Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen
Advent- en kerstviering senioren 11 december 2013 Meditatie: ds. A. van de Meer Orgel: Henny Heger
Welkomstwoord Zingen: Komt, verwondert u hier, mensen Komt, verwondert u hier, mensen, Ziet, hoe dat u God bemint. Ziet vervuld der zielen wensen, Ziet dit nieuwgeboren Kind! Ziet, Die 't woord is zonder spreken, Ziet, Die vorst is zonder pracht. Ziet, Die 't al is in gebreken, Ziet, Die 't licht is in de nacht. Ziet, Die 't goed is, dat zo zoet is, Wordt verstoten, wordt veracht. Gebed Lezen: Genesis 1:1-3 In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu was woest en leeg, en duisternis lag over de watervloed; en de Geest van God zweefde boven het water. En God zei: Laat er licht zijn! En er was licht. Stem Hier begint Gods schepping. God maakte scheiding tussen duisternis en licht. Scheiding tussen het water en het land. Er kwamen grasscheutjes en vruchtbaar geboomte voort. En God zag al wat Hij maakte dat het goed was. Er kwamen hemellichten: de zon, de maan en de sterren om te heersen over de dag en de nacht. Wonderlijk! En God schiep het gevogelte des hemels, de dieren op het veld en de vissen in het water. En God zegende ze en zei: Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de wateren en de aarde. En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed.
Lezen: Genesis 1:26-28, 31a En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen! En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. En God zegende hen en God zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over de aarde kruipen! En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Gedicht In ’t paradijs was Adam koning. De hof van Eden was zijn woning. Heel de schepping prees Gods Naam, Mens en dier loofden Hém te saam. Alle schepselen loofden den Heer’, Alles leefde tot Zijn eer. God is goed, ja Hij is groot, Mens en dier kenden geen nood! Stem Alles kwam volmaakt uit Gods Hand. De gehele schepping leefde tot Gods eer. Haar loflied klonk op in liefde tot haar Schepper, de Heere, haar God. Adam en Eva leefden volmaakt gelukkig in het paradijs. Zij waren geschapen naar Gods beeld en Zijn gelijkenis, dat is in ware gerechtigheid en heiligheid. Zij hoorden de stem van de HEERE God, Die in de hof wandelde, bij de wind in de namiddag. Van alle vruchten van de bomen mochten zij vrij eten. Behalve van de boom van kennis van goed en kwaad. Want, zo sprak God: “op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven”.
Gedicht Toen kreeg de mens een proefgebod, Gehoorzaam blijven aan hun God. Maar in Adam zijn wij afgeweken, Voor satans list zijn wij bezweken. En wij geloofden toen terstond, Wat hij sprak met leugenmond.
Lezen: Genesis 3:1-6 De slang nu was de listigste onder alle dieren van het veld, die de HEERE God gemaakt had; en hij zei tegen de vrouw: Is het echt zo dat God gezegd heeft: U mag niet eten van alle bomen in de hof? En de vrouw zei tegen de slang: Van de vrucht van de bomen in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: U mag daarvan niet eten en hem niet aanraken, anders sterft u. Toen zei de slang tegen de vrouw: U zult zeker niet sterven. Maar God weet dat, op de dag dat u daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden en dat u als God zult zijn, goed en kwaad kennend. En de vrouw zag dat die boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja, een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en hij at ervan.
Gedicht De vrede weg, toen kwam de dood. Door eigen schuld, het werd wél nood! Toen zijn ze samen weggevlucht, Voor Goddelijke wraak beducht. Maar God Die riep, Hij is getrouw, Hij kwam tot Adam en zijn vrouw.
Lezen: Genesis 3:9-12 En de HEERE God riep Adam en zei tegen hem: Waar bent u? En hij zei: Ik hoorde Uw stem in de hof en ik werd bevreesd, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij. En Hij zei: Wie heeft u verteld dat u naakt bent? Hebt u van die boom gegeten waarvan Ik u geboden had daar niet van te eten? Toen zei Adam: De vrouw die U gaf om bij mij te zijn, die heeft mij van die boom gegeven en ik heb ervan gegeten.
Gedicht God liet hen zien hun zondig hart. De dood verdiend – ’t verdiept’ hun smart. Ze zagen toen hun droevig lot, Vanwege opstand tegen God! Weg vrede, weg leven, weg alle hoop, Verdiend te hebben de eeuwige dood. Zingen: Psalm 130 : 1 Uit diepten van ellenden Roep ik met mond en hart Tot U, Die heil kunt zenden; O HEER', aanschouw mijn smart. Wil naar mijn smeekstem horen; Merk op mijn jammerklacht. Verleen mij gunstig' oren, Daar 'k in mijn druk versmacht. Gedicht Maar hoor – daar klinkt het eerste advent! God heeft Zich tot de mens gewend: Ik zal des vijands kop verslaan, De straf voor wat hij heeft misdaan. Want ‘t ganse mensdom ligt verloren, Maar God heeft Zich een volk verkoren!
Lezen: Genesis 3:15 En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen. Gedicht Mijn Zoon zal Ik aan deze aarde geven, Om door Hem te ontvangen eeuwig leven. Ja God is groot, oneindig goed, Er is verlossing in Zijn bloed. Die in het geloof tot Hem zal gaan, En door het geloof Zijn stem verstaan, Die weet door genade heen: Jezus redt, ja, Hij alleen! Zingen: Psalm 130 : 2 Zo Gij in 't recht wilt treden, O HEER', en gadeslaan Onz' ongerechtigheden; Ach, wie zal dan bestaan? Maar neen, daar is vergeving Altijd bij U geweest; Dies wordt Gij, HEER', met beving, Recht kinderlijk gevreesd.
Stem De straf op de zonde volgt, Adam en Eva moeten het paradijs uit. Ze zijn ongehoorzaam geweest, Gods woorden hebben ze in twijfel getrokken en de stem van de duivel geloofd! Ze wilden als God zijn: goed en kwaad kennend. De val in Adam is diep, oneindig diep. Geen vrede met God, geen eeuwig leven meer met Hem! De eeuwige dood verdiend door eigen schuld! Wat een wonder dat de Heere de mens niet verlaat! Het zou naar recht zijn als Hij de mens weg doet, maar Hij komt juist naar de gevallen mens toe! Hij roept: waar bent u? God zoekt de mens in zijn verlorenheid op. Wat een genade en een eeuwig wonder! De Heere komt met Zijn belofte naar de mens toe. Hij belooft Zijn Zoon naar de aarde te zenden en Deze zal als Middelaar de straf dragen die wij hebben verdiend. Gods liefde tot de gevallen mens is zo groot, dat Hij vrijwillig de hemel zal verlaten om als Kind in Bethlehem geboren te worden. Zingen: Psalm 130 : 3, 4 Ik blijf den HEER' verwachten; Mijn ziel wacht ongestoord; Ik hoop, in al mijn klachten, Op Zijn onfeilbaar woord; Mijn ziel, vol angst en zorgen, Wacht sterker op den HEER', Dan wachters op den morgen; Den morgen, ach, wanneer? Hoopt op den HEER', gij vromen; Is Israël in nood, Er zal verlossing komen; Zijn goedheid is zeer groot. Hij maakt, op hun gebeden, Gans Israel eens vrij Van ongerechtigheden; Zo doe Hij ook aan mij.
Stem Er is hoop bij God vandaan. Hij is de eeuwige en getrouwe Zaligmaker voor al degenen die, vertrouwend op Zijn Woord, gelovig de toevlucht tot Hem nemen. Zij zullen niet beschaamd worden. Adam en Eva worden verdreven uit het paradijs, wetende dat de straf die zij ontvangen rechtvaardig is, maar wel met de belofte van God dat eens uit hun geslacht de Messias geboren zal worden als de Zaligmaker voor al hun zonden. Door de geslachten heen sprak de Heere iedere keer over de beloofde Messias: − Hij bevestigde aan Mozes Zijn belofte: een Profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HEERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren. − Abraham mocht het horen uit Gods mond toen hij zijn beloofde en enige zoon Izak moest gaan offeren op de berg Moria: en in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent. − De Heere sprak tot Izak: Ik zal de eed gestand doen die Ik Abraham, uw vader, gezworen heb. Ik zal uw nageslacht zo talrijk maken als de sterren aan de hemel en uw nageslacht al deze landen geven. In uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden. − Op zijn sterfbed getuigde Jacob ervan dat uit Juda eens de Messias geboren zou worden: de scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzamen.
Gedicht Er was verwachting bij de ware vromen, Omdat de Heere hun had toegezegd; ‘Tot Sion zal straks de Verlosser komen!’ Hij zal voldoen aan ’t Goddelijke recht. Hij zou verschijnen onder Israël Als God en mens; Immanuël! Stem In het oude testament zijn er velen die met verlangen uitzagen naar de komst van de beloofde Messias, Die hen zou verlossen van zonde en schuld. David zong ervan: ik lag gekneld in banden van de dood; en hij smeekte: Och Heere, red mijn ziel. Toen hoorde God! Hij zag op David neer en verloste hem uit alle benauwdheden. Vanuit die hoop sprak David: Hij schenkt Zijn koning grote overwinningen, en bewijst goedertierenheid aan Zijn gezalfde, aan David en zijn nageslacht tot in eeuwigheid. David wist, ondanks zijn ontrouw: God is getrouw! Want hij zegt: De God van Israël heeft gezegd, de Rots van Israël heeft tot mij gesproken: Er komt een Heerser over de mensen, een Rechtvaardige, een Heerser in de vreze Gods. Hoewel mijn huis zo niet is bij God, heeft Hij mij toch een eeuwig verbond gesteld, in alles geordend en bewaard. Voorzeker, daarin is al mijn heil en al mijn vreugde, hoewel Hij het nog niet laat opkomen. Zingen: Psalm 132 : 1 Gedenk aan David, aan zijn leed; Gedenk den duur gezworen eed, Dien hij, o HEER', U plechtig deed; Dien eed, waarmee zijn hart en mond Aan Jakobs God zich dus verbond:
Stem Jesaja zegt: “Daarom zal de Heere Zelf u een teken geven: Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel geven”. De tijden waren donker in het oude testament. De gevolgen van de zondeval heeft diepe sporen getrokken van ongeloof en van het dienen van afgoden. Opstand tegen God en tegen elkaar. Het is de oude strijd tussen satan en het vrouwenzaad. Nochtans houdt de Heere Zijn eigen werk in stand, er is een volk door Hem verkoren wat uitziet naar de vervulling van Zijn beloften. Wat een genade, de Heere laat niet varen het werk dat Zijn Hand begon. Gedicht Een ster van hoop begon voor hen te gloren, Een lichtstraal scheen er in de donk’re nacht. Verlangen werd er in hun hart geboren Naar Hem, Die voor Zijn Kerk verlossing bracht. Beschroomd en diep verwonderd riepen zij: ‘Is er dan redding mogelijk voor mij? ‘ Maar als we door genade leren vragen Naar Hem, Die werd geboren in een stal, Om mensen, die totaal verloren lagen, Te redden uit de diepte van hun val, Dan laat de Heere ons niet schaamrood staan. Dan breekt voor ons tòch eens het KERSTFEEST aan!
Zingen: Daar is uit ‘s werelds duist’re wolken Daar is uit ‘s werelds duist’re wolken Een licht der lichten opgegaan. Komt tot zijn schijnsel, alle volken, En gij, mijn ziele, bid het aan. Het komt de schaduwen beschijnen, De zwarte schaduw van de dood. De nacht der zonde zal verdwijnen, Genade spreidt haar morgenrood. Wat heil, een Kind is ons geboren, Een Zoon gegeven door Gods kracht! De heerschappij zal Hem behoren, Zijn last is licht, zijn juk is zacht. Zijn naam is wonderbaar, Zijn daden Zijn wond’ren van genaad' alleen. Hij doet ons, hoe met schuld beladen, Verzoend voor ‘t oog des Vaders treên. Lezen: Johannes 1:5, 14 En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen. En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid. Gedicht God heeft Zèlf Zijn Zoon gegeven Als de Weg tot eeuwig leven. Daartoe werd Hij in de tijd Als een Kind op aard ’geboren. Steeds weer mogen wij het horen: ‘In Hém is de zaligheid’
Lezen: Mattheüs 1:18-23 De geboorte van Jezus Christus was nu als volgt. Terwijl Maria, Zijn moeder, met Jozef in ondertrouw was, bleek zij, nog voordat zij samengekomen waren, zwanger te zijn uit de Heilige Geest. Jozef, haar man, wilde haar onopgemerkt verlaten, omdat hij rechtvaardig was en haar niet in het openbaar te schande wilde maken. Terwijl hij deze dingen overwoog, zie, een engel van de Heere verscheen hem in een droom en zei: Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, bij u te nemen, want wat in haar ontvangen is, is uit de Heilige Geest; en zij zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. Dit alles is geschied opdat vervuld werd wat door de Heere gesproken is door de profeet, toen hij zei: Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en u zult Hem de naam Immanuel geven; vertaald betekent dat: God met ons. Zingen: Lofzang van Maria:1 en 4 Mijn ziel verheft Gods eer; Mijn geest mag blij den HEER Mijn Zaligmaker noemen, Die, in haar lagen staat, Zijn dienstmaagd niet versmaadt, Maar van Zijn gunst doet roemen. Des HEEREN arm is sterk; Hij deed een krachtig werk; Die hoog zijn van gevoelen, Heeft Hij verstrooid, verward, Met alles, wat het hart, Dier trotsen mocht bedoelen.
Lezen: Micha 5:1 En u, Bethlehem-Efratha, al bent u klein om te zijn onder de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël. Zijn oorsprongen zijn van oudsher, van eeuwige dagen af. Stem: God Zelf vervult de profetieën, de reis naar Bethlehem wordt gemaakt door Jozef en Maria. Want de Heere Jezus moest geboren worden in de stad van David. Maar voor hen was geen plaats in de herberg! Geen plaats voor de Zaligmaker! Hij werd geboren in een beestenstal en neergelegd in een kribbe. O, hoe groot is de verwondering bij Maria. Haar kind is Gods Zoon, en door het geloof mag ze zien: zij is kind van Hem, haar Zaligmaker! Deze blijde boodschap moet de wereld in. De herders in de velden van Efratha krijgen uit Gods eigen mond dit blijde nieuws te horen. Zingen: Komt allen tezamen Komt allen tezamen, Jubelend van vreugde: Komt nu, o komt nu naar Bethlehem! Ziet nu de vorst der eng'len, hier geboren. Komt, laten wij aanbidden, Komt, laten wij aanbidden, Komt, laten wij aanbidden die Koning. Komt allen tezamen, Komt, verheugd van harte, Bethlehems stal in den geest bezocht Ziet nu dat kindje, ons tot heil geboren. Komt, laten wij aanbidden, Komt, laten wij aanbidden, Komt, laten wij aanbidden die Koning.
Lezen: Lukas 2:10-14 En de engel zei tegen hen: Wees niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk wezen zal, namelijk dat heden voor u in de stad van David de Zaligmaker geboren is; Hij is Christus, de Heere. En dit zal voor u het teken zijn: u zult het Kindje vinden in doeken gewikkeld en liggend in de kribbe. En plotseling was er bij de engel een menigte van de hemelse legermacht, die God loofde en zei: Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen. Zingen: Heerlijk klonk het lied der eng'len Heerlijk klonk het lied der eng'len, In het veld van Efratha: Ere zij God in de hoge, Looft de Heer, halleluja! Vrede zal op aarde dagen, God heeft in de mens behagen; Zalig, die naar vrede vragen, Jezus geeft die, hoort Zijn stem. Leer ons bij Uw kribbe buigen, Leer ons knielen bij Uw kruis, Leer ons in Uw naam geloven, Neem ons eens in 't Vaderhuis. Vrede zal op aarde dagen, God heeft in de mens behagen; Zalig, die naar vrede vragen, Jezus geeft die, hoort Zijn stem. Lezen: Lukas 2:16-17 En zij gingen met haast en vonden Maria en Jozef, en het Kindje liggend in de kribbe. Toen zij Het gezien hadden, maakten zij overal het woord bekend dat hun over dit Kind verteld was.
Gedicht Hoe troostrijk als de herders mogen horen Van grote blijdschap in hun zielsgemis: ‘Vreest niet, want Christus is voor ú geboren’; Voor hen, die zaten in de duisternis! Zingen: Nu daagt het in het oosten Nu daagt het in het oosten, Het licht schijnt overal: Hij komt de volken troosten, Die eeuwig heersen zal. De duisternis gaat wijken Van d' eeuwenlange nacht. Een nieuwe dag gaat prijken Met ongekende pracht. Lezen: Lukas 2:18, 19 En allen die het hoorden, verwonderden zich over wat door de herders tegen hen gezegd werd. Maar Maria bewaarde al deze woorden en overlegde die in haar hart. Meditatie: Bewaren... Zingen: Psalm 72: 10 en 11 Dan zal, na zoveel gunstbewijzen, 't Gezegend heidendom 't Geluk van dezen Koning prijzen, Die Davids troon beklom. Geloofd zij God, dat eeuwig Wezen, Bekleed met mogendheên; De HEER', in Israël geprezen, Doet wond’ren, Hij alleen.
Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen; Men loov' Hem vroeg en spâ; De wereld hoor', en volg' mijn zangen, Met amen, amen na. Maaltijd Sluiting Zingen: Ere zij God
De Hervormde Vrouwendienst wenst u Gods zegen voor advent en kerst, en ook in het nieuwe jaar!