergelijkbare maatregel toepast. Elke keer wanneer de onrustband of maatregel weer wordt toegepast (dus ook na verzorging of toiletgang) wordt een geeltje geplakt. Er wordt: een gele post-it geplakt voor een afgesproken maatregel een roze post-it voor een niet-afgesproken maatregel bij verzet wordt een zwart stickertje op de post-it geplakt. Op de -
post-it schrijft de medewerker: Reden van toepassing naam of een code van de cliënt datum en tijdstip naam medewerker/initialen is er wel/niet sprake van verzet (zwart stickertje)
De projectleider haalt aan het eind van de week alle geeltjes van de geeltjesposter, verwijdert de geeltjesposter van de afdeling en zet de informatie van de geeltjes in de ‘spreadsheet’ (te downloaden via www.zorgvoorbeter.nl onderdeel kennisbank zoekthema vrijheidsbeperkende maatregelen). De Geeltjesmeting kan gebruikt worden voor - teamgesprek - uitwisseling - reflexie - communicatie in de lijn en daardoor voor het werken aan bewustwording.
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
21
Instructie Geeltjesmeting Plak een post-it op de geeltjesposter (uitgeprint op A0) het moment dat je in jouw dienst: - een onrustband of vergelijkbare maatregel toepast - elke keer dat je een band of vergelijkbare maatregel opnieuw toepast, dus ook na verzorging of toiletgang. Plak :
Op de -
een gele post-it voor een afgesproken maatregel (opgenomen in zorgleefplan); een roze post-it voor een niet-afgesproken maatregel (niet opgenomen in zorgleefplan); een zwart stickertje op de post-it bij verzet. post-it schrijf je: Reden van toepassing naam of een code van de cliënt datum en tijdstip naam medewerker/initialen
Wat verstaan we binnen dit verbetertraject onder een onrustband?
Wat verstaan we binnen dit verbetertraject onder een vergelijkbare maatregel?
Onder een onrustband verstaan wij: • Zweedse band • Bratex band • Zwarte band • Houdini-vestje en alle andere vestjes die gebruikt worden om een cliënt in bed of stoel te fixeren • Alle banden in bed of stoel die cliënten niet zelf kunnen openen.
Vergelijkbare maatregelen die wij even restrictief vinden en die ook binnen de doelstelling van deze verbetermethodiek vallen, zijn: • tafelblad over stoel, wanneer gebruikt om cliënt te beletten op te staan • plank onder stoel, wanneer gebruikt om cliënt te beletten op te staan • verpleegdeken • diepe stoel, wanneer gebruikt om te voorkomen dat een cliënt zelf op staat • andere maatregelen die cliënten belemmeren uit bed of stoel te komen (met uitzondering van bedhekken)
Op de volgende pagina vindt u de geeltjesposter. Print deze op A0 formaat uit
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
22
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
23
I INVENTARISATIE BALANSINDICATOREN
Naam organisatie:
Aantal cliënten afdeling:
Naam locatie:
Ingevuld door teamleider:
Naam afdeling:
Datum:
Inventariseer elke maand (maand 1 t/m 9) met behulp van onderstaande tabellen bij welke cliënten waarbij onrustbanden worden afgebouwd de gemelde valincidenten, gemelde agressie en toegepaste psychofarmaca. Vul bij maand 1 de balansindicatoren van de afgelopen 9 maanden in.
Maand 1 1 Datum
2 Naam client
3 Gevallen
4 Agressief
6 Psychofarmaca: ja/nee
7 Zo ja, is het +, - of 0 *
Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
24
Maand 2 1 Datum
2 Naam client
3 Gevallen
4 Agressief
6 Psychofarmaca: ja/nee
7 Zo ja, is het +, - of 0 *
Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven Maand 3
1 Datum
2 Naam client
3 Gevallen
4 Agressief
6 Psychofarmaca: ja/nee
7 Zo ja, is het +, - of 0 *
Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven Maand 4 1 Datum
2 Naam client
3 Gevallen
4 Agressief
6 Psychofarmaca: ja/nee
7 Zo ja, is het +, - of 0 *
Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
25
Maand 5
1 Datum
2 Naam client
3 Gevallen
4 Agressief
6 Psychofarmaca: ja/nee
7 Zo ja, is het +, - of 0 *
Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven Maand 6 1 Datum
2 Naam client
3 Gevallen
4 Agressief
6 Psychofarmaca: ja/nee
7 Zo ja, is het +, - of 0 *
Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven Maand 7 1 Datum
2 Naam client
3 Gevallen
4 Agressief
6 Psychofarmaca: ja/nee
7 Zo ja, is het +, - of 0 *
Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
26
Maand 8 1 Datum
2 Naam client
3 Gevallen
4 Agressief
6 Psychofarmaca: ja/nee
7 Zo ja, is het +, - of 0 *
Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven Maand 9 1 Datum
2 Naam client
3 Gevallen
4 Agressief
6 Psychofarmaca: ja/nee
7 Zo ja, is het +, - of 0 *
Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
27
I INVENTARISATIE ONRUSTBANDEN
Naam organisatie:
Aantal cliënten afdeling:
Naam locatie:
Ingevuld door teamleider:
Naam afdeling:
Datum:
METING A Cliënten met onrustbanden Inventariseer elke maand (maand 1 t/m 9) met behulp van onderstaande tabellen bij welke cliënten onrustbanden psychofarmaca toegepast worden. Vermeld in kolom 4 ‘psychofarmaca’ of deze cliënten al dan niet psychofarmaca gebruiken. Maand 1 1 Datum
2 Naam client
3 Onrustbanden: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
28
Maand 2 1 Datum
2 Naam client
3 Onrustbanden: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband Maand 3 1 Datum
2 Naam client
3 Onrustbanden: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband Maand 4 1 Datum
2 Naam client
3 Onrustbanden: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
29
** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband Maand 5 1 Datum
2 Naam client
3 Onrustbanden: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband Maand 6 1 Datum
2 Naam client
3 Onrustbanden: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband Maand 7 1 Datum
2 Naam client
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
3 Onrustbanden: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
DEEL 3
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
30
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband Maand 8 1 Datum
2 Naam client
3 Onrustbanden: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband Maand 9 1 Datum
2 Naam client
3 Onrustbanden: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
(Druk op Tab voor een volgende rij) * + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
31
METING B Cliënten met vergelijkbare restrictieve maatregelen Inventariseer, net zoals voor de onrustbanden, elke maand met behulp van onderstaande tabel bij welke cliënten waarbij vergelijkbare restrictieve maatregelen of psychofarmaca toegepast worden. Maand 1 1 Datum
2 Naam client
3 Restrictieve maatregel: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
* + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband Maand 2 1 Datum
2 Naam client
3 Restrictieve maatregel: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
* + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
32
Maand 3 1 Datum
2 Naam client
3 Restrictieve maatregel: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
* + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband Maand 4 1 Datum
2 Naam client
3 Restrictieve maatregel: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
* + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
33
Maand 5 1 Datum
2 Naam client
3 Onrustbanden: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
* + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband
Maand 6 1 Datum
2 Naam client
3 Restrictieve maatregel: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
* + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband Maand 7 1 Datum
2 Naam client
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
3 Restrictieve maatregel: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
DEEL 3
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
34
* + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband
Maand 8 1 Datum
2 Naam client
3 Restrictieve maatregel: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
* + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband Maand 9 1 Datum
2 Naam client
3 Restrictieve maatregel: Overdag/nacht/ beide/zo nodig
4 Psychofarmaca: ja/nee
5 Zo ja, is het +, - of 0 *
6 Alternatieve maatregel ** (ZIE document alternatieve maatregelen)
7 Stand van zaken
* + = toegenomen, - = afgenomen, 0 = gelijkgebleven ** NB een diepe stoel of een plank over de stoel of vergelijkbare restrictieve maatregel is géén alternatief voor een onrustband
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
35
Samenvatting van bovenstaande tabellen. In de onderstaande tabel kunnen aantal banden en vergelijkbare maatregelen worden ingevuld. Datum
Totaal aantal cliënten met banden (zie boven) nog in gebruik over afgelopen maand
Totaal aantal cliënten met vergelijkbare maatregel (zie boven) nog in gebruik over afgelopen maand
Maand 1 Maand 2 Maand 3 Maand 4 Maand 5 Maand 6 Maand 7 Maand 8 Maand 9
Totaal aantal cliënten bij wie band of vergelijkbaar (zie boven) is gestart sinds vorige meting
Aantal cliënten met onrustband of vergelijkbaar en psychofarmacagebruik
Clienten met exbandgebruik of exvergelijkbaar met psychofarmacagebruik
Niet van toepassing
=
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
36
DOCUMENTEN
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
37
A Actieplan
Naam organisatie: Naam locatie: Hoofddoel van het verbetertraject: het verantwoord afbouwen van (Zweedse) onrustbanden of vergelijkbare restrictieve maatregelen. Met behulp van het Format MDO/ Formulier Afbouw Onrustband kunt u hieraan werken. Daarnaast zal het invullen van de Procesanalyse ook een aantal verbeteronderwerpen opleveren die aan deze hoofdoelstelling gerelateerd zijn. Daarvoor is dit Actieplan bedoeld. Het actieplan betreft zowel acties op cliëntniveau als acties op organisatieniveau Formuleer de verbeterdoelen uit de Procesanalyse SMART: Specifiek Meetbaar Aansprekend Resultaatgericht Tijdgebonden
Voorbeelden van SMART-geformuleerde doelen: • Binnen 2 maanden heeft locatie Zonneheuvel een visie geformuleerd over vrijheidsbeperking • Over 9 maanden is een scholing ontwikkeld en een plan van aanpak alle medewerkers te scholen op het gebied van vrijheidsbeperkende maatregelen • Over 5 maanden zijn alle cliënten met een onrustband besproken in een MDO • Over 5maanden zijn in alle zorgdossiers de levensverhalen van cliënten opgenomen • Over 9 maanden heeft afdeling Heideroosje de huisregels geëvalueerd en bijgesteld • Over 9 maanden is het beleid/het protocol over vrijheidsbeperking geactualiseerd en bijgesteld. Formuleer hieronder uw eigen doelstellingen: 1. … 2. … 3. … enzovoorts
Naam opsteller/projectleider: Datum:
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
38
Doelstellingen Doelstelling
Wat willen we bereiken
Hoe kunnen we dat meten
1. 2. 3. Werk de doelstellingen uit in acties in onderstaande tabellen. Gebruik voor elke doelstelling een aparte tabel. Verbeteracties van doelstelling 1: …………………… Verbeteractie
Omschrijving actie
Wie voert uit? Waar?
Hoe uitvoeren? Materialen?
Hoe meten?
Wanneer bereikt? Resultaat/meetcriterium
Wie voert uit? Waar?
Hoe uitvoeren? Materialen?
Hoe meten?
Wanneer bereikt? Resultaat/meetcriterium
Wie voert uit? Waar?
Hoe uitvoeren? Materialen?
Hoe meten?
Wanneer bereikt? Resultaat/meetcriterium
Verbeteracties van doelstelling 2: …………………… Verbeteractie
Omschrijving actie
Verbeteracties van doelstelling 3: …………………… Verbeteractie
Omschrijving actie
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
39
A Actieplan (voorbeeld) Naam instelling: Naam pilotafdeling: Het hoofddoel van het verbetertraject is het voorkomen of verminderen van het aantal vrijheidsbeperkende maatregelen en het toepassen van minder ingrijpende maatregelen of alternatieven. Deze doelstelling kan vertaald worden naar de volgende subdoelen: 1. het totaal aan vrijheidsbeperkende maatregelen dat niet aan de criteria voldoet is afgenomen; a. de situatie is geanalyseerd; b. de maatregel is vastgesteld na overleg met cliënt, omgeving, specifieke deskundigen en relevante disciplines; c. er is aantoonbaar gezocht naar alternatieven; d. de maatregelen voldoen aan de criteria van proportionaliteit, subsidiariteit en effectiviteit; e. er zijn acties ondernomen om herhaling te voorkomen; f. de maatregel is binnen 3 maanden geëvalueerd. Zware maatregelen of maatregelen bij kinderen worden sneller geëvalueerd; g. er is een rapportage en verantwoording vastgelegd in het zorg- en ondersteuningsplan; 2. er is een actueel beleid en protocol/handreiking vrijheidsbeperkende maatregelen met daarin aandacht voor een preventief beleid; 3. medewerkers zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheden met betrekking tot vrijheidsbeperkende maatregelen. Wat zijn de conclusies uit de Sterkte/Zwakte analyse, de Analyse van het proces en de 1e Geeltjesmeting? 1. … 2. … 3. … enz Wat zijn (dus) de SMART instellingsdoelstelling(en) in het verbetertraject: 1. Over 3 maanden zijn in alle zorgdossiers van cliënten met een vrijheidsbeperking de criteria voor vrijheidsbeperking uitgewerkt 2. over 6 maanden zijn alle Zweedse banden op afdeling X afgeschaft 3. ... enz
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
40
Het aantal MIP-meldingen van valincidenten van de pilotafdeling in de periode 1 april 2007 tot 1 april 2008 bedraagt: … (We gaan dit aantal meldingen vergelijken met het aantal meldingen van 1 april 2008 tot 1 april 2009) Het aantal cliënten op de pilotafdeling dat bij de start van het verbetertraject gedragsmedicatie krijgt is:
Naam opsteller/projectleider: Jan jansen Datum: 9 juni 08 Doelstellingen Doelstelling
Wat willen we bereiken
Hoe kunnen we dat meten
1. Over 3 maanden zijn in alle zorgdossiers van cliënten met een vrijheidsbeperking de criteria voor vrijheidsbeperking uitgewerkt
Een actueel zorgdossier waarin is terug te vinden dat de afspraken over vbm aan de hand van criteria tot stand zijn gekomen en die goed zijn vastgelegd. Voor alle cliënten met een Zweedse band zijn andere oplossingen gezocht en gevonden. Het gebruik van de band is verantwoord afgebouwd.
Zorgdossiers checken
2. over 6 maanden zijn alle Zweedse banden op afdeling X afgeschaft
Zweedse banden tellen
3. .. Werk de doelstellingen uit in acties in onderstaande tabellen. Elke doelstelling wordt uitgewerkt in een aparte tabel. Verbeteracties van doelstelling 1: Zorgdossiers cliënten mbt vbm in orde Verbeteractie
Omschrijving actie
Wie voert uit? Waar?
Zorgdossiers screenen
inventariseren cliënten met vbm Checklijstje criteria maken
Vbt (= verbeterteam)
Zorgdossiers checken op criteria vbm
Elke vbt-lid doet aantal dossiers
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
Pj (= projectleider)
DEEL 3
Hoe uitvoeren? Materialen? Geeltjes bekijken welke cliënten Kopien maken en naar leden verbeterteam sturen Dossiers cliënten doornemen
Hoe meten?
Wanneer bereikt? Resultaat/meetcriterium 23 juni
Gedaan / niet gedaan
25 juni
Checklist invullen op criteria
16 juli
41
Zorgdossiers bijwerken
verbeterteamvergadering
allen
Met team de bevindingen bespreken en doorspreken wat nodig is Formulier ontwikkelen voor in zorgdossier adhv criteria Formulier aanpassen adhv opmerkingen team Formulier in alle dossier doen Actualiseren van dossier
Pj in teamoverleg
vbt
Bevindingen doornemen Powerpoint met criteria
Zie vergaderverslag
Voorleggen aan teamleden
Gedaan/niet gedaan
17 juli 19 juli
pj
26 juli
1 aug
secretariaat Medewerkers en leden vbt monitoren
Extra tabblad voor formulier + formulier Gesprekken organiseren met familie, andere disciplines. Per cliënt wordt formulier ingevuld en in zorgdossier gedaan
Gedaan / niet gedaan
4 augustus
Bijhouden welke cliënten gedaan zijn
1 september
Verbeteracties van doelstelling 2: Over 6 maanden alle Zweedse banden afgeschaft Verbeteractie
Omschrijving actie
Inventariseren cliënten met Zweedse band Gesprekslijst ontwikkelen
Lijst met cliënten maken
Info medewerkers
Lijst met gespreksonderwerpen (oa kwaliteitscriteria) en voor rapportage ontwikkelen Informatiemiddag organiseren
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
Wie voert uit? Waar? Truus
Hoe uitvoeren? Materialen? Navragen op afdeling
Hoe meten? Tellen van cliënten
Wanneer bereikt? Resultaat/meetcriterium 19 juni
riet
Riet ontwikkelt lijst en legt voor aan verbeterteam voor feedback.
Verbeterteamvergadering
19 juli
projectleider
Lunchbesprekingen met EVV / pb organiseren
Bijhouden wie geweest is
augustus
DEEL 3
42
Bespreken afbouw
Per cliënt afbouw inplannen
Gesprek organiseren door EVV of Pb met familie, gedragskundige, arts, fysio enz Zorg en ondersteuningsplan voor afbouw maken
EVV of Pb
Datum plannen, ruimte organiseren, resultaat opnemen in zorgplan,
bekijken van zorgplannen
september
EVV of pb
Opnemen in zorgplan
Tellen van zorgplannen met afbouwplan
oktober
Verbeteracties van doelstelling ..: …………………… Verbeteractie
Omschrijving actie
Wie voert uit? Waar?
Hoe uitvoeren? Materialen?
Hoe meten?
Wanneer bereikt? Resultaat/meetcriterium
Communicatieplan (per doelgroep) Doelgroep Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking
Doelgroep Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
43
Doelgroep Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
44
A ALTERNATIEVE MAATREGELEN
Definitie fixatie: Elke handmatige methode, toestel, materiaal of hulpmiddel, vastgemaakt aan, grenzend aan of geplaatst voor het lichaam van een persoon, waardoor de vrijheid van bewegen beperkt wordt of de normale bereikbaarheid van lichaamsonderdelen beperkt wordt. De volgende informatie geeft ideeën waarmee het gebruik van fixerende middelen verminderd kan worden. Een zorgvuldige toetsing van het gebruik van de alternatieven en de kwaliteit ervan wordt geadviseerd. Basale uitgangspunten
Gedrag / medische conditie Wegglijden of uit bed/stoel hangen
- Speel in op de positieve kanten van de bewoner - Gebruik de 5 “magische gereedschappen voor contact” (weten wat de bewoner graag ziet, hoort, ruikt, voelt en proeft) - Wees kalm en zelfverzekerd - Gebruik huisdieren, kinderen, vrijwilligers bij het “afleiden” - Leidt bewoner af met gesprekken over hun werk / loopbaan
-
Bevorder gevoel van veiligheid Weet wat de bewoner wil Bemoedig onafhankelijkheid en zelfstandigheid Betrek de familie en geef hen een taak Biedt keuzes aan
Therapeutische interventie
- Omgevings- en materiële interventies
- Evalueer medicatie die lethargie of sufheid kunnen veroorzaken - Verhoog mogelijkheid om bewoner in oog te houden - Evalueer fysieke behoeften (toiletgang, comfort) - Evalueer pijnbeleving - Evalueer slaappatroon - Breng bewoner naar bed indien vermoeid - Ga na of versterkend programma nodig is - Overweeg verwijzing naar fysiotherapeut / ergotherapeut
- Zorg voor steunmateriaal (rugkussen, zijkussen, gevormde wc-bril) - Zorg voor de goede maat stoel en een juiste zithouding - Overweeg aangepaste stoelen - Overweeg stoel zonder wielen - Zorg dat alarmbel in bereik bewoner is - Zorg dat drank binnen bereik staat - Regel bed/ stoel alarm of bewegingssensoren - Leg een mat of matras op de vloer voor het bed - Gebruik laag bed
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
45
Gedrag / medische conditie
Therapeutische interventie
- Omgevings- en materiële interventies
- Zet bewoner in de buurt van medewerker als hij geen activiteiten heeft - Periodiek oefenprogramma bieden gedurende de dag - Rolstoel / stoel “opdruk”oefeningen bieden - Toegankelijke activiteiten bieden - Stimuleer om te gaan verzitten
Instabiele mobiliteit, onzekere loop
Uit bed vallen of klimmen
- Evalueer medicatie die de loop kunnen verstoren - Onderzoek de orthostatische hypertensie en bloeddruk veranderingen - Onderzoek gezichtsvermogen en juiste mate van visuele hulpmiddelen - Onderzoek evenwichtsorganen - Evalueer fysieke behoeften (toiletgang, comfort) - Start met algemeen activiteiten programma - Overweeg oefenprogramma zowel individueel als in groep - Zorg voor 1 op 1 bezoek - Stimuleer regelmatig van houding veranderen - Identificeer gebruikelijke routines (late slapers, vroege wakers) en sta deze toe - Ga na of versterkend programma nodig is - Overweeg verwijzing naar fysiotherapeut / ergotherapeut - Evalueer medicatie die de loop kunnen verstoren - Onderzoek de orthostatische hypertensie en bloeddruk veranderingen - Evalueer fysieke behoeften (toiletgang, comfort) - Voorzie in maaltijd op bed - Zorg voor 1 op 1 gesprekken - Raak bewoner aan indien acceptabel en hou oog voor persoonlijke lichaamsruimte - Anticipeer op normaal dagprogramma (ook benoemen naar bewoner) en pas je aan aan voorkeuren van bewoner
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
- Onderzoek of schoeisel goed past en heel is - Gebruik niet schuivende sokken - Zorg dat evenwichtshulpmiddelen in goede conditie zijn (bijvoorbeeld stok, looprek) - Zorg voor juiste verlichting, vooral in nachtsituatie - Verwijder meubilair met wieltjes uit looproute indien deze voor steun gebruikt worden. - Verlaag bed zodat bewoner met tenen op grond komt als hij op bedrand zit. - Gebruik een bril dagelijks om zicht goed te houden - Oproepbel in bereik houden bewoner - Onderzoek of nachtkastje handig is - Overweeg vloer alarm - Overweeg bewegingsmelders - Overweeg bed of stoelalarmering - Gebruik looprek uitsluitend zolang nodig -
Gebruik laag bed Verwijder bedhekken Leg mat of matras op de vloer naast bed Gebruik bedalarm en/of camera Onderzoek of bewoner bij alarmknop en lichtknopjes kan Zorg voor nachtlichtje Zorg dat medewerkers in één oogopslag (bij bewoners kamerdeur) kunnen zien welke bewoner valgevaarlijk is - Zorg dat matras goed op bedbodem ligt - Ontdoe de fysieke omgeving van overtollig meubilair, rommel in gangen en kamers
46
Gedrag / medische conditie
Verbaal en/of lichamelijk agressief gedrag
Therapeutische interventie
- Omgevings- en materiële interventies
- Onderzoek evenwicht op sub-klinische verstoringen zoals oorontstekingen - Onderzoek visus en gehoor - Onderzoek of schoeisel adequaat is - Onderzoek of lengte/ maat van (nacht)kleding adequaat is - Controleer bloedsuikergehalte - Onderzoek slaap-waakpatroon - Ga na of versterkend programma nodig is - Overweeg verwijzing naar fysiotherapeut / ergotherapeut - Begin met evaluatie van medicatie om fysieke of medicinale problemen uit te sluiten - Onderzoek op acute medische problemen zoals bijvoorbeeld infecties - Onderzoek op pijn, comfortbehoefte, honger, dorst, behoefte aan houdingverandering, behoefte aan toiletgang - Probeer te identificeren wat het agressief gedrag getriggerd heeft - Overweeg gedragsobservatie (video?) om achter triggers van afwijkend gedrag te komen - Overleg met familie inzake copingstrategieën die in het verleden werkbaar bleken bij gelijksoortig gedrag - Biedt kameraadschap, gezelschap - Valideer het gevoel - Leidt af - Luister actief en parafraseer mogelijke oorzaken - Stel grenzen - Overleg multidisciplinair over juiste, eenduidige benadering (in ieder geval met een gedragskundige) - Ontwikkel vertrouwen door consistente gedragsreacties van alle medewerkers en door zoveel mogelijk de zelfde hulpverleners in te zetten - Vermijd confrontaties. Vermijd luide communicatie - Benader bewoner kalm en rustig
- Laat met beeldmateriaal duidelijk zien waar toilet is, hoe hulpmiddelen gebruikt moeten worden en hoe de alarmbel bediend moet worden. - Overweeg gebruik van hoofd bescherming, zorg dat het licht van gewicht is. - Overweeg bedtrapeze - Overweeg bedscherm/box of ombouw van plexiglas
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
-
Gebruik ontspanningstechnieken (muziek, video) Gebruik reminiscentiemateriaal en themadozen Geef feedback op geluidsvolume van bewoner Plaats lavalamp, speeldoosje, mobiles (hypnotiserende, kalmerende werking) Gebruik beeldmateriaal van familie, vrienden, kennissen van bewoner Verplaats naar een rustiger omgeving, mogelijk een meer bekende omgeving. Verminder externe stimuli Zet aquarium neer Zorg voor een prikkelarme ruimte gekoppeld aan de huiskamer Gebruik Swash haircaps als de bewoner niet onder de douche of in bad wil Jack van scheurlinnen over de kleding aantrekken, dit voorkomt dat bewoner eigen kleding gaat scheuren
47
Gedrag / medische conditie
Dwalen en zoeken met gevaar voor weglopen
Therapeutische interventie -
-
Draag zorg voor rustperioden Verwijs naar maatschappelijk werk of counselor Verwijs naar psycholoog of psychiater Gebruik aanrakingstherapie en massages (hand, rug) Verminder externe stimuli (tv, radio, geluid, posters) evalueer dienstpatroon medewerkers Onderzoek slaap/waakritme Zorg voor duidelijk dagschema Limiteer cafeïne inname Zorg voor boksbal / bokszak Vermijd overdaad aan zintuiglijke prikkels Vind een manier om de bewoner het gevoel te geven dat hij nodig is en geliefd is. Houdt hem bezig. Respecteer de persoonlijke ruimte Varieer in activiteiten die overeenkomen met de vroegere levensstijl en voorkeuren Ga na in hoeverre medicatie, ADL-verzorging, weer of medebewoners invloed hebben op dwaalgedrag Onderzoek de behoefte aan een dagactiviteitenprogramma voor de bewoner Gebruik thema-, geheugentraining- en reminiscentiemateriaal Bied kameraadschap Zorg voor mogelijkheden voor oefeningen, vooral tijdens wachtmomenten Zorg voor pre-maaltijd activiteiten Zingen, dansen, ritmisch bewegen Identificeer gebruikelijke routines en sta voorkeuren toe Gebruik fotocollage of fotoalbum van memorabele momenten Leidt af Schriftelijke en mondelinge bevestiging geven over waarom iemand op deze plaats is Verlicht angsten Vraag toestemming voor je iemand aanraakt of knuffelt
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
- Omgevings- en materiële interventies
- Verwijder voorwerpen die de bewoner herinneren aan het naar huis gaan (jassen, hoeden, etc) - Individualiseer de omgeving. Maak het huiselijk. - Zorg voor een grote klok met wijzers om de tijdsoriëntatie in de gaten te kunnen houden - Verminder geluidsniveau - Gebruik deurbewaking, barrièrestrips - Zorg voor alarmering boven door om medewerkers te waarschuwen als bewoner huis/afdeling verlaat - Camoufleer deuren - Maak veilige gebieden visueel herkenbaar - Bedek deurknoppen - Plaats traphekje voor de deur - Zet spiegels bij uitgang - Overweeg “stop” en “loop” signalen - Dwaaldetectie systeem - Ontspanningstapes - Visuele barrières inbouwen - Zorg voor veilige dwaalroute - Zorg voor voldoende groot loopcircuit (in verbinding met de tuin) - Maak bewonerskamers herkenbaar (herkenbare foto op de deur plakken) - Rusthoekjes plaatsen in langere gangen - Zorg voor een prettige stoel, waar de bewoner
48
Gedrag / medische conditie
Niet/slecht eten
Therapeutische interventie
- Omgevings- en materiële interventies
- Ga na of er een patroon is in dwaalgedrag - Check de persoonlijke agenda en valideer gedrag - Vraag familie om gerustellende woorden op tape te zetten - Zorg voor lichamelijk activiteit (zo mogelijk ook buiten) - Ga na of versterkend programma nodig is - Eettijden aanpassen aan ritme van de bewoner
ontspannen in zit - Maak gebruik van patronen op vloer
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
- Bordje ophangen: “Niet storen tijdens het eten” - Verminder externe stimuli (geluid, tv, radio)
49
C COMMUNICATIEPLAN Verbeteren is mensenwerk! Het zijn de mensen binnen uw organisatie die daadwerkelijk de verbeteringen realiseren. Om uw mensen tot verbeteren aan te zetten, moet u ze motiveren en betrekken bij uw project. Het lastige is dat motivatie en betrokkenheid zich per definitie niet laten afdwingen of opleggen. Motivatie en betrokkenheid van mensen neemt toe naarmate zij meer het belang inzien van de verbeteringen. Maar ook als de gestelde doelen voor hen relevant zijn en de te verwachten uitkomsten haalbaar. Dat communicatie een belangrijk middel is om betrokkenheid te creëren, wordt in de praktijk nog wel eens aan voorbij gegaan. Communicatie kan met de juiste voorwaarden een belangrijk fundament leggen voor tevredenheid en succes. Het is belangrijk dat u zich daarbij een aantal dingen afvraagt: Wanneer is welke betrokkenheid van mensen nodig? Hoe kan ik die betrokkenheid bereiken? En wie stuurt dit hele proces? Voor antwoord op deze vragen is belangrijk een communicatieplan te maken. Wat communiceren? Uw communicatieplan begint met het bepalen van uw communicatiedoel. Wat wilt u bereiken met communicatie? Een communicatiedoel is altijd een afgeleide van de doelstelling van het verbetertraject. In het communicatiedoel formuleert u wat u bij een bepaalde doelgroep wilt bereiken. Dat kan per groep verschillend zijn. De ene groep wilt u alleen bij de start informeren over het verbetertraject (bijvoorbeeld medewerkers op andere locaties). Voor een andere groep kan het belangrijk zijn dat zij ook hun houding ten opzichte van een onderwerp of de verbetering veranderen, omdat zij daar nu of in een latere fase ook mee geconfronteerd worden (bijvoorbeeld medewerkers van de afdeling, maar ook de diëtiste of fysiotherapeut en vrijwilligers). En voor sommige groepen mensen is het ook belangrijk dat zij hun gedrag gaan wijzigen om de verbetering succesvol door te kunnen voeren (bijvoorbeeld omdat ze volgens een nieuw protocol gaan werken). Dat betekent dat elke groep een eigen communicatiedoel meekrijgt en daarmee zal ook de manier van communiceren per doel en groep verschillen. Met wie communiceren? Zoals al gezegd: veranderen is mensenwerk. Het zijn de medewerkers (en vaak ook vrijwilligers en cliënten en hun familie) die het verbetertraject ‘inhoud’ geven en de verandering mee helpen doorvoeren. Zonder de medewerking en steun van mensen bereikt u niets. Hoe individueler/persoonlijker met mensen gecommuniceerd wordt, des te meer mensen zich aangesproken voelen en gemotiveerd zijn tot verandering over te gaan. Bij elke verandering willen mensen weten wat die verandering voor hen persoonlijk betekent: Wat betekent dat voor mijn werkwijze? Wat betekent dit voor mijn werktijden? Wat betekent dit voor mijn werkinhoud? En wat betekent het voor mijzelf of mijn ouder(s), kind, broer, zus? Het antwoord op deze vragen zal lang niet voor iedereen hetzelfde zijn. Daarom is het belangrijk dat u verschillende doelgroepen benoemt. Hoe beter u de doelgroep(en) kent, hoe gerichter u de communicatie kunt uitwerken. Probeer die doelgroepen zo nauwkeurig mogelijk te omschrijven. Dus niet: ‘alle medewerkers van de organisatie’; maar: ‘medewerkers van de pilotafdeling’, ‘medewerkers van de overige zorgafdelingen’, ‘medewerkers van de keuken’, ‘medewerkers van de ondersteunde diensten’, enz. Denk bij het omschrijven van de doelgroepen ook aan: • Omvang van de doelgroep; • Persoonlijke kenmerken van de doelgroepen, zoals: leeftijd, opleidingsniveau, man/vrouw, beroep; • Aanwezige kennis bij de doelgroep over het verbetertraject; • Houding en betrokkenheid bij de organisatie en/of het onderwerp. U kunt die (sub)doelgroepen ook nog onderverdelen in primair, secundair en intermediair.
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
50
•
•
•
De primaire doelgroepen zijn die groepen mensen die het meest te maken krijgen met de verbetering of voor wie de verbetering de grootste impact heeft. Denk bijvoorbeeld aan de medewerkers en cliënten van de afdeling waar de verbetering plaats vindt, maar bijvoorbeeld ook aan andere nauw betrokken disciplines zoals een fysiotherapeut, de logopediste of keukenmedewerkers. De secundaire doelgroepen zijn degenen die wel geïnformeerd worden over het verbetertraject, maar (nu) niet direct betrokken zijn bij de verbetering. Dat kan in een latere fase van het verbetertraject of bij de verspreiding van de verbetering wijzigen: secundaire groepen kunnen dan primaire groepen worden. Denk bij deze doelgroepen ook aan het management, facilitaire diensten, samenwerkingspartners, verwijzers, enz. Intermediaire doelgroepen zijn groepen of personen die ingezet kunnen worden om over het verbetertraject te communiceren. Denk bijvoorbeeld aan de redactie van het personeels- of huisblad of de lokale pers (wijk- en buurtkrant, lokale of regionale radio en tv).
Hoe betrokkenheid realiseren? Bepaal van te voren uw communicatiestrategie, daarmee geeft u in grote lijnen aan langs welke weg u het communicatiedoel denkt te bereiken. Er moet daarbij op verschillende fronten keuzes worden gemaakt: • Benadert u de doelgroepen proactief, actief of passief? • Welke mate van openheid is gewenst c.q. mogelijk? • Hoe is de tone of voice (zakelijk of persoonlijk, informeel of formeel)? • Wat is de aard van de in te zetten middelen (mondeling, schriftelijk of een combinatie)? • Op welke wijze benadert u de doelgroepen (massaal, groepsgewijs, individueel, via intermediairs)? • Met wie werkt u samen? De persoon die communiceert kan bepalend zijn voor het effect van de communicatie. Bedenk of u iets laat vertellen door bijvoorbeeld de directie of een medewerker van de afdeling. Dit kan overigens per communicatie en doelgroep verschillen. • Welke prioriteiten stelt u? • Wat is de globale planning? Kiest u voor één communicatiemoment of juist voor een gefaseerde aanpak? Natuurlijk hoeven niet al deze aspecten aan de orde te komen. Wel is het belangrijk dat u de keuze voor een bepaalde aanpak onderbouwt met argumenten. Een aantal voorbeelden van strategische keuzes die u in deze stap kunt maken: • U kiest ervoor om regelmatig een interview te plaatsen met een cliënt/bewoner om ze het effect van het verbetertraject beter zichtbaar te maken voor medewerkers en cliënten/bewoners. • U kiest voor de gelijktijdige inzet van verschillende communicatiemiddelen, omdat u verwacht dat de doelgroep hierdoor de boodschap beter oppikt. • U kiest ervoor om tijdens het project de doelgroepen zoveel mogelijk te betrekken bij het proces van verandering, omdat u daarmee meer draagvlak creëert voor het eindresultaat. Hoe communiceren? Voor communicatie met de doelgroepen heeft u keuze uit een groot aantal middelen. Daarbij zijn uw communicatiedoelen, analyse en strategie richtinggevend. Daarnaast moet u zoeken naar een evenwicht tussen effectiviteit (bereikt u met dit middel de doelstelling optimaal?) en efficiency (tegen een zo klein mogelijke inspanning, in termen van tijd en geld). Vaak worden meerdere middelen, een mix van middelen ingezet om een zo groot mogelijk effect te bereiken. De effectiviteit van communicatiemiddelen wordt bepaald door verschillende factoren: • Doelgroep: op basis van de beschrijving van de doelgroep zullen sommige middelen meer of minder voor de hand liggen. • Communicatiedoelstelling: De aard van de communicatiedoelstelling - gaat het om een verandering in kennis, houding of gedrag? - is van invloed op de middelenkeuze. Een
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
51
•
gedragsverandering zal bijvoorbeeld over het algemeen niet alleen tot stand komen op basis van een artikel in het personeelsblad. Andere factoren: o Hoe snel moet de boodschap worden overgebracht? o Wat is het beschikbare budget? o Hoe groot is de doelgroep? o Hoe hoog zijn de kosten per contact? o Gaat het om vluchtige informatie of om ‘bewaarinformatie’? o Wat is het imago van een bepaald communicatiemiddel bij de doelgroep? o Hoeveel invloed heeft de afzender op het overkomen van de boodschap? Een persbericht versturen geeft geen garantie dat het geplaatst wordt. o Is het onderwerp uitsluitend met schriftelijk materiaal over te brengen of is een persoonlijke toelichting wenselijk? o Is het een eenmalige boodschap of maakt het deel uit van een reeks boodschappen? o Ligt de boodschap gevoelig en is het verstandiger om de boodschap door een intermediair over te laten brengen?
Voorbeelden van communicatiemiddelen zijn onder meer: Affiche/muurkrant, artikel, bijeenkomst, brochure, factsheet, folder, flyer, informatiemap, informatiestand, intranet, interview, lezing / presentatie, lesmateriaal, klinische les, brief, nieuwsbrief, persbericht, persoonlijke contacten, rondleiding, telefonische benadering, tentoonstelling, studiedag, verslag, videofilm. Wanneer communiceren? Maak een realistische planning voor de inzet van de middelen. Een tijdsbalk kan een handig hulpmiddel zijn bij het maken van een planning. Enkele aandachtspunten: Bedenk dat de ontwikkeling van bepaalde middelen veel tijd vraagt. Een folder kan over het algemeen niet in anderhalve week geschreven, opgemaakt en gedrukt worden. - Denk na over de timing van middelen. U kunt kiezen voor een aanpak waarbij je de middelen min of meer gelijkmatig over de looptijd van een verbetertraject uitgespreid worden. Of voor een aanpak waarbij u bewust bepaalde communicatieve hoogtepunten creëert (denk bijvoorbeeld aan een kick-off bijeenkomst). Een mengvorm is uiteraard ook mogelijk. - De timing van de middelen kan afhankelijk zijn van de projectplanning. Dat hoeft echter niet de enige bepalende factor te zijn. U kunt er bewust voor kiezen om vaker naar buiten te treden dan volgens de projectplanning strikt noodzakelijk zou zijn. Uiteindelijk kan hiermee een veel groter effect worden bereikt. Wanneer bijvoorbeeld het exacte eindproduct van een project nog niet bekend is omdat dat gaandeweg wordt bepaald, kan het proces dat tot de uiteindelijk productbepaling leidt wel degelijk een interessant onderwerp zijn. Bijvoorbeeld voor een discussie op het intranet of een artikel in de personeelsblad. De planning van de communicatie kun je vastleggen in een communicatie-actieplan. In dit plan wordt per doelgroep beschreven wanneer door wie waarover gecommuniceerd wordt. Zie bijlage -
Tenslotte De kunst van goede communicatie is het inleven in de belevingswereld van de ontvanger. U moet als het ware in de huid van de ontvanger kruipen. Probeer te bedenken wat het voor hen betekent, welke kennis zij al hebben en op welke manier zij het beste benaderd kunnen worden. Houd er verder rekening mee dat een nieuwe situatie onzekerheid met zich meebrengt voor medewerkers. Voor sommigen kan het moeilijk zijn een bestaande en vertrouwde situatie op te geven voor een nieuwe en onzekere situatie. Onzekerheid is dan ook iets anders dan weerstand tegen verandering. Als mensen niet weten waar het met hun werk naartoe gaat is het niet vreemd dat ze onzeker worden. Met communicatie kunt u deze onzekerheid wegnemen. Zorg er dan wel voor dat u niet alleen vertelt wat er gaat veranderen, maar ook waarom er veranderd moet worden, hoe u er toe bent gekomen om te gaan veranderen en wat de stappen voor de toekomst zullen zijn. Succes met het maken van uw communicatieplan! Hieronder volgt een voorbeeld van een ingevuld communicatieplan, een leeg format voor een communicatieplan en een schema voor de inzet van communicatiemiddelen
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
52
VOORBEELD COMMUNICATIEPLAN (per doelgroep) Doelgroep
Vul hier de (sub)doelgroep in, bijvoorbeeld ‘medewerkers van de pilotafdeling’ of ‘managers/leidinggevenden’
Boodschap/Doel
Vul in wat bereikt wordt met de communicatie, bijvoorbeeld ‘bewoners en familie van de afdeling informeren over opzet en doel van het verbetertraject’ of ’medewerkers van de pilotafdeling scholen in het signaleren van de verschillende graden van decubitus’ Vul hier in op welke wijze u de boodschap wilt overbrengen, bijvoorbeeld ’brief aan bewoners’ of ’klinische les’ Vul hier in op welke datum of in welke periode de communicatieactiviteit plaats vindt, bijvoorbeeld ‘tussen 1 en 12 april’ of ‘voor 5 mei’ Vul hier in wie verantwoordelijk is voor deze communicatieactiviteit (dat hoeft niet degene te zijn die de activiteit uitvoert).
Middel Moment Wie Opmerking
Zo kan een deel van het communicatie-actieplan voor een bepaalde doelgroep voor de eerste maanden eruit zien. Doelgroep
Medewerkers
Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking
Informeren over opzet en doel van het verbetertraject Presentatie door leidinggevende in teamoverleg 15 mei Henry Informeren van leidinggevende
Boodschap/Doel Middel Moment Wie Wie
Betrokkenheid vergroten bij verbetertraject Wedstrijd voor het bedenken van een slogan d.m.v. een brief en een ideeënbus 6 mei tot 30 mei Stijn Uitslag wedstrijd en bekendmaking slogan in kick-off bijeenkomst op 2 juni
Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking
Bekendmaken motto Kick-off bijeenkomst 2 juni Marlies en Herman Ook bewoners en familie uitnodigen Feestelijke aankleding Locatiemanager deelt prijs uit
Boodschap/Doel Middel Moment Wie
Introductie en instructie Geeltjesmeting Workshopje in teamoverleg 12 juni Nienke
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
53
Opmerking
Samen met teamleider
Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking
Doelgroep
Bewoners en wettelijk vertegenwoordiger, verwant, familie
Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking
Informeren over verbetertraject Familiebijeenkomst 2 juni Marjolijn en Herman Aankondigen op prikbord en brief met uitnodiging aan bewoners en familie
Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking
Informeren over verbetertraject Verslag kick-off bijeenkomst in huisblad 15 juni Marnix Interview met projectleider en bewoner
Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
54
FORMAT COMMUNICATIEPLAN (per doelgroep) Doelgroep Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking Boodschap/Doel Middel Moment Wie Opmerking
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
55
INZET VAN COMMUNICATIEMIDDELEN Hieronder staat weergegeven welk middel meer of minder geschikt is om een communicatiedoel te bereiken. Middel Schriftelijk - brief - memo - nieuwsbrief - pers. blad - muurkrant - rapport - handleiding - verslag - mail Mondeling - werkoverleg - 1op 1 - presentatie - klinische les - scholing - workshop - vergaderen -
Kennis overdragen
Houding aanpassen
X X X X X X X X X
X X X X X
X X X X X X X
X X X X X X X
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
Gedrag wijzigen
X X X X X
56
D DRAAIBOEK Hieronder volgt een beschrijving van de negen verbeterstappen tot het verminderen van onrustbanden en de benodigde documenten per stap VOORBEREIDING Wat ?
Waarmee ?
Maak ter voorbereiding op de startbijeenkomst en het project de voorbereidende opdrachten:
Document: Voorbereidende opdrachten
1. Sterkte/zwakte analyse 2. Samenstelling en eerste overleg van het verbeterteam 3. Voorbereiden van de Kick-off bijeenkomst
= STAP 1 – maand 1 = Wat ?
Waarmee ?
1
Breng medewerkers, cliëntenraad, familie en andere disciplines op de hoogte van het verbetertraject. Maak hiervoor een beknopt communicatieplan
Communicatieplan
2
Organiseer een kick-off bijeenkomst
Zie voorbereidende opdracht 3 in document ‘voorbereidende opdrachten’
3
Plan de metingen van het verbetertraject in.
Meetplan
4
Voer begin metingen uit: 1: Inventariseer alle (Zweedse) onrustbanden en/of vergelijkbare maatregelen van de locatie
Inventarisatie Onrustbanden
2: Inventariseer de balansindicatoren van alle cliënten op de locatie (psychofarmaca, valincidenten met letsel* en agressie incidenten*) * periode 9 maanden voor het verbetertraject en de gegevens van maand 1
Inventarisatie balansindicatoren
3: Voer de eerste Geeltjesmeting uit: meet gedurende 1 week het gebruik van onrustbanden en voer de gegevens in spreadsheet
Geeltjesmeting Geeltjesposter ‘spreadsheet’ (op te vragen bij Vilans)
4: Voer de Analyse Kwaliteitscriteria uit en voer de gegevens in in de spreadsheet.
Analyse Kwaliteitscriteria ‘spreadsheet’
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
57
= STAP 2 – maand 2 = Wat ?
Waarmee ?
1
Organiseer een familiebijeenkomst of een bijeenkomst met familie, wettelijk vertegenwoordigers, verwanten, cliëntenraad én medewerkers
Opzet familiebijeenkomst Familiebrochure Clientenparticipatie
2
Voer meting 2e maand uit voor het aantal onrustbanden en de balansindicatoren (psychofarmaca, valincidenten met letsel en agressie incidenten)
Inventarisatie Onrustbanden
= = STAP 3 – maand 3 Wat ?
Waarmee ?
1
Formuleer doelstellingen op basis van de analyse kwaliteitscriteria en maak een actieplan
Format Actieplan
2
Voer de metingen van de 3e maand uit voor het aantal onrustbanden en de balansindicatoren (psychofarmaca, valincidenten met letsel en agressie incidenten)
Inventarisatie Onrustbanden
3
Werken aan bewustwording van medewerkers
Werken aan bewustwording Vragenlijst Attitude Stroken oefening
= = STAP 4 – maand 4 Wat ?
Waarmee ?
1
Voer de metingen van de 4e maand uit voor het aantal onrustbanden en de balansindicatoren (psychofarmaca, valincidenten met letsel en agressie incidenten,tweede Geeltjesmeting) en voer de gegevens in de Spreatsheet.
Geeltjesmeting Geeltjesposter Spreadsheet Inventarisatie Onrustbanden
2
Format MDO Alternatieve maatregelen
3
Plan een MDO voor elke cliënt met een onrustband of vergelijkbare maatregel Voer actieplan uit
4
Vier successen!
=
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
58
STAP 5 – maand 5 Wat ?
Waarmee ?
1
Monitor voortgang MDO’s
Format MDO Alternatieve maatregelen
2
Voer de metingen van de 5e maand uit voor het aantal onrustbanden en de balansindicatoren (psychofarmaca, valincidenten met letsel en agressie incidenten)
Inventarisatie Onrustbanden
3
Voer actieplan uit en stel zo nodig bij
4
blijf succes vieren!
= = STAP 6 – maand 6 Wat ?
Waarmee ?
1
Monitor voortgang MDO’s
Format MDO Alternatieve maatregelen
2
Voer metingen van de 6e maand uit voor het aantal onrustbanden en de balansindicatoren (psychofarmaca, valincidenten met letsel en agressie incidenten)
Inventarisatie Onrustbanden
3
Voer actieplan uit en stel zo nodig bij
4
blijf succes vieren!
= = = STAP 7 – maand 7 Wat ?
Waarmee ?
1
Monitor voortgang MDO’s
Format MDO Alternatieve maatregelen
2
Voer metingen van de 7e maand uit voor het aantal onrustbanden en de balansindicatoren (psychofarmaca, valincidenten met letsel en agressie incidenten)
Inventarisatie Onrustbanden
3
Voer actieplan uit en stel zo nodig bij
4
blijf succes vieren!
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
59
= STAP 8 – maand 8
1
Wat ?
Waarmee ?
Voer metingen van de 8e maand uit:
Inventarisatie Onrustbanden
2: Inventariseer de balansindicatoren van alle cliënten op de locatie (psychofarmaca, valincidenten met letsel en agressie incidenten)
Analyse Kwaliteitscriteria Spreadsheet
3: Voer de eindmeting Analyse Kwaliteitscriteria uit in en voer de gegevens in de Spreadsheet.
Geeltjesmeting Geeltjesposter Spreadsheet
Format MDO Alternatieve maatregelen
1: Inventariseer alle (Zweedse) onrustbanden of vergelijkbare maatregel van de locatie
4: Voer de laatste Geeltjesmeting uit in maand 8: meet gedurende 1 week het gebruik van onrustbanden en voer de gegevens in spreadsheet 3
Monitor voortgang MDO’s
4
Voer actieplan uit
5
Vier successen!
= = STAP 9 – maand 9
1
Wat ?
Waarmee ?
Voer de eindmetingen uit:
Meetplan
1: Inventariseer alle (Zweedse) onrustbanden of vergelijkbare maatregel van de locatie
Inventarisatie Onrustbanden
Inventarisatie Onrustbanden
2: Inventariseer de balansindicatoren van alle cliënten op de locatie (psychofarmaca, valincidenten met letsel en agressie incidenten) 2
Organiseer in uw organisatie een afsluitende bijeenkomst waarin u de resultaten presenteert.
=
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
60
F FORMAT MDO * afbouw formulier Het afbouwen van onrustbanden en andere vergelijkbare maatregelen is de doelstelling van het verbetertraject op cliëntniveau. Het afbouwen van een al lang bestaande situatie lukt niet van de ene op de andere dag . Er zijn waarschijnlijk meerdere gesprekken nodig met cliënt/familie/wettelijk vertegenwoordigers en meerdere MDO’s. Om de afbouw van de maatregelen te kunnen monitoren worden per cliënt een aantal MDO’s afgesproken. Het volgende afbouw formulier kunt u gebruiken tijdens deze overleggen. Het formulier kunt u aanpassen aan eigen gebruik.
Tip: begin met ‘makkelijke’ cliënten en vier de successen!
Organiseer een multidisciplinair overleg om per cliënt het afbouwen van de onrustband te bespreken: • reserveer een ruimte; • nodig betrokken disciplines uit; • nodig een familielid uit; • maak een agenda; • bepaal wie voorzitter is; • bepaal wie notuleert.
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
61
Formulier Afbouw/evaluatie onrustband per cliënt vanuit MDO Naam cliënt: Datum: Ingevuld door:
1
De onrustband of vergelijkbare maatregel wordt toegepast sinds
2
De onrustband of vergelijkbare maatregel wordt toegepast De reden om de band of vergelijkbare maatregel destijds toe te passen (het risico/gevaar) was Is deze reden nog aanwezig
3
4
Functie:
‘s nachts / overdag/ beide / incidenteel
ja/nee
5
De nadelige gevolgen van de onrustband of vergelijkbare maatregel voor deze cliënt is
6
Er is sprake van verzet
ja/nee
7
De volgende alternatieve interventies zijn mogelijk *
a. b. c. d. enzovoorts
8
Effect van de alternatieve interventie is
Ad a. Ad b. Ad c. Ad d. enzovoorts
9
Preventieve maatregelen voor deze cliënt zijn
10
Betrokken disciplines en personen bij afspraken over maatregel en alternatieven
11
Datum volgende multidisciplinaire evaluatie**
□ Cliënt/clientvertegenwoordiger □ Persoonlijk begeleider of verzorgende □ Gedragskundige □ Fysiotherapeut/ergotherapeut □ Arts □ Anders namelijk:
* Maak en bespreek multidisciplinair een plan om tot afbouw van de onrustband te komen. ** Binnen het verbetertraject worden de maatregelen wekelijks geëvalueerd.
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
62
I INSTRUCTIE GEELTJES METING voor medewerkers
Instructie Geeltjesmeting (schrijf dit over op het daarvoor bestemde vak “plak hier de instructie”) Plak een post-it op de weekposter op het moment dat je in jouw dienst: • een onrustband of vergelijkbare maatregel toepast • elke keer dat je een band of vergelijkbare maatregel opnieuw toepast, dus ook na verzorging of toiletgang. Plak :
Op • • • •
een gele post-it voor een afgesproken maatregel (opgenomen in zorgleefplan); een roze post-it voor een niet-afgesproken maatregel (niet opgenomen in zorgleefplan); een zwart stickertje op de post-it bij verzet.
de post-it schrijf je: Reden van toepassing naam of een code van de cliënt datum en tijdstip naam medewerker/initialen
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
63
M MEETPLAN
Voor een duurzame borging van het verbetertraject is het noodzakelijk om met regelmaat effecten en resultaten te meten. Pas dan wordt zichtbaar hoe het er binnen de organisatie daadwerkelijk voor staat. Doel van het meten is dat u inzicht krijgt in hoe het proces van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen georganiseerd is, hoe de randvoorwaarden voor het afbouwen van de maatregelen zijn, en hoe de voortgang m.b.t. de afbouw van de maatregelen is. Daarnaast vergroten de verschillende metingen de bewustwording onder medewerkers. In dit document wordt beschreven welke metingen er uitgevoerd worden binnen de methodiek ‘ZORG ZELF VOOR minder banden’ uit Nederland. In een periode van negen maanden vinden de volgende metingen plaats • Maandelijks: aantal onrustbanden4 (of vergelijkbare restrictieve maatregel5) • Maandelijks: balansindicatoren vallen (MIP/FONA), medicatie en agressie (MIP/FONA) • Maand 1, 4, 8: Geeltjesmeting. • Maand 1 en 8: Analyse Kwaliteitscriteria • Meten op eigen verbeterdoel: soms simpel: werkt wel of niet, ja/nee, geeltjes Kijk op volgende pagina’s voor een toelichting op de verschillende soorten metingen.
1. Aantal onrustbanden en vergelijkbare maatregelen Het aantal onrustbanden of vergelijkbare restrictieve maatregelen brengt u maandelijks in kaart met het formulier ‘Inventarisatie onrustbanden’. Deze meting is de belangrijkste indicator. Hiermee krijgt u inzicht in het aantal banden (of vergelijkbare maatregel) bij de start van het traject en het afbouwen van de onrustband. Wat? Onrustbanden en vergelijkbare maatregelen Wat verstaan we binnen dit verbetertraject Wat verstaan we binnen dit verbetertraject onder een onrustband? onder een vergelijkbare maatregel? • • • •
•
Zweedse band Bratex band Zwarte band Houdini-vestje en alle andere vestjes die gebruikt worden om een cliënt in bed of stoel te fixeren Alle banden in bed of stoel die cliënten niet zelf kunnen openen.
Vergelijkbare maatregelen die even restrictief zijn en die ook binnen de doelstelling van deze verbetermethodiek vallen, zijn: • tafelblad over stoel, wanneer gebruikt om cliënt te beletten op te staan • plank onder stoel, wanneer gebruikt om cliënt te beletten op te staan • verpleegdeken diepe stoel, wanneer gebruikt om te voorkomen dat een cliënt zelf op staat • andere maatregelen die cliënten belemmeren uit bed of stoel te komen (met
Q
=låÇÉê=ÉÉå=çåêìëíÄ~åÇ=îÉêëí~~å=ïÉW=wïÉÉÇëÉ=Ä~åÇX=_ê~íÉñ=Ä~åÇX=òï~êíÉ=Ä~åÇX=ÜçìÇáåÖJîÉëíàÉ=Éå=~ääÉ=~åÇÉêÉ=îÉëíàÉë=ÇáÉ=ÖÉÄêìáâí= ïçêÇÉå=çã=ÉÉå=ÅäáØåí=áå=ÄÉÇ=çÑ=ëíçÉä=íÉ=ÑáñÉêÉåI=~ääÉ=Ä~åÇÉå=áå=ÄÉÇ=çÑ=ëíçÉä=ÇáÉ=ÅäáØåíÉå=åáÉí=òÉäÑ=âìååÉå=çéÉåÉå= =sÉêÖÉäáàâÄ~êÉ=ã~~íêÉÖÉäÉå=ÇáÉ=ïáà=ÉîÉå=êÉëíêáÅíáÉÑ=îáåÇÉå=Éå=ÇáÉ=ççâ=ÄáååÉå=ÇÉ=ÇçÉäëíÉääáåÖ=î~å=_~å=ÇÉ=Ä~åÇ=î~ääÉåI=òáàåW=í~ÑÉäÄä~Ç= çîÉê=ëíçÉäI=ï~ååÉÉê=ÖÉÄêìáâí=çã=ÅäáØåí=íÉ=ÄÉäÉííÉå=çé=íÉ=ëí~~åX=éä~åâ=çåÇÉê=ëíçÉäI=ï~ååÉÉê=ÖÉÄêìáâí=çã=ÅäáØåí=íÉ=ÄÉäÉííÉå=çé=íÉ= ëí~~åX=îÉêéäÉÉÖÇÉâÉåX=ÇáÉéÉ=ëíçÉäI=ï~ååÉÉê=ÖÉÄêìáâí=çã=íÉ=îççêâçãÉå=Ç~í=ÉÉå=ÅäáØåí=òÉäÑ=çé=ëí~~íX=~åÇÉêÉ=ã~~íêÉÖÉäÉå=ÇáÉ=ÅäáØåíÉå= ÄÉäÉããÉêÉå=ìáí=ÄÉÇ=çÑ=ëíçÉä=íÉ=âçãÉå=EãÉí=ìáíòçåÇÉêáåÖ=î~å=ÄÉÇÜÉââÉåFK= R
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
64
uitzondering van bedhekken) Hoe? Tellen De afdelingen geven het aantal maatregelen door aan de projectleider. Of er wordt gebruik gemaakt van een registratiesysteem. Tip: doe altijd navraag of de ingevoerde cijfers ook daadwerkelijk kloppen. Gebruik het Formulier Inventarisatie Onrustbanden. Dit formulier is uitgebreider dan de informatie die op de website moet worden ingevoerd. De overige informatie is bedoeld om de projectleider te voorzien van een overzicht van de stand van zaken op de verschillende afdelingen. Hoe vaak? Elke maand gedurende de 9 maanden van het project U houdt het aantal banden en vergelijkbare maatregelen maandelijks bij. De eerste maand is de start-meting.
2. Het gebruik van de onrustband Bewustwording van medewerkers is belangrijk bij het afbouwen van banden en vergelijkbare maatregelen. De geeltjesmeting draagt hier in hoge mate aan bij. Medewerkers krijgen inzicht in de frequentie waarmee zij fixerende maatregelen toepassen, of deze in het zorgplan beschreven staan en of de cliënt zich verzet. Dit inzicht kan helpen bij de zoektocht naar alternatieven. Wat?
Het gebruik van de onrustband
Hoe? Geeltjesmeting Elke medewerker plakt een post-it op de geeltjesposter op het moment dat hij/zij tijdens zijn/haar dienst een onrustband of vergelijkbare maatregel toepast. Elke keer wanneer de onrustband of vergelijkbare maatregel weer wordt toegepast (dus ook na verzorging of toiletgang) wordt een geeltje geplakt. De medewerker plakt: een gele post-it voor een afgesproken maatregel Een roze post-it voor een niet-afgesproken maatregel Een zwart stickertje op een post-it bij verzet Een instructie over het uitvoeren van de Geeltjesmeting vindt u in het document Geeltjesmeting De projectleider haalt aan het eind van de week alle geeltjes van de weekposter, verwijdert de weekposter van de afdeling en zet de informatie van de geeltjes in de spreadsheet. De scores van de metingen worden automatisch in de spreadsheet omgezet in een grafiek. De Geeltjesmeting kan worden gebruikt voor: • teamgesprek • uitwisseling • reflectie • communicatie in de lijn Hoe vaak? 3x, start/midden/eind Deze meting wordt in maand 1, 4 en 8 uitgevoerd. De gegevens verwerkt u in de spreadsheet. Voor uitleg bij het invullen van de spreadsheet zie document ‘uitleg spreadsheet’
3. Verbetermogelijkheden in het proces van toepassing Om het proces van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in kaart te brengen is een vragenlijst ontwikkeld. Hiermee krijgt u inzicht in wat goed gaat en waar verbeterdoelen liggen. De onderwerpen op de vragenlijst zijn Communicatie, Preventief beleid, Deskundigheid, Zorg als proces, Randvoorwaarden en Verantwoording. De resultaten van de analyse gebruikt u bij het formuleren en operationaliseren van uw doelstellingen voor dit verbetertraject en het opstellen van het Actieplan.
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
65
Wat?
Verbetermogelijkheden in het proces van toepassing
Hoe? Analyse Kwaliteitscriteria De projectleider laat de vragenlijst Analyse Kwaliteitscriteria invullen door zoveel mogelijk betrokkenen bij het toepassen van fixerende maatregelen: verpleegkundigen, verzorgenden, begeleiders, arts, gedragskundige en/of andere disciplines, afdelingshoofd. De projectleider zorgt vervolgens voor de invoer van de gegevens in een spreadsheet op de website. U ziet direct op welke punten uw organisatie lager scoort. Vilans heeft inzage in deze gegevens om de voortgang van alle deelnemende organisaties en dus de voortgang het project in totaal te monitoren. Hoe vaak? 2x, start/eind Dit instrument gebruikt u in de 1e maand en in de 8e maand van het traject. Verbeterteams kunnen hiermee inzichtelijk maken wat tijdens het verbetertraject is bereikt.
4. Balansindicatoren De relatie tussen valincidenten, agressie-incidenten, psychofarmacagebruik en onrustbanden is al in veel onderzoek aangetoond. Het afbouwen van onrustbanden kan leiden tot meer valincidenten, maar uit onderzoek blijkt dat dit niet leidt tot meer letsel. Toch willen we dit goed monitoren. Het is onwenselijk als tegelijk met de afname van het gebruik van onrustbanden er een toename te zien is in het aantal valincidenten met letsel, het aantal agressie-incidenten of het psychofarmacagebruik. Dit noemen we de balansindicatoren. Wat? Valincidenten met letsel, agressie-incidenten en het aantal cliënten met psychofarmaca Bij een valincident met letsel is een arts geconsulteerd. Van de valincidenten met letsel en de agressie-incidenten is formeel melding gedaan (MIP/FONA). Bij het psychofarmacagebruik telt u alle cliënten binnen de locatie, die psychofarmaca gebruiken. Dus niet alleen de cliënten met een onrustband én psychofarmaca. Onder psychofarmaca vallen angstdempende middelen, anti-depressiva, anti-psychotica, lithium middelen, psycho-stimulatia en slaapmiddelen. Hoe? MIP/FONA-registratie en inventarisatie Valincidenten met letsel en agressie-incidenten haalt u uit de formele MIP/FONA registratie van de locatie. In de eerste maand voert u de aantallen val- en agressie- incidenten in van de negen maanden voorafgaand aan het verbetertraject. Daarnaast registreert u elke maand van het traject het aantal val- en agressie incidenten in de betreffende meetmaand. Aan het eind van het traject wordt zichtbaar of het aantal incidenten gedurende het traject afwijkt van de maanden vóór het verbetertraject. Gebruik hiervoor het document ‘inventarisatie balansindicatoren’. Psychofarmacagebruik haalt u uit de zorgdossiers, uw registratiesysteem of een apothekersoverzicht en is ook geregistreerd in het formulier ‘Inventarisatie onrustbanden’. Hoe vaak? Elke maand gedurende de 9 maanden van het project De eerste maand is het de start-meting, waarbij ook het aantal valincidenten met letsel en agressie-incidenten van de negen maanden voorafgaand aan het traject worden geregistreerd.
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
66
SCHEMATISCH MEETOVERZICHT
Aantal onrustbanden (of vergelijkbaar) Balansindicator: Valincidenten met letsel Valincidenten 9 mnd voorafgaand Balansindicator: Agressieincidenten Agressieincidenten 9 mnd voorafgaand Balansindicator: Psychofarmacagebruik Geeltjesmeting Analyse kwaliteitscriteria
1e maand x
2e maand x
3e maand x
4e maand x
5e maand x
6e maand x
7e maand x
8e maand x
9e maand x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
x x
DEEL 3
67
O OPZET FAMILIEBIJEENKOMST Het betrekken van familie/wettelijk vertegenwoordigers in het verantwoord afbouwen van het gebruik van onrustbanden en vergelijkbare maatregelen is minstens zo belangrijk als het betrekken van medewerkers. De argumenten die u in het verleden heeft gebruikt om de maatregel toe te passen, gelden niet meer met de huidige kennis over de negatieve gevolgen van fixeren. Ook familieleden zullen dus een omslag in het denken moeten maken. Van hen hoor je wel nog wel eens de opmerking: “eerst zeiden jullie dat het moest, nu zeg je dat het niet meer mag”! Het organiseren van een introductiebijeenkomst is dus een goede eerste stap. Een tweede stap is uiteraard het betrekken van de wettelijk vertegenwoordiger bij het multidisciplinaire overleg over het verantwoord afbouwen van de onrustband en vergelijkbare maatregel. U kunt ook de medewerkers uitnodigen voor de introductiebijeenkomst. Zij kunnen met familie/ wettelijk vertegenwoordiger in gesprek gaan zodat het een gezamenlijk gedragen thema wordt. Door een MT lid te vragen de bijeenkomst in te leiden wordt ook hun betrokkenheid en draagvlak onderschreven. Organiseer een familiebijeenkomst met onder andere een presentatie en een interactief deel waarin familieleden en medewerkers met elkaar in gesprek gaan. Onderstaand een aantal suggesties wat op het programma van de familiebijeenkomst kan staan. 1. Presentatie met: • Waarom willen we het gebruik van onrustbanden en vergelijkbare maatregelen afbouwen? Gebruik voor achtergrondinformatie: o Factsheet van Universiteit Maastricht o Intentieverklaring veldpartijen IGZ o Rapport Zorg voor vrijheid van de inspectie o Handreikingen vrijheidsbeperking van VGN: Goede zorg bij verzet o Omgaan met verzet van VGN • Waarom doen wij mee met het verbetertraject? • De opzet van het verbetertraject. 2. Een praatje van iemand uit de cliëntenraad of een wettelijk vertegenwoordiger over het belang van het afbouwen van onrustbanden. Alzheimer Nederland is bezig mantelzorgers/ vertegenwoordigers te trainen om op dit soort bijeenkomsten een presentatie te geven. Informeer bij hen naar de mogelijkheden via www.alzheimer-nederland.nl. 3. Laat de DVD met goede voorbeelden. Deze is te verkrijgen via de webwinkel van Vilans 4. Deel de familiebrochure (en de folder ‘vergeet de familie niet’ uit. 5. Maak ruimte voor een interactief deel: • laat deelnemers discussiëren aan de hand van stellingen, bijvoorbeeld: o de medewerker weet het beste wat goed is voor de bewoner; o de familie weet het beste wat goed is voor de bewoner; o ik hoop dat als ik later probleemgedrag vertoon of risico loop te vallen, iemand mij voor mijn eigen veiligheid zal fixeren; • laat deelnemers de strokenoefening doen. Hiervoor heeft u stroken papier nodig met allerlei vrijheidsbeperkende maatregelen erop. (de stroken vindt u via www.zorgvoorbeter.nl onder kennisbank zoekwoord vrijheidsbeperkendemaatregelen werken aan bewustwording) Uitleg staat in het document ‘Strokenoefening’: selecteer een aantal stroken uit het setje en laat familieleden en medewerkers deze rangschikken van licht naar zwaar; • laat deelnemers proefzitten in een onrustband: hoe voelt dat nu eigenlijk? Voorbeeld programma • Welkom • Inleiding
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
68
• • • • • • • •
Even de werkgroep voorstellen Wat ging er allemaal vooraf Doelstelling en resultaten Wat zijn eigenlijk middelen en maatregelen? Enkele voorbeelden OEFENING (‘strokenoefening’: wat is een zware of minder zware maatregel en voor wie?, stellingen, proefzitten, oefening 1 of 5 uit werkboek Sting) Meten is weten Verbeterplan voor dit traject
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
69
S STROKENOEFENING
Doel: Met elkaar in gesprek komen over lichte en zware vrijheidsbeperkende maatregelen en het leren kennen van elkaars waarden over vrijheidsbeperking. Voor wie: Voor medewerkers en cliënten en familieleden. Duur: Ongeveer 20 minuten per ronde. Toelichting: Het strokenspel bestaat uit een aantal stroken met daarop allerlei verschillende vrijheidsbeperkende maatregelen, van isoleerruimte tot een tuinhekje op slot. Zie onderstaande tabel met voorbeelden van kreten die op strookjes gezet kunnen worden. Het is mogelijk en aan te bevelen deze stroken aan te vullen met nog meer vrijheidsbeperkingen die bij jullie in de organisatie voorkomen en er de stroken met vrijheidsbeperking uit te halen die bij jullie helemaal niet voorkomen. Tabel: voorbeelden van kreten voor de strokenoefening Afzondering op eigen kamer (niet op slot) Handschoen om hand Afzondering op eigen kamer (wel op slot) Arm- of polskokers Afspraken over beperkte bewegingsvrijheid Plank onder stoel Afspraken over sociale contacten Diepe stoel Afspraken over Internet-, telefoongebruik Bedhek Afspraken over eten, roken, drinken Tafelblad Fixatieband – zelf te openen Rem op rolstoel Belmatjes Collectief uitluistersysteem Deurverklikker Kleding die cliënt niet zelf uit kan doen Lus met chip Spanlaken/verpleegdeken Chip in schoenen of kleding Fixatieband-stoel Bewegingsmelders/sensoren/laserpaal Fixatieband-bed Overig domotica Medicatie om gedrag te dempen Camera Gedwongen vocht en voeding Tuinhek op slot Medicatie camoufleren Code op de deur Medicatie in depotvorm Buitendeur op slot Pols en/of enkelbanden Kamerdeur op slot Afzonderingsruimte (wel op slot) Anti-decubituskussen tussen benen Afzonderingsruimte (niet op slot) Separeerruimte
Het strokenspel kan gespeeld worden met een team van medewerkers of een gecombineerde groep van medewerkers en cliënten en familieleden. In beide gevallen is de opdracht de stroken op volgorde te leggen van een lichte naar een zware maatregel. De groep moet onderling overeenkomen hoe de volgorde moet zijn. Er zal veel discussie ontstaan. Een goede groepsgrootte is ongeveer 10 personen.
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
70
Het strokenspel kan vanuit verschillende perspectieven en in verschillende rondes gespeeld worden: - Vanuit het team van medewerkers. Hoe kijken wij er als team tegenaan? - Vanuit jezelf: wat zal voor mij persoonlijk een lichte of zware maatregel zijn? - Vanuit de cliënt: wat zal voor deze cliënt een lichte of zware maatregel zijn?
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
71
U UITLEG BIJ SPREADSHEET Hieronder volgt een uitleg over hoe de spread in te vullen met de gegevens uit het verbetertraject. De spreadsheet is een Excel bestand, op te vragen bij Vilans.
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
72
V VRAGENLIJST ATTITUDE
Deel 1: Attitude Hieronder staat steeds een stelling. Bij de stelling worden per regel twee uitersten genoemd. Als je naar deze twee uitersten kijkt, welke past dan het beste bij jou? Een voorbeeld: Heavymetal muziek vind ik… Geweldig 1 2 Hierbij kan dan als volgt geredeneerd worden:
3
4
5
Ik vind heavymetal muziek echt geweldig! Ik vind heavymetal muziek goed, maar hoef het niet altijd te horen Ik geef er niet veel om maar vind het ook niet vervelend Ik vind heavymetal muziek meestal niet zo mooi Ik snap niet dat mensen heavymetal muziek kunnen aanhoren en het leuk vinden
Vreselijk
scoor scoor scoor scoor scoor
dan dan dan dan dan
een 1 een 2 een 3 een 4 een 5
1. Vrijheidsbeperkende maatregelen vind ik … Goed Veilig Doeltreffend Frustrerend Prettig Machtsmisbruik Overbodig
1 1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2 2
3 3 3 3 3 3 3
4 4 4 4 4 4 4
5 5 5 5 5 5 5
Slecht Gevaarlijk Nutteloos Ondersteunend Naar Professioneel Noodzakelijk
3 3 3
4 4 4
5 5 5
Onbelangrijk Ondergeschikt Verantwoordelijkheid van cliënt
4 4 4
5 5 5
Onbelangrijk Ondergeschikt Verantwoordelijkheid van cliënt
2. De veiligheid van cliënten vind ik … Belangrijk Essentieel Mijn verantwoordelijkheid
1 1 1
2 2 2
3. Het psychisch welbevinden van cliënten vind ik … Belangrijk Essentieel Mijn verantwoordelijkheid
1 1 1
2 2 2
3 3 3
4. Als je zou moeten kiezen tussen wat zwaarder weegt: de veiligheid van de cliënt of het psychisch welbevinden van de cliënt, wat vind je dan het meest belangrijk?
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
73
a. Ik vind de/het …………………………………………………………………… van de cliënt het meest belangrijk. b. Geef aan in welke mate je bovenstaande het meest belangrijk vindt: altijd / vrijwel altijd / meestal
5. Geef aan wat de voornaamste reden is voor het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen: a. Om de cliënt te beschermen tegen vallen a. Om de cliënt (en anderen) te beschermen tegen agressie
6. Als mijn cliënt iets breekt dan voel ik mij… Verantwoordelijk Schuldig Slecht Aangeslagen
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
5 5 5 5
Niet bezwaard Niet schuldig Normaal Onaangedaan
7. Als mijn cliënt ander letsel dan breuken oploopt dan voel ik mij… Verantwoordelijk Schuldig Slecht Aangeslagen
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
5 5 5 5
Niet bezwaard Niet schuldig Normaal Onaangedaan
8. Wanneer je moet kiezen tussen wat ernstiger is: een cliënt die door vallen wat breekt of een cliënt die letsel oploopt door vrijheidsbeperking, wat vind je dan ernstiger? a. Ik vind…………………………………………………………………………ernstiger b. Kun je ook aangeven in hoeverre je bovenstaande ernstiger vindt? Niet of nauwelijks
1
2
3
4
5
zeer
9. Als mijn cliënt zichzelf schade toebrengt ( bv. door zelfverwondend gedrag) dan voel ik mij… Verantwoordelijk Schuldig Slecht Aangeslagen
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
5 5 5 5
Niet bezwaard Niet schuldig Normaal Onaangedaan
10. Als mijn cliënt (fysieke) agressie gebruikt naar andere cliënten dan voel ik mij… Verantwoordelijk Schuldig Slecht Aangeslagen
1 1 1 1
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
DEEL 3
5 5 5 5
Niet bezwaard Niet schuldig Normaal Onaangedaan
74
11. Wanneer je moet kiezen tussen wat ernstiger is: een cliënt die zichzelf schade toebrengt of een cliënt die (fysieke) agressie gebruikt naar andere cliënten, wat vind je dan ernstiger? a. Ik vind…………………………………………………………………………ernstiger c. Kun je ook aangeven in hoeverre je bovenstaande ernstiger vindt? Niet of nauwelijks
1
2
3
4
5
zeer
12. De Zweedse band vind ik… Goed Veilig Doeltreffend Frustrerend Prettig Machtsmisbruik Overbodig
1 1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2 2
3 3 3 3 3 3 3
4 4 4 4 4 4 4
5 5 5 5 5 5 5
13. Vind je dat de Zweedse band moet worden afgeschaft?
Slecht Risicovol Nutteloos Ondersteunend Naar Professioneel Noodzakelijk Ja/ Nee
14. Cliënten afzonderen vind ik… Goed Veilig Doeltreffend Frustrerend Prettig Machtsmisbruik Overbodig
1 1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2 2
3 3 3 3 3 3 3
4 4 4 4 4 4 4
5 5 5 5 5 5 5
15. Vind je dat de afzondering(sruimtes) moeten worden afgeschaft?
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
Slecht Risicovol Nutteloos Ondersteunend Naar Professioneel Noodzakelijk Ja/ nee
75
Mee eens
Een beetje mee eens
Neutraal
Een beetje mee oneens
Oneens
Deel 2: Eigen effectiviteit Geef aan op een schaal van 1 tot 5 in hoeverre je het eens bent met de onderstaande uitspraken. Als je het helemaal eens bent met de uitspraak dan zet je een rondje om het cijfer 5. Wanneer je het een beetje met de uitspraak eens bent, of je bent het meer eens dan oneens met de uitspraak, dan zet je een rondje om de 4. Wanneer je het niet helemaal eens bent met de uitspraak, maar ook niet echt oneens of soms wel eens en soms oneens, dan zet je een rondje om de 3. Wanneer je het meer oneens dan eens bent met de uitspraak dan zet je een rondje om de 2. Wanneer je het helemaal oneens bent de uitspraak dan zet je een rondje om de 1.
Ik volg altijd precies de regels (van de organisatie) op die gelden voor vrijheidsbeperkende maatregelen, ik wijk daar nooit van af.
1
2
3
4
5
Ik sta altijd achter de vrijheidsbeperkende maatregelen die in het team zijn afgesproken
1
2
3
4
5
Ik ben in staat om in te schatten wat de gevolgen zijn van de vrijheidsbeperkende maatregelen die ik tref
1
2
3
4
5
Ik vind het moeilijk om vrijheidsbeperkende maatregelen uit te voeren omdat ik daar niet achter sta
1
2
3
4
5
Mijn overwegingen om tot vrijheidsbeperking over te gaan variëren, zijn afhankelijk van het moment van de dag/de situatie
1
2
3
4
5
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
76
V VOORBEREIDENDE OPDRACHTEN Ervaringen van andere zorgorganisaties leren dat het belangrijk is goed voorbereid van start te gaan. Daarom hebben we drie voorbereidende opdrachten voor u geformuleerd.
Opdracht 1: Sterkte / Zwakte analyse Een goed middel om een eerste beeld te krijgen van de locatie waar het verbetertraject plaatsvindt, is het uitvoeren van een sterkte / zwakte analyse. Hiermee brengt u de sterke en zwakke punten van de locatie in beeld, evenals de kansen en bedreigingen. Neem de tijd om dit uit te voeren, maar houd de uitkomsten kort en bondig in het bijgevoegde format. Werkwijze 1. Bevraag6 de volgende personen: cliënten/vertegenwoordigers; uitvoerend medewerkers; leidinggevenden; artsen en gedragsdeskundigen. Ga in het gesprek in op de vragen: a. Hoe is de zorgverlening rond banden/vergelijkbare maatregelen nu geregeld? b. Worden cliënten/vertegenwoordigers altijd geïnformeerd over banden/vergelijkbare maatregelen? c. Welke maatregelen worden veel toegepast? Waarom? d. Hebt u suggesties om dit te voorkomen of te verminderen? e. Wordt er nagedacht over alternatieven of preventie? f. Wat zou u willen veranderen? g. Wat belemmert u dit nu te doen? h. Denkt u dat medewerkers voldoende weten over het toepassen en de risico´s van banden/vergelijkbare maatregelen? i. Voelen medewerkers zich vrij om over vrijheidsbeperking te praten? Zo nee, wat belemmert hen om dat te doen? 2. Maak een korte samenvatting van elk gesprek 3. Maak de uiteindelijke analyse in het eerste overleg met het verbeterteam, bijvoorbeeld: a. Teken op een flap-over een kruis waardoor er vier vakken ontstaan. Schrijf in elk vak of het gaat om sterktes, zwaktes, kansen of bedreigingen; b. Laat elk verbeterteamlid voor zichzelf op een geeltje (post-it) de verschillende sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen schrijven (let op: per geeltje komt één aspect te staan!) c. Plak de verschillende geeltjes in de goede vakken d. Laat eventueel discussie erover ontstaan bij het plakken e. Maak een definitieve versie. Gebruik hiervoor het formulier op de volgende pagina.
S
=Schakel het verbeterteam in, de projectleider hoeft dit niet alleen uit te voeren.
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
77
Om in het overleg met het verbeterteam tot een goede analyse te komen, kunt u de volgende vragen stellen: Bij Sterkte:
waar is deze afdeling goed in waarin onderscheidt deze zich van anderen wat zien anderen als de kracht van deze afdeling welke voordelen biedt deze afdeling
Bij Zwakte:
wat kan verbeterd worden wat gaat niet goed
Bij Kansen:
welke kansen zijn er voor deze afdeling welke mogelijkheden zijn er voor ontwikkeling zijn er trends om op in te spelen
Bij Bedreigingen:
welke belemmeringen zijn er hoe zit het met de voorwaarden (materieel en immaterieel) om te verbeteren welke tegenwerking kunnen we verwachten is kennis en ervaring toereikend om te veranderen
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
78
Sterkte/zwakte analyse Bedreigingen
Zwaktes
Sterktes
Kansen
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
79
Opdracht 2: Samenstelling en eerste overleg verbeterteam In het verbetertraject zijn een aantal mensen van belang voor het laten slagen van het traject: 1. Projectleider De projectleider is het boegbeeld van het project. Hij of zij is de stimulator, coördinator en bewaker van de voortgang. De verwachting is dat de dagelijkse leiding over uw verbeterproject gemiddeld ongeveer 8 uur per week kost. Als projectleider bent u verantwoordelijk voor de voortgang en te behalen resultaten. U voert meetgegevens tijdig in op het extranet, stuurt het verbeterteam aan en bespreekt de voortgang met uw leidinggevende. 2. Verbeterteam Het verbeterteam is altijd multidisciplinair. Hoe het team er precies uitziet, wisselt per organisatie. Disciplines die vaak ingezet worden: arts, gedragsdeskundigen, fysio- en/of ergotherapeuten, kwaliteitsmedewerkers, cliënten, management. Deze kunnen een vaste plek hebben in het verbeterteam, of op afroep beschikbaar zijn. Leden van het verbeterteam moeten gefaciliteerd worden om hun werkzaamheden voor het team te kunnen doen. Denk aan het bijwonen van verbeterteam overleggen, werkzaamheden die daaruit voortvloeien, collega’s informeren, aanwezig zijn op de bijeenkomsten in Utrecht, etc. Maak hierover goede afspraken met zowel de interne opdrachtgever als met de teamleden zelf! Zorg er in ieder geval voor dat er uitvoerend medewerker(s) en/of teamleider(s) in het team zitten. Zij hebben een tweeledige functie: - ‘Vertalen’ van de verbetermogelijkheden naar de dagelijkse praktijk (toetsen op haalbaarheid); - Zij zijn ‘ambassadeur’ voor de overige leden van het pilotteam (collega’s meekrijgen) 3. Medewerkers van de pilotafdeling(en) Medewerkers hebben een belangrijke rol bij het daadwerkelijk realiseren van de doelen van het verbetertraject en vormen de basis voor het bieden van kwalitatief goede zorg. Uit de voorgaande trajecten is ons gebleken dat zij weten waar de knelpunten zitten in de zorgverlening en dat zij ook goede ideeën hebben over hoe het beter kan. Als medewerkers enthousiast zijn over de concrete verbeteringen die zij kunnen realiseren is een belangrijke doelstelling voor het verbetertraject gerealiseerd: bewustzijn en deskundigheid van medewerkers rond het omgaan met banden en vergelijkbare maatregelen. 4. Cliëntenparticipatie Om de zorg rond banden/vergelijkbare maatregelen te kunnen verbeteren moet u weten hoe cliënten de zorg rond vrijheidsbeperking ervaren, welke consequenties het heeft voor de kwaliteit van hun leven en welk belang de cliënt daaraan hecht. Dit kunt u niet anders toetsen dan bij de cliënt (of zijn vertegenwoordiger) zelf. Wellicht is het mogelijk iemand uit de cliëntenraad zitting te laten nemen in het verbeterteam, of kent u familie van cliënten die u gedurende het traject kunt consulteren.
Een aantal voorbeelden ter illustratie:
In huiskameroverleggen in een verzorgingshuis is meermalen gevraagd naar wensen en bevindingen van bewoners rondom het verbeterthema.
In een verpleeghuis is bij de start van een verbetertraject familie bijeen geroepen. Aan hen zijn stellingen voorgelegd en deze zijn besproken. Dit leverde bij de start van het traject nuttige informatie en betrokken familie op.
In het verbeterteam in een verzorgingshuis zat een lid van de cliëntenraad.
De cliëntenraad zat niet in het verbeterteam, maar werd wel doorlopend geïnformeerd en geconsulteerd over de voortgang van het traject.
Bewoners van een gehandicaptenzorgorganisatie zijn in het verbetertraject meermalen geïnterviewd, waarbij de interviewvorm telkens werd aangepast aan hun manier en niveau van communiceren.
Enkele voorbeelden:
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
80
Opdracht 2a: eerste overleg verbeterteam Zoals hierboven beschreven stelt u een verbeterteam samen. Dit team bestaat veelal uit mensen die in hun reguliere werkzaamheden niet op eenzelfde manier samenwerken. Zo is de verhouding tussen een verzorgende en een verpleeghuisarts op de werkvloer anders dan wanneer zij samen in het verbeterteam zitten. Om goed voorbereid het traject in te gaan komt u vóór de startbijeenkomst voor het eerst bij elkaar. Belangrijke agendapunten zijn dan: 1. Welkom 2. Doel van het verbeterteam en het verbetertraject 3. Kennismaking onderling: a. Waarom ben je betrokken bij dit project? Zit je erin vanuit intrinsieke motivatie of ben je gestuurd door je leidinggevende? b. Wat zou je graag bereikt willen hebben over een jaar? c. Wat kan je daar zelf aan bijdragen? Een goede manier om dit te doen is door iedereen voor zichzelf de antwoorden op de drie vragen op te laten schrijven en vervolgens hardop voor te lezen. Met deze oefening vergroot je commitment van medewerkers en maak je direct inzichtelijk wat iemand voor het project kan betekenen. Misschien is iemand hartstikke creatief en vindt deze persoon het leuk om een nieuwsbrief te maken. Een extra impuls geeft het wanneer ook een hogere manager (locatiemanager, directeur) dit doet. 4. 5. 6. 7.
Bespreken van de sterkte/zwakte analyse (zie Opdracht 1) Brainstormen over de kick-off bijeenkomst (zie Opdracht 3) Betrokkenheid cliënten/vertegenwoordigers in het project Planning verbetertraject (zover mogelijk): wat moet er allemaal gebeuren? a. Zowel naar de pilotlocatie toe b. Maar ook met het verbeterteam: frequentie, locatie, aanwezigheid verschillende personen en duur van de overleggen 8. Afspraken vastleggen 9. Rondvraag en afsluiting
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
81
Opdracht 2b: samenstelling verbeterteam Invulling Verbeterteam Naam
Functie
Verantwoordelijkheid (in het Verbeterteam)
e-mail
Tel. en aanwezigheid
Overlegmomenten (zelf aan of in te vullen) Overleg met
Frequentie en duur
Locatie
Verantwoordelijk voor agenda
Notulen
Betrokkenheid cliënten Hoe vormgeven?
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
Voordelen (van deze methode)
DEEL 3
Nadelen (van deze methode)
82
Opdracht 3: Bereid een kick-off bijeenkomst voor
Om straks goed van start te gaan is het zinvol om nu al na te denken over een kick-off bijeenkomst. Een interessante kick-off bijeenkomst is een officiële start van het traject in uw organisatie. U kunt nu vast een geschikt moment plannen en nadenken over doelen, doelgroep en mogelijke opzet. Hieronder vindt u enkele aandachtspunten bij het organiseren van de kick-off, voorbeelden uit eerdere rondes en een handig schema voor het plannen van de bijeenkomst. Markeren van de start Een verbetertraject heeft een begin en een einde. Een belangrijke gebeurtenis is de officiële start in uw eigen organisatie, de zogenoemde Kick-off. Het klinkt misschien raar, maar vaak wordt dit vergeten. In de voorbereidingsfase bent u druk met het bedenken van allerlei plannen, het organiseren, u spreekt erover met uw collega’s en en passant vindt besluitvorming plaats in het MT. En voordat u het weet is de officiële start van het traject feitelijk een gepasseerd station en is het te laat om er aandacht aan te besteden. Voor het Verbetertraject zelf, de communicatie en de verspreiding van de resultaten is dat een gemiste kans. Waarom een Kick-off? Een kick-off kan verschillende doelen hebben. Hieronder staan er een aantal genoemd. Deze lijst maakt meteen duidelijk op hoeveel verschillende manieren een kick-off kan worden ingevuld. De overeenkomst is steeds dat het de start is van een Verbetertraject. Mogelijke doelen van een kick-off Informeren van alle betrokkenen over de uitkomsten van de voorbereiding en de volgende stappen zodat iedereen dezelfde informatie heeft. Motiveren van leden van verbeterteams door de start een officieel en feestelijk tintje te geven. Verdieping op het Verbeterthema. Formele installatie van de leden van het verbeter- en/of kernteam, waarmee inzet van tijd en middelen in het traject officieel is gelegitimeerd. Status en bekendheid van het project vergroten. Zorgen dat het verbeterthema op de agenda komt, probleem verduidelijken. Bekendheid van het verbeterthema vergroten bij medewerkers en cliënten en familie. Medewerkers en cliënten en familie enthousiast maken voor het verbeterthema. De bestuurder vastzetten in een band en door laten Aanleiding om over het verbeterthema te knippen door een cliënt; communiceren (intern en extern). Positief nieuws melden. Een slogan bedenken voor het project en daar een prijs …………………………… voor uitreiken; Voor wie is de Kick-off bedoeld? Voor wie u een Kick-off organiseert, is afhankelijk van de doelstelling, het onderwerp, de tijd en financiën. Mogelijke doelgroepen zijn: leden verbeterteam; management; medewerkers die direct met het project te maken hebben; medewerkers en cliënten uit de organisatie; familie, wettelijk vertegenwoordigers; Vormen van kick-off In een kick-off rond vrijheidsbeperkende maatregelen staan meestal twee aspecten centraal: toelichting van het doel en de werkwijze van het traject en een eerste stap naar bewustwording van de aanwezigen. Enkele voorbeelden uit eerdere trajecten:
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
Alle aanwezigen een dropsleutel (als verwijzing naar een slot, zoals op een onrustband) of een zakje M&M’s (middelen en maatregelen) geven; De aanwezigen zo strak aanschuiven aan tafel, zodat ze nergens naartoe kunnen; Iedereen alvast koffie met een scheutje melk en een klontje suiker geven (zonder te vragen); De koffie wel inschenken, maar net buiten het bereik van de aanwezigen zetten; Stellingen verzinnen en deze bespreken in kleinere groepen; T-shirts laten bedrukken met de slogan of een opschrift (bv: Als je loslaat heb je twee handen vrij. Loesje)
83
De Kick-off organiseren Hieronder vindt u een schema waarmee u stapsgewijs tot de opzet van een Kick-off komt. Vraag Antwoord Wat is de Aanleiding ? Wat is het doel/de doelen? Voor wie? (doelgroep) Wat gaan we doen? Wanneer gaan we het doen? Hoe? (planning van activiteiten, wie doet wat, voor wanneer?
Activiteiten …… …… …… …… …… ……
Door wie?
Datum gereed
Hoe doen we de communicatie? Hoeveel kost het?
Overige punten
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
84
W WERKEN AAN BEWUSTWORDING Het werken aan de bewustwording van medewerkers is een belangrijke voorwaarde om verantwoord om te gaan met vrijheidsbeperking en het afbouwen van onrustbanden. Het is ook een van de moeilijkste onderdelen van dit verbetertraject. Het heeft te maken met cultuur en het veranderen van gewoontes in de dagelijkse zorg. Dit zijn taaie thema’s die om aanhoudende aandacht van het verbeterteam vragen. Ook na afloop van de projectperiode zal blijvende aandacht voor het thema nodig zijn. Tips om te werken aan bewustwording: 1. De uitvoeren van herhaalde Geeltjesmetingen maakt medewerkers bewust van hoe vaak zij onrustbanden of vergelijkbare vrijheidsbeperkingen toepassen 2. Indien nog niet aanwezig: ontwikkel met het team een visie op de zorg en waar je als team voor staat met betrekking tot de zorg rondom vrijheidsbeperking. Schrijf deze visie op en hang hem op een duidelijke plaats op de afdeling/unit. 3. Voor verzorgenden: gebruik werkboek Sting Leven in vrijheid, werken aan vrijheid. Op pagina 9 staat een overzicht van de oefeningen in het werkkboek, gerangschikt naar thema. Er is een bijbehorende DVD ‘Volgens mij … ‘ die destijds door Actiz (toen nog Arcares) onder alle leden is verspreid. De DVD is voor Actiz leden te downloaden via het ledennet. Het werkboek staat op extranet onder Richtlijnen en Achtergrondinformatie of is te downloaden van de website van Sting: www.sting.nl 4. Voor persoonlijk begeleiders: gebruik de oefeningen 1 t/m 6 uit de VGN-handreiking Nadenken over vrijheidsbeperking van mijn cliënt. Een handreiking voor begeleiders in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Deze handreiking is bij de startconferentie uitgereikt en digitaal beschikbaar op www.vgn.org 5. Gebruik de vragenlijst Attitude om met elkaar in gesprek te gaan. Laat elke medewerker deze lijst invullen en bespreek met elkaar de antwoorden. 6. Speel Jekyll & Hyde: In een Dr. Jeckyll en Mr.Hyde oefening vraag je van mensen om nu eens niet na te denken over het goede, maar na te denken over hoe ze van iets een zo groot mogelijke ramp kunnen maken. Wat is er nodig om iets finaal te laten mislukken. Je moet bijvoorbeeld een ander team adviseren over een verbetertraject en de Mr.Hyde wordt in je wakker.... Over de film: Dr.Jeckyll maakt een drankje dat er voor zorgt dat zijn (slechte) alter-ego tijdelijk de overhand krijgt. Mr.Hyde is groot en sterk, maar ook een monsterachtig lelijk mens. Als mr.Hyde durft dr.Jeckyll dingen te ondernemen waar hij als zichzelf niet over zou peinzen. Het lijkt mooi totdat mr.Hyde de overhand krijgt en bovendien begint met moorden... Deze opzet/oefening kan erg goed werken. Het brengt humor en mensen vinden het makkelijker te bedenken wat je moet doen om iets te laten mislukken dan wat je moet doen om iets te laten slagen. En vaak doen mensen veel van die 'verkeerde dingen' opvallend vaak... Een volgende stap is uiteraard om deze verkeerde dingen om te zetten in goede dingen. Een goede terugkoppeling is wel belangrijk bij deze oefening. De oefening kan beter in niet al te grote groepen worden gedaan. 7. Strokenoefening. De strokenoefening kan op diverse manieren worden gebruikt. Je kunt een keuze maken door alleen die stroken te gebruiken met maatregelen binnen de instelling of de hele set stroken gebruiken. Vervolgens kun je een groepje medewerkers en/of familie/vertegenwoordigers vragen de stroken op volgorde van licht naar zware maatregel te leggen. Dit kun je doen vanuit diverse perspectieven: vanuit de cliënt, vanuit jezelf, vanuit het team. Er zal discussie ontstaan over waarom iemand de ene maatregel wel of niet zwaar vindt. Ook zal duidelijk worden dat cliënten maatregelen verschillende kunnen ervaren. Het gesprek hierover draagt bij aan bewustwording. ‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 3
85
DEEL 4 ACHTERGRONDEN
1. Wat is er aan de hand? In 2009 is in het zorg voor beter (www.zorgvoorbeter.nl) programma het verbetertraject Ban de Band ontwikkeld. Een methodiek voor het verantwoord afbouwen van onrustbanden. Het gebruik van vrijheidsbeperkende (Zweedse) banden of onrustbanden komt in de verstandelijk gehandicaptenzorg (VG) en in verpleeg- en verzorgingshuizen (V&V) nog regelmatig voor. Mensen in deze instellingen krijgen onrustbanden om te voorkomen dat ze vallen of met agressief gedrag zichzelf of een ander wat aandoen. Het is een zware maatregel die ernstig ingrijpt in de vrijheid van mensen. Jaarlijks overlijden ongeveer drie mensen aan de gevolgen van het (foutief) gebruik van banden. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft verscherpt toezicht en handhaving op onverantwoord gebruik van onrustbanden aangekondigd. Ook hebben IGZ, de brancheorganisaties (Actiz, VGN), de beroepsverenigingen (NIP-NVO, NVAVG, NVVA, Sting, V&VN) en de cliëntenorganisaties (CG-raad, LOC Zeggenschap in zorg, Platform VG) uit de gehandicaptenzorg en de ouderenzorg op 18 november 2008 een intentieverklaring getekend om het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen terug te dringen. Deze toolkit helpt u met het afbouwen van banden en helpt u uitvoering geven aan de intentieverklaring. Uit de internationale literatuur blijkt dat het niet toepassen van banden weliswaar leidt tot meer vallen, maar dat hierbij niet meer letsel optreedt (Neufeld, Libow et al 1999). Daarnaast heeft het gebruik van banden ook aanzienlijke negatieve gevolgen: angst, depressie, meer onrust, meer gebruik van psychofarmaca, meer incontinentie en decubitus, meer letsel door gebruik van de band (Huizing 2008). De effectiviteit van onrustbanden is inmiddels omstreden.
2. Wat houdt de zorg voor beter methode in? Binnen het programma Zorg voor Beter werken zorgprofessionals hard om de thuiszorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg en langdurende geestelijke gezondheidszorg te verbeteren. Doel is een kwalitatief betere, efficiënte en duurzame zorg met tevreden cliënten. Door te leren en te profiteren van bestaande ervaringen en kennis. Door het creëren van meer samenhang en een betere aansluiting op andere zorgsectoren. En door het slimmer en beter organiseren van het werk. Het programma Zorg voor Beter stimuleert organisaties in de langdurende zorg om nu én in de toekomst goede zorg te leveren waarbij de focus ligt op kwaliteit en arbeidsbesparing. Zorg voor Beter is een initiatief van het ministerie van VWS, in samenspraak met de brancheorganisaties, beroepsverenigingen en cliëntenorganisaties. ZonMw heeft de regie. Onder andere Vilans, het Trimbos-instituut en TNO-Kwaliteit van Leven voeren uit. Samen werken al deze organisaties aan een betere zorg via Verbetertrajecten, innovaties en het toepassen van de normen en indicatoren voor verantwoorde zorg. Meer over Zorg voor Beter kunt u vinden of op de website www.zorgvoorbeter.nl of download de zorg voor beter gids (www.zonmw.nl/uploads/tx_vipublicaties/Zorg_voor_Beter_gids.pdf). De verbetermethode heeft de volgende kenmerken: 1. Gestructureerd 2. Resultaatgericht 3. Kleinschalige acties 4. Clientgericht 5. Zo onderbouwd mogelijk 6. Voordurend meten 7. Leren van en met elkaar
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 4
87
3. Ervaringen In 2009 hebben 30 organisaties deelgenomen aan het verbetertraject Ban de band. Het succesvol afbouwen van onrustbanden bleek mogelijk binnen zes tot 9 maanden. Alle 30 deelnemende organisaties brachten samen het aantal onrustbanden van 334 terug naar 120. Vaak bleek een alternatief voor de zware vrijheidsbeperkende maatregel niet nodig. “Een andere vorm van bejegening blijkt soms ook voldoende te zijn. Als je weet waarom iemand onrustig wordt, dan kan je daar wat aan doen. Een rustgevend wandelingetje blijkt soms net zo effectief als het vastbinden van iemand. Het is maatwerk en daarbij kan uit tal van goede alternatieven worden gekozen (Marjolein van vliet, projectleider ban de band).”
Veertien deelnemers aan Ban de Band in 2009 hebben het verhaal opgeschreven van een cliënt bij wie de onrustband is afgebouwd of bij wie andere vrijheidsbeperkende maatregelen zijn ingeperkt. Uit deze verhalen blijkt hoezeer de houding van medewerkers en familie kan verschillen per geval. Ook het proces van afbouwen en het zoeken naar alternatieven is per cliënt anders. De verhalen van cliënten komen deels uit de sector VV&T en deels uit de gehandicaptenzorg en ggz. U leest hier de eerste twee cliëntverhalen. Voorbeeld uit de VV&T De heer Verpaalen is 82 jaar oud en heeft Alzheimer. Hij is erg onrustig. Om valgevaar, onrust en loopdrang tegen te gaan, laten zijn verzorgers meneer Verpaalen slapen in een Zweedse band. De band wordt ook gebruikt omdat hij anders niet aan voldoende rust komt. Hij draait namelijk het dag- en nachtritme om. De band helpt wel: hij krijgt meer nachtrust en valt niet. Hij is alleen wel erg onrustig in de band en dat zou je kunnen zien als een vorm van verzet. Eerst aarzeling De familie was het in eerste instantie niet eens met het plan om de band af te bouwen. Zij vonden het risico op vallen te groot. Na verloop van tijd werd de familie echter steeds positiever. Uiteindelijk heeft mevrouw Verpaalen zelfs meegewerkt aan een familieavond binnen de instelling waar ze haar verhaal heeft verteld. Ook medewerkers hadden hun twijfels. Toen de eerste positieve resultaten zichtbaar werden, durfden de medewerkers pas echt aan de slag te gaan met het afbouwen van de band. Plan van aanpak Bij de heer Verpaalen is de band stapsgewijs afgebouwd. Het verbeterteam heeft een plan van aanpak gemaakt en heeft dat eerst besproken met zijn verzorgers en met de familie. Met hen zijn ook observatieafspraken gemaakt. Daarnaast hebben de medewerkers in overleg alternatieven uitgeprobeerd en aangeschaft. Meneer Verpaalen slaapt nu niet meer in een band en dat gaat heel goed. De instelling maakt gebruik van een extra laag bed, een matras vóór het bed en een sensorbel. Het team, de familie én de cliënt zijn tevreden.
Voorbeeld uit de gehandicaptensector Tony is 46 jaar oud, verstandelijk beperkt en hij heeft een sterke behoefte aan structuur. Hij is drie jaar geleden uit bed gevallen en heeft toen zijn heup gebroken. Om valgevaar in de nacht te voorkomen hebben zijn verzorgers indertijd besloten een Bratexband te gaan gebruiken in de nacht. Nadat hij hersteld was van zijn botbreuk, vroeg hij steeds zelf om de band. Als hij deze niet kreeg, ging hij gillen. Dat was natuurlijk niet zo prettig, ook niet voor de medebewoners. Dankzij het gebruik van de band sliep Tony goed. Alternatieven niet nodig De medewerkers vonden het eigenlijk maar niets om de band af te bouwen. Ze waren bang dat de nachtelijke rust verstoord zou worden. Nu ging Tony toevallig verhuizen naar een andere locatie. Omdat de verhuizing voor hem al een nieuwe omgeving en structuur bood, hebben de medewerkers toen het verdwijnen van de band als onderdeel meegenomen in het geheel van veranderingen. En
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 4
88
wat bleek? Alternatieven waren niet nodig. Tony slaapt nu net zo goed als in zijn vorige woonomgeving. Zijn gedrag is hetzelfde als voorheen en ook zijn structuur is hetzelfde gebleven. Maar dan dus zonder band.
Vraag ook andere beschreven goede voorbeelden uit de praktijk op bij Vilans: • Betrokken medewerkers Afbouwen van de Zweedse band begint bij begrip bij de medewerkers. In dit document leest u hoe organisaties investeerden in bewustwording en scholing. • Acht goede voorbeelden in Verpleging en Verzorging Lees hoe organisaties in een jaar tijd een grote slag hebben geslagen in de afbouw van onrustbanden en andere vrijheidsbeperkende maatregelen. In alle organisaties zijn bijna geen banden meer te vinden. • Vergeet de familie niet Het afbouwen van banden is niet alleen voor medewerkers lastig. Ook de familie vindt het vaak spannend. Bij de start is ze verteld dat vastbinden nodig is voor het welzijn van hun familielid, nu krijgen ze het tegenovergestelde te horen. • Weg met de banden Vooral in de VG-sector lijken organisaties moeilijk af te komen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Deels valt dit te verklaren uit de specifieke problematiek: automutilatie (zelfverwonding), agressie en weerstand bij de familie. Lees hoe Pantein hiermee omging. • Brochure ‘Blauwe kamer’ • Brochure ‘Mariahoeve’
4. Tips van andere deelnemers Deelnemers aan vorige rondes van Ban de Band hebben enkele tips op papier gezet voor organisaties die ook het aantal onrustbanden willen verminderen: •
•
•
• •
• • • • • • • •
Doe alles in goed overleg en neem geen overhaaste beslissingen. Geef de belangenbehartigers de tijd om te wennen aan het idee dat hun verwante straks niet meer vastligt. Het vastliggen geeft de verwante vaak een vertrouwd gevoel. Uitvoerend medewerkers zijn soms bang voor de gevolgen van het verdwijnen van de band. Zij willen graag een overgangsfase. Toch is het bij een aantal cliënten goed mogelijk om de band radicaal te verwijderen, zonder ‘afbouwregeling’. Vaak wordt als reden voor een onrustband ‘valgevaar’ opgegeven, maar meestal zijn andere redenen de oorzaak voor het inzetten van een band. De onderliggende reden moet je goed onderzoeken. Zorg dat je goed voorbereid bent. Wees bedacht op weerstand Het kost moeite om bij sommige medewerkers het bewustzijn te creëren dat het ook zonder fixatie kan. Je moet het langzaam brengen, stukje voor stukje, zodat men aan het idee kan wennen. In de projectgroep een afgevaardigde van elke afdeling. Deze is dan altijd goed op de hoogte. Ga na waarom er wordt gefixeerd. Als dit al heel lang gebeurt, kan het zijn dat het niet meer nodig is. Ga op zoek naar goede alternatieven. Vraag dit na bij andere instellingen, die al verder zijn met non-fixatie. Je hoeft niet steeds opnieuw het wiel uit te vinden. Praat met elkaar, ga confrontatie niet uit de weg en sta open voor andere ideeën en andere denkbeelden. Goed observeren en rapporteren wat er gebeurt. Ga ervoor, goed overleggen, visie veranderingen, creatief denken in oplossingen. Vaak is er sprake van schijnveiligheid! Probeer dat los te laten. Kijk naar het welbevinden van de cliënt en verplaats je in de cliënt om de impact van fixatie in te kunnen zien.
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 4
89
•
•
•
•
Betrek de familie en neem gevoelens van angst en spanning serieus. Dan ben je eind in de goede richting en zorg je er ook voor dat de familie actief gaat meedenken en doen. Samen sta je sterk! Probeer niet te veel in een keer te doen. Werk stapsgewijs. Dat kost wel meer tijd, maar vergroot wel je kans om je doel te behalen. En als er iets niet goed gaat, kan je beter zien in welk gedeelte van het traject het niet goed gaat. Na een val verliest familie vaak in eerste instantie wat vertrouwen in de zorgverleners. Aan deze vertrouwensband moet gewerkt worden om vervolgens stappen richting vrijheid te ondernemen. Durf af te bouwen en vier je successen!
5. Meer achtergrondinformatie Meer achtergrondinformatie bij de verbetermethode vindt u in de volgende documenten: • DVD met voorbeelden. Te bestellen via de webwinkel van Vilans (www.vilans.nl) • Goede zorg bij verzet, handreiking, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland • Intentieverklaring veldpartijen, Inspectie voor de Gezondheidszorg • Leven in vrijheid, werken in vrijheid, werkboek, te downloaden via • Meepraten over beperking van je vrijheid, een handreiking voor cliënten, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland • Nadenken over vrijheidsbeperking, een handreiking voor medewerkers, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland • Omgaan met verzet, handleiding bij een dvd, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland • Richtlijn Omgaan met gedragsproblemen bij dementie, UMC St. Radboud/Hogeschool INHolland • Richtlijn Preventie van valincidenten bij ouderen, NVKG • Richtlijn Probleemgedrag, NVVA • Richtlijn Vrijheidsbeperking in de zorg voor mensen met een beperking, UMC Utrecht, disciplinegroep Verplegingswetenschap • Vrijheidsbeperking, factsheet, Universiteit Maastricht • Zorg voor vrijheid, rapport, Inspectie voor de Gezondheidszorg • Vonnis en uitspraak, LJN zweedse band • Brochure Over de wet Bopz van het miniserie van VWS • Beleidsnota Domotica in Inovum • Op de website van de Borg (www.deborg.nl) vindt u een handboek signaleringsplannen en kunt u een leeg signaleringsplan downloaden. Alle documenten kunt u ook opvragen bij Vilans of Zorg voor Beter (www.vilans.nl of www.zorgvoorbeter.nl).
‘ZORG ZELF VOOR minder banden’
DEEL 4
90