Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl
[email protected]
Provinciale Staten van Overijsse
RABOZwolle 39 73 4 1 121
PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL Reg.nr. VS/ZOi I /Zo(>
Inlichtingen bij J. Dolstra
a.d. Dat. ontv.:
Routing
telefoon 038 499 7521
[email protected]
2 8FEB2011 Bijl.:
Uitvoeringsprogramma Energiepact.
Datum
08.02.2011 Kenmerk
2011/0021347 Pagina
Toezending aan Provinciale Staten met oogmerk: [X] ter informatie r 1anders, en wel:
1
Bijlagen I. Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011 (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis)
In onze brief van 13 oktober 2010, over het Uitwerken Duurzaam Energiefonds, hebben wij u toegezegd het Uitvoeringsprogramma Energiepact toe te sturen. Uontvangt om die reden hierbij het uitvoeringsprogramma Energiepact deze keer exclusief en buiten de Planning & Control-cyclus om. Graag informeren wij u over het bijgevoegd Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011. Daarin vindt u: de aanpak van het Programma "Energiepact", de ontwikkelingen 2008-2010, de stand van zaken en de mzet en aanpak voor 2011.In deze brief wordt dit op hoofdlijnen uiteengezet. Voor het Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011 verwijzen wij u naar het Stateninformatiesysteem (SIS). Het Programma "Energiepact" is gestart met een nadruk op bio-energie en energiebesparing in de gebouwde omgeving. De oorspronkelijke ambitie van het Programma "Energiepact" was 30% C0 2 -reductie in 2020 ten opzichte van 1990. Dit betekent een totale vermeden C0 2 emissie van 2.200 kton in 2017. Na besluit van de aangenomen motie Kolkman-Kerkdijk is in 2009 deze ambitie met drie jaar versneld naar 2017. Om in deze versnelling te kunnen voorzien is het Programma "Energiepact", in overleg met u, uitgebreid tot vijf deelprogramma's: 1. Energiebesparing Bedrijven en Woningen; 2. Windenergie; 3. Bio-energie; 4. Bodemenergie en Restwarmte; 5. Energie-Infrastructuur.
Oatum verzending
28.FE82911
provincie \%
Uitvoeringsprogramma Energiepact
Naast deze vijf deelprogramma's zetten wij in op pilots en projecten die eveneens bijdragen aan het behalen van de ambitie. Concreet gaat net om de Pilot "Duurzaam Dorp" en de pilot "Energieneutrale organisatie". Verder gaat het om de Projecten "Zonne-energie" en "Duurzame mobiliteit". In het behalen van onze ambitie heeft de provincie een verbindende rol: samen met partners in het bedrijfsleven, overheden, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties werken wij aan de ambities van het Energiepact. Aanpak a l g e m e e n . De aanpak per deelprogramma verschilt, elk deelprogramma kent zijn eigen accenten. In het algemeen richt onze aanpak zich op de volgende zaken: beschikbaarheid van locaties, vergunningen, financiering en kennis voor de uitvoerders. Daarbij bekijken wij steeds welke provinciale instrumenten wij inzetten om een zo hoog mogelijk rentabiliteit en CCb-reductie te halen. Op dit moment zal bij uitzondering de provincie zelf in projecten participeren of deze (mede) ontwikkelen, zoals bij aardwarmte in de Koekoekspolder. Wij willen de omslag bewerkstelligen vaker te participeren. Datum
08.02.2011 Kenmerk
2011/0021347 Pagina
2
Qua benadering kiezen wij voor netwerkvorming met uitvoerders of intermediairs. Voor bio-energie en energiebesparing bij bedrijven nemen wij deel in netwerkorganisaties. In 2011 bouwen wij verder op deze aanpak en benadering. Dit betekent dat wij ons blijven concentreren op die vormen van duurzame energie, die decentraal zijn en waar wij mede het succes bepalen. Qua financiering richten wij ons op energiebesparing, bio-energie en energie-infrastructuur. Voor dat laatste onderwerp doen wij, in 2011,eerst een verkenning, met name gericht op een biogasnetwerk in Overijssel. Financfele ondersteuning geven wij op dit moment vooral door een subsidieregeling in de vorm van een tendersysteem. Incidenteel vindt voor zogenaamde koploperprojecten ook maatwerkfinanciering plaats, soms ook in een andere vorm dan subsidie. Dit zijn grotere projecten die direct of in potentie een C0 2 -reductie van minimaal 5 kiloton hebben. Voorbeelden hiervan zijn Aardwarmte Koekoekspolder, GFT-vergister ROVA en "asbest van het dak zon erop". Wij willen in 2011 vaker nieuwe vormen van financiering toepassen: leningen, garanties of deelnemingen en de tenderregeling tegelijkertijd beperken. Daarvoor willen wij starten met een Duurzaam energiefonds, zo mogelijk samen met andere overheden. A a n p a k per d e e l p r o g r a m m a . Binnen het Deelprogramma "Energiebesparing bii Bedriiven en Woninaen" richten wij ons vooral op rendabele maatregelen. De aanpak is gericht op het organiseren van projecten dicht bij de uitvoerder en investeerder. Dit betekent bijvoorbeeld dat bedrijven worden benaderd via ondernemersverenigingen en de milieucommissie van de Kamer van Koophandel. Met die bedrijven met de grootste uitstoot in Overijssel zoeken wij op individuele basis naar mogelijkheden om de uitstoot te verlagen. Als het gaat om energiebesparing van particuliere woningen, werken wij intensief samen met gemeenten, onder andere via de energieloketten. Met corporaties treden wij in direct overleg. De aanpak van de Deelprogramma's "Windenergie" en "Bodemeneroie" richt zich primair op uitvoering van ons omgevingsbeleid: ruimtelijke ordening en vergunningverlening. Onze inzet is om te zorgen dat er voldoende geschikte locaties zijn, zoals ook verwoord in onze Energiebrief van maart 2010 aan de gemeenten in Overijssel.
provmcse
Uitvoeringsprogramma Energlepact.
Binnen het Deelprogramma "Bodemenergie" vraagt geothermie om een actieve rol, vanwege de benodigde expertise en de financiele risico's. Het Deelprogramma "Bio-enerqie" is qua C0 2 -reductie het meest omvangrijke deelprogramma. En vraagt ook een brede inzet van instrumenten. Niet alleen regulerend in ruimtelijke ordening en milieubeheer, maar ook in het mede dragen van financiele risico's. Met name voor bio-energie-installaties is de rentabiliteit een kritische succesfactor. Naast de ondersteuning van innovatieve koploperprojecten is de focus bij dit deelprogramma gericht op vergisting van biomassa.
Datum
De geschiktheid van de regionale energie-infrastructuur is voor de biogasproductie een kritische succesfactor. Binnen het deelprogramma Energie-infrastructuur wordt ingezet op die geschiktheid. Dat zal ook onze inzet bepalen voor ons aandeelhouderschap van Enexis, als regionaal netwerkbedrijf. Als het gaat om Duurzame mobiliteit, sluiten wij aan bij de maatregelen uit het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (RSL) Overijssel. Doel van het programma RSL is om voor medio 2011 aan de luchtkwaliteitsnormen voor fijn stof (PMio) en voor 2012 aan de luchtkwaliteitsnormen voor stikstofdioxide (N0 2 ) te voldoen.
08.02.2011 Kenmerk
2011/0021347 Pagina
3
Easyitatars 2 0 0 8 - 2 0 1 0 . De totaal vermeden CCVemissie is in 2010 uitgekomen op 405 kton. Dit is in lijn met de ambitie zoals verwoord in de Programmabegroting "Natuur & Duurzaamheid". Daarmee hebben de verschillende projecten in 2010 voor 18% bijgedragen aan de totale ambitie van 2.200 kton vermeden CCVemissie. Voor een totaaloverzicht van vermeden CC>2-emissie per deelprogramma en de bijdrage per deelprogramma aan de totale ambitie, verwijzen wij naar tabel 3.1 op pagina 7 van het Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011. Bepalend voor het realiseren van de totale ambitie is de ontwikkeling van het Deelprogramma "Energiebesparing Bedrijven & Woningen". Dit programma blijft achter ten opzichte van andere deelprogramma's en de beoogde ambitie van 820 kton per jaar vermeden CCh-emissie in 2017. Oorzaak hiervan is dat er veel kleine projecten en veel uitvoeringspartners nodig zijn en er daardoor een lange aanlooptijd is voor resultaten. Wij kiezen voor een aanpak via gemeenten, intermediairs en brancheorganisaties. Binnen dit deelprogramma heeft de realisatie van de stoomleiding Twence een positieve impuls gegeven. In de periode 2008 tot ensmet 2010 hebben wij op verschillende vlakken vooruitgang geboekt, hieronder volgt een korte opsomming. - Realisatie Twence 3e lijn AVI en Bio Energie Centrale. - Levering van restwarmte door Twence aan AKZO en aan de wijkcentrale Marssteden in Enschede. - De oprichting van 11 energieloketten bij 11 gemeenten. En er zijn afspraken gemaakt met nog eens drie gemeenten over de oprichting van een energieloket. - Er is een koplopersgroep van zes corporaties geformeerd, waarmee wordt gewerkt aan een convenant voor het oplabelen van woningen. - Zijn er naast een tweetal grote bio-energiecentrales en vele kleine houtverbranders zeven mestvergisters, een GFT-vergister, twee zuiveringen met slibvergisting en acht stortgasproductielocaties operationeel. - De gezamenlijke inspanningen van onze bio-energieconsulent en het Bio Energiecluster Oost Nederland (BEON) hebben geresulteerd in enkele spraakmakende innovatieve koploperprojecten in Overijssel. Zoals de GFT-vergister van ROVA, Pyrolyseolie-fabiek van BTG-BTL en een Prototype minivergister.
prawinete
Ultvoeringsprogramma Energiepact.
- In Overijssel zijn de afgelopen periode 50 open WKO installaties gerealiseerd. - Het Project "Aardwarmte Koekoekspolder" is het eerste geothermieproject in Noordoost-Nederland. - De uitvoering van zes energiebesparingsprojecten met MKB-ondernemers. - De provincie heeft een lening beschikbaar gesteld van € 1,8 miljoen aan de gemeente Hengelo voor het warmtenet. - Het dorp Hoonhorst is uitgeroepen tot Duurzaam Dorp van Overijssel. - Het aantai tankstations waar aardgas getankt kan worden is verdubbeld van drie naar zeven. Te weten Almelo, Enschede, Hengelo (2x), Steenwijk, Wezepe en Zwolle. I n z e t en aanpak 2 0 1 1 . In 2011 verwachten wij een totaal vermeden CCVemissie van circa 545 kton, oftewel 25% van de totale ambitie van 2.200 kton vermeden CCVemissie. Het gaat om projecten die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld en voorbereid en in 2011 operationeel worden.
Datum
08.02.2011 Kenmerk
2011/0021347 Pagina
Om de opgave voor 2011 en verder te realiseren heeft elk deelprogramma een specifieke inzet. Binnen het Deelprogramma "Energiebesparing Bedrijven & Woningen" zetten wij voor de doelgroep bedrijven onder andere in op het faciliteren van energie-onderzoeken en energieleningen voor MKB-bedrijven. Als het gaat om de doelgroep woningen, richt onze inzet zich op het maken van afspraken met corporaties voor het oplabelen van woningen en op het faciliteren van energieloketten bij meer gemeenten.
4
In 2011 ondersteunen wij onder andere de koploperprojecten op het gebied van bio-energie. Verder zetten wij onder andere in op het benutten van biomassa uit onderhoud van landschap en natuur. Ook stellen wij in 2011 een subsidieregeling innovatieve biobrandstoffen open. Het doe! is een bredere toepassing van tweede generatie biobrandstoffen in Overijssel. Tevens verwachten wij in 2011,door de aangekondigde SDE+-regeling, een groei van het aantai bio-energie-installaties. Deze installaties zullen vooral gericht zijn op de productie van Groen Gas. De ontwikkeling van het Deelprogramma "Bodemenergie en Restwarmte" is in lijn met het behalen van zijn ambitie. Voor dit deelprogramma gaan wij onze inzet en aanpak voor 2011 en verder bepalen. Op het gebied van geothermie zal dit jaar de eerste aardwarmtebron (doublet) worden gerealiseerd in de Koekoekspolder. Indien deze eerste bron een succes is, zullen er in de polder een tweede en mogelijk ook een derde aardwarmtebron volgen. Binnen het Deelprogramma "Energie-Infrastructuur" zijn wij eind 2010 gestart met de pilot "Groen Gas Salland". Wij werken hierin samen met gemeenten, Saxion, Enexis en ROVA om de kansen voor Groen Gas-productie in deze regio te vertalen in concrete projecten. In 2011 werken wij het Masterplan "Groen Gas Overijssel" uit, waarvan de pilot in Salland onderdeel uitmaakt. In dit Masterplan zijn de meest kansrijke clusters (potentiele Groen Gas-producenten, grote energiegebruikers, actuele infrastructuur) gei'dentificeerd. Verder heeft Enexis plannen in Nederland om twee piiot-projecten voor Smart Grids te realiseren. Ons doel is dat een van de twee pilots in Overijssel wordt gerealiseerd.
Uitvoeringsprogramma Energiepact.
In 2011 zetten wij eveneens het Project "Duurzaam Dorp van Overijssel" voort, gaan wij het wagenpark en de gebouwen van de provincie "vergroenen" en stimuleren wij gemeenten om zonnepanelen op gemeentelijke gebouwen te plaatsen. Duurzaam Energiefonds. Belangrijke mijlpaal in 2011 is de verwachte implementatie van het Duurzaam Energiefonds. U heeft op 12januari 2011 ingestemd met de verdere uitwerking van het Duurzaam Energiefonds met een omvang van € 250 miljoen. Hiervoor heeft u voor de verdere uitwerking zowel inhoudelijke als financiele kaders meegegeven. Het fonds wordt opgericht om een versnelde C0 2 -reductie mogelijk te maken. Wij streven ernaar rond de zomer van 2011 aan u het besluit voor te leggen in te stemmen met de uitgewerkte kaders van het Energiefonds en ons de opdracht te geven om de (eventuele) aanbesteding te starten.
Datum
Wij verwachten dat de oprichting van het fonds daarna kan plaatsvinden, afhankelijk van onder andere aanbesteding en staatssteuntoetsing. Het operationeel zijn van het fonds is voorzien voor eind 2011 of begin 2012.
08.02.2011 Kenmerk
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geinformeerd.
2011/0021347 Pagina
Gedeputeerde Staten van Overijssel,
5
voorzitter,
secretaris,
provincie
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
februari 2011
Colofon
Uitgave
provincie Overijssel Datum
maart 2011 Auteur
J.Dolstra
Adresgegevens
Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 www.overijssel.nl
[email protected]
Samenvatting
Het Programma “Energiepact” is in 2008 gestart met een nadruk op bio-energie en energiebesparing in de gebouwde omgeving. Met de aangenomen motie Kolkman-Kerkdijk in 2009 is de ambitie 30% CO2-reductie in 2020 versneld naar 2017. Om in deze versnelling te kunnen voorzien is het Programma “Energiepact” in 2010 gefocust in vijf deelprogramma’s: Energiebesparing Bedrijven en Woningen, Windenergie, Bio-energie, Bodemenergie en Restwarmte en Energie-Infrastructuur. Naast deze vijf deelprogramma’s wordt ingezet op pilots en projecten die eveneens bijdragen aan het behalen van de ambitie. Concreet gaat het om de pilot “Duurzaam Dorp” en de pilot “Energieneutrale organisatie”. Verder gaat het om de projecten voor zonne-energie en duurzame mobiliteit. Het Uitvoeringsprogramma 2011 geeft de inzet en aanpak weer in deze vijf deelprogramma´s, pilots en projecten. Voor het behalen van de ambitie heeft de provincie een verbindende rol: samen met partners in het bedrijfsleven, overheden, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties werken wij aan de vermindering van de CO2-uitstoot van Overijssel. In 2011 wordt verder gebouwd op deze aanpak en benadering. Dit betekent dat wij ons concentreren op die vormen van duurzame energie, die decentraal zijn en waar de provincie mede het succes kan bepalen. Om de opgave, voor 2011 en verder, te realiseren heeft elk deelprogramma een specifieke inzet. Binnen het Deelprogramma “Energiebesparing Bedrijven & Woningen” wordt voor de doelgroep bedrijven onder andere ingezet op het faciliteren van energie-onderzoeken en energieleningen voor MKB-bedrijven. Als het gaat om de doelgroep woningen, richt de inzet zich op het maken van afspraken met corporaties voor het oplabelen van woningen en op toename van het aantal energieloketten bij gemeenten. Met de inwerkingtreding van de Crisis- en Herstelwet is de rol van de provincie binnen het deelprogramma Windenergie veranderd. Zij kan, afhankelijk van de opstelling en besluiten binnen een gemeente, een verplichting geven tot het opstellen van een inrichtingsplan. Het gaat dan om windparken tussen de 5 en 100 MW. De verwachting is dat er geen CO2-reductie wordt behaald in 2011. In 2011 zetten wij in op het benutten van biomassa uit onderhoud van landschap en natuur. Ook stellen wij in 2011 een subsidieregeling innovatieve biobrandstoffen open. Het doel is een bredere toepassing van tweede generatie biobrandstoffen in Overijssel. Tevens verwachten wij in 2011, door de aangekondigde SDE+-regeling, een groei van het aantal bio-energie-installaties. Deze installaties zullen vooral gericht zijn op de productie van Groen Gas. De ontwikkeling van het Deelprogramma “Bodemenergie en Restwarmte” is in lijn met de ambitie. Op het gebied van geothermie zal dit jaar de eerste aardwarmtebron (doublet) worden gerealiseerd in de Koekoekspolder. Indien deze eerste bron een succes is, zullen er in de polder een tweede en mogelijk ook een derde aardwarmtebron volgen. Binnen het Deelprogramma “Energie-Infrastructuur” is eind 2010 gestart met de pilot “Groen Gas Salland”. Hierin wordt samengewerkt met gemeenten, Saxion, Enexis en ROVA om de kansen voor Groen Gas-productie in deze regio te vertalen in concrete projecten. In 2011 werken wij het Masterplan “Groen Gas Overijssel” uit, waarvan de pilot in Salland onderdeel uitmaakt. Belangrijke mijlpaal in 2011 is de implementatie van het Investeringsfonds Duurzame Energie. Het operationeel zijn van het fonds is voorzien voor eind 2011. In 2011 verwachten wij een totaal jaarlijks vermeden CO2-emissie van 545 kton. Het gaat om projecten die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld en voorbereid, en in 2011 operationeel worden.
Inhoudsopgave
Samenvatting
3
1 1.1 1.2 1.3
Introductie Landelijke context Uitvoeringsprogramma Leeswijzer
7 8 8 8
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Aanpak Energiepact Rol van de provincie Algemene aanpak Aanpak per deelprogramma Methodiek Monitoring Energiepact
9 9 9 10 10
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
Resultaten 2008-2010 Algemeen beeld Energiebesparing bedrijven en woningen Energiebesparing bedrijven Energiebesparing woningen Windenergie (op land) Bio-energie Bodemenergie en restwarmte Energie-infrastructuur + warmtenetten Pilots Duurzaam Dorp & Energie neutrale organisatie Overige projecten: Duurzame mobiliteit en Zonne-energie
13 13 15 15 16 16 17 18 19 19 20
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Inzet & aanpak 2011 Energiebesparing bedrijven en woningen Energiebesparing bedrijven Energiebesparing woningen Windenergie (op land) Bio-energie Bodemenergie & Restwarmte Energie-infrastructuur + warmtenetten Pilots Duurzaam Dorp & Energie neutrale organisatie Overige projecten: Duurzame mobiliteit en Zonne-energie
23 23 23 24 25 25 27 27 28 28
5 5.1 5.2
Tenderregeling & Duurzaam Energiefonds Subsidie & Tenderregeling Duurzaam Energiefonds
29 29 30
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
5
1
Introductie
Na vaststelling van het kader in juni 2008 is het Programma “Energiepact” gestart. Het coalitieakkoord zegt het volgende over het Energiepact: “We stellen een lange termijn perspectief op voor een duurzame en innovatieve energievoorziening met als doel een substantiële reductie van de schadelijke uitstoot”. De ambitie van het Programma “Energiepact” was 30% CO2-reductie in 2020 ten opzichte van 1990. De Staten hebben met het aannemen van de motie Kolkman-Kerkdijk aangegeven deze te willen versnellen van 2020 naar 2017. Naar aanleiding van deze motie is in mei 2009 een brief aan de Staten gestuurd (oktober 2009), waarin wordt ingegaan op de inzet om de ambitie versneld te halen. Het Energiepact is gestart met een nadruk op bio-energie en energiebesparing in de gebouwde omgeving. Naar aanleiding van de brief aan de Staten, in oktober 2009, en de daaropvolgende rondetafelgesprekken in februari 2010 is dit uitgebreid tot vijf deelprogramma’s1: Energiebesparing. 1. Energiebesparing bedrijven en woningen: a. Energiebesparing bedrijven; b. Energiebesparing woningen. Duurzaam opwekken. 2. Windenergie. 3. Bio-energie. 4. Bodemenergie en restwarmte: a. Warmtekoudeopslag; b. Geothermie; c. Restwarmte. 5. Energie-infrastructuur. Voor deze vijf deelprogramma’s is gekozen omdat de provincie invloed heeft op het succes van uitvoering. Enerzijds gaat het om een actieve en stimulerende rol binnen de Programma’s “Energiebesparing bedrijven en woningen” en “Energie-infrastructuur”. Anderzijds gaat het om een faciliterende en aanjagende rol bij wind-, bio- en bodemenergie. Naast deze vijf deelprogramma’s wordt ingezet op pilots en projecten die eveneens bijdragen aan het behalen van de ambitie. Concreet gaat het om de pilot “Duurzaam Dorp” en de pilot “Energieneutrale organisatie”. Verder gaat het om het Project “Zonne-energie en Duurzame mobiliteit”. Verschillende initiatieven binnen de deelprogramma’s, pilots en projecten worden financieel ondersteund door middel van de tenderregeling. De tenderregeling kent drie toepassingsgebieden, te weten haalbaarheidsstudies, investeringen in zowel innovatieve als bewezen technieken en voorlichting en educatie gericht op de bewustwording en gedragsverandering bij particulieren en bedrijven. De tenderregeling zal in 2011 vrijwel onveranderd worden voorgezet.
1
Zie ook statenvoorstel “Versnelling CO2-reductie Programma Energiepact” juni 2010, kenmerk PS/2010/504.
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
7
De Staten hebben (juli 2010) ingestemd met het streven om minimaal 50% van het budget voor het Programma “Energiepact” in te zetten met financieel rendement ten gunste van de algemene middelen. Het nog op te stellen voorstel voor deelname in een duurzaam energiefonds speelt hierin een belangrijke rol. Hiermee wordt meer de nadruk gelegd op andere financieringsvormen dan subsidies, zoals deelnemingen, leningen of garanties. Tegelijkertijd wordt het aandeel subsidies teruggebracht.
1.1
Landelijke context Energiebesparing bij bedrijven en woningen en duurzame opwekking is het meest effectief als deze dicht bij en in overleg met de uitvoerders wordt georganiseerd. Vanuit die filosofie werken wij samen met een verscheidenheid aan partners; gemeenten, waterschappen, woningbouwcorporaties, Enexis, netwerkbeheerders, milieucommissie Kamer van Koophandel, ondernemersverenigingen, et cetera. De inzet en rol van de provincie wordt niet alleen bepaald door haar eigen benaderingswijze. Zeker ook door landelijke ontwikkelingen, zoals de aanpassing van de Subsidieregeling Duurzame Energie naar SDE+, Meerjaren Afspraken bedrijven, Meerjarenafspraak Energie-Efficiency ETS-ondernemingen (MEE) convenanten en fiscale regelingen. De MJA en de MEE-convenanten2 zijn kaders voor de provincie waarbinnen gewerkt wordt. De SDE+-regeling houdt in dat alle subsidieaanvragen in het kader van duurzame opwekking van energie direct in relatie tot elkaar concurreren. Naar verwachting betekent dit, dat deze regeling gunstiger uitpakt voor bio-energie dan bijvoorbeeld voor zonne-energie. In totaal is er een plafond van € 1,4 miljard. Dit betekent dat er projecten zijn waarvan het subsidieverzoek niet wordt gehonoreerd.
1.2
Uitvoeringsprogramma Het Programma “Energiepact” bestaat sinds juli 2010 uit vijf deelprogramma’s. Naast een brede aanpak van het Programma “Energiepact” hebben de Staten in januari 2011 besloten tot de uitwerking van een Duurzaam Energiefonds. Met het opstellen van dit uitvoeringsprogramma wordt een overkoepelend beeld gepresenteerd van de inzet van de provincie in het jaar 2011.
1.3
Leeswijzer De opbouw van het uitvoeringsprogramma is als volgt. In de eerste plaats wordt de aanpak van het Energiepact beschreven. Hierin staat centraal dat de provincie daarop inzet waar zij verwacht de meeste toegevoegde waarde te hebben. In het volgende hoofdstuk wordt per deelprogramma beschreven welke resultaten zijn behaald, wat de rol van het programma daarin is geweest en welke kansen zich voordoen. In het vierde hoofdstuk wordt ingegaan op de inzet en aanpak per deelprogramma voor 2011. Tot slot wordt ingegaan op de relatie tussen het op te richten duurzame energiefonds en het Programma “Energiepact”.
2
8
ETS staat voor Emission Trading System. Bedrijven hebben CO2-emissierechten toegewezen gekregen, bij meer CO2-emissie zullen deze extra rechten moeten aankopen. Hiermee is een financiële stimulans aanwezig voor het reduceren van CO2.
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
2
Aanpak Energiepact
Het programma Energiepact kent haar eigen aanpak. In dit hoofdstuk wordt hierop ingegaan. Wat is de rol van de provincie, hoe ziet de aanpak van het programma en haar deelprogramma’s eruit. In de laatste paragraaf wordt ingegaan op de monitoring van CO2-reductie.
2.1
Rol van de provincie Duurzame opwekking is gebaseerd op het “oogsten” van locale en regionale energie uit kringlopen. Het heeft dan ook een decentraal karakter. De provincie heeft een verbindende rol: samen met partners in het bedrijfsleven, overheden, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties werken wij aan de ambities van het Energiepact. Energiebesparing bij bedrijven en woningen is het meest effectief als deze dichtbij en in overleg met de uitvoerders wordt georganiseerd. Voor woningen via de gemeenten of corporaties, en voor bedrijven via ondernemersverenigingen, brancheorganisaties en individueel voor de grootste energieverbruikers. Op andere vormen van duurzame energie, zoals wind op zee, zonne-energie en energiebesparing in de vervoersector heeft de provincie relatief weinig invloed op de ontwikkeling. Dat betekent dat er wel aan kennisontwikkeling en demonstratieprojecten kan worden deelgenomen, maar veel mogelijkheden om te versnellen heeft de provincie niet.
2.2
Algemene aanpak In het algemeen richt onze aanpak zich op: beschikbaarheid van locaties, vergunningen, financiering en kennis voor de uitvoerders. Daarbij bekijken wij steeds welke provinciale instrumenten wij inzetten om een zo hoog mogelijke rentabiliteit en CO2-reductie te behalen. Alleen bij uitzondering zal de provincie zelf in projecten participeren of deze (mede) ontwikkelen, zoals bij aardwarmte in de Koekoekspolder. Qua benadering is bij het Energiepact gekozen voor netwerkvorming met uitvoerders of intermediairs. Voor bio-energie en energiebesparing bij bedrijven werken wij met of in netwerkorganisaties samen met verschillende partijen. Financiële ondersteuning geven wij op dit moment vooral door een subsidieregeling in de vorm van een tendersysteem. Incidenteel vindt voor zogenaamde koploperprojecten ook maatwerkfinanciering plaats, soms ook in andere vorm dan subsidie. Dit zijn grotere projecten die direct of in potentie een CO2-reductie van minimaal 5 kiloton hebben.
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
9
Voor energiebesparing door particuliere woningeigenaren hebben wij een uitdrukkelijke keuze gemaakt om te werken via de Overijsselse gemeenten: één loketbenadering, met gemeente als eerste overheid. Dit betekent dat de provincie geen eigen loket heeft voor particulieren, maar streeft naar een loket per gemeente. Wij subsidiëren daarvoor de gemeenten in het kader van de prestatieafspraken wonen.
2.3
Aanpak per deelprogramma Zoals in het Statenvoorstel van juni 2010 aangegeven heeft de aanpak per deelprogramma telkens een ander accent. Per deelprogramma en project wordt bekeken welke provinciale instrumenten nodig zijn om een zo hoog mogelijke rentabiliteit en CO2-reductie te behalen. Bij het Deelprogramma “Energiebesparing bij bedrijven en woningen” gaat het vooral om rendabele maatregelen. Voor deze maatregelen is de uitvoerder moeilijk te motiveren, onder andere vanwege de overlast horende bij de uitvoering van maatregelen. Binnen dit deelprogramma is de aanpak gericht op het organiseren van projecten dicht bij de uitvoerder en investeerder. Dit betekent bijvoorbeeld dat bedrijven worden benaderd via ondernemersverenigingen en de milieucommissie van de Kamer van Koophandel. Particuliere woningeigenaren worden benaderd via gemeenten en met corporaties treden wij in direct overleg. De aanpak binnen het Deelprogramma “Windenergie en Bodemenergie” richt zich primair op uitvoering van ons omgevingsbeleid: ruimtelijke ordening en vergunningverlening, zodat er voldoende geschikte locaties zijn. Binnen het Deelprogramma “Bodemenergie” vraagt geothermie om een actieve rol van de provincie, vanwege de benodigde expertise en de financiële risico’s. Het deelprogramma Bio-energie is qua CO2-reductie het meest omvangrijke deelprogramma. Het is van groot belang voor Overijssel en vraagt om een brede inzet van instrumenten. Niet alleen regulerend in ruimtelijke ordening en milieubeheer, maar ook in het mede dragen van financiële risico’s. Met name voor bio-energie-installaties is de rentabiliteit van een installatie een kritische succesfactor. Naast de ondersteuning van innovatieve koploperprojecten, is de focus bij dit deelprogramma gericht op vergisting van biomassa. De geschiktheid van de regionale energie-infrastructuur is voor de biogasproductie een kritische succesfactor. Binnen het Deelprogramma “Energie-infrastructuur” wordt ingezet op die geschiktheid. Dat zal ook onze inzet bepalen voor ons aandeelhouderschap van Enexis, als regionaal netwerkbedrijf. Als het gaat om Duurzame mobiliteit, sluit het Programma “Energiepact” aan bij de maatregelen uit het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (RSL) Overijssel. Doel van het Programma RSL is om voor medio 2011 aan de luchtkwaliteitsnormen voor fijnstof (PM10) en voor 2012 aan de luchtkwaliteitsnormen voor stikstofdioxide (NO2) te voldoen.
2.4
Methodiek Monitoring Energiepact De monitoring van het Energiepact is gebaseerd op een registratie van projecten. Het betreft projecten die bijdragen aan de reductie van CO2-uitstoot door het opwekken van duurzame energie en door energiebesparing. Per project wordt geregistreerd: - de status van projecten (gerealiseerd, gepland, potentieel); - type project (wind, zon, mestvergisting, et cetera); - locatie van het project; - de berekende CO2-reductie per project; - indien beschikbaar andere kenmerken, zoals vermogen van de installatie, et cetera.
10
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
De cijfers in dit uitvoeringsprogramma zijn op deze projectenregistratie gebaseerd. Voor het verzamelen van de projectinformatie gebruiken wij interne bronnen zoals de Tenderregeling Energiepact en informatie uit de vergunningverlening. Daarnaast gebruiken wij externe bronnen zoals AgentschapNL (uitvoeringsorganisatie Rijk voor subsidieverlening), stakeholders en individuele initiatiefnemers/bedrijven. De registratie van projecten zal nooit een compleet beeld kunnen geven van de reductie van CO2. Alles wat niet in een project is te vatten wordt niet gemeten. Een voorbeeld is de invloed van het gedrag van consumenten. Daarnaast wordt niet bijgehouden welke projecten meer CO2 veroorzaken, bijvoorbeeld door een nieuw gevestigd bedrijf in Overijssel. De genoemde getallen van CO2-reductie in dit uitvoeringsprogramma geven de jaarlijks berekende CO2-reductie weer.
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
11
3
Resultaten 2008-2010
De kaders van het Programma “Energiepact” zijn in juni 2008 vastgesteld. Hieronder wordt een overzicht gepresenteerd van de behaalde resultaten vanaf dat moment tot en met eind 2010. Per deelprogramma wordt onder andere ingegaan op de resultaten, inspanningen en succesfactoren.
3.1
Algemeen beeld Onderstaande tabel geeft een totaalbeeld van de resultaten van het Programma “Energiepact”. Per deelprogramma is weergegeven wat is gerealiseerd, wat nog in de pijplijn zit en wat de ambitie is. De getallen zijn bij elkaar opgeteld.
Bio-energie Windenergie Zonne-energie Bodemenergie Energiebesparing woningen Energiebesparing bedrijven Verkeer & Vervoer
Subtotalen per jaar Doelstellingen begroting
Realisatie 2008 123 7 0 17 17
Realisatie 2009 194 7 0 17 38
Realisatie 2010 293 7 2 31 36
Verwacht 2011 361 7 2 33 36
26
26
38
105
0
0
1
1
190
282
406
176
300
400
& bijdrage 2011 Ambitie t.o.v. 2017 2017 32% 1.140 11% 60 5% 30 47% 70 11% 330 21%
490
1%
80
545
25%
2.200
550
25%
2.200
Tabel 3.1 CO2-reductie overzicht 14-12-2010
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
13
Onderstaande figuur geeft de ontwikkeling van het Programma “Energiepact” visueel weer in de tijd.
2500
CO2-reductie in kiloton
2000
Verkeer & Vervoer Energiebesparing Bedrijven Energiebesparing W oningen Bodemenergie Zonne-energie W indenergie Bio-energie doelstellingen begroting
1500
1000
500
0 2008 2009 2010
2011 2012 2013 2014
2015 2016 2017
jaar
Het Programma “Energiepact” heeft in 2010 circa 15% van zijn ambitie gerealiseerd. De verwachting is dat dit met 10% zal toenemen in 2011 tot 25% van de totale ambitie. Verschillende deelprogramma’s ontwikkelen zich niet lineair in de tijd ten opzichte van de ambitie. Dit betekent dat het programma nu op schema ligt, maar dat met name de bijdrage van het Deelprogramma “Energiebesparingen bedrijven & woningen” bepalend is voor het behalen van de ambitie in 2017. De niet-lineaire ontwikkeling van het Deelprogramma “Energiebesparingen bedrijven & woningen” heeft verschillende redenen. Zo is het Deelprogramma “Energiebesparing bedrijven” een integraal programma. Het effect van dit deelprogramma kan bijvoorbeeld zijn dat bedrijven een WKO-installatie installeren of restwarmte wordt benut. Voor het Deelprogramma “Energiebesparingen bedrijven & woningen” geldt dat een aanlooptijd nodig is voordat de resultaten zichtbaar zijn. Voor het Deelprogramma “Verkeer & Vervoer” geldt dat de provincie hier weinig invloed op heeft. De vermindering van CO2-uitstoot zal door autonome ontwikkeling (schonere auto’s) worden gehaald. De SDE-regeling is bepalend voor het succes van het Deelprogramma “Zonne-energie”. Verwacht wordt dat de nieuwe SDE+-regeling negatief uitpakt voor zonne-energie. De provincie heeft zonne-energie opgenomen in haar subsidieregeling. De opgave voor Bio-energie ligt op schema evenals de opgave voor Bodemenergie. Als het gaat om het Deelprogramma “Windenergie”, is de verwachting dat projecten na 2011 worden gerealiseerd. Op basis van prognoses is dit meer dan de helft van de ambitie van 60 kton. Deze hoeveelheid is gebaseerd op een inschatting van de slagingskans van windenergieprojecten in Overijssel. Ten behoeve van de vergadering van de statencommissie RWD van 26 januari 2011 is hiervoor een overzicht van windenergieprojecten verstrekt. Het Deelprogramma “Verkeer & Vervoer” draagt voor 80 kton bij aan de CO2-reductie. Op dit moment is hiervan circa 1 kton reductie gerealiseerd. Deze besparing is gerealiseerd met de “Campagne stimuleren van rijden op groen gas” en doordat in de bus- en regiotaxiconcessies met nieuwe, schone voertuigen, waaronder groengasvoertuigen, wordt gereden. Daarnaast is er een landelijke tendens naar schonere kleinere voertuigen. De CO2-besparing hiervan is niet meegenomen in de gerealiseerde CO2-besparing.
14
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
3.2
Energiebesparing bedrijven en woningen Het Deelprogramma “Energiebesparing bedrijven en woningen” (820 kton) bestaat uit energiebesparing bij bedrijven (490 kton) en energiebesparing bij woningen (330 kton). De investeringsbereidheid van ondernemers en woningeigenaren zijn bepalend in het behalen van deze doelstellingen. Dit deelprogramma richt zich dan ook op het informeren van deze doelgroepen, het aanbieden van de mogelijkheden voor het uitvoeren van energieonderzoeken en het faciliteren bij de uitvoering van de besparende maatregelen. Deze inspanningen resulteren niet op de korte termijn in concrete CO2-reductie.
3.2.1
Energiebesparing bedrijven De provincie is eind 2009 gestart met de inzet op energiebesparing bij bedrijven. Hiervoor is aansluiting gezocht bij enthousiaste ondernemersverenigingen en gemeenten. Van de ambitie 490 kton CO2 te reduceren is op dit moment 38 kton gerealiseerd. Dit deelprogramma is relatief jong en heeft een aanloop nodig; eerst investeren en dan renderen. Verder is het programma sterk afhankelijk van de investeringsbereidheid van ondernemers in relatief slechte economische omstandigheden. De verwachting voor 2011 is gunstig. De realisatie van de stoomleiding Twence speelt hierin een belangrijke rol. Drie procent van de landelijke CO2-emissie toegekend aan bedrijven vindt plaats in de provincie Overijssel. Van deze drie procent wordt 70 procent geëmitteerd door bedrijven die niet aan de rijksconvenanten (MJA & MEE) meedoen. Er is een analyse gemaakt van de huidige instrumenten vanuit het Rijk en de programma’s bij andere provincies. Dit heeft geleid tot een Plan van Aanpak “Energiebesparing bij bedrijven”. In 2009 en 2010 zijn zes energie besparingsprojecten uitgevoerd. Binnen deze projecten is ingezet op het informeren en stimuleren van bedrijven tot het uitvoeren van energieonderzoeken via bijeenkomsten en workshops. Binnen de projectorganisatie is samengewerkt tussen ondernemersverenigingen, adviesbureaus, gemeenten en de provincie. In totaal zijn circa 1.500 ondernemers bereikt waarvan circa 200 energiescans hebben uitgevoerd. Het afgelopen jaar hebben wij ervaringen opgedaan met energieonderzoeken. Duidelijk is dat een energieonderzoek een goed instrument is om ondernemers inzicht te geven in hun energieverbruik en de mogelijkheden om te besparen. Om dit instrument zo optimaal mogelijk te benutten moet ingezet worden op de volgende succesfactoren: 1. Vergroten investeringsbereidheid. Het bieden van faciliteiten om de investeringsbereidheid bij ondernemers te vergroten. 2. Voorbeeldfunctie voor ondernemers die het goed doen. De kostenreductie als gevolg van energiebesparing is voor sommige ondernemers een klein deel van de bedrijfskosten. Een bijdrage aan het positieve imago kan de ondernemer zelf en andere bedrijven over de streep trekken. Het moet een “way of life” worden om bedrijfsmatig met energiebesparing om te gaan. 3. Stimuleren & handhaven. Vanuit de wetgeving is het uitvoeren van energiebesparende maatregelen verplicht met een terugverdientijd korter dan vijf jaar. De provincie en gemeenten hebben de mogelijkheid tot handhaven. In de praktijk gebeurt dit nog niet. De mogelijkheid tot handhaven weerhoudt ondernemers tot het uitvoeren van energieonderzoeken, omdat ondernemers hiermee inzicht geven in hun potentiële maatregelen. Aan de provincie en de gemeente is het de uitdaging een balans te vinden tussen enerzijds het stimuleren en subsidiëren van energieonderzoeken en anderzijds het handhaven op de wettelijke verplichting.
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
15
3.2.2
Energiebesparing woningen Van de ambitie van 330 kton CO2-reductie is 22 kton gerealiseerd. Daarmee is de voortgang in termen van CO2–reductie nog beperkt. Bekend is dat de aanpak energiebesparing bij woningen een kwestie is van “lange adem” en een zeer intensieve aanpak vergt. Waarbij de resultaten daarnaast ook nog eens afhankelijk zijn van de investeringsbereidheid en –mogelijkheden van woningeigenaren. In 2009 en 2010 zijn echter enkele belangrijke bouwstenen gelegd, waar de komende jaren op voortgebouwd kan worden. De verwachting is dat dit meer en meer besparingsrendement laat zien. Een eerste voorbeeld van die bouwstenen zijn de energieloketten en financiële instrumenten (duurzaamheidsleningen of -subsidies) die in 2009 en 2010 met steun van de provincie in elf gemeenten zijn gerealiseerd. Er zijn afspraken gemaakt met nog eens drie gemeenten. Tevens is de basis gelegd voor de verdere uitrol bij naar verwachting nog eens acht gemeenten in 2011. De gedachte achter de energieloketten is dat woningeigenaren één aanspreekpunt hebben voor al hun vragen rond energiebesparing. Het is belangrijk dat deze loketten dicht bij woningeigenaren zijn georganiseerd en onafhankelijk zijn. Daarom is het logisch dat de provincie hierin samenwerkt met gemeenten. In 2009 en 2010 zijn via de gemeenten prestatieafspraken gemaakt met woningcorporaties in Overijssel. Voorts is een koplopergroep geformeerd van zes corporaties. Hiermee worden ambities op het gebied van energiebesparing geformuleerd. Tussen deze corporaties en de provincie zijn knelpunten geïnventariseerd en mogelijkheden voor versnelling besproken. Hieraan wordt in 2011 een vervolg gegeven door middel van een convenant. De volgende succesfactoren zijn van belang voor de verdere ontwikkeling van dit deelprogramma: - het in 2010 gehouden symposium “gemeentelijke energieloketten” bleek in een behoefte van gemeenten te voorzien. Gemeenten leren graag van elkaar en verwachten een stimulerende en faciliterende rol van de provincie; - de planvorming en realisatie van energieloketten en financiële instrumenten bij gemeenten kent een aanzienlijke doorlooptijd. Ook nadat het loket is ingericht is er een aanzienlijke doorlooptijd. Het gaat dan om het doorlopen van een oriëntatie-, advies- en besluitvormingstraject van geïnteresseerde woningeigenaren; - de resultaten van de eerste energieloketten zijn bemoedigend. Het creëren van een constant en duidelijk speelveld lijkt een belangrijke randvoorwaarde voor succes.
3.3
Windenergie (op land) De ambitie van het Deelprogramma “Windenergie” is 60 kton CO2-reductie. De realisatie daarvan wordt mede ingegeven door de doelstelling vanuit de Omgevingsvisie. In de Omgevingsvisie Overijssel is enerzijds als doelstelling geformuleerd de realisatie van ten minste 80 MW in 2020. En anderzijds de inpassing van windmolens op basis van een goed landschappelijk ontwerp conform de gebiedskenmerken. Op dit moment zijn in de provincie drie windmolens operationeel met een totale capaciteit van 6 MW. Ruimtelijk is op dit moment zo’n 30 MW aan windcapaciteit gereserveerd in bestemmingsplannen. Initiatiefnemers willen de komende maanden windmolens gaan bouwen en/of wachten op alle benodigde vergunningen voor de bouw van windmolens. Voor het kansrijke zoekgebied Dedemsvaart Zuid is een landschapsvisie gemaakt. Voor verschillende locaties in Steenwijk, Dalfsen, Kampen en Zwolle zijn stappen gezet voor de benodigde vergunning (nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening en Natuurbeschermingswet). In 2010 is de Crisis- en Herstelwet in werking getreden die voor windparken tussen 5 en 100 MW de provincie de verplichting geeft tot het opstellen van een inrichtingsplan. Er zijn nog geen concrete verzoeken gedaan en er zijn ook nog geen nieuwe turbines gebouwd.
16
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
3.4
Bio-energie De ambitie van de provincie, reductie van 2.200 kton in 2017 ten opzichte van 1990, zal voor circa 60% behaald worden door duurzame energieopwekking en dan vooral uit biomassa. Willen wij deze doelstelling halen, dan zal het aantal vergistingsinstallaties tot 2017 fors moeten groeien. Op dit moment zijn naast een tweetal grote bio-energiecentrales en vele kleine houtverbranders zeven mestvergisters, één GFT-vergister, twee zuiveringen met slibvergisting en acht stortgasproductie-locaties operationeel. Het beoogde resultaat om, begin 2011, 20 tot 25 vergistingsinstallaties in Overijssel operationeel of gepland te hebben, is niet gehaald. In 2009 waren er voldoende initiatieven, maar in de praktijk bleken veel initiatieven niet te worden doorgezet. Dit heeft te maken met een aantal knelpunten, onderstaand de drie voornaamste: - de installaties zijn moeilijk rendabel te maken zonder exploitatiesubsidie (SDE); - de wijze van ruimtelijke inpassing is onbekend terrein; - gebrek aan kennis bij de initiatiefnemers over de door te lopen wettelijke procedures bij de oprichting van een bio-energie-installatie. Om de knelpunten weg te nemen hebben wij het afgelopen jaar ingezet op volgende sturingsinstrumenten. 1. Kansenkaart bio-energie Overijssel. Als eerste provincie heeft Overijssel begin 2010 een digitale kaart gelanceerd met informatie over beschikbaarheid van biomassa en toepassing van biogas en warmte. 2. Ruimtelijke inpassing vergistinginstallaties. In maart 2010 is een Bestuurlijke Energiebrief naar alle gemeentelijke bestuurders gestuurd. Hierin is het belang van windenergie en bio-energie onderstreept. Tevens is aangegeven dat de provincie, vanuit de crisis- en herstelwet, de bevoegdheden heeft om een inpassingsplan te maken. In november 2010 is een themadag “Bio-energie” gehouden voor alle gemeenten, waar het belang van de ruimtelijke inpassing van vergisters in het buitengebied centraal stond. Ook zijn in 2010 de vestigingslocaties op industrieterreinen voor grote vergisters in beeld gebracht en op de Bio-kansenkaart gezet. 3. Extra financiële ondersteuning. In de energietender van 2009 konden mestvergisters met meer dan een 0,5 kiloton CO2-reductie in aanmerking komen voor een verhoogde subsidie. Koploperprojecten werden buiten deze subsidieregeling ondersteund. Naast subsidies is voldoende vraag en draagvlak ontstaan voor andere vormen van financiële ondersteuning. 4. Toolkit voor vergunningverlening. De handleiding voor vergunningverlening is eind 2009 op onze site geplaatst. 5. Lobby SDE. De basisbijdragen vanuit de SDE-regeling waren te laag om een sluitende exploitatie te krijgen. Tevens stond het beschikbare budget SDE niet in verhouding tot het aantal aanvragen. De lobby SDE was er vooral op gericht om de basisbijdragen en het budget te verhogen. 6. Intern Serviceteam. Er is een intern serviceteam ingesteld voor het oplossen van knelpunten bij diverse bioenergieprojecten. Het Project “Stimuleringsloket biogas voor de agrarische sector” stond gepland voor 2010. Dit project heeft vertraging opgelopen en zal medio 2011 met een digitaal loket geopend worden.
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
17
In het afgelopen jaar is samengewerkt met onze bio-energieconsulent, het Bio Energiecluster Oost Nederland (BEON) en de provincie Gelderland. De gezamenlijke inspanningen hebben geresulteerd in enkele spraakmakende innovatieve koploperprojecten in Overijssel, zoals: - GFT-vergister van ROVA op de Hessenpoort in Zwolle; - pyrolyse-oliefabiek van BTG-BTL op het Akzo-terrein in Hengelo (gepland); - pilot kunstmestvervanger in Heeten; - prototype minivergister in Langeveen; - bio-ethanolfabriek in Hardenberg (gepland); - industriële monovergister van OLA (in aanbouw); - torrefractie-installatie “Stamproy Green Investments” in Steenwijkerland. Indien alle beschikbare biomassa in Overijssel wordt omgezet in biogas of warmte moet de infrastructuur daarop toegesneden zijn. Om die reden zijn wij in 2009 begonnen met het overleggen met netbeheerders in Overijssel over hoe de infrastructuur er dan uit moet zien. Dat leidt in 2011 tot het Masterplan “Groen Gas Overijssel”, waar voor kansrijke clusters biogasprojecten ontwikkeld zullen worden. In paragraaf 3.6 en 4.6 wordt hier nader op ingegaan.
3.5
Bodemenergie en restwarmte Bodemenergie Het Deelprogramma “Bodemenergie en restwarmte” ontwikkelt zich in de tijd in lijn met zijn ambitie. Dit komt met name doordat WKO-installaties vaak worden toegepast. De provincie heeft hierin een rol als vergunningverlener. Mede vanuit de ‘Visie op de ondergrond’ worden aanvragen voor WKO-installaties beoordeeld. Hierdoor vindt meer sturing plaats dan alleen vanuit het principe “wie het eerst komt, wie het eerst pompt”. In Overijssel zijn de afgelopen periode 50 open WKO-installaties gerealiseerd. Verder is door het team Bodem de Bodemkansenkaart opgeleverd. Dit geeft meer inzicht in de locaties in Overijssel waar WKO-installaties gerealiseerd zijn en waar ze toegepast kunnen worden. Het Project “Aardwarmte Koekoekspolder” is het eerste geothermieproject in Noordoost-Nederland. Het is het eerste project in Nederland waarbij een groep (cluster) van tuinders naar aardwarmte gaat boren. De provincie heeft hierin een rol vervuld als projectontwikkelaar en het faciliteren van het vooronderzoek, zoals het uitvoeren van het haalbaarheidsonderzoek, het geologisch onderzoek en het opstellen van de businesscase. Verder heeft de provincie voor het gebied de opsporingsvergunning aangevraagd en gekregen. Om het project mogelijk te maken hebben de provincie en de gemeente Kampen een lening verstrekt van respectievelijk € 4,5 miljoen en € 2,2 miljoen. Voor het (gedeeltelijk) wegnemen van financiële risico’s, heeft de provincie zich garant gesteld voor een bedrag van maximaal € 2,4 miljoen. Het project wordt in 2011 gerealiseerd. Na realisatie levert het Project “Aardwarmte Koekoekspolder” in totaal 7 kton aan CO2-reductie op. Restwarmte Restwarmte is bijvoorbeeld warmte die vrijkomt bij productieprocessen van bedrijven of verbranding van afval. De restwarmte die niet benut kan worden binnen een bedrijf kan via bijvoorbeeld een warmtenet beschikbaar worden gemaakt voor andere bedrijven of woonwijken. Een aansprekend project waarbij restwarmte is gebruikt, is de levering van warmte door Twence aan wijkcentrale Marsstede in Enschede en aan AkzoNobel. De warmte wordt gebruikt in het grootschalige warmtenet in Enschede. Hiermee worden ruim 5.000 woningen verwarmd. Met dit project wordt circa 10 kiloton CO2-reductie gerealiseerd3.
3
Het effect, de CO2-besparing, komt terecht bij woningen en is als resultaat opgenomen binnen het Deelprogramma “Energiebesparingen Woningen”.
18
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
3.6
Energie-infrastructuur + warmtenetten Het Deelprogramma “Energie-infrastructuur” is erop gericht een verbinding te maken tussen producenten en consumenten. De opwekking van duurzame energie vindt nu plaats in de vorm van bio-energie, zonne-energie of bodemenergie. Initiatieven kunnen alleen slagen als de opgewekte energie afgezet kan worden door de producent. De provincie Overijssel wil eraan bijdragen dat de energie-infrastructuur erop voorbereid is om alle duurzaam geproduceerde energie van producent naar consument te kunnen transporteren. Hierin wordt onderscheidt gemaakt in: - Groen Gas; - elektriciteit/Smart Grids; - en warmtenetten. Groen Gas Groen Gas is tot aardgaskwaliteit opgewaardeerde biogas. Van de provinciale doelstelling om 2.200 kton CO2 te reduceren in 2017 moet de helft op basis van biomassa worden gerealiseerd. Groen Gas maakt hiervan een belangrijk onderdeel uit. Om die reden ligt het zwaartepunt met betrekking tot de energie-infrastructuur op Groen Gas. Eind 2009 is een periodiek overleg gestart met de netbeheerders Enexis, Cogas, Rendo en GTS om de meest kansrijke clusters voor Groen Gas in kaart te brengen. Onze digitale Kansenkaart bio-energie Overijssel is hierbij een belangrijk hulpmiddel. Mede naar aanleiding van de digitale kansenkaart zijn werksessies gestart met netwerkbedrijven met als doel kansen te benoemen en te benutten. In 2011 wordt gewerkt aan een Masterplan “Groen Gas”. In paragraaf 4.6 wordt dit verder toegelicht. Elektriciteit/ Smart Grids In 2010 zijn contacten gelegd met Enexis met betrekking tot het onderwerp Smart Grids. Enexis wil de komende jaren twee pilots realiseren in nieuwbouw en/of renovatiewijken. Wij hebben tot doel om minimaal één van deze pilots in de provincie Overijssel te realiseren. Er is een inventarisatieronde langs de Overijsselse gemeenten gehouden om in beeld te krijgen waar nieuwbouw of renovatielocaties zijn die voldoen aan de criteria om aan een pilot deel te kunnen nemen (100 tot 400 woningen; oplevering in 2012/2013). Warmtenetten Een warmtenet is een infrastructuur van pijpleidingen die warmteaanbieders, meestal over een grote afstand, verbindt met warmtevragers. Dit kan een verbinding zijn van twee naast elkaar gelegen bedrijven of een bedrijf met woningen of kantoren. Een aansprekend project is “Warmtenet Hengelo BV”. Gemeente Hengelo heeft “Warmtenet Hengelo” opgericht. Voor dit project stelt de provincie een lening van € 1,8 miljoen beschikbaar aan de gemeente Hengelo. Bij de Europese Commissie vindt een staatssteuntoets plaats. Na goedkeuring van de Europese Commissie zal de lening worden omgezet in een deelneming. Warmtenet Hengelo i.o. is intussen gestart met een aantal projecten waarbij een woonwijk, een gezondheidspark, een school, een kantoor of een bedrijf wordt aangesloten op een duurzaam gestookte (wijk)centrale. Op termijn zullen deze wijkprojecten aan elkaar gekoppeld worden via een ringleiding die gevoed zal worden met de restwarmte van AKZONobel.
3.7
Pilots Duurzaam Dorp & Energie neutrale organisatie Duurzaam Dorp In 2010 is het (sub)Programma “Duurzame Dorpen” van start gegaan met een eenmalig budget van € 3,5 miljoen. De provincie Overijssel organiseert dit programma in samenwerking met de Saxion Hogeschool en met Natuur en Milieu Overijssel.
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
19
Het programma heeft als doel woongemeenschappen in de vorm van dorpen op het platteland èn in de stedelijke omgeving (stadsbuurten) te stimuleren en te faciliteren om zelf met ideeën en initiatieven te komen om hun gemeenschap te verduurzamen. In dit verband betekent “verduurzamen” zo goed mogelijk scoren op reductie van CO2-uitstoot. In het afgelopen jaar zijn tien woongemeenschappen (negen dorpen en een stadsbuurtje-inontwikkeling) geworven, die met ideevorming aan de slag zijn gegaan. De 10 pakketten van ideeën zijn vervolgens beoordeeld zowel door een jury van deskundigen als door het publiek. Deze beoordeling leverde een hoofdwinnaar op: het dorp Hoonhorst, die met een ondersteuning van € 1,5 miljoen haar ideeën in uitvoering mag brengen. De dorpen Fleringen, Heeten en Ommerkanaal werden respectievelijk tweede, derde en vierde. Heeten kreeg de publiekprijs. Deze drie dorpen hebben een budget van € 200.000,--, voor uitvoering van hun investeringsprogramma . De overige zes woongemeenschappen hebben elk € 50.000,-- voor uitwerken en uitvoeren van projecten. Aan alle projecten is de nadrukkelijke voorwaarde gesteld, dat ervaringen worden gedeeld met andere woongemeenschappen, of zij nu wel of niet behoren tot de “Duurzame Dorpen”. Energieneutrale organisatie De vleugel van het provinciehuis heeft op een dak een installatie gekregen met zonnecellen die zijn geïntegreerd in de dakbedekking. In 2010 is een begin gemaakt met het ombouwen van het steunpunt Beukers naar een energieneutrale locatie.
3.8
Overige projecten: Duurzame mobiliteit en Zonne-energie Duurzame mobiliteit Op het gebied van duurzame mobiliteit heeft de provincie een rol als aanjager en versneller van ontwikkelingen die leiden tot CO2-reductie. De uitstoot van CO2 kan verminderd worden door: 1. afname van het aantal voertuigen of voertuigbewegingen. Hierbij kan gedacht worden aan het bevorderen van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, gedeeld autogebruik of verbeteren van de logistiek van het vervoer; 2. lagere uitstoot bij voertuigen op fossiele brandstoffen. Hieronder vallen de ontwikkeling van zuinigere motoren, hybride technieken en het bijmengen van andere brandstoffen; 3. overgang naar voertuigen op hernieuwbare brandstoffen. Er zijn inmiddels voertuigen die kunnen rijden op groen gas (biogas opgewerkt naar aardgaskwaliteit), bio-ethanol, biodiesel en elektriciteit. Daarnaast wordt waterstof als een toekomstige brandstof gezien. De provincie is concessieverlener voor de bus en de regiotaxi en probeert daarbij het gebruik van openbaar vervoer te stimuleren. Met fietsimpuls (Programma “Fiets” 2009-2011) probeert de provincie het fietsgebruik in Overijssel te bevorderen. In 2009 en 2010 zijn in de concessies voor bus en regiotaxi voorwaarden voor het verkrijgen van milieuvriendelijke voertuigen opgenomen. Dit heeft erin geresulteerd dat in de concessie Noordwest-Overijssel sinds augustus 2010 wordt gereden met de op dat moment schoonste dieselbussen. In concessies van de regiotaxi Salland en Noordwest-Overijssel wordt met de schoonste dieselvoertuigen en CNG-voertuigen gereden. Op Europees en landelijk niveau worden maatregelen ingezet die de uitstoot van voertuigen reduceert. Het gaat om het hanteren van uitstootnormen voor nieuwe voertuigen en fiscale stimulering voor voertuigen met een lage CO2-uitstoot. Door maatregelen op Europees en nationaal niveau worden auto’s steeds schoner en zuiniger en neemt de CO2-uitstoot af. De provincie wil dit proces versnellen. In 2009 en 2010 liep in de provincie de campagne “stimuleren van rijden op aardgas en groen gas”.
20
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
Eind 2009 kon bij drie tankstations in Overijssel aardgas getankt worden. Eind 2010 is dit aantal meer dan verdubbeld tot zeven; Almelo, Enschede, Hengelo (2x), Steenwijk, Wezepe en Zwolle. Bij twee van deze tankstations kan groen gas getankt worden. Eind 2010 zijn in Overijssel 194 CNG-voertuigen (voertuigen die rijden op aardgas en groen gas) geregistreerd. De CO2-uitstoot van een auto op groen gas is vergelijkbaar met een elektrische auto en slechts 25% van de uitstoot van een auto op benzine of diesel. De provincie heeft in 2008 een groot deel van haar wagenpark vervangen. Omdat in 2008 Almelo reeds een aardgastankstation was, rijden hier twee provinciale CNG-auto’s. Zonne-energie Via de landelijke subsidie (SDE-regeling) is met zonne-energie een reductie gerealiseerd van 1 kton CO2. Naar aanleiding van de motie Evering (november 2007) is in 2008 samen met LTO-Noord het Project “ Asbest van het dak Energie in het bedrijf” uitgevoerd. Hiermee is 151,89 kWp aan zonnepanelen geïnstalleerd waarmee jaarlijks een uitstoot van 63 ton CO2 wordt vermeden. Met dit project is circa 4.900 m2 asbestdak gesaneerd. Verder is via de tenderregeling een aantal grote projecten in Zwolle, Deventer en Salland in voorbereiding. De verwachte CO2-reductie van deze projecten is 371 ton. Ook op het provinciehuis is 150 m2 zonnepanelen geïnstalleerd met een geïnstalleerd vermogen van 10 kWpiek. Hiermee wordt circa 4,5 ton CO2 gereduceerd.
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
21
4
Inzet & aanpak 2011
Welke inspanningen gaan wij leveren om de doelstelling van 550 kton CO2-reductie te halen in 2011? In dit hoofdstuk wordt per deelprogramma de inspanningen weergegeven.
4.1
Energiebesparing bedrijven en woningen
4.1.1
Energiebesparing bedrijven De energiebesparing bedrijven richt zich met name op MKB-bedrijven in Overijssel. Het Rijk maakt in het kader van de Meerjarenafspraak energie-efficiency ETS-ondernemingen (MEE) afspraken met de grotere bedrijven in Overijssel. De CO2-emissie van ETS bedrijven ligt met 856 kton op 29% van de totale emissie van de bedrijven in Overijssel. De overige MJA-bedrijven zijn met circa 70 kton verantwoordelijk voor ongeveer 3% van de emissie. Dit betekent dat 68% wordt geëmitteerd door bedrijven die niet deelnemen aan een convenant. Om energiebesparing bij deze groep bedrijven te stimuleren wordt ingezet op de volgende actielijnen: 1. faciliteren van energieonderzoeken en met kennisborging; 2. energieleningen voor MKB-bedrijven; 3. onderscheiding: de groene spaarlamp; 4. handhaving op en naleving van energie. Onderstaand is per actielijnen weergegeven wat wij willen bereiken. 1. Faciliteren van energieonderzoeken en kennisborging. Er wordt een centraal aanspreekpunt opgezet waar individuele bedrijven een gestandaardiseerde energiescan kunnen aanvragen. Gegevens van uitgevoerde energiescans worden centraal verzameld en geregistreerd. Kleinere bedrijven hebben hiermee de mogelijkheid een energiescan aan te vragen zonder uitgebreide projectorganisatie. Voor gezamenlijke onderzoeken, zoals op een bedrijventerrein of een groep grotere bedrijven met een specifiek energieonderzoek, bestaat een subsidiemogelijkheid. De energieonderzoeken dienen uitgebreider te zijn dan het standaardenergieonderzoek. En er worden duidelijke afspraken gemaakt betreffende de verhouding tussen de kosten voor de projectorganisatie en de kosten voor de energieonderzoeken. Gegevens van deze onderzoeken worden ook via het centrale aanspreekpunt verwerkt. Door deze centrale verwerking komt informatie beschikbaar waaruit de provincie projecten kan destilleren. 2. Energieleningen voor MKB-bedrijven. Het investeren in energiebesparende maatregelen wordt gestimuleerd door de uitgifte van leningen met lage rentes. De invulling, de uitvoering en het beheer worden onderzocht in het kader van duurzaam energiefonds.
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
23
3. Onderscheiding: de groene spaarlamp. Voor het stimuleren van de uitvoering van de maatregelen wordt het communicatiemiddel ingezet van een onderscheiding “de groene spaarlamp”. Ondernemers die de maatregelen met een terugverdientijd van <3 jaar hebben uitgevoerd komen hiervoor in aanmerking. 4. Vergunningverlening en Handhaving zetten in op naleving van energie. Energie zal onderdeel gaan uitmaken van elke vergunning (WABO). De standaarden voor de vergunningen worden hiertoe aangepast. Vanuit Handhaving wordt een project uitgevoerd bij provinciale bedrijven met energie in hun vergunning. In het kader van dit project wordt geïnventariseerd wat het huidige energieverbruik is, of er energievoorschriften zijn opgenomen in de vergunning en of deze geactualiseerd moeten worden. Energiescans zijn een goed instrument om ondernemers te stimuleren tot het nemen van energiebesparende maatregelen. De verwachting is dat het aantal uitgevoerde Energiescans zal toenemen als er meer duidelijkheid komt over de wijze van handhaven door gemeenten en provincie. Het idee is dat wanneer ondernemers de zekerheid hebben dat zij ruim de tijd krijgen tot het uitvoeren van de maatregelen dit leidt tot meer energieonderzoeken en uiteindelijk tot meer uitgevoerde maatregelen. In de overleggen met Handhaving en Vergunningverlening van de provincie, en in de overleggen met gemeenten, wordt dit onderwerp verder besproken.
4.1.2
Energiebesparing woningen In het jaar 2011 wordt, door middel van een convenant, ingezet op afspraken met woningbouwcorporaties. Het gaat in eerste instantie om zes koplopers met een woningvoorraad van meer dan 50.000 woningen, waarvan ongeveer 40.000 woningen met een lagere energielabel dan B. De concrete ambitie van de koplopergroep wordt nader vastgesteld. Het idee is dat woningbouwcorporaties die nog niet willen of kunnen aansluiten, dit in een later stadium alsnog kunnen doen. Het doel van het convenant is de huidige ambitie, een afspraak tussen het Rijk en de overkoepelende woningbouwcorporaties, te verdubbelen. Het gaat om een verdubbeling van de ambitie van 60 kton naar 120 kton CO2-reductie. Omdat de woningbouwcorporaties ook tussen 1990 en 2010 verbeteringen hebben aangebracht aan hun woningen, wordt de totale CO2-reductie in 2017 geraamd op 200 kton. Bij de energiebesparing in de woningbouw richt de aanpak zich naast de groep woningcorporaties ook op de grote groep particuliere woningeigenaren. Van de 460.000 woningen zijn 283.000 woningen (62%) in particulier bezit. De particuliere woningeigenaren zijn (nagenoeg) niet georganiseerd en beslissen individueel ten aanzien van energiebesparing. Het besparingspotentieel, de omvang en diversiteit van de groep vraagt om een aparte benadering en aanpak. Naast het creëren van meer eenduidigheid in aanpak en een constant en duidelijk speelveld spelen naar verwachting daarbij ook andere factoren een rol. Doelstelling voor 2011 is deze factoren nader in beeld te brengen en op basis hiervan een Plan van Aanpak op te stellen voor een versnelling in realisatie van energiebesparing bij particuliere woningeigenaren. Voor 2011 omvat deze aanpak onder andere de volgende actielijnen: 1. faciliteren van energieloketten bij gemeenten; 2. faciliteren van duurzaamheidleningen of -subsidies via gemeenten; 3. ontwikkelen kennisinfrastructuur bij gemeenten; 4. ontwikkelen Plan van Aanpak voor schaalsprong. 1. Faciliteren van energieloketten bij gemeenten. Er is ten aanzien van energiebesparing bij particuliere woningeigenaren gekozen voor een benadering via de energieloketten bij gemeenten (als lokale overheid met directe contacten met betrokken burgers). Inzet voor 2011 is het uitbreiden van het huidige aantal met acht gemeenten naar in totaal 19 gemeenten met een energieloket.
24
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
2. Faciliteren van duurzaamheidleningen of -subsidies. Met de energieloketten voorzien gemeenten in de informatiebehoefte van woningeigenaren. Het aanbieden van een financieringsmogelijkheid heeft een versnellend effect op de uitvoering van maatregelen. In 2011 zijn de inspanningen er ook opgericht dat deze loketten ten minste één financieringsinstrument (lening of subsidie) kunnen aanbieden. 3. Ontwikkelen kennisinfrastructuur bij gemeenten. Het symposium over “Gemeentelijke energieloketten”, dat medio 2010 is georganiseerd, heeft duidelijk gemaakt dat gemeenten behoefte hebben aan kennisoverdracht rond dit thema. Zij leren graag van elkaars ervaringen. Om in deze behoefte te voorzien zal ook in 2011 aandacht geschonken worden aan informatie-uitwisseling tussen en met gemeenten. 4. Ontwikkelen Plan van Aanpak voor schaalsprong. De resultaten van de eerste energieloketten zijn bemoedigend. Willen wij de ambitie halen, dan is een schaalsprong nodig. Op dit moment hebben wij ervaringen opgedaan in verschillende gemeenten. De benaderingswijze door gemeenten wordt doorontwikkeld. Op basis van die uitkomsten zal vervolgens een grootschalige uitrol plaatsvinden.
4.2
Windenergie (op land) Voor het jaar 2011 is in termen van MegaWatt een tussendoel gesteld van realisatie van 40 MW. De verwachting is dat deze tussendoelstelling niet wordt gehaald in 2011. Er zijn voldoende initiatieven, maar het draagvlak binnen de gemeentelijke politiek is niet groot. De rol van de provincie wordt bepaald door de opstelling van een gemeente. Hierin worden twee fasen onderscheiden. a. de fase tot het moment van besluitvorming: wel/niet inpassen van windenergie. De provincie vervult in deze fase geen actieve rol. Wel heeft zij door middel van de Energiebrief gemeenten geïnformeerd over het belang van inpassing van windenergie. In deze fase ziet de provincie toe op het versterken van het inhoudelijke karakter van de inpassing. Ook kan zij gemeenten ondersteunen door begeleiding, het maken van prestatieafspraken, het afsluiten van convenanten en het voeren van bestuurlijk overleg en in deze overlegsituaties stimulatie van windenergie vooropstellen. b. De fase nadat het besluit door de gemeente tot inpassing, positief of negatief, is genomen. Binnen deze fase kan de provincie twee routes bewandelen. Op het moment dat een gemeente negatief besluit, zal de provincie al dan niet op verzoek van een initiatiefnemer een inpassingsplan moeten opstellen. De regie hiervan ligt compleet bij de provincie. Op het moment dat een gemeente positief besluit ligt de regie bij de desbetreffende gemeente. In de kansrijke zoekgebieden willen wij ons actief profileren. In de overige gebieden zullen wij ons passief opstellen. Voor de beoordeling van de inpassingsplannen wordt aan de Staten ter vaststelling de Notitie Windenergie en Openheid voorgelegd. De verwachting is dat in 2012 initiatieven op het gebied van windenergie gerealiseerd en operationeel zijn.
4.3
Bio-energie In 2011 wordt verder gegaan op de ingeslagen weg, voor het opwekken van duurzame energie uit biomassa. Dit betekent onder andere dat koploperprojecten worden ondersteund die belangrijk zijn voor Overijssel en daarbuiten. Ook andere biomassaprojecten die bijdrage aan het behalen van de CO2-reductie doelstelling worden ondersteund.
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
25
Voor de komende tijd zijn enkele (grote) biovergisters gepland, die of al landelijke subsidie (SDE) toegekend hebben gekregen en kunnen bouwen, danwel dit jaar naar verwachting een gunstig klimaat hebben door de vernieuwde SDE+ in 2011. Desondanks moeten wij alle zeilen bijzetten om vooral het aantal vergistingsinstallaties te laten groeien. Het Bio-energiecluster Oost Nederland als mede ook onze bio-energieconsulent gaan ons hierbij weer helpen. In 2011 wordt ingezet op de volgende speerpunten. Project “Biomassa uit landschap en natuur”. Het doel van het project is het benutten van biomassa die vrijkomt bij het onderhoud van landschap en natuur. Het gaat voor een groot deel om houtachtige stromen, maar ook natuurgras en andere (natte) biomassa. Subsidieregeling innovatieve biobrandstoffen. De provincie Overijssel is sterk op het gebied van hoogwaardige biobrandstoffen. Dat leidt onder meer tot de bouw van een eerste pyrolyse-oliefabriek in Nederland. De fabriek komt in Hengelo te staan. Omdat de kosten voor de productie van deze olie nog niet kunnen concurreren met fossiele brandstoffen, wordt een deel van de meerkosten in de vorm van een exploitatiesubsidie vergoed. Hiervoor wordt een aparte subsidieregeling opgesteld. Stimuleringsloket en pilot voor één loket voor vergunning en subsidie. De uitkomst van de Themadag “Bio-energie” van november 2010 resulteerde onder andere in het plan om in 2011 een pilot uit te voeren voor één loket voor initiatiefnemers van bio-energieinstallaties. Bij dit loket kan gelijktijdig de benodigde vergunningen alsmede ook mogelijke subsidies worden aangevraagd. Verder zal door diverse partijen een digitaal stimuleringsloket biogasprojecten worden gelanceerd. Hier kunnen agrarische ondernemers informatie vergaren over biogasprojecten. Via dit digitale loket kunnen eenvoudige eerste scans ten aanzien van de haalbaarheid worden uitgevoerd. Stappenplan vervangt Toolkit vergunningverlening. Door de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) zijn ingrijpende wettelijke en procedurele wijzigingen op het gebied van vergunningverlening opgetreden. Ook wordt het Activiteitenbesluit binnenkort weer aangepast. Hierdoor is de Toolkit vergunningverlening inmiddels verouderd. De beslisbomen voor vergunningverlening zijn eveneens complexer geworden en worden nu door het Omgevingsloket voldoende gefaciliteerd. Om die redenen wordt de Toolkit vervangen door een algemeen Stappenplan voor bio-energieprojecten, zodat een ondernemer de eerste hulp krijgt op weg naar planontwikkeling voor een energieproject. Een verwijzing naar ondersteunende websites voor vergunningverlening maakt hiervan deel uit. Aanzet Project “Biobased economy”. Het beleid van het Energiepact richt zich wat biomassa betreft op dit moment in hoofdzaak op duurzame energieproductie. Aan de andere kant zijn er diverse innovatieprojecten in Overijssel die biomassa inzetten als groene grondstof. Het benutten van groene grondstoffen voor productieprocessen is een biobased economy. Dit beleidsveld is op dit moment nog onderbelicht. Mede gezien de aandacht voor dit thema vanuit het Interprovinciaal Overleg (IPO) en vanuit de Europese Commissie willen wij een eerste aanzet geven voor provinciaal overkoepelend beleid inzake “Biobased economy”. Naast deze speerpunten wordt vanwege het succes ook in 2011 weer een Bio-energiedag georganiseerd. En voor het eerst een symposium door en met de waterschappen over hun energieprojecten. De Kansenkaart bio-energie zal begin 2011 uitgebreid worden met onder andere gegevens voor thermische biomassaprojecten en mogelijke vestigingslocaties. Overijssel zal ambtelijk tevens blijven participeren in landelijke netwerken. Tot slot wordt actief meegewerkt aan een tweetal Interreg-projecten, te weten het majeure Project “Groen Gas” en aan BIORES.
26
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
4.4
Bodemenergie & Restwarmte Bodemenergie. De recent opgeleverde Bodemkansenkaart geeft inzicht in kansrijke locaties in Overijssel om energie in de bodem te benutten. Hierin worden restrictie-, regie- en vrije gebieden onderscheiden. De Bodemkansenkaart en de Visie op de Ondergrond zijn het vertrekpunt om de inzet en aanpak voor 2011 en verder te bepalen. Centraal staat de vraag: hoe groot is de potentie van bodemenergie in regie- en vrije gebieden en hoe kunnen wij die zo optimaal mogelijk benutten? Op gebied van bodemenergie (geothermie) zal dit jaar de eerste aardwarmtebron (doublet) worden gerealiseerd in de Koekoekspolder. Indien deze eerste bron een succes is, zullen er in de polder een tweede en mogelijk ook een derde aardwarmtebron volgen. Daarnaast zullen elders in de provincie vergelijkbare initiatieven worden ontwikkeld. Restwarmte. Er zijn meerdere bedrijven (bronnen) in Overijssel die restwarmte hebben. In 2011 worden deze bedrijven in kaart gebracht en worden de kansen benoemd van het benutten van deze bronnen.
4.5
Energie-infrastructuur + warmtenetten Groen Gas. Eind 2010 is gestart met de pilot “Groen Gas Salland”. De provincie, de gemeente Olst-Wijhe, Saxion, Enexis en ROVA werken hierin samen om de kansen voor Groen Gas-productie in deze regio te vertalen in een concreet project. Het doel van de pilot en cluster is het vertalen van kansen in concrete projecten als het gaat om de productie en afzet van groen gas. De pilot loopt vooruit op het opstellen van het Masterplan “Groen Gas” en maakt hier integraal onderdeel van uit. In 2011 wordt het Masterplan “Groen Gas” uitgewerkt. In dit masterplan zijn de meest kansrijke clusters (potentiële Groen Gas-producenten, grote energiegebruikers, actuele infrastructuur) geïdentificeerd. Dit is gezamenlijk door de provincie en de vier netwerkbeheerders (Enexis, Rendo, Cogas en GTS) gedaan. Ook worden partijen betrokken uit de overige onderdelen van de Groen Gas-waardeketen (productie, transport, afzet). In Overijssel zijn vier Groen Gas-clusters geïdentificeerd die op korte termijn (<2,5 jaar) kansrijk zijn. De ervaringen uit de pilot Groen Gas Salland worden gebruikt in deze Groen Gas-clusters. Elektriciteit/ Smart Grids. Enexis heeft plannen in Nederland om twee pilotprojecten voor Smart Grids te realiseren. De provincie heeft tot doel dat een van de twee pilots in Overijssel wordt gerealiseerd. Op basis van een inventarisatie wordt een selectie gemaakt van de meest kansrijke locaties in Overijssel. Met Enexis wordt vanuit de lijst met kansrijke locaties gezocht naar een concrete invulling van de pilot. Warmtenetten. In 2011 zullen alle bestaande warmtenetten in Overijssel in beeld gebracht worden. Daarnaast zal op basis van restwarmtebronnen en warmtevragers potentiële warmtenetten in kaart gebracht worden.
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
27
4.6
Pilots Duurzaam Dorp & Energie neutrale organisatie Duurzaam Dorp. Na de eerste ronde Duurzaam Dorp in 2010 met Hoonhorst als “winnaar” volgt een tweede ronde in 2011. De opzet blijft dezelfde: wij kiezen de beste plannen van 2011. Ten opzichte van 2010 worden de “Planet-doelstellingen” (minder en schonere energie) bovengeschikt aan “People-voorwaarden” (hechte gemeenschap) en de Profit-voorwaarden (rentabiliteit van de plannen). Ten opzichte van 2010 streven wij naar een meer publiek karakter, bijvoorbeeld door samenwerking met RTV-Oost en het betrekken van nationale en provinciale BN’ers. De Hoonhorster Ruud Lubbers wordt voorzitter van de jury. Naast een competitie voor het beste plan, is het idee om ook in te zetten op het kampioenschap “energie-besparing”. De gemeenschappen, die willen participeren, krijgen een aanbod van gerichte begeleiding voor het opstellen van plannen en het besparen van energie. Tot slot wordt begin 2011 gestart met twee themakringen voor en met de Duurzame Dorpen: één over Zonne-Energie en één over Duurzaam Lokaal Energie Bedrijf. Energieneutrale organisatie. Op basis van de CO2-footprint zal gekeken worden naar effectieve maatregelen om de provinciale organisatie energieneutraal te maken. Daarvoor staat verdere omvorming van de locatie Beukers op het programma. Ook kijken wij of vernieuwing van de dakbedekking op het provinciehuis gecombineerd kan worden met zonnecellen.
4.7
Overige projecten: Duurzame mobiliteit en Zonne-energie Duurzame mobiliteit. De provincie heeft besloten de campagne “Stimuleren van rijden op aardgas en groen gas” te verlengen tot eind 2011. Doel van de campagne “Stimuleren van rijden op aardgas en groen gas” was om eind 2010 in Overijssel 10 aardgas- en groengastankstations en 500 CNG-voertuigen te krijgen. Door het later beschikbaar komen van een subsidieprogramma voor aardgas- en groentankstations van het Rijk, waaraan de provincie financieel heeft bijgedragen, loopt de realisatie van de groengastankstations door in 2011. In 2011 komen er 5 groentankstations bij, waarbij het totaal op 12 komt, waarvan 6 tankstations worden gerealiseerd met subsidie van de overheid. De verkoop van CNG-voertuigen verloopt nog steeds moeizaam. Eind 2010 waren in Overijssel 194 CNG-voertuigen geregistreerd. In 2011 wordt gekeken hoe het eigen wagenpark van de provincie verder vergroend kan worden. Ook zullen in de openbaarvervoerconcessies weer voorwaarden ten aanzien van milieuvriendelijke voertuigen worden opgenomen. De provincie, Tauw en de Universiteit Twente hebben met het Project “Trillingen, bruisende bron van energie” de publieksprijs Mooi Nederland gewonnen. Met dit innovatieproefproject kan op een nieuwe manier duurzaam energie worden opgewekt, waarmee bijvoorbeeld lichtmasten, verkeersinformatieborden of verkeerslichten van gratis stroom kunnen worden voorzien. Zonne-energie. In 2011 zal een drietal projecten dat nu in voorbereiding is, worden gerealiseerd. Daarnaast worden gemeenten in Overijssel gestimuleerd om zonnepanelen op gemeentelijke gebouwen te plaatsen. Verder zal in 2011 een vervolg worden gegeven aan het Project “Asbest van het dak, zonnepanelen erop” voor agrarische bedrijven. Tot slot wordt samen met de gemeente Dalfsen de haalbaarheid van een zonnecentrale onderzocht.
28
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
5
Tenderregeling & Duurzaam Energiefonds
Met de oprichting van het Duurzaam Energiefonds kan invulling worden gegeven aan het streven het aandeel subsidies terug te dringen. In dit hoofdstuk worden de resultaten van de subsidieregeling en het Duurzaam Energiefonds weergegeven.
5.1
Subsidie & Tenderregeling In het kader van het Programma “Energiepact” is een subsidieregeling opgesteld. Deze dient ter ondersteuning van initiatieven. Het gaat om subsidies voor kleine haalbaarheidsstudies en de tenderregeling. Door middel van de systematiek van een tenderregeling worden grotere haalbaarheidsstudies, investeringsprojecten en communicatie- & educatieprojecten gesubsidieerd. De tenderregeling vindt twee keer per jaar plaats, namelijk in maart en september. In onderstaande tabel zijn de resultaten van de kleine haalbaarheidsstudies en de tenderregeling weergegeven sinds de start in september 2008. Overzicht tenderprojecten Kleine haalbaarheidsstudies september 2008 maart 2009 september 2009 maart 2010 september 2010 Totaal Financiën totaal Vermeden kton CO2/jaar
Haalbaarheidsstudies
Investeringsprojecten
Communicatie & educatie
11 17 13 12 7
18 32 36 13 15
5 2 8 4 8
38
60
114
27
€ 150.723,--
€ 2.444.866,--
€ 16.114.019,-212 kton
€ 1.158.754,--
In het jaar 2011 wordt binnen de subsidieregeling geen onderscheid meer gemaakt tussen kleine en grote haalbaarheidsstudies. Subsidieverzoeken voor haalbaarheidsstudies waaronder energieonderzoeken kunnen het hele jaar worden ingediend. In totaal is hiervoor een bedrag beschikbaar van € 300.000,-- per jaar. Per haalbaarheidsstudie of energieonderzoek wordt maximaal € 20.000,-aan subsidie verstrekt. De tenderregeling richt zich vanaf 2011 alleen op investeringsprojecten. De tenderregeling voor communicatie & educatie komt te vervallen. Voor de tenderregeling van maart is in totaal een bedrag beschikbaar van € 2,9 miljoen. Het subsidieplafond voor de tenderregeling september 2011 moet nog worden vastgesteld. De ervaring leert dat de tenderregeling wordt overschreven.
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
29
In 2011 is het streven vaker nieuwe vormen van financiering toe te passen: leningen, garanties of deelnemingen. Tegelijkertijd kan de tenderregeling daarmee worden beperkt. De start van het Duurzaam energiefonds, zo mogelijk samen met andere overheden, speelt hierin een voorname rol.
5.2
Duurzaam Energiefonds Provinciale Staten hebben op 12 januari 2011 ingestemd met de verdere uitwerking van het Duurzaam Energiefonds met een omvang van € 250 miljoen. Het fonds wordt opgericht om een versnelde CO2-reductie mogelijk te maken. Provinciale Staten hebben bij de verdere uitwerking zowel financiële als inhoudelijke kaders meegegeven. Het Duurzame energiefonds biedt de provincie meer financieringsvormen dan alleen subsidie. Het subsidie-instrument blijkt niet altijd te voldoen aan de wens om effectief en efficiënt een initiatief te versnellen. Verder hebben de Staten, in juli 2010, ingestemd met het terugdringen van het aandeel subsidie en met het streven om minimaal 50% van het budget voor het Programma “Energiepact” in te zetten met financieel rendement ten gunste van de algemene middelen. Het idee is het fonds enerzijds in te richten op gestandaardiseerde leningen voor woningcorporaties, particuliere woningeigenaren en MKB. En anderzijds in te richten op risicodragende garanties, leningen en deelnemingen voor de grotere projecten. Het fonds richt zich op projecten die, binnen enkele jaren en uiterlijk vanaf 2017 bijdragen aan CO2-besparing, ondersteund en gestimuleerd worden. Door de veelzijdige inzet van het fonds draagt het bij aan de ambities van vrijwel alle deelprogramma’s. De grootste vraag op het gebied van energiebesparing is te verwachten van woningbouwcorporaties. Deze hebben de komende jaren een investeringsopgave van enkele honderden miljoenen voor het oplabelen van bestaande woningen van energielabel D of lager naar energielabel A of B. Met de koplopergroep, zie paragraaf 3.3.2, wordt gestart. De besparingsambitie van corporaties is afhankelijk van de maatregelingen die vanuit het Rijk doorgevoerd worden. Momenteel wordt de concrete investeringsopgave geformuleerd tot een ambitie. De provincie stimuleert deze opgave door het aanbieden van leningen tegen lage rente (<2%). De verwachting is dat hiermee circa 14.000 woningen kunnen worden “opgelabeld”. Het deel van het fonds dat zich richt op leningen, deelnemingen en garanties draagt naar verwachting vooral bij aan de grotere projecten. Het gaat dan om projecten met een investeringsvolume van meer dan € 3 miljoen en die als doel hebben het opwekken van duurzame energie. Het streven vanuit het Energiefonds is deze projecten maximaal tussen de 15–25% te financieren. Het overige financieringsdeel kan dan via reguliere bancaire bronnen gebeuren. Door te investeren in met name bio-energieprojecten en (in mindere mate) geothermie, biedt het energiefonds een aanvulling op bestaande financieringsmogelijkheden. Het streven is om rond de zomer van 2011 de nadere uitwerking van het Duurzaam Energiefonds voor te leggen aan Provinciale Staten. In deze uitwerking komen in elk geval de volgende elementen naar voren: - de inrichting van het fonds, onder andere keuze voor een intern of extern fonds; - de mate waarin en de wijze waarop samengewerkt wordt of kan worden met andere overheden; - de hoofdlijnen van investeringsreglement; - de beoogde aanbestedingsstrategie; - de invloed van het fonds op de provinciale financiën; - de toetsing aan het deelnemingenbeleid. Beoogd wordt aan Provinciale Staten het besluit voor te leggen in te stemmen met de uitgewerkte kaders van het Energiefonds en ons de opdracht te geven om de (eventuele) aanbesteding te starten.
30
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
De daadwerkelijke implementatie van het fonds zal in of na de zomer van 2011 starten. Activiteiten die hiertoe behoren zijn de aanbesteding, melding en beoordeling door de Europese Commissie inzake vrijstellingsvereisten en procedures met betrekking tot staatssteun en het opzetten van de communicatie naar doelgroepen. Het operationeel zijn van het fonds is voorzien voor eind 2011 of begin 2012.
Uitvoeringsprogramma Energiepact 2011
31