Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en richtlijnen met betrekking tot elektromagnetische storingsbronnen (EMI) bij patiënten met een neurostimulator of medicijnpomp Indien u als patiënt met een neurostimulator of medicijnpomp (implantaat) uw normale dagelijkse activiteiten weer hervat — nadat u volledig van de operatie bent hersteld — moet u echter bepaalde omstandigheden/situaties vermijden. Hieronder vindt u belangrijke informatie over elektrische/elektromagnetische apparatuur en omgevingen die de werking van uw neurostimulator of medicijnpomp kunnen beïnvloeden. Algemene richtlijnen Raadpleeg voordat u een elektrisch/elektromagnetisch apparaat of gereedschap gebruikt eerst de bij het apparaat/gereedschap meegeleverde handleiding voor eventuele waarschuwingen voor dragers van een implantaat. Verboden ruimtes/gebied – Als u een ruimte/gebied wilt binnengaan waarvoor wordt aangegeven dat deze niet toegankelijk is voor personen met een implantaat, moet u eerst uw arts raadplegen. Correcte aarding van elektrische apparaten – Om storingen te vermijden die kunnen worden veroorzaakt door elektrische stromen die weglekken bij onvoldoende geaarde elektrische apparaten, moet u de volgende voorzorgsmaatregelen treffen: •
Zorg dat alle elektrische apparaten correct bedraad en geaard zijn.
Apparaten met draadloze communicatie Radiofrequentiebronnen (AM/FM-radio's, analoge en digitale mobiele telefoons, draadloze en gewone telefoons) – Houd deze voorwerpen ten minste 10 cm bij de geïmplanteerde neurostimulator vandaan. Zenders die werken met draadloze communicatie zijn onder andere apparaten die de werking van een neurostimulator of medicijnpomp kunnen storen. Als u gebruikmaakt van apparaten met draadloze communicatie, moet u tussen deze apparaten en uw neurostimulator of medicijnpomp een afstand van minimaal 10 cm aanhouden. Voorbeelden van zulke apparaten zijn: • • •
mobiele en draagbare draadloze telefoons, tweewegpiepers, PDA's (personal digital assistants), smartphones en mobiele e-mailapparaten; draadloze apparaten zoals laptops, notebooks en tabletcomputers, netwerkrouters, MP3-spelers, e-readers, gameconsoles, tv-toestellen, dvd-spelers en headsets; draadloze autosleutels en autostarters.
Het gebruik van draadloze telefoons – Neurostimulatoren en medicijnpompen zijn getest op storing door allerlei soorten draadloze telefoontechnologieën, om er zeker van te zijn dat ze correct werken als een draadloze telefoon wordt gebruikt. Zorg ervoor dat er tussen de neurostimulator of medicijnpomp en de antenne van een draadloze telefoon een afstand van minimaal 10 cm wordt aangehouden (bijvoorbeeld door de telefoon bij het oor te houden dat het verst verwijderd is van het implantaat. Draag uw telefoon niet in een zak die zich boven het implantaat bevindt, of een schoudertas in de buurt van het implantaat. Huishoudelijke en hobbyapparatuur die motoren of magneten bevatten, en andere apparatuur die storingen kan veroorzaken Huishoudelijke en hobbyapparatuur met motoren of magneten die elektromagnetische velden produceren, kunnen storing veroorzaken bij neurostimulatoren en medicijnpompen. Houd een afstand van ten minste 15 cm aan tussen het implantaat en de volgende apparaten: • • •
•
• •
draagbare keukenapparatuur, zoals elektrische mixers; naai- en lockmachines; apparaten voor persoonlijke verzorging met een netsnoer, zoals haardrogers, elektrische scheerapparaten, elektrische of ultrasone tandenborstels (oplader) of rugmassageapparaten; voorwerpen die magneten bevatten, zoals stereoluidsprekers, magnetische staven die worden gebruikt bij het bingospel of om metalen deeltjes uit motoren te halen, magnetische armbanden, badges of magnetische stoelkussens; afstandsbediening van radiogestuurd speelgoed; tweeweg-walkietalkies (minder dan 3 Watt).
Magnetische of elektrische onderdekens of kussens – Er zijn geen bekende interacties tussen magnetisch of elektrische onderdekens of kussens en neurostimulatoren of pijnpompen. Mocht u verandering van therapie vermoeden, stop met het gebruik van de deken/kussen en neem contact op met uw arts. Inductiefornuizen – Houd de neurostimulator bij de kookplaten vandaan wanneer deze aan staan. Gebruik deze waarvoor ze bedoeld zijn. Personenweegschaal met vetmeting – Deze stuurt een zeer kleine stroom door de voeten, ver weg van een geïmplanteerde neurostimulator of medicijnpomp. Het is onwaarschijnlijk dat dit gevoeld wordt, mocht u toch wat voelen, stop met het gebruik van de weegschaal en neem contact op met uw arts. Elektronische huisdierafrasteringen of onzichtbare afrasteringen – Raak dit soort draden niet aan. Keramiekovens voor thuisgebruik – Houd een afstand van ten minste 60 cm aan tussen het implantaat en een keramiekoven. Draagbare metaaldetectoren – Zorg dat de detector niet direct boven de neurostimulator of medicijnpomp geplaatst wordt.
Bootmotoren – Houd een afstand van ten minste 30 cm aan tussen het implantaat en een bootmotor (elektrische of brandstofmotor). Elektrisch gereedschap Het meeste elektrische gereedschap dat thuis wordt gebruikt, zal niet van invloed zijn op neurostimulatoren of medicijnpompen. Houdt u aan de volgende richtlijnen: • •
Zorg dat alle apparaten correct functioneren, om het risico op elektrische schokken te beperken. Zorg dat gereedschappen die op netstroom worden aangesloten, correct geaard (of dubbel geïsoleerd) zijn. Het is aan te raden gebruik te maken van een aardonderbreker. Dit goedkope apparaatje voorkomt een langdurige elektrische schok.
Sommige elektrische gereedschappen die thuis worden gebruikt, kunnen mogelijk van invloed zijn op een neurostimulator. Houd u aan de volgende richtlijnen om de kans op storingen te beperken: Elektrische tuingereedschappen en draagbare gereedschappen (draadloos en met snoer) – Houd de motor uit de buurt van de neurostimulator, de geleidingsdraad en de verlengkabel. Soldeerpistolen en demagnetiseerders – Houd een afstand van ten minste 30 cm aan tussen het implantaat en deze gereedschappen. Gereedschappen (ook voor de tuin) die op benzine werken – Houd een afstand van ten minste 30 cm aan tussen het implantaat en het ontstekingssysteem van deze gereedschappen. Zet de motor uit voordat u aanpassingen uitvoert. Auto’s Reparatie van automotoren – Zet de motor uit voordat u aanpassingen uitvoert. Als de motor loopt, moet u een afstand van ten minste 30 cm aanhouden tussen het implantaat en de onderdelen van het ontstekingssysteem. Opladen van elektrische auto’s – Een elektrische auto vormt geen probleem voor iemand met een neurostimulator of medicijnpomp mits de laadkabel niet in de buurt van de implantatieplaats komt tijdens het laden. Industriële apparatuur Nadat u hersteld bent van de implantatie, zult u waarschijnlijk gewoon in staat zijn om uw werk, school of dagelijkse routine weer op te pakken. Als u in deze situaties echter gebruik zult maken van of in de aanwezigheid zult zijn van hoogspanningsapparatuur, krachtige elektriciteitsbronnen, magnetische velden of andere storingsbronnen die de werking van het implantaat kunnen beïnvloeden, moet u uw arts raadplegen.
Mogelijk zult u niet kunnen werken met of in de buurt van de volgende soorten industriële apparaten: • • • • • • • •
Elektrische ovens die worden gebruikt voor de fabricage van staal; inductieverwarmingsapparatuur en inductieovens; industriële magneten of andere grote magneten, zoals die bijvoorbeeld worden gebruikt bij oppervlakteslijpmachines en elektromagnetische hijskranen; diëlektrische verwarmingsapparaten die bij de fabricage van meubilair worden gebruikt om plastic en droge lijm te verhitten; apparatuur voor elektrisch booglassen en weerstandslassen; zendantennes van AM-, FM-, kortegolfradio- en tv-stations; microgolfzenders (Het is onwaarschijnlijk dat magnetronovens van invloed zullen zijn op cardiale apparaten.); energiecentrales, grote generatoren en elektriciteitsleidingen. Het is onwaarschijnlijk dat laagspanningsverdeelleidingen voor huizen en bedrijven van invloed zullen zijn op cardiale apparaten.
Radiozenders Het bepalen van een veilige afstand tussen de antenne van een radiozender en het implantaat is afhankelijk van vele factoren, waaronder de sterkte van de zender, de frequentie en het type antenne. Als het een krachtige zender is of als het onmogelijk is de antenne weg te richten van het implantaat, moet u mogelijk op grotere afstand van de antenne blijven. Beveiligingssystemen Als u een beveiligingssysteem passeert, moet u de volgende voorzorgsmaatregelen in acht nemen: Elektronische antidiefstalsystemen, zoals die worden gebruikt in winkels of bibliotheken, en toegangscontrolesystemen die gebruikmaken van poorten of lezers met radiofrequente identificatieapparatuur – Normaal gesproken zullen deze systemen de werking van een neurostimulator of medicijnpomp niet storen, maar uit voorzorg is het aan te raden niet in de buurt van dergelijke systemen te blijven staan of er tegenaan te leunen. Loop er in een normaal tempo doorheen. Als u in de buurt van een elektronisch antidiefstalsysteem of toegangscontrolesysteem bent en last krijgt van symptomen, moet u zo snel mogelijk weggaan bij het desbetreffende systeem. Als u bij het systeem weg bent gegaan, hervat het implantaat zijn normale werking weer. Beveiligingssystemen van luchthavens, rechtbanken en gevangenissen – Gezien de korte duur van deze veiligheidscontroles is het onwaarschijnlijk dat metaaldetectors (detectiepoortjes en draagbare detectiestaven) en full-bodyscanners (millimetergolfscanners of 3D-scanners) in luchthavens, rechtbanken en gevangenissen de werking van een neurostimulator of medicijnpomp zullen verstoren.
Als u een dergelijk beveiligingssysteem passeert, moet u de volgende voorzorgsmaatregelen in acht nemen: •
•
• • •
Zorg dat u altijd de ID-kaart van het implantaat bij de hand heeft. Als een implantaat een metaaldetector of beveiligingssysteem activeert, kunt u de beveiligingsbeambte uw ID-kaart laten zien. Bij het passeren van de beveiligingspoorten kunt u het risico op tijdelijke storing van uw implantaat minimaliseren door geen metalen oppervlakken van de beveiligingsapparatuur aan te raken. Stop of treuzel niet in een detectiepoort, maar loop met normale snelheid door de poort. Als de beveiligingsbeambte een draagbare detectiestaaf gebruikt, kunt u hem of haar vragen deze niet boven uw implantaat te houden of erboven heen en weer te zwaaien. Als u zich zorgen maakt over de beveiligingsmethoden, kunt u de beveiligingsbeambte de IDkaart van uw implantaat laten zien en vragen om een alternatieve controle. Volg dan de aanwijzingen van de beveiligingsbeambte.