Zorg voor leerlingen op het Jordan
Organisatie van de leerlingenzorg op het Montessori Lyceum Herman Jordan
Oktober 2013
R13-109
Inhoud 1. Zorgplan in samenhang 2. Visie op onderwijs 3. Visie op leerlingenzorg 4. Basispakket zorg 4.1. Voorzieningen 4.2. Zorgaanbod 5. De zorgcyclus 6. Ziekteverzuimbegeleiding en GGD 7. Privacywetgeving en dossiervorming 8. Taakomschrijvingen 8.1. De individuele mentor 8.2. De groepsmentor 8.3. De jaarlaagcoördinator 8.4. De counselor 8.5. De coördinator van zorgleerlingen 8.6. De mentor van zorgleerlingen 8.7. De coördinator dyslexie 8.8. De coördinator meerbegaafden 8.9. Het Zorg Advies Team 8.10 De zorgcoördinator 8.11 De vertrouwenspersonen 8.12 De supermentoren 8.13 De decaan 9.1. Gerealiseerde aandachtspunten en ontwikkeldoelen 2010-2013 9.2. Aandachtspunten en ontwikkeldoelen 2013-2014 9.3. Aandachtspunten en ontwikkeldoelen langere termijn Bijlage 1 Dyslexiebeleid Bijlage 2 Ontheffingen moderne vreemde taal o.g.v. dyslexie Bijlage 3 Protocol ziekteverzuim Bijlage 3a Protocol langdurig zieke leerlingen Bijlage 4 Toelatingsbeleid en overig beleid rond leerlingen met LGF Bijlage 5 Protocol pesten Bijlage 6 Protocol intimidatie Bijlage 7 Stroomschema klachtenprocedure intimidatie Bijlage 8 Stroomschema vragenprocedure ouders
3 3 3 3 3 4 5 6 6 7 7 8 8 9 10 11 11 12 11 12 12 13 13 13 13 14 15 16 17 18 20 22 24 32 33
2
1. Zorgplan in samenhang Het zorgplan van het Montessori Lyceum Herman Jordan is een plan dat samenhang vertoont met andere al ontwikkelde beleidsdocumenten. Een van de belangrijkste is het zorgplan van het Samenwerkingsverband Zuidoost Utrecht. Daarnaast zijn er het schoolplan, de “Dertien waardevolle aspecten van het Jordan eigene”, de onderwijskundige beleidsvisie en de diverse schoolinterne protocollen.
2. Visie op onderwijs In onze visie is onderwijs een onderdeel van de opvoeding. Dat betekent dat we bijzondere aandacht willen geven aan de persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen. Daarbij gaan we uit van de ideeën van Maria Montessori. We proberen ons onderwijs zoveel mogelijk af te stemmen op de individuele leerling met zijn eigen mogelijkheden, omstandigheden, interesses en werktempo. We vinden het belangrijk dat een leerling op school leert zelfstandig te worden en eigen verantwoordelijkheid te dragen. We willen dat bereiken door de leerling een zekere mate van vrijheid te geven, waarbinnen hij eigen keuzen kan maken. We hechten grote waarde aan een ontspannen leef- en werkklimaat, waarin de verstandhouding tussen docent en leerling wordt bepaald door wederzijds respect en tolerantie.
3. Visie op leerlingenzorg Leerlingen die goed in hun vel zitten en in een veilig klassen- en schoolklimaat opereren, zullen beter in staat zijn aan het onderwijsproces deel te nemen. We vinden dat de school een zekere verantwoordelijkheid heeft om de leerling te helpen als hij in sociaal-emotioneel opzicht problemen ervaart of als hij door een leerstoornis als dyslexie gehinderd wordt in het bereiken van de bij hem passende resultaten. Daarom heeft het Jordan een uitgebreid begeleidingssysteem ontwikkeld waarin de individuele mentor de spil van de begeleiding vormt. Voor sommige specifieke problemen kan extra hulp worden geboden. De school stelt zich ook open voor leerlingen met een functiebeperking, in de mate dat wij de zorg voor die specifieke leerling ook inderdaad aan kunnen bieden.
4. Basispakket zorg Onze school kiest ervoor om –net als de andere leden van het Samenwerkingsverband- te voldoen aan het basispakket voor zorg. Dit basispakket omvat een aantal zaken waaraan de leerlingenzorg tenminste moet voldoen:
3
4.1. Voorzieningen 1. mentoraat: Onze school kent een individueel mentoraat met een wekelijks contact voor alle leerlingen en daarnaast in de eerste drie leerjaren een klassenmentoraat. 2. systematische leerlingbespreking: leerlingen worden vier maal per jaar uitgebreid besproken in het jaarlaagteam 3. interne commissie leerlingenzorg: zorgcoördinator en counselor hebben in voorkomende gevallen overleg en verwijzen indien nodig door naar Zorgadviesteam. 4. orthoteek: we maken gebruik van Saqi (brugklas) en VSV (4de klasssen); voor andere testen maken we gebruik van een vast orthopedagogisch en psychologisch onderzoeksbureau. 5. vertrouwenspersonen: we hebben twee interne vertrouwenspersonen voor (seksuele en andere) intimidatie 6. veilige opvang voor leerlingen met problemen: we beschikken over protocollen m.b.t. pesten, intimidatie, ziekteverzuim. Er is veel aandacht in mentoraat en vaklessen voor een veilige omgeving en een goede sociaal-emotionele ontwikkeling. 7. zorgadviesteam: (schoolarts, jeugdmaatschappelijk werk, leerplicht, counselor, zorgcoördinator; indien nodig aangevuld met mentor en jaarlaagcoördinator) 4.2 Zorgaanbod 1. signalering opkomende problemen: vakdocenten, mentoren en jaarlaagcoördinatoren zijn erop gericht problemen te signaleren; tijdens leerlingenbesprekingen is er ruim aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. 2. diagnostisch onderzoek: leerlingen bij wie problemen worden vermoed of geconstateerd, worden verwezen naar de counselor; deze treedt zo nodig in overleg met zorgcoördinator en verwijst door naar testbureau of Zorgadviesteam. 3. opstellen van een handelingsplan m.b.t. leer- en sociaal-emotionele problemen: voor leerlingen met een leerlinggebonden financiering (“rugzakleerlingen”) wordt door de „coördinator zorgleerlingen‟ in overleg met ouders, mentor en ambulant begeleider een jaarhandelingsplan opgesteld t.b.v. de docenten dat geregeld wordt geëvalueerd en bijgesteld. Voor overige problemen wordt, alnaargelang de ernst van het probleem, een plan van aanpak gemaakt door mentor en/of jaarlaagcoördinator en/of „coördinator zorgleerlingen‟ dat onder de docenten wordt verspreid. 4. onderwijskundige ondersteuning: In vaklessen, keuzewerktijd en begeleidingsuren wordt –uit de aard van het Montessori-systeem- veel individuele aandacht aan (extra) uitleg gegeven. Dyslectische leerlingen komen in aanmerking voor groepsgewijze remediale hulp, verzorgd door de coördinator dyslexie en een docent MVT. Onderpresterende hoogbegaafde leerlingen worden gecoacht door de coördinator “meerbegaafden” Voor meerbegaafde onderpresteerders in de bovenbouw organiseren wij een cursus die gericht is op het versterken van de motivatie; dit is een groepsgewijze begeleiding, gegeven door de coördinator „meerbegaafden‟. Onderbouwleerlingen met motivatie- en planningsproblemen krijgen extra hulp van de supermentoren. 5. sociaal-emotionele ondersteuning: leerlingen met problemen op dit gebied kunnen in de eerste plaats terecht bij hun mentor; zij kunnen verder worden verwezen naar de counselor (en kunnen ook op eigen houtje bij haar terecht). 6. leerlingvolgsysteem: Cijfer- en absentieregistratie gebeuren via Magister. Plannen van aanpak en handelingsplannen van LGF-leerlingen worden, evenals informatie over de dyslecten in Magister geregistreerd. Acties volgend uit llnbesprekingen worden in aparte kaartenbak opgeslagen. Acties m.b.t. overige leerlingen komen
4
terecht in het papieren dossier van de leerling. Voortgangs- of incidentgesprekken met jaarlaagcoördinatoren komen terecht in hun eigen digitale of papieren dossiers. Deelname aan supermentoraat, faalangstreductietraining, rt- en andere interne begeleidingen wordt door de uitvoerende docenten in kwestie bijgehouden. Gesprekken counselor in eigen dossier; afspraken Zorgadviesteam in archief zorgcoördinator. 7. training studievaardigheden: studievaardigheden zijn geïntegreerd in de lessen. 8. training faalangstreductie: training wordt door counselor gegeven aan hiertoe geselecteerde brugklassers en eindexamenleerlingen (vanaf klas 4). 9. training sociale vaardigheden: hiervoor wordt naar externe instanties verwezen. 10. deskundigheidsbevordering: deskundigheidsbevordering vindt naar behoefte van de individuele mentoren en coördinatoren „zorg‟ plaats. Jaarlijks wordt daarnaast een door de school georganiseerd aanbod gedaan. 11. kwaliteitsbewaking: de zorg voor LGF-leerlingen wordt jaarlijks met de ouders geëvalueerd door de coördinator „zorgleerlingen‟. Effectiviteit mentoraat wordt regelmatig gemeten bij leerlingen, mentoren en ouders. 12. contacten met ouders: De mentor is het eerste aanspreekpunt voor de ouders. Als er een plan van aanpak wordt vastgesteld, bespreekt de mentor dit met leerling en ouders. Als er een jaarhandelingsplan (LGF) wordt vastgesteld, wordt dit door de mentor met de ouders besproken en door hen ondertekend. Ook de voortgang en eindrapportage worden met leerling en ouders besproken en door de laatsten ondertekend. In het geval van afname van onderzoeken wordt door de counselor of zorgcoördinator schriftelijk of mondeling uitleg gegeven aan de ouders en om schriftelijke toestemming gevraagd. Schriftelijke of mondelinge toestemming is ook nodig voor bespreking in het Zorgadviesteam. Als ouders of leerlingen bezwaar willen maken tegen de gang van zaken, kunnen zij terecht bij de jaarlaagcoördinator. Mocht het probleem blijven bestaan, dan kan er verwezen worden naar de directie of in het uiterste geval naar de klachtencommissie.
5. De zorgcyclus 1. Als een leerling, ouder of een medewerker signaleert dat een leerling mogelijk zorg nodig heeft, is het belangrijk dat de mentor zo gauw mogelijk wordt geïnformeerd, rekening houdend met de privacy van de leerling. 2. De mentor is de spil in de begeleiding: verzamelt informatie m.b.t. de leerling: via vakdocenten, de leerlingenbespreking, de jaarlaagcoördinator. Als er sprake van een probleem blijkt te zijn, onderneemt hij actie. a. overlegt zonodig met ouders b. overlegt zonodig met counselor en/of jaarlaagcoördinator c. evalueert met leerling / ouders resultaten 3. Wanneer bovenstaande niet toereikend is, a. overlegt mentor met jaarlaagcoördinator en/of counselor over verdere stappen b. volgt zonodig verwijzing naar counselor c. gaat counselor met leerling aan de slag, kan naar externe hulp verwijzen, kan nieuw handelingsplan maken. 4. Wanneer bovenstaande niet toereikend is, a. bespreekt counselor probleem met zorgcoördinator b. wordt leerling eventueel aangemeld voor bespreking in het orgadviesteam. Ouders moeten toestemming hiervoor geven. 5. In het Zorgadviesteam wordt advies opgesteld voor a. verder onderzoek
5
b. aangepast handelingsplan c. verwijzing naar externe instantie d. aanvraag LGF.
6. Ziekteverzuimbegeleiding en GGD Sommige leerlingen zijn “frequent kortdurend ziek” is (hieronder verstaat de GGD 5 x per maand of meer); het gaat om leerlingen die steeds een uur of paar uur wegblijven vanwege bijvoorbeeld hoofdpijn of buikpijn en wier afwezigheid door ouders (of henzelf) gedekt wordt; het risico bestaat dat zij hier langer mee blijven doorlopen dan gezond is. De volgende procedure geldt hiervoor1: 1. Als coördinator het idee krijgt dat het frequent kortdurend verzuim niet klopt of dat er meer aan de hand kan zijn, dan nodigt de coördinator of brugklasmentor de leerling uit voor een gesprek. 2. Als de reden onduidelijk blijft of er is complexere problematiek, dan wordt leerling door hen bij counselor of via counselor bij Zorg Advies Team aangemeld 3. Van daaruit kan leerling bij de schoolarts worden aangemeld 4. Leerling wordt door de schoolarts uitgenodigd 5. Schoolarts koppelt terug naar school en verwijst indien nodig binnen of buiten de Jeugdgezondheidszorg. 6. Indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim, brengt de jaarlaagcoördinator de leerplichtambtenaar op de hoogte. Zie verder Bijlage 3: protocol ziekteverzuim
7. Privacywetgeving en dossiervorming Dossier 1. Leerlingendossier bij de administratie In dit dossier bevinden zich het onderwijskundig rapport van de basisschool, de verslagen van de leerlingbespreken, eventueel uitslagen van testen en/of plan van aanpak bij leerlingen me een of ander probleem. 2. dossier counselor De counselor maakt over ieder contact dat verband houdt met de begeleiding van een leerling een notitie in zijn eigen dossier2. Dit geldt zowel de gesprekken met de leerling als de contacten met ouders, interne (mentor, schoolleiding, etc.) en externe instanties. In dit dossier worden tevens rapportages van onderzoeken, handelingsplannen en –evaluaties e.d. opgeslagen. Gegevens dienen twee jaar nadat de leerling de school verlaten heeft te worden vernietigd. 3. dossier Zorgadviesteam Notulen van de bijeenkomsten van het Zorgadviesteam worden verspreid onder de leden van het Zorgadviesteam. Gegevens dienen twee jaar nadat de leerling de school verlaten heeft te worden vernietigd. De gegevens uit alle drie de dossiers zijn in principe toegankelijk voor de ouders van de betreffende leerling en door de leerling zelf indien die ouder is dan 16. Het eerste en derde dossier is alleen toegankelijk voor de mentor, de jaarlaagcoördinator en de schoolleiding. Het
1 2
Zie voor het uitgebreide protocol bijlage 3 Dit zgn. „zorgdossier‟ is een ander dan het algemene leerling-dossier, waarvoor andere privacy-regels gelden
6
tweede dossier is alleen toegankelijk voor de schoolleider en coördinator in kwestie die wel inzagerecht hebben3. Gegevens uit beide dossiers mogen niet aan derden worden verstrekt tenzij met toestemming van de ouders (leerling < 16), van leerling èn ouders (16 < leerling <18) of van de leerling zelf (leerling >18) . Dit geldt dus ook voor informatie t.b.v. hulpverlenende instanties e.d. Dossiers dienen twee jaar nadat de leerling de school heeft verlaten te worden vernietigd. Verwijzing Voor verwijzing naar externe (medische dan wel sociaal-psychologische) hulpverlening is toestemming van de ouders noodzakelijk, als leerling nog geen 16 jaar is. Boven die leeftijd is dat niet nodig. In sommige situaties mag doorverwijzing naar medische hulp ook al vanaf 12-jarige leeftijd zonder dat de ouders daarin gekend zijn. Counseling Leerlingen kunnen zonder medeweten van de ouders gesprekken met de counselor voeren. De gesprekken zijn er wel altijd op gericht de leerling rijp te maken om zelf hun ouders in te lichten over de problematiek waar zij mee zitten. Uiteraard kunnen er situaties zijn waarin de counselor –zelfs tegen de wil van de leerling in- het noodzakelijk acht de ouders daarover in te lichten. Zorgadviestam Wanneer zorg bestaat over een leerling en bespreking in het Zorgadviesteam gewenst is, worden ouders en leerling geïnformeerd over de bespreking in het Zorgadviesteam; doorgaans zal de mentor dat doen, in sommige gevallen zal dat de counselor of de coördinator zijn. Er kunnen zich situaties voordoen waarin de school ervoor kiest te wachten met informeren van de ouders totdat de strategie en de aanpak van de problematiek bepaald is. Indien ouders gescheiden zijn, wordt de verzorgende ouder ingelicht over de bespreking in het Zorgadviesteam en heeft de niet-verzorgende ouder een informatierecht.
8. Taakomschrijvingen 8.1. De individuele mentor De mentor vormt de spil in de begeleiding van de leerling. Iedere week ziet hij zijn leerling tenminste éénmaal op een vast tijdstip. Per leerling heeft hij gemiddeld zeven minuten hiervoor tot zijn beschikking; soms zal de mentor de ene keer een leerling wat meer en een andere keer wat minder aandacht geven. In de werkbespreking helpt de mentor de leerling steeds zelfstandiger en onafhankelijker te worden; in zijn manier van coaching probeert hij de leerling zoveel mogelijk verantwoordelijkheid te geven voor zijn eigen ontwikkeling. De mentor heeft dus een ondersteunende, helpende rol. Van de leerling wordt ook een inspanning verwacht: hij moet op tijd op de werkbespreking zijn, nadenken over wat hij aan de orde wil stellen, spullen bij zich hebben zoals het pensumboekje en zich houden aan gemaakte afspraken, zoals b.v. het van te voren maken van een planning.
3
De mentor heeft in principe geen inzagerecht, omdat het voor de uitoefening van zijn functie niet noodzakelijk is dat hij beschikt over alle informatie van een leerling uit het zorgdossier. Wel kan hij geïnformeerd worden door de counselor; werkaantekeningen hierover mogen niet op zich een dossier gaan vormen.
7
Werkbesprekingen worden dikwijls in kleine groepjes leerlingen uit dezelfde klas gehouden: voordeel is dat leerlingen elkaar onderling ook kunnen informeren en helpen. De mentor houdt van tijd tot tijd een-op-een-gesprekken, zodat de leerling gemakkelijker iets persoonlijks bij hem kwijt kan. Het individuele mentoraat maakt het mogelijk om maatwerk te leveren: de aard van de werkbespreking verschilt al naargelang de behoeftes van de leerling. De leerling bepaalt dus voor een deel de agenda van de werkbespreking. De ene leerling heeft behoefte aan een gedegen controle van de planning, een andere aan persoonlijke gesprekken over zijn functioneren in de klas. Dit neemt niet weg dat de mentor met regelmaat alle aandachtsgebieden van de begeleiding aan de orde stelt; hij bepaalt daarmee het andere deel van de agenda. Aandachtsgebied 1: de leerling stelt de mentor op de hoogte van de vorderingen (en achterstanden). We gebruiken daarvoor de overzichts- of kleurkaart. De mentor bespreekt met de leerling ook het verslag, inclusief de (prognose)cijfers. Aandachtsgebied 2: de leerling zorgt voor een planning. De mentor gaat met de leerling na of de planning adequaat en haalbaar is en vult indien nodig aan. In de studielessen van de brugen tweedeklas wordt veel aandacht aan het leren plannen besteed. In de werkbespreking zal slechts incidenteel tijd zijn voor het maken van de planning zelf. In de bovenbouw herinnert de mentor de leerling aan deadlines en tentamens door te verwijzen naar het pta. Aandachtsgebied 3: De mentor spreekt de leerling aan op achterstanden, confronteert hem met de consequenties daarvan en helpt de leerling bij het zoeken van oplossingen. Leerling en mentor maken duidelijke en concrete afspraken over acties die ondernomen dienen te worden. De mentor bewaakt het nakomen van deze afspraken. Aandachtsgebied 4: De leerling kan met persoonlijke kwesties bij de mentor terecht en de mentor heeft een open oor hiervoor. Zonodig houdt de mentor apart werkbespreking. De mentor houdt rekening met de privacy van de leerling. De mentor verwijst op tijd door naar vakdocent, counselor, vertrouwenspersoon of coördinator. Aandachtsgebied 5: De leerling kan bij zijn zoektocht naar het juiste profiel en de juiste vervolgopleiding terecht bij de mentor. De mentor confronteert de leerling indien nodig met zijn mogelijkheden en verwijst desgewenst naar de decaan. Aandachtsgebied 6: de mentor geeft –met in achtneming van de privacy van de leerling- aan de ouders informatie op het verslag en tijdens het ouderspreekuur en geeft gehoor aan telefoon en e-mail van ouders. De mentor neemt zelf geen initiatief naar de ouders, tenzij zich een onverwacht ernstig probleem of dreiging te blijven zitten voordoet.
8.2. de groepsmentor De groepsmentor in klas 1-3 is verantwoordelijk voor het sociale klimaat en de werksfeer in de klas. In de studielessen in klas 1 en 2 wordt daartoe veel aandacht besteed aan positieve groepsnormen, omgaan met conflicten en aan een veilig klimaat. Daarnaast is er aandacht voor preventie op het gebied van roken, eetgewoonten, seksualiteit, etc. In de derde klassen staan de studielessen in het teken van de keuzen die de leerlingen moeten gaan maken: havo/vwo, profiel, studie en beroep.
8
De groepsmentoren in klas 1-3 spelen een belangrijke rol als zich problemen voordoen (slechte werksfeer, pesterijen, veel achterstanden, e.d.): zij bespreken deze met de klas en zoeken naar oplossingen daarvoor.
8.3. De jaarlaagcoördinator De jaarlaagcoördinator heeft in dit kader een aantal taken: 1. bewaakt een optimale school- en werkomgeving voor leerlingen en docenten, zorgt daarbij voor de naleving van schoolregels; heeft contact met leerlingen en ouders/verzorgers om bij problemen tot oplossingen te komen en hen daarbij te adviseren. 2. legt sancties op aan leerlingen wanneer niet wordt voldaan aan de schoolregels 3. draagt zorg voor de uitvoering van het absentenbeleid 4. zorgt voor een naleving van vastgestelde protocollen (als het pestprotocol) 5. zit het mentoroverleg voor (en bespreekt daarbij o.a. de mentorlessen) 6. bewaakt het functioneren van de klassen en initieert oplossingen bij niet-functioneren 7. draagt zorg voor de administratieve verwerking van leerlinggegevens 8. bewaakt de uitvoering van processen door o.a. mentoren, decaan, counselor en stuurt uitvoering zo nodig bij 9. bereidt leerlingbesprekingen voor en zit deze voor; bespreekt resultaten, vorderingen en welbevinden van individuele leerlingen en draagt zorg voor uitvoering van gemaakte afspraken. 10. stuurt aan op het oplossen van gedrags- en/of leerproblemen of psychische problemen van individuele leerlingen, draag zorg voor diagnosticeren ervan en bewaakt de uitvoering van de juiste leerlingbegeleiding. 11. ontwikkelt beleid op terrein van leerlingbegeleiding, doet beleidsvoorstellen en vertaalt beleid naar procedures t.b.v. de uitvoering ervan.
8.4. De counselor De counselor heeft een aantal taken op het gebied van de directe leerlingbegeleiding. De werkzaamheden hebben betrekking op het signaleren, diagnosticeren, begeleiden en verwijzen van leerlingen met sociaal-emotionele problemen en op het adviseren en coachen van mentoren bij de opvang en begeleiding van deze leerlingen. 1. Individuele begeleiding van leerlingen en interne contacten a. verleent hulp aan leerlingen bij sociaal-emotionele problemen die de competentie of taakbelasting van de desbetreffende mentor te boven gaan. Het gaat om kortdurende hulp om de leerling te helpen zijn/haar problematiek te verhelderen, de leerling te helpen bij het vinden van oplossingen de leerling te begeleiden naar een externe instantie. Het gaat uitdrukkelijk niet om een therapeutisch contact; een begeleidingstraject zal ook om die reden in principe niet meer dan vijf gespreken duren. b. neemt –indien nodig- contact op met de mentor, mits de privacy dit toelaat. Hij doet dit altijd met medeweten van de leerling. c. overlegt met coördinatoren en schoolleiding over problemen in de schoolsituatie, Hij licht coördinator/schoolleider in van leerlingen die in heel ernstige problematiek verkeren (leerling is b.v. suïcidaal). De counselor kan niet gehouden worden aan het verstrekken van gegevens aan de schoolleiding die hem in het kader van zijn begeleiding zijn toevertrouwd d. overlegt met ouders/verzorgers over problematiek van de leerling, mits de privacy dit
9
toelaat. Hij doet dit altijd met medeweten van de leerling. e. begeleidt de leerling naar externe instanties en zorgt voor terugkoppeling naar school. 2. Advisering van mentoren a. adviseert mentoren bij hun aanpak van leerlingen met sociaal-psychologische problemen. Op die manier zorgt hij ervoor dat de begeleiding waar mogelijk door de mentoren zelf wordt gedaan, zodat hijzelf alleen als vangnet functioneert. b. Kan ook bij „moeilijke‟ klassen worden ingeschakeld om samen met de klassenmentor(en) naar oplossingen te zoeken. 3. Externe contacten a. neemt deel aan het zeswekelijks overleg met het Zorg Advies Team, bestaande uit de schoolarts, jeugdhulpverlening, zorgcoördinator en counselor. Daarin worden leerlingen vanuit verschillende invalshoeken besproken, wordt begeleidingsstrategie bepaald en eventuele doorverwijzing geregeld. b. consulteert externe deskundigen, zoals Bureau Jeugdzorg, RZT, e.d. c. zorgt voor een actuele sociale kaart. 4. Overige werkzaamheden a. Hij volgt de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de persoonlijke en sociaalemotionele begeleiding van leerlingen. b. Hij zorgt voor statistische verwerking van de counselorspraktijk; en kan op verzoek een (jaar)verslag leveren over de leerlingbegeleiding c. Hij heeft regelmatig overleg met de zorgcoördinator.
8.5. De coördinator van zorgleerlingen 1. Voert een oriënterend gesprek met ouders 2. Voert een intakegesprek met ouders / leerling, samen met jaarlaagcoördinator; stelt zorgbehoefte vast; jaarlaagcoördinator neemt besluit of leerling hier kan komen. 3. regelt rugzak; stuurt kopie CFI-beschikking door naar ambulant begeleider 4. neemt contact op met ambulant begeleider 5. zorgt voor speciale mentor: o bij brugklassers bij klassenindeling rekening houden met beschikbare mentorbegeleider ! (vóór de grote vakantie) o Bij instromers 2/3: leerling in meest geschikte klas plaatsen én rekening houden met beschikbaarheid van mentor-begeleider, liefst nog vóór de grote vakantie regelen o Bij instromer bovenbouw: leerling eerste week onder de hoede van coördinator (herinnering aan coördinator sturen); daarna met voorrang mentor laten kiezen: mentorenindeler inlichten (i.v.m. mentorkeuze); 6. ziet erop toe dat mentor de vakdocenten en coördinator informeert; zorgt voor kopie van informatie in dossier en in Magister 7. woont begin- en eindbijeenkomst met ouders + ambulant begeleider + mentor bij i.v.m. schoolbeleid en het opstellen c.q. evalueren van handelingsplan 8. ziet erop toe dat (jaarlijks) handelingsplan en begeleidingsplan tot stand komt; tekent namens de school; zorgt voor kopieën in Magister en dossier. 9. Gaat gedurende het schooljaar enkele malen bij mentoren na of begeleiding loopt, of er nog problemen zijn, etc. 10. meldt, als leerling uitstroomt, dit bij het CFI. Ook als leerling diploma heeft gehaald. 11. houdt digitaal dossier van de leerling bij, waarin in ieder geval alle formele bescheiden (formulieren van REC en CFI) en de handelingsplannen die aan het begin en aan het eind van ieder schooljaar worden gemaakt, bewaard worden.
10
8.6. De mentor van zorgleerlingen 1. stelt zich op de hoogte van problematiek van leerling (dossier; begeleider vorige school) 2. neemt contact op en heeft overleg met ouders en ambulant begeleider. Spreekt benodigde frequentie van contact af 3. organiseert startbijeenkomst en eindevaluatie met alle betrokkenen (ouders, ambulant begeleider, coördinator zorgleerlingen, eventueel leerling) 4. Maakt op grond van zorgbehoefte wekelijkse afspraken met leerling 5. informeert docenten en coördinator over achtergrond en problematiek van de leerling 6. houdt bestede tijd bij.
8.7. De coördinator dyslexie 1. zorgt voor een goede administratieve verwerking: welke leerlingen zijn dyslectisch, wat voor aanpak of faciliteiten zijn voor deze leerlingen afgesproken: de dyslexiemap en de dyslexiekaart zijn belangrijke instrumenten hierbij. 2. Zorgt voor informatie aan leerlingen, ouders, docenten en mentoren over mogelijke hulp en faciliteiten (organiseert b.v. bijeenkomsten met leerlingen en met ouders) 3. Is aanspreekpunt voor leerlingen, ouders, docenten en mentoren. 4. Screent de spellingdictees van het dyslexieprotocol (brugklassen) en analyseert deze 5. Geeft een aantal cycli van ondersteuningslessen aan geselecteerde leerlingen 6. Rapporteert aan / houdt contact met docenten Nederlands en MVT over verdere begeleiding van deze leerlingen. Zie voor het “Dyslexiebeleid”: bijlage 1 Zie voor “Ontheffingen moderne vreemde taal o.g.v. dyslexie”: bijlage 2
8.8. De coördinator meerbegaafden Wij willen ons als school niet profileren als school met extra aandacht voor meerbegaafde leerlingen. Uiteraard hebben we wel met deze groep te maken; een aantal functioneert uitstekend, sommigen hebben echter nooit geleerd te leren of presteren ver onder hun niveau en kunnen dan met recht zorgleerlingen worden genoemd. We hebben het volgende beleid hierover geformuleerd: a. Indien ouders aangeven dat hun kind hoogbegaafd is, vragen we om een testrapport of wordt het kind bij ontbreken daarvan opnieuw getest. Indien vanuit school het vermoeden bestaat dat er sprake is van hoogbegaafdheid, dan zullen we adviseren de leerling te testen b. Indien sprake is van hoogbegaafdheid, mag de leerling (in overleg en met toestemming van de docent) gaan ''compacten''. Compacten houdt het indikken van de bestaande leerstof in,. Andere manieren om de leerstof anders aan te pakken bieden wij als school niet aan. c. Door compacten gaan deze leerlingen sneller door de stof heen. Er ontstaat dus rest-tijd. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders dat deze tijd nuttig wordt ingevuld. De school is hierbij wel adviserend, maar neemt daarvoor nadrukkelijk geen verantwoordelijkheid. d. Afspraken over het compacten en de invulling van de resttijd worden in een leercontract vastgelegd. De coördinator meerbegaafden 1. is aanwezig bij intake-gesprekken (met ouders) van meerbegaafde leerlingen 2. zorgt voor een goede administratieve verwerking: welke leerlingen zijn meerbegaafd, wat voor aanpak is voor deze leerlingen afgesproken 3. maakt eventueel een plan van aanpak maken voor de betreffende leerlingen 4. licht de mentoren in/voor 5. is contactpersoon voor docenten, leerlingen en hun ouders 11
6. volgt de uitvoering van het plan van aanpak door de mentoren (bij iedere leerlingbespreking) 7. geeft extra ondersteuning aan de groep meerbegaafde leerlingen die onderpresteren 8. volgt de ontwikkelingen op het gebied van hoogbegaafdheid in de vakliteratuur.
8.9. Het Zorg Advies Team Dit team bestaat uit de zorgcoördinator, de counselor, de schoolarts, de jeugdhulpverlener en de leerplichtambtenaar. Mentor en/of jaarcoördinator kunnen bij de besprekingen uitgenodigd worden. Eens in de 5 à 6 weken komt dit team bij elkaar en bespreekt leerlingen over wie de school zich zorgen maakt; dit is het geval bij ingewikkelde sociaal-emotionele problemen of bij dreigend schooluitval. In het team wordt vervolgens gezocht naar de beste aanpak. Gegevens uit de dossiers van de school en b.v. schoolarts kunnen daarbij worden gebruikt. Deze bespreking leidt in principe tot een actie: tot adviezen voor de mentor of de counselor, tot een plan van aanpak voor de vakdocenten of tot verwijzing naar een externe instantie, zoals een testbureau, de leerplichtambtenaar, de schoolarts of jeugdhulpverlening. Doordat verschillende disciplines aanwezig zijn, kan het probleem van verschillende kanten bekeken worden; ook is de lijn naar externe hulpverlening kort. Mentor of counselor (soms jaarlaagcoördinator) melden zowel aan de leerling als aan de ouders van te voren dat de betreffende leerling in het Zorgadviesteam wordt besproken. Uiteraard worden zij ook van het plan van aanpak in kennis gesteld.
8.10. De zorgcoördinator 1. Ontwikkelt een visie op de zorgbreedte van de school. Bewaakt de uitvoering van deze visie en organiseert een systematische evaluatie van het zorgbeleid 2. Coördineert het basispakket zorg (evalueert activiteiten van decaan, counselor, supermentoren en de coördinatoren op het gebied van leerlingen met beperking, meerbegaafdheid en dyslexie in overleg met de betrokkenen). 3. Bereidt samen met de counselor het Zorgadviesteam-overleg voor 4. Zit het Zorgadviesteam-overleg voor 5. zorgt voor financiële afwikkeling leerlinggebonden financiering (“rugzakje”). 6. bewaakt het verzamelen en ordenen van gegevens in het leerlingvolgsysteem 7. coördineert deskundigheidsbevordering op het gebied van zorgverlening 8. onderhoudt het contact met het Samenwerkingsverband en neemt deel aan het overleg van het Samenwerkingsverband 9. participeert in het netwerk zorgcoördinatoren van het Samenwerkingsverband 10. blijft op de hoogte van en informeert anderen over ontwikkelingen op het gebied van „passend onderwijs‟.
8.11 De vertrouwenspersonen Leerlingen die te maken krijgen met seksuele of andere intimidatie kunnen terecht bij een van de twee interne vertrouwenpersonen. Deze horen de leerling, kunnen de leerling verwijzen naar hulpverlening en begeleiden de leerling naar de externe vertrouwenspersoon als deze gebaat is bij hulp van deze instantie, bijvoorbeeld bij het indienen van een klacht. Voor de externe vertrouwenspersoon maken wij gebruik van de diensten van de GGD-Midden Nederland. Zie voor het stroomschema „klachten over intimidatie‟ bijlage 6.
12
8.12 De supermentoren Leerlingen uit de onderbouw die in de tweede of derde periode dreigen te blijven zitten, kunnen naar de supermentoren worden verwezen. Deze besteden in een kleine groep leerlingen aandacht aan motivatie, aan planning en organisatie. Ook leerlingen die gedoubleerd zijn, kunnen gebruik maken van het supermentoraat in de eerste periode. Doel is dat zij meteen aan de slag gaan en niet afwachten totdat de klas hen „ingehaald‟ heeft.
8.13 De decaan De decaan verzorgt de studielessen in de derde klas: aansturen mentoren over het programma, informatie geven aan derde klas, gesprekken met leerlingen over profielkeuze, informatie aan ouders op ouderavond De decaan verzorgt het programma LOB (4h en 5v): Informatie geven aan leerlingen over LOB, gesprekken voeren met leerlingen n.a.v. activiteiten, adviseren vervolgstappen De decaan voert gesprekken met ouders over profielkeuze en vervolgopleidingen en heeft ook gesprekken met nieuwe leerlingen bovenbouw
9.1 Gerealiseerde aandachtspunten en ontwikkeldoelen 2010-2013
Leerlingvolgsysteem zorgleerlingen: o Handelingsplannen van alle rugzakleerlingen en leerlingen met een beperking opnemen in Magister. Is gerealiseerd o LVS uitbreiden met info uit ZAT. Is gerealiseerd. o Handelingsgerichte adviezen overige leerlingen in Magister. Is grotendeels gerealiseerd. Lang niet alle docenten/mentoren voeren gegevens in. Experiment groepstraining RT voor dyslectische leerlingen [Ar]. Is nu in programma opgenomen. Overdracht informatie zorgleerlingen. In het begin van jaar lijst met zorgleerlingen en leerlingen met een afgesproken plan van aanpak (inclusief dyslecten) in medewerkersnieuwsbrief publiceren. Docenten en mentoren kunnen in Magister verdere informatie vinden. Is gerealiseerd. School maken tot een alcohol- en rookvrije school: is gerealiseerd
9.2 Aandachtspunten en ontwikkeldoelen 2013-2014
Besluit nemen over een specialistisch zorgaanbod in het kader van het ondersteuningsprofiel in het samenwerkingsverband. [Ne + Co]. Hierover in gesprek blijven met (P)MR Gebruik van LVS-Magister door coördinatoren uitbreiden naar gespreks- en incidentenregistratie (kwadrant-LVS) [Co] Training sociale weerbaarheid opzetten [Mn]. Prognose maken begroting extra leerlingenzorg 2010-2015 [Co] Meldcode kindermishandeling schrijven en implementeren in school [Co+Mn]
13
Beleid over het gebruik van sociale media opstellen en implementeren in school [Co+Ne] Coördinatoren van jaarlaag doordringen van het belang van sneller inzetten van Leerplichtambtenaar bij verzuim [Co-> ZAT) Extra aandacht aan leerlingen die dreigen thuiszitter te worden [Co] Onderzoek naar doorstroom ASS-leerlingen en in kaart brengen welke categorie ASSleerlingen bij ons de meeste kansen op succes hebben [Co+Kn+externe onderzoeker] Bij signalering problemen bij een leerling meteen handelingsgerichte aanpak vaststellen en vastleggen, zodat we bij aanvraag rugzakje handelingsverlegenheid kunnen aantonen. [jaarlaagcoördinatoren].
9.3. Aandachtspunten en ontwikkeldoelen langere termijn Scholing over ASS opzetten voor medewerkers Volgen van het overheidsbeleid inzake dyscalculie, met name in relatie tot de rekentoetsen Gezonde schoolkantine Afspraken van mentoren met leerlingen en ouders in Magister opnemen
14
Bijlage 1: dyslexiebeleid R13-060 [E7.1] Versie mei 2013 Uitgangspunt van ons beleid is dat we leerlingen die dyslectisch zijn, zo goed mogelijk proberen te ondersteunen. Dit neemt niet weg dat voor de leerling meestal een extra inspanning nodig zal zijn om met zijn of haar handicap het reguliere programma door te werken. Het dyslexiebeleid dat gecoördineerd en uitgevoerd wordt door de dyslexiecoördinator, bevat de volgende onderdelen: 1. De coördinator stelt zich op de hoogte van de gegevens van de vorige school. In ieder geval verwachten we van de vorige school: testgegevens, de dyslexieverklaring, informatie over de ernst en de kenmerken, informatie over externe hulp en aandachtspunten voor het VO. Als er aanvullende informatie van de kant van de ouders is, verwachten we dat zij die ook aan de school doorgeven. 2. Faciliteiten waar de leerling gebruik van mag maken worden in overleg met de coördinator vastgesteld en worden vastgelegd op de zgn. dyslexiekaart die de leerling krijgt. De coördinator dyslexie speelt deze dyslexiekaart samen met andere relevante gegevens door naar de mentor en vakdocenten van de betreffende leerling. Deze kaart wordt in het begin van de bovenbouw (klas 4) opnieuw bezien en eventueel aangepast. 3. De coördinator houdt voor de kerstvakantie bijeenkomsten met de dyslectische leerlingen om te bespreken of de dyslexie specifieke problemen met zich meebrengt. Uitwisseling van oplossingen tussen leerlingen vindt dan natuurlijk ook plaats. 4. In de wekelijkse individuele gesprekken van de mentor met diens leerling komt de omgang met de dyslexie ook met regelmaat aan de orde. 5. Tijdens de leerlingbesprekingen wordt door de docenten en mentor besproken in hoeverre de dyslexie voor de leerling in kwestie problemen oplevert en wordt gekeken naar mogelijke oplossingen daarvoor. 6. Rond de herfstvakantie vindt ook een bijeenkomst plaats voor ouders. Ouders van dyslectische leerlingen hebben zich overigens ook verenigd; hun spreekbuis is de contactouder dyslexie. 7. In iedere periode geeft de dyslexiecoördinator een aantal workshops voor dyslectische leerlingen: leesstrategieën, woordjes leren, specifieke spellingproblemen en „mindmappen‟ komen dan aan de orde. Leerlingen wordt dan ook gewezen op spellingoefenprogramma‟s, speciaal voor dyslectische leerlingen, die op ons netwerk zijn geplaatst. 8. Vakdocenten Nederlands en moderne vreemde talen zullen dyslectische leerlingen ook enige ondersteuning bieden; dikwijls zal externe hulp echter noodzakelijk zijn. De kosten daarvoor zijn voor rekening van de ouders. 9. Leerlingen die bij het eindexamen gebruik willen maken van de tot dan toe aan hen toegekende faciliteiten, moeten daarvoor bij de aanvang van ieder examenjaar schriftelijk toestemming vragen aan de coördinator van het betreffende leerjaar. Mogelijk te verlenen faciliteiten zijn: Kopieën op A3-formaat; Extra tijd bij het maken van (peil)proeven; Minder aftrek voor spelfouten bij de talenvakken; Proeven geheel of gedeeltelijk mondeling in plaats van schriftelijk (over)doen; Woordjesoverhoringen in kleinere porties; Bepaalde spiekbriefjes bij grammatica- en spellingproeven, of stappenplan, of schema's; Het onder voorwaarden thuis gebruiken van nakijkmateriaal. 25% verlenging (met een maximum van een half uur) van de tijd bij schoolexamens en het Centraal Examen; Het gebruiken van auditieve ondersteuning bij het Centraal Examen (in overleg met secretaris eindexamen);
15
Het gebruiken van een laptop bij schoolexamens en het Centraal Examen (in overleg met secretaris eindexamen);
Bijlage 2: Ontheffingen moderne vreemde taal o.g.v. dyslexie 1. Onderbouw In de onderbouw kan geen vrijstelling voor een of meer vreemde talen worden gegeven. Wel kan in bijzondere gevallen een aangepast programma worden gegeven voor Frans óf Duits. Het gaat hier om leerlingen met dyslexie voor wie de vreemde talen een zeer ernstig struikelblok vormen en die daardoor misschien gedwongen zijn naar een opleiding van een lager niveau uit te wijken dan waarvoor zij in principe capaciteiten hebben. De coördinator van de betreffende klas is degene die hiervoor toestemming kan geven. Onder een aangepast programma verstaan we vermindering c.q. vervanging van bepaalde onderdelen van dat vak in overleg met de vakdocent en de coördinator dyslexie. Deelname aan een dergelijk aangepast programma blokkeert het volgen van de betreffende taal (of het profiel) in de bovenbouw. 2. Bovenbouw Het bevoegd gezag kan een leerling op het vwo vrijstellen van het volgen van onderwijs in de 2de moderne vreemde taal in het geval dat de leerling een stoornis heeft die specifiek betrekking heeft op taal of een zintuiglijke stoornis die effect heeft op taal. Deze vrijstelling geldt alleen voor leerlingen met een NG- of NT-profiel. Als het bevoegd gezag besluit de leerling vrij te stellen, dan wordt de 2de moderne vreemde taal vervangen door een ander groot vak (tenminste 440 uren). De school bepaalt of de leerling een keuze uit vervangende vakken wordt geboden of dat een vak wordt voorgeschreven. Een vrijstellingsverzoek hoeft niet meer aan de inspectie verzonden te worden. Het bevoegd gezag is niet verplicht vrijstelling te verlenen. De commissie dyslexiewissel, bestaande uit de mentor, de coördinator derdeklassen en de dyslexiecoördinator besluit namens het bevoegd gezag. De leerling die gebruik wil maken van deze regeling dient schriftelijk een verzoek hiertoe te doen bij de dyslexiecoördinator, Nathalie van den Akker.
16
Bijlage 3: Protocol ziekteverzuim Wat te doen bij: > 5 dagen ziekteverzuim achtereen of 5 incidentele dagen in de afgelopen vier weken Stap 1: De jaarlaagcoördinator neemt bij ‟geen pluis‟-gevoel contact op met de ouders (na eventueel de mentor geraadpleegd te hebben) - reden ziekteverzuim verifiëren - betrokkenheid school bij zieke leerling laten blijken - eventueel afspraken maken rond begeleiding door de school - Indien nodig, informeert de jaarlaagcoördinator de mentor. Indien het contact verhelderend is en de problematiek niet verontrustend is voor school, hoeft geen verdere actie ondernomen te worden. Indien de reden van het ziekteverzuim onduidelijk blijft of er blijkt sprake te zijn van meer complexe problematiek, zoals bijvoorbeeld psychosociale problemen of consequenties van de ziekte of aandoening voor het functioneren op school, gaat men naar de volgende stap van het stappenplan. Stap 2: De jaarlaagcoördinator4 informeert de ouders dat de leerling wordt opgeroepen voor een gesprek met de counselor en/of vraagt toestemming aan de ouders om de leerling te bespreken in het Zorgadviesteam). Deze 2de stap zal vaak in hetzelfde contact als stap 1 plaatsvinden. Stap 3: Indien er uit dit gesprek of dit overleg behoefte blijkt te bestaan aan een nader onderzoek door de jeugdarts, wordt de leerling door de counselor of jaarlaagcoördinator gemeld bij de jeugdarts middels het formulier begeleiding ziekteverzuim. Ouders worden door de counselor of jaarlaagcoördinator ook op de hoogte gesteld. Stap 4: Indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim brengt de jaarlaagcoördinator ook de leerplichtambtenaar op de hoogte. Uitnodiging van de leerling bij de jeugdarts Binnen 3 weken dient de leerling uitgenodigd te worden, waarbij ook de ouders nadrukkelijk uitgenodigd zijn. Naar aanleiding van het consult zijn 3 vervolgacties mogelijk: - terugkoppeling en advisering naar school - follow-up binnen de JGZ - verwijzing buiten de JGZ De terugkoppeling naar school gebeurt via hetzelfde formulier. Hierop vermeldt de jeugdarts de bevindingen en de behandeling en eventuele adviezen. Als de leerling niet verschijnt op de uitnodiging, of ouders/leerling weigeren met de jeugdarts te praten, koppelt de jeugdarts dit terug naar school. De school kan dan overwegen om de leerplichtambtenaar in te schakelen.
4
De jaarlaagcoördinator kan dit ook delegeren aan de mentor
17
Bijlage 3a: Protocol langdurig zieke leerlingen met psychosomatische klachten We starten met het Protocol ziekteverzuim: bij > 5 dagen ziekteverzuim achtereen of 5 incidentele dagen in afgelopen vier weken, neemt coördinator bij niet-pluis-gevoel contact op met ouders; bij onduidelijkheid of complexere problematiek wordt leerling opgeroepen voor gesprek met counselor en/of aangemeld bij het ZAT; hieruit kan onderzoek door jeugdarts resulteren (uiterlijk binnen drie weken na aanmelding) 5. Bij ongeoorloofd verzuim stelt coördinator de leerplichtambtenaar op de hoogte. Maar ook bij „gedekt‟ verzuim kan er sprake zijn van een probleem: Geen of onvoldoende medische /psychologische begeleiding Wel medische / psychologische begeleiding, maar school geen toegang daartoe voor belastbaarheidsinschatting en handvatten Wel medische begeleiding, maar geen psychologische begeleiding voor de thuiszittende leerling Geen begeleiding bij organisatie en planning schoolwerk (Eduniek helpt b.v. alleen bij medische problematiek) In al deze gevallen moeten we wat, met name als er geen belastbaarheid kan worden vastgesteld of wanneer leerling in persoonlijke ontwikkeling (leren samenwerken, leren omgaan met leeftijdsgenoten, etc.) wordt belemmerd. Voorstel: 1. Ouders meteen toegang vragen tot behandelende arts/ therapeut / begeleider. 2. Ouders die niet mee lijken te werken, helder maken dat de school een verantwoordelijkheid heeft, niet alleen voor de schoolse/cognitieve ontwikkeling, maar ook voor het welzijn en de persoonlijke ontwikkeling van de leerling en erop aandringen dat ouders hun verantwoordelijkheid nemen. Hulp aanbieden via verwijzing naar Timon of schoolarts. Maar ook de van hen verwachte actie binden aan een tijdstip. Voorstel: twee weken na gesprek ouders benaderen hoe het staat met de verwijzing. 3. Als ouders zich niet aan afspraken weten te houden, nieuwe termijn (voorstel: vóór de volgende ZAT-bijeenkomst) hiervoor afspreken, maar ook melden dat we een zorgmelding bij bureau Jeugdzorg of AMK moeten doen bij het opnieuw niet nakomen daarvan. Leerlingen die langdurig ziek zijn, moeten wel onderwijs volgen. Als ziekte langer gaat duren, moet zo snel mogelijk een programma van eisen worden vastgesteld. In principe proberen we vakken af te slanken en alleen het hoognodige te laten doen. Vakken laten vallen is niet mogelijk. Ook eindexamen uitsmeren over twee jaren behoort tot de mogelijkheden. Ook moet zo gauw mogelijk worden bekeken welke rol Eduniek (alleen bij medische klachten) kan spelen. Als ziekte lang lijkt te gaan duren, kan het zijn dat een rugzakje (REC 4) voor extra begeleiding nodig is. Om een rugzakje aan te kunnen vragen, moet minstens een half jaar volgens een handelingsplan gewerkt zijn. Het is dus belangrijk zo snel mogelijk een 5
Zie verder protocol ziekteverzuim hierboven (R 10-023)
18
handelingsplan op te stellen en uit te voeren. Bij langdurig zieke leerlingen is de coördinator van de jaarlaag de case-manager: deze is aanspreekpunt voor iedereen en namens school verantwoordelijk voor de hele gang van zaken; deze moet daarom op de hoogte worden gesteld van alle communicatie.
19
Bijlage 4: Toelatingsprocedure en overig beleid rond leerlingen met LGF (leerlinggebonden financiering of ‘rugzakje’) Ouders met een gehandicapt kind kunnen een keuze maken voor regulier onderwijs. De leerling krijgt daartoe een leerlinggebonden financiering (het 'rugzakje') mee waarmee de kosten voor leermiddelen en begeleiding van buiten de school (door een ambulant begeleider) en binnen de school kunnen worden gefinancierd. Het Jordan vindt dat leerlingen die met extra ondersteuning het regulier onderwijs op onze school kunnen volgen, in principe toelaatbaar zijn. Dat past ook binnen onze missie en traditie. Deze leerlingen moeten afkomstig zijn van scholen binnen het verzorgingsgebied van het Samenwerkingsverband Z.O.-Utrecht. Wel stelt het Jordan een aantal voorwaarden:
De leerling moet in staat zijn het cognitieve niveau van onze school (havo of vwo) te volgen. De leerling moet kunnen functioneren in een sociale omgeving zoals een klas nu eenmaal is. De veiligheid van de leerling en zijn omgeving moet gegarandeerd zijn. Leerlingen met een problematiek die gevaar oplevert voor henzelf, medeleerlingen of personeel zijn niet toelaatbaar. Eventuele noodzakelijke aanpassingen in materiële zin moeten uit het rugzakje gefinancierd kunnen worden. De expertise van de begeleiders in school (mentoren, counselor) moet met ondersteuning vanuit de ambulante begeleider vanuit een school voor speciaal onderwijs voldoende zijn. In het eerste leerjaar (brugklassen) worden maximaal 3 LGF-leerlingen geplaatst.
Aanmeldingsprocedure:
Ouders melden zich aan voor een informatief gesprek. Ouders stellen het onderzoeksrapport en de beschikking van de CvI van het REC ter beschikking van de school en geven toestemming aan de school om alle belangrijke informatie in te zien of op te vragen. Ouders worden uitgenodigd worden voor een toelatingsgesprek; in principe is de leerling hierbij. Bij dit gesprek zijn in ieder geval de jaarlaagcoördinator en de coördinator van leerlingen met een functiebeperking aanwezig. Deze twee functionarissen nemen een (bindend) besluit.
LGF-aanvraag gedurende de schoolloopbaan: Het is mogelijk dat een leerling in de loop van zijn schoolloopbaan extra ondersteuning nodig heeft die niet in ons reguliere aanbod zit. Denk aan een leerling die chronisch ziek wordt of bij wie een storing in het autistisch spectrum wordt gediagnosticeerd. In dat geval kan door ouders LGF worden aangevraagd. De coördinator zorgleerlingen is dan het centrale aanspreekpunt vanuit de school. Zij overlegt met ouders, jaarlaagcoördinator en mentor. Verdere gang van zaken:
20
Voor alle leerlingen met een rugzakje wordt snel na aanvang van het schooljaar een handelingsplan gemaakt en ondertekend. Hierbij zijn aanwezig de ouders, de ambulant begeleider de mentor en de coördinator zorgleerlingen. De handelingsplannen worden in het LVS gevoegd en zijn leesbaar voor geautoriseerden.
De coördinator zorgleerlingen coördineert deze zorg (handelingsplan, contact ambulant begeleider, inzet mentor) De zorgcoördinator neemt beslissingen over de inzet van het budget De jaarlaagcoördinator stuurt aan bij organisatorische zaken in de directe leeromgeving de leerling, indien nodig De mentor onderhoudt contacten met alle docenten van de leerling en voorziet hen van de relevante informatie. Hij onderhoudt ook de contacten met de ouders. De ambulant begeleider van het REC (regionaal expertisecentrum) begeleidt de mentor en onderhoudt contact met de coördinator zorgleerlingen over de voortgang.
21
Bijlage 5: pestprotocol R8-087 Procedure (digitaal) pesten [E7.3].doc
Procedure pesten 1. Leerling komt met pestverhaal, meestal bij de mentor, soms bij interne vertrouwenspersoon, soms bij de coördinator. Belangrijk dat deze in het gesprek doorvraagt en beoordeelt of er sprake is van een incident of dat er sprake is van een structurele vorm van intimidatie (volgens de definitie van „pesten‟). 2. In het laatste geval moet er melding van worden gemaakt: mentor of interne vertrouwenspersoon geeft het door aan de coördinator (liefst schriftelijk). Coördinator vult toedracht en actie(s) in op speciaal formulier. 3. Volgens de procedure zal de coördinator dan zowel de pester als het slachtoffer horen (het slachtoffer natuurlijk alleen als de melding via de mentor of interne vertrouwenspersoon is binnengekomen). Als coördinator constateert dat er geen sprake is van pestgedrag, wordt het meldingsformulier vernietigd. 4. De coördinator zal verder de zaak afhandelen. De coördinator heeft hierin een corrigerende, eventueel sanctionerende rol. 5. Ook zal de coördinator moeten beoordelen wanneer ouders moeten worden ingeschakeld. 6. Daarnaast zal het soms nodig zijn dat er mediatie plaatsvindt: leerlingen moeten samen afspraken maken om verder pesten te voorkomen. Deze afspraken dienen op schrift te worden gesteld en ondertekend. Soms kan de coördinator dat doen, soms kan dit beter door de mentor, dan wel de counselor worden gedaan. Dit ter inschatting van de coördinator. 7. Verder kan het nodig zijn dat aan slachtoffer, dan wel pester verdere hulp wordt verleend of aangeboden: gesprekken met counselor, verwijzing naar socialevaardigheids- of assertiviteitstraining. 8. Kopieën van het meldingsformulier en van de afspraken met of tussen de leerlingen moeten in het dossier van de leerling, c.q. leerlingen. 9. De gepeste leerling kan –als deze zich onveilig of geïntimideerd blijft voelen of wanneer de klacht voor hem/haar niet adequaat is afgehandeld – zich wenden tot de interne of (via deze) tot de externe vertrouwenspersoon en met diens hulp desgewenst een klachtenprocedure opstarten. 10. Als een leerling die gepest wordt zich rechtstreeks tot de interne vertrouwenspersoon wendt, dan zal de interne vertrouwenspersoon, als duidelijk is dat het om „gewoon‟ pesten en niet om een geval van ernstige intimidatie, het bovenstaande protocol in werking zetten (dus de leerling verwijzen naar mentor/coördinator).
22
Protocol bij digitaal pesten Het protocol bij digitaal pesten is een nadere, specifieke uitwerking van het protocol pesten en het protocol (seksuele) intimidatie. Bij digitaal pesten moet je denken aan het per email, MSN of internet verspreiden van berichten en foto‟s/filmpjes die kwetsend of intimiderend zijn voor een leerling. Je kunt daarbij denken bijvoorbeeld aan berichten waarin een leerling voor schut gezet of bedreigd wordt of met foto‟s van een webcam waarop een leerling zich voor haar exvriendje heeft uitgekleed. Aangezien de verspreiding van dit soort berichten via internet heel snel gaat en veel mensen kan bereiken, is een aanvulling op de bestaande protocollen nodig. Dit protocol is bedoeld voor de docent of mentor die door een leerling of (ouder van een leerling) benaderd wordt omdat deze digitaal gepest wordt: 1. Wijs de leerling erop dat we op school vertrouwenspersonen hebben bij wie ze terecht kunnen voor intimidatie; de vertrouwenspersonen kunnen de leerling helpen bij de opvang en bij het formuleren van een klacht als de dader bekend wordt. Net als in het protocol voor intimidatie, kan de leerling ervoor kiezen om daar niet heen te gaan en jouw hulp vragen. Bewaak in dat geval goed je grenzen. 2. Wijs de leerling erop dat het belangrijk is berichten waarin het pestgedrag voorkomt te bewaren: door ze te printen of ze te kopiëren naar een Word-document; ook MSNgesprekken kun je thuis opslaan op je eigen computer. 3. Help de leerling de dader op te sporen. Meestal zal dit niet kunnen; maar als het bericht vanuit een schoolcomputer is verzonden, is de afzender te traceren via de logfiles van de schoolserver (zie Michaël/Collin). 4. Als dader niet achterhaald kan worden, laat leerling (of ouders) niet reageren op de hatemail of andere ongewenste email. 5. Wijs de leerling erop dat verdere pestmail onzichtbaar gemaakt kan worden door een spam-filter te plaatsen of door het e-mailadres op een „zwarte lijst‟ te plaatsen, dan wel te blokkeren (direct naar prullenbak doorverwijzen). Misschien is het nodig dat de leerling een nieuw emailadres aanvraagt. 6. Pesten zelf is niet wettelijk strafbaar. Maar als een leerling stelselmatig wordt belaagd, is er sprake van stalking en kan de wijkagent van de school worden ingeschakeld. 7. Zorg ervoor dat de leerling, die behoorlijk van slag kan zijn, goed opgevangen wordt: dan kan je als docent/mentor doen, maar zal in ernstiger gevallen beter een van de vertrouwenspersonen of de counselor zijn. 8. Het is goed om de betreffende coördinator in te lichten, maar als er sprake is van ernstig digitaal pesten, dan ben je daartoe verplicht. 9. De vertrouwenspersoon en/of de coördinator kunnen zich altijd laten adviseren door de externe vertrouwenspersoon (ggd) of de vertrouwensinspectie (0900-113113)
23
Bijlage 6: protocol intimidatie In deze bijlage vind je de procedure waarin beschreven staat hoe te handelen in het geval van intimidatie en andere ongewenste omgangsvormen. Een eerdere opzet betrof alleen seksuele intimidatie; omdat seksuele intimidatie en andere vormen van bedreiging zoals (systematisch) pesten of spullen doelbewust vernielen veel overeenkomsten vertonen, hebben we de procedure hiermee uitgebreid. Ook landelijk tekent zich deze tendens af. De procedure richt zich op intimidatie tussen leerlingen onderling en leerling – medewerker. Bij „intimidatie‟ gaan wij uit van de beleving van het slachtoffer. Een objectief oordeel is daardoor lang niet altijd te geven (tenzij er sprake is van een delict in strafrechterlijke zin). Dat betekent dat degene bij wie de klacht terecht komt altijd zelf zal moeten inschatten welke stappen het best genomen kunnen worden. Het streven zal er in principe op gericht moeten zijn de zaak niet te laten uitgroeien tot een groter probleem. Voorbeeld: Als het gaat om pesten, zal de leerling vrijwel altijd naar zijn/haar mentor stappen; deze zal moeten oordelen of hij het “akkefietje” zelf afhandelt (door een gesprek met de pester en het slachtoffer) of dat het echt „ernst‟ is en het pestprotocol (zie verder) ingezet moet worden, dan wel dat hij de leerling verwijst naar de interne vertrouwenspersoon. Ander voorbeeld: als een leerling zich seksueel geïntimideerd voelt door opmerkingen van een docent, zal de interne vertrouwenspersoon ook weer zelf een inschatting moeten maken of hij/zij actie onderneemt (inschatting dat het gaat om onbedoelde, onhandige opmerkingen) door b.v. de rector in te schakelen om de betreffende docent aan te spreken, dan wel doorverwijst naar de externe vertrouwenspersoon. Je vindt hieronder het protocol om te handelen als iemand op onze school te maken krijgt met een leerling die een klacht heeft. Vermeld is achtereenvolgens de taak van iedere medewerker, van de interne en van de externe vertrouwenspersoon. Algemene richtlijnen voor alle mogelijke betrokkenen (iedere medewerker, de interne en externe vertrouwenspersoon, de klachtencommissie en de schoolleiding) zijn: Handel nooit op eigen houtje; Neem altijd de tijd om het protocol te raadplegen, zodat je niet te snel meegaat in een poging om het probleem te stoppen. Verwijs iedere klacht in principe door naar de interne vertrouwenspersoon (geldt dus ook voor de schoolleider, voor de klachtencommissie en de externe vertrouwenspersoon) en als dat om een of andere reden niet kan, neem altijd contact op met het niveau onder je (de schoolleider heeft contact met de externe vertrouwenspersoon; de externe vertrouwenspersoon op zijn beurt met de interne vertrouwenspersoon; de klachtencommissie met de externe vertrouwenspersoon). Zie verder het stroomschema op blz. 5. I Wat doe je als docent, mentor, toa, conciërge, etc. als een leerling naar je toekomt om te praten over intimidatie ? 1. Probeer, als de leerling met zijn/haar verhaal komt, in te schatten met wat voor soort probleem je het maken hebt. Gaat het om intimidatie? Of is er sprake van een heel ander soort probleem? Als het gaat om intimidatie, gaat de procedure verder bij 2. 2. Leg eerst uit dat er een interne vertrouwenspersoon intimidatie/ongewenste omgangsvormen is. Als leerling zijn/haar verhaal toch aan jou kwijt wil: luisteren, 24
ondersteunen en klacht serieus nemen. In het kader van het streven om zaken te beperken, kun je, als je oordeelt dat het om een lichte vorm van, b.v. onbedoelde, intimidatie gaat, eventueel zelf actie ondernemen, zie het voorbeeld uit de inleiding. In ieder geval doe je wel melding achteraf bij de interne vertrouwenspersoon, waarbij de aard en de afhandeling met naam en toenaam van de betrokken personen doorgegeven worden. 3. Als je inschat dat er daadwerkelijke intimidatie plaatsvindt, verwijs de leerling dan door: als het om pesten gaat naar de coördinator (zie pestprotocol) of eventueel de interne vertrouwenspersoon. In andere gevallen van intimidatie attendeer je de leerling opnieuw op de interne vertrouwenspersoon intimidatie/ongewenste omgangsvormen. Als de leerling geen gebruik van deze verwijzingen wil maken, heeft hij/zij daar het recht toe. Probeer te achterhalen wat de reden daarvoor is. Soms is een luisterend oor ook genoeg. Als je zelf niet goed weet hoe te handelen, is het verstandig altijd zelf de interne vertrouwenspersoon om advies te vragen. Je kunt dat doen zonder de naam van de leerling te noemen. 4. Je bent verplicht ieder geval van mogelijke seksuele intimidatie te melden bij melden bij het bevoegd gezag (=de rector), al dan niet onder anonimiteit van de leerling. Een liefdesrelatie tussen een leerling en een personeelslid waarbij sprake is van seksueel contact, is volgens het wetboek van strafrecht verboden, ook als de leerling meerderjarig is. 5. Als je het vermoeden hebt van een strafbaar feit (zoals ontucht, aanranding, afpersing, etc.), ben je verplicht om het bevoegd gezag (= de rector) in te lichten [met naam en toenaam], met in kennisstelling van de leerling, ook als de leerling dat niet wil. 6. Ga, zeker in het geval van het vermoeden van een strafbaar feit, niet zelf hulpverlener spelen, bemiddelen e.d. 7. Je doet er goed aan om als jou slechts aanwijzingen, maar geen concrete klachten bereiken, deze voor jezelf te registreren en hiervan de interne vertrouwenspersoon op de hoogte te stellen; denk b.v. aan systematisch pesten, herhaaldelijk vernielen van spullen. II Wat doe je als interne vertrouwenspersoon als een leerling naar je toekomt om te praten over intimidatie ? 1. Luisteren, ondersteunen, klacht serieus nemen. Zorgen voor eerste opvang en begeleiding. In het kader van het streven om problemen te beperken, kun je, als je oordeelt dat het om een lichte vorm van, b.v. onbedoelde, intimidatie gaat, eventueel zelf actie ondernemen, zie het voorbeeld uit de inleiding. De leerling moet hier wel toestemming voor geven. Wel kan het verstandig zijn dat je je vooraf laat adviseren door de externe vertrouwenspersoon. In ieder geval doe je wel melding achteraf bij de externe vertrouwenspersoon, waarbij de aard en de afhandeling met naam en toenaam van de betrokken personen doorgegeven worden. In gevallen van pesten handel je verder volgens het pestprotocol. 2. Maak samen met de leerling een overweging om de ouders of verzorgers in te lichten. 3. Geef informatie over mogelijk stappen binnen en buiten de school Begeleiding door externe vertrouwenspersoon Bemiddeling (door of via externe vertrouwenspersoon)
25
Aangifte bij politie/justitie, als de klacht duidt op een zedendelict of een ander strafbaar feit.
4. Als de leerling zich niet wil laten verwijzen, kun je het volgende bieden: Leerling zijn/haar hart laten luchten Stimuleren tot eigen actie Actie oefenen met leerling (met leerling eigen mogelijkheden verkennen/oefenen om te reageren naar de aangeklaagde) 5. Begeleid de leerling desgewenst naar de externe vertrouwenspersoon of naar politie/justitie 6. Verwijs indien nodig de leerling naar andere instanties gespecialiseerd in opvang en nazorg en help deze bij het inschakelen daarvan 7. Als je het vermoeden hebt van een strafbaar feit (zoals ontucht, aanranding, afpersing, etc.), ben je verplicht om het bevoegd gezag (= de rector) in te lichten [met naam en toenaam], met in kennisstelling van de leerling, ook als de leerling dat niet wil. 8. Je doet er goed aan om als jou slechts aanwijzingen, maar geen concrete klachten bereiken, deze voor jezelf te registreren en hiervan de externe vertrouwenspersoon op de hoogte te stellen en om advies te vragen. 9. Zorg –als de klacht buiten de externe vertrouwenspersoon om naar de klachtencommissie of het bevoegd gaat- voor nazorg aan de leerling, opdat voorkomen wordt dat deze aangesproken wordt op diens aanklagen of represailles ondergaat. III Wat doet de externe vertrouwenspersoon intimidatie als een leerling naar hem toekomt om te praten over intimidatie ? 1. Luistert, ondersteunt, neemt klacht serieus. Zorgt voor eerste opvang en begeleiding 2. Bespreekt, als leerling rechtstreeks naar de externe vertrouwenspersoon is gekomen, met deze of de interne vertrouwenspersoon niet beter ingeschakeld kan worden en de klacht daar besproken kan worden. Indien dat niet tot de mogelijkheden behoort, gaat de externe vertrouwenspersoon met de leerling aan de slag. 3. Gaat na of een oplossing in de informele sfeer tot de mogelijkheden behoort 4. Gaat na of een oplossing door bemiddeling (door externe mediator/bemiddelaar) kan worden bereikt 5. Gaat na of de gebeurtenis aanleiding geeft tot het indienen van een klacht 6. Geeft informatie over mogelijk stappen binnen en buiten de school Klacht bij klachtencommissie Aangifte bij politie/justitie, als de klacht duidt op een strafbaar feit (zoals ontucht, aanranding, afpersing, etc.)
26
7. Helpt de leerling bij het op schrift stellen van de klacht en verzending naar de secretaris van de klachtencommissie 8. Helpt de leerling bij het doen van aangifte bij zedenpolitie of officier van justitie in geval van een strafbaar feit (zoals ontucht, aanranding, afpersing, etc.) 9. Verwijst indien nodig de leerling naar andere instanties gespecialiseerd in opvang en nazorg en helpt deze bij het inschakelen daarvan 10. Kan, als hem slechts aanwijzingen maar geen concrete klachten bereiken, deze ter kennis brengen van het bevoegd gezag (= de rector) 11. Kan de (ouders van de) leerling uitnodigen om de schoolleiding te informeren 12. Kan maatregelen nemen om op korte termijn deelname van de leerling aan het schoolleven weer mogelijk te maken. Indien naar Zijn mening de inhoud van de klacht daartoe aanleiding geeft, meldt hij de klacht aan het bevoegd gezag (= de rector). Deze kan praktische maatregelen nemen, ondanks het feit dat de klacht nog onderzocht moet worden. 13. Zorgt voor nazorg aan de leerling, opdat voorkomen wordt dat deze aangesproken wordt op diens aanklagen of represailles ondergaat. Belangrijk is dat informatie-uitwisseling tussen interne vertrouwenspersoon en externe vertrouwenspersoon goed tot stand komt (meldingen komen soms op verschillende plaatsen terecht, zonder dat daar een overzicht van is. Zo lijkt iedere binnengekomen melding een eerste melding). Daarom functioneert de externe vertrouwenspersoon als centrale registratiefunctionaris. Dit betekent dat de interne vertrouwenspersoon standaard de externe vertrouwenspersoon informeert en eventueel om advies vraagt (dit geldt m.m. ook voor het bevoegd gezag (= de rector).IV Wat doet de schoolleiding als een leerling naar hem toekomt om te praten over intimidatie ? 1. Luistert, ondersteunt, neemt klacht serieus. Zorgt voor eerste opvang en begeleiding 2. Verwijst de leerling door naar de interne vertrouwenspersoon. 3. Als leerling zich niet naar deze wil laten verwijzen, wijst hij op de externe vertrouwenspersoon en op de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de klachtencommissie. In principe neemt de schoolleiding niet direct maatregelen, tenzij de urgentie dat vereist. In het laatste geval zal de schoolleiding altijd contact opnemen met de interne dan wel externe vertrouwenspersoon ter informatie en voor advies.
27
V Stroomschema klachten over intimidatie
schoolleiding neemt maatregelen
Leerling stelt zich direct in verbinding met schoolleiding
Leerling dient formele klacht in bij klachtencommissie Indien nodig Gesprek met externe vertrouwenspersoon Melding door leerling van intimidatie
Indien nodig Gesprek met interne vertrouwenspersoon Indien nodig Gesprek met „gewone‟ medewerker
Uit het schema blijkt dat als een leerling zijn klacht rechtstreeks bij de externe vertrouwenspersoon, de klachtencommissie of de schoolleiding neerlegt, dezen in principe terug zullen verwijzen naar de interne vertrouwenspersoon. Als dat niet mogelijk is, zullen zij in ieder geval met het niveau onder hen contact opnemen. (de schoolleiding heeft contact met externe vertrouwenspersoon; deze op zijn beurt met de interne vertrouwenspersoon; ook de klachtencommissie neemt contact op met de externe vertrouwenspersoon).
VI Anonimiteit Klager heeft het recht om anoniem te blijven. Alleen in het geval van vermoeden van een strafbaar feit (zoals ontucht, aanranding, afpersing, e.d.) moet het bevoegd gezag ingelicht worden. Wil klager dat zijn/haar klacht in behandeling wordt genomen door de klachtencommissie, dan is dat alleen mogelijk met naam en toenaam.
28
VII Meld- en aangifteplicht bij vermoeden van een strafbaar feit (zoals ontucht, aanranding, afpersing, e.d.) Klager
Ieder personeelslid en ook de vertrouwenspersoon
Vermoeden van strafbaar feit (seksueel delict tussen medewerker en minderjarige leerling)
Bevoegd gezag
overleg met vertrouwensinspecteur (alleen bij seksuele intimidatie)
Redelijk vermoeden van strafbaar feit
informeren van (ouders van) klager en aangeklaagde dat overgegaan wordt tot aangifte
Justitie / politie
VIII: Ouders en informatierecht Ouders van leerlingen tot 18 jaar hebben een informatierecht. Het kan zijn dat de leerling niet wil dat informatie over bijvoorbeeld seksuele intimidatie aan de ouders ter ore komt. In zo‟n geval is het nodig dat de interne vertrouwenspersoon of de externe vertrouwenspersoon dit kortsluit met de schoolleiding en dat een dossier wordt aangelegd waarin de redenen staan beschreven waarom deze beslissing genomen is. Dit laatste is dus van belang voor het geval de ouders zich beroepen op de informatieplicht van de school. Ouders moeten dus worden geïnformeerd, tenzij er gegronde redenen zijn om dit niet te doen.
29
Bijlage: gedragsregels medewerkers In de klachtenprocedure (seksuele) intimidatie is beschreven hoe om te gaan met een melding of vermoeden van (seksuele) intimidatie op onze school. Een belangrijke aanvulling op dit protocol is een beschrijving van het gedrag dat we van medewerkers verwachten, zodat zij niet in situaties terecht komen die (seksueel) intimiderend zijn of als zodanig opgevat kunnen worden.
1. De medewerker (docent, onderwijs ondersteunend medewerker of schoolleider zorgt voor een omgeving en sfeer waarin de leerling zich veilig voelt. 2. De medewerker onthoudt zich ervan de leerling te bejegenen op een wijze die de leerling in zijn waardigheid aantast; hij kan zover in het privé-leven doordringen als nodig is om de leerling op school optimaal te kunnen laten functioneren en presteren. 3. De medewerker onthoudt zich van elke vorm van intimidatie tegenover de leerling. 4. Seksuele handelingen en seksuele relaties tussen de medewerker en een leerling van welke leeftijd dan ook zijn niet geoorloofd. 5. De medewerker raakt de leerling niet op zodanige wijze aan dat de leerling deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren, zoals doorgaans het geval zal zijn bij het bewust aanraken van geslachtsdelen, billen en borsten. De medewerker gaat niet in op uitlokkend gedrag van de leerling. 6. De medewerker onthoudt zich in de verbale communicatie met de leerling van taalgebruik dat de leerling naar redelijke verwachting als intimiderend (of seksueel getint) zal ervaren. De medewerker gaat niet in op uitlokkend taalgebruik van de leerling. 7. De medewerker draagt er zorg voor dat er geen situatie ontstaat die de leerling naar redelijke verwachting als seksueel getint of erotisch zal ervaren. Dit zal doorgaans het geval zal zijn bij binnentreden van een ruimte waarin de leerling zich aan het omkleden is of bij het voeren van intieme gesprekken met de leerling in afgesloten ruimtes waar geen gepaste fysieke afstand bewaard kan worden. 8. De medewerker zal de leerling niet bevoordelen (b.v. ‟matsen‟ met een cijfer) met de kennelijke bedoeling tegenprestaties te vragen. Ook aanvaardt de medewerker geen financiële beloning of geschenken van de leerling met uitzondering van kleine attenties bij bijzondere gelegenheden. 9. De medewerker zal er actief op toezien dat deze regels door iedereen op school die betrokken is bij de leerling, worden nageleefd. Indien hij gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze regels, onderneemt hij stappen. 10. In die gevallen waarin de gedragsregels niet (direct) voorzien, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de medewerker in de geest hiervan te handelen.
30
Bijlage 7: Stroomschema klachten over intimidatie
schoolleiding neemt maatregelen
Leerling stelt zich direct in verbinding met schoolleiding
Leerling dient formele klacht in bij klachtencommissie Indien nodig Gesprek met externe vertrouwenspersoon Melding door leerling van intimidatie
Indien nodig Gesprek met interne vertrouwenspersoon Indien nodig Gesprek met „gewone‟ medewerker
31
Bijlage 8: Stroomschema vragen van ouders
32