Zij kwamen van verre en rondden de Kaap Anderstalige ouders over taal en ouderbetrokkenheid
In opdracht van Stad Antwerpen / Algemeen Onderwijsbeleid
Zij kwamen van verre en rondden de Kaap Anderstalige ouders over taal en ouderbetrokkenheid
Joke Drijkoningen Promotor: Kris Van den Branden
September 2012
In opdracht van Stad Antwerpen / Algemeen Onderwijsbeleid
Colofon
© 2012 Centrum voor Taal en Onderwijs (KU Leuven) Auteur: Joke Drijkoningen Promotor: Kris Van den Branden Foto omslag: Beeldbank Stad Antwerpen
In opdracht van Stad Antwerpen / Algemeen Onderwijsbeleid
WOORD VOORAF
5
INLEIDING
6
HOOFDSTUK 1 – ACHTERGROND EN VERLOOP VAN HET ONDERZOEK
7
1.1 1.2 1.3 1.4
Kaap en Ouders in (inter)Actie Taalvaardigheid en ouderbetrokkenheid Onderzoeksvragen Verloop van het onderzoek
HOOFDSTUK 2 – RESPONDENTEN 2.1 2.2
Persoonlijke gegevens Kaapgegevens
HOOFDSTUK 3 – WANNEER KAAP HET VERSCHIL MAAKT
Inhoud
3.1 3.2
Communicatie met de school en betrokkenheid Taalvaardigheid en NT2-traject
HOOFDSTUK 4 – WANNEER KAAP (BIJNA) GEEN VERSCHIL MAAKT 4.1 4.2
Communicatie met de school en betrokkenheid Taalvaardigheid en NT2-traject
HOOFDSTUK 5 – CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 5.1 5.2
Conclusies Aanbevelingen
7 8 10 10 13 13 14 17 18 32 35 35 36 38 38 42
BRONNEN
45
BIJLAGE – VRAGENLIJST INTERVIEWS
47
WOORD VOORAF A. belde me op, of ik nog een tolk nodig had voor de interviews met de Kaapcursisten. Een tolk BerbersArabisch. Fantastisch! Een tolk was altijd welkom en al helemaal voor het Berbers. Berberse tolken zijn zeer schaars. Toen ik vroeg of L. al tolkervaring had, kreeg ik geen kort antwoord, maar een Kaapverhaal. L. bleek een ex-Kaapcursiste te zijn. Twee jaar geleden volgde ze Kaaples bij A. Een beginner, zonder enige voorkennis. Maar ongelooflijk gemotiveerd. Ze wilde Nederlands leren, eerst voor de kinderen, voor de school. Daarna wilde ze meer. Ze deed ongelooflijk veel moeite om verder lessen te kunnen volgen. En nu twee jaar later, zit ze naast mij, tolkt en blijkt bovendien te pleiten voor een ouderraad op de school van haar kinderen. Ze is een vrouw om naar op te kijken. Bedankt L.! Niet alleen voor je Berberse, Arabische, Nederlandse taalvaardigheid waarvan ik dankbaar gebruik heb gemaakt, maar vooral voor je bemoedigende verhaal. Vele mensen wil ik bedanken die mij het afgelopen jaar bijgestaan hebben zodat ik dit onderzoek heb kunnen uitvoeren. Eerst en vooral alle Kaapouders die de deur hebben opengezet, vaak met de nodige koekjes en thee. Het was een eer en een genoegen dat zij de tijd wilden vrijmaken om met mij te praten. Ook de vele tolken die mee op pad gingen wanneer mijn taalvaardigheid onvoldoende bleek te zijn. Speciale dank aan Abdel en Döndü, die na verloop van tijd mijn vragen bijna beter kenden dan ikzelf. Veel dank aan de collega’s die me geïnspireerd hebben, die mee wilden nadenken, mee ingesprongen zijn en de laatste loodjes mee hielpen dragen: Lies, Kris, Brie, Carolien, Marleen, Mie en Annemie. De stuurgroep die mee heeft willen nadenken en kritisch reflecteren: Emmy, Ad, Frieke, Katleen, Amber en Pat. En tot slot het Algemeen Onderwijsbeleid Antwerpen die in dit onderzoek geloofde en het mogelijk heeft gemaakt.
5
INLEIDING Kaap wordt sinds het schooljaar 2007-2008 georganiseerd in de Antwerpse basisscholen. Elk jaar opnieuw zijn er basisscholen en NT2-aanbieders die de handen in elkaar willen slaan om een aanbod te voorzien voor de anderstalige ouders op school. Kaap staat voor een NT2-aanbod in de school, voor de anderstalige ouders van de school met als doel de communicatie en de betrokkenheid tussen school en ouders te bevorderen. Het vraagt van de scholen een inspanning: logistiek en inhoudelijk. Er moet een lokaal voor handen zijn en een contactpersoon. Maar even belangrijk is de openheid die een school aan de dag moet leggen om de deuren van de klassen en school letterlijk en figuurlijk open te stellen voor de Kaapgroep. De Kaapcursisten moeten in de dagelijkse praktijk kunnen ‘oefenen’. Evengoed vraagt Kaap heel wat inspanningen van de NT2-lesgever. Geen kant-en-klare NT2-cursus kan ingezet worden, maar de lessen moeten voortdurend en elk jaar opnieuw afgestemd worden op de realiteit van de school. Er moeten buiten de klasmuren zoveel mogelijk interactiekansen gezocht en gevonden worden. In een Kaapgroep zitten bovendien mensen met uiteenlopende taalniveaus samen. Ouders nemen deel omdat ze kinderen op de Kaapschool hebben, los van hun taalniveau. Er valt dus heel wat te differentiëren. Dit alles vraagt heel wat creativiteit en investering van de Kaaplesgever. Met het vijfde jaar Kaap voor de boeg, wordt de vraag wel eens gesteld of deze investeringen de moeite waard zijn. Er is gekozen om deze keer eens niet langs lesgevers, scholen of beleidsmakers te gaan, maar de rechtstreeks betrokkenen aan te spreken: de Kaapouders. Met de vraag of Kaap voor hen het verschil heeft gemaakt en of dit verschil ook enkele jaren na Kaap nog bestaat, is er voor dit onderzoek een tocht gemaakt langs Kaapouders, bij hen thuis of in de vroegere Kaapschool. Het werden hartverwarmende ontvangsten en mooie verhalen. In dit rapport kan de sfeer niet beschreven worden, de resultaten des te meer.
6
HOOFDSTUK 1 – ACHTERGROND EN VERLOOP VAN HET ONDERZOEK 1.1
Kaap en Ouders in (inter)Actie
Kaap is de benaming voor de Ouders in (inter)Actie-groepen in Antwerpen. Kaap en Ouders in (inter)Actie delen hetzelfde opzet en dezelfde visie. 1 Ouders in (inter)Actie is een didactisch model waarbij er NT2lessen én projectwerk wordt georganiseerd voor een groep anderstalige ouders op de school van hun kinderen. De inhouden van de NT2-lessen en het projectwerk zijn geënt op de realiteit van de school. Vanuit de vaststelling dat taal en communicatie vaak een drempel vormen in het contact tussen school en ouders en de participatie van ouders (Samaey, 2006) wil Kaap of Ouders in (inter)Actie bijdragen aan de verhoging van de taalvaardigheid en het verlagen van de drempels naar de school aan de kant van de ouders. Tegelijk wil Kaap ook de drempels en de taalvaardigheidseisen aan de kant van de school verlagen. Dit alles met het oog op het verhogen van de kansen van de kinderen. bij de school: verlagen van drempels en taalvaardigheidseisen
bij de ouders: verhogen van de taalvaardigheid en het wegnemen van de drempels ten aanzien van de school
De NT2-lessen in Kaap zijn gericht op het talig kunnen functioneren als ouder in en met de school. De talige doelstellingen worden vertaald naar een schoolspecifieke context. Het gaat dus niet om het begrijpen van eender welke brieven, maar van brieven van de school. Of nog, het gaat niet om een informeel gesprek voeren met de buren, maar met de leerkrachten en de ouders van de school. De basisvaardigheden die nodig zijn in de communicatie met de school, worden ingevuld vanuit de schoolcontext. Brieven van de school, oudercontact, het schoolreglement, activiteiten van de school, het zijn maar enkele voorbeelden van onderwerpen die de inhoud van de taalles bepalen. Door met deze materialen te werken of door cursisten mondelinge opdrachten met het schoolpersoneel te geven, wordt ook een spiegel voorgehouden aan de school: is onze communicatie begrijpelijk, welke drempels werpen wij, onbewust, op voor onze anderstalige ouders? Door het projectwerk leren de Kaapcursisten het geleerde Nederlands verder in de praktijk te brengen, leggen ze contacten met andere Nederlandstalige ouders, komen zij eens in een positief daglicht te staan op de school en worden zij aangezet zelfstandig in het Nederlands te functioneren. Projectwerk bestaat uit een evenement dat de Kaapouders organiseren op en in samenwerking met de school. De Kaapgroep is de trekker van dit evenement, maar de verschillende partners op de school, leerkrachten, directie, andere ouders en kinderen, worden betrokken. Zowel tijdens de activiteit als tijdens de voorbereiding en nabespreking komen heel wat talige taken aan bod. Voorbeelden van dit projectwerk zijn: een vrijetijdsbeurs, gezond ontbijt, tentoonstelling. Ook bij dit projectwerk wordt de band tussen de school en de ouders verstevigd, leren zij elkaar beter kennen en leren zij beter met elkaar te communiceren.
Dit onderdeel is gebaseerd op de visietekst Ouders in (inter)Actie! van het Centrum voor Taal en Onderwijs (KU Leuven): http://www.schoolenouders.be/assets/downloads/schoolenouders/visie_visietekst.pdf 1
7
HOOFDSTUK 1
De uitgangspunten van Kaap zijn drieledig: 1.
Ouders brengen tot participatie door participatie vanuit een veilige omgeving, c.q. de Kaapgroep
2.
Nederlands niet als voorwaarde stellen om te kunnen participeren, maar participatie inzetten als kans om meer Nederlands te leren
3.
Welslagen van de communicatie met de ouders is een gedeelde verantwoordelijkheid van de school en de ouders
Kaap zorgt er op die manier voor dat school en ouders elkaar beter begrijpen, zowel letterlijk als figuurlijk. Tegelijk zorgt Kaap voor meer participatie van de ouders op de school en aan de schoolloopbaan van hun kinderen.
1.2
Taalvaardigheid en ouderbetrokkenheid
1.2.1 Taalvaardigheid Een eerste doelstelling van Kaap is de taalvaardigheid van de anderstalige ouders verhogen met het oog op een verbeterde communicatie tussen de school en de ouders. Dit wil Kaap doen door in te zetten op het specifieke taalgebruik binnen de schoolcontext. Er wordt geen algemeen Nederlands aangeleerd, maar Nederlands in functie van de school. Deze behoeftegerichte aanpak wordt binnen het NT2-veld en vanuit de
overheid
sterk
ondersteund
en
aangemoedigd
(Schuurmans
&
Steverlynck,
2008;
Rondetafelconferentie NT2, 2008). Vanuit wetenschappelijke hoek blijkt immers dat het aanleren van een vreemde taal vanuit functioneel perspectief en op maat van de behoeften van de cursist zeer wenselijk is (Ellis, 2008; Ellis & Cadierno, 2009; Geets, 2010; Van den Branden & Van Avermaet, 1995; Van den Branden, 2000 en 2006). Door het ontstaan van de Ouders in (inter)Actie-/ Kaapgroepen heeft de overheid nu een specifiek leerplan ontwikkeld voor school en ouders. Hierin worden de algemene taalvaardigheidsdoelen voor het reguliere NT2-aanbod vertaald naar de context van de school. Op die manier wordt duidelijk gemaakt welke taalvaardigheidsdoelen na te streven zijn voor de Kaapgroepen. De basis voor dit leerplan zijn veertien taalgebruiksituaties. Dit zijn situaties waarbij communicatie tussen school en ouders vaak voorkomt en waarbinnen de Kaapouders talig moeten leren functioneren. De veertien taalgebruiksituaties zijn: 1.
Je kind inschrijven op school
2.
Schoolgerief aankopen en materiaal meegeven met je kind
3.
Het eten en drinken van je kind op school regelen
4.
De schoolreis, bos- of zeeklassen en andere klasuitstappen opvolgen
5.
De rapporten en agenda van je kind opvolgen
6.
Het huiswerk van je kind opvolgen
7.
Informele gesprekken voeren met de leerkracht en andere ouders
8.
Deelnemen aan oudercontacten
9.
De verplaatsing van en naar school en opvang regelen voor je kind
10. De adviezen van de school of het CLB in verband met extra ondersteuning, studiekeuze, doorverwijzing, ... begrijpen 11. Het fysieke en psychosociale welzijn van je kind opvolgen 12. Deelnemen aan activiteiten voor ouders (schoolfeest, opendeurdag, openklasdag) 8
HOOFDSTUK 1
13. De afwezigheid van je kind op school melden of opvolgen 14. Inzicht hebben in de schoolstructuur en de regels op school
1.2.2 Ouderbetrokkenheid Een tweede doelstelling van Kaap is bijdragen tot ouderbetrokkenheid. Er zijn zeer veel omschrijving van wat ouderbetrokkenheid precies is. Ook de grens of het verschil met ouderparticipatie is niet altijd helder. Er wordt hier niet verder ingegaan op het onderscheid tussen beide. In dit rapport wordt steeds gesproken over ouderbetrokkenheid in de betekenis van 'alle inspanningen en activiteiten die ouders en school ondernemen om ouders actief bij het schoolgebeuren en de schoolloopbaan van de kinderen te betrekken.' Uit tal van onderzoeken blijkt dat ouderbetrokkenheid geen eendimensionaal begrip is. Afhankelijk van verschillende onderzoeken wordt ouderbetrokkenheid benaderd vanuit verschillende perspectieven (Deboutte, 2004; Boeraeve & Van Rijn, 2010; Cijvat & Voskens, 2008; Samaey & Vettenburg, 2007; Samaey, 2006). Belangrijke aspecten hieruit die meegenomen worden in de bevraging van de Kaapouders zijn: -
Er moet verschil gemaakt worden tussen de betrokkenheid thuis en de betrokkenheid op school. Ouderbetrokkenheid kan zich op deze twee domeinen manifesteren. Uit onderzoek blijkt immers dat factoren die een invloed hebben op meer of minder ouderbetrokkenheid verschillend kunnen zijn voor betrokkenheid thuis en op school.
-
Zeven dimensies die bij ouderbetrokkenheid een rol spelen: 1.
Kennisdimensie: wat weet de ouder over onderwijs?
2.
Emotionele dimensie: welke gevoelens van de ouders tot de school overheersen?
3.
Rationele dimensie: welke overwegingen bepalen of ouders zich al dan niet inzetten voor het onderwijs van hun kinderen?
4.
Overtuigingsdimensie: is de ouder ervan overtuigd dat hij een rol kan spelen in de schoolloopbaan van zijn kind?
5.
Competentiedimensie: voelen de ouders zich competenter een rol op te nemen in het onderwijs?
6.
Gedragsdimensie: maken ouders meer gebruik van de mogelijkheden om betrokken te zijn?
7. -
Tijdsdimensie: investeren ouders meer tijd in het onderwijs?
Vier gradaties in ouderbetrokkenheid in te vullen vanuit de kant van de ouders en vanuit de kant van de school: 1.
informatie geven en informatie van andere ‘partij’ benutten
2.
kind thuis helpen versus ouders begeleiden/ondersteunen bij het thuis helpen van het kind
-
3.
meedoen op school versus ouders actief betrekken bij schoolactiviteiten
4.
meedoen op beleidsniveaus versus ouders als partners op beleidsniveau betrekken.
School en ouders geven samen invulling aan ouderbetrokkenheid.
9
HOOFDSTUK 1
1.3
Onderzoeksvragen
In dit onderzoek wordt nagegaan of Kaap voor de Kaapcursisten bijgedragen heeft aan de doelstellingen die Kaap vooropstelt. Zijn de doelstellingen die Kaap vooropstelt bereikt voor de Kaapouders? Gezien de doelstellingen die Kaap wil bereiken, kan deze vraag verder uitgesplitst worden in de volgende deelvragen: -
Heeft Kaap bijgedragen tot een verandering met betrekking tot ouderbetrokkenheid bij de Kaapouders?
-
Heeft Kaap bijgedragen tot een verhoging van de taalvaardigheid van de Kaapouders?
-
Heeft Kaap bijgedragen tot meer toegankelijkheid van de school naar de Kaapouders toe?
Een antwoord op deze vragen wordt in dit onderzoek gezocht bij de Kaapouders zelf. Kaap gaat over hen en moet voor hen veranderingen teweeg brengen. Daarom worden zij nu aan het woord gelaten en wordt hun mening over de effecten van Kaap in dit onderzoek weergegeven.
1.4
Verloop van het onderzoek
De kern van het onderzoek zijn de interviews met de ex-Kaapcursisten. Het streefdoel was om een honderdtal ex-Kaapcursisten te bevragen. Voor deze interviews is er eerst een steekproeftrekking gedaan om de Kaapouders te selecteren die gecontacteerd zouden worden voor een gesprek. Vervolgens is de vragenlijst opgesteld die de leidraad vormde voor het interview. Na de interviews zijn de gesprekken getranscribeerd en geanalyseerd. In wat volgt worden de verschillende stappen beschreven.
1.4.1 Selectie van respondenten Om zo goed mogelijk de impact van Kaap in kaart te kunnen brengen, werden Kaapcursisten bevraagd waarvan zeker is dat zij het hele Kaapjaar doorlopen hebben. Het gaat over de cursisten uit alle afgelopen Kaapjaren voorafgaand aan dit onderzoek, dit wil zeggen de schooljaren 2007-2008, 2008-2009, 20092010 en 2010-2011. In totaal gaat het over 586 cursisten die het volledige schooljaar Kaap hebben gevolgd. De Kaapcursisten worden bij het begin van het Kaapjaar, net zoals alle andere NT2-cursisten, ingedeeld in groepen afhankelijk van hun scholingsgraad. Cursisten behoren tot een CVO-groep als ze hogergeschoold zijn, dit is ongeveer minimaal 10 jaar school. Ze behoren tot een CBE-groep wanneer ze laaggeschoold zijn. Binnen de CBE-groepen wordt een onderscheid gemaakt tussen gealfabetiseerde en analfabete cursisten. In dit rapport wordt het onderscheid als volgt weergegeven: CBE NT2 en CBE Alfa, respectievelijk voor de laaggeschoolde gealfabetiseerde cursisten en de laaggeschoolde analfabete cursisten. Voor de 586 Kaapcursisten werd opgezocht wat hun profiel was. 256 behoren tot een CVO-groep, 165 tot een CBE NT2-groep en 165 tot een CBE-Alfagroep. Er werd gekozen om uit elke groep een gelijk aantal cursisten te selecteren voor het interview. Voor elke groep werden willekeurig 34 namen getrokken. Voor elke geselecteerde Kaapcursist werd een reservepersoon getrokken. Deze reservepersoon zou gecontacteerd worden indien de persoon uit de eerste trekking niet wenst deel te nemen of niet te bereiken is. 10
HOOFDSTUK 1
1.4.2 Opstellen van de vragenlijst Zoals hierboven gesteld streeft Kaap zowel een verhoging van de taalvaardigheid als de ouderbetrokkenheid (vanuit de kant van de ouders én van de school) na. Deze zaken werden dan ook voorgelegd aan de Kaapouders. Er werd een vragenlijst opgesteld die de leidraad vormde voor het interview. De vragenlijst werd niet opgevat als een strikt op te volgen document, maar als een houvast om de verschillende onderwerpen te bevragen. De vragenlijst (zie ook in Bijlage) bestaat uit drie onderdelen: achtergrondgegevens, ouderbetrokkenheid en taalvaardigheid. In het eerste deel komen persoonlijke gegevens – leeftijd, scholing, beroep, aantal kinderen – en Kaapgegevens – jaar, leerkracht, school – aan bod. Ook het NT2-parcours van de Kaapouders wordt bevraagd. Bij de vragen rond ouderbetrokkenheid werd gezorgd voor een dekking van de verschillende aspecten van ouderbetrokkenheid waarvan sprake is in punt 1.2.2. Voor de bevraging van taalvaardigheid vormen de 14 gebruikssituaties uit punt 1.2.1 de inhoud. De vragen rond ouderbetrokkenheid en taalvaardigheid focussen in de eerste plaats op de huidige situatie. Hoe is de situatie op dit moment? In de tweede plaats gaan ze in op het verschil vóór en na Kaap en op de invloed van Kaap hierop. Is er een verschil vóór en na Kaap? Is er iets veranderd door Kaap?
1.4.3 Interviews Voor de interviews werden 102 ex-Kaapcursisten gecontacteerd: 34 uit CVO-groep, 34 uit CBE NT2-groep en 34 uit CBE Alfa-groep. 50 van hen zijn niet bereikt of wensten niet deel te nemen. Er zijn 43 reservepersonen aangesproken. Van deze 43 personen zijn er 16 bereikt die het gesprek wilden voeren. In totaal zijn er dus 145 ex-Kaapcursisten gecontacteerd. Daarvan hebben er 68 effectief deelgenomen aan het interview. Mogelijke respondenten
Niet deelgenomen
68
Deelgenomen
77
De interviews verliepen semigestructureerd. De vragenlijst vormde wel de basis voor het gesprek, maar er werd gekozen om de vragen zo open mogelijk te stellen en Kaapouders de mogelijkheid te geven zelf te vertellen. Op die manier werd geprobeerd zoveel mogelijk sociaal wenselijke antwoorden uit te sluiten. De gesprekken verliepen in het Nederlands, een contacttaal of met een tolk. Ongeveer de helft van de interviews verliep met een tolk. Eén derde in het Nederlands en de overige in een contacttaal: Engels of Frans.
11
HOOFDSTUK 1
Taal interview
19
Nederlands
33
Contacttaal Tolk 16
1.4.4 Analyse van de interviews De interviews werden uitgeschreven en geanalyseerd. Bij deze analyse bleken twee interviews niet bruikbaar te zijn wegens onbetrouwbaarheid van de antwoorden. Dit maakt dat er informatie is van 66 Kaapouders. De analyse is gebeurd op twee niveaus. In de eerste plaats is er gekeken of Kaap voor de desbetreffende respondent een verschil gemaakt heeft in zijn geheel. Er werd nog niet ingezoomd op de aard en de grootte van de verschillen. Er werd enkel nagegaan of de respondent tijdens het interview expliciet vermeldt of Kaap verschil gemaakt heeft op (enkele) punten in de communicatie met en betrokkenheid bij de school. In de tweede plaats werd voor de groep die een positief effect van Kaap ervaren, dieper ingegaan op de verschillende veranderingen die zij vermeldden. In de antwoorden werd gekeken op welke vlakken zij veranderingen aangeven die zij toeschrijven aan Kaap. Ook hier werden enkel de expliciete vermeldingen over Kaap meegenomen in de analyse. Voor de andere groep die expliciet aangaf dat ze geen positief effect van Kaap ervaren, werd in de antwoorden gezocht naar antwoorden waarom en wat dit betekent voor hun taalvaardigheid en betrokkenheid bij de school op dit moment. Er is dus in de analyses steeds gewerkt met de antwoorden waar de respondenten expliciet de link met Kaap vermelden. Dit zorgt voor een strengere filter op de antwoorden. Immers, de gegevens waar deze link niet expliciet is uitgesproken, werden in de analyse niet meer verder betrokken. Deze aanpak is ingegeven vanuit het feit dat dit de meest objectieve manier is om de invloed van Kaap in kaart te brengen vanuit de gekozen methodiek, namelijk het afnemen van semigestructureerde interviews. Bovendien zijn er geen meetresultaten beschikbaar die de situatie van de respondenten vóór en na Kaap op die manier in kaart brengen zodat impact van Kaap zou kunnen afgeleid worden.
12
HOOFDSTUK 2 – RESPONDENTEN In dit hoofdstuk wordt beschreven wie de 66 Kaapcursisten zijn die geïnterviewd werden. Een aantal persoonlijke gegevens worden in kaart gebracht: geslacht, leeftijd, scholing en werk. Daarnaast wordt ook gekeken naar hun Kaapgeschiedenis: welke Kaapschool, Kaapjaar en Kaapgroep.
2.1
Persoonlijke gegevens
Alle respondenten zijn vrouwen, uitgezonderd één. Dit weerspiegelt de realiteit van de Kaapklassen. De meeste Kaapcursisten zijn vrouwen, heel af en toe neemt een man deel aan de les. Wat betreft leeftijd is meer dan de helft van de respondenten (#37) tussen de 30 en 39 jaar oud. Zestien van hen zijn tussen de 40 en 49 jaar. Vier zijn meer dan 50 jaar en acht jonger dan 30 jaar. De jongste respondent is 25 jaar, de oudste 56 jaar. Voor één Kaapouder is de leeftijd niet gekend.
Geslacht 1
man vrouw 65
Leeftijd
4
8 20-29j
16
30-39j 40-49j 50-59j
37
De gegevens met betrekking tot de scholing zijn niet beschikbaar voor alle respondenten. Van zes respondenten is het aantal jaren scholing niet gekend. Twaalf respondenten geven aan dat zij geen scholing hebben gehad. De grootste groep, namelijk 26 respondenten, hebben school gelopen tot maximum de lagere school. Zeven van hen hebben maximum vier jaar scholing achter de rug, zij hebben de lagere school net niet of net wel gehaald. Vijf van deze 26 personen hebben hun lagere school afgerond. Een
kleinere
groep,
15
respondenten,
zijn
tot 13
in
het
secundair
onderwijs
naar
school
HOOFDSTUK 2
gegaan en negen van hen hebben ook het middelbaar helemaal doorlopen. Tot slot zijn er zeven respondenten die naar het hoger onderwijs zijn gegaan. Vier van hen hebben ook effectief een diploma behaald.
Aantal jaren scholing
6
Geen
12
7
1-9j: tot BaO 10-16j: tot SO
15
HO 26
Onbekend
De werksituatie van de Kaapcursisten is voor de meeste van hen gelijk. 54 respondenten werken namelijk niet. Daarvan zijn er negen werkzoekend. Slechts vijf respondenten werken. Van zeven respondenten zijn over hun werksituatie geen gegevens bekend.
Tewerkstelling
7 Geen
5
Werkzoekend
9
Werk 45
2.2
Onbekend
Kaapgegevens
De zogenaamde 'Kaapgegevens' van de respondenten laten zien dat er een goede spreiding is met betrekking tot de Kaapgroep waartoe zij behoorden (CVO, CBE NT2 of CBE Alfa) en met betrekking tot het schooljaar en de basisschool waar zij Kaap gevolgd hebben. Zoals in punt 1.4.1 vermeld staat, werd er bij de steekproeftrekking een gelijk aantal cursisten CVO, CBE NT2 en CBE Alfa geselecteerd. De Kaapcursisten die uiteindelijk deelnamen aan het onderzoek zijn ook min of meer gelijk verdeeld over deze drie groepen: 21 respondenten hebben een CVO-profiel, 26 een CBE NT2-profiel en 19 respondenten zijn alfacursisten (CBE Alfa).
15
HOOFDSTUK 2
NT2-profiel
19
21
CVO CBE NT2 CBE Alfa
26
De Kaapouders die gecontacteerd werden voor een gesprek hebben Kaap gevolgd in de vier schooljaren voorafgaand aan dit onderzoek: 2007-2008, 2008-2009, 2009-2010 en 2010-2011. De respondenten zijn ook in deze vier schooljaren terug te vinden. Er zijn er iets minder uit het eerste en derde schooljaar, respectievelijk 13 uit het schooljaar 2007-2008 en 15 uit het schooljaar 2009-2010. 17 respondenten volgden Kaap in 2008-2009, 21 in het schooljaar 2010-2011. Kaapjaar
13
2007-2008
21
2008-2009 2009-2010 17
2010-2011
15
Tijdens deze vier schooljaren namen 34 basisscholen deel aan het Kaapproject. De respondenten komen uit 26 van deze scholen. Er zijn dus slechts 8 scholen die in dit onderzoek niet ter sprake zijn gekomen. De tabel hieronder laat zien hoeveel respondenten er voor de verschillende Kaapscholen zijn. Kaapschool
# respondenten/school
Boemerang (Afrit Zuid), Sancta Maria, Sint-Jozef, Sint-Maria
1
Andromeda, De Bever, De Esdoorn, Floraschool, KA Hoboken, De Letter, De
2
Pijl, De Schakel, Sint-Agnes, Sint-Aloysius, Sint-Eduardus De Clowntjes/Gummi's, Expo 34/'t Vosje, De Horizon, De Krekel, Mikado, De
3
Piramide, De Vuurtoren, Dobbelsteen Het Kompas
4
Mozaïek
5
De Blokkendoos/De Pinguïn
8
16
HOOFDSTUK 3 – WANNEER KAAP HET VERSCHIL MAAKT In de interviews werd gesproken over verschillende aspecten met betrekking tot de school en schoolloopbaan van de kinderen waarbij communicatie en betrokkenheid tussen de school en de ouders of tussen de ouders onderling belangrijk is: bijvoorbeeld brieven van de school, oudercontact, deelname aan activiteiten, contact met leerkrachten. Om deze communicatie te kunnen voeren en om betrokken te kunnen zijn, moeten ouders niet alleen over de nodige taalvaardigheid beschikken, maar moeten zij ook de nodige kennis van de school hebben, zich welkom voelen, overtuigd zijn dat ze een rol kunnen spelen, enzovoort. Ook moet de school toegankelijk zijn en ouders willen betrekken. Deze verschillende aspecten zijn belangrijk in het licht van ouderbetrokkenheid. Aan de Kaapouders werd gevraagd naar de verschillen met betrekking tot deze zaken vóór en na Kaap. Is er een verschil voor hen? Welke verschillen zijn er? Heeft Kaap hierin een rol gespeeld? Als Kaapouders over verschillen spreken, bestrijkt dit een breed palet. Het gaat soms over verschillen op lange termijn, soms op korte termijn. De verschillen situeren zich soms op vlak van taalvaardigheid, soms op vlak van ouderbetrokkenheid, soms op beide. Kaapouders spreken soms over grote verschillen, soms over kleine verschillen. Bovendien varieert dit ook sterk voor de verschillende contactmomenten. Voor de ene Kaapouder is er bijvoorbeeld wel een verschil met betrekking tot oudercontact, opvolgen van de brieven, maar niet met betrekking tot het schrijven van brieven. Voor een andere Kaapouder is dat omgekeerd. Onafhankelijk van de aard, de grootte en de variëteit van mogelijke effecten, maakt Kaap voor 56 Kaapouders een verschil. Deze 56 ouders hebben in de gesprekken duidelijk en expliciet uitgelegd welke verschillen Kaap teweeg heeft gebracht met betrekking tot de communicatie en contact met de school en met betrekking tot ouderbetrokkenheid. Zoals hierboven gesteld, vertonen deze verschillen veel variatie. In het eerste deel van dit hoofdstuk, worden de Kaapouders aan het woord gelaten voor wie Kaap globaal een verschil heeft gemaakt. Voor de verschillende aspecten waarbij er communicatie of contact is met de school wordt in kaart gebracht hoeveel van deze 56 ouders hierover gesproken hebben. Er wordt toegelicht waar de verschillen zich situeren en waar dat minder het geval is. Als het uit de analyse van de antwoorden valt af te leiden, wordt voor de verschillende aspecten aangegeven of Kaap nu nog het verschil maakt, of er enkel een verschil was tijdens het Kaapjaar en of er helemaal geen verschil is voor dit specifieke onderwerp. In het tweede onderdeel van dit hoofdstuk worden de gegevens die ter beschikking zijn over de taalvaardigheid Nederlands van deze ouders weergegeven. Er wordt ook ingezoomd op het NT2-traject dat zij volg(de)n. Kaap wil niet alleen bijdragen tot meer taalvaardigheid en ouderbetrokkenheid. Het wil ten eerste ook cursisten aanspreken die de weg naar het reguliere NT2-aanbod niet vinden. Ten tweede wil Kaap ook cursisten stimuleren verder Nederlands te volgen vermits Kaap beperkt is tot één jaar. Het NT2-traject verschaft hierover informatie.
17
HOOFDSTUK 3
3.1
Communicatie met de school en betrokkenheid
3.1.1
Contact met leerkrachten
In dit deel wordt gefocust op het contact dat ouders hebben met leerkrachten in het algemeen zoals vragen stellen aan de leerkracht, een praatje maken met de leerkracht of een probleem melden. Het oudercontact wordt als apart onderdeel behandeld in het volgende punt (3.1.2). 55 ouders spraken over de invloed van Kaap op het contact dat zij hadden met de leerkrachten op school. Voor 45 ouders heeft Kaap tot op heden een verschil gemaakt. Voor vier Kaapouders was er enkel verschil tijdens het Kaapjaar. Zes ouders zeggen dat er geen verschil is vóór of na Kaap.
Impact Kaap: contact met leerkrachten
6 4
Tot op heden Enkel tijdens Kaap Geen 45
45 ouders melden een positieve invloed van Kaap op het contact dat ze hebben met de leerkrachten op de school. Voor de meeste ouders is Kaap op dit vlak een kantelmoment geweest. Zelfs in die mate dat Kaap voor meer dan de helft van deze 45 ouders voor het eerste contact gezorgd heeft. Vóór Kaap hadden ze geen enkel contact met de leerkrachten ‘Ik ging de kindjes aan de poort afzetten en was weg. Naast de juf schaamde ik me.’ De inhoud en uitgebreidheid van het contact dat deze ouders nu hebben met de leerkracht varieert heel sterk: gaande van een heel kort informeel gesprekje of het begrijpen van eenvoudige woorden tot het signaleren van een probleem of vragen stellen over een brief van de school. Maar of het nu grote of kleine zaken zijn waarover nu gesproken wordt, voor deze ouders betekent het heel wat. Naast deze grote groep voor wie Kaap leidde tot de eerste contacten met de leerkracht, is er ook een groep ouders voor wie Kaap het verschil heeft gemaakt met betrekking tot de vlotheid en de taal van het contact. Door meer Nederlandse taalvaardigheid kunnen deze ouders meer vragen en ervaren ze ook dat deze gesprekken gemakkelijker lopen. Voor een aantal ouders verliep het contact met de leerkrachten vóór Kaap in het Frans en/of het Engels. Deze ouders melden dat zij sinds Kaap (meer) in het Nederlands kunnen communiceren met de leerkrachten. Dat leidt in sommige gevallen ook tot meer communicatie, omdat niet alle leerkrachten Frans of Engels voldoende machtig zijn volgens de Kaapouders of omdat de ouders zelf nu beter Nederlands kunnen dan Frans of Engels. Bovendien blijkt ook uit de gesprekken met de ouders dat zij het belangrijk vinden om de communicatie in het Nederlands te kunnen voeren. Ook al hebben ze nog de mogelijkheid om in een andere taal te communiceren, ze willen toch zoveel mogelijk in het Nederlands praten met de leerkracht.
18
HOOFDSTUK 3
De verhoging van de taalvaardigheid van de Kaapouders speelt een cruciale rol in het verbeterde contact met de leerkrachten. Eén van de ouders verwoordde het als volgt: ‘Wat ga je zeggen als je de taal niet machtig bent, waarover ga je praten?’ Geïnterviewde ouders vermelden zaken als: ‘Ik versta meer.’ ‘Ik gebruik woorden die ik in Kaap geleerd heb.’ ‘Ik begrijp nu wat de juf zegt.’ ‘Vroeger kon ik niets zeggen.’ ‘Vóór Kaap begreep ik niets, probeerde ik nooit in het Nederlands te praten. Nu begrijp ik veel.’ ‘Voor de Nederlandse les kende ik alleen dag en dank u wel. Nu praat ik beter en begrijpt de leerkracht ons.’ ‘Vroeger zei ik gewoon ja ja want ik verstond niets. Nu kan ik wel praten met de juf.’ Niet alleen het ‘wat’ speelt hierbij mee, maar ook het ‘hoe’ en 'waarom'. Verschillende ouders vertellen dat ze in de Kaaples geleerd hebben hoe ze vragen moeten stellen en de manier waarop je dingen wil zeggen aan de juf. De Kaaples heeft ook duidelijk gemaakt wanneer en voor welke zaken je de leerkracht kan aanspreken. 'We hebben geleerd wat we moeten doen als er een probleem is met je kind. Bijvoorbeeld gaan praten met de leerkrachten.' Naast taalvaardigheid blijken ook een aantal andere factoren een belangrijke invloed te hebben op het contact met de leerkrachten. In de eerste plaats het geven van zelfvertrouwen om de drempel naar de school toe te overwinnen. Enkele ouders spreken over de moed die de Kaaplesgever heeft gegeven om dingen te gaan vragen aan de leerkrachten ‘Ik was bang om dingen te vragen. Kaaplesgever heeft geholpen de drempel te overwinnen: Jullie moeten niet bang zijn!’ ‘Kaaplesgever gaf moed en je moest het doen’. Hierbij speelt mee dat de Kaapouders met zachte dwang naar de leerkrachten gestuurd werden door de Kaaplesgever. Dat heeft zijn effect duidelijk niet gemist. 'Door Kaap heb ik contact met de leerkrachten. Voor Kaap kon ik dat niet. Ik was ook verlegen. Maar tijdens Kaap moesten we contact nemen met de leerkrachten. Nu ben ik niet meer verlegen. Nu durf ik het!' Ook de houding van de leerkrachten op de school zelf helpt de ouders om gemakkelijker te communiceren met hen. Geduld, moeite doen om Nederlands te proberen praten of een compliment over de inspanning van een ouder om Nederlands te leren zijn voor enkele ouders belangrijk geweest om (meer) contact te leggen met leerkrachten. De leerkrachten op school weten door Kaap wie er Nederlands leert. Het valt Kaapouders op dat de leerkrachten tijdens en na Kaap meer met hen praten. 'De leerkrachten op school weten dat ik Nederlands volg. Vroeger ging men altijd op zoek of er iemand kon vertalen, nu praten ze direct Nederlands met mij. Daar ben ik blij om.' 'Er is iets veranderd op school: de juffen praten meer met ons.' 'Leerkrachten kennen je beter, vragen je ook gemakkelijker dingen.' Veel ouders spreken over de impact die Kaap heeft gehad op hun kennis van de school. Zij geven aan dat Kaap hen geholpen heeft om de school te begrijpen. Dit heeft zeker voor een aantal ook impact gehad op de contacten met de school. Door Kaap hebben ze immers de leerkrachten leren kennen, hebben ze de weg op school geleerd. Eén Kaapouder zegt hierover: ‘Voor Kaap wist ik niet waar ik terecht moest voor vragen. Nu wel.’ Ook omgekeerd heeft Kaap ervoor gezorgd dat leerkrachten de Kaapouders beter hebben leren
19
HOOFDSTUK 3
kennen waardoor de ouders gemakkelijker vragen kunnen en durven stellen. Maar waardoor de leerkrachten ook meer contact leggen met de ouders, zoals hierboven gesteld. Voor vier Kaapouders was er enkel tijdens het Kaapjaar een toegenomen contact met de leerkrachten. In drie van de vier gevallen gaat het om zeer taalzwakke ouders die vóór Kaap geen contact hadden met de leerkrachten. Tijdens het Kaapjaar hadden zij een beetje contact. De Kaaplesgever stimuleerde hen sterk of gaf hen de opdracht om iets te gaan vragen aan de leerkrachten. Na het Kaapjaar is het contact met de leerkrachten terug verdwenen. Voor de vierde Kaapouder speelt vooral de tijd en de moeite die leerkrachten deden tijdens het Kaapjaar. Zij vertelt dat de leerkrachten wisten wie er Kaaples volgde en dat de leerkrachten veel moeite deden om met hen Nederlands te praten en hen te verbeteren. Na het Kaapjaar was dit voor de Kaapouder weggevallen. ‘Leerkrachten praatten te snel en hebben geen tijd om met elke ouder te praten.’ Voor zes Kaapouders heeft Kaap geen verschil gemaakt in het contact met de leerkrachten. Vier hadden voor Kaap al een goed contact met de leerkrachten: in het Nederlands (twee ouders vertelden dat ze dit geleerd hadden in vorige lessen Nederlands) of in het Frans en dat is ook altijd in het Frans gebleven na Kaap. Twee van de zes ouders hebben nooit contact gelegd met leerkracht, niet vóór, niet tijdens en niet na Kaap.
3.1.2
Oudercontact
47 Kaapouders spraken over de invloed van Kaap op hun aanwezigheid en deelname aan het oudercontact. Voor 33 ouders heeft Kaap tot op heden een verschil gemaakt, voor twee slechts tijdens het Kaapjaar zelf en voor twaalf is er geen verschil vóór of na Kaap. Verschillen die de geïnterviewde Kaapouders vermelden, situeren zich zowel op vlak van het gebruik van het Nederlands als op het vlak aanwezigheid. Impact Kaap: oudercontact
12 Tot op heden Enkel tijdens Kaap
2
Geen
33
Voor een deel van de ouders heeft Kaap ervoor gezorgd dat zij nu zelf naar het oudercontact gaan, en niet meer alleen hun partner. 'Vroeger ging papa altijd. Nu ga ik zelf.' De taal was voor een aantal een drempel. Zij geven aan dat ze door meer Nederlands te kunnen, nu naar het oudercontact durven gaan. Ze verstaan (beter) wat de leerkracht zegt, weten hoe ze vragen moeten stellen en kunnen (beter) praten met de juf. 'Nu kan ik zelf vragen stellen, voor Kaap kon ik alleen maar luisteren.' Ze hebben in de Kaaples geleerd welke vragen ze kunnen stellen en wat er op het oudercontact aan bod komt. Dat taal niet als enige element doorslaggevend is, blijkt uit het feit dat er Kaapouders zijn die nu wel zelf naar het oudercontact 20
HOOFDSTUK 3
gaan, in tegenstelling tot vóór Kaap, en in een andere taal of met tolk communiceren. Voor deze ouders is Kaap te kort geweest om voldoende taalvaardigheid te verwerven die nodig is om op het oudercontact te communiceren, maar heeft het hen wel aangezet om naar het oudercontact te gaan. Dit geldt vooral voor de alfa-Kaapouders. Betere taalvaardigheid is dus niet de enige verklaring voor toegenomen deelname aan het oudercontact. Net zoals in punt 3.1.2 'Contact met de leerkrachten' is gesteld, spelen ook hier verschillende aspecten mee als meer durf en zelfvertrouwen bij de Kaapouders, kennis over het schoolsysteem/ het oudercontact en een positieve houding van de leerkrachten. 'Vroeger was ik bang dat ik het niet kon, nu probeer ik.' 'Vroeger praatte ik helemaal niet met de leerkrachten. De laatste twee oudercontacten ben ik alleen gegaan en zelf Nederlands gesproken. De leerkracht heeft bevestigd dat het goed ging.' 'Ik probeer vragen te stellen en de juf zegt dat het gaat en probeert op een laagdrempelige manier te praten. Nu lukt het een beetje, vroeger kon ik dat helemaal niet.' Andere Kaapouders gingen vroeger ook al naar het oudercontact, maar voor hen zit het verschil in het feit dat ze nu Nederlands praten op het oudercontact. Vóór Kaap spraken ze Engels of Frans of namen ze een tolk mee. De Kaapouders die Frans of Engels spreken, geven aan dat zij nu wel in de eerste plaats in het Nederlands proberen te communiceren, maar nog terugvallen op de andere taal wanneer ze iets niet uitgelegd krijgen. Meer Nederlandse taalvaardigheid maakt voor deze ouders dus het verschil. Toch blijkt dit ook voor deze groep niet het enige te zijn. Ook speelt durf en zelfvertrouwen een rol, maar zelfs ook inzicht in het oudercontact. Twee ouders die reeds naar het oudercontact gingen vertellen dat ze nu pas, sinds Kaap, beseffen wat oudercontact is en dat het belangrijk is. 'Ik ga al tien jaar naar het oudercontact, maar nu in Kaap uitgelegd wat het is en betekent.' Kaap heeft twee Kaapouders gestimuleerd om naar het oudercontact te gaan tijdens het Kaapjaar 'Kaaplesgever zei dat iedereen naar het oudercontact moest gaan. Ik had heel veel schrik maar ben toch gegaan en heb ik het Nederlands gepraat.' Na het Kaapjaar echter hebben deze ouders dit niet meer gedaan. Zij vinden dat ze niet genoeg verstaan en niet alles kunnen vragen. Naarmate de tijd is verstreken sinds Kaap zijn zij ook heel wat vergeten. Twaalf Kaapouders vertellen dat Kaap geen verschil gemaakt heeft. Er is een groep die reeds vóór Kaap naar het oudercontact ging, met tolk. Zij gaan ook nu nog naar het oudercontact met tolk. Daarnaast is er een groep die vóór Kaap niet ging en ook nu niet. Hun partner of iemand anders van de familie gaat altijd naar het oudercontact. Eén ouder vertelt dat ze niet gaat omdat ze er toch niets van begrijpt. De anderen hebben hier geen verdere uitleg over gegeven.
3.1.3 Brieven van de school 49 Kaapouders spraken over de invloed van Kaap op het lezen en begrijpen van de brieven van de school. Voor 37 van hen heeft Kaap een verschil gemaakt: ze begrijpen de brieven beter en/of volgen ze meer op. Voor twee was er enkel een verschil tijdens het Kaapjaar zelf. Tien ouders gaven aan dat er voor hen geen verschil was vóór en na Kaap.
21
HOOFDSTUK 3
Impact Kaap: brieven
10 Tot op heden 2
Enkel tijdens Kaap Geen 37
Binnen de groep van 37 ouders voor wie Kaap een verschil gemaakt heeft, kan een duidelijk onderscheid gemaakt worden naar effecten toe tussen de alfa-Kaapouders en de NT2-Kaapouders (zowel met CBE- als met CVO-profiel). De alfa-Kaapouders hebben door Kaap een aantal strategieën geleerd om informatie uit de brieven te halen en begrijpen nu een beperkt aantal zaken in de brieven: naam van het kind, woorden als 'waar? wanneer?' Enkelen zeggen expliciet dat zij wel hulp nodig hebben om de brief echt te begrijpen. Uit de antwoorden kan afgeleid worden dat de alfa-ouders alvast belangrijke stappen gezet hebben tijdens Kaap om de brieven proberen te begrijpen, maar dat het in de meeste gevallen nog te complex blijft. De NT2-ouders daarentegen melden bijna allemaal dat zij sinds Kaap de brieven van de school kunnen begrijpen en dat zij de brieven nu zelf lezen. Uit de opmerkingen van sommige NT2-ouders blijkt wel dat langere brieven nog steeds een probleem vormen. Daarvoor wordt de hulp van familie, buren of vrienden ingeroepen. De stap die deze ouders gezet hebben, is in de meeste gevallen zeer groot. Ongeveer de helft van de 37 ouders zei dat ze vóór Kaap niets van de communicatie van de school begrepen. Slechts enkelen bleken vóór Kaap de communicatie van de school al een beetje te begrijpen. Kaap heeft voor hen ertoe geleid dat ze de brieven nu vlotter kunnen lezen of dat ze nu alles begrijpen. De brieven werden in veel gevallen gelezen door de partner of de Kaapouder ging met de brief naar kennissen om te vertalen. Met veel trots vertelden ze tijdens het interview dat ze de brieven nu zelf (proberen) te lezen. Niet alleen het kunnen lezen van de brieven is een grote stap geweest. Ook het inzicht dat brieven belangrijk zijn, dat ouders deze brieven moeten lezen en opvolgen, is er voor een aantal ouders door Kaap gekomen. 'Nu volg ik het op en begrijp ik dat het echt belangrijk is.' Ook hier speelt niet enkel de toegenomen taalvaardigheid een rol, ook het begrijpen en weten wat er gebeurt op school blijkt een belangrijke stap te zijn. Door de uitleg in Kaap over wat kinderen doen op school, welke feesten er gevierd worden, welke regels de school hanteert, enzovoort, begrijpen ouders ook beter wat er in de brieven staat. 'In Kaap veel zaken over de school geleerd. Nu ken ik ze goed, bijvoorbeeld de feesten (Nieuwjaar, Sinterklaas, Sint-Jansfeest). Als ik brief krijg over een feest, begrijp ik nu waarover het gaat. Vroeger begreep ik de brief niet.' Twee Kaapouders vertellen dat ze tijdens het Kaapjaar wel wat begrepen van de brieven van de school. Ze kregen hierbij hulp van de Kaaplesgever. Na het Kaapjaar ervaren zij echter geen verbetering. Ze begrijpen de brieven nu niet meer of nog maar enkele woorden. Het gaat hier om twee alfa-Kaapouders. Wellicht was de stap naar lezen voor deze ouders te groot. Kaap kon in één jaar niet zorgen voor voldoende vooruitgang op dit vlak om ook achteraf nog iets op te brengen. 22
HOOFDSTUK 3
Voor tien Kaapouders heeft Kaap geen verschil gemaakt met betrekking tot het lezen of opvolgen van de brieven van de school. Voor de alfa-ouders onder hen heeft Kaap niet geleid tot een verandering. Zij begrijpen de brieven niet. De brieven worden door hun partner gelezen. Voor de NT2-ouders uit deze groep is er geen verschil omdat zij ook al vóór Kaap de brieven van de school lazen en begrepen.
3.1.4 Agenda van de school – huiswerk opvolgen 39 ouders spraken over de agenda van de school en de opvolging van het huiswerk. Voor 29 van hen heeft Kaap bijgedragen tot meer begrip van de agenda en over het huiswerk. Drie Kaapouders ervoeren enkel tijdens Kaap een verschil. Kaap heeft geen enkel verschil gemaakt voor zeven ouders.
Impact Kaap: agenda en huiswerk
7 Tot op heden
3
Enkel tijdens Kaap Geen 29
Voor de groep van 29 ouders voor wie Kaap op dit vlak een verschil gemaakt heeft, speelt niet alleen de toegenomen taalvaardigheid een rol. Even belangrijk is de uitleg zij gekregen hebben over de agenda en het huiswerk. Door met de agenda van de school aan de slag te gaan in de Kaaples hebben deze ouders inzicht gekregen in wat een agenda is, wat er in staat en wat zij met deze agenda moeten doen. 'Kaaplesgever heeft uitgelegd dat we elke dag moeten kijken wat juf heeft geschreven en dat we moeten tekenen. Dat het echt belangrijk is.' 'Agenda kwam heel veel keer aan bod in Kaap. Geleerd wat we moeten schrijven, over de handtekening'. Voor de meeste van deze ouders is de uitleg over wat een agenda is en wat het betekent, voor de eerste keer aan bod gekomen tijdens de Kaaples. De Kaaplesgever heeft hen geleerd om te gaan met de agenda en huiswerk. Veel van deze ouders volgen nu zelf de agenda op. Vóór Kaap keken ze zelf niet in de agenda. Ze deden dan een beroep op de partner of hun kinderen vertelden zelf wat er in de agenda stond, welke activiteiten er waren. Dit heeft ook een effect op het opvolgen van het huiswerk. De Kaapouders vertellen dat ze nu ook het huiswerk opvolgen – een aantal zegt ook te helpen bij het huiswerk – en nakijken of hun kind al dan niet huiswerk heeft. Belangrijk in dit opzicht is dat het begrijpen en het opvolgen van de agenda en huiswerk ook door de alfa-Kaapouders gebeurt. In tegenstelling tot het begrijpen van de brieven van de school, waarbij zij ook na Kaap nog steeds hulp nodig hebben, geven zij aan dat zij uit de agenda wel de belangrijke informatie kunnen halen: of er huiswerk moet gemaakt worden, of kind iets moet meebrengen. 'Mijn kinderen geven de agenda aan mij. Ik kan er nu een beetje uithalen of kinderen huiswerk hebben of niet. Ik volg alleen de agenda, geen brieven.'
23
HOOFDSTUK 3
Dat ook hierbij kennis en inzicht over de school belangrijk zijn, is logisch. Weten wat kinderen doen op de school, wat de inhouden zijn van de verschillende vakken op school, welke regels belangrijk zijn, enzovoort helpt in sterke mate om dit te begrijpen wanneer het in de agenda staat. 'Vroeger begreep ik de agenda niet. Maar door Kaaplesgever weet ik wat er in staat, vakken als wiskunde Nederlands, … Ik begrijp nu het verschil.' Omgekeerd heeft het leren begrijpen van de agenda ook impact op het kunnen volgen wat er gebeurt op school. Enkele ouders geven aan dat ze nu, door de agenda te begrijpen, weten wat hun kinderen doen op school. 'Vóór Kaap wist ik niet wat mijn kinderen deden op school. Ik begreep niets: het huiswerk, de agenda. Allemaal bij Kaaplesgever geleerd.' 'Zo weet je hoe je kind het doet op school.' Voor drie Kaapouders heeft Kaap geen echte verandering teweeg gebracht. Ze hebben wel over agenda en huiswerk gepraat tijdens Kaap. Ze geven aan dat ze hierover wel één en ander hebben bijgeleerd, maar dat het nu nog steeds te moeilijk is om dit zelf op te volgen of te begrijpen. 'Kaaplesgever heeft het uitgelegd. Ik begrijp het niet. Ik wil het wel.' Zeven Kaapouders zeggen dat er voor hen geen enkel verschil is in de periode vóór en na Kaap. Deze ouders kenden de agenda al en volgden deze ook al op vóór ze in de Kaaples zaten.
3.1.5 Rapport begrijpen 32 ouders vertelden in het interview over de impact van Kaap op het begrijpen van het rapport. Voor 27 ouders heeft Kaap een verschil gemaakt. Voor één ouder is er enkel tijdens het Kaapjaar een verschil geweest. Zeven ouders zeggen dat er geen veranderingen zijn ten opzicht van de periode vóór Kaap. Impact Kaap: rapport begrijpen
7 Tot op heden
1
Enkel tijdens Kaap Geen 27
Het verschil voor de 27 ouders situeert zich op verschillende niveaus. Voor sommige Kaapouders betekent dit dat ze nu de punten begrijpen. Voor andere betekent het dat ze nu kunnen begrijpen of het rapport goed of slecht is. Een derde groep geeft aan dat ze niet alleen de punten, maar ook de opmerkingen op een rapport begrijpen. Deze verschillen kunnen deels gekoppeld worden aan de groep waartoe deze ouders behoren. De alfa-Kaapouders kunnen uit het rapport afleiden of het goed of slecht is en begrijpen wat goede en wat slechte punten zijn. Maar wat de punten exact inhouden of wat er extra op een rapport staat, begrijpen ze niet altijd. Zij vragen vaak mondelinge ondersteuning om meer te begrijpen over het rapport. De NT2-ouders kunnen het rapport meestal goed lezen en begrijpen, en dit dankzij Kaap. Vóór Kaap begrepen ze het rapport niet.
24
HOOFDSTUK 3
Een rapport begrijpen houdt meer in dan enkel het kunnen lezen van de punten of de opmerkingen. Ook het inzicht in de opbouw van een rapport, het puntensysteem en wat de verschillende vakken allemaal inhouden zijn cruciaal. Een aantal van de geïnterviewde Kaapouders stelt dit ook expliciet. 'Vroeger begreep ik het rapport niet. Nu weet ik wat A, B, C betekent, hoeveel % nodig om over te gaan'. 'Kaaplesgever heeft uitgelegd wat geschiedenis, aardrijkskunde, … is. Ik begreep welke punten goed waren, maar niet wat ze inhielden.' 'Ik wist niet hoe het rapport ik mekaar zat. Heb ik bijgeleerd bij Kaaplesgever.' Eén Kaapouder begreep het rapport wel tijdens het Kaapjaar, maar nu niet meer. Haar kind is naar het buitengewoon onderwijs gegaan. De rapporten zijn daar complexer en deze kan ze niet begrijpen. Voor zeven Kaapouders heeft Kaap geen invloed gehad op het begrijpen van de rapporten. Eén ouder heeft dit wel geleerd in Kaap, maar heeft het rapport nooit kunnen begrijpen. Ze kan het rapport enkel begrijpen met uitleg van de juf van haar kind. Voor de overige zes ouders is er geen verschil omdat het niet aan bod is gekomen tijdens Kaap of omdat hun kind nog geen rapport heeft of omdat ze het vóór Kaap ook al begrepen.
3.1.6 Briefje schrijven of formulier invullen 42 ouders spraken over de invloed van Kaap op het schrijven van een briefje of het invullen van een formulier. 34 van hen geven aan dat Kaap een positieve invloed heeft gehad en dat ze nu een briefje kunnen schrijven of een formulier kunnen invullen. Zes Kaapouders hebben enkel tijdens het Kaapjaar een briefje geschreven, nu schrijven ze niet meer of in een andere taal. Voor zeven Kaapouders heeft Kaap geen effect gehad op hun schriftelijke communicatie met de school, meer bepaald het schrijven van een briefje. Impact Kaap: briefje schrijven/ formulier invullen
7 Tot op heden
6
Enkel tijdens Kaap Geen
34
Hoe goed een Kaapouder nu kan schrijven en wat hij of zij kan schrijven is uiteraard onlosmakelijk verbonden met de alfabetisering van deze persoon. Voor de alfa-Kaapouders voor wie Kaap een positieve verandering teweeg heeft gebracht, situeert deze evolutie zich op het kunnen schrijven van personalia of het invullen van een zeer eenvoudig formulier. Een kort briefje schrijven na één jaar Kaap kan nog niet. Dit is wel het geval voor de ouders die al gealfabetiseerd waren vóór ze met Kaap van start gingen. Voor de twee groepen geldt wel dat ze deze zaken, of het nu een formuliertje invullen is of een brief schrijven, vóór Kaap uitbesteedden aan familie of vrienden. Nu proberen de meeste van hen dit zelf te doen en geven aan
25
HOOFDSTUK 3
dat ze dit nu ook kunnen. 'Nu kan ik briefjes invullen. Vroeger ging ik altijd op zoek: wie kan dit invullen? Nu doe ik het zelf.' In de Kaaples kwam niet alleen het 'technische' aspect aan bod – het opstellen van een briefje, welke woorden, zinnen gebruiken – maar ook welke boodschappen je kan schrijven of waarom je een briefje schrijft. 'Als je probleem hebt met kinderen, moet je schrijven in de agenda. Als je kind ziek is, kan je een briefje schrijven: Mijn kind is ziek.' Hierbij speelt ook weer de kennis van de school een belangrijke rol: wat je moet doen bij afwezigheid, wat je moet doen als je kind ziek is, weten dat er speciale afwezigheidsbriefjes zijn die de school gebruikt. Het invullen van een formulier hangt ook nauw samen met het begrijpen van de brieven van de school. Daar werd vastgesteld dat ook het inzicht in het belang om deze brieven op te volgen teweeg is gebracht door Kaap. Dit zal zeker ook zijn invloed hebben op het invullen van formulieren. Wanneer ouders nu weten dat brieven belangrijk zijn, dat deze moeten opgevolgd worden, dan zal dit bij uitbreiding ook zo zijn voor formuliertjes die de school meegeeft. Zes ouders hebben enkel tijdens het Kaapjaar en tijdens de Kaaples briefjes geschreven. Zij doen dit nu niet meer zelf, of ze doen dit in een andere taal. In dit laatste geval speelt de angst om fouten te maken. Deze Kaapouders vinden dat hun Nederlands nog niet voldoende goed is om een briefje naar de juf te schrijven. Voor zeven ouders is er geen invloed van Kaap met betrekking tot het schrijven van briefjes naar de school. Ook hier duikt een aantal keren op dat ze dit nog veel te moeilijk vinden. Er is maar één Kaapouder die aangeeft dat ze dit vóór Kaap al kon en dit al deed.
3.1.7 Regels van de school In het voorgaande kwam het al een paar keer ter sprake, maar kennis over het schoolleven is onlosmakelijk verbonden met de ouderbetrokkenheid. De regels van en de afspraken met de school vormen een belangrijk onderdeel van het schoolleven. Veel ouders spraken ook over de mate waarin Kaap een rol heeft gespeeld in het leren kennen van deze regels. 19 ouders vertellen dat Kaap hen de regels van de school uitgelegd heeft. Bij acht ouders heeft de school zelf de uitleg gegeven over het schoolreglement en de afspraken. Leren kennen van de regels van de school
8 Door Kaap Door de school zelf 19
Door aan de slag te gaan met de regels van de school in de Kaaples, hebben heel wat Kaapcursisten de afspraken op de school leren kennen. Kaapouders vertellen over heel wat zaken die zij zo te weten zijn gekomen. Zaken die vermeld worden zijn onder andere: wat te doen bij ziek zijn/afwezigheid, betalen voor de refter, de schooluren en belang van op tijd komen, wat mag en niet mag op school, fruit en koeken 26
HOOFDSTUK 3
in doosjes, verplicht aanwezig op oudercontact. Vooral de regels in verband met afwezigheid worden veel vermeld. Uit de interviews is niet duidelijk of de school het reglement en de afspraken heeft uitgelegd aan de ouders of welke acties de school hier rond heeft ondernomen. Is er op een toegankelijke en laagdrempelige manier uitleg gegeven over het reglement? Waren de ouders niet aanwezig, wisten ze het niet, hebben ze het niet begrepen? Wat wel duidelijk is, is dat er een heel aantal ouders vóór Kaap niet op de hoogte waren van wat er mag en niet mag op de school. Uiteraard komt dit de wederzijdse verstandhouding en samenwerking tussen school en ouders niet ten goede
3.1.8 Activiteiten voor ouders op school Tijdens de gesprekken met de Kaapouders werd veel gesproken over activiteiten die de school organiseert. Vermits vaak niet duidelijk was of Kaap iets veranderd heeft in dit opzicht en vermits de genoemde activiteiten een breed gamma beslaan, is het onmogelijk helder te vergelijken en de antwoorden in de drie categorieën onder te brengen: Kaap heeft effect gehad, er is enkel tijdens Kaap effect geweest of Kaap heeft niets teweeg gebracht. Dit onderdeel beschrijft daarom een aantal opvallende lijnen die uit de antwoorden naar voren komen zonder te vergelijken. a)
De eerste keer Het brengen van een bezoek aan de klas of het meehelpen in de klassen, komt in de gesprekken met de Kaapouders veel ter spraken. 35 ouders vertellen dat zij tijdens Kaap in de klassen van hun kinderen zijn gaan helpen of gaan kijken. Meer dan de helft van deze ouders (17) geven aan dat zij met Kaapgroep voor de eerste keer in de klas van hun kind kwamen of voor de eerste keer zijn gaan helpen in de klas van hun kind. Voor 11 was het niet de eerste keer, zij hadden dit vroeger ook al gedaan. Voor de overige groep is dit niet te uit de antwoorden af te leiden. Zij zijn met Kaap op klasbezoek geweest, maar het is onduidelijk of dit voor hen ook de eerste keer was of niet.
Eerste keer in de klas
7 met Kaapgroep 17
vóór Kaap onbekend
11
Bij de groep ouders die vóór de eerste keer met Kaap een klasbezoek hebben gebracht en de groep voor wie dit niet gekend is, lijkt de impact van een klasbezoek niet onverdeeld groot. Er zijn evenveel ouders die zich hier expliciet positief of negatief over uitlaten. Positieve impact betekent dat zij aangeven dat zij door Kaap nu wel op klasbezoek gaan of gaan helpen in de klas en dat zij dit vóór Kaap niet deden. Een negatieve impact betekent dat er tijdens Kaap wel klasbezoeken waren of hulp 27
HOOFDSTUK 3
in de klassen, maar dat dit nu niet meer het geval is. 'Geen tijd' wordt enkele keren aangehaald, maar ook dat ouders toch vinden dat ze nog niet voldoende Nederlands kunnen, dat de drempel nog te hoog is. Enkele ouders vermelden ook dat de school dit niet (meer) organiseert. Zeker dit laatste verdient de nodige aandacht, want ouders geven wel aan dat ze dit heel belangrijk vinden. b)
Feest op school Wanneer de Kaapouders gevraagd wordt naar de activiteiten die op school georganiseerd worden en waar ouders mee worden op uitgenodigd, blijkt er geen gebrek aan initiatieven te zijn. De Kaapouders vermelden verschillende activiteiten: infoavonden, koffiebabbels, mee op uitstap gaan met de kinderen, wintermarkt, carnavalsfeest, grootouderfeest, schoolfeest, opendeurdag. Van deze activiteiten staan feesten met stip bovenaan. De scholen betrekken ouders vooral bij allerlei soorten feesten op de school. Kaapouders nemen ook meestal deel aan deze activiteiten. Ze vinden dit belangrijk, voor hun kinderen. ‘De kinderen vinden het ook heel leuk als hun ouders er zijn'. 'Ik doe het voor mijn kinderen, om hen gelukkig te maken.' Wanneer de school hulp inschakelt van ouders blijkt die vooral te bestaan uit het bakken van koekjes, cakejes of het koken van eten voor deze feesten. In sommige gevallen vraagt de school wel hulp bij de andere voorbereidingen (tafels klaarzetten, helpen tijdens het feest), maar dit blijkt ten eerste niet vaak voor te komen, en ten tweede blijken de Kaapouders hier zelf niet veel op in te gaan. Sporadisch komt ook ter sprake dat de school ouders vraagt om mee een uitstap te begeleiden. Er zijn echter niet veel Kaapouders die dit ook doen. Wanneer Kaapouders praten over deze activiteiten geven zij in veel gevallen aan dat zij dit al deden vóór Kaap. Deelname aan activiteiten op schoolniveau is niet veranderd: er wordt aan dezelfde activiteiten deelgenomen en de hulp die wordt geboden en gevraagd, is niet veranderd. Er zijn enkele Kaapouders die wel aangeven dat ze sinds Kaap naar bepaalde activiteiten gaan en meehelpen. Maar evengoed vertellen enkele Kaapouders dat ze enkel tijdens het Kaapjaar geholpen hebben en dat nu niet meer doen. Veel Kaapouders geven aan dat er vanuit en in de school niets noemenswaardig veranderd is na Kaap met betrekking tot schoolactiviteiten.
c)
Oudergroepen Een oudergroep kan heel wat vormen aannemen. In de interviews werd uitgegaan van een brede range: moedergroep, oudergroep, ouderraad of oudercomité. Wat tijdens de interviews opviel, is dat veel Kaapouders uitleg nodig hadden om te begrijpen wat een oudergroep dan precies was. Hieruit kan afgeleid worden dat Kaap geen vertrouwdheid heeft teweeg gebracht met het concept van oudergroepen. Ondanks het feit dat in de meeste scholen toch een oudergroep aanwezig blijkt te zijn.2 Contact met de oudergroep vanuit de Kaaples lijkt niet veel voorgekomen te zijn. Slechts één Kaapcursist spreekt over een bezoek en deelname van de Kaapgroep aan de oudergroep. Enkelen stellen expliciet dat zij nooit met de oudergroep contact hebben opgenomen vanuit Kaap.
Tien Kaapcursisten vertellen dat er geen oudergroep aanwezig is op de school. Een aantal van deze ouders hebben Kaap gevolgd in dezelfde school. Het gaat in totaal om vijf scholen waar volgens de ouders geen oudergroep aanwezig is. 2
28
HOOFDSTUK 3
Slechts enkele ouders spreken over hun al dan niet betrokken zijn bij de oudergroep op dit moment. Zes Kaapouders nemen deel aan een of andere vorm van oudergroep. Slechts twee daarvan stellen dat er hierbij een invloed van Kaap is. Deze invloed heeft dan betrekking op het meer begrijpen van wat er aan bod komt in een oudergroep. Negen ouders geven aan dat ze niet deelnemen aan de oudergroep op school. De redenen hiervoor zijn: geen tijd, geen zicht hebben op wat de oudergroep precies doet en talige drempels (twee ouders vinden dat ze hiervoor te weinig Nederlands kunnen). d)
Tijdens versus na Kaap Niemand van de Kaapouders geeft aan dat de zij nog expliciet of extra aangesproken worden door de school voor deelname of hulp aan activiteiten. De Kaapouders worden na hun Kaapjaar betrokken bij schoolactiviteiten zoals elke andere ouder. Tijdens het Kaapjaar is er wel een duidelijk verschil. Kaapouders nemen dan een zeer actieve rol op en dat dankzij de activiteiten die de Kaaplesgever opzet in de school. Deze activiteiten variëren van gaan voorlezen in de klas tot een project mee organiseren in de school: ontbijt, fancy fair, fruitsapjes verkopen ten voordele van moeders voor moeders. In Kaap wordt tijd voorzien om een project op te zetten in de school. Deze projecten blijken echter na het Kaapjaar niet veel meer te betekenen, niet naar de school toe en niet naar de Kaapouders toe. Slechts in één school wordt het project nog hernomen. De Kaapouders nemen nog zeer weinig een actief organiserende rol op, of worden hier niet op aangesproken.
3.1.9 Contact met andere ouders Contacten met andere ouders op de school zorgen voor een belangrijk netwerk waarbinnen ouders informatie aan elkaar kunnen doorgeven en elkaar kunnen stimuleren om te participeren aan het schoolgebeuren. Andere ouders kunnen en durven aanspraken is belangrijk om hulp te kunnen vragen, vragen te stellen of ideeën af te toetsen met betrekking tot de school. Ook zo zijn ouders betrokken bij de school en het schoolleven van hun kinderen. Kaap wil dit netwerk uitbreiden tot een NEDwerk, een Nederlandstalig netwerk. Op die manier hebben anderstalige ouders de kans om ook buiten en na de Kaaples Nederlands te blijven praten en dus te oefenen. Vanuit het perspectief van taalverwerving is dit belangrijk. Veel oefening en praktijk zijn nodig om taal te verwerven. Daarvoor zijn taallessen niet voldoende en bovendien in het geval van Kaap ook maar beperkt tot één jaar. Net zoals voor het onderdeel 'Activiteiten voor ouders op school' (3.1.8) zijn de gegevens uit de interviews over contact met andere ouders te verschillend om een vergelijking te maken tussen: Kaap heeft impact tot op heden, enkel tijdens Kaap of geen impact. De gesprekken hebben niet altijd duidelijk aan het licht kunnen brengen in welke taal de gesprekken liepen en welke verschillen er zijn vóór en na Kaap. In wat volgt worden een aantal opvallende punten besproken met betrekking tot het contact met andere ouders. Voor een aantal Kaapouders heeft Kaap geleid tot veel meer contacten met andere ouders op de school. 'Dankzij Kaap ken ik nu veel mama's met wie ik nog altijd praat.' 'Dankzij de cursus sta ik nu te praten met andere moeders aan de schoolpoort.' Dat extra contact is in veel gevallen een extra contact in het Nederlands, maar dat geldt zeker niet voor alle Kaapouders. Zij hebben meer contact, maar dan in hun eigen taal of andere talen.
29
HOOFDSTUK 3
Voor andere ouders heeft Kaap er toe geleid dat zij nu een beetje contact hebben met andere ouders in het Nederlands. 'Soms heb ik contact met andere ouders op de school. Het zijn korte zinnetjes: Hoe gaat het? Hoeveel kinderen heb je? Dat heb ik bij Kaaplesgever geleerd.' 'Ik praat een beetje met andere ouders in het Nederlands. Bij activiteiten praat ik een beetje Nederlands, probeer ik vragen te stellen. Dit gaat een beetje.' Voor de Alfa-Kaapouders bestaat het verschil er vooral uit dat zij nu korte zinnetjes of vraagjes zoals 'Hoe heet je? Hoe gaat het?' kunnen begrijpen. Zij geven echter aan dat zij nog niet in staat zijn om dan zelf in het Nederlands te praten. Wanneer het in de gesprekken gaat over meer contacten in het Nederlands, speelt de verhoogde taalvaardigheid een rol. 'Omdat je taal ontwikkeld is, neem je meer contact. Niet alle mama's spreken immers Turks.' 'Voor de Nederlandse les had ik geen contact met andere ouders. Ik kende vóór de les alleen dag en dank u wel.' Maar ook meer zelfvertrouwen en durf om op de school te komen, om mensen aan te spreken draagt bij tot een verbeterd contact met andere ouders. 'Voor Kaap had ik geen contact met andere ouders. Ik ging direct naar school en direct naar huis.' 'Vroeger ging ik de kinderen gewoon afzetten of halen, maar nu praat ik ook.' In tegenstelling tot het voorgaande geeft een grote groep Kaapouders aan dat zij op dit moment niet meer contact hebben met andere ouders of meer in het Nederlands gesprekjes voeren met andere ouders dan vóór Kaap. Er zijn zelfs een aantal Kaapouders die op dit moment geen enkel contact hebben met andere ouders. Opmerkelijk is ook dat het contact tussen de Kaapcursisten uit een school niet lang blijft bestaan na Kaap. Velen hebben na Kaap geen of zeer weinig contact met elkaar. 'Ik heb nu geen contact meer met de Kaapmama's. We doen geen dingen meer samen, ook niet op de school.' Een deel van de groep ouders die niet meer (Nederlands) contact hebben met andere ouders, blijkt wel veel contact te hebben met andere ouders uit de eigen taalgroep en in de eigen taal. Dit contact bestond echter al vóór Kaap. Er is dus blijkbaar tijdens Kaap voor een heel aantal Kaapouders geen netwerk of NEDwerk kunnen ontstaan. De start hiervan zou moeten liggen bij NT2-lessen zelf. Enkele Kaapouders geven aan dat zij tijdens de Kaaplessen geen activiteiten hebben gedaan met andere ouders, met Nederlandstalige ouders. Dit komt ook ter sprake wanneer de Kaapouders spreken over het projectwerk. Ook daar blijken nog heel wat projecten geweest te zijn waar er geen samenwerking was met andere ouders. Dat de school ook een rol kan hebben in het verder uitbouwen van een dergelijk netwerk blijkt onder meer uit de volgend citaten. 'Ik oefen mijn Nederlands verder in de Nederlandse praatgroepen. Ik praat met de leerkrachten en een beetje met de ouders.' 'Ik heb nog contacten met mijn medecursisten tijdens de koffiebabbel.' 'Als ik mee ga helpen, praat ik met de juf, maar ook met andere ouders.' Activiteiten organiseren voor ouders is belangrijk. Maar ook het expliciet aanspreken van de exKaapgroep voor activiteiten, zoals in voorgaand punt werd opgemerkt, kan een belangrijke bijdrage zijn tot meer net-/NED-werking en verdere taalverwerving.
3.1.10 Impact buiten de school
30
HOOFDSTUK 3
In de gesprekken werd gevraagd aan de Kaapouders of Kaap ook positief heeft bijgedragen aan andere zaken buiten de school van hun kinderen en het contact met de school. Voor 33 Kaapouders bleek dit het geval te zijn. Elf Kaapouders vonden niet dat Kaap een verschil had gemaakt op zaken buiten de school.
Impact Kaap buiten de school
11 ja nee 33
De impact die Kaap gehad heeft op zaken buiten de school hebben in een aantal gevallen nog wel linken met de school. 'Ik heb mijn kind ingeschreven in de kinderwerking op woensdagnamiddag. Dit zou ik voor Kaap nooit gedaan hebben. Ik kende dit ook niet.' Zaken als buitenschoolse activiteiten, de bibliotheek, opvoedingswinkel werden in Kaap uitgelegd, eventueel bezocht. De Kaapouders leerden dit op die manier kennen en maken er ook nu nog gebruik van. ‘Vroeger ging ik met de kinderen naar de bib en wachtte aan de ingang. Nu gaan we samen.' Kaapouders vertellen over een breed pallet aan zaken buiten de schoolcontext die ze door de Kaaples verworven hebben. Ten eerste gaat het over het begrijpen of voeren van communicatie in verschillende dagdagelijkse contexten: in de winkel, bij de dokter, in het gemeentehuis, de bank, bij de mutualiteit. Ouders vertellen hoe ze nu prijzen kunnen lezen, een afspraak kunnen maken bij de dokter, iets gaan ruilen in de winkel, vraag stellen in het postkantoor, enzovoort. Ten tweede geven deze Kaapouders aan dat ze ook inzicht gekregen hebben in een aantal zaken of regels die in het dagelijks leven spelen: bijvoorbeeld hoe de bus nemen, wat te doen bij overschrijvingen, wat te doen bij de mutualiteit. 'Vroeger wist ik niet dat je een boete kreeg door op de bus te stappen zonder abonnement.' De impact hiervan is voor sommige ouders enorm. 'Vroeger kon ik dat niet. Ik bleef altijd thuis.' 'Vroeger was ik onzeker, bang als ik op straat moest gaan, want als iemand iets zei, kon ik de mensen niet begrijpen. Nu ben ik meer zeker, kan ik meer begrijpen. Nu voel ik mij goed. Vroeger was ik triestig, altijd!' Kaap heeft bijgedragen tot meer zelfstandigheid, niet alleen op school maar ook 'op de straat'. Veel Kaapouders waren genoodzaakt om beroep te doen op familie of kennissen, maar kunnen en durven het nu zelf. Ze hebben zelfvertrouwen en moed gekregen om Nederlands te spreken en contacten te leggen. Meer nog, een aantal van hen vertelt dat ze veel Nederlands willen praten en oefenen en dat ze het fijn vinden dat ze in het Nederlands worden aangesproken. De Kaaples en Kaaplesgever spelen hier een cruciale rol. Deze buitenschoolse zaken zijn immers ook allemaal aan bod gekomen in de Kaaples. De Kaapouders vinden het ook belangrijk dat er in de Kaaples aandacht besteedt wordt aan deze onderwerpen. Niet alleen het aanreiken van deze onderwerpen in de 31
HOOFDSTUK 3
les blijken belangrijk te zijn. Ook de ondersteuning en stimulering van de Kaaplesgever om Nederlands te gebruiken, draagt bij tot deze positieve dynamiek buiten de schoolmuren. 'Kaaplesgever heeft veel raad gegeven: als je Nederlands wil leren moet je veel praten met mensen die Nederlands praten. Niet op jezelf blijven!' 'Kaaplesgever heeft moed gegeven, sinds dan gaat het.' Voor elf Kaapouders is er geen impact geweest van Kaap op hun dagelijkse functioneren buiten de school. Hiervoor halen zij zelf verschillende redenen aan. Enkelen van hen geven aan dat zij in de Kaaples enkel over de school geleerd hebben. Daar zijn zij helemaal niet ontevreden over, maar dit helpt hen niet om meer of beter in het Nederlands te functioneren buiten de school. 'Nu (in de reguliere NT2-les) vind ik het misschien beter. Nu kan ik naar de dokter. Dat is belangrijk. Maar vorig jaar was misschien belangrijker want dat is wat we nodig hebben. School is belangrijker.' Een aantal Kaapouders geven aan dat ze zelf geen Nederlands nodig hebben buiten de school: ze regelen hun dagelijkse zaken met de hulp van familie of vrienden of doen dit in een contacttaal. Voor twee ouders is er wel een begin gemaakt in de Kaap om Nederlands te gebruiken en begrijpen in het dagelijkse leven, maar voor hen is er pas echt een doorbraak gekomen in de lessen na Kaap. Het gaat hier om twee alfa-Kaapouders. Voor hen is de basis gelegd in de Kaaples en hebben de NT2-lessen nadien hun taalvaardigheid, ook in andere contexten, uitgebreid. Gezien het profiel van deze ouders, is dit zeer logisch. Er is één Kaapouder die reeds vóór Kaap zelfstandig en in het Nederlands zaken buiten de school kon regelen. Zij had al heel wat mondelinge taalvaardigheid verworven op het werk. Voor haar heeft Kaap een verschil gemaakt met betrekking tot het begrijpen van de school(context) en de schriftelijke communicatie van en met de school.
3.2
Taalvaardigheid en NT2-traject
Kaap wil onder meer de taalvaardigheid van de cursisten verhogen. De beschikbare gegevens met betrekking tot de taalvaardigheid van cursisten varieert zeer sterk. Wat betreft het bepalen van het beginniveau van Kaap zijn doorheen de jaren verschillende manieren gebruikt. Er is gebruik gemaakt van de instaptoetsen van het Huis van het Nederlands, er zijn eigen toetsen gebruikt, de Assessmenttaken zijn gebruikt of de lesgever heeft een eigen inschatting gemaakt. Wat betreft het eindniveau aan het einde van Kaap zijn er geen volledige gegevens beschikbaar. Niet alle cursisten hebben niveaubepalingstesten afgelegd. Er zijn naast dit eindniveau wel gegevens beschikbaar over het niveau van deze Kaapouders op dit moment. Voor een aantal staat dit in de gegevensbank van het Huis van het Nederlands. Voor een aantal heeft de onderzoeker dit zelf kunnen vaststellen wanneer het interview in het Nederlands is verlopen. Gezien het feit dat er nooit eenzelfde beginmeting en eindmeting is geweest over de Kaapjaren heen, moet er voorzicht om gegaan worden met de gegevens en de conclusies hieruit. Wanneer er een vergelijking wordt gemaakt tussen het beginniveau en eindniveau van Kaap, kan een eventuele vooruitgang misschien wel toegeschreven worden aan Kaap. Maar er zijn ten eerste voor veel Kaapouders geen volledige gegevens. Ten tweede zijn de gebruikte evaluaties niet altijd heel helder. Ten derde is er geen weet van bijkomende inspanningen of mogelijkheden die de Kaapouder had tijdens het Kaapjaar om Nederlands te gebruiken en te oefenen. Wanneer de gegevens van het Huis van het Nederlands en van de onderzoeker in rekening worden genomen met betrekking tot het huidige of laatst gekende niveau, kan ook enkel
32
HOOFDSTUK 3
vastgesteld worden of er al dan niet vooruitgang is in vergelijking met het beginniveau. Maar hier kan niet gesteld worden dat dit al dan niet door Kaap is gebeurd. Als er gekeken wordt naar het beginniveau van Kaap en het resultaat van de niveaubepalingstesten, dan is er voor twintig Kaapouders een toename van de taalvaardigheid vast te stellen. Voor negen is het niveau hetzelfde gebleven. In zes gevallen is er wel een eindniveau maar kan de vergelijking niet gemaakt worden omdat er andere schalen gebruikt worden. Er zijn voor 22 Kaapouders geen volledige gegevens beschikbaar.
Beginniveau versus eindniveau Kaap
Verhoging niveau
20
22
Zelfde niveau Geen vergelijking mogelijk Onvolledige gegevens 6
9
Tegenover het beginniveau van de Kaapouders kan ook het laatste gekende eindniveau geplaatst worden. Dat eindniveau is dan ofwel de niveaubepalingstest ofwel de gegevens van het Huis van het Nederlands ofwel het niveau vastgesteld door de onderzoeker. Er is bij 37 Kaapouders een verhoging van het taalniveau in vergelijking met het gekende startniveau bij Kaap. Voor acht Kaapouders is het niveau hetzelfde gebleven. In drie gevallen kan er geen vergelijking gemaakt worden en in zes gevallen zijn de gegevens onvolledig.
Beginniveau Kaap versus laatst gekende niveau
6 3
Verhoging niveau Zelfde niveau
8
Geen vergelijking mogelijk 37
Onvolledige gegevens
Kaap wil ook bijdragen tot de NT2-loopbaan van de Kaapouders. Ten eerste wil Kaap ook anderstaligen aantrekken die de weg naar het reguliere NT2-aanbod niet vinden. Ten tweede wil Kaap de Kaapouders ook stimuleren tot doorstroom na Kaap naar een vervolgaanbod. Deze gegevens kunnen gehaald worden uit het NT2-traject dat de Kaapouders doorlopen hebben. In de interviews is gevraagd of zij al NT2-les gevolgd hadden vóór Kaap en of zij na Kaap verder NT2 gevolgd hebben. De mogelijke trajecten zijn: -
enkel Kaap gevolgd 33
HOOFDSTUK 3
-
NT2 – Kaap
-
Kaap – doorstroom NT2
-
NT2 – Kaap – doorstroom NT2
Uit de antwoorden van de Kaapouders komen de volgende gegevens: Traject
# ouders (totaal: 56)
1. Alleen Kaap
11
2. NT2 – Kaap
12
3. Kaap – doorstroom NT2
16
4. NT2 – Kaap – doorstroom NT2
17
De meerderheid van deze Kaapouders stroomt door: 33 Kaapouders. Dat blijkt uit de laatste twee trajecten (3 en 4). De grootste groep stroomt door naar het regulier NT2-aanbod, bij CBE of CVO (25). De andere Kaapouders stroomden door naar de vrouwengroepen van Open school en een enkeling naar een vrijwilligersaanbod. Uit bovenstaande tabel blijkt dat heel wat cursisten reeds NT2-les gevolgd hebben vóór Kaap. 29 Kaapouders geven aan traject 2 en 4 te hebben doorlopen. Wanneer echter verder gekeken wordt naar de gevolgde NT2-les dan blijkt dat negen Kaapouders toen slechts heel kort NT2 gevolgd hebben. Ze hebben geen module afgerond. Sommigen hebben zelfs maar een paar weken les gevolgd. Voor hen is Kaap dus wel de eerste cursus geweest. Hieruit kan geconcludeerd worden dat Kaap voor 36 Kaapouders het echte NT2-begin is geweest (traject 1 + 3 + deze negen ouders). Van de 29 ouders die reeds NT2 voor Kaap volgden, geven elf Kaapouders aan dat dit vele jaren geleden was (van 4 tot 11 jaar geleden). Kaap is voor hen een NT2-heropstart geweest.
NT2 vóór Kaap?
9 Kaap als start Kaap als heropstart
11
NT2-cursus
36
34
HOOFDSTUK 4 – WANNEER KAAP (BIJNA) GEEN VERSCHIL MAAKT Tien Kaapouders gaven in het interview aan dat Kaap voor hen geen echte verschillen heeft teweeg gebracht in vergelijking met de periode vóór Kaap. Dit wil niet altijd zeggen dat zij in Kaap absoluut niets geleerd hebben. De verschillen die er eventueel zijn, zijn echter zo minimaal dat er nu geen 'vooruitgang' is ten opzicht van vroeger. Zij zeggen allemaal expliciet dat zij in Kaap niet veel nieuws hebben geleerd en dat het hen niet echt geholpen heeft. In dit hoofdstuk wordt ingezoomd op deze groep. In de eerste plaats komen deze Kaapouders aan het woord, wat zij vertellen over Kaap: waarom er geen verschil is of welke kleine verschuivingen er toch zijn en hoe dit alles zich vertaalt in de communicatie met en betrokkenheid bij de school. Vervolgens wordt gekeken naar hun NT2-traject en taalvaardigheid.
4.1
Communicatie met de school en betrokkenheid
Voor deze groep Kaapouders is de communicatie met de school en de ouderbetrokkenheid in het algemeen niet veranderd. Voor sommige ouders was er vóór Kaap al contact, al dan niet in het Nederlands, en betrokkenheid, maar is er niets 'verbeterd'. Zij konden de brieven al lezen, volgden het rapport en de agenda al op, hadden al mondeling contact met de leerkrachten of gingen al naar het oudercontact. Voor andere ouders is er zowel vóór als na Kaap geen contact met de school. Zij vertellen wel dat zij tijdens Kaap meer betrokken waren bij de school. Dit heeft echter geen blijvende invloed gehad. De brieven komen nog steeds bij de partner terecht of naar het oudercontact gaan ze niet. Durf en zelfvertrouwen speelt bij enkele een grote rol. Zij hebben nog steeds veel angst om de leerkrachten aan te spreken en om naar de school te gaan. Uit de antwoorden van de Kaapouders komen verschillende redenen naar voren waarom zij vinden dat Kaap geen invloed heeft gehad. Voor enkel Kaapouders waren de Kaaplessen te gemakkelijk en kwam er niets nieuws aan bod. Zij hadden reeds in het verleden Nederlands gevolgd en daar voldoende geleerd om te communiceren met de school. Ze vertellen wel dat zij dingen samen met de school gedaan hebben en dat ze gewerkt hebben rond de communicatie met de school. Het heeft voor deze ouders echter geen noemenswaardig verschil gemaakt. Zij waren en zijn betrokken bij het schoolleven van hun kinderen en zij kunnen voldoende communiceren met de school. 'Niet veel nieuwe dingen geleerd in de Kaapklas. Wel enkele woorden die ik niet kende. Maar communicatie, hoe dingen te zeggen, dat wist ik al.' Enkele ouders geven aan dat zij niet veel geleerd hebben omdat Kaap te kort was of omdat het voor hen te moeilijk was. 'Ik vond Nederlandse les te moeilijk en vond één jaar te kort.' Hun betrokkenheid en communicatie met de school is verbeterd door Nederlandse les te volgen nadien. Er zijn op sommige vlakken dan wel kleine stapjes kunnen gebeuren, maar in de ogen van deze Kaapouders heeft dit geen blijvende veranderingen teweeg gebracht. 'Ik praat nu nooit nog Nederlands. Mijn man gaat naar de school. Met de juffen praat ik nooit.' 'Als ik iemand praat kan ik een paar woorden herinneren die ik bij Kaaplesgever geleerd heb. Sinds ik naar NT2-les ben gegaan, is het verbeterd.' 'Ik weet wel als er brieven komen of die voor mij zijn of niet: mijn naam een paar woordjes ken ik wel. Heb ik bij Kaaplesgever geleerd.'
35
HOOFDSTUK 4
Een derde groep ouders kon met moeite nog herinneren wat ze in Kaap geleerd hadden. 'Ik ben alles vergeten: niet alleen het Nederlands, maar ook wat ik gedaan heb in de les.' Bij het doorvragen over specifieke aspecten rond communicatie met de school, konden zij wel nog kleine herinneringen ophalen. Het was echter duidelijk dat Kaap geen indruk had nagelaten Deze ouders blijken ook nu weinig betrokken te zijn bij de school en bij de communicatie met de school. Zij laten dit in handen van hun familie of vrienden. 'Kaaplesgever heeft verteld over oudercontact. Mijn man gaat naar het oudercontact.' 'Bij Kaaplesgever geleerd om een beetje info uit de brieven te halen. Brieven gaan rechtstreeks naar de vader.' In deze groep ouders zitten ondanks het voorgaande geen ontevreden 'klanten'. Er zijn maar twee Kaapouders die zeggen dat ze de Kaaplessen echt niet goed vonden. De anderen hebben her en der nog iets opgepikt: wat woordjes, wat leren schrijven, voor de eerste keer gaan kijken in de klassen, wat informatie uit de brieven te halen, enzovoort. Maar het heeft nadien geen impact meer gehad. Hierbij moet ook vermeld worden dat twee ouders aangeven dat ze wel zijn doorgestroomd naar een NT2-cursus dankzij de Kaaplesgever. Zij heeft hen de weg getoond naar een vervolgaanbod. Op die manier heeft Kaap voor hen wel iets betekend. 'Het is Kaaplesgever geweest die me doorverwezen heeft naar NT2-les. Het heeft me zo geholpen. Ik kende lesplaats niet. Kaaplesgever is met ons naar daar geweest voor de inschrijving.'
4.2
Taalvaardigheid en NT2-traject
Net zoals van de groep ouders voor wie Kaap een verschil heeft gemaakt, kan ook van de groep voor wie Kaap weinig impact heeft gehad, de taalvaardigheid en het NT2-traject in kaart gebracht worden. Ook hier moet met dezelfde voorzichtigheid naar de gegevens gekeken worden en kan niet aangetoond worden dat Kaap deze resultaten heeft beïnvloed (zie punt 3.2). Vermits de gegevens van het eindniveau Kaap voor bijna alle tien Kaapouders ongekend is, kan er geen vergelijking gemaakt worden tussen begin- en eindniveau Kaap. Er kan wel een vergelijking gemaakt worden met het laatst gekende niveau. Daaruit blijkt dat er voor vijf ouders een verhoging van niveau vastgesteld kan worden tegenover het beginniveau bij Kaap. Eén Kaapouder zit op hetzelfde niveau. Voor drie kan geen vergelijking gemaakt worden vermits er andere schalen gebruikt zijn. In één geval zijn de gegevens onvolledig.
Beginniveau Kaap versus laatst gekende niveau
1 Verhoging niveau 3
Zelfde niveau
5
Geen vergelijking mogelijk Onvolledige gegevens
1
36
HOOFDSTUK 4
Het NT2-traject van deze tien cursisten ziet er als volgt uit: Traject
# ouders (totaal: 10)
1. Alleen Kaap
2
2. NT2 – Kaap
2
3. Kaap – doorstroom NT2
3
4. NT2 – Kaap – doorstroom NT2
3
De doorstroom van deze Kaapouders is voor de helft een doorstroom naar het regulier NT2-aanbod en voor de helft naar een vrouwengroep of vrijwilligersaanbod. Wat betreft de NT2-lessen vóór Kaap zijn er ook hier Kaapouders die slechts een paar maanden les hebben gevolgd (2 van de 5 Kaapouders). Kaap is voor hen ook een start geweest. Voor zeven Kaapouders is Kaap dus de eerst gevolgde cursus geweest. Eén ouder heeft de NT2-lessen reeds tien jaar geleden gevolgd. Voor deze ouder is Kaap een heropstart geweest. De overig twee Kaapouders hebben een volwaardig NT2-traject doorlopen kort voorafgaand aan Kaap.
NT2 vóór Kaap?
2 Kaap als start Kaap als heropstart
1
NT2-cursus 7
37
HOOFDSTUK 5 – CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 5.1
Conclusies
In dit onderzoek kwamen 66 ouders aan het woord die in de periode tussen september 2007 en juni 2011 één jaar Kaap hebben gevolgd. Zij werden bevraagd over de effecten die Kaap voor hen teweeg heeft gebracht. Hierbij werd gefocust op de taalvaardigheid die nodig is in de communicatie met de school en op de ouderbetrokkenheid. Er is duidelijk gebleken dat Kaap voor de grote meerderheid van de geïnterviewde Kaapouders een keerpunt is geweest in de communicatie met en de betrokkenheid bij en van de school. Dit is niet allen te wijten aan een verhoging van hun taalvaardigheid, maar ook van de 'verbetering' van de verschillende dimensies die een rol spelen bij ouderbetrokkenheid. In het verlengde hiervan moet ook nog aangestipt worden dat de impact van Kaap niet beperkt is gebleven tot de schoolcontext. Een grote groep Kaapouders geeft aan dat zij dankzij Kaap ook meer kunnen functioneren buiten de school. Waarbij de taalvaardigheid belangrijk is gebleken, maar waarbij ook inzicht in het reilen en zeilen mee heeft bijgedragen.
5.1.1 Verschillende momenten waarop Kaap al dan niet invloed heeft In de analyse van de antwoorden zijn de verschillende belangrijke momenten en aspecten van het schoolleven en de schoolloopbaan van de kinderen afgebakend waarbij communicatie en contact belangrijk zijn. Het betreft: oudercontact en rapport, contact met de leerkracht, agenda en huiswerk, regels van de school, een briefje schrijven of formulier invullen, activiteiten voor ouders op de school en contact met andere ouders. Kaap heeft voor de meeste ouders op een heel aantal van deze aspecten een onverdeeld positieve invloed gehad. Dit positieve effect uit zich in betere communicatie en meer betrokkenheid. Enkel op de twee laatste, schoolactiviteiten voor ouders en contact met andere ouders, is het effect van Kaap minder duidelijk. Wat betreft de activiteiten voor ouders op de school blijkt er wel een positief elan geweest te zijn tijdens het Kaapjaar. Kaap heeft voor een grote groep gezorgd dat ze voor de eerste keer in de klassen zijn kunnen gaan kijken of helpen. Maar na Kaap zijn er evenveel ouders die dit na Kaap nog wel en niet doen. Kaap heeft onder meer via projectwerk gezorgd dat zij een actieve, organiserende rol konden opnemen bij activiteiten. Na Kaap gebeurt dit nog zelden. Bij de deelname aan de activiteiten is er vóór en na Kaap weinig verschil op te merken: Kaapouders doen aan hetzelfde wel of niet mee en worden niet meer expliciet aangesproken voor deelname of hulp. Ook wat betreft de contacten met andere ouders is er voor een grote groep Kaapouders geen verschil in de periode vóór en na Kaap. De contacten die er nu zijn, waren er al vóór Kaap. Ondanks het feit dat enkele Kaapouders nu wel in het Nederlands contact hebben met andere ouders, is er in veel gevallen geen sprake van een NEDwerk. De Kaapouders blijken in veel gevallen terug te vallen op hun eigen anderstalige netwerk. Er is maar een kleine groep die nog Nederlands spreekt met andere ouders. Voor verdere taalverwerving is dat nochtans niet onbelangrijk.
38
HOOFDSTUK 5
5.1.2 Taalvaardigheid en ouderbetrokkenheid Wanneer Kaap een positief effect gegenereerd heeft op de bovenvermelde momenten, dan is dit voor een deel te wijten aan een verhoging van de taalvaardigheid van de Kaapouders. Veel geïnterviewde ouders vertellen dat zij vóór Kaap weinig begrepen van wat gezegd of geschreven werd door de school. Kaap is er in geslaagd om voor een grote groep ouders die taalvaardigheid te verhogen die belangrijk is voor de communicatie met de school. Zij hebben geleerd een gesprekje te voeren met de leerkrachten, met andere ouders, zij hebben geleerd informatie te halen uit een rapport of uit de brieven van de school, enzovoort. Maar belangrijker nog is dat dit voor een meerderheid van de Kaapouders geresulteerd heeft in het effectief doen en blijven doen van deze zaken. Naast de vooruitgang op vlak van taalvaardigheid is er door Kaap ook een verandering vast te stellen bij verschillende aspecten die een rol spelen bij ouderbetrokkenheid. Dit zorgt voor een gunstige invloed op de betrokkenheid bij en de communicatie met de school. Ouderbetrokkenheid heeft vele dimensies en gradaties. Van de verschillende dimensies waarvan in dit onderzoek is uitgegaan, is er vooral op vlak van de kennis-, de emotionele en de competentiedimensie een positieve evolutie gemeld door de Kaapouders. Zij hebben door Kaap meer inzicht gekregen in de school (het systeem, de afspraken en regels, het schoolteam) en in de gehanteerde communicatie (rapport, oudercontact, agenda). Daarnaast voelen zij zich ook beter op de school, hebben meer zelfvertrouwen en moed. Ze voelen en zijn ook competenter om te communiceren met de school en om de schoolloopbaan van hun kinderen te volgen. Kaap heeft dit bij hen teweeggebracht. Kaap heeft echter ook geleid tot een toegankelijkere houding van de leerkrachten volgens de Kaapouders. Dit draagt ook sterk bij tot een positieve verandering in de emotionele en competentiedimensie. Wanneer de verschillende gradaties van ouderbetrokkenheid, waarvan in dit onderzoek sprake, in aanmerking worden genomen, heeft Kaap vooral impact gehad op het geven van informatie en het kind thuis helpen. Het contact met de leerkrachten, het oudercontact, de schriftelijke communicatie tussen de school en de ouders is volgens de Kaapouders verbeterd in vergelijking met de periode vóór Kaap. Kaap heeft ook bij een grote groep ouders geleid tot het (meer) opvolgen van de agenda en het huiswerk. Wat betreft de twee andere gradaties: meedoen op school en meedoen op beleidsniveau, is de impact van Kaap gering. Kaapouders doen niet meer mee aan activiteiten dan vóór Kaap. Kaapouders kennen het concept oudergroep niet goed en nemen er zelden aan deel. De toename op vlak van taalvaardigheid en ouderbetrokkenheid is voor vele Kaapouders zeer groot geweest. 'Zij kwamen van verre …' Deze grote groep overstijgt de verschillende profielen. Zowel gealfabetiseerde als analfabete ouders, zowel hoog- als laaggeschoolden, zowel ouders uit het eerste jaar als het laatste jaar Kaap zijn hierin vertegenwoordigd. Enkel op vlak van de schriftelijke communicatie springt de groep alfa-Kaapouders er af en toe uit. Die communicatie blijft voor hen nog moeilijk na Kaap, maar is ook onmogelijk te realiseren in één jaar. Wat niet wegneemt dat zij door Kaap wel inzicht gekregen hebben in het wat en het belang van deze communicatie.
39
HOOFDSTUK 5
5.1.3 De kant van de school In antwoord op de derde onderzoeksvraag zijn er uit de interviews ook duidelijk een aantal gegevens in verband met de toegankelijkheid van de scholen te halen. Ouderbetrokkenheid impliceert immers acties van de school. Ook Kaap streeft ernaar om de school aan te zetten tot het verlagen van de drempels voor anderstalige ouders. De positieve houding van de leerkrachten die Kaapouders ervaren tijdens en na Kaap werd reeds vermeld. Kaapouders geven aan dat de houding van de leerkrachten verandert tijdens en door Kaap en dat dit helpt in de communicatie met hen. De leerkrachten op de school weten door Kaap wie er Nederlands volgt. Zij doen nu extra moeite om de Kaapouders direct aan te spreken, in het Nederlands. Ze leggen veel geduld aan de dag om op een laagdrempelige manier met hen te communiceren. Een bemoedigend woordje over de vooruitgang op vlak van Nederlands van de Kaapouders wordt ook als zeer positief ervaren. Wat betreft de schriftelijke communicatie is uit de antwoorden van de Kaapouders niet af te leiden of er op dit vlak veel veranderd is. Kaapouders blijken na Kaap wel beter de schriftelijke communicatie te volgen. Of dit echter te wijten is aan hun toegenomen kennis hierover en toegenomen taalvaardigheid, of aan een meer toegankelijke communicatie vanuit de school, is niet duidelijk. Wat betreft de deelname aan de activiteiten op de school blijkt er vanuit de kant van de school volgens de Kaapouders niet veel veranderd te zijn. Dezelfde activiteiten worden georganiseerd. Er wordt niets meer gedaan met de projecten die de Kaapgroep georganiseerd heeft. Scholen spreken Kaapouders in het algemeen ook niet meer expliciet aan na Kaap om deel te nemen aan activiteiten of om te helpen. Er is dus wel op leerkrachtniveau een verandering vast te stellen, maar niet op niveau van de school. Althans zo ervaren de Kaapouders het.
5.1.4 Kaap in het NT2-traject van de Kaapouders Kaap wil een opstap zijn voor anderstalige ouders die de weg naar het reguliere NT2-aanbod nog niet gevonden hebben. Voor de geïnterviewde Kaapouders is dit in elk geval gebeurd. Niet alleen heeft ongeveer de helft geen NT2-les gevolgd voor Kaap. Ook zijn er heel wat Kaapouders die al wel NT2 gevolgd hebben maar die deze cursus niet hebben afgemaakt. Dat maakt dat voor de meerderheid van de Kaapouders Kaap de eigenlijke NT2-start is geweest. Bovendien hebben er ook een aantal Kaapcursisten vier jaar of meer vóór het Kaapjaar, NT2-les gevolgd. K aap is voor hen opnieuw een NT2-start geweest. Hoewel uit de gegevens van dit onderzoek niet objectief is vast te stellen of de doorstroom na Kaap naar het NT2-aanbod dankzij de Kaaplessen is gebeurd, is het niet onbelangrijk. Kaap wil immers ook bijdragen tot deze doorstroom. Er kan enkel vastgesteld worden of er doorstroom is, los van de enkele Kaapouders die expliciet verteld hebben dat zij doorgestroomd zijn dankzij de Kaaplesgever. De doorstroomgegevens zijn in ieder geval zeer positief. Een meerderheid van de Kaapouders is na Kaap verder les gaan volgen. De meerderheid daarvan is in het reguliere aanbod terecht gekomen. Enkelen zijn les gaan volgen in het vrijwilligersaanbod NT2.
41
HOOFDSTUK 5
5.2
Aanbevelingen
Kaap moet blijven inzetten op een NT2-aanbod in en afgestemd op de school. Dit onderzoek laat zien dat een gecontextualiseerd aanbod, namelijk een taalaanbod afgestemd op de communicatie met de school, zijn effect niet mist. De Kaapouders hebben een sterke vooruitgang gemaakt in hun Nederlandstalige communicatie met de school. Maar ook worden drempels verlaagd naar de school toe, komen Kaapouders veel meer te weten over de school en neemt hun zelfvertrouwen toe. Dit, door in de Kaapgroep aan de slag te gaan met materialen van de school, te werken aan relevante talige doelstellingen in de schoolcontext en contacten te leggen met de school. Anderstalige ouders kunnen tijdens Kaap mee participeren in de school en in de schoolloopbaan van hun kinderen terwijl ze Nederlands leren. Ze leren Nederlands door te participeren. De school doet in het verlengde van Kaap heel wat inspanningen op vlak van de communicatie tussen de leerkrachten en de Kaapouders. De openheid en de bemoedigende houding van leerkrachten blijkt heel belangrijk om deze communicatie te vergemakkelijken en om ook de anderstalige ouders meer bij de school te betrekken. Op vlak van schoolactiviteiten vragen Kaapouders wel nog extra inspanningen. Er kan in de Kaapscholen nog meer ingezet worden op het expliciet aanspreken van ex-Kaapouders bij deelname aan activiteiten. Ook het vergroten van hun deelname in de organisatie ervan is een aandachtspunt. Kaap zorgt ervoor dat er tijdens het Kaapjaar door de Kaapouders extra wordt geparticipeerd en mee wordt georganiseerd. Maar dat lijkt na Kaap terug te vallen. Scholen zouden werk moeten maken van een actieplan ‘Wat na Kaap?’ waarbij wordt aangegeven op welke manier ze de Kaapouders ook na Kaap blijvend kunnen betrekken. Er zou ook gewerkt kunnen worden met ambassadeurs. Ex-Kaapcursisten worden ambassadeurs die de brug worden tussen de school en haar anderstalige ouders. Via hen kunnen niet alleen de exKaapcursisten blijvend intensiever betrokken worden bij het schoolgebeuren. De ambassadeurs kunnen ook bijdragen tot een vlottere samenwerking en communicatie tussen de school en de anderstalige ouders in het algemeen. Op die manier kan de school de vruchten plukken van de investering die zowel zij als de Kaapouders gedurende één jaar Kaap hebben gedaan. Deze ambassadeurs zouden ook met de nodige aandacht van de school aangezet kunnen worden om deel te nemen aan de oudergroep. Want op het niveau van participatie op beleidsniveau van de school zijn de ex-Kaapcursisten opvallend afwezig. Het veel meer samen doen van activiteiten, waar anderstalige ouders niet in de rol van ‘koekjesbakkende moeders’ blijven, kan ook bijdragen tot meer Nederlandstalige contacten met andere ouders. Kaap blijkt niet veel bijgedragen te hebben tot een Nederlandstalig netwerk. Nochtans is dit NEDwerk zeer belangrijk in het licht van verdere taalverwerving van anderstaligen. Ook het mee kunnen participeren in de oudergroep moet een aandachtspunt zijn. Ook door daar te participeren kunnen zij Nederlandstalige contacten met andere ouders uitbouwen. Op dit moment vinden de Kaapouders de weg zelden naar de oudergroepen. Kaap heeft dit niet kunnen veranderen. De oudergroepen zouden hier ook zelf een actievere rol in kunnen opnemen door ex-Kaapouders of de ambassadeurs expliciet uit te nodigen voor deelname. In het meer uitbouwen van een NEDwerk speelt ook de Kaaplesgever een belangrijke rol. Uit de bevraging van de Kaapouders blijkt dat er tijdens Kaap weinig contacten zijn met andere en Nederlandstalige ouders. Dit is echter één van de criteria van projectwerk, en projectwerk wordt door veel Kaaplesgevers georganiseerd. Kaaplesgevers zouden meer moeten kunnen inzetten op activiteiten waarbij ook andere 43
HOOFDSTUK 5
ouders worden betrokken. Op die manier kan in het Kaapjaar de basis gelegd worden waarop na Kaap verder kan gebouwd worden. Maar ook na Kaap moet dit dan door de school verder opgenomen worden zoals hierboven gesteld. De Kaaplesgever zou ook een rol kunnen opnemen in het betrekken van ex-Kaapcursisten bij een aantal activiteiten van de Kaapgroep op dat moment. Verschillende scholen hebben al meerder Kaapgroepen gehad. Wanneer een Kaaplesgever een tweede of derde Kaapgroep op een school heeft, kan zij de Kaapouders uit de vorige groepen aanspreken voor verschillende activiteiten. De ex-Kaapcursisten zouden eens langs kunnen komen om kennis te maken en om vragen van de nieuwe Kaapouders te beantwoorden. Ze zouden ook een actieve rol kunnen krijgen in het projectwerk van de nieuwe Kaapgroep. Op die manier worden zij niet alleen blijvend actief betrokken bij de school, maar wordt er voor al deze ouders bijgedragen aan een breder netwerk. Zoals in de eerste paragraaf gesteld moeten Kaaplesgever blijven inzetten op een gecontextualiseerd aanbod. Voor de Kaapouders blijkt niet alleen meer taalvaardigheid belangrijk, maar evenzeer begrip van het schoolse leven en betrokkenheid bij de school en schoolloopbaan van hun kinderen. Door met de Kaapouders al doende te werken aan een verbetering van de communicatie met de school en door de school in de Kaapklas binnen te brengen, leggen Kaapouders een hele weg af tijdens het Kaapjaar en blijken zij ook achteraf voldoende gewapend om te communiceren met en betrokken te zijn bij de school. De term 'Kaap' verwijst naar het samen met verschillende partners een belangrijke grens of mijlpaal bereiken, in dit geval een goede communicatie en betrokkenheid tussen school en ouders. Als dit lukt, is de Kaap gerond. Wanneer school en NT2-lesgevers blijvend en extra kunnen inzetten op wat uit het onderzoek naar voren is gekomen dan staat Kaap ook voor
Kansrijk in (inter)Actie met Anderstalige Partners.
44
BRONNEN Boeraeve, A. & M. Van Rijn (2010), Werken aan ouderbetrokkenheid op school: 7 dimensies als leidraad voor een succesvolle aanpak. In: Welwijs 2010, jrg. 21, nr. 2, p. 23-25. Centrum voor Taal en Onderwijs (2007), Visietekst Ouders in (inter)Actie, Leuven: Steunpunt GOK. Centrum voor Taal en Onderwijs (2010), Aanzet tot een leerplan School en Ouders, Leuven: (KU Leuven). Cijvat, I. & C. Voskens (2008), Een onderzoek naar de rol van ouders in het primair onderwijs. Deel 1. Amersfoort: CPS onderwijsontwikkeling en advies. Deboutte, G. (2004), Doet iedereen mee? Participatie als hefboom voor GOK. Ouderbetrokkenheid en participatie vergroten? Ook in een secundaire school? Een oriënterend kader. http://www.steunpuntgok.be/downloads/conferentie_2004_kadertekst_ouderbetrokkenheid.pdf Derde rondetafelconferentie NT2. Platformtekst. 15 december 2008. Drijkoningen, J., Frijns, C. & A. Van Beirendonck (2011), Oudervolgsysteem. Taalvaardigheid evalueren binnen Ouders in (inter)Actie/ Kaap, Antwerpen – Leuven: Algemeen Onderwijsbeleid Antwerpen – Centrum voor Taal en Onderwijs (KU Leuven). Ellis, N.C. (2008), The Dynamics of Second Language Emergence: Cycles of Language Use, Language Change, and Language Acquisition. In: The Modern Language Journal 92, ii, 232-249. Ellis, N.C. & T. Cadierno (2009), Constructing a second language. In: Annual Review of Cognitive Linguistics 7, 111-139. Evers, J. (red.) (2007), Kwalitatief interviewen: kunst én kunde. Den Haag: Uitgeverij LEMMA. Geets, J., Lavreau, F. & C. Steverlynck (2010), Op weg naar een leerbehoeftegericht NT2 aanbod voor de anderstaligen in Vlaanderen? In: T.O.R.B. Hijlkema, B. (2006), Over oudercontacten in een kleurrijke basisschool. Literatuuronderzoek. In: Onder de loep, nr. 4. Opbrengsten uit het lectoraat. Lesgeven in de multiculturele school, Utrecht: Hogeschool Utrecht Leerplan NT2- R1 School en ouders. Secundair volwassenenonderwijs – Studiegebied NT2, Brussel: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, 2012. Ruyssinck, K. & A. Boeraeve i.s.m. Schoolopbouwwerk Brussel vzw (2007-2008), Kijk wijzer naar ouders. Een kijkwijzer voor scholen die met ouders willen werken rond onderwijs. Brussel. Samaey, S., m.m.v. K. Van den Branden & M. Verhelst (2006), Onderzoeksrapport Ouderbetrokkenheid in Nederlandstalige scholen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Leuven: Centrum voor Taal en Onderwijs. Samaey, S & N. Vettenburg (2007), Ontwikkeling van een instrument 'betrokkenheid van ouders bij het onderwijs', Gent: UGent. Schuurmans, I. & C. Steverlynck (2008), Professioneel geprofileerd? Een rendementsstudie van het NT2aanbod binnen CVO met inbegrip van een evaluatie van de opleidingsprofielen, Brussel: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. Stad Turnhout, Welzijn – Onderwijs, Ouderbetrokkenheid en leerlingparticipatie. Van den Branden, K. (2006), Introduction: Task-based language teaching in a nutshell. In: Van den Branden, K. (ed.), Task-Based Language Education: From Theory to Practice, 1-16. 45
BRONNEN
Van den Branden, K. (2000), Zeven vragen over taakgericht onderwijs (en een poging tot antwoord erop … In: Vonk, 29, r3, 3-19. Van den Branden, K. & P. Van Avermaet (1995), Taakgericht onderwijs: theoretische uitgangspunten. In: Von-werkgroep NT2 (eds.), Taakgericht taalonderwijs een onmogelijke taak?, 9-20. Vlaamse Gemeenschap (2009), Decreet betreffende de toelatingsvoorwaarden voor het gewoon lager onderwijs en de engagementsverklaring tussen de school en de ouders in het basis- en secundair onderwijs, Brussel: Belgisch Staatblad.
46
BIJLAGE – VRAGENLIJST INTERVIEWS Achtergrondgegevens: Naam Man/vrouw Leeftijd Werkt u? ja: wat doet u? Hoelang werkt u al? Deed u hiervoor andere jobs? Welke? nee: werkt u vroeger? Wat deed u? Bent u naar school geweest? Hoelang? Waar? Hebt u een diploma? Welk? In welke school Kaap gevolgd? In welk jaar Kaap gevolgd? NT2-loopbaan: NT2-traject vóór Kaap - niveau start Kaap – niveau einde Kaap – niveau nu of laatste geregistreerde niveau indien R nu geen les meer volgt Doorstroom: verder les gevolgd? NT2 of andere? Indien geen NT2-les meer gevolgd: Wil je graag nog Nederlandse les volgen? Waarom wel of niet? In welk leerjaar zaten de kinderen op het moment van Kaaples? In welke scho(o)l(en) zaten je kinderen? Zijn de kinderen in de afgelopen jaren van school veranderd?
47
BIJLAGE 1. Wat vond je goed aan Kaap/ de Nederlandse les op school? 2. Wat heb je daar geleerd? (enkele mogelijkheden geven als respondent niet op gang komt: ik kan briefjes van de school lezen, met de juf of meester praten, met andere ouders, ik leer over de school van mijn kind, ik durf meer Nederlands te spreken)
A. Ouderbetrokkenheid A1. Voel je je welkom op de school? Waarom wel of niet? (schoolpersoneel vriendelijk, op elk moment van de dag binnen) A2. Kan je gemakkelijk met de directie praten? Waarom wel of niet? Wanneer en waarover? (niet alleen openheid van school, maar ook competentie: assertiviteit en capaciteit) A3. Kan je gemakkelijk met de leerkracht(en) praten? Waarom wel of niet? Wanneer en waarover? (niet alleen openheid van school, maar ook competentie: assertiviteit en capaciteit) A4. Praat je met andere ouders op de school? Waarom wel of niet? Waneer en waarover? (vaak, met veel ouders?; ook competentie: assertiviteit en capaciteit) Was dit ook al zo voor Kaap? Is er iets veranderd sinds Kaap? A5. Wat zijn belangrijke zaken die je als ouder moet weten over de school? (wettelijke regelingen: leerplicht, inspraak; organisatie van schoolgebeuren: begin en einde schooljaar, schoolreglement, ouderraad/-comité, leerkracht van je kind, leerplicht, schooluren, schoolpersoneel) A6. Weet je wat er gebeurt op de school? (activiteiten op school, speeltijd) Hoe kom je dit te weten? Hoe kan je dit te weten komen? (brieven van de school, van het kind zelf, van andere ouders, van de leerkracht) A7. Weet je wat er gebeurt in de klas van je kind? (klasactiviteiten, uitstappen, dagorganisatie) Hoe kom je dit te weten? Hoe kan je dit te weten komen? (idem vorige vraag) A8. Waar kan je terecht met je vragen over de school? (indien CLB niet vermeld wordt, vragen of respondent CLB kent)
Wist je deze dingen ook al voor Kaap? Is er iets veranderd na Kaap? A9.Is er een oudercomité, ouderraad, oudergroep op de school? A10. Ga je hier soms naartoe? A11. Waarom wel of niet? (emotionele: welkom voelen), competentie en rationele) A12. Doe je daar ook voorstellen, zeg je je mening? Over wat bijvoorbeeld? A13. Waarom wel of niet? (emotionele: welkom voelen, competentie en rationele)
Deed je dit ook al voor Kaap? Waarom wel of niet? A14. Vind je het belangrijk dat ouders in een ouderraad (oudercomité, oudergroep) aanwezig zijn? Waarom wel of niet? A15.Praat je op school over je kind? Met wie? (andere ouders, directie, schoolpersoneel) A16. Waarom doe je dit wel of niet? (zowel competentie: capaciteit en assertiviteit, als openheid van de school en rationele overwegingen) A17 Indien wel: Doe je dit vaak? Hoe vaak?
Deed je dit ook al voor Kaap? Waarom wel of niet? Doe je het nu meer of minder? A18. Vind je dat ouders moeten kunnen praten over hoe het gaat met hun kind zich voelt op school? Waarom wel of niet?
48
BIJLAGE
A19.Zeg je het aan iemand als je het niet eens bent met wat er op school of in de klas gebeurt? Aan wie? (andere ouders, directie, schoolpersoneel) A20. Waarom doe je dit wel of niet? (zowel competentie: capaciteit en assertiviteit, als openheid van de school en rationele overwegingen) A21 Indien wel: Doe je dit vaak? Hoe vaak?
Deed je dit ook al voor Kaap? Waarom wel of niet? Doe je het nu meer of minder? A22. Vind je dat ouders hun mening moeten kunnen geven op school? Waarom wel of niet? A23. Wat kan je allemaal doen om je kind te helpen zodat je kind goed mee kan doen op school? Wat doe jijzelf? (helpen huiswerk, op tijd naar bed, voor een rustige omgeving zorgen, praten over school, voorlezen en/of spelen met het kind) A24. Waarom doe je dit wel of niet? (zowel competentie: capaciteit en assertiviteit, als rationele overwegingen) A25. Doe je dit vaak? Hoe vaak?
Deed je dit ook al voor Kaap? Waarom wel of niet? Doe je het nu meer of minder? A26. Vind je het belangrijk dat ouders hun kind thuis helpen met school? Waarom wel of niet? A27. Doe je mee aan activiteiten op de school? Welke? Help je dan mee? Hoe en wanneer? (infomomenten, oudercontact, schoolfeest, openklasdag; ook praktische zaken: mee naar de bib, de zwemles) ) A28. Waarom doe je dit wel? (zowel competentie: capaciteit en assertiviteit, openheid school als rationele overwegingen) A29. Doe je dit vaak? Hoe vaak? A30. Zijn er activiteiten op de school waar je niet aan meedoet? Welke? A31. Waarom niet?
Deed je dit ook al voor Kaap? Waarom wel of niet? Doe je het nu meer of minder? A32. Vind je dat ouders moeten meedoen aan zo'n activiteiten op de school? Waarom wel of niet? A33. Doe je mee aan activiteiten in de klas? Welke? Help je dan mee? Hoe en wanneer? (ook praktische zaken: mee naar de zwemles, naar de bib) A34. Waarom doe je dit wel? (zowel competentie: capaciteit en assertiviteit, openheid school, als rationele overwegingen) A35. Doe je dit vaak? Hoe vaak? A36. Zijn er activiteiten in de klas waar je niet aan meedoet? Welke? A37. Waarom niet?
Deed je dit ook al voor Kaap? Waarom wel of niet? Doe je het nu meer of minder? A38. Vind je dat ouders moeten meedoen aan activiteiten in de klas? Waarom wel of niet?
49
BIJLAGE
B. Taalvaardigheid Welke zaken heb je in de Kaaples geleerd? 1) Telefoneren naar de school om te zeggen dat je kind ziek is ja Kan je dit nu? Ik doe dit in het Nederlands. Dit gaat goed. Ik probeer het zelf in het Nederlands te zeggen. Dit gaat een beetje Ik probeer het in het Nederlands te zeggen, maar vraag hulp van iemand. Ik telefoneer niet zelf. Iemand anders moet het doen. Je telefoneert in een andere taal
nee
2) Een briefje schrijven aan de juf Welke? (bvb om te zeggen dat je kind ziek is) Kan je dit nu? Ik kan dat goed schrijven Ik kan dat een beetje schrijven. Ik doe het zelf. Ik vraag hulp om het samen te schrijven Ik kan dit niet goed. Iemand anders moet het schrijven. Ik schrijf het in een andere taal
ja
nee
3) De agenda van je kind lezen Kan je dit nu? Ik begrijp de agenda goed. Ik begrijp het een beetje. Ik lees het zelf. Ik vraag hulp om het samen te lezen Ik kan het niet goed. Iemand anders moet dit doen. Ik vraag aan iemand om het briefje te vertalen.
ja
nee
4) Het rapport van je kind lezen ja Kan je dit nu? Ik begrijp goed wat mijn kind goed kan en wat niet. Ik begrijp een beetje wat mijn kind goed kan en wat niet. Ik lees het zelf Ik begrijp een beetje wat mijn kind goed kan en wat niet. Ik vraag hulp om het samen te lezen. Ik begrijp het niet goed. Iemand anders leest het rapport. Ik vraag aan iemand om het rapport te vertalen.
5) Vragen stellen over het rapport ja Kan je dit nu? Ik vraag dit in het Nederlands. Dit gaat goed. Ik probeer het in het Nederlands te vragen. Dit gaat een beetje Ik probeer het in het Nederlands te vragen, maar ik vraag iemand om mee te helpen. Ik vraag het niet zelf. Iemand anders moet het doen. Ik vraag het in een andere taal.
6) Praten op het oudercontact met de juf
ja 50
nee
nee
nee
BIJLAGE Kan je dit nu? Ik praat goed met de juf in het Nederlands. Ik kan een beetje Nederlands praten met de juf. Ik doe dit alleen. Ik kan een beetje Nederlands praten met de juf, maar ik vraag iemand om mij te helpen. Ik praat niet zelf met de juf. Iemand anders antwoordt in mijn plaats. Ik praat in een andere taal.
7) Zelf vragen stellen op het oudercontact ja Kan je dit nu? Ik vraag dit in het Nederlands. Dit gaat goed. Ik probeer het in het Nederlands te vragen. Dit gaat een beetje Ik probeer het in het Nederlands te vragen, maar ik vraag iemand om mee te helpen. Ik vraag het niet zelf. Iemand anders moet het doen. Ik vraag het in een andere taal.
nee
8) Praten met andere ouders op de school ja nee Waarover?(bvb hoe het gaat met je kind, wat je (niet) goed vindt op school) Kan je dit nu? Ik kan goed praten met de andere mama. Ik kan een beetje Nederlands praten met de andere mama. Ik doe het zelf. Ik kan een beetje Nederlands praten met de andere mama, maar ik heb hulp nodig. Ik praat niet zelf met de andere mama. Iemand anders antwoordt in mijn plaats. Ik praat in een andere taal met de andere mama.
9) Brieven lezen van de school Welke brieven? (bvb iets meebrengen, op uitstap)
ja
nee
Kan je dit nu? Ik begrijp het briefje goed. Ik begrijp het een beetje. Ik lees het zelf. Ik vraag hulp om het samen te lezen Ik kan het niet goed. Iemand anders moet dit doen. Ik vraag aan iemand om het briefje te vertalen.
10) Een formulier invullen Kan je dit nu? Ik kan dit goed. Ik kan dit een beetje. Ik doe het zelf. Ik vraag hulp om het samen te doen Ik kan het niet goed. Iemand anders moet dit doen Ik vraag aan iemand om het briefje te vertalen.
ja
nee
11) Praten met de juf over hoe het gaat met je kind Kan je dit nu? Ik vraag dit in het Nederlands. Dit gaat goed.
ja
nee
51
BIJLAGE Ik probeer het in het Nederlands te vragen. Dit gaat een beetje Ik probeer het in het Nederlands te vragen, maar ik vraag iemand om mee te helpen. Ik vraag het niet zelf. Iemand anders moet het doen. Ik vraag het in een andere taal.
12) Over de regels van de school (het schoolreglement) ja Kan je dit nu? Ik begrijp dit goed of ik stel er vragen over in het Nederlands Ik begrijp het een beetje of probeer er vragen over te stellen in het Nederlands Ik vraag hulp om alles te begrijpen of ik vraag iemand om mij te helpen dit te vragen Ik begrijp het niet goed. Iemand anders vertelt mij dit. Ik vraag aan iemand om dit te vertalen of ik stel vragen in een andere taal.
13) Meehelpen op het schoolfeest, een opendeurdag, …? ja (vragen stellen om mee te helpen, mensen uitnodigen, praten met andere mama’s)) Doe je dit nu? Ik praat in het Nederlands, of stel vragen in het Nederlands. Dit gaat goed. Ik kan een beetje Nederlands praten, of ik probeer vragen te stellen in het Nederlands. Dit gaat een beetje. Ik vraag hulp om in het Nederlands te praten of vragen te stellen. Ik kan het niet goed. Iemand anders moet dit doen. Ik praat of stel vragen in een andere taal.
52
nee
nee