Zondag 2 november 2014, 10.30 uur, Pauluskerk Gebed Uw wijsheid, Trouwe God, laat alles gebeuren op tijd en maat: het opgaan van de zon en haar ondergang, het kiemen van het zaad in de akkers, het trekken van de vogels. Laat ons zien hoe ook aan ons leven voor alles een tijd en maat gegeven is: een tijd om te werken, en een tijd om te spelen als de kinderen, een tijd om te beginnen en een tijd om eens te stoppen, Hoe er een tijd is om te wachten en een tijd om op te schieten, een tijd om onszèlf te vormen en een tijd om anderen te helpen, een tijd om te verzamelen en een tijd om weg te geven, ook van onszelf. Geef ons allemaal, o God, het juiste gebruik van de tijd, totdat U komt en zegt: Dit is de tijd die iedere tijd vervult, kom bij Mij om gelukkig te zijn voor altijd. Wees bij ons tot die tijd, met ons en met alle schepselen die wat des mensen is moeten delen. Amen. Lezing Oude Testament: psalm 80: 9 - 20 Lezing Nieuwe Testament: Mattheus 21: 33 - 43 Uitleg en verkondiging Zusters en broeders, gemeente van Onze Heer Jezus Christus, Hebben is hebben en krijgen is de kunst! Daarover vanmorgen. Een oer-Nederlands spreekwoord, waarvan de strekking zeer positief is bedoeld: gelukkig degene die heeft. Als je het kort samenvat zou je kunnen zeggen, dat Jezus ons vanmorgen in de gelijkenis uit Mattheus nou juist het omgekeerde laat zien. “Hebben is hebben en krijgen is de kunst” brengt volgens hem geen geluk, maar juist het grootste ongeluk. En Hij doet dat niet in diplomatieke of politiek-correcte bewoordingen, maar in een gelijkenis die er niet om liegt. Jezus is meestal tegen de draad van de bestaande orde in, maar zo hard als vanmorgen toch niet vaak. Hoe zit dat? Over de uitleg van deze gelijkenis bestond in de geschiedenis van de kerk en ook nu nog in de meeste bijbelcommentaren niet zo heel veel verschil van mening. Die uitleg gaat als volgt. De landheer, dat is God, de wijngaard is het volk Israël, de wijnbouwers zijn de religieuze leiders van het joodse volk - hier de opperpriesters en de Farizeeën -, de zoon, dat is Jezus, die immers niet zolang hierna hetzelfde lot zal ondergaan als de zoon uit de gelijkenis. OK. De strekking is ook duidelijk: het zijn de joodse leiders die Jezus hebben afgewezen en ter dood gebracht. Over hen spreekt Jezus het keiharde oordeel uit: “Het Koninkrijk van God zal van u worden ontnomen”. Harder kan haast niet, lijkt me. En daarmee is dan tegelijkertijd ook de christelijke kerk vrijgepleit. Want die heeft Jezus wèl geaccepteerd en die zit dus, in tegenstelling tot de joden, goed en dat ook nog voor eens en altijd. Ik moet jullie zeggen, dat ik het een merkwaardige uitleg vindt, op zijn zachtst gezegd. Het is één van de redenen waarom er - zelfs ruim 2000 jaar na de geboorte van Jezus - nog altijd een vaak moeizame verhouding is tussen joden en christenen. Maar die uitleg is niet alleen merkwaardig, hij klopt ook niet. In de eerste plaats is het verhaal dat Jezus vertelt geen historie, maar een gelijkenis, zoals Mattheus uitdrukkelijk zegt. Dan moet je er dus ook geen historie van maken, zoals die uitleg van daarnet doet, en zeker
geen vreemde. Maar bovendien spreekt Jezus zijn oordeel tegen de joodse leiders niet uit, omdat ze opperpriesters en Farizeeën waren, maar vanwege hun doen en laten. En nog belangrijker: Jezus spreekt zich wel hard over de joodse leiders uit, maar hij laat nog altijd de mogelijkheid open, dat zij op hun schreden zullen terugkeren. Ik weet niet of het jullie is opgevallen, maar Jezus neemt uitdrukkelijk hun eigen uitspraak, dat “de landheer die onmensen op een mensonwaardige manier moet ombrengen”, niet over. En dat niet voor niets. Als je de gelijkenis zo uitlegt, heeft hij ons, mensen van nu, denk ik, weinig te zeggen en kan ik dus nu stoppen. Er is een historisch probleem verklaard over de verhouding tussen de synagoge en de kerk, of liever over het misgaan van die verhouding. En dat was dan dat! Maar het lijkt mij goed om nog maar eens onomwonden zeggen hoe je naar de bijbel moet kijken. De bijbel is geen geschiedenisboek, dat je historisch moet lezen. Be bijbel gebruikt historische feiten alleen en voorzover die de boodschap verder helpen. De bijbel gaat niet - zeker niet alleen - over dingen die toen en toen, in een al of niet ver verleden, gebeurden. De bijbel gaat over nu. Over ons, hier en nu. Als je de zeggingskracht van de bijbelse teksten - en die is er, enorm - wilt ontdekken, moet je ze lezen alsof ze nu worden uitgesproken. Ze gaan altijd over nu, over jullie en mij, over mensen die met vallen en opstaan iets van hij leven proberen te maken. En dan niet in het jaar 30, maar in het jaar 2014. En zo bezien, gaat de gelijkenis gaat dus niet over die joodse leiders. De gelijkenis gaat over ons, over christenen. Maar nog veel beter: over al die mensen die het vertikken “om de oogst van de wijngaard op tijd af te leveren”, zoals Jezus zegt. Mensen die het vertikken om de oogst van de wijngaard op tijd af te leveren. Dat zijn mensen die net zo denken als de mensen die geloven in de leus: hebben is hebben en krijgen is de kunst. Het heeft er veel van weg, dat vandaag de dag die houding van hebben steeds meer veld aan het winnen is. Steeds vaker en harder wordt ons voorgehouden, dat het hebben van iets inderdaad geluk brengt. En dan vooral in materiële zin. Voor miljarden Euro’s per jaar wordt er - economische crisis of niet - alleen al in Europa geïnvesteerd om ons ervan te overtuigen, dat met het hebben van weer een nieuwe keuken, weer een nieuwe auto, weer de nieuwste iPad of smartphone of met weer een bezoek aan de nieuwe Markthal een nog hoger toppunt van geluk en welzijn voor jullie en mij binnen handbereik ligt. En wie een beetje om zich heenkijkt in de wereld, weet, dat die mentaliteit zo langzamerhand niet alleen meer het Westen stevig in de ban heeft. Het geldt inmiddels voor veel grotere delen van de wereld. Volgens de Duitse filosoof Peter Sloterdijk leven wij wereldwijd steeds meer “im Innenraum des Kapitalismus”. Volgens Oxfam bezitten inmiddels de 85 rijkste mensen op aarde evenveel als de helft van de mensheid. In Rotterdam leven inmiddels ruim 100.000 mensen onder de armoedegrens en neemt het snelst toe van het hele land. Het collega van Rotterdam zet in op de kansrijken, de stoere Rotterdammers, niet meer op de kansarmen. Dat is water nar de zee dragen, vindt men. Die scheefgroei roept enorme spanningen op, vandaag de dag, in Nederland en wereldwijd. Het heeft er bovendien veel van weg, dat die houding van het hebben van materiële zaken ook zijn uitstraling heeft in de immateriële sfeer. Wij allemaal hebben - vaak onbewust en onbedoeld - de neiging om de dingen in termen van hebben te zien. Wij hèbben een partner of een vriend of vriendin, wij hèbben kinderen, wij hèbben al of niet een beeld van wie God is. Alsof een ander mens of een kind of ook God ook dingen zouden zijn die je kunt bezitten. En denk eens aan de manier waarop wij op reis gaan of ons in de natuur bewegen. Een kerk of een mooi gebouw of een dorpsplein kan je niet hebben, maar je kunt het wel vastleggen, op de gevoelige plaat, op de foto of je mobiel telefoon. Of onze neiging om bloemen of planten of paddestoelen uit de natuur te plukken. We hebben een mooi boeket, zeggen we dan, inderdaad, maar dan wel voor maar een paar dagen. Ook op die immateriële terreinen regeert de mentaliteit van het hebben. Ik zeg dus niet, dat het fout is om iets te hebben. Zonder dat is ons leven niet mogelijk of in ieder geval veel minder plezierig. Het punt is, dat er in de geschiedenis steeds weer mensen zijn die op de een of andere manier de onweerstaanbare neiging hebben - en dat gold voor de Farizeeën en de opperpriesters op religieus terrein in de tijd van Jezus - om met heel hun omgeving om te gaan alsof het hun eigendom is. Die denken, dat geluk bereikbaar is door de dingen of de mensen of de natuur of God te beheersen, te manipuleren, te managen, naar je hand te zetten, als waren zìj de onbetwiste eigenaars, de enige echte bezitters van dat alles. Als je de gelijkenis van Jezus van vanmorgen tot je door laat dringen, is een dergelijke mentaliteit in principe niet iets nieuws, maar van alle tijden. Al kan je - denk ik - wel zeggen, dat er de afgelopen eeuwen wel erg veel mensen juist in die manier van het bereiken van geluk zijn gaan geloven. Wat wil Jezus ons nu duidelijk maken met de gelijkenis van vanmorgen over die houding van het hebben, over die manier van geluk bereiken? Tenminste twee dingen, lijkt me.
Eén. “Er was eens een landheer die een wijngaard aanlegde en hem omheinde. Hij verpachtte de wijngaard aan wijnbouwers en ging op reis naar het buitenland”, hoorden we daarnet. Eigenaar en gebruiker. Dat is het model, dat Jezus hanteert om de fundamentele verhouding tussen God - want dat is die landheer - en de mensen - want dat zijn die wijnbouwers - weer te geven. En het is uiteindelijk de eigenaar - en niet de gebruiker -, die zeggenschap heeft over de dingen die hij in bruikleen geeft. Maar er is nog iets, dat blijkt uit de gelijkenis. Een gebruiker is een gebruiker en geen eigendom. God heeft ons mensen niet gemaakt als zijn bezit. Jezus laat in de gelijkenis zien, dat wij mensen niet een automatisch verlengstuk zijn van het doen en laten of van de wil van God. Jezus laat ons God zien als Degene die de mensen de wijngaard, dat zijn onze menselijke samenlevingen - de aarde -, in handen geeft als gebruikers. Als mensen met een eigen verantwoordelijkheid en eigen keuzemogelijkheden om die menselijke samenleving van al of niet te gebruiken voor het doel waarvoor hij is bedoeld, namelijk om voldoende wijn voor iedereen voort te brengen. Die keuze kan zijn, dat wij mensen ons opwerpen als eigenaar en dus voor god gaan spelen over elkaar. En zodra dat gebeurt, raakt de verhouding met God ernstig verstoord. En het gevolg daarvan is, dat wij het zicht kwijt raken op wat de bedoeling van de enige, echte eigenaar is met de wijngaard. Twee. Wij mensen staan dus tot elkaar niet een verhouding van eigenaar en niet-eigenaar, maar van gebruiker en mede-gebruiker. Dat zijn de bijbelse verhoudingen. Jezus laat niet na om uitvoerig te laten zien hoeveel moeite God zich getroost om die wijngaard zo in richten, dat de wijngaard een goede wijngaard kan zijn. Een wijngaard waarin àlle wijnranken meehelpen om tot een zo goed en zo hoog mogelijke resultaat te komen. Genoeg voor iedereen. “Hij - dat is de landheer - trok rond het land een muurtje op, groef een kuil voor de wijnpers en bouwde een uitkijkpost”. God doet alles om alle voorwaarden te scheppen voor een menselijke samenleving. En vervolgens is nodig, dat alle mensen in stat worden gesteld daaraan een zo hoog mogelijke bijdrage leveren en niet een paar wel en al de anderen niet. Zodra een mens of een groep van mensen zich gaat gedragen alsof zij een ander bezitten - alsof ze een ander hebben, alsof zij van een superieure soort zijn, meer dan anderen - gaat het onherroepelijk mis, zegt de bijbel. Dan verkeert elke menselijke verhouding, dan verkeert onze hele samenleving, in zijn tegendeel. “Maar zij grepen zijn dienaars: de ene ranselden zij af, een andere doden zij en een derde werd door hen gestenigd”, staat er. En wie even om zich heen kijkt in onze wereld, dichtbij of verderaf - al die vluchtelingen aan de grens van Europa, die vluchten uit nood geboren, al die conflicten nu in het Midden-Oosten bijvoorbeeld, tussen staten, of tussen aanhangers van godsdiensten, tussen aanhangers van dezelfde godsdienst - die weet wat er gebeurt als die fundamentele bijbelse verhouding van de ene mens tot de andere als gebruiker en medegebruiker wordt verstoord. Jezus laat ons zien wat er misgaat als die twee fundamentele verhoudingen worden verstoord: de verhouding tot God als de eigenaar en de verhouding tot elkaar als gebruiker. Waar wij God willen hebben, waar wij God maken tot ons bezit, waar wij God maken tot beeld van onze eigen belangen, politiek, maatschappelijk of financieel, daar worden de menselijke verhoudingen ernstig verstoord, oorlog en geweld, moord en doodslag. Waar wij onze medemens willen hebben, waar wij elkaar maken tot bezit, van godsdiensten, van bedrijven, van grote banken wordt ook de verhouding van de ene mens tot de ander ernstig verstoord en gaat ook die uiteindelijk dood. In zo oneindig veel gevallen ook letterlijk. Is hebben inderdaad hebben en is krijgen inderdaad de kunst? Dat is de vraag die Jezus vanmorgen aan ons voorlegt. Want hebben gelovige mensen, moslims, christenen, joden ook niet vaak de neiging te denken, dat zij de wijsheid in pacht hebben, als het gaat om God of om geloven. Met alle desastreuze gevolgen van dien. Want hoe moeilijk is het niet juist voor gelovige mensen, ook voor mij - net als voor de Farizeeën en de opperpriesters van toen - om uit de ons overgeleverde wegen en manieren te stappen, om God niet te beschouwen als het bezit van de kerk, en daadwerkelijk met elkaar op zoek te gaan naar wat het nou echt betekent dat geloof in Jezus Christus, die levenslange zoektocht om die wonderlijk vruchtbare manier van leven van Jezus eigen te maken en zo werkelijk vrucht te dragen. Te zorgen, dat dat geloof niet dood raakt, maar levend blijft, een enorme kracht ten goede, juist ook in onze samenleving, waar die houding van hebben is hebben en krijgen is de kunst zo overheersend is geworden. En hoe moeilijk is het ook vaak voor ons niet - in ons eigen bestaan om een ander, je partner, je kinderen, de mensen om je heen, hier in de kerk, niet te beschouwen als jouw eigendom, als iets dat je - al of niet goed bedoeld - volledig zou kunnen beheersen en besturen, maar als medegebruiker, als medeschepsel, door God aan elkaar gegeven om die keiharde en o zo van de wijs geraakte samenlevingen van ons te maken tot een prachtige wijngaarden die vrucht geven aan àlle mensen. De bijbel houdt al eeuwen vol, dat de desastreuze wet van het hebben is hebben
en krijgen is de kunst kan worden doorbroken. Er is wel degelijk een alternatief voor de groeiden kloof tussen rijk en arm, voor en samenleving, waarin alleen een aantal mensen telt en de goegemeente niet. Er is wel degelijk een alternatief. Dat is weg van het graan. Jezus zegt: “Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij maar één graankorrel. Maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort”. Jezus keert de wet van het hebben is hebben en krijgen is de kunst radicaal om. Niet hebben is hebben, maar delen is de kunst. De weg van het geef-principe. Wij zongen daarnet aan het begin: “Tafel van Een, brood om te weten, dat wij elkaar gegeven zijn. Wonder van God, mensen in vrede, oud en vergeten, nieuw geheim. Breken en delen, zijn wat niet kan, doen wat ondenkbaar is. Dood en verrijzenis”. Daarmee wordt elke neiging tot hebben is hebben en krijgen is de kunst, dat de dood in de pot is, radicaal doorbroken. Daarmee wordt elke samenleving, ook de Rotterdamse, tot een bloeiende wijngaard waarin genoeg is voor iedereen. Amen. D.J. Couvée, Rotterdam, 2 november 2014