ZINGEN Zang mag niet ontbreken in de BZTband XXL! Daarom zijn we op zoek naar een klas die graag samen zingt. Zing je al vaak met je klas, dan kun je meteen aan de slag. Zo niet, dan heb je hopelijk iets aan deze tips, tricks en inspiratie. Hulp inschakelen van een muziekdocent of een ouder kan natuurlijk ook!
BRAINSTORM MET DE KLAS Zoek samen met de klas een lied uit. Bespreek waarom ze dit een mooi lied vinden, waar het precies over gaat en welke emoties er in het lied zitten. Hoe beter ze het lied ‘beleven’, hoe beter ze het kunnen zingen. Voor de echte creatievelingen is zelf een lied schrijven ook een optie.
BELANGRIJK BIJ DE KEUZE VAN EEN LIED • Het bereik van het lied. Als de melodie te laag is kunnen kinderen geen kracht zetten met hun stem. Je kunt een te laag lied wel in een hogere toonsoort zetten voor de kinderen. Dit is niet heel gemakkelijk, dus vraag hulp van een muziekdocent of muzikale ouder. • De hoeveelheid tekst. Hoe minder tijd er nodig is om de tekst in te studeren, hoe meer tijd jullie kunnen besteden aan het vormgeven van de act. • De vorm van het lied. Bijvoorbeeld een couplet, refrein, couplet, brug, refrein, refrein. Dat onthouden kinderen goed. Zorg er ook voor dat de overgangen tussen de coupletten logisch zijn zonder moeilijke ritmische stukken. • Let erop dat het filmpje dat je instuurt maximaal 1,5 minuut mag zijn.
TIPS • Zet hulpmiddelen in. Het digibord om voorbeelden te laten zien of de tekst op te schrijven of een app om de begintoon aan te geven. • Als je bladmuziek hebt van een nummer/kinderlied kan je zien wat de begintoon is. Die kan je aanslaan op bv. een klokkenspel. Als je leert de kinderen deze na te zingen, is dat de begintoon van het lied. Dit is alleen geschikt bij liedjes die voor kinderen geschreven staan (liedbundels), bij liedjes van de radio is dat weer wat lastiger. • Begin altijd even met het los maken/schudden van je lijf, rekken strekken. Bukken en langzaam omhoog komen. Als je lijf los is, zing je beter. • Zing staand: 2 voeten stevig op de grond, de armen los langs het lichaam en het hoofd een beetje omhoog gericht. • Wie goed wil zingen, moet goed ademhalen. Dat doe je onder andere door ervoor te zorgen dat de kinderen hun schouders laag houden en de keel niet dichtknijpen. • Zonder tong kun je niet zingen. Met je tong maak je bijvoorbeeld het verschil tussen een ‘aa’ en ‘ee’. Proberen? Zing samen een lange ‘aa’ gevolgd door een lange ‘ee’. Laat de leerlingen in elkaars mond kijken tijdens de oefening. Wat erin je mond gebeurt: je verplaatst alleen je tong.
INZINGEN • Zing iets voor en de klas doet het na. Gebruik bijvoorbeeld roepklanken met klinkers ( hey, ha, ho, hi) doe dit laag en hoog. De stembanden warmen op en krijgt je veel meer volume. • Maak ritmische klanken met medeklinkers (ta tatatata of pa papapapaof ta tatoto). Doe dit snel en langzaam en let op dat de klas gelijk zit. Of zeg snelle zinnen en laat de kinderen het na te zeggen. Doe dat lekker overdreven met veel mondbewegingen. Zo verbeter je de articulatie. • Oefen resonans door woorden met –ng herhalen. Het trilt lekker in de holtes van je hoofd. • Voor de pro’s: Speel een C akkoord op de piano en zing van de grondtoon naar de kwint en weer terug. Vraag de klas dit na te doen. Als het zuiver klinkt ga dan een halve toon hoger (C#) en herhaal de oefening.
AAN DE SLAG MET HET LIED Leer een lied zin voor zin aan volgens het voorzing-nazing principe. Je hoeft niet zelf voor te zingen. Heb je een (aantal) kind(eren) in de klas die goed kunnen zingen, dan kunnen zij ook voorzingen. De begintoon staat in de bladmuziek. Deze kan je spelen op een piano, gitaar of blokfluit. Er zijn ook handige apps die de toon laten horen. De klas zingt de begin toon vervolgens na. Let bij het leren van de melodie op zuiverheid. Luister goed of de kinderen dezelfde noten zingen en niet zelf gaan variëren. Begeleiding op piano of gitaar helpt daarbij. Speelt je geen instrument? Misschien een kind, een ouder of één van je collega’s wel.
Gaat de melodie goed? Werk dan aan de timing. Zorg dat specifiek ritmische stukjes in de melodie goed gelijk gaan. Dat gaat het als medeklinkers aan het begin en eind van een woord gelijk worden uitgesproken. Laat de kinderen goed articuleren. Dit doe je door er zin voor zin aan te werken. Spreek een zin uit op het ritme van de muziek zonder te zingen en vraag de klas dit precies na te doen. Let er op dat de medeklinkers vooral aan het begin en einde van de woorden gelijk zijn. Begin pas aan een volgende zin als de eerste zin goed is.
WERKVORMEN Om het leren van het lied leuk en boeiend te houden zijn er verschillende werkvormen: • Verdeel de klas in groepjes en geef elk groepje een passage of couplet dat ze alleen mogen zingen en zing de refreinen gezamenlijk. • Teken een cirkel op het bord en verdeel het in 2 of meer vlakken. Zet in elk deel een andere vorm van zingen, bv. neuriën, zacht, opera. Als je een vak aanwijst zingen ze in die vorm. • Daag kinderen uit om stukjes van het lied alleen te zingen (hiermee ontdekt u ook de nachtegaaltjes van de klas). • Verdeel de klas in twee groepen bij het aanleren van de tekst. Geef het tempo van het lied aan en laat groep A regel 1 opzeggen en groep B regel 2. Werk zo het hele lied door tot ze het kennen. Draai daarna de groepen om. Groep B begint met regel 1 en Groep A begint met regel 2. • Radio zingen: de leerkracht bedient het knopje van het volume. Als het volume wordt weg gedraaid zingen ze innerlijk verder. Als het weer aangaat zijn ze dus al verder in het lied.
PERFORMANCE Jullie sturen een filmpje in om kans te maken op een optreden in de BZT muziekshow en uiteindelijk op een plek in de BZTband XXL tijdens het kerstgala. Maar optreden voor de rest van de school, de ouders, de buurt, het bejaardenhuis of waar dan ook is natuurlijk ook een leuke en goede ervaring! Op die manier wordt deelname aan de wedstrijd van iedereen én raken kinderen gewend aan het podium.