Herdenking van de overledenen van NAS en Pauluskerk, zondag 24 november 2013, 17.00 uur, Vijverhofstraat Lezingen uit de bijbel - Psalm 117 (gezongen) - Mattheus 5: 1-12 en Openbaring 7: 2-4 en 9-17 Overdenking Lieve mensen, Wij zijn hier bij elkaar om te gedenken al diegenen, die het afgelopen jaar uit ons midden zijn weggevallen. Mensen van wie wij hielden, om wie wij veel gaven, met wie wij van alles en nog wat hebben meegemaakt. Mooie momenten, rottige momenten. Moe waren ze. Of door en door ziek. Of hopeloos. Of kapot. Of ten einde raad. Of verlangend naar het einde. Maar ook hoopvol en vrolijk en plotseling door de dood overvallen. De twee teksten, die wij daarnet hebben gehoord, zijn troostteksten. Ze gaan over troost. Troost, dat is een woord, dat je bijna niet meer tegenkomt. Wij leven in een wereld, die gelooft in de illusie van de Verlichting, dat alles maakbaar is: geluk, voorspoed, vriendschap, relaties, jijzelf, het hele leven is maakbaar. En die illusie wordt dan ook nog eens vergroft en verplat tot iets heel simpels: je kunt alles, alles is binnen jouw bereik, als je maar wilt. Willen is kunnen. Hoe vaak hoor je mensen vandaag de dag niet zeggen, dat iets vooral een uitdaging is? Wij hebben geen problemen meer, maar uitdagingen. Daarachter zit die gedachte van de hele wereld als maakbaar. En maakbaar maken, dat doe je zelf, alleen, als individu. Het woord troost komt uit een totaal andere wereld. Troosten betekent dat je iemand bemoedigt, iemand kracht geeft, als hij of zij pijn heeft of verdriet. Troosten komt uit een wereld, die er weet van heeft, dat heel veel dingen in je leven nou juist niet maakbaar zijn. Dat je vaak wel dingen wilt, maar dat je ze toch niet doet. Omdat je het niet echt wilt of omdat je eigenlijk met andere dingen bezig bent of omdat het gewoon niet lukt. De tegenkrachten zijn te sterk. Je bent dakloos, maar het geld vliegt door je handen heen. Je wilt afkicken of anders en minder, maar je krijgt het niet voor elkaar, ook niet na honderd keer proberen. Het woord troosten komt uit een wereld, die dat begrijpt. Misschien niet goedkeurt. Maar die weet, dat sommige dingen in het leven sterker zijn dan jij of je dat nou wilt of niet. En dat het in zo’n situatie geen zin heeft om te zeggen: jammer, dat is dan je eigen schuld. Maar dat het dan wel helpt om naast elkaar te staan, om elkaar te troosten. Voor wie, voor welke mensen, is er dan troost, volgens de bijbel? De tekst uit Mattheus van daarnet begon met een zinnetje, waar je zo overheen leest, maar dat alles zegt: “Toen Jezus de mensenmassa zag, ging hij de berg op”. De mensenmassa. De massa. Dat is die enorme groep van mensen in onze samenleving, die niet aan de beslisknoppen van de macht zit. Die niet in tel zijn. Ik moet er altijd aan denken, als ik op zaterdagmiddag al die mensen op de Lijnbaan en in de Koopgoot zie: winkelend, pratend, lachend, etend: loempia’s van de Vietnamees of een broodje frikandel van Bram Ladage. Die enorme groep van mensen in onze samenleving, die er wèl is, maar die het niet voor het zeggen heeft. Daar heb je weer die gekke bijbel, die altijd alles omkeert. Heel onze samenleving is vooral geïnteresseerd in royals, in blauw bloed, in celebreties, in de club van de Quote 500, van de mensen die het zogenaamd “gemaakt” hebben. De bijbel heeft het over de “mensenmassa”. Jezus is geïnteresseerd, niet allereerst in royals, maar in de mensen van de massa. Hij ziet hen staan, letterlijk: “toen hij de mensenmassa zag”. Jezus ziet dus ons staan: wij, die er wel zijn, maar die het in Den Haag of op het stadhuis niet voor het zeggen hebben. Al die mensen ook, die wij dadelijk gaan herdenken, die ziet hij staan, voor hem doen zij er wel toe, ook al roept de samenleving voortdurend, dat zij “loser” zijn of “onrendabel”.
Wat verwacht de bijbel van de mensen die er zogenaamd niet toe doen? Het eerste is, dat de bijbel überhaupt iets van hen verwacht. Dus ze niet afschrijft. Echt iets verwacht van mensen die er normaal niet toe doen, van de massa, van de losers, van het consumptievolk, van het stemvee. En dat is - hoe gek het ook klinkt - dat zij treuren. “Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden”. Eigenlijk staat er niet: “want zij zullen getroost worden”. Er staat: “want zij zullen erbij geroepen worden”. De mensen, al die mensen, die het niet voor het zeggen hebben, die weten wat het is om aan de onderkant of in de marge van de samenleving te zitten, worden opgeroepen om te treuren. Want zij kunnen in ieder geval één ding, dat de royals en de celebreties niet kunnen. Zij weten uit eigen ervaring wat het is voor zo ontzaqlijk veel mensen op aarde, ook hier in Rotterdam, om niet mee te tellen, om voortdurend te moeten horen, dat jij “nobody” bent. En hoe groot de pijn en het verdriet en het onrecht is, als dat met je gebeurt. Daarover treuren, dat uitschreeuwen, dat is van het hoogste belang, vindt de bijbel, vindt Jezus, voor de mensen in kwestie, voor de hele samenleving. Met mensen die treuren kan God iets beginnen op aarde. Onrecht en pijn en mislukking zijn er niet om oppervlakkig weg te wuiven met: “willen is kunnen” of “don’t worry, be happy”. Het is van het grootste belang, volgens de bijbel, dat wij onrecht en pijn en ellende eerst onder ogen zien. Door erover te treuren. Pas dan weet echt je waar je over praat en ben je sterk genoeg om er iets aan te doen. Laten we samen zo de mensen gedenken die ons het afgelopen jaar zijn ontvallen. Door eerst over hen te treuren, over hun dood, over dat ze niet meer bij ons zijn, over wat ze voor ons hebben betekend, over wie zij waren, in hun geluk en in hun ongeluk. “En God zal alle tranen uit hun ogen wissen”, hoorden we daarnet in Openbaring. Altijd weer wordt God in de bijbel voorgesteld als mensen op hun best. Tranen zijn er niet om zelf in je eentje weg te slikken of te verbijten: een Hollandse jongen huilt niet. Ze zijn er om door jou uit de ogen van andere mensen te worden gewist. Juist als wij, de mensen die niet in tel zijn, de moed hebben om te treuren en elkaar troosten, verandert de wereld. Dan worden onrecht en pijn en verdriet niet opgeheven, niet maakbaar, maar wel lichter gemaakt. Dan is het alsof God zelf bij ons is komen wonen. Amen. D.J. Couvée, Rotterdam, 24 november 2013