ZITTING 1955—1956 — 4 2 8 1 (R 2 8 ) ( Verslag van de delegatie uit de Staten-G'eneraal, welke op uitnodiging van de Staten der Nederlandse Antillen een bezoek heeft gebracht aan dat Rijksdeel VERSLAG No. 2
Inleiding Bij brief van 8 augustus 1955 wendde de waarnemend Voorzitter van de Staten der Nederlandse Antillen zich tot de Voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal met de uitnodiging een delegatie te willen afvaardigen voor een bezoek aan de Nederlandse Antillen. Daarmee werd gevolg gegeven aan een motie, welke in de vergadering van de Staten van 19 juli 1955 met algemene stemmen werd aangenomen en welke luidde als volgt: De Staten van de Nederlandse Antillen, in openbare vergadering bijeen op Dinsdag, de 19de Juli 1955, Overwegende, dat persoonlijke kennismaking en contact tussen de Volksvertegenwoordigingen der drie Rijksdelen bevorderlijk zal zijn voor het onderlinge begrip, de goede verstandhouding en voor een reële Koninkrijksgedachte, Machtigen de Voorzitter der Staten de nodige stappen te doen, teneinde een bezoek aan de Nederlandse Antillen van een delegatie uit het Nederlandse Parlement en uit de Surinaamse Staten te bewerkstelligen, en gaan over tot de orde van de dag. J. R. L. BEAUJON L. D. GERHARTS B. PH. ROMER H. L. BRAAM P. VAN DER HOEVEN A. WERLEMAN I. C. DEBROT. Nadat de Voorzitters van de beide Kamers in de eerste vergadering na het reces van het inkomen van deze brief mededeling hadden gedaan, stelden zij in de vergadering van 4 oktober 1955 ieder voor zich aan de door hem gepresideerde Kamer voor, hem te machtigen cm, indien de andere Kamer een overeenkomstige machtiging aan haar Voorzitter zou verlenen, de uitnodiging aan te nemen en te zamen met de Voorzitter van de andere Kamer een aantal leden van beide Kamers aan te wijzen, die zulk een delegatie zouden vormen. Beide Kamers besloten zonder hoofdelijke stemming de gevraagde machtiging te verlenen. In de vergaderingen van de beide Kamers van 6 en 20 december 1955 deden de Voorzitters daarop mededeling van de namen der door hen aangewezen leden. Ingevolge de besluiten der Voorzitters was de delegatie samengesteld uit de volgende leden der Staten-Generaal: de heren Van Sleen, Wagenaar en De Kort, mevrouw Fortanier-De Wit en de heren Reijers, Algra, Kraaijvanger, Nederhorst, De Dreu, Van de Wetering, Janssen, Fens, Van Leeuwen, Lemaire, Cammelbeeck en Van Eijsden, terwijl de griffier van de Tweede Kamer als secretaris aan de delegatie werd toegevoegd. De delegatie koos de heer Van Sleen tot haar voorzitter. I
4281
(R 28)
2—3
2 In een correspondentie met de .Staten der Nederlandse Antillen werd overeengekomen, dat het bezoek zou plaatsvinden van 19 tot 30 januari 1956. Zoals blijkens de uitnodiging in de bedoeling lag, bezocht een delegatie uit de Staten van Suriname de Antillen tegelijk met de onze. Zij bestond uit de volgende leden: de heren Biswamitre (voorzitter), Axwijk, Emanuelson, Kraag, Mungra en Soedardjo, terwijl als secretaresse dezer delegatie optrad mejuffrouw J. Samuels, ambtenaar ter griffie der Staten. Chronologisch overzicht De leden onzer delegatie vertrokken op verschillende tijdstippen uit Nederland. Met uitzondering van de heer Kraaijvanger, die wegens familieomstandigheden zijn vertrek moest uitstellen en eerst op 22 januari op Cura?ao kon aankomen, en van de heer De Kort, die reeds enkele dagen vóór de overigen aankwam, arriveerde het gehele gezelschap echter tegelijk per vliegtuig van de K.L.M, op het Dr. Albcrt Plesman Vliegveld op Cura?ao in de namiddag van donderdag 19 januari. In verband met de reis willen wij gaarne melding maken van het feit, dat wij van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigers te Lissabon en te Caracas de grootst mogelijke hulp, gastvrijheid en medewerking hebben ondervonden. Ook hebben wij het zeer gewaardeerd, dat, toen het vliegtuig met een groot deel van onze delegatie aan boord een tussenlanding maakte op het vliegveld Zanderij, de wnd. Gouverneur en enige Landsministers van Suriname aldaar te onzer begroeting aanwezig waren. In het vliegtuig, waarmee wij op Cura§ao aankwamen, bevond zich ook de meerderheid van de Surinaamse delegatie. Beide delegaties werden op het vliegveld begroet door de waarnemend Voorzitter van de Staten der Nederlandse Antillen, de fractievoorzitters en de griffier en voorts door vertegenwoordigers van de Gouverneur, de Ministerraad en het Eilandsbestuur. Reeds hier troffen ook diegenen onder ons, die de Antillen nog niet eerder bezocht hadden, tal van oude vrienden en kennissen aan; velen van onze gastheren hadden wij immers tijdens de verschillende in Nederland gehouden conferenties leren kennen en waarderen. Voor een onzer leden, de heer Fens, die ruim 20 jaar geleden als adjudant van de Gouverneur vele jaren op Curac.ao gewoond had, was het weerzien natuurlijk een bijzondere vreugde. Reeds bij deze ontvangst bleek de buitengewone hartelijkheid, waarmee de beide delegaties door allen, met wie wij in aanraking kwamen, tegemoet getreden werden. Ook bleek reeds dadelijk, hoe uitstekend onze gastheren voor ons zorgden. Een reeks auto's stond gereed om ons naar het Hotel Piscaderabaai te brengen. Het is wellicht hier de plaats voor een woord van lof voor de chauffeurs van deze auto's en hun collega's op de overige eilanden, die altijd met dezelfde gemoedelijkheid en hulpvaardigheid voor ons klaar stonden. Als gasten van de Staten werden wij in het genoemde hotel en in de andere, waar wij later logeerden, voortreffelijk verzorgd. Op Curagao werd juist tijdens ons verblijf het bouwcontract voor een groot nieuw hotel getekend, dat in het centrum van de stad zal verrijzen, hetgeen natuurlijk bepaalde voordelen biedt. Piscaderabaai ligt enige kilometers ten noorden van de stad in een volkomen rustige omgeving, wat ook grote voordelen heeft, en er is een uitstekende zwemgelegenheid bij, waarvan wij, rechtstreeks uit de Nederlandse winter komende, met groot genoegen gebruik maakten. Overigens spreken wij gaarne de hoop uit, dat de stichting van het bedoelde nieuwe hotel tot de vergroting van het vreemdelingenverkeer belangrijk zal bijdragen. Dezelfde avond werden de delegaties ten Gouvernementshuize ontvangen door Zijne Excellentie de Gouverneur en mevrouw Struycken en door de voltallige Ministerraad. Deze eerste kennismaking bood reeds een mogelijkheid — welke door tal van andere gevolgd werd — om over allerlei problemen van het Rijksdeel ingelicht te worden. Het was bovendien een bijzondere gewaarwording om een verrukkelijke tropische avond, die relatief koel was, op het terras van het Gouvernementshuis te mogen doorbrengen en de talloze ver-
lichte schepen van vlakbij de St. Annabaai te zien in- en uitvaren. Vrijdagochtend 20 januari begon met een bezoek aan het keurig ingerichte nieuwe kantoor van het Eilandsbestuur te Willemstad, waar de gezaghebber, gedeputeerden en leden van het Eilandsbestuur ons ontvingen. De gezaghebber heette ons met een korte toespraak welkom en gaf vervolgens een overzicht van allerlei problemen, welke het Eilandbestuur tracht op te lossen. Hierop volgde een geanimeerde discussie, waarbij uit de delegaties tal van vragen gesteld werden. Het werd ons duidelijk, dat de financiële verhouding tussen het land en de eilanden in de Nederlandse Antillen maar weinig minder moeilijkheden biedt dan die tussen het Rijk en de gemeenten in Nederland. De verdeling van de belastingbronnen tussen het land en de eilanden heeft het voor ons enigszins vreemd aandoende gevolg gehad, dat de eilanden het land moeten bijspringen. Zowel deze financiële regeling als een aantal andere onderdelen van de Eilandenregeling hebben kennelijk nog niet hun definitieve vorm verkregen. Het is echter niet aan ons, over de meest wenselijke oplossing van zulke problemen een oordeel uit te spreken. Regering en Volksvertegenwoordiging van de Antillen zullen in onderling overleg de oplossing moeten vinden voor alle vraagstukken op de gebieden, welke behartiging het Statuut aan de Rijksdelen opdraagt, en voor die terreinen, waarop aan de Eilandbesturen autonomie is verleend, zullen deze laatste de oplossingen moeten zoeken. Dit neemt niet weg, dat kennisneming van zodanige vraagstukken voor de leden van de delegaties uit de beide andere Rijksdelen zeer instructief was. Tot de problemen, waarvoor men onze aandacht vroeg, behoorden o.m. die van de drinkwatervoorziening en van het onderwijs. Het onderwijs in de Antillen is de laatste jaren sterk verbeterd; wij kregen later nog de gelegenheid om prachtige schoolgebouwen te zien, waarop elke Nederlandse gemeente jaloers zou kunnen zijn. Sedert enige jaren zijn er op Curagao ook twee hogereburgerscholen en een middelbare school voor meisjes. Men heeft echter nog te kampen met een gebrek aan bevoegde leerkrachten, vooral voor het middelbaar onderwijs. Hoewel dit probleem zich ook in Nederland op ernstige schaal voordoet, meent onze delegatie er toch op te moeten wijzen, dat op Curafao bevoegde leraren nog nodiger zijn dan hier te lande, omdat noodoplossingen (b.v. het doen invallen van studenten) daar nog moeilijker kunnen worden toegepast dan hier. Indien het mogelijk ware, de Antillen hiermee te helpen, zou van Nederlandse zijde een goed werk verricht worden. Overigens hebben wij de indruk gekregen, dat het onderwijs op Curagao op hoog peil staat. Blijkens allerlei mededelingen van ouders levert de overgang van de scholen aldaar naar scholen in Nederland weinig moeilijkheden op. Op de andere eilanden zijn geen middelbare scholen aanwezig, wel technische scholen op Aruba en Bonaire, waarvan wij een voortreffelijke indruk kregen; ook daarbij speelt het gebrek aan leraren een rol. Dadelijk na de bespreking bij het Eilandbestuur vond in de stemmige, uitstekend ingerichte zaal van de Staten een plechtige openbare bijeenkomst van de Staten plaats. Bij ontstentenis van de Voorzitter, die helaas door een minder goede gezondheidstoestand gedwongen was in het buitenland te verblijven en die de delegaties dus tot hun spijt niet hebben kunnen ontmoeten, richtte de waarnemend Voorzitter, de heer R. J. Isa, een hartelijk welkomstwoord tot de delegaties.Wij willen naar aanleiding hiervan gaarne onze waardering en bewondering uitspreken voor de wijze, waarop de heer Isa het gehele bezoek geleid heeft. Niets was hem te veel om het de gasten volkomen naar de zin te maken. Hij heeft van het begin tot het einde, ondanks zijn drukke werkzaamheden, de delegaties dag aan dag op alle eilanden, die wij hebben mogen bezoeken, begeleid, altijd even hoffelijk, opgewekt en rustig. Hij leidde ook de besprekingen in prettige stijl. Het welkomstwoord werd beantwoord door de heer Van Sleen als voorzitter van de Nederlandse en de heer Biswamitre als voorzitter van de Surinaamse delegatie. De drie redevoeringen worden als bijlagen bij dit verslag afgedrukt.
3 Na afloop van het officiële gedeelte besprak men in een informele vergadering het verdere programma van het bezoek. Daarbij bleek nog eens de bereidheid van de gastheren om met alle wensen van de bezoekers rekening te houden. Vervolgens bood de Landsregering in het Piscaderabaaihotel een voortreffelijke buffet-lunch aan. Des avonds vond in het landhuis „Brakkeput", daartoe weiwillend ter beschikking gesteld door de Curacaose Petroleum Industrie Maatschappij (C.P.I.M.), een receptie plaats, aangeboden door de Staten. Hier waren de delegaties in de gelegenheid met tal van vooraanstaande inwoners van Curacao kennis te maken, over de meest uiteenlopende onderwerpen van gedachten te wisselen en tevens te luisteren naar de fascinerende Antillaanse muziek. Hoewel het voor Curagaose begrippen bepaald koel weer was, speelde deze receptie, evenals alle volgende, zich natuurlijk grotendeels buitenshuis af, voor ons, midden in de winter, een speciaal genoegen, waarvan wij dankbaar genoten. Zaterdag 21 januari brachten de delegaties, als steeds begeleid door een groot aantal leden van de Staten, die zich alle denkbare moeite gaven om ons voor te lichten en van dienst te zijn, een uitvoerig bezoek aan de C.P.I.M., welker petroleumraffinaderij verreweg het grootste bedrijf van het eiland is met bijna 11 000 man personeel. Na een ontvangst door de directie onder leiding van de heer Dr. Ir. ter Meulen bezichtigden wij verschillende afdelingen van het bedrijf, een aantal verzorgde woonwijken met scholen (waaronder een uitstekende bedrijfsschool), centrale keukens e.d., benevens de polikliniek. Ten slotte bood de directie een lunch aan in de Sociëteit „Asiënto". Onderweg en tijdens en na de lunch was er alle gelegenheid om allerlei vraagstukken, de olie-industrie betreffende, te bespreken. Het is duidelijk, dat de welvaart van het eiland en van de Nederlandse Antillen als geheel in de allereerste plaats berust op deze industrie, zowel die van de Koninklijke/Shellgroep op Curacao als die van de Standard Oil (Lago) op Aruba. Het zijn deze industrieën geweest, die de enorme ontwikkeling van beide eilanden in de laatste tientallen jaren ten gevolge hebben gehad. Zij zijn het, die ook grote aantallen arbeiders van de andere eilanden en van elders hebben aangetrokken. Nu zij zich niet meer uitbreiden — al vindt geregelde vernieuwing en modernisering plaats, waarin nog ieder jaar zeer grote bedragen geïnvesteerd worden —, zal het gaandeweg moeilijker worden de bevolkingsaanwas op te vangen en daarvoor werkgelegenheid te vinden. Voor deze problematiek bestaat, zoals ook wel vanzelf spreekt, bij alle autoriteiten op de eilanden een open oog. Allerlei plannen worden onderzocht om aan de welvaart een bredere basis te geven. Een daarvan, betrekking hebbende op Curacao, willen wij hier gaarne noemen, nl. dat om een vrijhavenzone in te richten, welke verschillende bedrijven ertoe zou kunnen brengen, op dit eiland opslagplaatsen in te richten, vanwaaruit zij omliggende landen zouden kunnen bedienen. Een voorstel hiertoe is thans bij de Staten aanhangig gemaakt. Wij spreken de hoop uit, dat dit plan aan de bedoelingen zal blijken te beantwoorden. Tegen het einde van de namiddag waren de voorzitters der beide delegaties de gasten van de Gouverneur bij een ontvangst ter gelegenheid van het bezoek van de Nederlandse Minister van Financiën. Zaterdagavond bezocht een deel van onze delegatie een feestavond van de Surinaamse vereniging „S.P.K.S.". beleed ter ere van het bezoek van de Surinaamse delegatie. Ook hier werden wij gastvrij ontvangen. Er bestaan op het eiland verschillende verenigingen van de talrijke Surinamcrs, die hier gevestigd zijn en er over het algemeen een behoorlijk bestaan gevonden hebben. Het bleek ons, dat velen onder hen voor de problemen van hun land van herkomst nog steeds grote belangstelling hebben, terwijl zij zich tevens zeer interesseren voor het bestuur van de Nederlandse Antillen. Zondag 22 januari was een vrije dag in ons programma. Velen onder ons maakten hiervan niet alleen gebruik voor kerkgang, doch ook voor het bezoeken van vrienden en ken-
nissen en voor het maken van een rondrit over het eiland. Daarbij bezochten enkelen onzer o.m. het landhuis „Brievengat", dat thans gerestaureerd wordt en dat na dit herstel weer een alleraardigst geheel zal vormen. Er zijn op Curagao nog tal van zulke oude landhuizen, waarvan er echter nog maar enkele op de oude wijze bewoond worden; verschillende staan leeg, o.a. het bijzonder mooi gelegen „Ronde Klip", en dreigen zo te vervallen, dat herstel onmogelijk wordt. Gelukkig begint de belangstelling voor het behoud van deze historische en architectonische monumenten te groeien. Ook onder de stadshuizen zijn er nog verscheidene, welker behoud verzekerd zou dienen te worden. De monumentenzorg op de Nederlandse Antillen verkeert nog slechts in een allereerste stadium. Ook dit is een probleem, dat men op de Antillen zelf zal moeten oplossen. Wij volstaan dus met het aan te duiden. Voorts bezochten enkelen onzer het R.-K. Ziekenhuis, dat met 500 bedden en een uitbreidingsplan voor nog 200 bedden, met een uitermate moderne apparatuur en voortreffelijke accomodatie, in Nederland tot de best geoutilleerde ziekenhuizen zou worden gerekend. Ook namen deze leden met grote belangstclling kennis van het voortreffelijke werk ten behoeve van lichamelijk en geestelijk gebrekkige kinderen, verricht door het Mgr. Verriet-Instituut. Maandag 23 januari vertrok het voltallige gezelschap, begeleid door een aantal leden van de Staten der Nederlandse Antillen, reeds vroeg per vliegtuig naar Bonaire. Na een ontbijt in het Zeebadhotel, waar de meesten onzer ook logeerden — een eenvoudig, doch keurig hotel, bestaande uit een houten hoofdgebouw en een aantal houten bungalows daaromheen — werden wij begroet door het Eilandbestuur. Vervolgens maakten wij een rit over het noordelijke gedeelte van het eiland, welke echter niet zo ver kon worden uitgestrekt als in de bedoeling had gelegen. Door de uitzonderlijke overvloedige regens van de afgelopen maanden bleek nl. de weg op een bepaald punt geheel onder water te staan. Voor ons hadden deze overvloedige regens anderzijds het voordeel, dat wij alle eilanden op hun best gezien hebben, groen en hier en daar bepaald vruchtbaar, terwijl zij normaal een groot deel van het jaar een dor en doods beeld bieden. Wij hebben ons overigens afgevraagd, of niet nog systematischer gebruik zou kunnen worden gemaakt van het regenwater. Wel wordt het hier en daar door dammen tegengehouden, maar van een stelselmatige irrigatie is toch maar nauwelijks sprake. Wij kregen de indruk, dat Bonaire b.v. meer groenten en fruit voor de markten van Curacao en Aruba zou kunnen produceren. Gelukkig heeft het bestuur ook voor dit probleem aandacht, hetgeen o.m. blijkt uit de indienststelling van een landbouwingenieur ten behoeve van de voorlichting. Tevens bereidt deze deskundige ten behoeve van de Regering der Nederlandse Antillen een rapport voor over de mogelijkheden tot uitbreiding van de land- en tuinbouw op Bonaire. Ook op ander gebied worden trouwens pogingen gedaan om de welvaart van Bonaire te verhogen: met belangstelling bezochten wij een textielfabriek, die voornameiijk werkkleding vervaardigt en die reeds aan meer dan 100 vrouwen van het eiland werk verschaft. In de namiddag zetten wii de rit over het eiland voort, waarbij wij o.m. de beroemde flamineo's te zien kregen, een der grootste attracties van het eiknd. De exploitatie van de zoutpannen is h?laas vrijwel tot stilstand gekomen. Bij deze pannen bezochten wij de vroegere slavenhuisjes, waarvan alleen maar gezesd kan worden, dat zij mensonterend waren. Het eiland is voor de vreemdeling, die een rustie vakantieverblijf wenst, ontegenzeglijk zeer aantrekkelijk. Wij genoten ook zeer van de schatten van de zeebodem, welke door een bootje met glazen bodem zichtbaar worden gemaakt. Het vreemdelingenverkeer zal hier zeker nog belangrijk kunnen toenemen. Des avonds volgde een receptie, aangeboden door de Staten, waarbij wij in de Gelegenheid waren met een groot aantal inwoners van het eiland kennis te maken en van hen tal van inlichtingen te ontvangen. Ten slotte bezocht een aantal onzer
4 nog een van de z.g. plantages, waar men zich tegenwoordig vooral bezighoudt met de geitenhouderij; hier was nl. ter ere van de bezoekers een „barbecue" aangericht. Een speciaal vliegtuig bracht ons dinsdag 24 januari rechtstreeks van Bonaire naar Aruba. Onderweg kregen wij gelegenheid om het gehele eiland Curacao uit de lucht te bezien met zijn dicht bevolkte centrum en de verspreide huisjes in de „knoekoe", zijn prachtige baaien en zijn indrukwekkende havens en bedrijven. Op Aruba, waar onze delegatie werd ondergebracht in het uitstekende Strandhotel te Oranjestad, bracht men ons spoedig na aankomst naar het huis van de gezaghebber, waar wij gastvrij werden ontvangen, 's Middags maakten wij een rondrit over het eiland, bezochten o.a. het bedrijf van de Drinkwaterleiding (evenals op Curagao wint men het drinkwater uitsluitend door distillatie van zeewater, een goede, doch dure wijze van winning) en kregen daarna gelegenheid ons te verpozen aan het prachtige strand ,.Palmbeach". Hier werd ons door het Bestuurscollege Aruba ook een koud buffet aangeboden. Een en ander bood gelegenheid om kennis te maken en over allerlei onderwerpen van gedachten te wisselen. Woensdag 25 ianuiri brachten wij een bezoek aan het enorme bedrijf van dl Lago 0 : 1 & Transport Company te Sint Nicolaas. waar wij door de directie en haar medewerkers hartelijk werden ontvangen en or> deskundige wijze werden rondgeleid en ingelicht. D?ze n^troleumraffinaderij heeft op het oaenblik de grootste produktie van alle raffinaderijen ter wereld; het personeel bestaat uit bijna 7000 personen. Nog meer dan op Curacao is de welvaart van h"t eiland volkomen afhankelijk van de olie-industrie. Het verblijf wordt geheel geleid door Amerikaans personeel (al zijn er ook onder de leidende personen wel enkele inwoners van de Nederlandse Antillen en enkele Nederlanders) en het is een merkwaardiee gewaarwording om zich op een eiland, dat tot het Koninkrijk der Nederlanden behoort, verplaatst te zien in een omgeving, die men niet ten onrechte wel met „Klein Amerika" aanduidt en waarin o.a. de Nederlandse taal weinig gebruikt wordt. Behalve het bedrijf zelf bezochten wij ook het voortreffelijk ingerichte ziekenhuis en de club, waar ons een lunch werd aangeboden. 's Avonds vond in de „Club Caribe" een receptie plaats, aangeboden door de Staten. Hier ontmoetten wij tal van vooraanstaande inwoners van het eiland. Na een hartelijk afscheid vertrokken wij donderdagochtend 26 januiri weer per vliegtuig naar Curacao, waar ons een prachtige rit over het eiland wachtte. Hier zagen wij de „knoekoe" op zijn mooist. De rit eindigde aan de Santa Cruz-baai, waar kort voor onze komst een aardig recreatiecentrum was aangehgd. De prachtige baai leende zich daartoe uitstekend. Men heeft er langs het ruime strand volwassen palmbomen geplant en er een aantal open gebouwtjes geplaatst, waaronder men in de schaduw kan rusten. Hier vond een gezellige „barbecue" plaats, aangeboden door het Eilandgebied Curagao, waarbij weer gelegenheid bestond tot gesprekken van allerlei aard. Die avond bezocht een deel van onze delegatie wederom een feestavond van een Surinaamse vereniging, ditmaal de vereniging „J.P.F.". Vriidag 27 januari was in de eerste plaats gewijd aan een bezoek aan de Koninklijke marine. Allereerst bezochten wij op het vliegveld, dat vroeger Hato heette en thans genoemd is naar dr. Albert Plesman en dat zowel voor de burgerluchtvaart als voor militaire doeleinden dient, de opleiding voor vliegers. Deze biedt in vergelijking tot Nederland (en de meeste andere landen) het grote voordeel, dat er vrijwel geen dagen voorkomen, waarop het weer het vliegen niet toestaat. Vervolgens zagen wij de marinierskazerne Suffisant en ten slotte bezichtigden wij de marinebasis Parera. Overal werden wij met de meeste hartelijkheid ontvangen, terwijl de Commandant Zeemacht ons op Parera een lunch aanbood.
's Middags werden wij rondgeleid door verschillende wijken van Willemstad en in een aantal nieuwe en oude scholen. Daarbij kregen wij van de oude scholen een behoorlijke en van de nieuwe een voortreffelijke indruk. Wat de woonwijken betreft, schuwden onze gastheren niet, ons naast de uitstekende nieuwe wijken ook de allerslechtste krottenbuurten te laten zien. De problemen van de volkshuisvesting bleken ook bij hen een warme belangstelling te hebben, doch er is op dit gebied in Willemstad nog veel te doen. Een van de problemen is, dat men niet alleen op grote schaal nieuwe woningen zal moeten bouwen, doch ook de a.s. bewoners daarvan zal moeten wennen aan het denkbeeld, dat zij daarvoor regelmatig een behoorlijke huurprijs zullen moeten betalen. Hier ligt nog een ruim veld, waarop de Antillaanse Overheid nuttig werkzaam hoopt te zijn. Een ander probleem, dat onze delegatie alleen maar kan aanstippen en waarvan de oplossing ook weer door het land zelf zal moeten worden gevonden, is dat van de bestrijding der prostitutie. Men heeft dit „bedrijf" thans geconcentreerd in een soort van kamp met een bar en een aantal huisjes, waar het ..bedrijf" voornamelijk wordt uitgeoefend door buitenlandse vrouwen. Daardoor is weliswaar aan bepaalde ernstige misstanden een einde gekomen, doch er zijn nieuwe misstanden door ontstaan. Vrijdagavond bood de directie van de K.L.M., West-Indisch bedrijf, cocktails aan ten huize van haar directeur de heer V. H. L. Dubourcq. Ook hier brachten wij een aangename avond door. Zaterdag 28 januari vertrok het grootste deel van de beide delegaties, wederom begeleid door een aantal leden van de Staten der Nederlandse Antillen, met een extravliegtuig naar St. Maarten. Wij willen hier gaarne melding maken van het feit, dat de vliegreis naar St. Maarten en terug door de K.L.M, was aangeboden, een aanbod dat dankbaar werd aanvaard. Daaraan willen wij toevoegen, dat de K.L.M, ons op al onze reizen voortreffelijk verzorgd heeft. Ook daarvoor willen wij te dezer plaatse onze dank uitspreken. Enige leden bleven op Curacao achter en wisten ook daar hun tijd nuttig en aangenaam te besteden. Degenen, die de reis naar St. Maarten hebben meegemaakt, zouden deze echter niet gaarne gemist hebben. Er was helaas geen tijd om ook Saba en St. Eustatius te bezoeken, maar het was gelukkig wèl mogelijk om de beide eilanden van de lucht uit te bekijken, waarbij wij van hun ligging en bouw toch een goede indruk kregen. Ook werd het gemis van een bezoek aan deze beide eilanden enigszins goedgemaakt, doordat de administrateurs en de gedeputeerden zowel van Saba als van St. Eustatius zich de moeite getroost hadden om ter gelegenheid van ons bezoek naar St. Maarten te reizen. Op St. Maarten werden wij na aankomst op het kleine vliegveld — waar helaas geen grotere machines dan een Dakota kunnen landen — dadelijk naar het nieuwe hotel „Little Bay" gebracht, dat prachtig gelegen is aan de baai van die naam en keurig is ingericht. Wij werden ook hier weer uitstekend verzorgd. Tijdens een ontvangst ten huize van de gezaghebber konden wij kennis maken met het bestuur van het eilandgebied der Bovenwindse Eilanden, 's Namiddags maakten wij een autorit over het bergachtige eiland, dat veel natuurschoon en wijde vergezichten biedt. Daarbij was het een merkwaardige gewaarwording om zonder enige grenscontrole van het Nederlandse naar het Franse gedeelte te rijden. Te Marigot brachten wij een bezoek aan de maire van het Franse gedeelte, die ons gastvrij ontving en ons meenam naar zijn landgoed. Die avond was er in de Pasanggrahan een ontvangst, waarbij wij tal van inwoners van het eiland ontmoetten en allerlei over het leven aldaar vernamen. Hier, evenals op Bonaire, is het oDvallend, dat er zoveel meer volwassen vrouwen dan mannen zijn: vele mannen werken op Curacao en Aruba en zijn het grootste deel van het jaar afwezig. Hun geldzendingen vormen voor de achtergeblevenen een voorname bron van inkomsten. Het is duidelijk, dat aan andere mogelijkheden zoveel mogelijk aandacht zal moeten worden besteed. Gaarne spreken wij de
5 hoop uit, dat aan een goed plan vaste vorm zal kunnen worden gegeven. Merkwaardig was het voor ons ook, dat hier •— evenals trouwens in het Franse gedeelte en op Saba en St. Eustatius •— het Engels de gewone taal van de bevolking is, doch dat b.v. de straten Nederlandse namen dragen. Zondagochtend 29 januari werd de rondrit over het eiland voortgezet. O.a. bezochten wij de plaats in de vallei ,,Cul-deSac", waar het drinkwater voor het hotel wordt opgepompt. Tot dusverre wordt dit water met een tankauto naar het hotel vervoerd; voor de exploitatie zou het natuurlijk beter zijn, hiervoor een buisleiding aan te leggen, doch daarmee is een aanzienlijk bedrag gemoeid. Een plan hiervoor verkeert in een vergevorderd stadium van voorbereiding. Wij kregen overigens de indruk, dat het vreemdelingenverkeer op St. Maarten zeker een bron van inkomsten van enig belang kan worden. Jammer is daarbij, dat het personeel van het hotel voor een groot deel uit inwoners van niet tot het Koninkrijk behorende eilanden bestaat, blijkbaar omdat er bij de inwoners van St. Maarten voor dit werk onvoldoende belangstelling bestaat. Tijdens de lunch speelde een z.g. steel band op alleszins verdienstelijke wijze; voor ons een geheel nieuwe soort van muziek. Laat in de middag vertrokken wij met het extra-vliegtuig van de K.L.M, weer naar Curacao. Maandag 30 januari was onze laatste dag op de Antillen. De ochtend gebruikten wij voor een wandeling door Willemstad, waarbij wij ons het merkwaardige beeld van deze levendige en kleurrijke stad nog eens extra inprentten. Wij troffen het ook in zoverre goed, dat er juist een Amerikaans toeristenschip binnen was, zodat wij ook van het inkopen doen door een grote groep Amerikanen — een zeer belangrijke bron van inkomsten voor een aantal winkeliers van Curacao — getuige konden zijn. Die middag vond een laatste, informele, vergadering van de Staten met onze beide delegaties plaats. Daarbij werden verschillende onderwerpen van gemeenschappelijk belang besproken. O.m. kwam daarbij de wijze van behandeling van ontwerpen van Rijkswet ter sprake. Van onze zijde werd erop gewezen, dat, indien in de Staten van de Nederlandse Antillen of in die van Suriname verschil van mening mocht bestaan omtrent zulk een ontwerp, het voor de Staten-Generaal van belang zou zijn niet alleen het eindresultaat te kennen, doch ook de motieven, welke daartoe geleid hebben. In het verslag van de Staten zou men dan liefst ook die motieven dienen uiteen te zetten. Van Antillaanse zijde wees men erop, dat zulk een geval zich nog niet heeft voorgedaan, doch met deze wens zou men in beginsel gaarne rekening houden. Ook kwam ter sprake de vraag, hoe de culturele banden tussen de Rijksdelen versterkt zouden kunnen worden. Verschillende denkbeelden werden hieromtrent geopperd. De leden van de Staten der Nederlandse Antillen bleken het erover eens te zijn, dat men hieraan in de Staten meer aandacht zal moeten besteden. In elk Rijksdeel zal gezocht moeten worden naar wat bindt en wat de andere Rijksdelen interesseert; het initiatief zal niet slechts van één kant moeten komen. Ten slotte richtten de heren Van Sleen en Biswamitre ieder namens hun delegatie woorden van zeer hartelijke dank tot onze gastheren. De heer Van Sleen zette uiteen, dat wij vol vertrouwen, maar toch ook met zekere schroom naar de Antillen gegaan waren, maar hij constateerde tot zijn vreugde, dat het bezoek voortreffelijk geslaagd was, dat er een brug geslagen was tussen gastheren en gasten, dat de vertegenwoordigers van de drie Rijksdelen als vrienden met elkaar hadden omgegaan en dat deze geest van vriendschap het beste voor de toekomst deed hopen. Als bewijs van dankbaarheid voor de voortreffelijke organisatie van het bezoek en voor de ondervonden hartelijkheid bood hij, mede namens de Surinaamse delegatie, aan de wnd. Voorzitter der Staten, aan het enige vrouwelijke Statenlid en aan de griffier bloemen aan. De heer Biswamitre merkte o.a. op, dat Suriname enigszins anders staat tegenover de Antillen dan Nederland; de beide
Westindische Rijksdelen zijn immers min of meer lotgenoten geweest. Hij constateerde tot zijn voldoening, dat de goede wil tot samenwerking bij allen aanwezig is. Aanknopend bij het beeld van de brug — dat te Willemstad zo tot ieders verbeelding spreekt — wees hij erop, dat een brug van tijd tot tijd open gaat en dat men dan aan beide zijden soms moet wachten, maar dat ze altijd weer dichtgaat en het contact dan weer hersteld wordt. Wanneer wij allen onze krachten inspannen, maken deze krachten weer andere krachten vrij; zo ontstaat een kettingreactie ten goede. Ten slotte sprak hij de hoop uit, dat er in het Koninkrijk een innige samenwerking op elk gebied tot stand gebracht moge worden. De heer Isa, de sprekers beantwoordende, achtte het een voorrecht de gasten met „vrienden" te mogen aanspreken. De Staten van de Nederlandse Antillen, zo merkte hij op, hebben zich in hun verwachtingen ten aanzien van dit bezoek niet vergist. Wij moeten ons in het Koninkrijk niet alleen op papier gelukkig voelen, maar ook als mensen tegenover elkaar. Dat hebben wij gedurende dit bezoek inderdaad gedaan. Het programma was misschien overladen, maar dat was een gevolg van het feit, aldus de heer Isa, dat wij ons best gedaan hebben om u zoveel mogelijk te laten zien, niet alleen het goede, maar ook het slechte. Spreker dankte ten slotte de gasten voor hun welwillendheid om aan alles mee te doen. Na deze bijeenkomst begaf het gehele gezelschap zich naar het vliegveld, waar wij op de hartelijkste wijze afscheid namen van onze gastheren, die in groten getale aanwezig waren. De K.L.M, bracht onze delegatie in snel tempo huiswaarts, hetgeen na de warme dagen, die wij in de tropen hadden mogen doorbrengen, een geweldige overgang betekende, want in Nederland was inmiddels de zeer strenge vorst ingevallen, waardoor de maand februari 1956 berucht zal blijven. Misschien zullen wij daarom met des te meer genoegen aan ons verblijf op de Nederlandse Antillen terugdenken. Betekenis van het bezoek 'In zijn welkomstrede verklaarde de waarnemend Voorzitter van de Staten der Nederlandse Antillen, dat — na de komst van het Koninklijk paar, die op zeer bijzondere wijze de nieuwe verhouding, welke sedert de totstandkoming van het Statuut tussen de drie Rijksdelen bestaat, op de voorgrond heeft geplaatst — het bezoek van de beide delegaties ongetwijfeld opnieuw aan de wereld zou tonen, dat de geest van het Statuut werkelijk in de bewoners van de Nederlandse Antillen leeft. Deze bijeenkomst wilde hij beschouwen als symbool van verbondenheid van de drie zelfstandige en gelijkwaardige volksgemeenschappen, die uit vrije wil een nieuwe rechtsorde hebben geschapen, waarin zij met groot vertrouwen in elkaar samen willen werken tot heil van alle drie gebieden. Onze delegatie kan zich bij deze woorden ten volle aansluiten. Ook naar onze mening heeft het bezoek in de eerste plaats een symbolische betekenis gehad. Het heeft uiting gegeven aan de vaste wil om samen te werken en het is reeds als zodanig van het grootste belang geweest. Daarnaast heeft het aan alle leden van de Staten der Nederlandsce Antillen en aan een grote groep leden van de Staten van Suriname en van de Staten-Generaal gelegenheid gegeven elkaar te leren kennen en door onderlinge gedachtenwisseling een beter inzicht te verkrijgen in tal van problemen van elkanders Rijksdelen. En ten slotte heeft het aan de Surinaamse delegatie en aan ons gelegenheid geboden om, naast de vertegenwoordigers van de Nederlandse Antillen, ook die Antillen zelf met hun uiterst gevarieerde en boeiende samenleving te zien en de sfeer daarvan in zich op te nemen. Wij hebben van dit alles veel geleerd en zijn zeer dankbaar voor de kennis en ervaring, die wij hebben mogen opdoen, en voor de vriendschap en gastvrijheid, die wij hebben mogen ondervinden. Ook zijn wij overtuigd, dat dit bezoek niet het laatste behoort te zijn. Van de zijde der Surinaamse delegatie is reeds in beginsel te kennen gegeven, dat men gaarne binnen afzienbare tijd een Antillaanse en een Nederlandse delegatie voor een bezoek aan dat land zou willen uitnodigen. Daarna zal ongetwijfeld een uitnodiging I
4281
(R 28)
2—3
2
6 tot een bezoek van delegaties uit de Nederlandse Antillen en Suriname aan ons land behoren te volgen. Wij willen daarbij nu reeds opmerken, dat het de Staten-Generaal moeilijk zal vallen t.a.v. de hartelijkheid en de organisatie van de ontvangst een even hoog peil te bereiken als dat, waarop onze ontvangst op de Nederlandse Antillen gestaan heeft. Met een herhaling van de betuiging van onze dankbaarheid willen wij dit verslag beëindigen. Aldus vastgesteld 12 maart 1956. VAN SLEEN WAGENAAR DE KORT FORTANIER-DE WIT REIJERS ALGRA KRAAIJVANGER NEDERHORST DE DREU VAN DE WETERING JANSSEN FENS VAN LEEUWEN LEMAIRE CAMMELBEECK VAN EIJSDEN.