Zondag 1: Ga met God. Orde van dienst: Welkom Votum en zegengroet Psalm 25: 2, 6 Gebed Voor de kinderen: Rugzak. Lied: “Je hoeft niet bang te zijn”. Lezen: Genesis 5 Hebreeën 11: 1-6 Psalm 121 Tekst: Genesis 5: 24 Preek Opw. Heer, wijs mij uw weg. Belijdenis van het geloof: Apostolische geloofsbelijdenis. Gebed Opwekking 378: “Ik wil jou van harte dienen”. Zegen. --------------Bij de preek: Voor de kinderen: Rugzak, dagboek en kompas. Inleiding voor de Schriftlezing: Wandelen met God. Leven met God noemt de bijbel soms “Wandelen met God”. Of “Wandelen in het licht”. En dat klinkt heel mooi. Soms te mooi. Onbereikbaar mooi. Wandelen met God is voor jou meer een dagelijkse worsteling met God. Een gevoel van steeds weer tekortschieten. Vragen. Twijfelen. Zoeken en verlangen verzanden in zwakheid en zonden. In schuldgevoel. Wat is dat eigenlijk ‘wandelen met God’? Hoe doe je dat? Hoe kun je wandelen met een God die je niet ziet? Met een God die zó heilig is? Het mooie van de Bijbel is, dat er geen ideaalbeeld wordt geschetst. Een mooi plaatje. Nee, je ziet op elke bladzij mensen met God wandelen. Met God worstelen. Zoeken, vallen, huilen. Je hoort ze roepen in de psalmen, al die mensen van vlees en bloed. Mensen als wij. Hoe deden zij dat? Vanmiddag een van die mensen: Henoch. ------------Tijdens de collecte: Psalm 1 van The sons of Korah. http://youtu.be/cH1w_CxdkNE
Preek: Soms zijn mensen spoorloos. Ouders zoeken hun kind. Een dochter zoekt haar vader. Een zus haar verloren broer. Er is zelfs een heel TV-programma aan gewijd: “Spoorloos”. Over achtergelaten kinderen. Over zoekende zonen. Huilende vaders. Soms zijn mensen spoorloos. Ze zijn het spoor in het leven kwijtgeraakt. Vastgelopen in de zorgen. In de afwijzing. In de drank. Verloren geraakt in de massa en de verleidingen. Ontspoord en zonder doel. De weg kwijt. Soms ook God kwijt. Ook Henoch was spoorloos. Maar hij was spoorloos, juist omdat hij de weg gevonden had. De weg met God. Genesis 5 zegt het heel paradijselijk zo: “Henoch wandelde met God”. En die wandeling eindigde met een open poort naar de hemel. Henoch stierf niet, maar wandelde zomaar met God de hemel binnen. Alsof ze tot hun verrassing opeens zo dichtbij de hemel waren, dat de HERE tegen Henoch zei: “Ach, we zijn nu zo dichtbij: kom maar meteen met me mee naar binnen”. Geen pijnlijk sterven voor Henoch. Geen grafsteen. Maar: zo paradijselijk was het niet. Genesis 5 vertelt wel een ander verhaal. Op het eerste gezicht is Genesis 5 een mooi hoofdstuk. Vol geboortes en lange levens. Adam en Eva krijgen kinderen. En hun kinderen krijgen kinderen. En die krijgen weer kinderen. En ze worden nog erg oud. Adam zelf zelfs 965! Het leven lijkt te bloeien ten oosten van Eden. Maar er is ook een schaduwkant: al die mensen sterven weer. Somber en monotoon klinkt de doodsklok: “en hij stierf…en hij stierf…en hij stierf”. Maar er is een uitzondering. Eén naam doorbreekt dit sombere refrein: Henoch. Van hem staat er heel verrassend: “aan zijn leven kwam een einde….doordat God hem wegnam”. Als een Elia is Henoch naar de hemel gegaan. Opeens is Henoch spoorloos. Zijn lichaam nergens gevonden. Als mensen opeens spoorloos verdwijnen is er vaak iets bijzonders aan de hand. Soms wordt zelfs “Opsporing verzocht” ingeschakeld en hangen er overal posters. Wat was er met Henoch? Om dat te begrijpen moeten we op de tijd letten waarin Henoch leefde. De tijd voor de zondvloed. Een goddeloze tijd vol kwaad. Vol eerwraak en geweld. Tijd van misbruik en moord. Dia. Genesis 6 vertelt daarover als de zondvloed wordt aangekondigd: “Alle mensen op aarde waren slecht: alles wat ze uitdachten was steeds even slecht. Iedereen leidde een verderfelijk leven”. En in die tijd was er een man, Henoch, die met God wandelde. Henoch geloofde en leefde uit zijn geloof. En dat was heel opvallend in die tijd: zo’n zuiver leven tussen de zondeval en de zondvloed. Een lichtstraal in een donkere wereld. Henoch wandelde met God. Hij leefde met God. Luisterde naar hem. Sprak met hem. Toch was hij niet de eerste. Al in het paradijs lezen we over God en Adam en Eva.
Dan staat er ook, dat God met Adam en Eva wandelde in de hof. In de avondkoelte. Stel je voor: wandelen met God. De almachtige. De God, die de sterren schiep en het licht. De eeuwige, die de bergen maakte en de sterke leeuw in de savanne. Hij wandelt met de mens. Het was dus goed tussen God en mens. Paradijselijk goed. Vrede. Maar even later staat er, dat God weer naar de Hof komt. Om met Adam en Eva te wandelen. Maar dan staat er, dat Adam en Eva zich voor hem verbergen. Angstig verbergen ze zich tussen de bomen en de struiken. Waarom? Omdat het niet goed meer was. Ze hebben hun schepper gewantrouwd. Ze hebben voor zichzelf gekozen. Hun eigen geluk. Hun eigen kroon. Ze kozen voor het kwaad. En nu durven ze God niet meer in de ogen te kijken. Ze zijn vreemden voor hem geworden. Want zo gaat dat: als je iemand kwaad gedaan hebt, durf je die ander niet meer onder ogen te komen. Laat staan in de ogen te kijken. En nu zijn ze ook vreemden voor elkaar geworden. Ze geven God en elkaar de schuld: “…de vrouw, die u mij gegeven hebt! … De slang die u gemaakt heeft…”. Vreemden voor God. Vreemden voor elkaar. Vreemden voor zichzelf. De zonde, het kwaad van de trots en het egoïsme, maakt banden stuk, maakt eenzaam. En dan staat er opeens: “Henoch wandelde met God”. Maar dat was niet het enige. Want als je dat zo leest, klinkt het nogal braaf en rustig. Tussen al die gespierde geweldenaars zit Henoch als een bleke monnik te mediteren. Veilig in zijn eigen hoekje. Braaf en dus ongevaarlijk. Maar niets is minder waar: Henoch wordt een profeet genoemd. Hij wandelde met God en gaf ook woorden van God door. Hij waarschuwde voor het oordeel. De zondvloed. Hij wees mensen op hun zonden. Riep op tot bekering. Henoch was niet braaf. Hij was een vuur. Een vurige profeet van God. Ja, en dat heeft hem vast veel vijandschap opgeleverd. Zoals veel profeten spot en haat tegenkomen. Misschien hebben ze Henoch wel gezocht om hem te doden? En dan staat er: “God had hem weggenomen”. Opeens spoorloos verdwenen. Waarom? Dia. Dat vertelt Hebreeën 11: “Door zijn geloof werd Henoch naar elders overgebracht, om niet te hoeven sterven; hij werd niet meer gevonden, omdat God hem had weggenomen. Hij stond immers al vóór zijn opneming bekend als iemand in wie de HERE vreugde vond”. Dat was zo bijzonder aan Henoch. Henoch leefde met God en de HERE was daar heel blij mee. En op dit leven zet de HERE een kroon: Henoch hoeft niet te sterven. Hij neemt hem op. De HERE zet als het ware een uitroepteken achter dit leven. En dan moet u bedenken, dat Henoch heel jong was. Hij was pas 365 jaar! In die tijd een jonge jongen. In onze tijd een jaar of 35. Een jongen als Jaap of Chris. Henoch was dus geen grijsaard, die na een lang en gevuld leven in alle rust overstapt naar de hemel. Nee, Henoch is een jonge man. In de bloei van zijn leven en met een bloeiend geloof. En die daar ook over sprak. Hij wordt door God opgenomen en hoeft niet te sterven. Stel u voor wat dat in die dagen betekend heeft! Juist Henoch! Ja, en daar is het niet bij gebleven.
Want zo wordt Noach als enige met zijn gezin gered door de ark. Zo wordt later Elia opgenomen in een tijd vol afgoderij en geweld. Zo wordt Daniël gered uit de leeuwenkuil en worden zijn vrienden gered uit de brandende oven in een wereld vol afgoden en geweld. Jezus geneest zieken en wekt doden op. Hij wordt door zijn vijanden aan het kruis geslagen, gedood, maar Hij wordt uit de dood opgewekt en opgenomen in de hemel. Ook zijn lichaam wordt niet meer gevonden: “Hij is hier niet meer. Hij leeft!” zeggen de engelen tegen de vrouwen. Jezus, die leefde van gebed. Soms urenlang. Ook op dit leven zet de Vader een kroon: opgenomen in de hemel. Een plaats op de troon. En ook daarna mogen zijn leerlingen zieken genezen en doden opwekken. Wat geeft de HERE veel tekenen! Ook aan ons. Hij laat zo aan de wereld zien, dat wandelen met God geen doodlopende weg is. Hij geeft moed. Geloof overwint zelfs de dood! Wat leren wij van Henoch? Heel praktisch. Dit: a. Henoch wandelde met God: maar dat was een bewuste keus. Hij wandelde niet mee met mensen, die zonder God leefden en kwaad bedreven. Hij koos bewust voor God en tegen het kwaad. Dat wandelen was dus maar niet een beetje wandelen, dagdromen. Het was kiezen. Elke dag weer. Tegen het kwaad. Voor God. Ook al betekende dat, dat het kwaad hem ging zoeken. Wandelen met God kan je dus wat kosten! Niet echt alleen maar idyllisch. Het is partij kiezen. Soms niet met de mode meedoen. Niet meepraten. Niet voor de goden van deze tijd buigen. Niet voor het geld of voor eer. Ook al betekent dat spot of zelfs gevangenis. Wandelen met God is dus, dat je God steeds weer zoekt. Dat lijkt misschien vreemd: iemand, die gelooft is toch geen zoeker. Dat is zo. Je hebt God gevonden. Maar dat betekent niet, dat je er daarmee bent. God is geen bezit. Geen duur schilderij, dat je aan de muur hangt. Of een gouden ketting in een kluis. Of een buurman, die al jaren naast je woont. Hij is God, de eeuwige. De ongeziene. De hoogheilige. En wij hebben als Adam en Eva steeds de neiging om bij hem vandaan te lopen. Er wordt hard aan ons en onze kinderen getrokken. Je moet je dus elke dag weer op hem richten. Net zoals een kompas onderweg. Een kompas heeft een losse naald. Iedere keer, dat je je kompas pakt, moet die naald weer het noorden zoeken. Dat doe je ook met God. Steeds weer moet je opstaan en bewust Jezus volgen die dag. Bijbellezen. Bidden. Dat hoort bij een levende relatie. Misschien kent u dat plaatje wel: een man en een vrouw op leeftijd zitten in op de bank TV te kijken. Opeens zegt de vrouw tegen haar man: “Je zegt nooit meer dat je van me houdt”. Zegt die man: “Dat heb ik toch tegen je gezegd op onze trouwdag!”. Maar u beseft wel: dat wil die vrouw elke dag horen. Geloven is meer dan weten dat God bestaat. Iedere vanzelfsprekendheid is hier funest. Je bent geen meeloper. Je kiest. Johannes 8: 12: “Jezus zei: “Ik ben het licht van de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft”.
b. Zocht veiligheid bij God. Door met God te wandelen zocht Henoch ook veiligheid bij God. Bescherming. Om hem heen leefden de geweldenaars. Mannen van naam en eerwraak. Maar Henoch wist: we zijn niet zo sterk. Want hoe oude de mensen toen ook werden. Ook zij werden oud en stierven. Henoch wist: Ik heb God nodig. Zoals een klein jongen bij zijn vader. Ze zijn op vakantie in Frankrijk. Op een dag gaan ze een van de grotten bezoeken. Met een grote groep toeristen dalen ze af van een vochtige, stenen trap. In de donkere diepten. Aan de wanden hangen lampen. Je kunt dus goed zien waar je loopt. Ze komen al pratend en lachend in een grote zaal diep onder de aarde. De gids vertelt over de druipstenen. Over de kleuren en over ondergrondse riviertjes. Maar: opeens valt het licht uit. En het blijft uit. Een minuut. Vijf minuten. Een kwartier. De mensen worden stil. Steeds stiller. Je kon de harten horen bonzen. Alleen: dat kleine jongetje blijft praten. En vragen. Helder klinkt zijn stemmetje door de grote granieten zaal. De vader begrijpt er niets van: al die grote mensen zijn doodsbang en stil. Maar dat kind is helemaal niet bang. Totdat hij ontdekt waar het door komt: dat jongetje heeft de hand van zijn vader vast. En hij weet: als mijn vader er is, dan komt het wel goed. Zo klem je als kind van God je ook vast aan je hemelse vader. In je gebed. In het luisteren naar de stem van je Vader in de Schrift. In het zoeken van zijn liefde voor jou door Jezus. Wandelen met God is ook schuilen bij God. c. Vertrouwelijkheid met God. Wandelen met God is daarom ook vertrouwelijk met hem omgaan. Je zoekt zijn wil. Je wilt hem kennen. Zijn liefde. Zijn goedheid. Je wilt groeien in vertrouwen. Want zo gaat dat als je wandelt: de meest vertrouwelijk gesprekken heb je vaak als je wandelt. Daarom is het ook zo goed om als man en vrouw met elkaar te wandelen. In alle rust. Zonder TV. Even zonder de drukte van de kinderen. Zonder je vrienden. Even alleen met elkaar. Even vragen naar het hart. Wat je echt bezig houdt. d. Henoch sprak over God. Henoch was een profeet. Hij sprak over God. Henoch wandelde met God. Maar dat betekent niet dat hij een braaf en stil leventje leidde. Dat wandelen was geen rustig kuieren. Henoch was geen brave, vriendelijke man, die altijd keurig leefde en waar je dus verder geen last van had. Nee, Henoch was wel lastig!! Wandelen met God betekent niet hetzelfde als een keurig, burgerlijk leventje leiden. Netjes en braaf. Wandelen met God betekent ook, dat je opkomt voor zijn naam. Want wat heeft de HERE aan mensen, die wel keurig en braaf leven voor de buren – “Het is toch zo’n nette man!”- maar die nooit vol vuur en warmte over hem spreken, voor hem opkomen. Wandelen met God. Henoch leert: dit is geen doodlopende weg. Het is de weg naar het leven. Amen.