ZONNEPANELEN VOOR SKPOBASISSCHOLEN IN EINDHOVEN EINDRAPPORT – 24 AUGUSTUS 2012
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
Inhoudsopgave 1
Inleiding
3
2
Doel en aanpak
4
3
Financiële aspecten
5
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
5 5 8 8 9 10 10
4
5
6
7
Pagina 2
Prijsontwikkeling zonnepanelen Aanbod RoofTop Energy Vergelijking tussen lease en koop Salderen Externe geldstromen Collectieve inkoop Externe effecten
Juridische aspecten
11
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
11 11 12 12 14 14 14
Verantwoordelijkheden gemeente Verantwoordelijkheden schoolbestuur Ontwikkeling van verantwoordelijkheden Eigendom en financieringsvormen Terugbetaling en bijbehorende risico’s Verzekeringen Vergunning
Technische aspecten
15
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10
15 15 16 16 17 17 17 18 19 19
Dakconstructie Schaduw, helling en oriëntatie Omvormer Meterkast Onderhoud, garanties en vervanging Bereikbaarheid en dakbedekking Brandveiligheid Soorten panelen Kwaliteit van panelen Kwaliteit van installatie
Conclusies en aanbevelingen
20
6.1 6.2 6.3
20 20 21
Financiële aspecten Juridische aspecten Technische aspecten
Beslisboom
22
Bijlage I: vijf casussen
23
Bijlage II: gesproken personen
30
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
1 – Inleiding De afgelopen twee à drie jaar zijn de prijzen van zonnepanelen wereldwijd gehalveerd. Dit heeft ervoor gezorgd dat ook in Nederland de interesse voor zonnepanelen sterk is gegroeid. Deze interesse bevindt zich niet alleen onder huishoudens, maar zeker ook onder basisscholen. Steeds vaker komt dan ook de vraag op hoe je als basisschool het beste gebruik kunt maken van zonnepanelen. De gedachte hierachter is simpel. Basisscholen hebben vaak een groot geschikt dakoppervlak voor zonnepanelen en zijn gemotiveerd om de energierekening omlaag te brengen. Daarnaast kunnen basisscholen een koppeling maken met het onderwijs, waardoor de zonnepanelen een extra betekenis krijgen. Er zijn momenteel al onderwijspakketten beschikbaar om deze koppeling te maken. Deze overwegingen leiden ertoe dat steeds meer basisscholen in Nederland zonnepanelen op het dak laten installeren. De manier waarop verschilt echter per school. De één koopt, de ander huurt en weer een ander zoekt een overeenkomst met omwonenden of ouders. Maar hoe maak je hierin nu de goede afweging? En wat komt er allemaal bij kijken? Met dit soort vragen zien ook basisscholen van de Stichting voor Katholiek en Protestants-Christelijk Onderwijs (SKPO) zich geconfronteerd. Deze stichting, bestaande uit 38 scholen in de regio Eindhoven, zou graag eenduidig antwoord willen geven op concrete aanbiedingen die de scholen krijgen. Zo kreeg basisschool De Wilakkers recentelijk een aanbod van RoofTop Energy om zonnepanelen te leasen. Na overleg hierover met de gemeente Eindhoven, is geconstateerd dat er niet voldoende kennis is om de vragen die op SKPO-basisscholen afkomen adequaat te beantwoorden. Er is daarom gezamenlijk besloten om via een onderzoek helderheid te verkrijgen. Dit onderzoek moet uitwijzen wat voor SKBO-basisscholen de slimste manier is om zonnepanelen te kunnen gebruiken. Voor het vormgeven en uitvoeren van dit onderzoek heeft de gemeente in februari 2012 contact opgenomen met Energy Indeed. Op basis van goed overleg is vervolgens gezamenlijk het onderzoek in gang gezet. Het voorliggende rapport toont – met gebruik van de onderstaande afkortingen (Tabel 1.1) – de resultaten daarvan. De conclusies en aanbevelingen uit het rapport zijn met de scholen besproken tijdens een presentatie van Energy Indeed op 23 mei 2012 in Eindhoven. Tabel 1.1 – Gebruikte afkortingen BTW Belasting Toegevoegde Waarde BZK Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties EIA Energie Investeringsaftrek ESCO Energy Service Company kg Kilogram kWh Kilowattuur m2 Vierkante meter OCW Onderwijs, Cultuur en Wetenschap REB Reguliere Energie Belasting SDE Stimulering Duurzame Energie SKPO Stichting voor Katholiek en Protestants-Christelijke Onderwijs Wp Wattpiek WPO Wet Primair Onderwijs
Pagina 3
Opdrachtgever Gemeente Eindhoven www.eindhoven.nl Contactpersoon: Alfredo Verboom
Opdrachtnemer
Energy Indeed www.energyindeed.com Contactpersoon: Mark Meijer
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
2 – Doel en aanpak Het doel van het voorliggende onderzoek is om helderheid te geven over de financiële, technische en juridische aspecten die komen kijken bij de plaatsing van zonnepanelen op basisscholen (zie Figuur 2.1). Op basis hiervan moet een antwoord gegeven kunnen worden op de vraag: wat is de beste manier om als SKPO-basisschool gebruik te kunnen maken van zonnepanelen? De informatie ter beantwoording van deze vraag komt deels voort uit deskstudie en deels uit interviews. Tijdens deze interviews is aan betrokkenen bij zonne-energieprojecten op basisscholen elders in Nederland gevraagd naar hun ervaringen. Bijvoorbeeld: hoe het project tot stand is gekomen, wat is meegevallen en zeker ook, wat is tegengevallen? Daarnaast hebben ook bij de gemeente twee overleggen plaatsgevonden. Tijdens deze overleggen is in het bijzonder ingegaan op de organisatiestructuur van de gemeente en de SKPO en de juridische relatie tussen beiden. Bij elk van de overleggen waren zowel Alfredo Verboom (als contactpersoon vanuit de gemeente) en Mark Meijer (als contactpersoon vanuit Energy Indeed) aanwezig. De personen die bij de interviews en de overleggen betrokken zijn geweest staan weergegeven in Bijlage II. Naast de genoemde personen, zijn vanuit het onderzoek ook nog vele andere initiatieven en initiatiefnemers komen bovendrijven. Deze gegevens zijn gedocumenteerd in een Excel-bestand. Dit bestand is niet toegevoegd aan het rapport, maar kan op verzoek beschikbaar worden gesteld.
Financiële aspecten
Juridische aspecten
Technische aspecten
Thema’s: Prijsontwikkeling Energietarieven Belastingen Salderen Subsidies Collectieve inkoop Externe effecten ...
Thema’s: Wet Primair Onderwijs Verordening Eigendom Financieringsvormen Risico’s Verzekeringen Vergunningen ...
Thema’s: Dakconstructie Schaduw Omvormer Meterkast Onderhoud Brandveiligheid Kwaliteit ...
Figuur 2.1 – Thema’s die in dit rapport aan bod komen
Pagina 4
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
3 – Financiële aspecten Tot op heden zijn er in Nederland niet of nauwelijks basisscholen geweest die zonder subsidie zonnepanelen hebben geplaatst. Toch biedt Rooftop Energy nu aan om zonder subsidie zonnepanelen te plaatsen. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe dat mogelijk is en hoe dit aanbod zich verhoudt tot de optie tot koop. Alle bedragen in dit hoofdstuk zijn exclusief BTW. 3.1
Prijsontwikkeling zonnepanelen De prijs van zonnepanelen wordt meestal uitgedrukt in euro per Watt-piek (euro/Wp), ofwel de prijs per eenheid vermogen. Het aantal Wp staat daarin voor het maximum vermogen dat een zonnepaneel onder ideale omstandigheden levert. De prijsontwikkeling van zonnepanelen kan vervolgens op verschillende manieren bekeken worden. Je kunt kijken naar de prijs van een zonnepaneel zonder toebehoren of je kunt kijken naar de zogenaamde turn-key prijs. De turn-key prijs is de prijs voor kant-en-klare oplevering van een zonnepaneel, inclusief omvormer, montagemateriaal, bekabeling en installatie. Figuur 3.1 toont de ontwikkeling van de turn-key prijsindex in de Verenigde Staten (blauw) en Europa (rood). De grafiek laat zien dat de turn-key prijzen de afgelopen twee à drie jaar gehalveerd zijn. Let wel: voor de berekening van de prijzen is uitgegaan van de aanschaf van één zonnepaneel. De turn-key prijs voor een systeem met meerdere zonnepanelen ligt over het algemeen lager, omdat de overige kosten daarin relatief minder zwaar wegen.
Maart 2012 2,17 euro/Wp
2002 2003 2004
2005 2006
2007 2008 2009
2010
2011
2012
Figuur 3.1 – Prijsontwikkeling van zonnepanelen in de Verenigde Staten (blauw) en Europa (rood) van december 2001 tot en met maart 2012 (bron: Solarbuzz – Solar Market Research and Analysis, 2012)
3.2
Pagina 5
Aanbod RoofTop Energy Gesterkt door deze prijsdaling van zonnepanelen, biedt RoofTop Energy aan om uit eigen middelen een zonne-energiesysteem te plaatsen op basisschool de Wilakkers, zonder dat de elektriciteitskosten van de school hierdoor toenemen. Zij hanteren hiervoor de volgende uitgangspunten (Tabel 3.1):
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
Tabel 3.1 – Huidige elektriciteitskosten De Wilakkers (2011) Verbruik per jaar Kosten per jaar Kosten per kWh
39.100 kWh 5.162 euro 0,1320 euro/kWh
RoofTop Energy stelt voor om een zonne-energiesysteem te plaatsen dat 90 procent van de huidige elektriciteitsvraag van de school dekt. Dat betekent dat de school nog 10 procent van de elektriciteit uit het elektriciteitsnet moet halen. Het nieuwe kostenplaatje van de school zou er daarmee als volgt uit komen te zien (Tabel 3.2-3.4): Tabel 3.2 – Voorstel RoofTop Energy: 10 procent uit elektriciteitsnet Verbruik per jaar (10%) Kosten per jaar Kosten per kWh
3.910 kWh 723 euro 0,1849 euro/kWh
Tabel 3.3 – Voorstel RoofTop Energy : 90 procent uit zonnepanelen Verbruik per jaar (90%) Kosten per jaar Kosten per kWh
35.190 kWh 4.439 euro 0,1261 euro/kWh
Tabel 3.4 – Voorstel RoofTop Energy: totaal Verbruik per jaar (90%) Kosten per jaar Kosten per kWh
39.100 kWh 5.162 euro 0,1320 euro/kWh
Tabel 3.4 laat zien dat de totale elektriciteitskosten van de school onder deze omstandigheden inderdaad gelijk blijven. Er zijn echter ook een aantal belangrijke kanttekeningen te plaatsen bij het aanbod van RoofTop Energy: 1. 20 jaar aangewezen op Anode – Het meest interessante in het aanbod van RoofTop Energy is niet zozeer de 90 procent die door de zonnepanelen wordt geleverd, maar wel de resterende elektriciteit die uit het net moet worden gehaald. Rooftop Energy stelt namelijk als voorwaarde dat deze elektriciteit bij elektriciteitsleverancier Anode moet worden afgenomen. Met de voorgestelde contractduur van 20 jaar, betekent dit dat de school voor 20 jaar is aangewezen op de elektriciteitsprijzen van Anode. 2. Einde voordeel raamcontract – Het is de vraag of de school bij Anode hetzelfde gunstige elektriciteitstarief kan bedingen als dat zij nu hebben. De school koopt haar elektriciteit namelijk nu in via een gunstig raamcontract dat op SKPO-niveau is afgesloten. Dit contract zal moeten worden opgezegd. RoofTop Energy gaat in de berekeningen uit van hetzelfde elektriciteitstarief als dat de school nu heeft (exclusief energiebelasting, zie Tabel 3.5-3.6), maar houdt het werkelijke elektriciteitstarief nog open. 3. Aandeel vanuit elektriciteitsnet neemt toe – De afgelopen jaren is het energieverbruik van de school sterk gestegen (circa 10 procent per jaar!). Als deze stijgende trend doorzet dan neemt de hoeveelheid elektriciteit die de school van het net moet afnemen toe. Daar komt bij dat de zonnepanelen over de tijd minder rendement leveren (gemiddeld circa 10 procent rendementsverlies over 20 jaar). Ook dit leidt ertoe dat de elektriciteitsbehoefte vanuit het net toeneemt. Al met al ontstaat door deze twee ontwikkelingen een groeiende afhankelijkheid van Anode (zie Figuur 3.2).
Pagina 6
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
Tabel 3.5 – Kale prijs en energiebelasting (REB) onder huidige elektriciteitsafname Kale prijs 39.100 kWh 0,0730 euro/kWh 2.854 euro REB 1e schijf (0-10.000 kWh) 10.000 kWh 0,1121 euro/kWh 1.121 euro e REB 2 schijf (10.000-50.000 kWh) 29.100 kWh 0,0408 euro/kWh 1.187 euro Totaal 39.100 kWh 0,1318 euro/kWh 5.162 euro Tabel 3.6 – Kale prijs en energiebelasting (REB) in voorstel RoofTop Energy Kale prijs 3.910 kWh 0,0730 euro/kWh e REB 1 schijf (0-10.000 kWh) 3.910 kWh 0,1121 euro/kWh REB 2e schijf (10.000-50.000 kWh) 0,0408 euro/kWh Totaal 3.910 kWh 0,1849 euro/kWh
285 euro 438 euro 723 euro
Uitganspunten grafiek: 2 %/jaar stijging elektriciteitsvraag (nu circa 10%jaar) 0,5 %/jaar daling rendement panelen (10% over 20 jaar)
Figuur 3.2 – Dekking van de elektriciteitsvraag onder het voorstel van RoofTop Energy
4. Afronding – De elektriciteitsfactuur van de school zal uiteindelijk uit twee delen bestaan: het deel voor de levering via het elektriciteitsnet vanuit Anode (zoals hierboven besproken) en de productie vanuit de zonnepanelen maal 0,13 euro/kWh. Op basis van de berekening zou dit bedrag echter 0,1261 euro/kWh moeten zijn (zie Tabel 3.3). Dit lijkt een kwestie van afronding, maar het heeft wel gevolgen. Uitgaande van een opbrengst van 35.190 kWh per jaar, kost deze afronding 137 euro per jaar extra. 5. Garantstelling gemeente – RoofTop Energy stelt voor om gezamenlijk met de school een garantie te krijgen van de gemeente Eindhoven voor betalingen van de school aan RoofTop Energy. Er staat echter niet in hoeverre dit het voorstel beïnvloedt. Het lijkt aannemelijk dat met een garantstelling van de gemeente lagere prijzen of gunstigere voorwaarden kunnen worden afgedongen dan zonder garantstelling.
Pagina 7
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
3.3
Eindrapport – 24 augustus 2012
Vergelijking tussen lease en koop Deze paragraaf maakt een vergelijking tussen het leasen en kopen van zonnepanelen. Het leaseaanbod van RoofTop Energy is daarbij het startpunt. Om deze vergelijking te kunnen maken, stelt Tabel 3.7 een berekening op van wat de school in 20 jaar kwijt is aan het zonne-energiesysteem van RoofTop Energy. Hierbij wordt uitgegaan van een rendementsverlies van 0,5 procent per jaar en een discontovoet van 2,5 procent*. De kosten van de resterende elektriciteitsbehoefte worden daarbij even buiten de berekening gelaten. Tabel 3.7 – Netto contante kosten berekening zonne-energiesysteem RoofTop Energy Jaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Kosten (euro) 4439 4417 4395 4373 4351 4329 4307 4286 4265 4243 Discontovoet (2,5%) 1,03 1,05 1,08 1,10 1,13 1,16 1,19 1,22 1,25 1,28 Verdisconteerd (euro) 4331 4204 4081 3961 3846 3733 3624 3518 3415 3315 Jaar 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 Kosten (euro) 4222 4201 4180 4159 4138 4117 4097 4076 4056 4036 Discontovoet (2,5%) 1,31 1,34 1,38 1,41 1,45 1,48 1,52 1,56 1,60 1,64 Verdisconteerd (euro) 3218 3124 3032 2943 2857 2774 2692 2614 2537 2463 Netto contante kosten = 66.281 euro * De risicovrije reële discontovoet voor publieke investeringen staat op 2,5% (zie Kamerstuk 29352, Waardering van risico’s bij publieke investeringsprojecten, 24 augustus 2011).
De tabel toont aan dat de school, omgerekend naar netto contante kosten, 66.281 euro kwijt is aan het zonne-energiesysteem. De volgende vraag is dan: wat zou de school kwijt zijn als het een dergelijk systeem niet zou leasen, maar zou kopen? Voor een antwoord hierop kan bijvoorbeeld worden gekeken naar een aanbod van het bedrijf Eltec. Dit bedrijf biedt voor een turn-key prijs van 32.121 euro (uitgaande van een plat dak) een systeem aan met een verwachte jaaropbrengst van circa 18.000 kWh aan. Dit is ongeveer de helft van de verwachte jaaropbrengst van het systeem van RoofTop (35.190 kWh). De prijs van Eltec voor een systeem met die omvang zal dus ongeveer twee keer zo hoog liggen, op 64.242 euro. Deze indicatie doet vermoeden dat de kosten van koop en lease niet veel van elkaar verschillen. Een exactere conclusie dan dit is moeilijk te trekken, omdat het resultaat sterk afhangt van de discontovoet die voor de leasekosten wordt gehanteerd. Als bijvoorbeeld niet een discontovoet van 2,5 procent maar 4 procent wordt gehanteerd, dan komen de netto contante kosten al ruimschoots lager uit op 57.919 euro. Daarnaast zijn er vanzelfsprekend nog verschillen in de diensten die zijn inbegrepen en de voorwaarden die van toepassing zijn. De uitkomst dat de kosten van koop en lease niet veel van elkaar verschillen, kan mogelijk als volgt verklaard worden. Een marktpartij zal een zonne-energiesysteem enerzijds duurder aanbieden omdat het een winstmarge wil behalen, maar anderzijds kan de marktpartij het zonne-energie goedkoper aanbieden omdat het – anders dan de gemeente en de school – gebruik kan maken van fiscale voordelen zoals de Energie Investeringsaftrek (EIA). Deze aftrek scheelt effectief zo’n 10 procent op het investeringsbedrag. Dit voordeel zal bij benadering worden opgeheven door de winstmarge. 3.4
Pagina 8
Salderen Als de zonnepanelen meer elektriciteit opwekken dan de school op dat moment zelf nodig heeft, dan wordt de overbodige elektriciteit teruggeleverd aan het elektriciteitsnet. De elektriciteitsleverancier – in het geval van de SKPO is dat momenteel Energiedirect – is bij
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
wet verplicht om deze teruggeleverde elektriciteit per jaar te verrekenen met de elektriciteit die de school afneemt van het net. Dit heet salderen. Door het salderen betaalt de school alleen voor de elektriciteit die per jaar netto door Energiedirect wordt geleverd. Hierbij gelden echter twee belangrijke aandachtspunten: 1. De wettelijke verplichting voor elektriciteitsleveranciers om te salderen geldt alleen voor kleinverbruikersaansluitingen (maximaal 3 keer 80 Ampère). Het is verstandig om dit – vooral in het geval van grotere gebouwen – te controleren. Het type aansluiting is terug te vinden in de meterkast en op de energierekening. 2. De wettelijke verplichting voor elektriciteitsleveranciers om te salderen geldt tot een maximum van 5.000 kWh per jaar. Sommige elektriciteitsleveranciers bieden echter aan om onbeperkt te salderen. Voorbeelden daarvan zijn Anode (de leverancier in het aanbod van RoofTop Energy), Greenchoice en Atoomstroom. Energiedirect hanteert wel het wettelijke maximum van 5.000 kWh per jaar. Voor alle teruggeleverde elektriciteit buiten het salderen om is een elektriciteitsleverancier verplicht om een redelijke terugleververgoeding te betalen. Deze terugleververgoeding is doorgaans een stuk lager dan het normale elektriciteitstarief en daarmee minder aantrekkelijk. Dit betekent dat de SKPO-scholen – als zij het huidige contract met Energiedirect willen handhaven – er goed aan doen om een systeem te plaatsen dat maximaal 5.000 kWh per jaar aan het net teruglevert. Als de school zelf niets van de opgewekte elektriciteit zou gebruiken betekent dit een systeem van circa 20 tot 25 panelen en een prijs van rond de 10.000 euro. Afhankelijk van het verbruikspatroon van de school kan ook een groter systeem aantrekkelijk zijn. Dit vergt echter een nadere analyse van het verbruikspatroon. Bijlage I doet hiervoor een voorzet. In deze bijlage wordt het verbruikspatroon van één school (de Boschakker) geanalyseerd en worden vijf business cases uitgewerkt. 3.5
Externe geldstromen Vanuit het Rijk wordt de productie duurzame energie gesubsidieerd via de SDE+ regeling. (Stimulering Duurzame Energie). Het totale budget voor deze regeling in 2012 is 1,7 miljard euro. Ook zonnepanelen komen voor deze regeling in aanmerking, maar uitsluitend voor grootverbruiksaansluitingen (meer dan 3 keer 80 Ampère). De reden hiervoor is dat gebouwen met een kleinverbruiksaansluiting kunnen salderen en daarmee ook zonder subsidie een rendabele investering kunnen doen in zonnepanelen (zie Figuur 3.3). Figuur 3.3 – Alleen grootverbruikers komen in aanmerking voor de SDE+ regeling: “Het afgelopen jaar is namelijk gebleken dat de mogelijkheid van salderen al voor veel zonne-energie-installaties rendabel kan worden toegepast op basis van de bestaande salderingsregels. Voor installaties die zijn aangesloten op een grootverbruikersaansluiting kan niet worden gesaldeerd. Die projecten komen in aanmerking voor SDE+.” – brief van Minister Verhagen aan de Tweede Kamer, 3 november 2011.
Vanuit de provincie Noord-Brabant en de gemeente Eindhoven zijn voor zover bekend op dit moment geen subsidieregelingen voor zonnepanelen beschikbaar. Wel is het mogelijk om voor de aanschaf van zonnepanelen een ‘zachte lening’ te krijgen. Dit kan bijvoorbeeld via SVn (http://www.svn.nl/producten/Duurzaamheidslening/Eindhoven/Paginas/Home.aspx) of het
Pagina 9
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
bedrijf Greenloans (www.greenloans.nl). Daarnaast is het mogelijk interessant om fondsen, bedrijven of omwonenden/ouders te benaderen als sponsor (zie Figuur 3.4).
Harlingen Basisschool De Middelstein ‘Zonnepanelen met sponsoring van Stichting de Riedpolder (windenergie)'
Amsterdam Basisschool De Weidevogel ‘Zonnepanelen gefinancierd door omwonenden/ouders’
Appelscha Basisschool De Mandebrink ‘Zonnepanelen met sponsoring van de Rabobank’
Utrecht Basisschool De Parkschool ‘Zonnepanelen met cofinanciering van een lokale internetprovider’
Figuur 3.4 – Voorbeelden van basisscholen met een alternatieve financiering van zonnepanelen
3.6
Collectieve inkoop Als meerdere scholen tegelijk zonnepanelen willen aanschaffen, dan kan het interessant zijn om de panelen collectief in te kopen. Het voordeel hiervan is dat het uitzoekwerk centraal geregeld kan worden en dat eventueel bij de leverancier een groepskorting kan worden afgedongen. Het nadeel ervan is echter door het bundelen van de vraag mogelijk de aanbestedingsdrempel overschreden wordt, waardoor een Europese aanbesteding moet plaatsvinden. Dit zijn aanbestedingen waar vaak veel tijd en werk in gaat zitten. In plaats van het zelf opzetten van een collectieve inkoop, kan ook worden aangesloten bij een bestaande collectieve inkoopactie. Let er daarbij wel op of de pakketten die worden aangeboden goed aansluiten bij de wensen van de school. Bij veel inkoopacties ligt de nadruk op een aantal standaardpakketten voor huishoudens. Voor scholen moet een pakket doorgaans wat meer op de specifieke situatie worden ingericht (zie paragraaf 3.4).
3.7
Externe effecten Naast een lagere elektriciteitsrekening, kan de aanschaf van zonnepanelen nog andere effecten voor de school met zich meebrengen. Zo kunnen de zonnepanelen bijdragen aan het imago van de school. Ook kunnen ze een rol spelen in de lessen op de school. Hiervoor zijn verschillende lespakketten – soms gratis – beschikbaar.
Pagina 10
Voorbeelden van lespakketten en educatie over zonnepanelen Project Eigen Energie op School: www.eigen-energie-op-school.nl Project Energieke Scholen: www.energiekescholen.nl Milieu Educatie Centrum Eindhoven: www.mecehv.nl
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
4 – Juridische aspecten De gemeente is economisch eigenaar van een schoolgebouw en het schoolbestuur is juridisch eigenaar. Maar wat betekenen deze termen in de praktijk? En wat betekent het voor de aanschaf van zonnepanelen? Dit hoofdstuk geeft antwoord op die vragen en begint bij de verantwoordelijkheden die beide partijen hebben. 4.1
Verantwoordelijkheden gemeente Op basis van de Wet Primair Onderwijs (WPO) is de gemeente verantwoordelijk voor de aanwezigheid van voldoende en goede onderwijshuisvesting. Binnen deze verantwoordelijkheid vallen taken als nieuwbouw, renovatie en instandhouding van de buitenkant van de huisvesting. De gemeente ontvangt hiervoor jaarlijks een storting vanuit het Rijk in het gemeentefonds en mag zelf bepalen hoe dit besteed wordt (zie Figuur 4.1). Gebaseerd op de WPO, is in Eindhoven de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Eindhoven van kracht. Deze verordening geeft onder andere aan wanneer tot onderhoud aan de buitenkant van de huisvesting wordt overgegaan en welke activiteiten hieronder vallen. Genoemde activiteiten zijn onder andere het vervangen van dakbedekking en het vervangen van dakpannen inclusief houtwerk, dakrand en goten.
4.2
Verantwoordelijkheden schoolbestuur Het bevoegd gezag van de school (schoolbestuur) is op basis van de WPO verplicht om het gebouw en het terrein “behoorlijk te gebruiken en te onderhouden”. Het schoolbestuur ontvangt hiervoor - net als de gemeente - financiering vanuit het Rijk, zij het vanuit een ander ministerie (zie Figuur 4.1). Vanuit deze lumpsumfinanciering moeten bijvoorbeeld personeel, leermiddelen, schoonmaak, binnenonderhoud en energie- en waterverbruik betaald worden. Het schoolbestuur is economisch eigenaar van de huisvesting, maar het mag de huisvesting niet verkopen, bezwaren of verhuren. Als het schoolbestuur wordt opgeheven of als een schoolbestuur besluit de huisvesting te verlaten, dan neemt de gemeente het eigendom weer over. Mocht er op dat moment binnen de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur sprake zijn van achterstallig onderhoud, dan wordt het schoolbestuur daarop aangesproken.
Het Rijk Ministerie van BZK
Ministerie van OCW
Gemeentefonds
Lumpsumfinanciering
Gemeente
Schoolbestuur
Nieuwbouw Renovatie Buitenonderhoud ...
Personeel & leermiddelen Schoonmaak & binnenonderhoud Energie & water ...
Figuur 4.1 – Huidige financiering en verantwoordelijkheden van gemeente en schoolbestuur
Pagina 11
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
4.3
Ontwikkeling van verantwoordelijkheden Bij de bovenstaande verdeling van verantwoordelijkheden geldt nog een belangrijke voetnoot. De Tweede Kamer heeft namelijk onlangs een motie aangenomen om de verantwoordelijkheid van het buitenonderhoud van de scholen in het basisonderwijs over te hevelen naar het schoolbestuur. De – inmiddels demissionair – minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 16 maart 2012 via een brief aan de Kamer laten weten dat zij deze motie wil gaan uitvoeren en streeft naar overheveling van de verantwoordelijkheid op 1 januari 2014. Vooralsnog zijn de verantwoordelijkheden zoals genoemd in de WPO en de verordening echter leidend.
4.4
Eigendom en financieringsvormen Op basis van de huidige verdeling van verantwoordelijkheden, zijn de gemeente en het schoolbestuur bij de aanschaf van zonnepanelen sterk op elkaar aangewezen. Hoe de aanschaf ook wordt ingestoken, de school is betrokken omdat het verantwoordelijk is voor de energierekening en de gemeente is betrokken omdat het verantwoordelijk is voor de buitenkant van de huisvesting. Om vanuit deze verantwoordelijkheden te komen tot een slimme manier van organiseren, schetst Figuur 4.2 drie mogelijke situaties. Het onderscheid tussen deze drie situaties betreft de vraag wie de eigenaar van de zonnepanelen wordt: de school (groen), de gemeente (paars) of een derde partij (oranje). Het aardige is dat voor elk van deze drie situaties een goede motivatie te verzinnen is (zie voordeel). In praktijk komen ze dan ook alle drie voor. Puur juridisch gezien lijkt de tweede optie – de gemeente als eigenaar – de meest logische. De reden hiervoor is niet alleen dat deze optie goed aansluit bij de rol van de gemeente als verantwoordelijke voor de buitenkant van het gebouw, maar ook dat er geen sprake is van eigendomsvraagstuk wanneer de school het gebouw zou verlaten. Praktisch gezien zal dit laatste echter niet zo snel gebeuren. De optie met een derde partij als eigenaar heeft als nadeel dat een recht van opstal gevestigd moet worden. Dit punt wordt ook expliciet benoemd in het voorstel van RoofTop Energy. SCHOOL
GEMEENTE
DERDE PARTIJ
GEMEENTE
GEMEENTE
GEMEENTE
SCHOOL
SCHOOL
SCHOOL
Voordeel: “Kosten en baten liggen direct bij dezelfde partij”
Voordeel: “Dit sluit aan bij de rol van de gemeente”
Voordeel: “Er is geen voorinvestering nodig”
Voorbeeld: basisscholen van Stichting Delta De Bilt
Voorbeeld: basisscholen in de gemeente Deventer
Voorbeeld: basisscholen in de gemeente Amsterdam
Financieringsvormen, o.a.: - Directe investering - Lenen zonder garantstelling - Lenen met garantstelling
Financieringsvormen, o.a.: - Directe investering - Via een revolverend fonds - Via een gemeentelijke ESCO
Financieringsvormen, o.a.: - Huur (geen optie tot koop) - Lease (wel optie tot koop) - Huurkoop (automatisch koop)
Figuur 4.2 – Eigendomssituaties voor zonnepanelen op een basisschool en bijbehorende financieringsmodellen
Pagina 12
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
Voor elk van de drie eigendomssituaties schetst Figuur 4.2 ook drie mogelijke financieringsvormen. In de situatie waarin de gemeente eigenaar wordt zijn dat: (1) directe financiering, (2) financiering via de oprichting van een fonds en (3) financiering via de oprichting van een nieuwe juridische entiteit welke fungeert als Energy Service Company (ESCO). Deze drie financieringsvormen staan uitgebeeld in Figuur 4.3.
ESCO
GEMEENTE
INVESTERING
Directe investering
GEMEENTE
INVESTERING
Revolverend fonds
GEMEENTE
INVESTERING
Energy Service Company (ESCO)
Figuur 4.3 – Drie mogelijke financieringsvormen met de gemeente als eigenaar
In alle gevallen behoort terugbetaling van de investering vanuit de besparing op de elektriciteitsrekening van de school tot de mogelijkheden. Dit kan vanuit het exploitatiegeld van de school, mits het plaatsen van zonnepanelen niet wordt gezien als een bouwkundige voorziening, maar als een mutatie aan de elektriciteitsinstallatie. Onderhoud en vervanging van de elektriciteitsinstallatie moeten namelijk uit het exploitatiegeld van de school bekostigd worden (zoals aangegeven door Frans Duynstee, beleidsadviseur huisvesting SKPO, 19 april 2012). In het geval van een directe investering vanuit de gemeente stroomt de terugbetaling direct terug in de gemeentekas. In het geval van een revolverend fonds daarentegen wordt het geld teruggestort in het fonds en kan het gebruikt worden voor soortgelijke investeringen op andere scholen. Hetzelfde geldt in het geval van een ESCO. De keuze voor een ESCO heeft daarbij als bijkomend voordeel dat gebruik gemaakt kan worden van fiscale voordelen, zoals de Energie Investeringsaftrek (EIA). Een voorbeeld van een gemeente die werkt met terugbetaling vanuit scholen is de gemeente Deventer. Deze gemeente heeft zelf een zestigtal zonneenergiesystemen aangeschaft en deze aangeboden aan de scholen. Een deel van de scholen heeft direct van de gemeente een systeem gekocht en een deel van de scholen betaalt een systeem af op basis van hetzelfde kWh-tarief als dat ze normaal aan hun eigen elektriciteitsleverancier betalen. In het eerste geval is de school eigenaar van het systeem en het laatste geval blijft de gemeente eigenaar.
Financieringsvorm in Deventer: “De gemeente biedt een groot aantal scholen en verschillende buurt- en sportverenigingen aan om zonnestroominstallaties op hun daken te plaatsen. Zij ontvangen de rijkssubsidie en de opbrengsten van de opgewekte zonnestroom, en betalen de installatie af met jaarlijks een vast bedrag aan de gemeente.” – Deventer Nu, 17 februari 2010.
De gemeente Deventer geeft bij deze werkwijze wel als advies mee om in de offertefase al goed met de leverancier af te spreken wie welke zaken oppakt. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het controleren van de dakconstructie (zie paragraaf 5.1) en de meterkast (zie paragraaf 5.4), het plaatsen van een dataloggingssysteem en een informatiepaneel (zie paragraaf 5.5) en het aanbrengen van een valbeveiliging. De gemeente heeft aan deze zaken veel regelwerk gehad en adviseert daarom om ze expliciet mee te nemen bij het aanvragen van offertes.
Pagina 13
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
4.5
Eindrapport – 24 augustus 2012
Terugbetaling en bijbehorende risico’s De terugbetaling vanuit de school kan op tenminste drie manieren worden ingestoken, met een verschillende verdeling van de bijbehorende risico’s als gevolg (zie Figuur 4.4). Risico voor de school
1
Vast bedrag per jaar, bijvoorbeeld de besparing op de elektriciteitsrekening die het systeem in het eerste jaar oplevert.
2
Vast bedrag per kWh, bijvoorbeeld de werkelijke opbrengst van het systeem maal de elektriciteitsprijs in het eerste jaar.
3
Variabel bedrag per kWh, bijvoorbeeld de werkelijke opbrengst van het systeem maal de elektriciteitsprijs die de overige SKPO-scholen ook betalen.
Risico voor de gemeente Figuur 4.4 – Drie mogelijke varianten voor terugbetaling en bijbehorende risico’s
4.6
Verzekeringen Bij het plaatsen van zonnepanelen is het verstandig om vooraf contact op te nemen met de verzekeraar over de opstalverzekering. De investering in de zonnepanelen kan namelijk van invloed zijn op de verzekeringswaarde van het gebouw en dus op de te betalen premie. Daarnaast is het goed om na te vragen welke schade binnen de verzekering valt. Meestal wordt schade door bijvoorbeeld brand, onweer, bliksem, hagel en diefstal met braaksporen gedekt. De opstalverzekering dekt hiermee vaak de grootste risico’s, maar vanzelfsprekend niet alle risico’s. Aanvullend kan daarom nog overwogen worden om een dekking af te sluiten voor andere van buitenkomende onheilen, bijvoorbeeld diefstal zonder braaksporen of vandalisme. Daarnaast zijn er ook partijen die dekkingen tegen productieverlies van de zonnepanelen aanbieden. Een voorbeeld van een partij die beide bovengenoemde dekkingen aanbiedt is Solar Insurance & Finance (www.solarif.nl).
4.7
Vergunning Voor het plaatsen van zonnepanelen is geen vergunning nodig zolang wordt voldaan aan de onderstaande vijf voorwaarden: Voorwaarden voor het vergunningsvrij plaatsen van zonnepanelen 1. Het zonnepaneel moet op een dak worden geplaatst. 2. Het zonnepaneel moet een geheel vormen met de installatie voor het opwekken van elektriciteit. Als dat niet het geval is, dan moet die installatie binnen in het betreffende gebouw worden geplaatst. 3. Komt het zonnepaneel op een schuin dak, dan geldt dat: a. het paneel niet mag uitsteken en dus aan alle kanten binnen het vlak van het dak moet blijven, b. het paneel in of direct op het dakvlak moet worden geplaatst, c. de hellingshoek van het paneel hetzelfde moet zijn als die van het dakvlak waarop het staat; 4. Komt het zonnepaneel op een plat dak, dan geldt dat het paneel ten minste net zo ver verwijderd moet blijven van de dakrand als het paneel hoog is. Is het hoogste punt van het paneel bijvoorbeeld 50 centimeter, dan moet de afstand tot de dakrand(en) ook minimaal 50 centimeter zijn. 5. Het zonnepaneel mag niet geplaatst worden op een monument of in een door het Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht.
Als niet aan deze vijf voorwaarden kan worden voldaan, dan moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Pagina 14
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
5 – Technische aspecten Na de financiële en juridische aspecten, komen in dit hoofdstuk de technische aspecten van zonnepanelen op basisscholen aan bod. Het hoofdstuk geeft daarmee een overzicht van de belangrijkste punten waar je op moet letten bij de aanschaf van zonnepanelen. 5.1
Dakconstructie De plaatsing van zonnepanelen inclusief montagemateriaal zorgt voor een extra belasting van het dak. Deze extra belasting bedraagt op een schuin dak circa 10-15 kg/m2 en op een plat dak circa 15-25 kg/m2. Er zijn echter zwaardere en lichtere producten op de markt, dus het is verstandig om bij de leverancier altijd duidelijk de belasting van de zonnepanelen inclusief montagemateriaal op te vragen. Voordat de panelen geplaatst worden, moet een constructeur de dakconstructie controleren. Sommige leveranciers hebben hiervoor zelf constructeurs in dienst. Je kunt ook zelf vooraf een constructeur raadplegen, maar het risico bestaat dat de leverancier dan uiteindelijk toch nog (tegen meerkosten) een eigen controle wil uitvoeren. Op basis van de controle kan eventueel worden besloten om voor een kleinere of lichtere installatie te kiezen.
5.2
Ervaringen met zonnepanelen op basisscholen in Deventer: “De daksituatie verschilde sterk per gebouw. Zo moesten enkele dakconstructies en meterkasten worden aangepast. Verder heeft afstemming plaatsgevonden met verbouwings- en dakonderhoudswerkzaamheden en het Frisse Scholenproject, waarbij luchtbehandelingskasten op dezelfde daken zijn geplaatst. In een enkel geval konden niet alle geplande panelen worden geïnstalleerd.” – Nieuwsbrief Stichting De Ulebelt, oktober 2011.
Schaduw, helling en oriëntatie Zonnepanelen worden in serie geschakeld. Dit betekent dat het zonnepaneel met de laagste opbrengst bepalend is voor de opbrengst van het hele systeem. Het is vergelijkbaar met lampjes in een kerstboom: als één lampje het niet doet, dan doen ze het allemaal niet meer. Het is daarom zeer belangrijk om schaduw op zonnepanelen te voorkomen. Eén extra paneel dat niet goed op de zon staat kan de gehele systeemopbrengst omlaag halen. De invloed van de hellingshoek en oriëntatie van een zonnepaneel op de opbrengst staat weergegeven in Figuur 5.1. Daarin valt af te lezen dat een zonnepaneel het meeste opbrengst onder een hoek van circa 36 graden op het zuiden. Dit punt wordt op 100 procent gesteld. Verder is bijvoorbeeld te zien dat een zonnepaneel plat op de grond liggend (een hoek van 0 graden) nog altijd 90 procent oplevert. Noord
West
Figuur 5.1 – Invloed van hellingshoek en oriëntatie op de opbrengst van een zonnepaneel
Pagina 15
Oost
Zuid
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
5.3
Omvormer De zonnepanelen leveren gelijkstroom. Om deze stroom te kunnen gebruiken in het gebouw moet deze eerst worden omgezet in wisselstroom. Dit gebeurt via een omvormer (inverter). Dit kastje wordt in het gebouw geplaatst, vaak vlak onder de zonnepanelen. Het is belangrijk dat de omvormer minimaal het vermogen heeft van het totaal aan zonnepanelen. Daarnaast is het zeker voor de school van belang om te vragen naar de geluidsproductie van de omvormer. Er bestaan omvormers die een zoemend geluid maken.
5.4
Meterkast Vanuit de omvormer wordt de opgewekte stroom naar de meterkast geleid en aangesloten op de elektriciteitsvoorziening van het gebouw. Als de zonnepanelen een totaal vermogen hebben van meer dan 600 Wp (circa 3 panelen), dan moet dit volgens de wet gebeuren op een nieuwe lege groep. Mocht er geen lege groep beschikbaar zijn, dan zal de installateur deze moeten aanleggen. Dat kost afhankelijk van de situatie in de meterkast 300 à 500 euro. Zolang er binnen het gebouw vraag naar is, wordt de opgewekte stroom van de zonnepanelen direct in het gebouw gebruikt. Op het moment dat de zonnepanelen meer stroom opwekken dan binnen het gebouw gevraagd wordt, dan wordt de overbodige stroom automatisch teruggeleverd aan het elektriciteitsnetwerk. De werking hiervan staat schematisch weergegeven in Figuur 5.2. Voor het terugleveren van elektriciteit is het noodzakelijk dat de elektriciteitsmeter de teruggeleverde stroom kan registreren. Een oude analoge meter doet dit door terug te draaien en een nieuwe digitale meter heeft hiervoor meerdere standen. Er zijn echter een aantal oudere meters die niet terugdraaien. Deze meters zijn uitgevoerd met een teruglooprem. In dat geval moet de meter vervangen worden. Bij twijfel of de elektriciteitsmeter geschikt is kan contact worden opgenomen met de netbeheerder. Als de elektriciteitsmeter niet geschikt blijkt te zijn, dan kan ook gelijk een aanvraag worden ingediend om deze te vervangen. In Eindhoven is de netbeheerder normaal gesproken Endinet (dit is te controleren via www.eancodeboek.nl) en kost de plaatsing van een nieuwe (slimme) elektriciteitsmeter 56 à 60 euro, exclusief BTW. Tenslotte is ook de locatie van de meterkast van belang in verband met de (kosten van de ) bekabeling.
Serieschakeling
Gelijkstroom
Omvormer
Wisselstroom
Meterkast 1
2
Elektriciteitsvraag in het gebouw Elektriciteitsnetwerk
Figuur 5.2 – Schematische weergave van een zonne-energiesysteem
Pagina 16
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
5.5
Eindrapport – 24 augustus 2012
Onderhoud, garanties en vervanging De hoeveelheid onderhoud die zonnepanelen nodig hebben hangt vooral af van de omgeving. Een drukke weg en veel vogels zorgen bijvoorbeeld voor meer onderhoud dan anders. Ook kan een te kleine hellingshoek ervoor zorgen dat vuiligheid niet goed van de panelen afspoelt. Normaal gesproken is het echter voldoende om ongeveer één keer per jaar een spons met lauwwarm water over de panelen heen te halen. De zonnepanelen hebben vaak een garantie op de energieprestatie, bijvoorbeeld 90 procent van de nieuw-opbrengst na 10 jaar en 80 procent van de nieuw-opbrengst na 25 jaar. Ook voor omvormers worden garanties aangeboden, maar vaak voor een kortere termijn, bijvoorbeeld 10 jaar. Het is verstandig om op basis van deze garantieperiode (bijvoorbeeld dus om de 10 jaar) rekening te houden met een vervangingsinvestering in de omvormer. Naast een garantie op de energieprestatie bieden tegenwoordig ook veel leveranciers een garantie aan op de werkelijke opbrengst in kWh per jaar. Een dergelijk aanbod gaat vaak gepaard met een dataloggingssysteem en een onderhoudscontract, zodat de leverancier de opbrengsten kan uitlezen en waar nodig kan bijsturen. In veel gevallen kan daarnaast ook een informatiepaneel worden geplaatst. Het is verstandig om in de offertefase al goed met de leverancier af te spreken wie welke van deze zaken oppakt.
5.6
Bereikbaarheid en dakbedekking De zonnepanelen moeten bereikbaar zijn voor onderhoud, maar onbereikbaar voor dieven of vandalen. Het is daarom aan te bevelen om de zonnepanelen niet op lage daken te plaatsen en om bijvoorbeeld een opklimbeveiliging aan te brengen. Verder is het verstandig om bij het plaatsen van de zonnepanelen rekening te houden met de staat van de dakbedekking. Als het dak in slechte staat is, dan kan het verstandig zijn om de vervanging naar voren te halen of de plaatsing van de zonnepanelen naar achteren.
5.7
Brandveiligheid In augustus 2010 ontstond er in Nederland plots veel aandacht voor de brandveiligheid van zonnepanelen. Deze aandacht kwam voort uit een bericht van het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) waarin werd gemeld dat zonnepanelen gevaarlijk zouden zijn bij het blussen van brand. Dit bericht werd overgenomen, onder andere door de NOS, met de nodige ophef tot gevolg. Uneto-VNI, de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche, verzette zich echter direct tegen de bewering van het NIFV en stelde dat brandweerlieden geen gevaar lopen. “De uitspraken van het NIFV missen elke grond. De organisatie kan zelfs geen enkele onderbouwing geven voor haar uitspraken”, aldus Epko Horstman destijds, beleidsmedewerker elektrotechniek van de brancheorganisatie. Niet veel later werd het bericht door de NIFV afgezwakt als “niet geheel juist”. Maar wat is dan “wel geheel juist”? In oktober 2011 gaf EPIA (European Photovoltaic Industry Association) een presentatie over de brandveiligheid van zonnepanelen. De presentatie stelde dat er in Europa slechts een paar gevallen zijn gerapporteerd waarin zonnepanelen de oorzaak waren van brand. In Duitsland – het land met de grootste hoeveelheid zonnepanelen ter wereld – zouden uit de circa 10.000 branden per jaar zelfs geen ongelukken bekend zijn met zonnepanelen . Mede op
Pagina 17
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
basis daarvan werd gesteld dat ongelukken “onwaarschijnlijk maar niet onmogelijk zijn”.1 Een presentatie vanuit België een jaar eerder bevestigt dit punt.2 Vanwege deze “onwaarschijnlijkheid” zit schade ten gevolge van brand over het algemeen gewoon bij de opstalverzekering inbegrepen (zie paragraaf 4.8). Dat neemt echter niet weg dat het belangrijk is om brandveiligheid goed in de gaten te houden. Een scherp oog voor de kwaliteit van de panelen (zie paragraaf 5.9) en de installatie (zie paragraaf 5.10) zijn hierin van essentieel belang. Inverters en brand: “Een inverter is het meest brandgevaarlijke onderdeel van een PV-installatie. Daarom mogen inverters niet geplaatst worden in een opslagruimte, in stoffige omgevingen, onder watervoerende installatiedelen (zoals waterleidingen, CV-leidingen of condenswaterafvoeren) of nabij brandbare materialen, gassen of dampen. De ruimtes waar inverters geplaatst worden, moeten uitgerust zijn met rookmelders en moeten eenvoudig toegankelijk zijn.” – Preventiebrochure zonnepanelen van de Federatie van Onderlinge Verzekeringmaatschappijen (FOV), maart 2012.
5.8
“Tijdens bluswerken hebben we eigenlijk nog nooit problemen gehad met zonnepanelen.” Reactie van een brandweercommandant na een recente brand in een huis met zonnepanelen in Lennik (België) – 4 mei 2012
Soorten panelen Zonnepanelen zijn in verschillende soorten verkrijgbaar. Zo is er sprake van monokristallijne en polykristallijne zonnepanelen. Monokristallijne zonnepanelen hebben een iets hoger rendement dan polykristallijne, maar zijn ook iets duurder. De opbrengst per euro scheelt daardoor over het algemeen niet veel. Wel hebben de zonnepanelen een duidelijk verschillend uiterlijk (zie Figuur 5.3). Naast monokristalijne en polykristallijne zonnecellen bestaan er ook amorfe zonnecellen. Deze worden gebruikt in dunne-film technologie, ofwel zonnefolie. Zonnefolie is naar oppervlak goedkoper dan kristallijne zonnepanelen, maar het heeft een lager rendement. Het belangrijkste voordeel van zonnefolie is dat het licht en flexibel is. Zonnefolie is daarom met name interessant voor gebogen oppervlakten of zwakkere dakconstructies.
Monokristallijn
Polykristallijn
Figuur 5.3 – Verschillende soorten zonnepanelen
1
Marie Latour - PV Fire safety: key recommendations and case study (oktober 2011): http://www.sunday2011.nl/files2011/polar/Risicos-bij-brand-3.ppt 2 Jo Neyens – Photovoltaische panelen en brandveiligheid (december 2010): http://www.fireforumseminars.be/PDF/(4)Neyens_NL.pdf
Pagina 18
Amorf
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
5.9
Eindrapport – 24 augustus 2012
Kwaliteit van panelen Voor zonnepanelen gelden verschillende keurmerken. Figuur 5.4 zet de bekendste op een rij: Figuur 5.4 – Keurmerken van zonnepanelen
5.10
1.
CE is een Europees merkteken dat aangeeft dat het product voldoet aan de Europese wetgeving. Het CE keurmerk moet vermeld staan op de zonnepanelen, anders mogen ze niet in Nederland worden verkocht. Het is geen kwaliteitskeurmerk. Controle op het keurmerk wordt in Nederland uitgevoerd door de Voedsel en Waren Autoriteit.
2.
IEC staat voor internationale normen voor veiligheid van elektrische componenten en apparatuur. Voor zonnepanelen wordt het IEC61215 certificaat toegekend op basis van tests op bijvoorbeeld betrouwbaarheid, duurzaamheid en rendement onder diverse weersomstandigheden. Zonder dit certificaat is verkoop niet mogelijk. Toezicht gebeurt veelal door onafhankelijke testlaboratoria.
3.
ISO 9001, 9002, 9003 en 14001 zijn aanduidingen van het kwaliteitssysteem van een organisatie. 14001 geldt specifiek voor het kwaliteitssysteem ten aanzien van milieu. Keuringen en controles worden uitgevoerd door diverse certificatieinstellingen. De International Organization of Standardization (ISO) is hier zelf niet bij betrokken.
4.
RoHS staat voor Restriction of Hazardous Substances, ofwel beperking van gevaarlijke stoffen. Deze richtlijn heeft betrekking op de stoffen cadmium, chroom (zeswaardig), lood, kwik, PBB en PBDE. Deze laatste twee stoffen zijn vlamvertragers die in sommige plastics worden gebruikt. De richtlijn geldt ook voor zonnepanelen.
5.
TÜV wordt wereldwijd aanvaard als het meest betrouwbare keurmerk voor zonnepanelen. Een TÜV-ID fabrikant heeft een IEC61215 kwalificatie en voldoet aan een extra veiligheidstest. Deze test omvat de veiligheid tegen elektrische shocks (voor zonnepanelen volgens klasse II-veiligheid). Het Duitse TÜV zorgt zelf voor een periodieke inspectie van de productie.
Kwaliteit van installatie Vanuit Europese duurzame energie-richtlijnen moeten alle lidstaten eind dit jaar een kwaliteitssysteem hebben voor installatie van duurzame energietechnieken. In Nederland wordt dit systeem momenteel opgezet door Agentschap NL, in samenwerking met een aantal marktpartijen. Mogelijke aspecten hiervan zijn vakbekwaamheid, opleidingen, bedrijfsprocessen, eisen aan oplevering en het functioneren van de totaal opgeleverde installatie. Op deelgebieden bestaan er al kwaliteitscertificaten, zoals de SEI-erkenning die gericht is op vakbekwaamheid en KOMO-install. Los van deze certificaten is het verstandig om te kijken naar de relevante ervaring van een installateur en of een installateur is aangesloten bij een overkoepelende organisatie. Uneto-VNI, de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche, stelt bijvoorbeeld voorwaarden over zaken als offertes, schade tijdens installatie, meer- en minderwerk, betalingsmethodes en geschillen.
Pagina 19
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
6 – Conclusies en aanbevelingen Aan de hand van de financiële, juridische en technische aspecten uit de voorgaande hoofdstukken, volgen hieronder kort de belangrijkste conclusies en aanbevelingen. 6.1
Financiële aspecten De afgelopen twee à drie jaar zijn de prijzen van zonnepanelen gehalveerd. Dit heeft ervoor gezorgd dat de terugverdientijd van zonnepanelen voor huishoudens nu rond de 10 jaar ligt. De SKPO betaalt echter een lagere elektriciteitsprijs dan huishoudens, waardoor de terugverdientijd hoger ligt. Mits sprake is van een kleinverbruiksaansluiting (maximaal 3 keer 80 Ampère), ligt de terugverdientijd voor een SKPO-school nu rond de 16 à 18 jaar. Vanuit deze optiek valt ook het aanbod van RoofTop Energy te verklaren om gedurende 20 jaar tegen gelijkblijvende elektriciteitskosten (‘niet meer dan anders’) zonne-energie te leveren. Bij dit aanbod gelden echter wel een aantal belangrijke kanttekeningen. Zo zou de school voor de resterende elektriciteitsvraag gedurende 20 jaar – en waarschijnlijk in toenemende mate – afhankelijk zijn van elektriciteitsleverancier Anode. Puur financieel gezien lijkt het verschil tussen het lease-aanbod van RoofTop Energy en de directe koop van een soortgelijk zonne-energiesysteem klein. De reden hiervoor is mogelijk dat de extra winstmarge van de lessor – in dit geval RoofTop Energy – wordt opgeheven door het feit dat de lessor gebruik kan maken van fiscale voordelen, zoals de Energie Investeringsaftrek (EIA).
6.2
Juridische aspecten Ongeacht hoe de plaatsing van de zonnepanelen wordt ingestoken, de gemeente en de SKPO zijn sterk op elkaar aangewezen. De gemeente is betrokken als economisch eigenaar van de schoolgebouwen en verantwoordelijke voor de buitenkant van het gebouw, terwijl de SKPO betrokken is als juridisch eigenaar van de schoolgebouwen en verantwoordelijke voor onder andere de elektriciteitsrekening. Op basis van deze onlosmakelijke verbondenheid met elkaar, lijkt het verstandig om de aanschaf van de zonnepanelen gezamenlijk aan te vliegen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen in de vorm van een lokale ‘Green Deal’ waarin duidelijke afspraken worden gemaakt over wie welke taken en verantwoordelijkheden oppakt. Op het moment van schrijven wordt vanuit de gemeente al gewerkt aan het opzetten van een dergelijke Green Deal. Eén van de mogelijke aanvliegroutes voor de Green Deal is dat de gemeente de zonnepanelen aanschaft en in eigendom neemt en dat de school jaarlijks vanuit de besparing op het exploitatiebudget een gedeelte van de investering terugbetaalt. De aanschaf vanuit de gemeente zou in dat geval kunnen plaatsvinden in de vorm van een directe investering, maar ook in de vorm van een revolverend fonds of een Energy Service Company (ESCO). Een voorbeeld van een gemeente die werkt met terugbetaling vanuit scholen is de gemeente Deventer. Deze gemeente heeft zelf een zestigtal zonne-energiesystemen aangeschaft en deze aangeboden aan de scholen. Een deel van de scholen heeft direct van de gemeente een systeem gekocht en een deel van de scholen betaalt een systeem af op basis van hetzelfde kWh-tarief als dat ze normaal aan hun eigen elektriciteitsleverancier betalen. In het eerste geval is de school eigenaar van het systeem en het laatste geval blijft de gemeente eigenaar.
Pagina 20
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
6.3
Eindrapport – 24 augustus 2012
Technische aspecten Voordat de zonnepanelen geplaatst kunnen worden, zijn er een aantal technische zaken die gecontroleerd moeten worden. Om regelwerk voor de gemeente en de scholen te voorkomen, is het verstandig om in de offertefase al goed met de leveranciers af te spreken wie welke van deze zaken oppakt. Het gaat daarbij in het bijzonder om de volgende vragen: 1. Heeft de school een kleinverbruiksaansluiting? De school mag alleen salderen als sprake is van een kleinverbruiksaansluiting (maximaal 3 keer 80 Ampère). Dit is een belangrijk punt, want zonder de mogelijkheid tot salderen is investeren in zonnepanelen een stuk minder aantrekkelijk. 2. Hoe ziet het verbruikspatroon van de school eruit? Aan de hand van het verbruikspatroon van de school kan worden ingeschat hoeveel elektriciteit de school zal terugleveren. Dit is vooral van belang als de elektriciteitsleverancier de wettelijke salderingslimiet van 5.000 kWh per jaar hanteert. Voor de huidige energieleverancier (Energiedirect) is dat het geval. Sommige andere energieleveranciers staan echter onbeperkt salderen toe. 3. Waar zit de meterkast en wat is hierin aanwezig? De locatie van de meterkast is van belang in verband met de (kosten van de) bekabeling. In de meterkast moet gecontroleerd worden of er een lege groep aanwezig is en of de energiemeter het terugleveren van elektriciteit kan registreren. 4. Wat is de staat van de dakbedekking van de school? Als het dak in slechte staat is, dan kan het verstandig zijn om de vervanging van het dak naar voren te halen of de plaatsing van de zonnepanelen naar achteren. 5. Wat is de draagkracht van het dak? De extra belasting van een zonne-energiesysteem bedraagt op een schuin dak circa 10-15 kg/m2 en op een plat dak circa 15-25 kg/m2. Er zijn echter zwaardere en lichtere producten op de markt, dus het is verstandig om bij de leverancier altijd duidelijk de belasting van de zonnepanelen inclusief montagemateriaal op te vragen. Daarnaast moet een constructeur de dakconstructie controleren. Sommige leveranciers hebben hiervoor zelf constructeurs in dienst. Op basis van de controle kan eventueel worden besloten om voor een kleinere of lichtere installatie te kiezen. 6. Wat is de schaduw, helling en oriëntatie van het dak? Zonnepanelen worden in serie geschakeld. Dit betekent dat het zonnepaneel met de laagste opbrengst bepalend is voor de opbrengst van het hele systeem. Daarom: beter géén paneel erbij dan een paneel erbij op een slechte plek. De ideale plaatsing voor een zonnepaneel is onder een hoek van circa 36 graden in de volle zon op het zuiden. Om zeker te zijn van een goede opbrengst, kan bij een leverancier – vaak in combinatie met een onderhoudscontract en een dataloggingssysteem – een opbrengstgarantie worden afgesloten. 7. Hoe is de bereikbaarheid van het dak? Het dak moet bereikbaar zijn voor onderhoud, maar onbereikbaar voor dieven of vandalen. Het is daarom aan te bevelen om de zonnepanelen niet op lage daken te plaatsen en om bijvoorbeeld een opklimbeveiliging aan te brengen. 8. Wat is de kwaliteit van de zonnepanelen en de installatie? Voor zonnepanelen bestaan verschillende keurmerken (zie Figuur 5.4). Voor de installatie is dit nog in ontwikkeling. Ter afweging is het vaak verstandig om meerdere offertes op te vragen en om goed te letten op relevante ervaring, kwaliteitscertificaten en lidmaatschap van overkoepelende organisaties met bijbehorende voorwaarden.
Pagina 21
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
7 – Beslisboom Figuur 7.1 vat de aandachtspunten uit dit rapport samen in een beslisboom. In deze boom staan technische aspecten voor financiële aspecten. In praktijk kan de volgorde echter ook anders zijn.
1. Gunstige helling en oriëntatie?
Zie Figuur 5.1
Ja
2. Schaduwvrij? Ja 3. Type aansluiting?
Kleinverbruiksaansluiting (maximaal 3x80 Ampère)
Grootverbruiksaansluiting (meer dan 3x80 Ampère)
Saldering mogelijk
Geen saldering mogelijk
Lente-akkoord subsidie
SDE+ regeling
Nee
4. Meter die teruglevering kan registeren?
*Checklist offertes: - Prijs per wattpiek? - Prestatiegarantie? - Opbrengstgarantie? - Informatiepaneel? - Geluid omvormer? - Vervanging omvormer? - Gewicht panelen en systeem? - Opklimbeveiliging? - Keurmerken? - Kwaliteitscertificaten? - Relevante ervaring? - Relevante lidmaatschappen? - Vrije keuze energieleverancier? - Etc.
Extra kosten: circa 56 à 60 euro (via EndiNet)
Ja Nee
5. Lege groep in de meterkast?
Extra kosten: circa 300 à 500 euro
Ja
Nee
6. Dakbedekking in goede staat?
Dakbedekking repareren of vervangen
Ja 7. Verzekering geraadpleegd (zie paragraaf 4.6)?
Nee
Opstalverzekering bespreken; evt. aanvullende dekking
Ja
8. Binnen vergunningscriteria (zie paragraaf 4.7)?
Nee
Omgevingsvergunning aanvragen
Ja 9. Organisatie- en financieringsvorm?
School als eigenaar Sponsoring? Voldoende middelen? Ja
Gemeente als eigenaar
Directe investering
Revolverend fonds
Huur
Lease
Huurkoop
Recht van opstal regelen
Nee Lening?
Wijze van betaling door de school? (vast per jaar, vast per kWh, variabel per kWh, etc.)
10. Meerdere offertes opgevraagd?* Figuur 7.1 – Beslisboom: van dak naar zonnedak
Pagina 22
Gemeentelijke ESCO
Derde als eigenaar
Afweging en afspraken over controle dakconstructie door constructeur
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
Bijlage I: casussen Deze bijlage schetst voor vijf SKPO-scholen hoe de business case voor plaatsing van zonnepanelen eruit kan zien. Deze vijf scholen dienen als voorbeeldcasus voor de overige SKPO-scholen. Daarom is bewust gekozen voor vijf scholen die qua dakoppervlak, elektriciteitsverbruik en -aansluiting van elkaar verschillen. De conclusies uit de casussen worden samengevat in paragraaf I.5. I.1
Uitgangspunten Voor het doorrekenen van de business case zijn de volgende uitganspunten gehanteerd (zie Tabel I.1). Conform het rapport, is gekeken naar de waarden die golden in het jaar 2011. In de discussie aan het eind van deze bijlage wordt gekeken hoe de business case verandert wanneer de REB-waarden van 2012 gehanteerd worden. Tabel I.1 – Uitgangspunten Kale elektriciteitsprijs REB 1e schijf (0-10.000 kWh) REB 2e schijf (10.000-50.000 kWh) REB 3e schijf (50.000-10 miljoen kWh) Teruglevertarief (70% van de kale elektriciteitsprijs) Opbrengst zonne-energiesysteem Investeringskosten zonne-energiesysteem, inclusief installatie
I.2
0,0730 euro/kWh 0,1121 euro/kWh 0,0408 euro/kWh 0,0109 euro/kWh 0,0511 euro/kWh 0,88 kWh/jaar/Wp 1,7 euro/Wp
Verbruikspatroon Naast de bovenstaande uitgangspunten is het voor de berekeningen van belang om te weten hoe het verbruikspatroon van de scholen eruit ziet. Hiervoor zijn bij netbeheerder Endinet verbruiksgegevens opgevraagd. Voor een enkele school (de Boschakker) waren deze gegevens ook op langere termijn op kwartierbasis beschikbaar. Deze gegevens tonen aan dat over het hele jaar genomen 79 procent van het verbruik in piekuren zit (doordeweeks tussen 7 en 23 uur, exclusief feestdagen) en 21 procent in daluren. Voor meer detail toont Figuur I.1 het verbruikspatroon over een willekeurige dag en Figuur I.2 het verbruikspatroon over een willekeurige week. Het verbruikspatroon is echter niet iedere week hetzelfde. Zo zijn er weken waarin het weekendverbruik minimaal is, maar er zijn ook weken waarin het weekendverbruik bijna net zo hoog is als doordeweeks. Daarnaast is het elektriciteitsverbruik rond de zomer doorgaans iets hoger dan gemiddeld. Dit geldt voor het jaar 2011 (zie Figuur I.3) en vooralsnog ook voor het jaar 2012 (zie Figuur I.4).
0 1 2 3
4
5
6 7 8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Figuur I.1 – Verbruikspatroon van de Boschakker op dinsdag 22 november 2011
Pagina 23
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Maandag
Dinsdag
Eindrapport – 24 augustus 2012
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Z ondag
Figuur I.2 – Verbruikspatroon van de Boschakker van maandag 21 tot en met zondag 27 november 2011
Jan
Feb
Mar
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Figuur I.3 – Verbruikspatroon van de Boschakker in het jaar 2011
Jan
Feb
Mar
Apr
Mei
Jun
Jul
Figuur I.4 – Verbruikspatroon van de Boschakker in het jaar 2012 tot dusver (medio augustus)
Pagina 24
Aug
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
De bovenstaande kenmerken van het verbruikspatroon zijn positief voor de business case van de zonnepanelen. De concentratie van het verbruik overdag en het relatief hoge verbruik rond de zomer betekenen namelijk dat relatief veel van de opgewekte elektriciteit direct door de school benut kan worden voor het eigen verbruik. Met andere woorden, er hoeft relatief weinig elektriciteit aan het net te worden teruggevelerd. Dit is gunstig omdat het teruglevertarief lager is dan de eigen elektriciteitsprijs (zie Tabel I.1). Als uitgangspunt voor de berekeningen wordt aangenomen dat zeker 50 procent van de opgewekte elektriciteit direct door de school benut kan worden voor het eigen verbruik. Mocht dit percentage hoger uitvallen, dan worden de getoonde resultaten positiever. I.3
Kleinverbruikers Van de vijf scholen hebben drie scholen een kleinverbruiksaansluiting. Deze scholen kunnen dus salderen (zie paragraaf 3.4). Deze drie scholen zijn de Wilakkers, de Springplank en de Troubadour (zie Figuur I.5). Hieronder wordt voor elk van deze scholen het elektriciteitsverbruik en het potentieel voor zonne-energie uiteen gezet (zie Tabel I.2). De genoemde waarden over het dakoppervlak en het potentieel zijn afkomstig van het Energiebureau en alle kWh-waarden zijn afgerond op hele duizendtallen.
Figuur I.5 – Foto’s en satellietbeelden van de Wilakkers, de Springplank en de Troubadour (van links naar rechts, bronnen: SKPO en Google Earth)
Tabel I.2 – Kleinverbruikers Elektriciteitsverbruik (kWh/jaar) Dakoppervlak (m2) Geschikt dakoppervlak (m2) Potentiele opbrengst (kWh/jaar) Potentiele opbrengst versus verbruik
De Wilakkers 39.000 766 438 45.000 115%
De Springplank 23.000 1.153 608 69.000 300%
De Troubadour 22.000 358 204 19.000 86%
Tabel I.2 laat zien dat de Springplank op jaarbasis liefst drie keer meer elektriciteit uit zonneenergie kan opwekken dan het zelf verbruikt. De andere twee scholen kunnen op hun dak net iets meer (De Wilakkers) of juist net iets minder (de Troubadour) dan hun eigen verbruik opwekken.
Pagina 25
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
Het is echter niet gezegd dat het optimaal benutten van het dak ook in financiële zin het optimum is. Vanuit de salderingswetgeving (zie paragraaf 3.4) is het immers te prefereren om een systeem te kiezen waarmee op jaarbasis maximaal 5.000 kWh wordt teruggeleverd aan het elektriciteitsnet. Ervan uitgaande dat 50 procent van de opgewekte elektriciteit door de school zelf benut kan worden (zie paragraaf I.2), zou in dit opzicht een systeem met een jaaropbrengst van circa 10.000 kWh de voorkeur hebben. Voor alle drie de scholen geldt dat het dakoppervlak ruim toereikend is om een dergelijk systeem te plaatsen. De business case van het systeem ziet er ongeveer als volgt uit (zie Tabel I.3). Tabel I.3 – Business case voor kleinverbruikers bij een opbrengst van 10.000 kWh/jaar Jaaropbrengst 10.000 kWh/jaar - Eigen verbruik 50%*10.000 = 5.000 kWh/jaar - Teruglevering 50%*10.000 = 5.000 kWh/jaar - Baten eigen verbruik - Baten saldering - Baten teruglevering
5.000*(0,0730+0,0408) = 5.000*(0,0730+0,0408) = 0*0,0511 =
Totale baten
569+569+0 =
Benodigd vermogen (0,88 kWh/jaar/Wp) Investeringskosten (1,7 euro/Wp)
10.000/0,88 = 11.364*1,7 =
Simpele terugverdientijd bij gelijkblijvende elektriciteitsprijs Simpele terugverdientijd bij 2% elektriciteitsprijsstijging per jaar Simpele terugverdientijd bij 6% elektriciteitsprijsstijging per jaar
569 euro/jaar 569 euro/jaar 0 euro/jaar 1.138 euro/jaar 11.364 Wp 19.318 euro 17 jaar 16 jaar 14 jaar
Tabel 1.3 laat zien dat de simpele terugverdientijd voor een systeem met een jaaropbrengst van 10.000 kWh per jaar voor kleinverbruikers neerkomt op 14 tot 17 jaar. Hierin is echter nog geen rekening gehouden met het eventuele gebruik van subsidies of fiscale voordelen zoals de EIA. Als dit wel in de berekening wordt meegenomen dan wordt de terugverdientijd vanzelfsprekend korter (zie paragraaf I.5). Ter vergelijking toont Tabel 1.4 de business case van een groter systeem. Deze business case betreft een systeem met een jaaropbrengst van 25.000 kWh, uitgaande van de situatie op basisschool de Wilakkers. De jaarlijkse opbrengst van het systeem is in dit geval circa 64 procent van het jaarverbruik van de school en de terugverdientijd komt uit op circa 20 jaar. Bij deze terugverdientijd gelden dezelfde kanttekeningen als hierboven genoemd. Tabel I.4 – Business case voor kleinverbruikers bij een opbrengst van 25.000 kWh/jaar Jaaropbrengst 25.000 kWh/jaar - Eigen verbruik 50%*25.000 = 12.500 kWh/jaar - Teruglevering 50%*25.000 = 12.500 kWh/jaar - Baten eigen verbruik - Baten saldering - Baten teruglevering
Pagina 26
12.500*(0,0730+0,0408) = 5.000*(0,0730+0,0408) = 7.500*0,0511 =
1.423 euro/jaar 569 euro/jaar 383 euro/jaar
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Totale baten
Eindrapport – 24 augustus 2012
1.423+569+383 =
Benodigd vermogen (0,88 kWh/jaar/Wp) Investeringskosten (1,7 euro/Wp)
2.375 euro/jaar
25.000/0,88 = 28.409*1,7 =
28.409 Wp 48.295 euro
Simpele terugverdientijd bij gelijkblijvende elektriciteitsprijs Simpele terugverdientijd bij 2% elektriciteitsprijsstijging per jaar Simpele terugverdientijd bij 6% elektriciteitsprijsstijging per jaar
20 jaar 19 jaar 17 jaar
Tenslotte dient te worden benadrukt dat de 50 procent eigen verbruik een aanname is. Deze aanname heeft invloed op de getoonde resultaten. Zo verandert de bovenstaande terugverdientijd van 17 jaar in het pessimistische geval van 20 procent eigen verbruik naar 21 jaar en in het optimistische geval van 80 procent eigen verbruik naar 15 jaar. I.4
Grootverbruikers Van de vijf scholen hebben twee scholen een grootverbruiksaansluiting. Dit zijn Trudo en de Boschakker (zie Figuur I.6). Tabel I.5 zet voor deze twee scholen elektriciteitsverbruik en het potentieel voor zonne-energie uiteen. Wederom zijn de genoemde waarden over het dakoppervlak en het potentieel afkomstig van het Energiebureau en zijn alle kWh-waarden afgerond op hele duizendtallen.
Figuur I.6 – Foto’s en satellietbeelden van Trudo (links) en de Boschakker (rechts) (bronnen: SKPO en Google Earth)
Tabel I.5 – Grootverbruikers Elektriciteitsverbruik (kWh/jaar) Dakoppervlak (m2) Geschikt dakoppervlak (m2) Potentiele opbrengst (kWh/jaar) Potentiele opbrengst versus verbruik
Trudo 40.000 667 504 46.000 115%
De Boschakker 322.000 2.438 1.294 147.000 46%
Tabel I.5 laat zien dat Trudo, de enige van de vijf scholen met een (grotendeels) schuin dakoppervlak, op jaarbasis meer elektriciteit kan opwekken dan de school zelf verbruikt. De Boschakker daarentegen kan op het dak maximaal iets minder dan de helft van het eigen jaarverbruik produceren.
Pagina 27
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
Net als voor de kleinverbruikers geldt echter ook voor de grootverbruikers dat het voor de business case beter kan zijn om een kleiner systeem aan te leggen. Dit heeft ermee te maken dat het teruglevertarief ook voor grootverbruikers altijd lager is dan de elektriciteitsprijs die betaald wordt. Het bovenstaande geldt voor Trudo in sterkere mate dan voor de Boschakker, omdat Trudo per kWh meer REB betaalt (1e en 2e schijf) dan de Boschakker (1e, 2e en 3e schijf). De terugverdientijd valt daardoor voor Trudo gunstiger uit dan voor de Boschakker. Tabel 1.6 en 1.7 laten dit zien aan de hand van een voorbeeldberekening. In beide van deze berekeningen is uitgegaan van een systeem dat een aanzienlijk deel (30 tot 50 procent) van de elektriciteitsvraag dekt. De aanname is wederom dat 50 procent van de opbrengst door de school zelf verbruikt wordt en dat 50 procent wordt teruggeleverd (zie paragraaf I.2). Tabel I.6 – Business case voor Trudo (elektriciteitsverbruik: 40.000 kWh/jaar) Jaaropbrengst 20.000 kWh/jaar - Eigen verbruik 50%*20.000 = 10.000 kWh/jaar - Teruglevering 50%*20.000 = 10.000 kWh/jaar - Baten eigen verbruik - Baten saldering - Baten teruglevering
10.000*(0,0730+0,0408) = 10.000*0,0511 =
1.138 euro/jaar 0 euro/jaar 511 euro/jaar
Totale baten
1.138+0+511 =
1.649 euro/jaar
Benodigd vermogen (0,88 kWh/jaar/Wp) Investeringskosten (1,7 euro/Wp)
20.000/0,88 = 1,7*22.727 =
Simpele terugverdientijd bij gelijkblijvende elektriciteitsprijs Simpele terugverdientijd bij 2% elektriciteitsprijsstijging per jaar Simpele terugverdientijd bij 6% elektriciteitsprijsstijging per jaar
22.727 Wp 38.636 euro 23 jaar 22 jaar 20 jaar
Tabel I.7 – Business case voor de Boschakker (elektriciteitsverbruik: 322.000 kWh/jaar) Jaaropbrengst 100.000 kWh/jaar - Eigen verbruik 50%*100.000 = 50.000 kWh/jaar - Teruglevering 50%*100.000 = 50.000 kWh/jaar - Baten eigen verbruik - Baten saldering - Baten teruglevering
50.000*(0,0730+0,0109) = 50.000*0,0511 =
4.195 euro/jaar 0 euro/jaar 2.555 euro/jaar
Totale baten
4.195+0+256 =
6.750 euro/jaar
Benodigd vermogen (0,88 kWh/jaar/Wp) Investeringskosten (1,7 euro/Wp)
100.000/0,88 = 1,7*113.636 =
Simpele terugverdientijd bij gelijkblijvende elektriciteitsprijs Simpele terugverdientijd bij 2% elektriciteitsprijsstijging per jaar Simpele terugverdientijd bij 6% elektriciteitsprijsstijging per jaar
Pagina 28
113.636 Wp 193.182 euro 29 jaar 27 jaar 24 jaar
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
I.5
Eindrapport – 24 augustus 2012
Conclusie en discussie De bovenstaande resultaten laten zien dat de vijf scholen allen veel potentie hebben om zonne-energie op te wekken. Voor alle scholen geldt tevens dat de kortste terugverdientijd gerealiseerd wordt wanneer niet het hele potentieel, maar slechts een gedeelte daarvan benut wordt. Onder kleinverbruikers kan hiermee een simpele terugverdientijd vanaf circa 14 jaar gerealiseerd worden. Voor grootverbruikers geldt een langere terugverdientijd, omdat zij niet de mogelijkheid hebben om te salderen. Voor hen geldt een simpele terugverdientijd vanaf circa 20 jaar (vanuit de 2e REB-schijf) of 24 jaar (vanuit de 3e REB-schijf). Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat de berekening van de terugverdientijden gebaseerd is op de aanname dat de school 50 procent van de opgewekte elektriciteit benut voor eigen verbruik (zie paragraaf I.2). Als dit percentage anders uitvalt, dan kunnen ook de terugverdientijden veranderen. Ter illustratie, een terugverdientijd van 17 jaar kan in het pessimistische geval van 20 procent eigen verbruik veranderen naar 21 jaar en in het optimistische geval van 80 procent eigen verbruik naar 15 jaar (zie paragraaf I.3). Verder geldt dat de terugverdientijden gebaseerd zijn op de REB-waarden van 2011. De REBwaarden van 2012 liggen iets hoger (zie Tabel I.8). Bij controle van alle bovenstaande berekeningen blijkt echter dat deze kleine verhoging geen invloed heeft op de genoemde terugverdientijden. Tabel I.8 – Verandering in REB-waarden REB 1e schijf (0-10.000 kWh) REB 2e schijf (10.000-50.000 kWh) REB 3e schijf (50.000-10 miljoen kWh)
2011 0,1121 euro/kWh 0,0408 euro/kWh 0,0109 euro/kWh
2012 0,1140 euro/kWh 0,0415 euro/kWh 0,0111 euro/kWh
De terugverdientijden veranderen wel wanneer fiscale voordelen en subsidies in de berekeningen worden meegenomen. Ter illustratie, de EIA scheelt, afhankelijk van het belastingpercentage van de investeerder, gemiddeld circa 10 procent op de investering en de landelijke subsidieregeling die is afgesproken vanuit het Lenteakkoord scheelt 15 procent op de investering. Bij elkaar opgeteld kunnen deze regelingen de terugverdientijden dus met ongeveer een kwart verkorten.
Pagina 29
Zonnepanelen voor SKPO-basisscholen in Eindhoven
Eindrapport – 24 augustus 2012
Bijlage II: gesproken personen Voor de totstandkoming van dit rapport is gesproken met: -
Pieter van Bentum
Gemeente Deventer
-
Robin Berg
LomboxNet
-
Frans Duynstee
SKPO
-
Judith Eijs
Agentschap NL
-
Jeroen van Gestel
Het Energiebureau
-
Ran Haase
Gemeente Eindhoven
-
Pim van Herk
Provincie Noord-Holland
-
Johan Hoeksma
Eigen Energie op School
-
Arjan Klopstra
Zelfstandig ondernemer(voorheen Agentschap NL)
-
Maike Nelissen
Stichting Ulebelt te Deventer
-
John van Steenoven
Gemeente Eindhoven
-
Pieter Tiggelaar
Stichting Sint Josephscholen te Nijmegen
-
Joost de Valk
Gemeente Amsterdam
-
Martin van Veelen
Stichting Delta De Bilt
Pagina 30