Katja de Bruin
Zitten is het nieuwe roken Waarom staan zo veel beter is
de geus
© Katja de Bruin, 2015 Omslagontwerp en -illustratie Moker Ontwerp Illustraties binnenwerk © Moker Ontwerp isbn 978 90 445 3694 2 nur 860 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus 1878, 4801 bw Breda, Nederland. Telefoon: 076 522 8151. Internet: www.degeus.nl. Meer weten over onze boeken en auteurs? Meld u dan aan voor onze nieuwsbrief via www.degeus.nl of volg ons via social media: De_Geus
DeGeusBreda
Staan is ongezellig
Wanneer ik voor het eerst iets hoorde over de gevaren van langdurig zitten, kan ik me niet precies herinneren. Ik heb er in de afgelopen twee, drie jaar meer dan eens over gelezen. Dat kan ook haast niet anders, want er is geen krant of tijdschrift waarin geen aandacht werd besteed aan dit modieuze onderwerp. Toch maakten hijgerige koppen als zitten is dodelijk en wie veel zit, leeft korter niet zo’n verpletterende indruk dat ik direct in actie kwam. Wetenschapsnieuws sla ik zelden over, want ik blijf graag een beetje op de hoogte van nieuwe ontdekkingen en inzichten. Vooral als die mijn dagelijks leven raken. Onderzoeken over gezond eten, slaapproblemen, stress, kanker, de overgang en pubergedrag volg ik om die reden met bijzondere belangstelling. Ik pers geen sinaasappels meer uit voor het ontbijt sinds ik weet hoeveel suikers je daardoor binnenkrijgt, maar ik ontbijt ook niet met lauw citroenwater, zoals Rens Kroes voorschrijft. Zelf vind ik dat ik al behoorlijk gezond leef. Ik rook al bijna twintig jaar niet meer, ik loop regelmatig een rondje hard en de broodjes beenham heb ik verruild voor havermoutcrackers met hummus. Alleen dat zitten, daar had ik nog weinig aan veranderd, al die krantenstukken ten spijt. Als kind al zat ik liever onderuitgezakt te lezen dan dat ik buiten speelde, als student hing ik liever op een
11
12
barkruk dan dat ik me op de dansvloer begaf en toen ik begon met werken, was dat op een redactie waar de benen voornamelijk gestrekt werden door ze op je bureau te leggen, tussen de asbak en het toetsenbord in. In mijn jeugd bestond een groot deel van mijn lichaamsbeweging uit het heen en weer lopen naar de bibliotheek om, voorzien van een nieuwe stapel boeken, weer uren roerloos in een stoel te gaan zitten lezen. Net zolang tot mijn moeder, zelf ook een lezer, me naar buiten stuurde. Ook mijn volwassen leven heb ik grotendeels zittend doorgebracht. ’s Ochtends in de auto, overdag achter een bureau en ’s avonds op de bank. Dag in dag uit, jaar in jaar uit, hing ik met kromme schouders in mijn bureaustoel. Naarmate de dag vorderde zakte ik steeds verder onderuit, tot mijn kin zo’n beetje op mijn bureau rustte. De arbo-inspecteur die me ooit in deze houding aantrof, maakte zich snel uit de voeten met de woorden: ‘Ach, zolang je er geen last van hebt …’ Thuis bracht ik jaar na jaar achter mijn computer door op een afdankertje van mijn vader, waarvan de zitting met ducttape bij elkaar werd gehouden. Een bureaustoel was wel het laatste waar ik geld aan wilde uitgeven, al zat ik er vaker op dan op welke andere stoel in huis ook. Ik ben nu zevenenveertig en heb helemaal niet de ambitie om honderd te worden, maar als ik dan toch oud word, dan liefst zo gezond mogelijk. Op rekenkeizer.nl zie ik dat ik nog zevenendertig jaar te gaan heb. Als ik voldoe aan de statistische verwachting zal ik de vijfentachtig net niet halen. Op zich een prima leeftijd, maar de kans dat ik ouder word is groot, want ik rook niet, ik drink niet en ik beweeg dagelijks. Ik ren geregeld een rondje door het bos, of ik ga een uurtje fitnessen op de
sportschool. Als ik naar het dorp moet voor een vergeten boodschap spring ik op de fiets in plaats van in de auto, en ik neem altijd overal de trap. Bovendien woon ik niet in een vieze stad en behoor ik zelfs tot de unieke groep mensen die voldoende groente eet. Die vierentachtig is natuurlijk een gemiddelde. Op eclecticsite.be kun je, behalve je leeftijd, ook een hele reeks vragen invullen over je leefstijl. Eet je veel boter en patat? Lig je graag in de zon? Werden een of meerdere (groot)ouders negentig of ouder? Nadat ik de lijst geheel naar waarheid heb ingevuld, blijk ik volgens eclecticsite.be ineens geen vieren tachtig maar achtennegentig te worden. Nog eenenvijftig jaar te gaan dus. Ik weet niet of ik blij moet zijn met die uitkomst, maar als het dan toch moet, kan ik me maar beter goed voorbereiden op de tweede helft. De grote vraag is: op welk terrein valt er nog winst te boeken? Lezen, schrijven en televisiekijken, de drie componenten waaruit mijn werk als redacteur van de vpro Gids bestaat, veroordelen mij nu eenmaal tot een stoel. Daar is niks aan te doen. Dacht ik.
Aanstellerij?
Totdat er om mij heen ineens mensen opstonden. Het begon met de collega die haar laptop op de kast achter haar bureau zette. Op een andere afdeling had iemand een ongebruikt ladenblok op zijn bureau geplaatst. Een derde collega verzamelde een paar oude woordenboeken en bouwde daarmee een verhoging. Een vierde behielp zich met pakken printpapier. Eerlijk gezegd was ik niet direct onder de indruk. Ik ben geen trendsetter maar liever ook geen meeloper. De vpro is een bedrijf waaraan maar weinig modes onge-
13
14
merkt voorbijgaan. Ik heb dreadlocks zien gaan en baarden zien komen. Ik heb gezien hoe de invoering van meatless Monday in de kantine ontaardde in het demonstratief meenemen van eigen worst. Ik deed mee aan de bedrijfscursus mindfulness, waarbij ik minutenlang op een meditatiekrukje zat om de sensatie van een blokje chocola op mijn tong ‘gewaar te worden’. En ja, ik nam ook weleens zelfgemaakte quinoasalade en suikervrij bananenbrood mee voor de lunch om te laten zien hoe goed ik bezig was. Niks modieus is mij vreemd. Maar achter mijn bureau gaan staan, dat voelde toch een beetje als aanstellerij. Staande collega’s verklaarden trots dat ze zich veel energieker voelden, veel scherper, veel minder moe. Tja, wie wil er nu niet energieker, scherper en minder moe zijn? Thuis googelde ik wat stukken bij elkaar en zo ontdekte ik dat het Staande Woord niet alleen door een paar zelfverklaarde goeroes werd verkondigd, maar ook door heuse wetenschappers. Aangezien er in de bijkeuken nog een lelijk oud cd-kastje klaarstond voor het grofvuil, bedacht ik dat het geen kwaad kon om in de veilige beslotenheid van mijn werkkamer dat staand werken eens uit te proberen. Het toeval wil dat ik een zogeheten duobureau heb, ontworpen om aan twee kanten te kunnen zitten. Het is een antiek Engels bureau, met zo’n leren werkblad en talloze handige lades. Ik hoefde alleen maar het lelijke cd-kastje aan de ene kant te zetten, dan kon ik aan de andere kant zo weer gaan zitten. Mijn laptop paste precies op het kastje, maar voor mijn muis was het oppervlak te klein. Dus daarvoor stapelde ik een paar culinaire encyclopedieën op elkaar die ik al minstens tien jaar niet had ingekeken. Klaar was mijn stabureau. Algauw bleek dat typen staand net zo snel gaat als zit-
tend. Ook vond ik het lekker dat ik een beetje heen en weer kon wiebelen. Met beide benen op de grond, leunend op het ene en dan weer op het andere been, met gekruiste benen, naar voren gebogen, af en toe de schouders eens naar achteren trekken, het ging allemaal vanzelf. Geen pijnlijke voeten, geen stijve rug. Ik kan er kort over zijn: ik was heel snel om. Niet dat ik me na zo’n dag van wisselend zitten en staan een compleet ander mens voelde, maar het beviel me direct. Dat suffe, duffe, stijve gevoel dat je krijgt als je een aantal uren in je stoel geplakt hebt gezeten, was verdwenen. Gaandeweg heb ik op mijn thuiswerkdagen een min of meer vast patroon ontwikkeld. Ik begin met staan, soms de hele ochtend, vaak tot een uur of elf, half twaalf. Dan ga ik even zitten. Rond half een maak ik wat te eten, ik eet zittend met de krant, maximaal een half uur. Dan ga ik weer staan. Tegen een uur of drie ga ik meestal weer zitten. Moet ik lezen, dan ga ik zitten; moet ik telefoneren, dan loop ik automatisch naar buiten. Of ik hang de was op, of ik maak soep, of ik pak de bezem en veeg de kamer. Er zijn heel wat huishoudelijke klusjes die ik telefonerend uitvoer. Als ik iemand moet bellen, wacht ik tot de wasmachine klaar is. De thuiswerker moet slim en efficiënt met zijn tijd omgaan. Dat staan beviel dus meteen goed. Eenmaal overtuigd van de voordelen, probeerde ik ook onder andere omstandigheden minder te gaan zitten. Binnenshuis was dat geen probleem. De krant kun je net zo goed op het aanrecht lezen, ik in elk geval wel, want ik heb een grote keuken met een extra hoog aanrecht. Bijkomend voordeel is dat de poezen niet steeds proberen gezellig op het sportkatern te gaan liggen. Huiswerk overhoren? Doe ik wandelend door de kamer.
15
Stilzwijgende argwaan
16
Buitenshuis bleek het ingewikkelder. Staan, zo was de ervaring algauw, wordt doorgaans niet op prijs gesteld door de zittende medemens. Zodra je ergens binnenkomt, wordt erop aangedrongen dat je een stoel pakt. Ook als je net 2 uur in de auto hebt gezeten, of een hele dag achter je bureau hebt doorgebracht. Staan is ongezellig. Of zelfs onbeleefd. Wie staat kan rekenen op weerstand. Wanneer ik bij de huisarts de wachtkamer binnenkom, wil ik zo ver mogelijk bij de hoestende, snotterende, zwetende wachtenden uit de buurt blijven. Dus stel ik me bij voorkeur op in het enige beschikbare stahoekje, tussen de plantenbak en het tijdschriftenrek. Daar waan ik me veilig. Ik blijf staan terwijl anderen zitten. Hoewel niemand er hardop iets over zegt, meen ik stilzwijgende argwaan te bespeuren. Ben ik soms van plan mijn beurt niet af te wachten? Voel ik me verheven boven de andere patiënten? Op feestjes voer je de beste gesprekken niet in de geijkte kring in de woonkamer, maar leunend tegen het aanrecht, in de hal bij de kapstok of buiten onder het afdak. Zitten beperkt de mogelijkheden voor verrassende conversatie tot de mensen die toevallig naast je zitten. Staand kun je eenvoudiger van positie wisselen, niemand die daar aanstoot aan neemt. Terwijl opstaan van je stoel om naast iemand anders te gaan zitten nogal wat sociale moed vergt. Ik ben een paar keer aanwezig geweest bij de uitreiking van de Libris Literatuur Prijs. Een chique aangelegenheid in het Amstel Hotel. Er staan een stuk of twaalf grote ronde tafels opgesteld, waaraan ongeveer tien mensen kunnen zitten. De tafelschikking ligt vast. Zodra je aan tafel gaat, moet je minimaal 3 uur een
gesprek gaande zien te houden met je directe buren. Alleen de genomineerde schrijvers mogen hun geliefde meenemen, de rest moet maar afwachten wie hij krijgt toebedeeld als gesprekspartner. Iemand die ik ken vertelde dat ze een keer naast Harry Mulisch was geplaceerd en in blinde paniek net zolang had rondgevraagd tot ze iemand vond die wilde ruilen. Op het Boekenbal, waar ik ook weleens kom, heb je het omgekeerde probleem. Tijdens het zaalprogramma, dat maar voor een klein aantal genodigden toegankelijk is, mag je nog zitten, maar daarna moet je overwegend staan. In de zalen en gangen van de Amsterdamse Stadsschouwburg zijn de schaarse beschikbare bankjes permanent bezet. Meestal door vrouwen met zere voeten. Want staan op hoge hakken, dat houden alleen de profs een hele avond vol. Dus zie je naarmate de avond vordert steeds meer vrouwen rondlopen met hun schoenen in de hand. Vorig jaar zag ik trouwens opvallend veel vrouwen die kozen voor de praktische oplossing: een broek met platte schoenen. Je haalt er de bladen niet mee, maar je hebt wel een zorgeloze avond. In het jaar dat Kees van Kooten Boekenweekauteur was, bleken de gasten tijdens het zaalprogramma om duistere redenen ineens niet te kunnen zitten. De stoelen waren voor de gelegenheid weggehaald uit de zaal. Van het programma heb ik geen woord meegekregen omdat iedereen het te druk had met klagen over het feit dat we gedwongen werden te staan. Zelf had ik na 1,5 uur al zulke brandende voeten dat ik de rest van de avond alleen nog maar kon denken aan het moment waarop die schoenen weer uit mochten. Staan en zere voeten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Toen ik bij Amazon een boek bestelde met
17