Zijn we alleen?, Neptunus, verslag ‘Ciel Clair Expedition’ naar de Provence
No: 2009-2
(advertenties)
2
Observator Jaargang: 28 Nummer: 2 Oplage: 800 Juni 2009 Lay-out en eindredactie: Rijk-Jan Koppejan. De OBSERVATOR is een uitgave van Stichting Volkssterrenwacht “Philippus Lansbergen”. Mocht u zich willen abonneren op dit blad, dan kan dit door donateur te worden van de volkssterrenwacht. De minimale donatie bedraagt 15,00 euro per jaar. U steunt dan meteen de sterrenwacht. Bij voorbaat hartelijk dank! Colofon: Volkssterrenwacht Philippus Lansbergen, Herengracht 52, 4331 PX Middelburg. Telefoon: 0118-640315 Rabobank nr. 38. 53.80.453 t.n.v. S.V.P.L., Middelburg Geopend voor bezoekers: Iedere vrijdagavond van 19:30 uur tot 22:00 uur. Het jaar 2009 is door de Verenigde Naties uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de Sterrenkunde. Vier het met ons mee! Internet: Homepage: www.lansbergen.net en ook: www.inventionofthetelescope.eu E-mail:
[email protected] Redactie Observator:
[email protected] Bij de voorplaat: Sterspoorfoto van de hemel boven de astro-villa in de Provence. Foto is gemaakt door Theo Korsuize. Inhoud:
Adressen
3
Van de voorzitter
4
Zijn we alleen?
8
Neptunus
14
Verslag ‘Ciel Clair Expedition’ naar de Provence
18
Waarnemingen van onze medewerkers
28
3
Van de voorzitter Door Rijk-Jan Koppejan In de zeer vroege morgen van zaterdag 9 mei jl. werd onze sterrenwacht vereerd met een bezoek van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, dhr. Frans Timmermans. Dit in het kader van een 27uursrondreis door Nederland waarbij hij in 27 uur in twaalf steden over twaalf verschillende onderwerpen uitleg kreeg over de relatie met Europa. Hij kreeg bij ons het verhaal te horen over de uitvinding van de telescoop en vervolgens volgden hij en de andere gasten een college bij de bekende astronoom Vincent Icke. Politiek en samenleving zouden zich zo min mogelijk moeten bemoeien met de wetenschap, vindt Icke. ‘Wetenschap is een autonoom proces, iedere maatschappelijke inmenging is schadelijk voor het wetenschappelijke bedrijf. Wetenschap heeft zijn eigen regels, zijn eigen tempo en dient geen specifiek doel.’ Nederland doet het overigens helemaal niet slecht volgens Icke.
Dhr. Timmermans kijkt voor het eerst door een telescoop. Foto: Jan Koeman
“De sterrenkunde maakt een ontwikkeling door van ongekende schaalvergroting. De extreem grote telescopen die op dit moment worden gebouwd zijn zo kostbaar dat zij niet meer kunnen worden gefinancierd uit een enkel nationaal budget. Landen moeten simpelweg wel samenwerken,” zei Icke. Na de lezing was het de beurt aan Hanny van Arkel. Hanny ontdekte puur bij toeval een totaal onbekend object op nooit eerder bestudeerde Vincent Icke tijdens zijn college. Foto: Jan Koeman
4
foto’s. Deze foto’s zijn te bekijken op de website van ‘Galaxy Zoo’. (zie ook www.galaxyzoo.org) Het voorwerp dat zij ontdekte wordt nu ‘Hanny’s Voorwerp’ genoemd. Het is de bedoeling dat binnenkort de Hubble Space Telescope op dit voorwerp wordt gericht om meer te weten te komen over dit Frans Timmermans in gesprek met Hanny van Arkel. Foto: Jan mysterieuze en nooit eerder Koeman waargenomen object. We hebben Hanny uitgenodigd om over haar bijzondere ontdekking een lezing te komen geven op de sterrenwacht. Vermoedelijk dit najaar. Na het boeiende uur op de sterrenwacht, waarbij koffie mét bolus (gesponsord door Bliek Meesterbakkers) werden geserveerd, vertrok het gezelschap weer. Observatorium Ons grote observatorium staat in Oostkapelle, dat weet iedereen. Dit observatorium gebruiken we voor deepskydoeleinden en is niet voor het publiek toegankelijk. Toch willen we onze bezoekers ook een blik op het heelal kunnen bieden en daarom komt er ook een observatorium in de tuin van de sterrenwacht. We hebben daar nu een klein observatorium staan van anderhalve bij anderhalve meter, maar dat is niet handig om grote aantallen bezoekers door een telescoop te laten kijken. Om kosten te besparen is er een geniaal plan bedacht: we ruilen de twee observatoria om! In Oostkapelle plaatsen we het kleine gebouwtje en het grote observatorium zetten we in de tuin. Daarna voorzien we het grote observatorium van een echte waarneemkoepel. Zo krijgen we een sterrenwacht Monument 400-jaar telescopie staat nu aan de Herengracht met een prachtig ook in onze tuin. Foto: Koen de Bruine observatorium dat we gaan inrichten met een telescoop die geschikt is om Zon, Maan en planeten te observeren en te fotograferen. Dit
5
kon en kan prima vanuit de stad en is veel minder gevoelig voor lichthinder dan het waarnemen van deepskyobjecten. Dat laatste blijven we dus vanuit Oostkapelle doen. Er zijn uiteraard flinke investeringen mee gemoeid, maar het omruilen kost hoegenaamd niets. We hebben zeer bereidwillige sponsors gevonden voor de verhuizingen en het hijswerk: kraanen takelwagenverhuurbedrijf Melis (Middelburg), transportbedrijf Gabriëlse (Westkapelle) en aannemer Jobse (Dishoek) Een kraanwagen van Melis verrichtte al het hijswerk. Foto: Koen de Bruine
De investeringen houden in: de aanschaf en plaatsing van de waarneemkoepel en de aanschaf van een nieuwe montering met telescoop. De Gemeente Middelburg, de Provincie Zeeland en het Prins Bernhardcultuurfonds ondersteunen ons al. Andere sponsors volgen mogelijk nog. Het omgeruilde observatorium in de tuin van de sterrenwacht krijgt een educatief karakter. Hier willen we aspirant-waarnemers kennis laten maken met de nieuwste technieken, zoals webcammen van planeten, autoguiden en H-alphafotografie. En dat niet alleen! Vanuit dit observatorium kunnen we ook de Zon op een veilige manier waarnemen. De Zon, onze ster, waar al het leven op Aarde afhankelijk van is, staat momenteel enorm in de wetenschappelijke belangstelling. Enerzijds omdat veel wetenschappers denken dat de Zon voor een groot deel verantwoordelijk is voor de opwarming van de Aarde en anderzijds omdat de Zon wel eens hét antwoord kan zijn op onze ongebreidelde vraag naar energie. Als er één energiebron duurzaam is, dan is het onze ster wel. Een mooi uitgerust observatorium in onze tuin, maakt onze sterrenwacht compleet. We hopen dat we u dit jaar nog kunnen uitnodigen voor de opening. Kloveniersdoelen En hoe zit het met de Kloveniersdoelen? Mogelijk verhuizen we naar dit historische pand, maar dit is nog steeds onderwerp van studie. Als we inderdaad van de
6
Herengracht vertrekken, dan zal dat zeker nog enige tijd vergen. Alle partijen die gaan samenwerken moeten kijken of het haalbaar is en op welke manier het hele complex gerund moet gaan worden. Het enthousiasme is er. En het observatorium kan gewoon weer opgepakt worden en in de tuin van de Kloveniersdoelen worden geplaatst. Het zijn boeiende tijden voor bestuur en medewerkers. Dat kan ik u verzekeren. Al onderstaande bedrijven en instellingen bedanken wij voor hun sponsoring/hulp de laatste maanden.
AANNEMINGSBEDRIJF
JOBSE Galgeweg 4 KOUDEKERKE
Gabriëlse Transport V.O.F. Westkapelle-Middelburg
SPACE EXPO Noordwijk 7
Beantwoording “zijn we alleen?” stap dichterbij Door Marijn de Pagter In de vroege ochtend van zaterdag 7 maart werd de ruimtetelescoop Kepler gelanceerd. Het was een hot item; de lancering haalde het journaal en de dagbladen. De telescoop gaat immers op zoek naar aardachtige planeten rond andere sterren en daarmee komt de beantwoording op een eeuwenoude vraag (“zijn we alleen?”) een stap dichterbij. Het onderzoek naar exoplaneten, planeten in andere zonnestelsels, vormt een relatief nieuw onderdeel van de al zo brede wetenschap astronomie. Wel werd er al begin achttiende eeuw over gespeculeerd in General Scholium door de veelbetekenende natuurkundige Sir Isaac Newton. Toen had men echter geen enkel idee hoe exoplaneten ontdekt zouden kunnen worden. Planeten rond andere sterren zijn immers veel zwakker dan hun eigen zon; in het zichtbaar licht* zijn planeten in het algemeen ruim een miljoen keer zwakker dan de ster waar zij omheen draaien. Bovendien zorgt de ster voor een enorme waas in het beeld, wat de detectie van planeten nog verder bemoeilijkt. In de loop der tijd beweerden verschillende astronomen desondanks dat ze exoplaneten hadden ontdekt: de vroegste “ontdekking” dateert uit 1855. Tegenwoordig beschouwen astronomen ontdekkingen van voor 1988 als ongegrond, maar ook in de negentiende en twintigste eeuw zelf werden verschillende detectiebeweringen weerlegd. Soms door puur theoretisch aan te tonen dat een “waargenomen” systeem te instabiel was om te bestaan; soms met nieuwe waarnemingen. In 1988 werd voor het eerst echt een exoplaneet - bij een pulsar** - gedetecteerd, maar de wetenschappers die deze ontdekking hadden gedaan wisten maar al te goed dat hun onderzoeksgebied nabij de grenzen van de mogelijkheden van hun apparatuur lag, wat ze deed besluiten de ontdekking niet aan de grote klok te hangen. Pas in 2003 kon hun ontdekking definitief worden bevestigd. In 1992 werd wel een claim gelegd op de detectie van de eerste exoplaneet. Opnieuw bij een pulsar. Dit team van onderzoekers was er echter wél zeker van dat het een planeet te pakken had. De ontdekking wordt dan ook in het algemeen gezien als de eerste definitieve ontdekking van een exoplaneet. Echt tot de verbeelding sprak een pulsarplaneet natuurlijk niet, maar het was een belangrijke psychologische grens voor astronomen in het onderzoeksgebied. Het ontdekken van planeten bij zonachtige sterren was vanzelfsprekend een veel moeilijkere opgave. Wel had men inmiddels technieken ontwikkeld om ook bij die
8
hemellichamen ontdekkingen te kunnen doen, maar men moest wachten op technologische vernieuwingen voordat die technieken getest konden worden. In 1995 was het dan zover. Michel Mayor en Didier Queloz, beide verbonden aan de Universiteit van Genève, konden op 6 oktober 1995 de ontdekking van een exoplaneet bij een doodnormale ster de wereld in brengen. Veel andere ontdekkingen volgden snel door nog meer technologische vooruitgang. Ontdekkingsmethoden Er zijn verschillende methoden om exoplaneten te ontdekken. In de begindagen was alleen de methode die gebruik maakt van het Dopplereffect technologisch haalbaar. U kent wellicht het Dopplereffect van een met loeiende sirenes passerende Figuur 1: Het Dopplereffect geïllustreerd. ambulance. Zolang de ambulance dichterbij komt zal de toon hoger klinken dan wanneer de ambulance zich van u af beweegt. Op het moment van passeren hoort u een duidelijke verandering in de toonhoogte. Wat er precies gebeurt is geïllustreerd in figuur 1. Daarop zien we een naar rechts bewegend object dat geluidsgolven uitstraalt. De geluidsgolven worden in de richting van de beweging als het ware “ingedrukt”, terwijl ze in de andere richting juist uitgerekt worden. Hierdoor krijgen we te maken met een verschil in toonhoogte. Duidelijk is te zien dat zodra het object u passeert, de toonsverandering goed hoorbaar zal zijn. U heeft immers eerst te maken met relatief korte golflengten (waardoor de frequentie relatief hoog is), waarna u snel terecht komt in de langere geluidsgolven die een lagere toon geven vanwege de lagere Figuur 2: Het zichtbaar licht met naar rechts steeds frequentie. De toon wordt dus kortere golflengten. plotseling lager.
9
Ook licht kan beschreven worden met golven***, waardoor we het object in figuur 1 ook kunnen zien als iets dat lichtstralen uitzendt. Komt het object naar ons toe, dan zal de golflengte korter worden en de frequentie dus hoger. We noemen het licht dan blauwverschoven. Hebben we te maken met een object dat van ons af beweegt, dan zien we de langere golflengten en heet het licht roodverschoven. Als overkoepelende term hebben we het over Dopplerverschuiving. Als planeten om een ster draaien, draaien ze niet om het centrum van de ster, maar om een gemeenschappelijk zwaartepunt van de ster en de planeten. In andere woorden: de ster zelf maakt ook een beweging rond dat zwaartepunt. Tijdens die beweging beweegt de ster om en om naar ons toe en van ons af en hebben we dus te maken met het Figuur 3: het licht van de ster wordt roder (rechts) dan wel Dopplereffect. Aan de hand van blauwer (links) tijdens de baan, die veroorzaakt wordt door de de baan van de ster kan de massa planeet. van de daar omheen draaiende planeet bepaald worden, evenals de baanperiode. Figuur 3 toont ietwat overdreven de baan van een ster onder invloed van een planeet. Een andere techniek om exoplaneten te ontdekken is de transitmethode. Daarbij maakt men gebruik van de verandering in lichtintensiteit wanneer een planeet precies voor een ster langs beweegt, vanaf onze positie in de ruimte gezien. We noemen dat ook wel een overgang en spreken dus ook wel van de overgangsmethode. Om de methode te kunnen gebruiken moet het te ontdekken planetenstelsel aan een belangrijke voorwaarde voldoen: het vlak waarin de planeten draaien moet parallel zijn aan de kijkrichting vanaf de Aarde. In andere woorden: de planeten
Figuur 4: Twee mogelijke aanzichten.
10
moeten voor de ster langs kunnen schuiven, gezien vanaf de Aarde. Geïllustreerd in figuur 4 zijn twee aanzichten van een planeetsysteem. De linkersituatie biedt geen mogelijkheden voor de transit- of overgangsmethode, de rechtermethode daarentegen wél. Het zijn twee uitersten; tussenliggende situaties zijn uiteraard ook mogelijk. Is er ter bevestiging van de eerste waarneming een periodiek patroon ontdekt met behulp van de transitmethode, dan kan men allereerst de straal bepalen. Daarnaast kunnen de baan en massa van de planeet berekend worden. Verder kan met spectroscopie, het analyseren van het licht van de ster, bepaald worden wat voor stoffen zich in de atmosfeer bevinden, een belangrijk onderdeel van de bepaling of leven zoals wij dat kennen mogelijk is op de betreffende planeet. Een ander belangrijk voordeel van de overgangsmethode is dat ook de temperatuur van de planeet nauwkeurig bepaald kan worden doordat de planeet ook achter de ster langs beweegt. Immers: we weten op dat moment de intensiteit van het licht van de ster met de planeet en de intensiteit van het licht van de ster zonder planeet. Aftrekken van de twee resultaten levert de stralingsintensiteit van alleen de planeet. Daaruit kan weer de temperatuur bepaald worden. Deze bepaling kan niet altijd plaatsvinden: soms is de ligging van het baanvlak zó, dat de planeet wel voor, maar niet achter de ster langs beweegt. De overgangsmethode heeft naast het baanvlaknadeel nog een nadeel, namelijk daarin dat astronomen die de methode gebruiken vaak achteraf valse detecties hebben gemaakt, door de grote onzekerheden. Om die reden moeten veel aanvullende waarnemingen worden gedaan. Naar verwachting is de baan van ongeveer 10% van de exoplaneten zodanig dat die voor hun moederster langs bewegen. Wel geldt dat hoe verder de planeet van de ster staat, hoe kleiner de kans is dat die daadwerkelijk voor zijn ster langs beweegt. Een aardachtige planeet op één Astronomische Eenheid (AE), de afstand van de aarde tot de zon, heeft een kans van 0,465% om precies voor de ster langs te bewegen. Met deze en andere methoden, die verder buiten beschouwing gelaten worden, zijn inmiddels grofweg 350 planeten ontdekt; de meeste daarvan in de afgelopen vijf jaar. Veelal zijn dat gasreuzen: onbewoonbare planeten zoals Jupiter. Vaak bevinden die planeten zich bovendien dicht bij hun moederster, waardoor het op eventuele grote manen ook dood is. De laatste tijd worden de gevonden planeten echter steeds kleiner en vaker rotsachtig; het wachten is op planeten met leefbare omstandigheden, in de zogenaamde leefbare zone (habitable zone of Goldilocks zone) rond hun moederster.
11
Kepler Ruimtetelescoop Kepler speelt wat de ontdekking van een aardachtige planeet buiten ons zonnestelsel een belangrijke rol. De telescoop heeft als primair voordeel boven andere telescopen dat hij zich in de ruimte bevindt en daardoor geen last heeft van de vertroebelende aardatmosfeer. Een ander groot voordeel is het feit dat hij continu en tegelijkertijd 100.000 sterren kan waarnemen. Bij die waarnemingen maakt hij gebruik van de overgangsmethode en meet hij dus variaties in sterlicht. Dat doet Kepler met grote nauwkeurigheid: om aardachtige planeten te ontdekken moet de telescoop immers variaties in het sterlicht van 0,01% kunnen meten. Kepler gaat met zijn onderzoek niet langzaam de hemel langs, maar bekijkt constant eenzelfde stuk hemel in de sterrenbeelden Zwaan en Lier, ongeveer zo groot als de vlakke hand afgezet tegen de hemel op armlengte afstand. Daarachter bevinden zich uiteraard ontelbaar veel sterren; Kepler gaat 100.000 van die sterren continu en tegelijkertijd analyseren om minieme variaties te meten. Zoals eerder vermeld is één waarneming niet genoeg; voordat astronomen met ontdekkingen op de proppen komen, worden meerdere waarnemingen gedaan. Om die reden Figuur 5: Ruimtetelescoop Kepler zijn ontdekkingen van planeten die dicht langs de ster draaien eerder te verwachten dan ontdekkingen van aardachtige planeten in de leefbare zone. Dat is simpelweg om de reden dat de planeten dichter bij de ster een kortere omloopbaan hebben en dus sneller weer voor hun ster langs schuiven. Op ontdekkingen van aardachtige planeten moeten we naar verwachting nog een jaar of vier wachten. Pas dan zijn de betreffende planeten vaak genoeg voor de ster langs gedraaid om definitieve bevestiging te waarborgen. Als de missie voltooid is, hebben we naar verwachting een goed beeld van de mate van zeldzaamheid van planeten als de Aarde. Afgaande op de kans van 0,465% op de detectie van een aardachtige planeet op
12
een afstand van één AE, is gemakkelijk uit te rekenen dat 465 planeten op zo’n afstand ontdekt kunnen worden naar de huidige modellen. En daarna? Wat te doen na de ontdekkingen? Het is natuurlijk mooi als we weten of er andere aardes zijn – dat alleen al zal immers aanleiding geven tot een aantal veranderingen in wereldbeelden van veel wereldburgers – maar het echte werk moet dan nog beginnen. In Amerika liggen al plannen klaar voor de Terrestrial Planet Finder, een ruimtetelescoop die zo gevoelig is dat die zelfs foto’s kan maken van planeten bij andere sterren. Zo scherp dat eventuele continenten te voorschijn komen als variaties in de lichtintensiteit vanaf de planeet. Zo goed dat zogenoemde biomarkers, de stoffen die een indicatie geven van de aanwezigheid van leven, duidelijk ontdekt kunnen worden in het spectrum van de planeet. Helaas is het project in de ijskast gezet, omdat er gesneden is in het budget van NASA. Hier in Europa heeft men vergelijkbare plannen onder de noemer Darwin. Beide staan niet eerder gepland dan 2015. Ook al spreekt alles ontzettend tot de verbeelding, veel verder zijn we na die missies nog steeds niet. Een definitief bewijs voor leven elders is dan alsnog niet gegeven, al zit het er natuurlijk wel dik in als biomarkers gevonden worden. Voor definitieve bewijzen moeten we toch echt óf contact zoeken, óf er naartoe. Beide mogelijkheden zitten er voorlopig niet in. Desondanks is dit alles een zeer interessant onderzoeksgebied, want van al die jaren dat de mens rondloopt zijn wij de eerste mensen die daadwerkelijk een indicatie kunnen geven van de hoeveelheid leven in het heelal en daarmee dichterbij dan ooit komen bij de beantwoording van de prangende vraag: “Zijn we alleen?”.
Referenties * Onze ogen zijn alleen gevoelig voor een bepaald deel van het elektromagnetisch spectrum. Dat deel noemen we het zichtbaar licht. Andere delen van het spectrum zijn (van minst energetisch naar meest energetisch): radiostraling, infrarood, ultraviolet, röntgenstraling en gammastraling. In alle gebieden wordt astronomisch onderzoek verricht, meestal vanuit de ruimte omdat onze aardatmosfeer (gelukkig) veel straling absorbeert. ** Een pulsar is het overblijfsel van een ster die zijn leven beëindigd heeft met een supernova. Pulsars zenden als een vuurtoren bundels radiostraling uit. Verstoringen daarin kunnen relatief makkelijk gedetecteerd worden. Daarom werd de eerste exoplaneet bij een dergelijk object gevonden. *** Licht gedraagt zich bijzonder. Uit experimenten bleek ongeveer 400 jaar geleden al dat het zich gedraagt als een golfbeweging, maar ongeveer 100 jaar geleden bleek het zich ook als deeltje te gedragen. Licht is dus zowel met golven als met deeltjes te beschrijven. Meer info over licht op: http://nl.wikipedia.org/wiki/Licht
13
Neptunus Door Rijk-Jan Koppejan Deze planeet zag ik in de zomer van 2008 voor het eerst door een telescoop. Een overduidelijk blauw schijfje toonde zich in het beeldveld van een 50cm Newtontelescoop. Net als de eerste astronomen die op basis van de berekeningen van de Fransman Le Verrier in 1846 de planeet waarnamen, was ik verrast door de aanblik. Deze planeet is de eerste planeet in ons zonnestelsel die op wiskundige wijze kon worden ontdekt. Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus zijn gemakkelijk met het blote oog te zien en waren dus al in de oudheid bekend. Uranus werd bij toeval ontdekt door William Herschell in 1781 (zie Observator 2009-1). Onregelmatigheden in de baan van Uranus toonden aan dat een andere, nog onbekende planeet dit veroorzaakte. De Fransman Urbain Le Verrier en de Engelsman John Couch Adams (een jaar eerder) berekenden onafhankelijk van elkaar de positie van een nog niet ontdekte planeet. Beide astronomen gaven andere waarnemers de opdracht de planeet te vinden. Helaas voor Adams nam de directeur van de sterrenwacht in Greenwich niet de moeite de planeet op te sporen. Hij geloofde niet zo in de berekeningen van de jonge Adams. Meer succes had Le Verrier. Al tijdens de eerste waarneemsessie vond de Duitse astronoom Johann Gottfried Galle binnen het uur (!) de planeet. Toen Adams hoorde dat Le Verrier een nieuwe planeet had ontdekt op ongeveer dezelfde plaats aan de hemel als hij zelf had berekend, brak er een heuse rel uit in Engeland. Het werd de directeur van Greenwich en tevens ‘Astronomer Royal’, George Airy, kwalijk genomen dat hij Adams niet voldoende serieus had genomen. De ontdekking van de nieuwe planeet kwam daardoor op naam te staan van een Fransman en geen Engelsman. Het bleef nog lange tijd onrustig in Engeland. Berekende en waargenomen posities van Neptunus door Galle.
De ontdekking betekende een triomf voor de wis- en natuurkunde, hoewel later bleek dat de berekeningen van beide heren niet klopten. Beiden gingen namelijk uit van de wet van Titius-Bode (zie kader) en gingen als gevolg daarvan uit van een planeetbaan
14
veel verder van de Zon. Toeval of niet, Neptunus werd als eerste planeet gevonden op basis van wiskundige berekeningen. Neptunus is de achtste en tevens Wet van Titius-Bode laatste (?) planeet van ons Het was de astronoom Titius opgevallen zonnestelsel. De Zon is van Neptunus (halverwege de 18e eeuw) dat de afstanden van de af gezien niet meer die enorme planeten tot de Zon een meetkundige reeks warmtebron zoals wij die kennen. vormen. De astronoom Bode publiceerde deze Haar lichten warmtegevend reeks in 1768. vermogen is daar tot op 1/900 De reeks is alsvolgt: 0, 3, 6, 12, 24, 48, 96 verminderd. De Zon is op die afstand Tel er ‘4’ bij op. We krijgen dan de volgende echter nog geen ster geworden, ze reeks: 4, 7, 10, 16, 28, 52, 100. schijnt altijd nog zo helder als 40 miljoen sterren van magnitude 1. Van Het blijkt nu, dat als men de afstand van de Zon de Aarde naar Neptunus verhuizen is tot de Aarde op 10 stelt, de afstanden van de toch het licht en de warmte verlaten, overige planeten ongeveer met de andere getallen om in de kou en de duisternis te van de reeks overeenkomen. komen. De Franse astronoom Camille Flammarion (1842 – 1925) fantaseerde Mercurius: 3,9 Venus: 7,2 in zijn meesterwerk ‘De wonderen des Aarde: 10 hemels’ over het leven op deze verre Mars: 15,2 planeet. Hij schrijft: ‘Weinige jaren Planetoïden: 15 – 52 ( De eerste planetoïde, Ceres, geleden geloofde men, dat eene drukking werd in 1801 ontdekt) van een bepaald aantal atmosferen het Jupiter: 52 leven onmogelijk maakte, en dat eene Saturnus: 96 bepaalde hoeveelheid licht onontbeerlijk was voor het bestaan van organische De planeet Uranus was ten tijde van Titius en wezens, zoodat de diepten van de oceaan Bode nog niet ontdekt, maar ook deze planeet past redelijk in de reeks. Neptunus zou volgens van leven beroofd moesten zijn.’ De deze wet op een afstand staan van 388, maar in wetenschap had inmiddels werkelijkheid is dat 301. Het is duidelijk dat de aangetoond dat er in de duistere wet van Titius-Bode slechts toeval is en geen diepten van de oceanen ook volop werkelijke wet. leven aanwezig wass, dus waarom niet op Neptunus? Flammarion schrijft: ‘En indien gij die levende overblijfselen (uit de oceaan) op het dek van het schip werpt, en gij ziet die wonderlijke wezens met hunne veelkleurige versierselen voor uwe oogen sterven, doordat de lucht hun te ijl en het licht hun te fel is, denkt gij dan niet aan Neptunus? Ziet gij dan niet, dat de zeegod daarboven nog een geheel ander rijk heeft, dan in de diepten van den Oceaan? En gelooft gij dan nog, dat de natuur niet in staat is, ook daar levende wezens voort te brengen?’
15
De planeet is slechts één keer bezocht door een ruimtesonde. Dat was in 1989 door Voyager 2. Deze sonde maakte tijdens zijn passage de eerste foto’s van dichtbij. Mede hierdoor zijn we heel wat te weten gekomen over deze verre wereld. We weten bijvoorbeeld dat Neptunus de stormachtigste planeet van het zonnestelsel is. De atmosfeer is enorm dynamisch, hetgeen je niet zou verwachten voor een wereld zó ver van de Zon. De warmte die de planeet van de Zon ontvangt is bij lange na niet voldoende om de stormen in de atmosfeer te veroorzaken. Het inwendige van Neptunus moet dus hiervan de oorzaak zijn. Warme lucht stijgt op en condenseert tot witte wolken. De omwentelingssnelheid van Neptunus bedraagt iets meer dan 16 uur. Hierdoor waaien de wolken uiteen en de winden kunnen snelheden bereiken van maar liefst 2160 km per uur! Ter vergelijking: Op Aarde is maximaal iets meer dan 500 km per uur gemeten (in een tornado). Een heel verschil.
Klaas Jobse is de eerste van onze medewerkers die het gelukt is om Neptunus vast te leggen. Hij maakte deze opname van de planeet (de helderste stip in het midden) op 21 juli 2007.
De atmosfeer van de planeet bestaat voornamelijk uit waterstof, helium en methaan. Onder die atmosfeer zit een mantel van vloeibaar water en methaan- en ammoniak ijs. Neptunus heeft vermoedelijk een kleine kern van gesteente en ijs. De planeet heeft ook ringen. Niet zo indrukwekkend als die van Saturnus en ze werden dan ook pas ontdekt dankzij de ruimtevaart. Vier van de dertien bekende manen bevinden zich binnen het ringenstelsel. Ze zijn erg klein. Alleen de maan Triton heeft een aardige diameter ( 2707 km). Deze maan werd slechts 17 dagen ná de ontdekking van Neptunus door William Lassell ontdekt. Lassell was bierbrouwer en de winst van zijn brouwerij gebruikte hij voor zijn ‘hobby’. Bier en sterrenkunde kunnen soms Triton. Foto: NASA/Voyager 2 een mooie combinatie zijn……
16
Triton is een opvallende maan in ons zonnestelsel. Het is de enige maan met een retrograde beweging. De maan draait tegen de draaiing van Neptunus in. Triton is dus niet gelijk met Neptunus ontstaan, maar vermoedelijk is het een ingevangen miniplaneet uit de Kuipergordel. Over ongeveer 100 miljoen jaar zal deze maan op Neptunus neerstorten. De Nederlandse astronoom Gerard Kuiper (1905 – 1973) ontdekte in 1949 de tweede maan, Nereïde. Deze maan is met een diameter van 340 km veel kleiner dan Triton. Gerard Kuiper suggereerde in 1951 het bestaan van een brede gordel van komeetachtige, uit rots en ijs bestaande objecten en planetoïden buiten de baan van de planeet Neptunus. Het bestaan van deze gordel werd veertig jaar later daadwerkelijk aangetoond en wordt nu de Kuipergordel genoemd. Een aantal manen van Neptunus (maar ook van andere planeten) vinden hun oorsprong in die gordel. Wat weten we nog meer van de wereld die ondanks zijn maximale helderheid van magnitude 7,8 weliswaar niet met het blote oog is te zien, maar wel met een verrekijker of kleine telescoop? Al heel wat. De gemiddelde afstand tot de Zon is 4,5 miljard kilometer. De temperatuur van het zichtbare oppervlak bedraagt minus 200 graden Celcius en de diameter is bijna 50.000 kilometer. De omlooptijd rond de Zon is bijna 165 jaar. Sinds zijn ontdekking in 1846 heeft de planeet dus nog geen volledig Neptunusjaar afgelegd. Over ruim een jaar (in 2011) vinden we de planeet weer precies terug op de plek waar hij is ontdekt! Het is niet eenvoudig om de planeet te vinden. Je hebt een flinke vergroting nodig om Neptunus als schijfje tussen de achtergrondsterren te kunnen ontwaren. De planeet beweegt momenteel in sterrenbeeld Steenbok. Dit sterrenbeeld komt in onze streken niet erg hoog boven de horizon, wat het observeren er van er niet gemakkelijker op maakt. In de zomer van 2008 zag ik zelf voor het eerst de planeet met een grote telescoop (50cm. Newton) met een flinke vergroting (300x). Ik was verrast door de aanblik: een helder blauwgroenig schijfje tussen de sterren. Op 17 augustus staat de planeet in oppositie. De planeet staat dan ten opzichte van de Aarde het gunstigst aan de hemel. Probeer aan de hand van sterrenkaarten de planeet maar eens te vinden met een telescoop of flinke verrekijker. Bronnen: Wonderen des Hemels, Flammarion , 1886 Splendour of the heavens, A Popular Authoritative Astronomy. Hutchinson & CO. 1924 Heelal, Martin Rees, uitgave ANWB 2007 Sterrengids 2009, uitgave stichting de Koepel, Utrecht.
17
“Expedition Ciel Clair” Frankrijk. 21 tot en met 28 maart 2009 Door Jan Koeman In het najaar van 2008 besluiten we dat het tijd wordt om weer eens een echt donkere plek te gaan bezoeken in een aangename klimaatzone. Na onze expeditie naar de Negev-woestijn in januari 2007 hebben we de smaak te pakken van het waarnemen onder optimale omstandigheden. Niets is leuker dan een hele nacht de hemel afspeuren naar objecten die je nog nooit zelf hebt waargenomen, zonder dat je na een uurtje al weer in moet pakken, zoals in ons vochtige, bewolkte kikkerlandje vaak het geval is. Een bestemming relatief dicht bij huis waar je goedkoop met een busje heen kunt, is in ieder geval ook heel praktisch, omdat we dan veel telescopen mee kunnen nemen. Mede op basis van enthousiaste verhalen van andere amateurastronomen, besluiten we naar Les Granges in de Provence te gaan.
Zaterdag 21 maart 2009 De eerste de beste auto die we tegenkomen in de buurt van Les Granges begint druk te toeteren. Het is onze gastheer Olliver Penrice, die nog even naar de bakker moet. Hij legt uit hoe we verder moeten rijden. Het huis is open en we kunnen meteen naar binnen. Een mooie natuurstenen villa met vrij uitzicht op het zuiden en geen directe buren. We laden al onze bagage en apparatuur uit en zetten de sfeervolle woonkamer met Jotul-houtkachel meteen vol met onze telescopen. Als Olly later binnenkomt is hij verrukt over de chaos die we in korte tijd in zijn huis hebben gecreëerd. “No wives, only telescopes!” roept hij glunderend uit. We weten binnen luttele seconden dat we aan Olly een goede gastheer hebben. Olly is een gepensioneerde leraar (‘English literature’) uit Engeland en een verwoed amateurastronoom, die na een lange zoektocht vijf jaar geleden deze boerenwoning op een van de donkerste locaties in Zuid-Frankrijk kon kopen. De naam ‘Les Granges’ verwijst naar de vroegere functie van het huis: een graanopslagplaats. Sinds Olly’s astro-villa. Foto: Rijk-Jan Koppejan
18
een aantal jaren verhuurt hij z’n huis aan amateurastronomen. Er is plek voor vijf gasten of eventueel een paar meer als die genoegen nemen met een slaapplek in de woonkamer. Er is een ruime keuken en twee slaapkamers en twee badkamers. Leuk detail is dat enkele ramen met een hardboardplaat van binnenuit zijn af te schermen zodat er ‘s nachts geen storend licht naar buiten komt. Buiten zijn op enige afstand van elkaar op de zuidelijke heuvelflank waar het huis op staat een vijftal waarneemplekken waar je je eigen telescoop kunt opzetten. Er is ook stroom aanwezig. Verder heeft hij een drietal permanent opgestelde telescopen: een HEQ-6 Pro montering met 127 Meade refractor, een 12 inch Meade SCT en een 50 cm zelfbouw Dobson telecoop. Deze Dobson wordt door Olly respectvol ‘Sir Isaac’ genoemd, naar Isaac Newton, de bedenker van de spiegeltelescoop. Zelf woont Olly met zijn partner Monique in een kleine woon-slaapkeuken in het achterhuis. De eerste avond in Les Granges kunnen we meteen buiten aan de slag want het is prachtig helder en het is Nieuwe Maan, dus aardedonker. Dit zijn de belangrijkste omstandigheden voor een geslaagde waarneemnacht. Na een snelle warme hap door Theo, onze expeditiekok, gemaakt, maken we onze kijkers en monteringen klaar en genieten we van de heldere droge lucht. Rond acht uur is het donker en gaan we eerst met sterrenbeeld Orion en omgeving aan de slag: Messier 42 en de Rosette-nevel en daarna de Pleiaden, voordat deze achter de berg in het westen zijn verdwenen. De heuvels rond onze waarneemlocatie zijn ca. tien De drie gordelsterren van Orion. Naast de linkse ster, graden hoog, zodat je een stukje van de Alnitak, is juist de Vlamnevel te zien. Onderaan zien hemel mist. Erg is dit niet, want als we de beroemde Orionnevel. Foto: Jan Koeman hemelobjecten zo laag staan, zijn ze fotografisch toch niet goed vast te leggen door de lange weg van het licht door de dampkring. Een van de doelen van deze expeditie is om zoveel mogelijk Messier-objecten te zien en te fotograferen. Charles Messier was een Franse astronoom die leefde van 1730 tot 1817 en voor het eerst een inventarisatie maakte van alle sterrenstelsels, sterrenhopen en
19
planetaire nevels aan de nachtelijke hemel. Eigenlijk was hij vooral op zoek naar kometen en wilde hij dus in kaart brengen welke wazige vlekjes geen kometen zijn. Hij heeft een zgn. Messier-catalogus met 110 objecten samengesteld van objecten die hij beslist niet wilde zien. Onze expeditie is natuurlijk in de eerste plaats en eerbetoon aan deze beroemde Fransman, die dan ook prominent op het expeditielogo op onze bus staat. Helaas hebben we geen enkele Fransoos gezien die met een blik van herkenning en waardering ons logo heeft bekeken. De eerste nacht gaan we door tot een uur of drie in de vroege zondagmorgen. Van vocht op de telescopen hebben we geen last deze nacht. Olly is ook de hele nacht druk met zijn Meade 127 Apo refractor om deepskyobjecten te imagen. Hij geniet van de drukte op z’n waarneemberg. Wij geven de eerste nacht de voorkeur aan Etoile St-Cyrice, een typisch Provençaals dorpje. ons eigen speelgoed, om zo de optimale Foto: Jan Koeman afstelling van de eigen apparatuur te krijgen. De enorme Dobson-telescoop oefent op Theo een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Het beeld door zo’n lichtkanon is dan ook onvergetelijk en vele malen mooier dan dat in onze eigen kleine kijkertjes. Zondag 22 maart Om acht uur sta ik al naast m’n bed en ga een korte wandeling maken in de omgeving. Even een stukje de berg op en daarna een ommetje door het kleine dorpje Etoile St-Cyrice. Het heeft vannacht gevroren, maar de ochtendzon is heerlijk. Na het ontbijt gaan we met z’n allen aan de wandel en maken er een echte botanische speurtocht van. Overal komen alpine voorjaarsbloemen zoals het leverbloempje en de Helleboris uit de grond tevoorschijn. Gedroogde zilverdistels van vorig jaar liggen ook hier en daar op de kale grond. We blijken met z’n allen toch heel wat plantjes te kunnen determineren (en dat zonder flora!). Ook wordt het langzamerhand tijd om Olly te vragen een draadloos internet netwerk te installeren. Voor ons met één laptop per persoon toch wel een eerste levensbehoefte. Na wat geknutsel kunnen we
Het WiFi-signaal is in de badkamer het sterkst. Foto: Jan Koeman
20
zondagmiddag onze eerste foto’s de wereld in sturen. Eerst met z’n allen vanuit de badkamer, maar later blijkt het WiFi-signaal in de keuken ook bruikbaar te zijn. Vanaf nu zijn de vijf laptops op de eettafel niet meer weg te krijgen. ‘s Middags rijden we een paar kilometer verderop naar Orpierre, waar een paar prachtige kliffen een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefenen op rotsklimmers uit heel Europa. We zien er verschillende aan een touwtje heen en weer bungelen. Ook wordt het tijd voor een eerste terrasbezoek met een Frans biertje. Jeu de Boules is een andere topsport die hier in het dorp wordt beoefend, maar aan ons is dat niet besteed. Het dorpje met z’n smalle steegjes, oude deuren en doorkijkjes is heel pittoresk en als een stelletje ordinaire Hollandse toeristen met dikke camera’s op onze (nog) dunne buiken banjeren we door het dorp. De tweede waarneemnacht belooft nog beter te worden. Na een voortreffelijke quiche van Theo gaan we weer vlot aan de gang buiten. Bij toerbeurt hangen we nu ook onze camera’s onder de Meade 127 mm APO-refractor van Olly. Dit is een betrekkelijk goedkope refractor en volgens Olly minstens zo goed als een 4x duurdere Takahashi. Door de perfecte autoguiding op de muisstille EQ6-PRO montering, zijn belichtingstijden van meer dan vier minuten zeker haalbaar. Ik maak verbluffend mooie opnames van de spiraalstelsels M51 en M101, beiden op vele tientallen miljoenen lichtjaren hier vandaan en door een kleine telescoop nauwelijks zichtbaar. Maar na een lange belichtingstijd verschijnen de prachtigste spiraalstructuren op de digitale beeldscherm. Dit is de ultieme kick van astrofotografie! Autoguiding is natuurlijk fantastisch maar de indrukwekkende kluwen elektrieke draadjes en apparatuur aan z’n kijker laat wel zien dat je een echte computerfreak moet zijn om dit allemaal goed voor elkaar te krijgen. Zelf ga ik toch meer voor het ambachtelijke, mechanische fotografiewerk. Er gaat uiteindelijk niets boven een opname die je zelf met eigen apparatuur maakt (zie de foto’s in kleur op de achterzijde van dit blad).
Draaikolknevel. NGC 4565. M101 Foto: Jan Koeman Foto: Rijk-Jan Koppejan Foto: Jan Koeman Bovenstaande foto’s zijn gemaakt met Olly’s 127mm Meade APO-refractor op een EQ6-PRO montering. Dankzij ‘auto-guiding’ kun je lang belichten, zonder volgfouten. Met een gewone digitale spiegelreflexcamera kun je dan mooie resultaten behalen.
21
Had ik de eerste nacht m’n Celestron C8 SCT kijker op m’n montering, nu scan ik het heelal af met de eenvoudige Orion 80mm ED refractor, volgens Olly ook minstens zo goed als een Takahashi. Messier 3, 35, 36, 37, 38, 46 en 47 komen in beeld. Na een twintigtal Messiers stap ik over op de NGC-objecten en voel me al een gevorderde waarnemer. Ook nu gaan we door tot een uur of drie. De zomersterrenbeelden zoals de Lier en Zwaan komen dan al op en de mooie planetaire nevels zoals de Halternevel en de Ringnevel zijn al goed te fotograferen. Maandag 23 maart Een deel van het expeditieteam gaat ’s morgens de nodige voorraden inkopen bij de Supermarché in Laragne. Olly komt naar onze resultaten van de vorige nacht kijken en geniet van ons enthousiasme. Op het zonnige terras hebben we een Ontbijten in de voorjaarszon. Foto: Jan Koeman echte Provençaalse lunch met door Theo gemaakte verse avocado spread en stokbrood met brie. Het is niet verbazingwekkend dat de foto die we van dit ‘God in Frankrijk’ –tafereeltje maken op de Sterrenwachtwebsite de meeste hits gaat krijgen. Met een gevulde maag gaan we met de bus op weg naar de vlakbij gelegen Gorge de la Meouge; een prachtige kloof met een rivier die door de gelaagde kalksteenbergen slingert. Het is even zoeken naar een geschikt wandelpad. Theo en ik tonen de ware expeditiegeest en trotseren het ijskoude smeltwater, zodat we aan de overkant van de rivier heerlijk rustig kunnen wandelen. Hier en daar zijn ammonieten (fossiele slakken) in de grijze kalksteen te zien. Aan het einde van de middag worden we alweer nerveus en gaan gauw terug naar Les Granges om ons op te maken voor de derde waarneemnacht. Theo maakt een heerlijke bruine bonenschotel zodat we de komende koude nacht goed doorkomen. Onze monteringen lopen nu pas lekker en al onze apparatuur heeft geen geheimen meer. Uiteindelijk gaat het om goed scherpstellen en goed volgen; dat is het recept voor een geslaagde deepskyfoto. Deze derde nacht wordt de meest productieve. Bij mij staan de Krabnevel (M1), Eskimonevel en NGC 4565 op het menu. Ik maak met de camera op statief ook wat lange tijdopnames van ruim 50 minuten, zowel digitaal als op film. In de wei onderaan de
22
heuvel van ons huis heb ik een oud wrak van een Renault 4 ontdekt. Dit vormt een mooie voorgrond voor een mysterieuze stersporenfoto. Ook maak ik op een paar andere plaatsen lang belichte opnames. Dinsdag 24 maart Deze ochtend is het zowaar bewolkt en dwarrelt er sneeuw uit de lucht. Een geschikt moment om met de bus eens wat verder de Provence in te trekken. We gaan naar het stadje Orange, hier zo’n 80 km vandaan. Dat lijkt niet ver, maar we zijn er wel zo’n 2 uur mee bezig, zeker als je eerst een heel stuk over de smalle maar schitterende D-weggetjes moet Romeinse amfitheater in Orange. Foto: Jan Koeman rijden. Bij een sneeuwveldje langs de weg stoppen we voor een eerste fotoshoot. Een grappenmaker heeft hier een bord met ‘Glacier’ neergezet, dus het lijkt net echt, met onze bus op Spitsbergen of zo. Even verderop is de weg afgesloten, omdat er een halve berg naar beneden is gekomen. Gelukkig is er een omleiding door de rivierbedding gemaakt. Orange ligt in de Rhone-vallei, omgeven door wijn- en olijfboomgaarden.
Vale gieren zijn zeldzame vogels. Hun leefgebied in Europa beperkt zich tot Spanje en een klein deel van de Provence in Frankrijk. Foto: Jan Koeman
Midden in het stadje staat een kolossaal Romeins amfitheater in nog perfecte staat, alsof de Romeinen vorige week nog een optreden hebben gehad. Guus is vandaag onze archeologische gids en we onderwerpen dit bouwwerk dan ook aan een deskundig onderzoek. Na een wandeling door de stad en een cafébezoek gaan we huiswaarts. Natuurlijk maken we wel een stop bij een van de vele wijncoöperaties om een paar dozen heerlijke Côtes du Rhône in te slaan. Via een hopelijk iets snellere omweg rijden we terug. Bij het plaatsje Remuzat is een steile rotsklif waar we plotseling tientallen Vale Gieren zien rondcirkelen. Een indrukwekkend gezicht!
Woensdag 25 maart De boodschappenploeg ziet op weg naar de winkel Reintje de Vos door de Franse velden struinen. Theo maakt er een paar prachtige foto’s van en is de volgende dagen
23
steeds vroeg uit de veren om de vos te betrappen. Vandaag wordt een rustige fossielendag. Olly heeft ons gewezen op een plek hier vlakbij waar volop fossielen zijn uit te hakken. Gewapend met de geologenhamers van Olly gaan we op pad. De oogst is niet heel spectaculair, maar leuk genoeg om de spanning erin te houden. Je weet maar nooit wat er in die rotsen nog verstopt zit. Omdat de nacht niet veelbelovend is (koud en winderig) gaat Theo zich flink te buiten in de keuken en krijgen we een fantastische kipschotel geserveerd. Rijk-Jan trotseert de felle koude wind en is in staat om nog wat deepskyopnames te maken. Ik maak een Fossielen zoeken is een leuke bezigheid. begin met lezen in Olly z’n uitgebreide Foto: Rijk-Jan Koppejan astronomiebibliotheek. Genoeg boeken voor een hele maand regen in Les Granges! De anderen gaan eens lekker ongestoord slapen. De weersvoorspelling belooft aan het einde van de week weer mooie heldere nachten. Donderdag 26 maart De zon komt vandaag weer volop terug. Een mooie dag om nog een flinke autorit in de Romeinse ‘graffiti’ in een rotswand. buurt te maken. In Koen z’n reisgids ontdekken Foto: Jan Koeman we een mooie route bij Sisteron, niet ver hier vandaan. Het is de ‘Route du Temps’, kronkelend door de bergen langs oude en historische objecten. Dat bij de start van deze fraaie D-weg een verbodsbord staat wat duidt op lawinegevaar, zien we gelukkig even over het hoofd. Het gevolg is wel dat we twee uur lang zonder medeweggebruikers kunnen genieten van de mooiste landschappen en uitzichten. Onderweg ook nog een fraai stukje Romeinse graffiti op de rotsen gezien (La Pierre Ecrite). En uiteraard op een sneeuwveldje nog even sneeuwballen gooien. Halverwege stoppen we in het mooie dorpje Thoard en maken er een wandeling rond de kerk. Even verderop in Mallemoisson fotograferen we een bijzondere zonnewijzer die in ieder geval de juiste tijd aangeeft. Een terrasje doen we aan in Sisteron, een mooi stadje met een citadel. Het schijnt dat bij Sisteron een soort culinaire boomgrens ligt: ten noorden ervan braadt men vlees in boter en ten zuiden ervan in olijfolie. Een andere bijzonderheid van deze plaats is dat er in één straat maar liefst twee naaimachinewinkels (leuk voor onze voorzitter….) te vinden zijn! Omdat het ‘s avonds nog bewolkt is, maar de voorspelling opklaringen laat zien na
24
middernacht, zetten we onze spullen buiten klaar en gaan dan slapen. De wekker gaat om 2 uur af en dan blijkt het ook prachtig helder te zijn. Op Guus na, stormen we naar buiten om ons te werpen op de zomersterrenbeelden met bijbehorende sterrenstelsels die nu boven de oostelijke en zuidelijke horizon omhoog komen. We zijn goed uitgerust en het wordt een erg productief nachtje, of zeg maar ochtendje, want het is wel een race tegen de klok, omdat rond zes uur de ochtendschemering begint. Theo slaakt de ene kreet na de andere van achter de kolossale Dobson. De spiraalstelsels vliegen oogverblindend door het fantastische beeldveld. Rijk-Jan, Koen en ik zijn geconcentreerd foto’s aan het maken van de zuidelijke Messierobjecten die bij ons in Nederland moeilijk zijn waar te nemen. Vooral de Lagunenevel (M8) en de Trifidnevel (M20) zijn indrukwekkend en kunnen we goed fotograferen omdat er geen lichtvervuiling is.
M8, Lagune-nevel. Foto: Jan Koeman
M27, Halternevel. Foto: Jan Koeman
Plotseling beginnen er vogels te zingen en kleurt de hemel van zwart naar diep blauw. Een prachtig moment om de bolhoop M7 en het sterrenbeeld Schorpioen langzaam in een blauwe zee te zien oplossen. Ook de rode superreus Antares is goed te zien. Op de foto knalt hij er helemaal uit. Wat wil je ook, als deze ster de plaats van onze zon in zou nemen, zou Mars er zelfs door worden verzwolgen. Er vliegen wat ochtendvogels tussen onze kijkers door en ik blijf in ieder geval buiten wachten tot onze meest nabije ster te zien is. Een prachtige zonsopkomst sluit deze geweldige waarneemnacht af. Vrijdag 27 maart Natuurlijk is deze laatste dag in Les Granges hierboven al begonnen. Ons dag- nachten borrelritme staat even op z’n kop en na een pilsje ’s morgens om 7 uur wordt het tijd om te gaan slapen. Maar niet te lang, want het wordt een echte zonnige Provençaalse dag, dus vooral ook even bijbruinen in de ligstoel naast de telescoop. Een triest gevoel bekruipt ons dat het einde van deze expeditie in zicht is. Een laatste kans om nog wat
25
fossielen te vinden of de vos te betrappen. Na het avondeten drinken we als afscheid samen met Olly een biertje en laten onze ervaringen de revu passeren. We hebben een geweldige week gehad met zes nachten waar we buiten flink aan de slag konden met fotograferen en waarnemen door diverse telescopen. Veel geleerd, zowel van elkaar als van Olly. Hij heeft ons laten zien dat ‘Astronomy a way of life’ is en zijn natuurlijk wel een beetje jaloers op hem.
Het expeditieteam met Jan Koeman, Theo Korsuize, Olliver Penrice, Koen de Bruine, Rijk-Jan Koppejan en Guus Besuijen (met de klok mee van rechtsonder af) samen met de magistrale Dobson-telescoop ‘Sir Isaac’genaamd.
We sluiten de week af met nog een paar heldere uurtjes waarnemen en fotograferen tot middernacht. Gelukkig komt daarna bewolking opzetten, zodat we rustig kunnen gaan slapen om fris te zijn voor de terugreis. Waarneemapparatuur: Koen de Bruine: HEQ5 montering van Skywatcher + William Optics Megrez 80 Triple ED Canon 300D + analoge Canon 300V Theo Korsuize: EQ5 montering van Skywatcher + Maksutov 127 van Skywatcher Canon 350D Guus Besuijen: Canon 450D en de Vixen binoculair van de sterrenwacht. Rijk-Jan Koppejan: Vixen Sphinx montering met William Optics Zenitstar 80 en Celestron C8 SCT Canon 350D en 40D Astro (H-alpha gevoelig om emissienevels te kunnen fotograferen) Jan Koeman: Vixen Sphinx de Luxe montering met Orion 80ED refractor, Coronado PST zonnetelescoop en Celestron C8 SCT met Nikon D300 digitale camera en Nikkormat analoge camera voor tijdopnames.
26
(advertenties)
Zeeuws Vlegelbrood, het lekkerste brood op aarde
www.zeeuwsevlegel.nl
27
Opnames vanuit Les Granges, Provence,
Rosetnevel, door Rijk-Jan Koppejan, 27-03- 2009
Trifid- en Lagunenevel 27-03-2009, Rijk-Jan Koppejan
Paardenkopnevel, 23-03-2009 door Rijk-Jan Koppejan
Stersporen boven Les Granges, door Jan Koeman
De Uilnevel, 27-03-2009 door Jan Koeman
Zwaannevel, 27-03-2009, door Koen de Bruine
Kijk op www.lansbergen.net voor (veel) meer prachtige opnames! 28