Zienswijzennota in het kader van het bestemmingsplan (Wro) Ontwerpbestemmingsplan Kern Lent - Visveld
Gemeente Nijmegen Afdeling Stadsontwikkeling mei 2012
1
Het ontwerpbestemmingsplan Kern Lent - Visveld heeft in de periode van 16 februari 2012 tot en met 28 maart 2012 zes weken ter inzage gelegen. Er zijn 19 zienswijzen binnengekomen. De zienswijzen zijn verwerkt in deze nota. De zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De binnengekomen zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien. Als onderdelen van de zienswijzen niet expliciet worden genoemd, wil dit niet zeggen dat deze niet bij de beoordeling zouden zijn betrokken. De zienswijzen zijn allen in hun geheel beoordeeld.
2
Overzicht reclamanten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
RK Parochie St. Benedictus, Pastoor van Laakstraat 44, 6663 CB Lent; Eigenaar/bewoner, Oosterhoutsedijk 38, 6663 KT Lent; GardenStreet b.v. & Elroto jr. b.v., p/a Steltsestraat 14, 6663 BS Lent; Bewoners Acacialaan te Lent; Bewonersvereniging Beatlesstraat te Lent; Bewoners Turennesingel te Lent; Bewoners Vrouwe Udasingel 242 en 244, 6663 GX Lent; Bewoner John Lennonstraat 38, 6663 GP Lent; GEM Waalsprong, Oranjesingel 72, 6511 NZ Nijmegen; Installatiebedrijf Houterman, Steltsestraat 71, 6663 BP Lent; Eigenaar/bewoner, Lentse Tuinstraat 5B, 6663 BG Lent; Linders Beleggingen B.V.; Kopersvereniging Mâcon te Lent; Lijst Ramon Barends / Onafhankelijke Nijmeegse Partij te Nijmegen; A. Ruijtenberg Molenberg Investments B.V.; Proper-Stok Ontwikkelaars te Rosmalen; Eigenaar/bewoner, John Lennonstraat 40, 6663 GP Lent; Waterschap Rivierenland, De Blomboogerd 1, 4003 BX Tiel; Bewoner/eigenaar Ganzenheuvel 51, 6511 WD Nijmegen.
3
Samenvatting zienswijzen en reactie van de gemeente 1. RK Parochie St. Benedictus, Pastoor van Laakstraat 44, 6663 CB Lent Samenvatting zienswijze
Reactie
1. Wij zijn eigenaar van het pand Steltsestraat 1, wat momenteel verhuurd wordt aan de Gemeente Nijmegen en als bibliotheek in gebruik is. De huurovereenkomst loopt nog tot april 2014, maar wij hebben van de Gemeente een opzegging ontvangen per 31-12-2012. Hierdoor is het voor ons van groot belang dat er een ruimere bestemming op deze locatie gelegd wordt dan de nu toegekende bestemming Maatschappelijk, om zodoende leegstand en verpaupering in de toekomst te voorkomen en mogelijkheden te hebben invulling aan de verhuur/verkoop van deze locatie te geven. Wij maken daarom bezwaar tegen dit ontwerpbestemmingsplan en zouden graag een aanpassing van de bestemming voor Steltsestraat 1 verwezenlijkt zien.
1. De bestemming Maatschappelijk staat verschillende functies toe. In zoverre heeft reclamante de mogelijkheid om het perceel voor verschillende functies te gebruiken en niet alleen als bibliotheek. Gelet op de door reclamante genoemde feiten en een telefonische toelichting, past de gemeente de bestemmingsregeling van het perceel niettemin aan. Aan het perceel wordt, naast de bestemming Maatschappelijk, ook de aanduiding ‘sport’ toegekend. Daardoor kan het perceel voor maatschappelijke voorzieningen worden gebruikt en voor sportvoorzieningen, zoals een fitnesscentrum. Aangezien in de omgeving van het perceel diverse functies voorkomen (zoals wonen, dienstverlening, maatschappelijk en verkeer) is de verruiming van de gebruiksmogelijkheden vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar.
Conclusie: Deze zienswijze heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2. Eigenaar/bewoner, Oosterhoutsedijk 38, 6663 KT Lent; Samenvatting zienswijze
Reactie
1. Het ontwerpbestemmingsplan wijkt af van het bestaande bestemmingsplan ten aanzien van onze panden Griftdijk Zuid 133 en Griftdijk Zuid 137. Wij maken bezwaar tegen deze wijzigingen. Wij wensen dat de bestaande bestemmingen op de panden gehandhaafd blijven, inclusief de horecabestemming. Juist in deze tijd van economische recessie is het belangrijk dat ondernemers die ruimte behouden om de panden te kunnen exploiteren.
1. Voor het perceel Griftdijk Zuid 133 is in 2009/2010 een postzegelbestemmingsplan gemaakt. In dat plan is aan het perceel de bestemming Kantoordoeleinden gegeven. Die bestemming staat geen horeca toe. Er is daarom geen reden om nu wel horeca op dit perceel toe te staan. Bovendien staat de bestemming Gemengd – 2 die nu aan het perceel is toegekend meerdere functies toe. Het bestemmingsplan staat dus al meer toe dan het vorige postzegelplan. Reclamant wordt met betrekking tot het perceel Griftdijk Zuid 133 dus niet in zijn belangen geschaad.
4
Conclusie: Deze zienswijze heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
3. GardenStreet b.v. & Elroto jr. b.v., p/a Steltsestraat 14, 6663 BS Lent; Samenvatting zienswijze
Reactie
1. Wij zijn mede-eigenaar van het pand Griftdijk Zuid 131-133, wat momenteel verhuurd wordt als winkel. Wij hebben eerder al bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de bestemming en hebben als antwoord van U ontvangen dat onze reacties verwerkt zijn in het ontwerpbestemmingsplan. Dit is echter niet juist. In het oude bestemmingsplan was ook de bestemming horeca toegestaan; in het nieuwe ontwerpbestemmingsplan is deze niet meer van toepassing. Het is voor ons van groot belang dat er een ruimere bestemming op deze locatie ligt om invulling aan de verhuur/verkoop van deze locatie te kunnen geven. Daarom maken wij bezwaar tegen dit ontwerpbestemmingsplan en zouden graag een aanpassing van de bestemming voor Griftdijk Zuid 131-133 verwezenlijkt zien.
5
1. Voor het perceel Griftdijk Zuid 133 is in 2009/2010 een postzegelbestemmingsplan gemaakt. In dat plan is aan het perceel de bestemming Kantoordoeleinden gegeven. Die bestemming staat geen horeca toe. Er is daarom geen reden om nu wel horeca op dit perceel toe te staan. Bovendien staat de bestemming Gemengd – 2 die nu aan het perceel is toegekend meerdere functies toe. Het bestemmingsplan staat dus al meer toe dan het vorige postzegelplan. Reclamanten worden met betrekking tot het perceel Griftdijk Zuid 133 dus niet in hun belangen geschaad. Met betrekking tot het perceel Griftdijk Zuid 131 merken reclamanten terecht op dat in het vorige bestemmingsplan Dorp Lent ook horeca op het perceel was toegestaan. Gelet daarop en op het feit dat het perceel in een gebied met diverse functies ligt (zoals wonen, bedrijven, detailhandel en verkeer), wordt op het perceel Griftdijk Zuid 131 de bestemming Gemengd – 2 en tevens de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 1’ gelegd. Daardoor is het toegestaan het perceel ook te gebruiken voor horeca uit de categorieën 1a en 1b
Conclusie: Deze zienswijze heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
4. Bewoners Acacialaan te Lent Samenvatting zienswijze
Reactie
1. Naar aanleiding van het voorontwerpbestemmingsplan "Nijmegen Kern Lent-Visveld" hebben we in juni 2011 een aantal bezwaren aan u kenbaar gemaakt. Helaas is de reactie van 16 februari hierop afwijzend en komt er geen aanpassing van het bestemmingsplan. Het komt er kort gezegd op neer dat een nieuwe wijk ontsloten zal worden via de Acacialaan en dat we blij mogen zijn dat de huidige groenstrook behouden zal blijven. Bevestiging van de huidige situatie van de groenstrook is natuurlijk positief. Bebouwing in het gebied tussen de Visveldsestraat / Pavialaan en Acacialaan (tot de huidige groenstrook) is iets waar wij in principe niet tegen zijn. De laatste plannen zien er ook aantrekkelijk uit, al is dat iets wat volgens u geen onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan en dus ook elk moment weer kan veranderen. Als argument tegen onze bezwaren wordt aangegeven dat "het nu ook al kan en dus niet meer aan te doen is". Ons inziens is dat wel kort door de bocht. Per slot van rekening wordt er nu toch een nieuw bestemmingsplan opgesteld, hetgeen inhoudt dat er een nieuwe situatie ontstaat. Ontsluiting via de Acacialaan (wat betekent dat alle auto's om de nieuwe wijk heen moeten rijden) vinden we nog steeds onlogisch. Voor de verkeersintensiteit op de Visveldsestraat en/of Pavialaan maakt het niet uit waar precies het verkeer de weg opkomt. Maar hoe dichter de ontsluiting van de nieuwe wijk bij de Laauwikstraat, hoe minder last voor de bestaande bewoners. In het plan zien we wel mogelijkheden om dit te realiseren: voor wat betreft de Visveldsestraat is er bij elke kavel al een kruising gepland en voor wat betreft de Pavialaan lijkt een inrit in het verlengde van de Goudenregenstraat ook te passen. Voor zover dat binnen de procedure
6
1. Het nieuwe woonbuurtje tussen de Visveldsestraat en de Acacialaan vormt als ware een schakel tussen het woongebied Laauwik en bestaand Lent. Het woonbuurtje maakt in zijn situering meer onderdeel uit van Lent dan van Laauwik. Het woonbuurtje aan de zijde van de Acacialaan wordt kleinschalig dat aansluit op de maat en schaal van de omliggende buurtjes. Om het nieuwe woonbuurtje te betrekken bij de omliggende omgeving, dienen de woningen vooral op de bestaande woningen en het bestaande groen aan de Acacialaan georiënteerd te worden. De groenzone wordt een collectieve en verbindende kwaliteit. Het verkeer kruist de groenzone maar zal er niet parkeren. Om het groen en de waarde ervan te sparen worden de nieuwe woningen die direct aan de groenzone grenzen, alleen ontsloten via een voetpad. Er is hier bewust voor gekozen om geparkeerde auto’s uit deze zone te weren. De inrichting/opzet van het nieuwe woonbuurtje is voorts zodanig dat het via de vrijstaande woningen aan de Visveldsestraat hecht aan Laauwik. De Visveldsestraat wordt benaderd als een oud lint en vraagt om een losse en fijne korrel. In dit geval dus vrijstaande woningen aan een “waterloop”. De Visveldsestraat betreft een fietsstraat waar het aanhakende verkeer zoveel mogelijk gebundeld moet worden. Particuliere ontsluitingen dienen te worden beperkt. Dat is één van de redenen waarom er gekozen is voor vrijstaande woningen langs de Visveldsestraat, die per twee woningen op de Visveldsestraat ontsloten worden. Het verkeer van en naar het nieuwe
2. Voor de praktische invulling van de situatie tijdens en na de bouw hebben we nog de volgende vragen: - Wanneer start de bouw daadwerkelijk? - Op welke manier en wanneer komt het besluit van de ligging van de bouwweg tot stand? - In hoeverre zijn er verkeersremmende maatregelen mogelijk?
7
2.
De start van de bouw is nog niet bekend. Het stedenbouwkundig plan is wel reeds besproken in het Ruimtelijk Kwaliteitsteam Waalsprong, wat doet vermoeden dat de ontwikkelaar over niet al te lange termijn wil beginnen. Een en ander zal waarschijnlijk afhangen van de verkoop van de woningen. Over de ligging van de bouwweg is op dit moment nog niets bekend. Wellicht komt de ligging van de bouwweg overeen met de ligging van de definitieve infrastructuur. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat er verkeersremmende maatregelen, zoals drempels, genomen worden. Op dit moment lijkt er geen noodzaak te zijn tot het
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
5. Bewonersvereniging Beatlesstraat te Lent Samenvatting zienswijze
Reactie
1. Hierbij maken wij bezwaar tegen het ontwerpbestemmingsplan Kern Lent. Ten onrechte wordt in de groenbestemming tegenover onze woningen een hangjongerenplek mogelijk gemaakt. Wij vrezen hiervan nog meer overlast te ondervinden dan in de huidige situatie. Nu hebben we al de nodige overlast. In Lent heeft de gemeente al 2 - 3 jongerenontmoetingsplaatsen op andere plekken op het oog, niet zijnde locaties in de Beatlesstraat. Hierover heeft de gemeente in de Ster voorlichtingsbijeenkomsten gehouden. De gemeente heeft zelf dus geen behoefte aan dergelijke plekken in de Beatlesstraat. Waarom ze daar dan wel planologische mogelijk maken? Wij zijn tegen het verschaffen van een juridische basis aan deze informele hangjongerenplek. Dit is bovendien in strijd met jurisprudentie van de Raad van State (zie de uitspraak van de Raad van State in zaak bestemmingsplan Lindenholt).
8
1. Naar aanleiding van de zienswijze van reclamante zijn nu binnen de bestemming Groen drie locaties aangewezen waarbinnen per locatie één jongerenontmoetingsplaats (JOP) is toegestaan. Dit is gedaan door aan die gronden, afgezien van de bestemming Groen, tevens de aanduiding ‘specifieke vorm van Groen – jongerenontmoetingsplaats’ (JOP) toe te kennen. De bestemming Groen staat nu dus niet meer overal JOP’s toe. De gemeente heeft ervoor gekozen om in het bestemmingsplan een JOP mogelijk te maken op de gronden met de bestemming Groen en de aanduiding ‘specifieke vorm van Groen – jongerenontmoetingsplaats’ (JOP) aan de Begoniastraat, bij het sportpark aan de Turennesingel en aan de Beatlesstraat, op het speelveld ter plaatse. In oktober 2011 heeft de gemeente tijdens een voorlichtingsbijeenkomst drie locaties die geschikt zijn als locatie voor een JOP. Genoemd zijn toen: 1. Trapveldje Visveldsestraat 2. Groenparkje Begoniastraat 3. Sportpark Turennesingel Het trapveldje aan de Visveldsestraat ligt buiten het plangebied. De andere twee locaties liggen wel binnen het plangebied. Anders dan reclamante stelt, bestaat er wel degelijk behoefte aan (drie) JOP’s in het plangebied. In het plangebied wonen veel gezinnen, zodat er zeker behoefte bestaat aan voorzieningen voor kinderen en jeugd, waaronder JOP’s. Bij de keuze om in het plangebied op drie locaties een JOP mogelijk te maken, is als uitgangspunt gehanteerd dat er niet meer geïnvesteerd wordt in
solitaire JOP’s. Een JOP wordt alleen aangelegd in combinatie met een speel/sportplek. De gemeente wil jongeren de gelegenheid bieden om te bewegen en elkaar te ontmoeten. Verder zijn bij de keuze voor de locaties voor de JOP’s als randvoorwaarden gehanteerd, dat het moet gaan om grond die in eigendom is bij de gemeente, dat het moet gaan om een visueel goed zichtbare locatie, dat de locatie voldoende (verkeers)veilig moet zijn en dat het bij een recreatieve speel/sportplek moet zijn. De drie locaties, waaronder die aan de Beatlesstraat, voldoen aan deze randvoorwaarden. Bovendien geldt voor alle drie locaties dat de afstand tot omliggende woonbebouwing dusdanig is dat omwonenden geen hinder van het gebruik van de JOP hebben te duchten. In het geval van de woningen aan de Beatlesstraat bedraagt de afstand van de voortuinen van de woningen tot de locatie waarbinnen één JOP gerealiseerd kan worden, minimaal 20 meter. Deze afstand, die in de praktijk ook groter kan zijn, is voldoende om overlast van de JOP voor omwonenden te voorkomen en is (daarom) vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar.
Conclusie: Deze zienswijze heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6. Bewoners Turennesingel te Lent Samenvatting zienswijze
Reactie
1. De zienswijze heeft betrekking op de bestemming 'Tuin' aan de Turennesingel ter hoogte van het sportcomplex. Het ontwerpbestemmingsplan bepaalt dat ter plaatse van deze bestemming een uitbouw mogelijk is met een maximale diepte van 1,5 meter over een lengte van maximaal 60% van de gevel. Ons bezwaar is gericht tegen de mogelijkheid van bebouwing van de voortuinen in deze vorm of wat voor vorm dan ook. De bedoelde woningen (ook wel residenties genoemd) bestaan uit 5 bouwblokken van elk 4 woningen en vormen tezamen een architectonisch geheel, destijds ontworpen door architectbureau Bedeaux. Het geheel geeft een hoogwaardige beeldkwaliteit. De uitbouw
9
1. De bouwmogelijkheid van 1,5 meter over een lengte van 60% van de voorgevel, is een algemeen geldende regel die in beginsel voor alle woningen in Nijmegen geldt en een ondergeschikte uitbreiding aan de voorzijde mogelijk maakt. Het klopt dat de woningen onderdeel uitmaken van de zogenaamde residenties. Dit betreffen individueel verschillende woningen langs de buitenrand van stadseiland Lent, die met bijzondere aandacht voor architectuur zijn gebouwd. Behoud van de beeldkwaliteit is ook voor de gemeente belangrijk. De gemeente is echter van mening dat een beperkte uitbreiding van de voorgevel mogelijk is met behoud van de
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
7. Bewoners Vrouwe Udasingel 242 en 244, 6663 GX Lent Samenvatting zienswijze
Reactie
1. Bij de inspraakronde over het voorontwerp-bestemmingsplan Kern Lent – Visveld hebben wij reeds een reactie gegeven met betrekking tot de verkeerssituatie in onze wijk. In de inspraaknota van februari 2012 heeft de afdeling Stadsontwikkeling hierop gereageerd, maar uiteindelijk geconcludeerd dat onze reactie niet zal leiden tot een aanpassing van het
10
1.
De gemeente neemt deze opmerkingen voor kennisgeving aan.
2. U zegt dat er geen sluipverkeer te verwachten is op de route Vrouwe Udasingel-Turennesingel-Parmasingel, maar onze vrees is daarmee niet weggenomen. Misschien gaat uw bewering op in normale situaties, maar bij het minste probleem bij Knoop Lent, is extra verkeer in onze straat niet te vermijden.
2.
De gemeente blijft van mening dat de route Vrouwe UdasingelTurennesingel-Parmasingel niet beschouwd kan worden als een route die aantrekkelijk is voor sluipverkeer. In de eerste plaats omdat deze route naar het centrum van Nijmegen, in vergelijking met de Prins Mauritssingel-Knoop Lent, vele malen langer is. In de tweede plaats omdat deze route door woongebieden gaat met verkeersremmende maatregelen en een lager snelheidsregiem dan op de Prins Mauritssingel. In de derde plaats omdat door de komst van de nieuwe stadsbrug (november 2013) en de aanleg van de Westelijke Parallelroute nauwelijks nog verkeersopstoppingen op de Prins Mauritssingel te verwachten zijn (uitgezonderd in geval van calamiteiten). Verder is het zo dat het sluipverkeer waarvoor reclamanten bevreesd zijn, niet door dit bestemmingsplan wordt veroorzaakt. Dit bestemmingsplan legt hoofdzakelijk de feitelijke situatie vast.
3. Wij zijn het helaas niet eens met uw opmerkingen over verkeersmaatregelen in de Vrouwe Udasingel. U zegt dat eventuele verkeersknelpunten niet ter discussie staan in het kader van het bestemmingsplan, maar wij hebben toch gemeend een zienswijze met betrekking tot dit punt te moeten formuleren. De huidige hoofdrijbanen van de Vrouwe Udasingel en de breedte van de rotonde Vrouwe Udasingel / Turennesingel nodigen uit tot hard rijden. Als er niets wordt aangepast, wordt deze situatie in het nieuwe bestemmingsplan helaas vastgelegd. Met de huidige verkeersdruk leidt dit nu al tot gevaarlijke situaties bij de rotonde (met name voor fietsers) en bij de oversteek bij de Ster (schoolgaande jeugd). De verkeersdruk zal in de toekomst alleen maar toenemen, met alle gevolgen van dien. De kans is zeer groot dat er
3.
De Vrouwe Udasingel betreft een gebiedsontsluitingsweg voor het gehele omliggende woongebied. Bij een gebiedsontsluitingsweg past in beginsel een maximum snelheid van 50km/uur. Bij fietsoversteekplaatsen kan wel plaatselijk een maximum snelheid van 30 km/uur ingesteld worden in verband met de verkeersveiligheid. Bij de fietsoversteek van de Visveldsestraat met de Vrouwe Udasingel geldt nu al 30 km/uur. Bij de oversteek bij voorzieningenhart de Ster wordt 30 km/uur ingesteld. Deze maatregelen zijn voldoende in het kader van de verkeersveiligheid. Het volledig aanwijzen van de Vrouwe Udasingel als 30 km/uur gebied past, zoals gezegd, niet bij de functie van gebiedsontsluitingsweg en is voorts vanuit
11
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
8. Bewoner/eigenaar John Lennonstraat 38, 6663 GP Lent Samenvatting zienswijze
Reactie
1. Middels deze brief wil ik kenbaar maken dat ik tegen het ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Kern Lent-Visveld ben. Op de grond voor de Ster, waar nu een natuurspeeltuin is gemaakt, is de gemeente voornemens de bestemming wonen toe te voegen aan de eerder vastgestelde bestemming voorzieningen. Als direct aanwonende heb ik daar grote bezwaren tegen. In de verkoopbrochure van mijn woning was daar alleen een bestemming voorzieningen gepland. Als er toentertijd duidelijk zou zijn dat er woningen op zo korte afstand van mijn woning zouden worden gebouwd had ik de woning niet gekocht. In mijn optiek betekent dit een enorme waardedaling van mijn huis. De afstand waarop eventuele woningen zouden komen is zo klein dat dit mijn woongenot enorm zou verminderen. Een bestemming voorzieningen levert voor mij geen bezwaar op, daar was ik van op de hoogte. In de ruimtelijke plannen is een maximale hoogte van 11 meter aangegeven, hetgeen onacceptabel is, gezien de maximale hoogte van de woningen aan de John Lennonstraat van 6 meter. Een strookje Tuin is voorzien zodat de
12
1. Het bestemmingsplan Lent-Oost 2002 stond op de nu nog onbebouwde grond bij voorzieningenhart De Ster ook reeds woningen (en maatschappelijke functies) toe. Het nieuwe bestemmingsplan voegt dus geen functie wonen toe op gronden waar die functie eerst niet was toegestaan, zoals reclamant stelt. Wonen en maatschappelijke voorzieningen passen bovendien goed op deze plek, omdat daar nu ook al verschillende functies aanwezig zijn, zoals het voorzieningenhart (met daarin onder andere een basisschool, een sporthal, een wijkcentrum, KION en GGD Nijmegen) en woningen. De afstand van het bouwvlak van de bestemming Gemengd -1 (waarop de nieuwe woningen en de maatschappelijke voorzieningen kunnen komen) tot de woning van reclamant, bedraagt 8 meter. De al gerealiseerde doorsteek ten noorden van dit project heeft een maat van 7 tot 9 meter en vormt een verbinding met de nieuwe doorsteek. Het nieuwe pad moet hierop aansluiten, vandaar dat hier een breedte van 8 meter is
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
9. GEM Waalsprong, Oranjesingel 72, 6511 NZ Nijmegen Samenvatting zienswijze
Reactie
1. De zienswijze heeft betrekking op twee kavels aan de Lentse Tuinstraat, zoals weergegeven op de bijlage 12.023/AP/CB. De kavels zijn eigendom van de GEM Waalsprong. De plangrens klopt niet met de grens van de percelen. Op dit moment zouden de twee percelen een deel van hun perceel niet kunnen inzetten als tuin. Graag zouden wij deze plangrens aangepast zien (zie bijlage). Tevens hebben wij een opmerking over de bouwhoogte van de woningen die op deze percelen mogen worden gerealiseerd. De goothoogte is nu 5 meter, de nokhoogte is 9 meter. Gezien de huidige bouwhoogtes, komt dit ons erg laag en beperkt over. Ook gezien de mogelijkheden van woningen in de nabije omgeving, krijgen deze percelen ten opzichte van de omgeving een beperktere bouwmogelijkheid. Wij vragen u daarom de goot- en nokhoogte aan te passen naar 10 meter. Dan is de ontwikkelmogelijkheid van deze kavels ruim genoeg.
13
1. De plangrens is ter plaatse van de twee percelen aangepast, zodat deze nu geheel binnen het plangebied van het bestemmingsplan vallen. Aan het verzoek van reclamante over de goot- en nokhoogte wordt ten dele tegemoet gekomen door in het bestemmingsplan de maximale goot- en nokhoogte te bepalen op 5 respectievelijk 10 meter en artikel 21.2.2, lid b, onder 2 aan te vullen dat op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' maximaal 50% van een vrijstaande woning of een tweekapper (zijnde twee woningen onder één kap) een goothoogte van 6 meter mag hebben. Voor deze maatvoering is gekozen omdat de Lentse Tuinstraat wordt gekenmerkt door het contrast tussen de twee straatzijdes. Enerzijds is er aan de noord- en westzijde van de straat (m.u.v. Lentse Tuinstraat 8) een projectmatige jaren zeventig woningbouw en anderzijds aan de zuid- en oostzijde van de straat een diversiteit aan woonbebouwing uit verschillende periodes. Het perceel in kwestie ligt aan de zuidzijde van de Lentse Tuinstraat. De bebouwing aan de zuid- en oostzijde bestaat hoofdzakelijk uit oude lintbebouwing met doorkijken op het daarachter gelegen agrarisch gebied. Het betreft onder andere oude boerderijen die zijn verbouwd tot woningen of kleinschalige detailhandel. Deze
Conclusie: Deze zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
10. Installatiebedrijf Houterman, Steltsestraat 71, 6663 BP Lent Samenvatting zienswijze
Reactie
1. Mijn zienswijze op het bestemmingsplan "Nijmegen Kern Lent-Visveld" is dat ik u bij deze wil verzoeken mij schriftelijk te bevestigen, dat het ontwerpbestemmingsplan mijn bedrijfsactiviteiten op bovengenoemd adres niet verandert, volgens de huidige aanwezige geldige vergunning.
1. Het bedrijf van reclamante is sinds 1990 ter plaatse gevestigd en betreft een installatie- en loodgietersbedrijf. Reclamante gebruikt een deel van het perceel en de aanwezige bebouwing voor de opslag van materiaal en materieel ten behoeve van het installatiebedrijf. In 1996 is door de voormalige gemeente Elst aan reclamante een milieuvergunning verleend. Inmiddels valt het bedrijf onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Aan het perceel van reclamante is de bestemming Wonen gegeven. Aan het achterste deel van het perceel is tevens de aanduiding ‘opslag’ gegeven. Dit deel van het perceel mag worden gebruikt voor opslag ten behoeve van een installatiebedrijf. Het bestemmingsplan staat de opslagactiviteiten ten behoeve van het installatiebedrijf op het achterste deel van het perceel dus toe. In het voorste deel mag alleen gewoond worden.
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
14
11. Eigenaar/bewoner, Lentse Tuinstraat 5B, 6663 BG Lent Samenvatting zienswijze
Reactie
1. Naar aanleiding van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan: "Kern Lent- Visveld ", wil ik bezwaar maken tegen de nieuwe bestemming die gevonden is voor het kavel gelegen tussen Lentse Tuinstraat 5a en Lentse Tuinstraat 5B. Deze kavel maakt onderdeel uit van het kadastrale perceel Gemeente Lent, sectie B, nummer 1615. Momenteel is de kavel bestemd als tuinderijgebied. In het nieuwe bestemmingsplan wil de Gemeente dit bestemmen als: langzaam verkeer. De motivatie voor mijn bezwaar is in de eerste plaats dat het verkeer op de mogelijke ontsluiting naar de Lentse Tuinstraat de rust en het woongenot verstoort. Met name omdat wij aan die zijde van de woning het terras hebben gesitueerd. Dit resulteert in een waardevermindering van mijn woning en planschadetraject voor de Gemeente.
1. De aanduiding “specifieke vorm van verkeer – langzaam verkeer” maakt uitsluitend wegen/paden ten behoeve van langzaam verkeer, zoals fietsers en voetgangers, mogelijk. Het gaat dus niet om ontsluitingswegen voor gemotoriseerd verkeer, zoals auto’s. De gemeente is van mening dat een fijnmazig net van paden voor langzaam verkeer functioneel is, de leefbaarheid van een buurt ten goede komt en zorgt voor een aanhaking van het nieuwe toekomstige woongebied de Stelt op de oude kern Lent en daarom van algemeen belang is. De gemeente betwijfelt of een dergelijk langzaamverkeerspad leidt tot verminderd woongenot of tot een waardedaling van de woning. Niettemin heeft reclamant, nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, de mogelijkheid een planschadeverzoek bij de gemeente in te dienen.
2. Verder is het zo dat er is nog geen definitieve bestemming c.q. functie gevonden is voor het achterliggende gebied de Stelt, dus een wijziging van het geldende bestemmingsplan is nu nog niet nodig. En in de toekomst wellicht helemaal niet.
2. Het bestemmingsplan voor het nieuwe woongebied De Stelt zal op korte termijn worden opgesteld. Daarop vooruitlopend zijn enkele langzaamverkeersverbindingen in het plangebied van Kern Lent – Visveld opgenomen. De aanduiding “specifieke vorm van verkeer – langzaam verkeer” is dus gemaakt ten behoeve van mogelijkheden voor de toekomst. De mogelijkheid de doorsteken te maken zijn op plekken waar de grond in eigendom is van de gemeente.
3. Het conceptplan dat gepresenteerd is voor de invulling van De Stelt voorziet in andere ontsluitingswegen. Dus een bestemmingswijziging heeft in dit kader geen enkele toegevoegde waarde. Het resulteert enkel in een waardevermindering van mijn woning.
3. Het concept-ontwerp uit april 2011, dat overigens geen enkele juridische status heeft, gaat wel uit van paden / doorsteken vanuit De Stelt Noord naar de Steltsestraat en de Lentse Tuinstraat op de locaties waar die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. Dit geldt ook voor het pad langs de woning van reclamant.
4. De kavel is te smal om daar een fiets- of wandelpad te maken. De kavel heeft aan de Lentse Tuinstraat een breedte van 2,7 meter en verloopt
4. Uit nameting is gebleken dat de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – langzaam verkeer” abusievelijk op een deel van het
15
Conclusie: Deze zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
12. Linders Beleggingen B.V. Samenvatting zienswijze 1.
Reactie
Reclamante is eigenaar van het perceel aan de Laauwikstraat 2 te Lent, waarin het aan haar gelieerde Jan Linders B.V. thans een supermarkt exploiteert. Reclamante kan zich niet verenigen met de toegekende bestemming aan het perceel aan de Laauwikstraat 2. De uitgifte van de grond in Lent vindt plaats door GEM Waalsprong. De GEM heeft de grond voor het toekomstige project aan de Vrouwe Udasingel (supermarkt met bovenwoningen) verkocht aan Portaal. Na realisering van de bouw door Portaal is het de bedoeling dat Jan Linders eigenaar / gebruiker wordt van de supermarkt. Ten tijde van het indienen van de inspraakreactie was de verwachting dat inmiddels definitieve overeenstemming was bereikt over de grondverwerving. Dit is echter niet het geval. Reclamante heeft nog steeds geen overeenstemming bereikt over de exploitatie van een supermarkt aan de Vrouwe Udasingel, waardoor aannemelijk is dat reclamante het gebruik van haar perceel aan de Laauwikstraat 2 ten behoeve van een supermarkt zal voortzetten. Reclamante benadrukt dan ook dat, gelet op het feit dat deze onderhandelingen nog niet tot overeenstemming hebben geleid en dat reclamante het perceel aan de Laauwikstraat 2 thans volledig legaal exploiteert als supermarkt, zij in lijn met de door haar ingediende inspraakreactie meent dat uw gemeente de bestaande situatie aan de Laauwikstraat in het voorliggende plan onverkort positief dient te bestemmen. Dit is ook in lijn met de vaste jurisprudentie van de Afdeling
16
1. Alle inspanningen zijn erop gericht om de supermarkt van Jan Linders te “verplaatsen” van de huidige locatie aan de Laauwikstraat 2 naar de nieuwe locatie aan de Vrouwe Udasingel. De bouwvergunning voor het complex is verleend. Er komen 68 woningen, 80 m2 horeca, 150 m2 zorgfuncties en een supermarkt van maximaal 1500 m2. De parkeerplaatsen ten behoeve van het complex en de supermarkt zijn al gerealiseerd. In mei 2012 is de grond van de GEM overgedragen aan Portaal. Portaal dient vervolgens de grond waar de supermarkt van Jan Linders is voorzien, te verhuren dan wel te verkopen aan Jan Linders. Het bestemmingsplan geldt in beginsel voor de duur van 10 jaar. Gelet op het vorenstaande is de verwachting reëel dat de bestaande supermarkt aan de Laauwikstraat 2 gedurende de planperiode zal ophouden te bestaan. Om die reden is het vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar dat de supermarkt aan de Laauwikstraat 2 in het bestemmingsplan is wegbestemd. Op basis van het overgangsrecht kan de supermarkt worden voortgezet.
2.
Reclamante wijst er op dat op de bij het bestemmingsplan behorende plankaart geen rekening wordt gehouden met de thans legaal aanwezige bebouwing, nu het huidige magazijn van de supermarkt buiten het bouwvlak valt. In de inspraaknota staat dat het magazijn van reclamante is opgenomen in het bouwvlak op de verbeelding. Reclamante bestrijdt dit. U treft als bijlage 1 een viertal uitdraaien aan van (onderdelen van) de plankaart, waaruit evident volgt dat dit gedeelte van het perceel van reclamante niet valt onder het toegekende bouwvlak. Reclamante heeft de verleende bouwvergunning voor dit magazijn reeds bij de inspraakreactie bijgevoegd (bijlage 3 bij de inspraakreactie). Reclamante verzoekt nogmaals de plankaart conform de bouwmogelijkheden op grond van de bouwvergunning aan te passen. Volledigheidshalve is daartoe op de als bijlage 1 gevoegde plankaart gearceerd welk gedeelte bij het bouwvlak moet worden getrokken.
3.
In het ontwerpbestemmingsplan komt op het perceel van reclamante de bestemming 'Gemengd Il ' te rusten. In artikel 9.1 van de planregels is bepaald dat deze bestemming is bedoeld voor wonen, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel (met uitzondering van een supermarkt"), met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder, Met artikel 9.1 van de bestemmingsplanvoorschriften wordt het bestaande gebruik (de volstrekt legale supermarkt die reclamante thans op het perceel exploiteert) daarmee volledig wegbestemd. In plaats daarvan biedt het ontwerpplan de mogelijkheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1' een mandjeswinkel tot een maximum verkoopvloeroppervlak van 400 m2 te exploiteren. Dit is voor reclamante niet aanvaardbaar. Reclamante merkt op dat uw gemeente gehouden een bestaande situatie in beginsel positief te bestemmen, tenzij het voldoende aannemelijk is dat deze bestaande situatie binnen de planperiode zal worden beëindigd (zie bijvoorbeeld ABRvS 17 jull 1997, BR 1998, p, 206). Overigens merkt reclamante op dat in principe met de GEM is afgesproken dat de GEM voor de vestiging van de nieuwe vestiging van Jan Linders aan de Vrouwe Udasingel alleen eist dat de
17
2. De opmerking van reclamante is terecht. Op de verbeelding is het magazijn nu binnen het bouwvlak gelegd. Omdat de bouwhoogte van het magazijn (met plat dak) lager is dan het hoofdgebouw, is voorts bepaald dat de goot- en nokhoogte van het magazijn maximaal 3 meter mag bedragen.
3. Zoals reclamante opmerkt, dient een bestaande situatie in beginsel positief bestemd te worden, tenzij het voldoende aannemelijk is dat deze bestaande situatie binnen de planperiode zal worden beëindigd. De gemeente vindt dat daarvan in deze sitiatie sprake is (zie de beantwoording onder 1). Voorts maakt het bestemmingsplan wel detailhandel op het perceel van reclamante mogelijk. Een supermarkt is echter niet langer bij recht toegestaan. Het plan maakt wel mogelijk dat op het perceel een mandjeswinkel van maximaal 400 m2 v.v.o. wordt geëxploiteerd.
4.
Daarnaast heeft reclamante met verbazing kennis genomen van de toelichting op de nieuwe bestemming die aan het perceel Laauwikstraat 2 wordt gegeven, waarbij de supermarkt wordt wegbestemd (zie paragraaf 4.5 van de plantoelichting). Reclamante wijst op de inmiddels vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 10-06-2009, zaak nr. 200808122/1/R3, ABRvS 2 december 2009, nr. 200901438/1/R3 en recent ABRvS 22 februari 2012, nr 201107090/1/R2) waaruit volgt dat aan een dpo geen doorslaggevende betekenis mag worden toegekend bij de vraag of een voorziening al dan niet wenselijk is, hetgeen bij dit bestemmingsplan evident van doorslaggevende betekenis is geweest. Het is daarmee volstrekt helder dat uw gemeente de supermarkt van reclamante niet weg kan bestemmen door doorslaggevende betekenis toe te kennen aan een verricht dpo.
18
4. Reclamante verwijst naar jurisprudentie die als strekking heeft dat het al dan niet uitsluiten van (bepaalde vormen van) detailhandel, zoals bijvoorbeeld een supermarkt, niet gestoeld mag zijn op concurrentieoverwegingen. Doorslaggevend criterium is of voor de inwoners van een bepaald gebied een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft in die zin dat zij op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun geregelde inkopen kunnen blijven doen. Dit laatste is de belangrijkste reden waarom in het bestemmingsplan ervoor gekozen is om aan de Laauwikstraat detailhandel toe te blijven staan, ook op gronden die thans feitelijk niet voor detailhandel in gebruik zijn. De gemeente heeft met deze bestemmingsregeling het oog gehad op de leefbaarheid van het hart van Lent. De gemeente wil aan het hart van Lent toekomstperspectief bieden, juist nu er vanwege de Waalsprong zoveel verandert in de directe omgeving van Lent. Anderzijds is het onverkort volledig handhaven van de bestaande supermarkt tegenstrijdig met de uitgangspunten voor de detailhandelststructuur voor de Waalsprong. De detailhandelsstructuur gaat uit van drie winkelgebieden: centrumgebied Citadel, buurtwinkelcentrum Nijmegen-Oosterhout en een grote winkel voor dagelijkse boodschappen in Lent-Oost. Deze supermarkt krijgt een functie voor de deelgebieden van Nijmegen-Noord ten oosten van de Prins Mauritssingel en voor de inwoners van het dorp Lent. Het is vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening bezien goed verdedigbaar dat deze detailhandelsstructuur in het bestemmingsplan is vertaald. Vanuit leefbaarheidsoptiek, dat een ruimtelijk relevant aspect is, en om de sociale cohesie in Lent te waarborgen is de instandhouding en
5.
Door reclamante worden de verdiepingen op het perceel (legaal) ten behoeve van detailhandel gebruikt. In de inspraakreactie heeft reclamante dan ook verzocht om het expliciet positief bestemmen van detailhandel op verdiepingen en niet enkel het bestaande gebruik op verdiepingen bij recht toe te staan. In de inspraaknota van uw college wordt aangegeven dat het voor reclamante niet van belang is om het gebruik van detailhandel op verdiepingen aan de orde te stellen, nu door het toestaan van bestaand gebruik van detailhandel op verdiepingen bij recht is toegestaan dat reclamante haar gebruik voortzet. Ook op dit punt wordt wederom in strijd met artikel 3.1 Wro en de terzake gewezen jurisprudentie het uitgangspunt miskend dat een bestaande situatie in beginsel positief dient te worden bestemd, tenzij het voldoende aannemelijk is dat deze bestaande situatie binnen de planperiode zal worden beëindigd. Niet aannemelijk is dat het bestaande gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd. Reclamante verzoekt u om de planregels zodanig aan te passen dat detailhandel op de begane grond en op verdiepingen is toegestaan en niet beperkt wordt tot enkel het bestaande gebruik.
5. Omdat reclamante de verdiepingen op het perceel legaal ten behoeve van detailhandel gebruikt, mag dit ingevolge artikel 9.3.4, onder a, bij recht worden voortgezet. Het bestaande gebruik van de verdiepingen voor detailhandel, is dus positief bestemd. Reclamante wordt door deze regeling niet in haar belangen geschaad.
Conclusie: Deze zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. 13. Kopersvereniging Mâcon te Lent Samenvatting zienswijze
Reactie
1. Reclamante stelt dat de feitelijke plansituatie gedurende de inspraakperiode m.b.t. concept-bestemmingsplan drastisch is veranderd: van 'Dansende Villa's naar Groene Oever'. Tijdens een informatiebijeenkomst over het bestemmingsplan m.b.t. de Landschapszone (medio 2011) gaf de gemeente echter aan dat er op
19
1. Vanuit de gemeente is eenduidig en feitelijk juist gecommuniceerd. Medio 2011 waren er geen concrete bouwplannen met betrekking tot de Groene Oever. Wel werd er in die periode nagedacht en gesproken over invulling van de Groene Oever met laagbouwwoningen in plaats van met woontorens (de zogenoemde
2. In de aanbiedingsbrief behorende bij het ontwerpbestemmingsplan wordt bij ad. 4 'argumenten' 'Groene Oever ten noorden van de Groot-Brittanniestraat' gesproken over: ' . . . voorts zijn enkele ondergeschikte onderdelen van de planregels uit het oude bestemmingsplan aangepast, zodat de thans beoogde planontwikkeling kan worden gerealiseerd.' Graag vernemen wij van de gemeente om welke onderdelen het gaat.
20
2. Het gaat om de volgende onderdelen: - goot- en nokhoogte is vervangen door goot- en bouwhoogte; - de maximale bouwhoogte van een bijgebouw, aan- en uitbouw is verhoogd van 4,5 naar 5 meter; - de bepaling dat bijgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd op een afstand van tenminste 12 meter achter de perceelsgrens waarop de voorgevel van de woning is gesitueerd, is vervangen door de bepaling dat bijgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevel van de woning; - toegevoegd is de bepaling dat aan- en uitbouwen niet voor de voorgevel van de woning mogen worden gebouwd; - de bepaling dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een woning niet meer mag bedragen dan 60 m2, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel voor zover gelegen achter de in sub i van dit artikel bedoelde afstand van 12 meter mag zijn gebouwd, is vervangen door de bepaling dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen bij een woning niet meer mag bedragen dan 60 m2; - toegevoegd is de bepaling dat voorzover aanwezig, dient vòòr de aan- en uitbouw een opstelplaats van minimaal 5,5 meter diep en minimaal 3,5 meter breed voor minimaal één auto te worden gerealiseerd. - toegevoegd is de bepaling dat binnen de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van woongebied -1’ een doorkijk
3.
Graag vernemen wij of en hoe rekening is/wordt gehouden met het huidige straatprofiel van de Groot-Brittanniëstraat in relatie tot de gevelafstand van de nieuwbouw in het plan 'De Groene Oever'. Is er bijv. sprake van een minimale afstand tussen de gevellijn van de huidige bebouwing en nieuwe bebouwing grenzend aan de GrootBrittanniëstraat? Hoe is dit bepaald in het beeldkwaliteitsplan?
4. In het nieuwe artikellid 24.2.2, onder r, wordt gesproken over: 'voorzover aanwezig, dient vòòr de aan- en uitbouw een opstelplaats van minimaal 5,5 meter diep en minimaal 3,5 meter breed voor minimaal één auto te worden gerealiseerd'. Drietal vragen/opmerkingen hierover: - Impliceert deze bepaling ook het verplicht inrichten van een opstelplaats voor minimaal 1 auto voor woningen zonder aan- en uitbouw? - Is deze bepaling uit het bestemmingsplan ook juridisch bindend voor koopovereenkomsten tussen koper en projectontwikkelaar Heijmans voor de woningen in het plan 'De Groene Oever'? - Wordt met deze bepaling voldaan aan de gewijzigde parkeernorm zoals reeds is besproken in inspraakreactie nummer 27 subnummer 8 van Heijmans Vastgoed op het concept-bestemmingsplan? Graag zien we van de gemeente een berekening van de totaal benodigde
21
3. In het bestemmingsplan bedraagt de afstand tussen de grens van het bouwvlak op de gronden met de bestemming Woongebied – 1 en de bestaande woningen aan de Groot-Brittanniëstraat circa 18 meter. Dit is vanuit stedenbouwkundig oogpunt voldoende afstand voor een goede aansluiting van de Groene Oever op de bestaande woningen in Visveld. In het huidige verkavelingsplan wordt uitgegaan van een afstand van 21-23 meter van de woningen in de Groene Oever tot de bestaande woningen aan de GrootBrittanniëstraat. Het huidige horizontale profiel van de GrootBrittaniëstraat wordt gehandhaafd. In het huidige verkavelingsplan is de nieuwe bebouwing gepland in een licht meanderende rooilijn achter de huidige parkeerplaatsen aan de noordzijde van de weg. De ruimtelijke verhouding van het straatprofiel ten opzichte van de nieuwe woningen wordt gemiddeld circa 2:1 (dus de ruimte tussen de gevels is twee keer zo groot als de hoogte van de nieuwe woningen). Het beeldkwaliteitsplan is inmiddels ouder dan 10 jaar en niet meer adequaat. In het beeldkwaliteitsplan van 2001 werd namelijk nog het thema “Dansende villa’s” beoogd: een vijftal appartementengebouwen. Dit is gezien de huidige marktsituatie niet meer haalbaar. Nu worden grondgebonden woningen beoogd met aan de oostzijde een appartementengebouw. 4. Deze bepaling geldt alleen voor woningen waar een aan- en uitbouw aanwezig is. De regeling is opgenomen omdat garages vaak niet gebruikt worden als stalling voor auto’s maar voor andere doeleinden. Om te voorkomen dat een auto dan in openbaar gebied wordt geparkeerd, is deze regeling opgenomen. Overigens gelden voor alle woningen de parkeernormen in artikel 34 in combinatie met bijlage 3 van de regels. Hieruit volgt dat per woning (afhankelijk van de prijsklasse) 1,45 - 1,7 - 1,85 parkeerplaats moet worden gerealiseerd. - Het gebruik van gronden dient in overeenstemming te zijn met het bestemmingsplan. Kopers/huurders van woningen in het project Groene Oever hebben zich dus te houden aan deze bepaling. - Het project Groene Oever wordt, ongeacht deze bepaling, getoetst aan de parkeernormen in artikel 34 in combinatie met
parkeercapaciteit in de bestemmingsplan deelgebied GrootBrittanniestraat - nieuwbouwplan De Groene Oever.
5. Op verbeelding 3 is volgens ons de verkeersontsluiting voor toegang tot 'De Groene Oever' niet (duidelijk) ingetekend. Wel hebben wij tijdens de
22
5. In het bestemmingsplan zijn de ontsluitingswegen binnen het gebied de Groene Oever niet gedetailleerd vastgelegd. De
- Is er bij het stedenbouwkundig plan m.b.t. De Groene Oever al rekening gehouden met de verkeersontsluiting vanaf de GrootBrittanniestraat? Zo ja,waar is deze informatie beschikbaar? - Ingeval de ontsluiting naar De Groene Oever 90 graden aansluit op de Groot-Brittanniëstraat: is rekening gehouden met zgn. 'binnenvallende lichtbundels' van autoverkeer in de bestaande woningen ter plekke aan de Groot-Brittanniëstraat ?
6. In artikel 24.2.2, onder s, wordt gesproken over '...binnen de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - 1 ' dient een doorkijk gerealiseerd te worden op de waterplas ten noorden van het plangebied. plangebied.' Op verbeelding 3 zijn er behalve de doortrek van de huidige wadi van de wijk Visveld ook nog een aantal kleinere gronden als zodanig aangewezen. Hoe ziet de gemeente de invulling van deze gronden? 7. Volgens de plankaart horende bij het bestemmingsplan is er een kleine overlap tussen de oostelijke grens van het bouwvlak m.b.t. De Groene Oever en de enkelbestemming Groen. Is gemeente op de hoogte van deze omissie? Zijn er al plannen m.b.t. de invulling van deze groenbestemming? Zo nee, dan willen wij graag hierover met de gemeente in gesprek komen.
23
6. Deze worden ingericht als gebieden behorend bij de oevervegetatie met mogelijk kleinschalige speelvoorzieningen. Het zicht op de plas blijft behouden.
7. Er is geen overlap van het bouwvlak van de bestemming Woongebied – 1 met de bestemming Groen. Beide bestemmingsvlakken sluiten naadloos op elkaar aan. Overigens is naar aanleiding van de zienswijze van het Waterschap het bouwvlak van de bestemming Woongebied – 1 in westelijke richting teruggelegd in verband met het uit kunnen voeren van onderhoud aan de oever. Het bouwvlak ligt nu weer op dezelfde plek als in het vorige bestemmingsplan Lent Oost 2002. Er zijn op
Conclusie: Deze zienswijze heeft geleid tot aanpassing van de toelichting van het bestemmingsplan.
14. Lijst Ramon Barends / Onafhankelijke Nijmeegse Partij te Nijmegen Samenvatting zienswijze
Reactie
1.
Reclamante zou graag op de stukken reageren maar moet constateren dat bij de reactienota op de zienswijzen hele stukken tekst ontbreken. Reclamante verzoekt om het ter inzage leggen van een goede en complete versie van het rapport, en om een verlenging van de inspraaktermijn van 3 weken.
1. Naar aanleiding van deze opmerking, zijn alle stukken (zowel de stukken die bij de Informatiebalie van de Stadswinkel fysiek ter inzage gelegd zijn alsook de digitale stukken) gecontroleerd. Er is geen enkel gebrek geconstateerd. Indien bovendien hele stukken tekst zouden ontbreken (zoals reclamante stelt), zouden andere indieners van zienswijzen hier toch ook melding van hebben gemaakt. Hiervan is evenmin sprake. Er is daarom geen reden om de termijn van tervisielegging met drie weken te verlengen.
2.
Algemeen over de Waalsprong: als de kaart bekeken wordt van het oostelijke deel van het Waalsprong-project, dan zien wij dat Lentseveld, Laauwik en Visveld in ontwikkeling zijn. De Stelt zal binnen het plan Ruimte voor de Waal meegenomen worden en de Lentse Waard wordt meegenomen met het nu ook in procedure zijnde plan Ooyse Schependom. Resteren nog Vossenpels Noord en Pelseland aan de oostzijde: wanneer worden deze sluitstenen van de oostelijke Waalsprong in behandeling genomen? Kunt u ook iets aangeven van de planning van het westelijke deel? Tenslotte zouden we het plezierig vinden om een stand van zakennotitie over de verkeersstructuur (o.a. DSO) te zien.
2. Wanneer de door reclamante genoemde gebieden in ontwikkeling worden genomen, is op dit moment nog niet bekend. Voor wat betreft de verkeersstructuur wordt verwezen naar het raadsbesluit van 6 juli 2011 waarin onder andere (opnieuw) beslist is over de verkeersstructuur in de Waalsprong.
3.
In hoeverre is er bij dit bestemmingsplan rekening gehouden met het HOVplan zoals nu ter inzage ligt, het plan Ruimte voor de Waal zoals dat is vastgesteld en de motie-Van Elferen bij het bestemmingsplan Ruimte voor de Waal?
3. Het HOV-plan, zoals dat in het kader van inspraak ter inzage is gelegd, ziet op twee HOV-lijnen: van het centrum naar Knoop Lent en vanaf daar één lijn richting Oosterhout – Elst via de Griftdijk Noord en één lijn naar de Ovatonde en Ressen via de Prins Mauritssingel. Het plangebied van dit bestemmingsplan heeft geen betrekking op Knoop Lent en op beide tracés. Een klein deel van de Prins Mauritssingel, ten zuiden van Knoop
24
4.
Wij willen dat er een fatsoenlijke winkel in Lent-Oost blijft en vinden Jan Linders hier uitstekend functioneren. Verder kan het college wel planologisch een vestiging van de OBGZ toestaan, maar in het bibliotheekbeleid staat toch wat anders. Dit is misleiding.
5. Besluit Hogere geluidswaarden: voor schoolgebouwen en verzorgingshuizen willen wij geen overschrijding van de geluidswaarde. Dit lijkt ons niet een goede zaak. Maatregelen moeten genomen worden om hier onder de grenzen te blijven.
25
4. Aangenomen wordt dat reclamante doelt op de bestaande supermarkt van Jan Linders aan de Laauwikstraat 2. Lent-Oost betreft de beoogde nieuwe locatie van Jan Linders aan de Vrouwe Udasingel. Het bestemmingsplan staat op het perceel van Jan Linders onder andere detailhandel toe en tevens een mandjeswinkel met een maximum verkoopvloeroppervlak van 400 m2. Daarmee wordt voorzien in de mogelijkheid op het perceel van Jan Linders een kleine winkel voor dagelijkse levensmiddelen te exploiteren. Aan de bibliotheek aan de Steltsestraat 1 is de bestemming Maatschappelijk gegeven. Deze bestemming staat verschillende functies toe. In zoverre heeft de eigenaar de mogelijkheid om het perceel voor verschillende functies te gebruiken. Niettemin is naar aanleiding van de zienswijze van de eigenaar van het perceel de bestemmingsregeling van het perceel aangepast. Aan het perceel is nu, naast de bestemming Maatschappelijk, ook de aanduiding ‘sport’ toegekend. Daardoor kan het perceel voor maatschappelijke voorzieningen worden gebruikt en voor sportvoorzieningen, zoals een fitnesscentrum.
5. Volgens de Wet geluidhinder mag na een zorgvuldige geluidmaatregelenafweging een hogere waarde worden vastgesteld, als de maximum toegestane waarde uit de Wet geluidhinder niet wordt overschreden. In hoofdstuk 2 “Overwegingen” van de ontwerpbeschikking Hogere Waarde is deze zorgvuldige geluidmaatregelenafweging opgenomen. Ook blijkt uit het akoestisch onderzoek dat de maximum toegestane waarde uit de Wet geluidhinder niet wordt overschreden. Er zijn voor de ontwikkelingslocaties binnen dit bestemmingsplan geen redenen om geen hogere waarden vast te stellen voor onderwijsgebouwen en verzorgingstehuizen.
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
15. A. Ruijtenberg Molenberg Investments B.V. Samenvatting zienswijze
Reactie
1. Al geruime tijd is de bedrijfsvoering van de glastuinbouw op de locatie Begoniastraat en Steltsestraat te Lent (verder de locatie) gestaakt. Vanwege de verouderde opstallen en beperkte mogelijkheden als gevolg van de situering is de locatie minder geschikt voor een normale exploitatie in de glastuinbouw. Versnelde veroudering als gevolg van leegstand en gevaar voor verloedering dragen daar niet in positieve zin aan bij. Mede gelet op de ruimtelijke kaders van de provincie Gelderland en de gemeente Nijmegen heeft ondergetekende een aanzet genomen om de locatie te herontwikkelen ten behoeve van wonen. Op grond daarvan heeft reclamant het eigendom verkregen van een deel van de locatie en is ook het resterende deel gekocht van de heer G.A.M. Willemsen. In dit kader zijn vanaf begin 2010 gesprekken gevoerd met de gemeente Nijmegen, welke geresulteerd hebben in diverse emails van onder andere d.d.14-6-2010 en 20-01-2011, om te komen tot herontwikkeling. De herontwikkeling ziet op de sloop van de bestaande kassencomplexen en de realisatie van woningbouw. Op grond van voorgenoemde gesprekken heeft de gemeente Nijmegen de nota "Randvoorwaarden en Aanbevelingen Steltsestraat, Kassencomplex Lent" van januari 2011 opgesteld (verder de nota). In het kort komt deze nota er op neer dat herontwikkeling naar woningbouw wenselijk is. Op 30 mei 2011 heb ik een inspraakreactie ingediend over het voorontwerpbestemmingsplan Nijmegen Kern Lent-Visveld. Verzocht werd om ten aanzien van de locatie Begoniastraat en Steltsestraat te Lent rekening te houden met de beoogde herontwikkeling als voornoemd. In reactie daarop heeft gemeente Nijmegen op 14 februari 2012 (kenmerk SOlO/11.0012443 met bijlagen) aangeven, kort gezegd, geen mogelijkheden te zien om in het bestemmingsplan rekening te houden met de nota, zolang: - geen concrete plannen tot herontwikkeling bestaan; - geen initiatiefnemer bekend is. Pas als zich een nieuwe eigenaar met een bouwplan aandient, zal het gehele traject van planvorming en bestemmingsplanwijziging en de daarbij behorende
26
1. De gemeente blijft van mening dat het geen zin heeft de uitkomsten van de nota "Randvoorwaarden en Aanbevelingen Steltsestraat, Kassencomplex Lent" te verwerken in het bestemmingsplan zolang geen concrete plannen en geen concrete initiatiefnemer bekend zijn. Pas als zich een bouwplan aandient, zal het hele traject van planvorming, bestemmingsplanwijziging en de daarbij behorende belangenafweging zin hebben. Tot die tijd blijft de situatie zoals hij nu is. Er is daarom in het bestemmingsplan voor de conserverende bestemming Agrarisch – Glastuinbouw gekozen. Het is aan reclamant om met een concreet initiatief te komen, dat dan vervolgens door de gemeente kan worden beoordeeld op z’n ruimtelijke en stedenbouwkundige merites / aanvaardbaarheid. Ook dienen de door de gemeente te maken kosten in verband met het planologisch mogelijk maken van een initiatief (door het bestemmingsplan aan te passen en de noodzakelijke onderzoeken uit te voeren) door middel van een anterieure overeenkomst afgedekt te zijn. Omdat op dit moment een concreet initiatief ontbreekt en dus ook alle vervolgstappen zoals hiervoor genoemd nog niet gezet zijn, is gekozen voor de conserverende bestemming Agrarisch – Glastuinbouw. De ontwikkellocaties in het bestemmingsplan waarnaar reclamante verwijst, betreffen alle locaties die op grond van het vorige bestemmingsplan ook reeds ontwikkeld konden worden. Het betreffen dus geen nieuwe ontwikkellocaties. Deze ontwikkellocaties zijn in dit bestemmingsplan opnieuw meegenomen en waar nodig op onderdelen aangescherpt. Deze aanscherpingen zijn mede gedaan op basis van concrete bouwplannen.
belangafweging zin hebben. Op de beantwoording door de gemeente Nijmegen, wil ik het volgende opmerken: de indiener van de overlegreactie is tevens gedeeltelijk eigenaar van de locatie en heeft met betrekking tot de overige benodigde gronden overeenstemming bereikt. De indiener van de inspraakreactie is tevens de initiatiefnemer van de op de locatie beoogde herontwikkeling. Verder is het argument dat het pas zin heeft om na het indienen van een bouwplan het traject van bestemmingsplanwijzigingen en daarbij behorende belangenafweging te maken, niet nader onderbouwd. Daarnaast is dat argument niet valide. Het al dan niet opnemen van bestemmingen in een bestemmingsplan is niet afhankelijk van het al dan niet bestaan van bouwplannen, en met name omdat bouwaanvragen juist aan het bestemmingsplan getoetst moeten worden. Het is verder ook niet gebleken dat voor de plannen waar in het bestemmingsplan wel rekening mee is gehouden houden, reeds bouwplannen zijn ingediend (zoals met de ontwikkeling in het woongebied tussen Acacialaan en Visveldsestraat, de ontwikkeling De Groene Oever, en ontwikkeling van de gronden aan de Lentse Tuinstraat). 2. Uit het bestemmingsplan blijkt niet dat met name ten aanzien van de locatie, in voldoende mate rekening wordt gehouden met de doelstelling van de ruimtelijke verordening van de provincie Gelderland. Ingevolge de ruimtelijke verordening van de provincie Gelderland wordt de glastuinbouw gezien als een sector met een hoge dynamiek en relatief hoge economische betekenis. Concentratie van glastuinbouw blijft gewenst vanwege de grote landschappelijke en ruimtelijke impact van kassen. Geïsoleerd gelegen bedrijven zijn niet gewenst. In een bestemmingsplan wordt nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven slechts toegestaan in concentratiegebieden glastuinbouw. Zolang geen bestemmingsplan is vastgesteld dat in overeenstemming is met de verordening is nieuwvestiging buiten de concentratiegebieden verboden, net als uitbreiding van glastuinbouwbedrijven. Door indiener wordt aangeboden om een bestaand geïsoleerde locatie bestemd voor glastuinbouw weg te bestemmen ten faveure van woningbouw. De locatie biedt vanwege de ligging in woongebied geen enkele mogelijkheid tot uitbreiding en is bedrijfsmatig minder goed bereikbaar. Bedrijfsfuncties midden in een woonwijk is verkeerstechnisch en op grond van hinder ook niet bevorderlijk. Door niet op dat aanbod in te gaan handelt de gemeente weliswaar niet direct in strijd met de verordening, echter aan een mogelijkheid om tegemoet te komen aan doelstellingen van het provinciaal beleid wordt niet tegemoet gekomen.
27
2. Aangezien het hier gaat om een bestaande locatie voor glastuinbouw, is van nieuwvestiging geen sprake. Er is dus geen strijd met de Provinciale Verordening Gelderland.
3. Uit het bestemmingsplan blijkt niet dat ten aanzien van de locatie, in voldoende mate rekening wordt gehouden met de ruimtelijk doelstelling van de gemeente Nijmegen. De Structuurvisie Nijmegen 2010 van 2 juni 2010 schetst de ruimtelijke ambities tot 2030. Het is een toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de inhoudelijke en politieke ambities van de gemeente. In de Structuurvisie staan drie kwaliteitsuitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen centraal: nieuwe ontwikkelingen met respect inpassen, typisch Nijmeegse kenmerken versterken, en huidige woon- en verblijfskwaliteiten ontzien door enerzijds bundeling op locaties waar nu al dynamiek heerst en anderzijds ontwikkeling van extensieve gebieden. Voor wonen betekent dit onder meer: wonen in sterke en ongedeelde wijken; voor Lent specifiek betekent het dat de kern van Lent, waarvan de locatie onderdeel voorbehouden is aan de functie wonen (bestaand en nieuwbouw).
3. Het vastleggen van de thans bestaande situatie levert geen strijd op de gemeentelijke Structuurvisie. Hiervan zou pas sprake kunnen zijn als er voorzien wordt in een nieuwe ontwikkeling die in tegenspraak is met de gemeentelijke Structuurvisie. Verder wordt verwezen naar het gestelde onder 1.
4. Door het bestemmingsplan te karakteriseren als conserverend van aard (zie Collegevoorstel van 26 januari 2012) alsmede de bestemming van de locatie geheel ongemoeid te laten wordt het signaal afgegeven dat woningbouw op de locatie niet is gewenst. Dit in tegenstelling tot een aantal andere initiatieven, zoals reeds eerder beschreven, is dit opmerkelijk. In de eerste plaats stelt dat het tot nu toe gevoerde overleg en het laten opstellen van de nota inzake herontwikkeling op de locatie in een vreemd daglicht. Met welke intentie is dat proces vorm gegeven. Daarnaast geeft het derden het vertrouwen dat ter zake van de locatie alles bij het oude blijft. Uitvoering van het beleid op het gebied van wonen en glastuinbouw zou daarmee onnodig kunnen worden bemoeilijkt. Gelet op het bestemmingsplan staat de conserverende aard ervan niet in de weg rekening te houden met diverse andere ontwikkelingen.
4. Zie de reactie onder 1.
5. Uit het bestemmingsplan blijkt niet dat in voldoende mate rekening wordt gehouden met woningbouw op de locatie. Gelet op de belangenafweging in de plantoelichting, meer in het bijzonder gelet op het hiervoor genoemde, is woningbouw op de locatie een passende ruimtelijke invulling. De beoogde ontwikkeling van de locatie zoals onder meer verwoord in de nota en in ogenschouw nemende de hierboven gegeven reactie op de beantwoording van de overlegreactie, is voldoende concreet om daarmee in het bestemmingsplan rekening te houden. Desnoods zou met de beoogde woningbouw op de locatie rekening kunnen worden gehouden door In het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid op te nemen. Gelet op de bestaande woonomgeving leidt dat niet tot een ingrijpende verandering. Voorts Is de beoogde ontwikkeling voldoende concreet om een wijzigingsbevoegdheid duidelijke en objectieve
5. Zie onder 1. Ook voor het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid geldt, dat het initiatief voldoende concreet moet zijn om duidelijke en objectieve criteria op te kunnen nemen in het bestemmingsplan. Daarvan is thans geen sprake.
28
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
16. Proper-Stok Ontwikkelaars te Rosmalen Samenvatting zienswijze
Reactie
1. Heijmans Vastgoed / Proper-Stok Ontwikkelaars is eigenaar van de grond bij voorzieningenhart De Ster aan de Vrouwe Udasingel. Wij zijn voornemens om op deze locatie op korte termijn een project te ontwikkelen. Zolang wij echter nog geen gegarandeerde afnemer hebben gevonden, en daarmee de definitieve ontwerpeisen hebben kunnen vaststellen, willen wij maximaal gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan Lent Oost 2002 ons biedt. In het huidige bestemmingsplan geldt voor onze grond een bestemming met de functie "Gemengd Wonen -1" (GD-1). In het ontwerpbestemmingsplan is dit voor een strook langs het naastgelegen pad veranderd in de functie "Tuin" (T). Dit is volgens de beschrijving opgenomen om een minimale doorgang tussen bestaande bouw en beoogde nieuwbouw te waarborgen. Om de eerder genoemde reden als ook de toch al lastige vorm en ligging van het perceel is het ons aangelegen de maximale ontwikkelmogelijkheden van deze locatie te behouden. Het spreekt voor zich dat een inperking van de mogelijkheden die het thans vigerende bestemmingsplan biedt, een waardedrukkend effect heeft op de grondpositie die wij in eigendom hebben. Wij achten het dan ook redelijk dat de gehele locatie de bestemming Gemengd Wonen -1 behoudt. Wij zijn evenwel bereid mee te denken in alternatieve mogelijkheden. Daarbij kan worden gedacht aan een wijzigingsbevoegdheid in het nieuwe bestemmingsplan om, zodra blijkt dat deze strook ook daadwerkelijk een belemmering zou worden, een aangepaste invulling mogelijk wordt.
29
1. De gronden grenzend aan en ten zuiden van het voorzieningenhart De Ster zijn nog niet bebouwd. In het bestemmingsplan Lent Oost 2002 hadden deze gronden echter wel een bouwmogelijkheid. Het is daarom van belang dat deze bouwmogelijkheid gereserveerd blijft voor eventuele uitbreiding ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen of woningen in de toekomst. Vooruitlopend op een concreet bouwplan, moet deze locatie daarom in het bestemmingsplan een gedetailleerde bestemming krijgen, die aansluit op de bestaande functies in de omgeving. De functies wonen en maatschappelijke voorzieningen, die door de nieuwe bestemming Gemengd - 1 mogelijk worden gemaakt, passen goed op deze plek omdat daar nu ook al verschillende functies aanwezig zijn, zoals het voorzieningenhart (met daarin onder andere een basisschool, een sporthal, een wijkcentrum, KION en GGD Nijmegen) en woningen. De paden en doorsteken in dit kwadrant van Visveld Noord hebben een belangrijke functie voor voetgangers en fietsers van en naar het voorzieningenhart. De paden en doorsteken moeten een voldoende maat hebben en niet te nauw / smal zijn. De meeste doorgangen hebben een maat van 10 meter van gevel tot gevel. De al gerealiseerde doorsteek ten noorden van dit project heeft een maat van 7 tot 9 meter en vormt een verbinding met de nieuwe doorsteek. Het nieuwe pad moet hierop aansluiten, vandaar dat hier een afstand van 8 meter van het bouwvlak tot de omliggende woningen aan de John Lennonstraat is aangehouden. De gemeente vindt deze afstand nodig voor een goede inpassing van het toekomstige gebouw in de bestaande omgeving (met name
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. 17. Eigenaar/bewoner, John Lennonstraat 40, 6663 GP Lent Samenvatting zienswijze
Reactie
1. Middels deze brief wil ik kenbaar maken dat ik tegen het ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Kern Lent-Visveld ben. Op de grond voor de Ster, waar nu een natuurspeeltuin is gemaakt, is de gemeente voornemens de bestemming wonen toe te voegen aan de eerder vastgestelde bestemming voorzieningen. Als direct aanwonende heb ik daar grote bezwaren tegen. In de verkoopbrochure van mijn woning was daar alleen een bestemming voorzieningen gepland. Als er toentertijd duidelijk zou zijn dat er woningen op zo korte afstand van mijn woning zouden worden gebouwd had ik de woning niet gekocht. In mijn optiek betekent dit een enorme waardedaling van mijn huis. De afstand waarop eventuele woningen zouden komen is zo klein dat dit mijn woongenot enorm zou verminderen. Een bestemming voorzieningen levert voor mij geen bezwaar op, daar was ik van op de hoogte. In de ruimtelijke plannen is een maximale hoogte van 11 meter aangegeven, hetgeen onacceptabel is, gezien de maximale hoogte van de woningen aan de John Lennonstraat van 6 meter. Een strookje Tuin is voorzien zodat de minimale afstand 8 meter is tussen beide bebouwingen. Als antwoord op mijn eerdere bezwaar over derving woongenot wordt het argument gegeven dat dat niet mogelijk is in een woonwijk. Hierbij wil ik nogmaals wijzen op de eerdere plannen aangegeven in de bouwtekeningen waarbij een bestemming voorzieningen was opgenomen en niet is gerept over woningen. Voor mij was dat destijds doorslaggevend. Mocht de bestemming onverhoopt toch voorzieningen en woningen worden, dan zie ik mij genoodzaakt stappen te ondernemen om de derving van woongenot gecompenseerd te zien.
30
1. Het bestemmingsplan Lent-Oost 2002 stond op de nu nog onbebouwde grond bij voorzieningenhart De Ster ook reeds woningen (en maatschappelijke functies) toe. Het nieuwe bestemmingsplan voegt dus geen functie wonen toe op gronden waar die functie eerst niet was toegestaan, zoals reclamant stelt. Wonen en maatschappelijke voorzieningen passen bovendien goed op deze plek, omdat daar nu ook al verschillende functies aanwezig zijn, zoals het voorzieningenhart (met daarin onder andere een basisschool, een sporthal, een wijkcentrum, KION en GGD Nijmegen) en woningen. De afstand van het bouwvlak van de bestemming Gemengd -1 (waarop de nieuwe woningen en de maatschappelijke voorzieningen kunnen komen) tot de woning van reclamant, bedraagt 8 meter. De al gerealiseerde doorsteek ten noorden van dit project heeft een maat van 7 tot 9 meter en vormt een verbinding met de nieuwe doorsteek. Het nieuwe pad moet hierop aansluiten, vandaar dat hier een breedte van 8 meter is aangehouden. De gemeente vindt deze afstand, gelet op de functies die zijn toegelaten op de gronden met de bestemming Gemengd – 1, vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar. Ook stedenbouwkundig is deze maat aanvaardbaar, nu de al gerealiseerde doorsteek ten noorden van dit project een maat heeft van 7 tot 9 meter en andere doorgangen in de wijk soms 4 meter breed zijn. Bovendien stond het bestemmingsplan Lent-Oost 2002 deze bebouwing ook reeds toe, inclusief een maximale bouwhoogte van 11 meter.
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
18. Waterschap Rivierenland, De Blomboogerd 1, 4003 BX Tiel Samenvatting zienswijze
Reactie
1. Hoewel wij dit eerder niet hebben opgemerkt, wijzen wij u erop dat de strook met dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterlopen' ter weerszijden van de bestemming 'Water', op sommige plaatsen maar 2 meter bedraagt. Logischerwijs is deze strook, net als elders overigens, minstens 4 meter breed. Vooral bij het in- en uitlaatwerk (gemaal met uitlaatstuw) aan het Pelseland is dit van belang. Het betreft hier namelijk een strook langs de in- en uitlaatwatergang. Wij verzoeken u om dit aan te passen.
1. De breedte van de het bestemmingsvlak WaterstaatWaterlopen is waar nodig aangepast. Verder is het bouwvlak op de gronden met de bestemming Woongebied 1 in westelijke richting teruggelegd in verband met het uit kunnen voeren van onderhoud aan de oever. Het bouwvlak ligt nu weer op dezelfde plek als in het vorige bestemmingsplan Lent Oost 2002.
2. Wij willen nog opmerken dat wij in het vooroverlegstadium op uw verzoek leggergegevens hebben verstrekt om alle A-watergangen op een juiste manier op de verbeelding te zetten. Nu blijkt dat dit door u nog niet is verwerkt. Zo is de A-watergang langs de Steltsestraat, die weliswaar over grote delen is beduikerd, niet opgenomen op de verbeelding. De watergang buigt in noordelijke richting af naar de Visveldsestraat. Wij zouden deze watergang graag met de bestemming Water op de verbeelding terugzien zoals in het vooroverleg was bedoeld.
2. De open A-watergangen zijn op de verbeelding opgenomen door middel van de bestemming Water. Aan de beduikerde watergang onder de Steltsestraat en van de Steltsestraat naar de Begoniastraat, is nu de dubbelbestemming Waterstaat – Waterlopen gegeven.
Conclusie: Deze zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
19. Bewoner/eigenaar Ganzenheuvel 51, 6511 WD Nijmegen Samenvatting zienswijze
Reactie
1. De zienswijze heeft betrekking op de gronden aan de Griftdijk Zuid 109. Volgens reclamant valt dit perceel onder het convenant dat met de tuinbouw is afgesloten, in het kader van de Waalsprong. Volgens reclamant zou volgens oud-burgemeester d’Hondt de tuinbouw in Lent voor het jaar
31
1. Over de vraag of het perceel van reclamant valt onder het convenant dat met de tuinbouw in Lent is afgesloten in het kader van de Waalsprong,verschilt de gemeente met reclamant van mening. De gemeente heeft haar standpunt
Conclusie: Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
32
reg.nr.: l l .
O O C
;
L
procesverantw.: s O 1 (J Het college van burgemeester en wethouders T.a.v. afdeling stadsontwikkeling (bureau G230) Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
2 9
mm im
classJir.: - k'^ 3 1 2,1 2^
QumHQmiBimnmm VERZOWDCN
afgedaan: Nijmegen, 24 maart 2012
Geachte heer/mevrouw, Naar aanleiding van het voorontwerp bestemmingsplan "Nijmegen Kern Lent-Visveld" hebben we in juni 2011 een aantal bezwaren aan u kenbaar gemaakt. Helaas is de reactie van 16 feb. 2012 hierop afwijzend en komt er geen aanpassing van het bestemmingsplan, Het komt er kort gezegd op neer dat een nieuwe wijk ontsloten zai worden via de Acacialaan en dat we blij mogen zijn dat de huidige groenstrook behouden zai blijven. Bevestiging van de huidige situatie van de groenstrook is natuurlijk positief. Bebouwing in het gebied tussen de Visveldsestraat / Pavialaan en Acacialaan (tot de huidige groenstrook) is iets waar wij in principe niet tegen zijn. De laatste plannen zien er ook aantrekkelijk uit, al is dat iets wat voigens u geen onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan en dus ook elk moment weer kan veranderen. Als argument tegen onze bezwaren wordt aangegeven dat "het nu ook al kan en dus niet meer aan te doen is". Ons inziens is dat wel kort door de bocht. Per slot van rekening wordt er nu toch een nieuw bestemmingsplan opgesteld, hetgeen inhoudt dat er een nieuwe situatie ontstaat. Ontsluiting via de Acacialaan (wat betekent dat alle auto's om de nieuwe wijk heen moeten rijden) vinden we nog steeds onlogisch. Voor de verkeersintensiteit op de Visveldsestraat en/of Pavialaan maakt het niet uit waar precies het verkeer de weg opkomt. Maar hoe dichter de ontsluiting van de nieuwe wijk bij de Laauwlkstraat, hoe minder last voor de bestaande bewoners. In het plan zien we wel mogelijkheden om dit te realiseren: voor wat betreft de Visveldsestraat is er bij elk kavel al een kruising gepland en voor wat betreft de Pavialaan lijkt een inrit in het verlengde van de Goudenregenstraat ookte passen. Voor zover dat binnen de procedure past, zouden we daar graag met u over in gesprek komen. Voor de praktische invulling van de situatie tijdens en na de bouw hebben we nog wat vragen. Wanneer start de bouw daadwerkelijk? Op welke manier en wanneer komt het besiuit van de ligging van de bouwweg tot stand? En in hoeverre zijn er verkeersremmende maatregelen mogelijk?
Vriendelijke groet,
Fam. Boswerger, Acacialaan 9 Fam. Van Laar, Acacialaan 1 Fam. Van Kempen, Acacialaan 5 Fam. Janssen, Acacialaan 15 Fam. Van Gestel, Pavialaan 33
Page 1 of 1 •!DEN Gemaat, Hans SO10 Van:
Michiel & Yvette [
[email protected]]
Verzonden; dinsdag 27 maart 2012 23:47 Aan:
2 8
m 'iM
Gemaat, Hans SOI0
Onderwerp: bezwaar tegen het ontwerpbestemmingsplan Kern Lent
Geachte
reg.nr.: procesverantw.:
Gemeenteraad,
class.nr.: afgedaan:
Hierbij maken wij bezwaar tegen het ontwerpbestemmingsplan Kern Lent. Ten onrechte wordt in de Groenbestemming tegenover onze woningen een hangjongerenplek mogeUjk gemaakt. Wij vrezen hiervan nog meer overlast te ondervinden dan in de huidige situatie. Nu hebben M'ij al de nodige overlast. Wij zijn tegen het verschaffen van een juridische basis aan deze informele hangjongerenplek. Dit is bovendien in strijd met jurisprudentie (uitspraak Raad van State, Lindenholt). Ik verzoek u ons een termijn te stellen voor verdere onderbouwing van onze zienswijze. Hoogachtend, namens Bewonersvereniging
Beatlesstraat
Lent
M.S. van der Zee Voorzitter «
WERKEXEMPLAAR
»
Indien dit een formeel e-mailbericht is, dan dient het voor registratie doorgestum'd te worden naar de postbus RenA-berichtenregistratie.
Geen virus gevonden in dit bericht. Gecontroleerd door A V G - www.avg.com Versie: 10.0.1424 / Virusdatabase: 2113/4898 - datum van uitgifte: 03/27/12
28-3-2012
Aan de raad van de gemeente Nijmegen tav afdeling stadsontwiklceling (SO 10) Postbus 9105 6500 H G Nijmegen
18 m
m
Betreft: zienswijze ontwerpbestemmingsplan kern Lent-Visveld
Lent, 25 maart 2012 Geachte raadsleden,
Op 16 februari heeft het college van Burgemeester en Wethouders het ontwerpbestenmiingsplan kern Lent-Visveld ter inzage gelegd. Ondergetekenden maken van de gelegenheid gebruik om een zienswijze bij u in te dienen. De zienswijze heeft betrekking op de bestemming 'tuin' aan de Tureimesingel ter hoogte van het sportcomplex. Het ontwerpbestemmingsplan bepaalt dat ter plaatse van deze bestemming een uitbouw mogelijk is met een maximale diept van 1,5 meter over een lengte van max 60% van de gevel. Ons bezwaar is gericht tegen de mogelijkheid van bebouwing van de voortuinen in deze vorm of wat voor vorm dan ook. De bedoelde woningen (ook wel residenties genoemd) bestaan uit 5 bouwblokken van elk 4 woningen en vormen tezamen een architectonisch geheel, destijds ontworpen door architectbureau Bedeaux. Het geheel geeft een hoogwaardige beeldkwaliteit. De uitbouw van een of meerdere voorgevels zou een te grote afbreuk betekenen van die beeldkwaliteit. Wij voelen ons hierin ondersteund door het advies van de commissie beeldkwaliteit van 5 juli 2011 die negatief heeft geadviseerd over de veiplaatsing van een raamkozijn in de voorgevel. Zij vond het een te grote impact hebben op de beeldkwaliteit van de individuele woning en van het totale beeld. De woningen vormen een architectonisch samenhangend geheel. In het thans vigerend bestemmingsplan heeft de gemeente met het oog op de bedoelde beeldkwaliteit bewust gekozen voor uitsluiting van een bebouwingsmogelijkheid van de voortuinen. In dit bestemmingsplan lag op de voortuinen de bestemming verkeersdoeleinden. Ons is onvoldoende helder waarom in het nu voorliggende ontwerpbestemmingsplan hiervan wordt afgeweken. Wij wijzen u erop dat in het hetzelfde ontwerpbestemmingsplan met de bestemming 'tuin-l' de bouw van aan- en uitbouwen wel wordt uitgesloten. Voigens de Uitwerkingsnota beeldkwaliteit is er in dit gebied sprake van een bijzonder beeldkwaliteit en geldt voor welstand het bijzondere toetsingsniveau. Het college geeft o.i.
zich onvoldoende rekenschap van die kwaliteit door ter piekke een bebouwingsmogelijkheid van aan- en uitbouwen te creeren. Wij zouden graag zien dat ook in het toekomstig planologisch regime een bebouwingsmogelijkheid van voortuinen wordt uitgesloten en verzoeken u de regels met betrekking tot de bestemming 'tuin' voor bedoelde woningen aan de Turennesingel zodanig aan te passen dat aan- en uitbouwen van de voorgevel onmogelijk is.
Met vriendelijke groet, Gonnie van deijT^ungen' Turermesingel 38'^''
Ton van der Heijden Turennesingel
Frank Jansen Turennesingel
Liesbeth Diemel Turermesingel 32
2
2 c
mm
o Gemeenteraad gemeente Nijmegen T.a.v. afdeling stadsontwikkeling (Bureau SOlO) Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
2012
1
5i
.-Z-t
Onderwerp: Zienswijze op ontwerp-bestemmingsplan Kem Lent - Visveld Lent, 19 maart 2012
Geachte gemeenteraad, Hierbij geven wij, Rob Stoof (eigenaar/bewoner Vrouwe Udasingel 244) en Yolande Kessener (eigenaar^ewoner Vrouwe Udasingel 242) de volgende zienswijze op het ontwerp-bestemmingsplan Kem Lent - Visveld. Bij de inspraakronde over het voorontwerp-bestemmingsplan Kem Lent - Visveld hebben wij reeds een reactie gegeven met betrekking tot de verkeerssituatie in onze wijk. hi de inspraaknota van febmari 2012 heeft de afdeling stadsontwikkeling hierop gereageerd, maar uiteindelijke geconcludeerd dat onze reactie niet zal leiden tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Hierbij onze mening over uw antwoorden in de inspraaknota: • Wat betreft onze vrees over de toekomstige verkeerssituatie zijn wij blij met uw formele toezegging dat er vanaf 2016 geen regionaal (doorgaand) verkeer meer zal rijden door Lent, dus ook niet via de Vrouwe Udasingel. • Wij zijn ook tevreden met uw toezegging dat de aansluiting van de Parmasuigel, de aanleg van de Dorpensingel-Oost en de knip in de Vossenpelssestraat onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Het is trouwens zeer de vraag of deze toezegging ook werkelijkheid wordt, gezien de moeizame onderhandelingen met Lingewaard. • U zegt dat er geen sluipverkeer te verwachten is op de route Vrouwe Udasingel / Turennesingel / Parmasingel, maar onze vrees is daarmee niet weggenomen. Misschien gaat uw bewering op in normale situaties, maar bij het minste probleem bij de knoop Lent, is extra verkeer in onze straat niet te veiTnijden.
•
Wij zijn het helaas niet eens met uw opmerkingen over verkeersmaatregelen in de Vrouwe Udasingel. U zegt dat eventuele verkeersknelpunten niet ter discussie staan in het kader van het bestenmiingsplan, maar wij hebben toch gemeend een zienswijze met betrekking tot dit punt te moeten formuleren.
Wat is de situatie: • De huidige hoofdrijbanen van de Vrouwe Udasingel en de breedte van de rotonde Vrouwe Udasingel / Turennesingel nodigen uit tot hard rijden. Als er niets wordt aangepast, wordt deze situatie in het nieuwe bestemmingsplan helaas vastgelegd.
•
•
Met de huidige verkeersdruk leidt dit nu al tot gevaarlijke situaties bij de rotonde (met name voor fietsers) en bij de oversteek bij de Ster (schoolgaande jeugd). De verkeersdruk zal in de toekomst alleen maar toenemen, met alle gevolgen van dien, de kans is zeer groot dat er ongelukken gaan gebeuren. Er zijn in de tussentijd drempels geplaatst bij de oversteek bij de Ster, maar gezien de geringe hoogte en breedte hiervan heeft dat ruet veel effect op de snelheid van het autoverkeer. Voor de aanzienlijke hoeveelheid bussen en vrachtverkeer, die ook met grote snelheid door onze straat razen, hebben deze drempels zelfs geen enkel effect.
Verkeersknelpunten staan als zodanig misschien niet ter discussie in het bestemmingsplan, maar dit geldt niet voor de aanwijzing van de Vrouwe Udasingel als 50 km weg. Ondanks het feit dat het een gebiedsontsluitende weg is, lijkt het ons mogelijk en noodzakelijk om in dit bestemmingsplan te kiezen voor het verkeersluw maken van het gehele gebied rond de drukbezochte school en het voorzieningenhart de Ster. Het feit dat m de toekomst sluipverkeer niet geheel valt uit te sluiten, maakt deze noodzaak nog duidelijker. Vandaar de formulering van onze zienswijze: Wij vragen de raad om in het kader van de veiligheid voor schoolgaande jeugd, bezoekers van de Ster en bewoners, in het bestemmingsplan Kern Lent - Visveld de geheleVrouwe Udasingel aan te wijzen als 30 km zone.
Met vriendelijke groeten,
Aan: College van burgemeester en wethouders, t.a.v. de afdeling Stadsontwikkeling (bureau SOlO), Postbus 9105, 6500 HG Nijmegen
Datum; 26-03-2012
Onderwerp: bezwaar tegen Voorontwerpbestemmingsplan Nijmegen Kern L e n t - V i s v e l d Geacht college, Middels deze brief wil il< kenbaar mal<en dat ik tegen het voorontwerp bestemmingsplan Nijmegen Kern Lent-Visveld ben. Op de grond voor de Ster, waar nu een natuurspeeltuin is gemaakt, zijn jullie voornemens de bestemming wonen toe te voegen aan de eerder vastgestelde bestemming voorzieningen. Als direct aanwonende heb ik daar grote bezwaren tegen. In de verl
,
EGGINGEIM
BEHEER
BEDRIJFSfVlANAGEMEIMT
Gemeenteraad Nijmegen t.a.v SO10 Postbus 9105 6500 H G Nijmegen
M o b ; 0 6 - SB 87 10 55 E-mail: g a r d e n s t r e e t @ p l a n e t . n l H a n d e l s r e g i s t e r nr: 0 9 0 9 4 0 6 5 B.T.W. n r : ' N L 8121.31.344.B01 R A B O B A N K nr: 12.79.04.492
sg.nr.:
procorarant^w.:
^010
I.
- 2
Lent, 27 februari 2012
um
2012
Betreft:Ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Kern Lent aja J-^^e'^'lON
Geaciite iieer, mevrouw
'-•-:s'nGiNG
I
IViomenteel ligt iiet ontwerpbestemmingsplan betreffende bovenvermeld gebied ter inzage tot 28 maart 2012. Wij zijn mede-eigenaar van Iiet pand Griftdijk Zuid 131-133, wat momenteel verliuurd wordt als winkel. Wij hebben bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de bestemming en hebben antwoord van U ontvangen dat onze reacties verwerkt zijn in het ontwerpbestemmingsplan. Dit is echter niet juist. In het oude bestemmingsplan was ook de bestemming horeca toegestaan die in het nieuwe ontwerpbestemmingsplan niet meer van toepassing is. Het is voor ons van groot beiang dat er een ruimere bestemming op deze locatie ligt om met een ruimere bestemming mogelijkheden te hebben invulling aan de verhuur verkoop van deze locatie te geven. Daarom maken wij bezwaar tegen dit ontwerpbestemmingsplan en zouden graag een aanpassing van de bestemming voor Griftdijk Zuid 131-133 verwezenlijkt zien. Met vriendeiijke gji B.J.M. Evers G a r d e n s t r e e f b ^ & EIroto jr. b.v.
Grondexploitatiemaatschappij Postbus 1179 6501 BD Nijmegen Oranjesingel 72 6511 NZ Nijmegen T024 329 87 00 F 024 329 69 93 KvK 10044981
Gemeente Nijmegen T.a.v. de afdeling stadsontwll
Geaclite iieer, mevrouw,
Datum Nijmegen, 26 maart 2012
Via deze brief dien ik een zienswijze in op het ontwerpbestemmingsplan Kern LentVisveld. Het betreft twee kavels aan de Lentse Tuinstraat, zoals weergegeven op de bijlage. Dit betereft twee kavels die eigendom zijn van GEIVl Waalsprong en als ontwikkellocatie gezien kunnen worden.
Kenmerk 12.023/AP/CB
„
,
Onderwerp ontwerpbestemm^
K e m Lent-
Visveld Doorkiesnummer 024 329 8723 E-mailadres a.pennings@gemwaaisprong,ni
De plangrens klopt niet met de grens van de percelen. Op dit moment zouden de twee percelen een deel van hun perceel niet kunnen inzetten als tuin. Graag zouden wij deze plangrens aangepast zien (zie bijlage). Tevens hebben wij een opmerking over de bouwhoogte van de woningen die op deze percelen mogen worden gerealiseerd. De goothoogte is nu 5 meter, de nokhoogte is 9 meter. Gezien'de huidige bouwhoogtes, komt dit ons erg laag en beperkt over. Ook gezien de mogelijkheden van woningen in de nabije omgeving, krijgen deze percelen ten opzichte van de omgeving een beperktere bouwmogelijkheid. Wij vragen u daarom de goot- en nokhoogte aan te passen naar 10 meter. Hierdoor is de ont^k^lmogelijkheid van deze kavels ruim genoeg. IVIet vriendelijke groet,
/
Grondexploitatiemaatschappij Waal^ffrong C V
voor deze,
C JJPA^iA/ild^>' " D i r e c t ^ f G E M \ ^ l s p r o n g Beheer B V
CZ
Ijmegen
Henk van den Bosch Datum
Wijziging tel<enlng
Datum
Accoord
Directie Stadsbedrijven Afdeling
Informatiebeheer
Postbus 9105, 6500 HG, Nijmegen
Tulnstraat
Lent
Stadium Concept
situatie uitte geven kavels Scliaal:
Projectnummer:
Formaat:
: 500
A4
Bestek:
Aantal bladen:
Tokening Nummer:
283241
Bestandsnaam:
283241 .dgn
Versie
3
:
Gemeente Nijmegen Gemeente Raad T.a.v. de afdeling Stadsontwikkeling Bureau SOlO Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
- 2 class.nr,: afgedaan:
mm -
2012 / . ^ 3 i . 2 l "X-
Lent. 1 maart 2012
Betreft: Zienswijze ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Kern Lent-Visveld
Geachte heer/mevrouw, Naar aanleiding van uw ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Kern-Visveld, met betrekking op de kern Lent en de nieuwbouwwijk Visveld dienen wij hierbij onze zienswijze in. Uw ontwerpbestemmingsplan wijkt af van het bestaande bestemmingsplan ten aanzien van onze panden Grijftfdaijk Zuid 133 en Griftdijk Zuid 137. Na overleg met de heer Jan van der Beek van de Kamer vanKoophandel en de heer Hans Gernaat van uw Gemeente tekenen wij bezwaar aan tegen deze wijzigingen. Wij wensen dat de bestaande bestemmingen op de panden gehandhaafd blijven inclusief de horeca bestemming. Juist in deze tijd van economische recessie is het belangrijk dat ondernemers die ruimte behouden om de panden te kunnen exploiteren!
Oosterhoutsedfijk 38 6663 KT Lent
ARRY OUTERMAN
Installatiebedrijf
G A S - WATER - SANITAIR - D A K B E D E K K I N G - LOOD + ZINK - C V - SERVICE - O N D E R H O U D steltsestraat 71, 6663 BP Lent Telefoon 024 - 360 31. 37 Fax 024 - 750 44 46 Postbanknr. 3985056 A B N - A M R O rek.nr 62.25.36.060 Handelsreg. Arnhem 09069699 B T W n r NL801278090B01
College van B.&W. t.a.v. afd. Stadsontw. Buro SO10 Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Betreft ontwerp best.plan Nijmegen-Kern Lent Visveld
27-03-12
Datum
O M T V A N G S T B - E V E SSTIGING Ti
Mijne Heren,
• I ' -1 - i
-i
Bij deze wil ik u laten vernemen dat ik kennis heb genomen van het ontwerpbestemmingsplan "Nijmegen Kern Lent-Visveld". Mijn zienswijze hierop is; dat ik u bij deze wil verzoeken, mij schriftelijk te bevestigen dat dit ontwerpbestemmingsplan, onze bedrijfsactiviteiten op bovengenoemd adres, niet mogen veranderen Volgens de huidige aanwezige geldige vergunning.
procesverantw.:
.r\.
OD
In afwachting van uw antwoord, verblijf ik u
INGEKOMEN
Met vriendelijke groet, Harry Houterman
2 8 HAARI 2012 C R / I E E N T E NIJMEGEN ;ja;.,s.n;.:
Van toepassing zijn de algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden
vnnr HO
inr.t.,ii.
T.G.A.J. Hendriks L e n t s e Tuinstraat 5B 6663BG LENT
reo,"r,; ONTVANGSTBCVES'nGlNGi
15
mm
2012
GemeenteNijmegen t.a.v. B u r g e m e e s t e r e n W e t h o u d e r s
.^j-?,;;.r pr,* , LJ:-:-'^'^——.
Postbus9108
Ci---^---
eSOOHGNijmegen
afis^ciaan:
-G? ^ I
, ""^
B e t r e f t : V o o r o n t w e r p b e s t e m m i n g s p l a n N i j m e g e n k e r n lent - v i s v e l d Uw kenmerk: NL.1MRO.0268.BP19000-ON01 Lent, 13 m a a r t 2012
Geachte Burgemeester en Wethouders, N a a r a a n l e i d i n g v a n d e t e r i n z a g e l e g g i n g v a n het o n t w e r p b e s t e m m i n g s p l a n : " K e r n L e n t - V i s v e l d " , w i l i k b e z w a a r m a k e n t e g e n d e n i e u w e b e s t e m m i n g d i e g e v o n d e n is v o o r het k a v e l g e l e g e n t u s s e n L e n t s e T u i n s t r a a t 5 a e n L e n t s e Tuinstraat 5 B . D i t k a v e l m a a k t o n d e r d e e l uit v a n het k a d a s t r a l e p e r c e e l G e m e e n t e L e n t , s e c t i e B , n u m m e r 1615. M o m e n t e e l i s het k a v e l b e s t e m d a l s t u i n d e r i j g e b i e d . In het n i e u w e b e s t e m m i n g s p l a n w i l d e G e m e e n t e dit b e s t e m m e n als: l a n g z a a m v e r k e e r . D e m o t i v a t i e v o o r m i j b e z w a a r is a l s v o l g t : 1. M o c h t e r i n d e t o e k o m s t e e n o n t s l u i t i n g k o m e n n a a r d e L e n t s e T u i n s t r a a t d a n v e r s t o o r t het v e r k e e r d e rust e n het w o o n g e n o t . M e t n a m e o m d a t w i j a a n d i e z i j d e v a n d e w o n i n g het t e r r a s h e b b e n g e s i t u e e r d . D i t r e s u l t e e r t i n e e n w a a r d e v e r m i n d e r i n g v a n m i j n w o n i n g e n e e n p l a n s c h a d e traject v o o r d e G e m e e n t e . 2. E r is n o g g e e n d e f i n i t i e v e b e s t e m m i n g c . q . f u n c t i e g e v o n d e n v o o r het a c h t e r l i g g e n d e g e b i e d , d e Stelt, d u s e e n w i j z i g i n g v a n het g e l d e n d e b e s t e m m i n g s p l a n is n u n o g n i e t n o d i g . E n i n d e t o e k o m s t w e l l i c h t h e l e m a a l niet. 3. H e t c o n c e p t p l a n dat g e p r e s e n t e e r d is v o o r d e i n v u l l i n g v a n D e Stelt v o o r z i e t i n a n d e r e o n t s l u i t i n g s w e g e n . D u s e e n b e s t e m m i n g s w i j z i g i n g heeft i n dit k a d e r g e e n e n k e l e t o e g e v o e g d e waarde. Het resulteert e n k e l i n e e n w a a r d e v e r m i n d e r i n g van mijn woning. 4.
H e t k a v e l i s te s m a l o m d a a r e e n f i e t s - of w a n d e l p a d te m a k e n . H e t k a v e l h e e f t a a n d e L e n t s e T u i n s t r a a t e e n b r e e d t e v a n 2,700 m e t e r e n v e r l o o p t n a a r a c h t e r e n n a a r e e n b r e e d t e v a n 1.800 c e n t i m e t e r . D a t is niet v o l d o e n d e v o o r e e n g o e d e o n t s l u i t i n g n a a r d e o p e n b a r e w e g . In het a n t w o o r d o p het v o o r o v e r l e g w o r d t a a n g e g e v e n dat d e r u i m t e 3,000 m e t e r is, v o l g e n s d e G e m e e n t e . V o l g e n s d e b i j g e v o e g d e k a d a s t r a l e k a a r t is dat niet z o . E n d e w e r k e l i j k h e i d w i j k t a l h e l e m a a l af v a n d e k a d a s t r a l e t e k e n i n g e n . M o c h t het z o z i j n dat d e G e m e e n t e het te w i j z i n g e n b e s t e m m i n g s v l a k o v e r m i j n k a v e l g e t e k e n d h e e f t d a n l i j k t m i j dat a l h e l e m a a l uit d e n b o z e .
In a f w a c h t i n g v a n u w r e a c t i e e n b e r e i d tot n a d e r e t o e l i c h t i n g . Met vriendelijke gr^ Tjeerd Hendrika B i j l a g e : Ka2aifcalpjtStt§){iri^^3:^(2x) e n foto's v a n d e l o c a t i e .
1 G'H^tS-
Uitlreksel Kadaslrale Kaarl
1521
1615 1522 1532
1613^
1617 1614
1533
1383 1552
1504 1553
1554
1555 1556
1647
1219
\1508 1501 1557
12345
Deze kaarl is noordgerichl Perceelnummer Huisnummer Kadaslrale grens Bebouwing Overige topografie
Voor een eensluidend uittreksel, A R N H E M , 21 September 20O5 De bewjiarder van hel kadaslei on de openbare registers
Kadastrale gemeenle Sectie Perceel
LENT B 1617
A
A a n dil uiltteksel kunnen geen belrouwbare maten worden onlieeiid. De Dienst voor hel kadasfer en de openbare registers behoudt zich de inlellecUiele eigendomsrechten voor. waaronder net auleursrecht en het databankenrecht.
Canisiushof St, Canisiussingel 19f 6511 T E N i j m e g e n
P o s t b u s 1126 6501 B C N i j m e g e n
T +31 (0)24 381 08 10 F +31 (0)24 381 08 20 www.poelmannvandenbroek.ni
SOso
AANGETEKEND (149) Burgemeester en Wethouders van Nijmegen Postbus 9105 6500 HG NUMEGEN
datum; onze referentie: documentnummer:
23 maart 2012 64078_Linders Beleggingen B.V./Nijmegen (bestemmingsplan Kern Lent) 20084384
uw referentie; behandeid door: T rechtstreeks; F rechtstreeks: e-maii:
mr. A,P. Loo, advocaat +31 (0) 24 381 14 41 +31 (0) 24 381 14 42
[email protected]
Geacht college, Namens mijn cliente, Linders Beleggingen B.V. (verder: cliente), maak Ik gebruik van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen tegen het ontwerpbestemmingsplan "Nijmegen Kern Lent-Vlsveld". Met Ingang van 16 februari 2012 Is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd bij de informatiebalie in de Stadswinkel aan de Marienburg 75, gedurende welke termijn een zienswijze kan worden Ingediend. Deze zienswijze is derhalve tijdig Ingediend. Cliente is eigenaar van het perceel aan de Laauwikstraat 2 te Lent, waarin het aan haar gelieerde Jan Linders B.V. thans een supermarkt explolteert. Een kadastraal uittreksel heb ik uw college reeds als bijlage 1 bij de door cliente ingediende inspraakreactie gezonden. Het ontwerpbestemmingsplan voorziet in een actuele planologische regeling voor de kern van Lent en de nieuwbouwwijk Visveld. In het plan zljn de bestaande functies vastgelegd. Op sommige plaatsen, waaronder de buurtstrip aan de Laauwikstraat, wordt functleverandering van bestaande panden mogelijk gemaakt. Clients kan zich niet verenigen met de toegekende bestemming aan het perceel aan de Laauwikstraat 2. Ik zal dat hieronder toelichten. Voorgeschiedenis Zoals uw college bekend is vindt de uitgifte van de grond in Lent plaats door GEM Waalsprong (verder: GEM). De GEM heeft de grond voor het toekomstige project aan de Vrouw Udasingel (supermarkt met bovenwonlngen) verkocht aan Portaal. Na realisering van de bouw door Portaal Is het de bedoeling dat Jan Linders eigenaar / gebruiker wordt van de supermarkt. Ten tijde van het indienen van de inspraakreactie was de verwachting dat Inmlddels definitieve overeenstemming was bereikt over de grondverwerving. Dit Is echter niet het geval. Cliente heeft nog steeds geen overeenstemming bereikt over de exploitatie van een supermarkt aan de Vrouw Udasingel, waardoor aannemelijk is dat cliente het gebruik van haar perceel aan de Laauwikstraat 2 ten behoeve van een supermarkt zal voortzetten. Cliente benadrukt dan ook dat, gelet op het felt dat deze onderhandelingen nog niet tot overeenstemming hebben geleid en dat cliente het perceel aan de Laauwikstraat 2 thans volledig legaal explolteert als supermarkt, zlj In lijn met de door haar ingediende inspraakreactie meent dat uw gemeente de bestaande situatie aan de Laauwikstraat in het voorliggende plan onverkort positief dient te bestemmen. Dit is ook In lijn met de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin Is bepaald dat bestaand legaal gebruik In beginsel positief dient te worden bestemd. Poelmann van den Broek N.V. Is een naamloze vennootschap naar Nederlands reciil, statutair gevestigd in Nijmegen en ingeschreven In het handelsregister onder nummer 09166894. Op alle diensten en/of (andere) werkzaamheden zijn toepassd jk de algemene voorwaarden van Poelmann van den Broek N.V., waarin een bepeiMng van aansprakel|
Plankaart Cliente wijst - In lijn met de eerder Ingediende Inspraakreactie - dat op de bij het bestemmingsplan behorende plankaart geen rekening wordt gehouden met de thans legaal aanwezige bebouwing, nu het huidige magazijn van de supermarkt buiten het bouwvlak valt. Uw college stelt In de inspraaknota dat het magazijn van cliente is opgenomen in het bouwvlak op de verbeelding. Cliente bestrijdt dit. U treft als bijlage 1 een viertal uitdraaien aan van (onderdelen van) de plankaart, waaruit evident volgt dat dit gedeelte van het perceel van cliente niet valt onder het toegekende bouwvlak. Cliente heeft de verleende bouwvergunning voor dit magazijn reeds bij de inspraakreactie bijgevoegd (bijlage 3 bij de inspraakreactie). Ik verzoek u nogmaals de plankaart conform de bouwmogelijkheden op grond van de bouwvergunning aan te passen. Volledigheidshalve is daartoe op de als bijlage 1 gevoegde plankaart gearceerd welk gedeelte bij het bouwvlak moet worden getrokken. Planregels ad 1:
Bestemming
'Gemengd II': bestaande situatie positief
bestemmen
In het ontwerpbestemmingsplan komt op het perceel van cliente de bestemming 'Gemengd I l ' t e rusten. In artikel 9.1 van de planregels wordt bepaald dat deze bestemming is bedoeld voor wonen, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel (met uitzondering van een supermarkt"), met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluldhinder, Met artikel 9.1 van de bestemmingsplanvoorschriften wordt het bestaande gebruik (de volstrekt legale supermarkt die cliente thans op het perceel explolteert) daarmee volledig wegbestemd. In plaats daarvan bledt het ontwerpplan - naar cliente vernomen heeft op aandringen van buurtbewoners - de mogelijkheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel 1' een mandjeswinkel tot een maximum verkoopvloeroppervlak van 400 m te exploiteren. Dit is voor cliente niet aanvaardbaar. Cliente merkt op dat uw gemeente gehouden een bestaande situatie in beginsel positief te bestemmen, tenzij het voldoende aannemelijk is dat deze bestaande situatie binnen de planperiode zal worden beeindigd (zie bijvoorbeeld ABRvS 17 jull 1997, BR 1998, p, 206). Nu vooralsnog geen overeenstemming bereikt is over de exploitatie van een supermarkt aan de Vrouw Udasingel benadrukt cliente nogmaals dat niet aannemelijk is dat het bestaande gebruik van de supermarkt aan de Laauwikstraat 2 binnen de planperiode zal worden beeindigd. Cliente zal het gebruik ten behoeve van een supermarkt op haar perceel aan de Laauwikstraat 2 dan ook voortzetten. Uw gemeente is daarmee gehouden om het bestaande gebruik (de supermarkt) in het bestemmingsplan bij recht toe te staan, Het is niet acceptabel om het (legale) bestaande gebruik van het perceel aan de Laauwikstraat 2 onder het overgangsrecht te brengen, Dit is geen goede ruimtelijke ordening en daarmee strijdig met artikel 3.1 Wro. Overigens merkt cliente op dat in principe met GEM is afgesproken dat GEM voor de vestiging van de nieuwe vestiging van Jan Linders aan de Vrouw Udasingel alleen eist dat de supermarktbestemmlng op het perceel aan de Laauwikstraat 2 wordt weggehaald en niet de detailhandelsfunctle, De exploitatie van een nieuwe supermarkt op het perceel aan de Laauwikstraat zal worden uitgesloten door het (vrijwillig) vestigen van een kettingbeding of kwalitatieve verplichting op het pand Indien overeenstemming wordt bereikt over de exploitatie van een supermarkt aan de Vrouw Udasingel, Zolang hier echter geen overeenstemming is bereikt dient uw gemeente bestaande rechten te respecteren en als zodanig in de planregels te verwerken. De detallhandelsbestemming op het bestaande pand dient dan ook te worden gehandhaafd.
20084384
2 van 4
ad 2:
Doorslaggevende
betekenis distributie
planologisch
onderzoek
(dpo)
Daarnaast heeft cliente met verbazing kennis genomen van de toelichting op de nieuwe bestemming die aan het perceel Laauwikstraat 2 wordt gegeven, waarbij de supermarkt wordt wegbestemd. In de toelichting op het bestemmingsplan wordt geschreven (paragraaf 4.5): "In het bestemmingsplan Is er daarom voor gekozen om In delen van de Laauwikstraat, de Lentse Schoolstraat en de Griftdijk Zuid, vanuit leefbaarheldsoptiek en om de sociale cohesie In Lent te waarborgen, detailhandel toe te blijven staan. De handhaving en ontwikkeling van de Laauwikstraat en directe omgeving tot compacte buurtstrip, waar ondernemers met name voor Lentenaren een pakket dagelijkse goederen aanbieden, Is In het plan mogelijk gemaakt De vestiging van een supermarkt op deze gronden Is In het plan, gelet op de uitkomsten van het distrlbutle-planologlsch onderzoek, uitgesloten. Alleen op het perceel aan de Laauwikstraat 2, waar thans (begin 2012) nog de supermarkt Jan Linders is gevestigd, is de mogelijkheid geboden een kruidenierszaak/mandjeswinkel met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 400 m^ te exploiteren, Een supermarkt Is ook daar niet toegestaan" Cliente wijst op de inmiddels vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 10-06-2009, zaak nr. 200808122/1/R3, ABRvS 2 december 2009, nr. 200901438/1/R3 en recent ABRvS 22 februari 2012, nr 201107090/1/R2) waaruit volgt dat aan een dpo geen doorslaggevende betekenis mag worden toegekend bij de vraag of een voorziening al dan niet wenselijk is, hetgeen bij dit bestemmingsplan evident van doorslaggevende betekenis is geweest. De Afdeling overweegt in de uitspraak van 22 februari jongstieden: (...) Evenmin kan doorslaggevend zijn of voor de voorziene detallhandelsvestiging marktruimte bestaat en of die tot overaanbod In het verzorglngsgebled en mogelijke sluidng van detailhandelsvestlglngen zal leiden. Zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen, onder meer In haar uitspraken van 10 juni 2009 in zaak nr. 200808122/1/R3 en van 2 december 2009 In zaak nr. 200901438/1/R3 (www.raadvanstate.nl). Is In dit verband het doorslaggevend criterium of voor de inwoners van een bepaald gebied een voldoende voorzienlngennlveau behouden blijft In die zin dat zij op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun geregelde inkopen kunnen blijven doen. (...) Het is daarmee volstrekt helder dat uw gemeente de supermarkt van cliente niet weg kan bestemmen door doorslaggevende betekenis toe te kennen aan een verricht dpo. Overigens is dit dpo bij cliente ook niet bekend. Ad 3:
Detailhandel
op verdiepingen:
bestaande situatie positief
bestemmen
Door cliente worden de verdiepingen op het perceel (legaal) ten behoeve van detailhandel gebruikt. In de inspraakreactie heeft cliente dan ook verzocht om het expliciet positief bestemmen van detailhandel op verdiepingen en niet enkel het bestaande gebruik op verdiepingen bij recht toe te staan. In de inspraaknota van uw college wordt aangegeven dat het voor cliente niet van belang is om het gebruik van detailhandel op verdiepingen aan de orde te stellen, nu door het toestaan van bestaand gebruik van detailhandel op verdiepingen bij recht is toegestaan dat cliente haar gebruik voortzet. Ook op dit punt wordt wederom in strijd met artikel 3.1 Wro en de terzake gewezen jurisprudentie het uitgangspunt miskent dat een bestaande situatie in beginsel positief dient te worden bestemd, tenzij het voldoende aannemelijk is dat deze bestaande situatie binnen de planperiode zal worden beeindigd. Niet aannemelijk is dat het bestaande gebruik binnen de planperiode zal worden beeindigd. Cliente verzoekt u om de planregels zodanig aan te passen dat detailhandel op de begane grond en op verdiepingen is toegestaan en niet beperkt wordt tot enkel het bestaande gebruik, Conclusie Ik verzoek u het bestemmingsplan overeenkomstig de opmerkingen van cliente aan te passen, alvorens het bestemmingsplan verder in procedure te brengen.
20084384
3 van 4
20084384
4 van 4
Zienswijze Kopersvereniging IVIacon Ontwerp b e s t e m m i n g s p l a n Nijmegen Kern Lent - Visveld Datum: 27-03-2012
1
Auteur: Roger Knoben, voorzitter Kopersvereniging Macon
Wijziging situatie invulling bouwbestemming Dansende Villa's Groene Oever
De feitelijke plansituatie is gedurende de inspraakperiode m.b.t. conceptbestemmingsplan drastisch veranderd: van 'Dansende Villa's naar Groene Oever'. Tijdens een informatie-bijeenkomst over het bestemmingsplan m.b.t. de Landschapszone (medio 2011) gaf gemeente echter aan dat er op dat moment nog geen concrete bouwplannen waren m.b.t. het ongebouwde stuk grond aan de GB-straat en zuideiijk oever van de Lentse plas in ontwikkeling. Tijdens een informatleavond d.d. 14 September 2011 georganiseerd door projectontwikkelaar Heijmans van het plan 'De Groene Oever' werd echter duidelijk dat al dezelfde periode (medio 2011) Heijmans reeds het conceptstedebouwkundig plan m.b.t. 'De Groene Oever" ter beoordeling bij de gemeentelijk stedebouwkundige(n) heeft voorgelegd. Bij het opstellen van de inspraakreacties m.b.t. het concept-bestemmingsplan ging de Kopersvereniging echter nog uit van de oorspronkelijk situatie m.b.t. 'De Dansende Villa's' en vindt de handelswijze van de gemeente Nijmegen daarmee getuige van onbehoorlijk c.q. onbetrouwbaar bestuur.
2
Aanbiedingsbrief,
onderdeel 4 'Argumenten'
In de aanbiedingsbrief horende bij het ontwerp bestemmingsplan wordt ad. 4 'argumenten' 'Groene Oever ten noorden van de Groot-Brittanniestraat' gesproken over: ' . . . voorts zijn enkele ondergeschikte onderdelen van de planregels uit het oude bestemmingsplan aangepast, zodat de thans beoogde planontwikkeling kan worden gerealiseerd.' Graag vernemen wij van de 1
gemeente om welke onderdelen het gaat. 3
Straatprofiel Groot-Brittanniestraat
Graag vernemen wij of en hoe rekening is/wordt gehouden met het huidige straatprofiel van de Groot-Brittanniestraat in relatie tot de gevelafstand van de nieuwbouw in het plan 'De Groene Oever'. Is er bijv. sprake van een minimale afstand tussen de gevellijn van de huidige bebouwing en nieuwe bebouwing grenzend aan de Groot-Brittanniestraat. Hoe is dit bepaald in het beeldkwaliteitsplan?
4
Art. 24.2.2 iid R. specifiel<e bouwregels grondgebonden woningen
In dit nieuwe artikel wordt gesproken over: '...voor zover aanwezig, dient voor de aan- en uitbouw een opstelplaats van minimaal 5,5 meter diep en minimaal 3,5 meter breed voor minimaal een auto te worden gerealiseerd'. Drietal vragen/opmerkingen:
1. Impliceert deze bepaling ook het verplicht inrichten van een opstelplaats voor minimaal 1 auto voor woningen zonder aan- en uitbouw? 2.
Is deze bepaling uit het bestemmingsplan ook juridisch bindend voor koopovereenkomsten tussen koper en projectontwikkelaar Heijmans voor de woningen in het plan 'De Groene Oever'?
3. Wordt met deze bepaling voldaan aan de gewijzigde parkeernorm zoals reeds is besproken in inspraakreactie nummer 27 subnummer 8 van Heijmans Vastgoed op het concept-bestemmingsplan? Graag zien we van de gemeente een berekening van de totaal benodigde parkeercapaciteit in de bestemmingsplan deelgebied GrootBrittanniestraat - nieuwbouwplan De Groene Oever.
2
5
Verkeersontsluiting verbeelding-3
Groene Oever
In verbeelding-3 is volgens ons de verkeersontsluiting voor toegang tot 'De Groene Oever' niet (duidelijk) ingetekend. Wel hebben wij tijdens informatieavond van Heijmans d.d. 14 September 2011 de indruk gekregen, dat de geplande verkeersontsluiting tot De Groene Oever niet doorloopt in het verlengde van Het Buske. Daarentegen waren contouren geschetst vanaf het begin van de GB-straat met 90 graden aansluiting op het stratenplan van De Groene Oever. Een tweetal vragen/opmerkingen: 1. Is er bij het stedebouwkundig plan m.b.t. De Groene Oever al rekening gehouden met de verkeersontsluiting vanaf de Groot-Brittanniestraat? Z o j a , waar is deze informatie beschikbaar? 2. Ingeval de ontsluiting naar De Groene Oever 90 graden aansluit op de GrootBrittanniestraat: is rekening gehouden met zgn. 'binnenvallende lichtbundels' van autoverkeer in de bestaande woningen terplekke aan de GrootBrittanniestraat?
6.
Art. 24.2.2 lid S. specifieke grondgebonden woningen
7.
Art. 11 groen
bouwregels
enkelbestemming
In dit nieuwe artikel wordt gesproken over '...binnen de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van woongebled - 1 ' dient een doorkijk gerealiseerd te worden op de waterplas ten noorden van het plangebied.' In verbeelding-3 zijn er behalve de doortrek van de huidige Wadi in wijk Visveld ook nog een aantal kleinere gronden als zodanig aangewezen. Hoe ziet de gemeente de invulling van deze gronden?
Volgens de plankaart horende bij het bestemmingsplan is er een kleine overlap tussen het oostelijke grens van het bouwvlak m.b.t. De Groene Oever en enkelbestemming Groen. Is gemeente op de hoogte van deze ommissie? Zijn 3
er al plannen m.b.t. de invulling van deze groenbestemming? Zo nee, dan willen wij graag hierover met de gemeente in gesprek komen.
4
Lijst Ramon Barends/ Onafhankelijke Nijmeegse Partij Fractiebureau Zwanenveld 65-03 6538 RV NIJMEGEN http://www.lljst.ramonbarends.nl http://www.onp.weblog.nl e-mall:
[email protected] KvK-nummer: 09181463 Nijmegen, 28 maart 2012 ZIENSWIJZE
Onderwerp: ONTWERPBESTEMMINGSPLAN KERN-LENT (LENT) EN VISVELD )
Gemeente Nijmegen t.a.v. Iiet Coilege van Burgemeester en Wetliouders Postbus 9105 6500 HG NIJMEGEN
C C : Gemeenteraad van Nijmegen Beliandeiend ambtenaar: Gernaat, H.
fl / A D D on "'*^^rK/012 sivu-Hr-,.-^
• Uv\/ brief van:
Uw l<enmerk: solO
SfadhUiS Aantai bijlagen:
Geachte dames en heren, Met uw besiuit van 7 februari 2012, nummer 3.09, heeft u bovengenoemd bestemmingsplan vrijgegeven. Aanpalend is een concept-besluit om hogere geluidswaarden toe te staan vrijgegeven voor inspraal<. Wij reageren graag o p beide documenten. Algemeen over de Waalsprona Als we de kaart bekijicen van het oostelijke deel van het Waaisprong-project waar de piaats Lent in ligt zien wij dot Lentseveld, Laauwik en Visveld in ontwikkeling zijn. De Stelt zal binnen het plan Ruimte voor de Waal meegenomen worden en de Lentse Waard wordt meegenomen met het nu ook in procedure zijnde plan Ooijse Schependom. Resteren nog Vossenpels Noord en Pelseland a a n d e oostzijde: wanneer worden deze sluitstenen van de oostelijke Waalsprong in behandeiing genomen? Kunt u ook iets aangeven van de planning van het westelijk deei ? Tenslotte zouden w e het plezierig vinden om een stand van zakennotitie over de verkeersstructuur (o.a. DSO) te zien.
Vo/g ons v/o hv3/er; @lijsfbarends De ONP is aangesfofen bii de Federatieve Onaflianlcelijice Partijer) Gelderland
A LT IJ D NIJMEGEN
Bestemmingsplan Bij dit bestemmingsplan memoreren wij graag wijlen Jo Evers, raadslid voor het CDA in Elst en Nijmegen. Evers heeft zich altijd steri< gemaalct voor de tuinders en voor de Lentenaren. Wij constateren dat Lent inmiddels sterk veranderd is, wat wij betreuren. Zoals Rien Uiijn het ooit ai formuleerde; er wordt nu zelfs een stuk van Lent in de Waal geschoven. Wij zien - in de woorden van Toine van Bergen - een lief dorpje in het groen langzaam transformeren in een stadswijk in het groen, biauw en beton. In hoeverre is er rekening gehouden met: • Het HOV-plan zoals nu ter inzage ligt ? • Het plan Ruimte voor de Waal zoals is vastgesteld ? « De motie-Van Eiferen bij het bsp Ruimte voor de Waal ? Wij willen dat er een fatsoenlijke winkel in Lent-Oost blijft en vinden Jan Linders hier uitstekend functioneren. Het college kan wel planologisch een vestiging van de OBGZ toestaan, maar in het bibliotheekbeleid staat toch wat anders. Dit is misleiding. Besluit Hogere geiuidswggrden Voor schoolgebouwen en verzorgingshuizen willen wij geen overschrijding van de geluidswaarde. Dit lijkt ons niet een goede zaak. Maatregelen moeten genomen worden om hier onder de grenzen te blijven. Aanpalend Als integraal ingelast dienen beschouwd te worden de algemene opmerkingen en kanttekeningen/zienswijzen op de bestemmingsplannen Ruimte voor de Waal en Vossenpels Zuid. in deze zienswijzen staan zaken die ook hier overeenkomstige toepassing zijn. Tenslotte dienen wij een klacht ex art. 9:1 Awb in omdat de stukken niet gerepareerd zijn overeenkomstig onze eerdere brief. Dit komt te vaak voor. Wij zien uw reactie met belangstelling tegemoet, Met vrie^ LIJST RA^ Jeroen^J-A^eraen, D ^ ^ ^ f l l e h o u d e r RuiroterO^^ataT^eid en Mobiliteit,
Jmucgse I'ai'tiJ/
Cij.sl Riinion HIU'CIKIN www.lijsl.rani(iiil);Mumls.nl
- 2 van 2 -
Lijst Ramon Barends/ Onafhankelijke Nijmeegse Partij Fractiebureau Zwanenveld 65-03 6538 RV NIJMEGEN
ONP
http://www.lijst.ramonbarends.nl http://www.onp.weblog.nl e-mall:
[email protected] KvK-nummer: 09181463 Nijmegen, 11 maart 2012 ZIENSWIJZE
Onderwerp: ONTWERPBESTEMMINGSPLAN
KERN-LENT EN VISVELD INCOMPLEET
Gemeente Nijmegen t.a.v. Iiet Coilege van Burgemeester en Wethouders Postbus 9105 6500 HG NIJMEGEN C C : Gemeenteraad van Nijmegen Behandelend ambtenaar: Gernaat, H.
Uwbriefvan:
Uw kenmerk: solO
Aantai bijiagen:
Geachte dames en heren. Met uw besluit van 7 februari 2012, nummer 3.09, heeft u bovengenoemd bestemmingsplan vrijgegeven. Aanpalend is een concept-besluit om hogere geluidswaarden toe te staan vrijgegeven voor inspraak. Wij zouden graag op de stukken reageren maar moeten opnieuw constateren dot bij een nota van reactie op zienswijzen hele stukken tekst ontbreken. Bij deze steller hebben wij dit eerder geconstateerd bij het bestemmingsplan Ooijse Schepeh'dom. De Onafhankelijke Nijmeegse Partij verzoekt om het ter. iniage leggen van een goede en complete versie van het rapport, en om een verlenging van d e inspraaktermijn van 3 weken. Wij zien uw reactie met belangstellipg' fegerfioet. Met vriendelijk^firdeten, • , >• Xi^. ^. p^tMlCELIjp'fCj LIJST RA^ N B'lilNbs/ONAFIdANKELIJKE'^^^
PARTIJ,
Ramon B^eQ^^tlfeuliiehll'dec.flribnciSn, Regionale Betrekkingen en Bestuur
Vo/g ons v/a hv/tfer: @lijstbarends De ONP is aangesloten
bij de Federatieve
Onafhankelijl^e Partijen Gelderland
ALTIJ D NIJMEGEN
f Gemeente Nijmegen t.a.v. College van Burgemeester en Wethouders Postbus 9105 6500 HG NIJIVIEGEN
I
mi
j3Er\;IEENT'E Ni.JSVip3EM
2 0 MRT 2012
INGEKOMEN Stad;iu!s
Datum: 27 maart 2012 Onderwerp: zienswijze ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Kern Lent - Visveld
Geachte College van Burgemeester en Wethouders, Inleiding Al geruime tijd is de bedrijfsvoering van de glastuinbouw op de locatie Begoniastraat en Steltsestraat te Lent (verder de locatie) gestaakt. Vanwege de verouderde opstallen en beperkte mogelijkheden als gevolg van de situering is de locatie minder geschikt voor een normale exploitatie in de glastuinbouw. Versnelde veroudering als gevolg van leegstand en gevaar voor verloedering dragen daar niet in positieve zin aan bij. M e d e gelet op de ruimtelijke kaders van de provincie Gelderland en de gemeente Nijmegen heeft ondergetekende een aanzet genomen o m de locatie te herontwikkelen ten behoeve van w o n e n . Op grond daarvan heeft ondergetekende het eigendom verkregen van een deel van de locatie en is ook het resterende deel gekocht van de heer G . A . M . Willemsen. In dit kader zijn vanaf begin 2010 gesprekken gevoerd met de gemeente Nijmegen, welke geresulteerd hebben in diverse emails van onder andere d.d.14-6-2010 en 20-012011, o m te komen tot herontwikkeling. De herontwikkeling ziet op de sloop van de bestaande kassencomplexen en de realisatie van woningbouw. Op grond van voorgenoemde gesprekken heeft de gemeente Nijmegen de nota "Randvoorwaarden en Aanbevelingen Steltsestraat, Kassencomplex Lent" van januan 2011 opgesteld (verder de nota). In het kort komt deze nota er o p neer dat herontwikkeling naar woningbouw wenselijk is.
Overlegreactie Op 30 mei 2011 heb i k e e n overlegreactie ingediend over het voorontwerpbestemmingsplan Nijmegen Kern Lent-Visveld. Verzocht w e r d o m ten aanzien van de locatie Begoniastraat en Steltsestraat te Lent rekening te houden met de beoogde herontwikkeling als voornoemd. In reactie daarop heeft gemeente Nijmegen op 14 februari 2012 (kenmerk SOlO/11.0012443 met bijiagen) aangeven geen mogelijkheden te zien o m in het bestemmingsplan rekening te houden met de nota, zolang: geen concrete plannen tot herontwikkeling bestaan geen initiatiefnemer bekend is pas als zich een nieuwe eigenaar met een bouwplan aandient, zal het gehele traject van planvorming en bestemmingsplanwijziging en de daarbij behorende belangafweging zin hebben.
Op de beantwoording door de gemeente Nijmegen, wil ik het volgende o p m e r k e n : de indiener van de overlegreactie is tevens gedeeltelijk eigenaar van de locatie en heeft met betrekking tot de overige benodigde gronden overeenstemming bereikt; de indiener van de ovedegreactie is tevens de initiatiefnemer van de op de locatie beoogde herontwikkeling Verder is het argument dat het pas zin heeft om na het indienen van een bouwplan het traject van bestemmingsplanwijzigingen en daarbij behorende belangenafweging te maken, niet nader onderbouwd. Daarnaast is dat argument niet valide. Het al dan niet opnemen van bestemmingen in een bestemmingsplan is niet afhankelijk van het al dan niet bestaan van bouwplannen, en met name omdat bouwaanvragen juist aan het bestemmingsplan getoetst moeten w o r d e n . Het is verder ook niet gebleken dat voor de plannen waar in het bestemmingsplan wel rekening mee is gehouden houden, reeds bouwplannen zijn ingediend. Van geen van de hierna genoemde ontwikkelingen Is gebleken dat daarvan bouwplannen zijn ingediend, laat staan dat deze ontwikkelingen nu zoveel concreter zijn dat hiermee in het bestemmingsplan niet al rekening kan worden gehouden o
o
o
het bestemmingsplan houdt rekening met de ontwikkeling in het woongebied tussen Acaclalaan en Visveldsestraat. Net zoals het bestemmingsplan Laauwik, geeft ook dit bestemmingsplan geen gedetailleerd inzicht in de nieuwbouw, bijvoorbeeld als het gaat o m de situering van de woningen in het gebied of hoe de woningen eruit komen te zien; het bestemmingsplan houdt rekening met de ontwikkeling De Groene Oever. A a n de grond is in het onderhavige bestemmingsplan de bestemming W o o n g e b i e d -1 toegekend. Deze bestemming voorziet zowel in appartementen als in laagbouwwoningen. De maximale bouwhoogte bedraagt 29 meter. Bij het project staan de wensen van de kopers weer echt centraal. Zo wordt er onder meer gewerkt met het Wenswonenconcept. Bij W e n s w o n e n bepaalt de koper grotendeels zelf de grootte. indeling en gevelindeling van de woning. Dit levert veel vananten o p waardoor elke woning uniek is en past bij de eigen leefstiji en budget, het bestemmingsplan houdt rekening met de ontwikkeling van de gronden aan de Lentse Tuinstraat. Daarop is in het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 1 9 (Tuinstraat 13b - 13c) uit april 2010 de mogelijkheid geboden twee vrijstaande woningen te realiseren. Er bestaat thans behoefte aan een enigszins flexibelere regeling. De nieuwe regeling maakt het mogelijk op deze gronden of een woning, of t w e e vrijstaande woningen, of een twee-onder-een kapwoning te realiseren.
Zienswijzen M e d e op grond van vorenstaande heeft M o l e n b e r g Investments B.V de volgende zienswijzen op het voorontwerpbestemmingsplan Nijmegen Kern Lent-Visveld (verder het bestemmingsplan). 1.
Uit het bestemmingsplan blijkt niet dat met name ten aanzien van de locatie, In voldoende mate rekening wordt gehouden met de doelsteiling van de ruimtelijke verordening van de provincie Gelderiand. Ingevolge de ruimtelijke verordening van de provincie Gelderland wordt de glastuinbouw gezien als een sector met een hoge dynamiek en relatief hoge economische betekenis. Concentratie van glastuinbouw blijft gewenst vanwege de grote landschappelijke en ruimtelijke impact van kassen. Geisoleerd gelegen bedrijven zijn niet gewenst. In een bestemmingsplan wordt nieuw vestiging van glastuinbouwbedrijven slechts toegestaan in concentratiegebieden glastuinbouw. Zolang geen bestemmingsplan is vastgesteld dat in overeenstemming is met de verordening is nieuw vestiging buiten de concentratiegebieden verboden, net als uitbreiding van glastuinbouwbedrijven.
Door indiener wordt aangeboden o m een bestaand geisoleerde locatie bestemd voor glastuinbouw w e g te bestemmen ten faveure van woningbouw. De locatie biedt vanwege de ligging in woongebied geen enkele mogelijkheid tot uitbreiding; is bedrijfsmatig minder goed bereikbaar; bedrijfsfuncties midden in een woonwijk is verkeerstechnisch en op grond van hinder ook niet bevorderlijk. Door niet op dat aanbod in te gaan handelt de gemeente weliswaar niet direct in strijd met de verordening, echter aan een mogelijkheid o m tegemoet te komen aan doelstellingen van het provinciaal beleid wordt niet tegemoet gekomen. Diezelfde verordening legt voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vast dat nieuwbouw voor w o n e n en werken voor het overgrote deel plaatsvindt: binnen bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoeknchting woningbouw van de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Hierin Is de onderhavige locatie betrokken. 2.
Uit het bestemmingsplan blijkt niet dat met name ten aanzien van de locatie, in voldoende mate rekening w o r d t gehouden met de ruimtelijk doelsteliing van de gemeente Nijmegen. De Structuurvisie Nijmegen 2010 van 2 juni 2010 schetst de ruimtelijke ambities tot 2030. Het is een toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de inhoudelijke en politieke ambities van de gemeente. In de Structuurvisie staan drie kwaliteits-uitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen centraal: nieuwe ontwikkelingen met respect inpassen, typisch Nijmeegse kenmerken versterken, en huidige w o o n - en verblijfskwaliteiten ontzien door enerzijds bundeling op locaties waar nu al dynamiek heerst en anderzijds ontwikkeling van extensieve gebieden. Voor w o n e n betekent dit onder meer: w o n e n in sterke en ongedeelde wijken; voor Lent specifiek betekent het dat de kern van Lent, waarvan de locatie onderdeel voorbehouden is aan de functie w o n e n (bestaand en nieuwbouw)
3.
Door het bestemmingsplan te karakteriseren als conserverend van aard (zie Collegevoorstel van 26 januari 2012) alsmede de bestemming van de locatie geheel ongemoeid te laten wordt het signaal afgegeven dat woningbouw op de locatie niet is gewenst. Dit in tegenstelling tot een aantal andere initiatieven, zoals reeds eerder beschreven, is dit opmerkelijk. M e d e gezien uzelf reeds een not geschreven heeft. In de eerste plaats stelt dat het tot nu toe gevoerde overleg en het laten opstellen van de nota inzake herontwikkeling op de locatie in een vreemd dagiicht. M e t welke intentie is dat proces v o r m gegeven. Daarnaast geeft het derden het vertrouwen dat ter zake van de locatie alles bij het oude blijft. Uitvoering van het beleid op het gebied van wonen en glastuinbouw zou daarmee onnodig kunnen worden bemoeilijkt. Gelet op het bestemmingsplan staat de conserverende aard ervan niet in de w e g rekening te houden met diverse andere ontwikkelingen.
4.
Uit Iiet bestemmingsplan blijkt niet dat in voldoende mate rekening wordt gehouden met woningbouw op de locatie. Gelet op de belangenafweging In de plantoeiichting, meer in het bijzonder gelet op het hiervoor genoemde onder punt 1 en 2, is woningbouw op de locatie een passende ruimtelijke invulling. De beoogde ontwikkeling van de locatie zoals onder meer verwoord in de nota en in ogenschouw nemende de hierboven gegeven reactie op de beantwoording van de overlegreactie, is voldoende concreet om daarmee in het bestemmingsplan rekening te houden. Desnoods zou met de beoogde woningbouw op de locatie rekening kunnen w o r d e n gehouden d o o r In het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid op te nemen. Gelet op de bestaande woonomgeving leldt zulks niet tot ingrijpende verandering. Voorts Is de beoogde ontwikkeling voldoende concreet o m een wijzigingsbevoegdheid duidelijke en objectieve critena mee te geven.
In het licht van al wat Is gesteld, is niet gebleken dat in de planvoorbereiding voldoende onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden o m In het bestemmingsplan rekening te houden met woningbouw op de locatie. Het belang van dat onderzoek geldt t e meer nu dat uit overleggen met uw gemeente is gebleken dat woningbouw op de locatie wenselijk is, hetgeen zijn beslag heeft gekregen in de v o r m van de door u opgestelde nota.
PROPER ONTVVIKKEI A A F i S
reg.nr.: Aangetekend Gemeente Nijmegen Afdeling Stadontwikkeiing (bureau SO10) Postbus 9105 6500 HG NiJMEGEN
2 8
m\
201!
class.
Datum
27 maart 2012
Contactpersoon
C. Hoedjes
Onderwerp
Ontwerpbestemmingsplan Lent
Telefoon
+31 (0)73 543 55 41
Ons kenmerk
1 2 0 3 2 7 / 8 Z 9 1240
Fax
+31 (0)73 543 59 22
E-mail
[email protected]
Geachte gemeenteraad, Op 15 februari jl. ontvingen wij het Ontwerp Bestemmingsplan Nijmegen - Kern Lent - Visveld zoals dat door het coiiege op 7 februari 2012 is vrijgegeven. Middels deze brief willen wij onze zienswijze betreffende het Voorzieningenhart De Ster aan de Vrouwe Udasingel met u delen. Heijmans Vastgoed / Proper-Stok Ontwikkelaars is eigenaar van de grond aan de Vrouwe Udasingel. Wij zijn voornemens om op deze locatie op korte termijn een project te ontwikkelen. Zo lang wij echter nog geen gegarandeerde afnemer hebben gevonden, en daarmee de definitieve ontwerpeisen hebben kunnen vaststellen, willen wij maximaal gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan Kern Lent 2002 ons biedt. Vooralsnog is er voor de locatie ruimte gegeven voor een tijdelijk gebruik als speelterreln van de naastgelegen school. In het huidige bestemmingsplan geldt voor onze grond een bestemming met de functie "Gemengd Wonen -1" (GD-1). In het ontwerpbestemmingsplan is dit voor een strook langs het naastgelegen pad veranderd in de functie "Tuin" (T). Dit is volgens de beschrijving opgenomen om een minimale doorgang tussen bestaande bouw en beoogde nieuwbouw te waarborgen. Om de eerder genoemde reden als ook de toch al Iastige vorm en ligging van het perceel is het ons aangelegen de maximale ontwikkelmogelijkheden van deze locatie te behouden. Hierover is eerder met de betreffende stedenbouwkundige van de gemeente Nijmegen gesproken. Dit heeft niet tot een alternatief voorstel geleid. Het spreekt voor zich dat een inperking van de mogelijkheden die het thans vigerende bestemmingsplan biedt, een waardedrukkend effect heeft op de grondpositie die wij in eigendom hebben. Wij achten het dan ook redelijk dat de gehele locatie de bestemming Gemengd Wonen -1 behoudt. Wij zijn evenwel bereid mee te denken in altematieve mogelijkheden. Daarbij kan worden gedacht aan een wijzigingsbevoegdheid in het nieuwe bestemmingsplan om, zodra blijkt dat deze strook ook Heijmans Vastgoed B.V. Graafsebaan 65, 5248 JT Rosmalen • Postbus 171, 5240 AD Rosmalen • Nederland Telefoon +31 (0)73 543 54 33 • Fax +31 (0)73 543 59 22 • E-mail
[email protected] • vww.proper-stok.nl ING Bank 68.47.55.459 (IBAN NL10 INGB 0684 7554 59, BIC INGBNL2A) Handelsregisler 16086625. BTW NL.8014.49.716.B.01 Handelend onder de naam Proper Stok
OWTWIKKEI A A l iPj
Datum
27 maart 2012
Ons kenmerk
120327/8Z9 1240
Pagina
2 van 2
daadwerkelijk een belemmering zou worden, een aangepaste invulling mogelijk wordt. Een invulling waarbij de belangen van ieder van ons zo veel mogelijk worden gediend. Wanneer daar geen ruimte voor bestaat of wordt gecreeerd, zijn wij genoodzaakt de financiele consequenties van deze aanpassing van het bestemmingsplan door SAOZ in kaart te laten brengen, Graag vernemen wij van u hoe u denkt hiermee om te kunnen gaan. Uiteraard zijn wij bereid u van een eventuele verdere toelichting te voorzien. Om er zeker van te zijn dat deze brief u bereikt, wordt deze zowel aangetekend als per reguliere post aan u verzonden. In afwachting van uw reactie,
Met vriendelijke groet, Proper-Stok Ontwikkelaars
Ontwikkelaar
RKParochie St;^^ benedictus Geloofsgemeenschap Maria Geboorte kerk, Lent
Gemeenteraad Nijmegen t.a.v SO10 Postbus 9105 6500 H G Nijmegen
Lent, 27 februari 2012
Betreft:Ontwerpbestemmlngsplan Nijmegen Kern Lent
Geachte heer, mevrouw
IViomenteel iigt het ontwerpbestemmingsplan betreffende bovenvermeld gebied ter inzage tot 28 maart 2012. Wij zijn eigenaar van het pand Steltsestraat 1, wat momenteel verhuurd wordt aan de Gemeente Nijmegen en zodanig als Bibliothee[< in gebruilc is. De huurovereenl
Pastoor van Laakstraat 44 , 6663 CB Lent
Tel.nr ; Secretariaat: 024-3 22 03 60
reg.nr.: I X . OOG"^^"^4.3,
Aan: College van burgemeester en wethouders,
procesverantw.: S O iD t.a.v. de afdeling Stadsontwikkeling (bureau SOlO), Postbus 9105, 6500 HG Nijmegen
OMTV/
mm
2 9 MMl! 2012 dass.iir.: ^i:^3,\. afgedaan;
\UX
Datum: 26-03-2012
Onderwerp: bezwaar tegen Voorontwerpbestemmingsplan Nijmegen Kern Lent-Visveld Geacht college, Middels deze brief wil ik kenbaar maken dat ik tegen het voorontwerp bestemmingsplan Nijmegen Kern Lent-Visveld ben. Op de grond voor de Ster, waar nu een natuurspeeltuin is gemaakt, zijn jullie voornemens de bestemming wonen toe te voegen aan de eerder vastgestelde bestemming voorzieningen. Als direct aanwonende heb ik daar grote bezwaren tegen. In de verkoopbrochure van mijn woning was daar alleen een bestemming voorzieningen gepland. Als er toentertijd duidelijk zou zijn dat er woningen op zo korte afstand van mijn woning zouden worden gebouwd had ik de woning niet gekocht. In mijn optiek betekent dit een enorme waardedaling van mijn huis. De afstand waarop er eventuele woningen zouden komen is zo klein dat dit mijn woongenot enorm zou verminderen. Een bestemming voorzieningen levert voor mij geen bezwaar op, daar was ik van op de hoogte In de ruimtelijke plannen is een maximale hoogte van 11 meter aangegeven, hetgeen onacceptabel is, gezien de maximale hoogte van de woningen aan de John Lennonstraat van 6 meter. Een strookje tuin is voorzien zodat de minimale afstand 8 meter is tussen beide bebouwingen. Als antwoord op mijn eerdere bezwaar over derving woongenot wordt het argument gegeven dat dat niet mogelijk is in een woonwijk. Hierbij wil ik nogmaals wijzen op de eerdere plannen aangegeven in de bouwtekeningen waarbij een bestemming voorzieningen was opgenomen en niet is gerept over woningen. Voor mij was dat destijds doorslaggevend. IVIocht de bestemming onverhoopt toch voorzieningen en woningen worden, zie ik mij genoodzaakt stappen te ondernemen om de derving van woongenot gecompenseerd te zien. Uiteraard ben ik bereid een en ander mondeling toe te lichten. In afwachting van uw reactie verblijf ik, IVlet vriendelijke groet, S. Holewijn John Lennonstraat 40 6663 GP lent 024-8484914
Bezoekadres De Biomboogerd 1, 4003 BX Tiel Postadres Postbus 599, 4000 AN Tiel T (0344) 64 90 90 F (0344) 64 90 99 E
[email protected] I www.waterschaprivierenland.nl Bank 63.67.57.269
eg.nr- r X . ' :^ jrocesverantw,: S O 10 Gemeente N i j m e g e n Postbus 9105 6500 H G N I J M E G E N
Waterschap Rivierenland
UiM I
2 9 I M 2012 GEMEL-r'UE NUMEGEN
c!as.s.'nr.: - ( I ; , . ;X i '2afgedaan: VERZONDEN 2 6 MRT 1011 Datum:
Ons kenmerk:
26 maart 2012
201205908/181537
Uw kenmerk:
Behandeld door: H.C.A. Nonnekens-vd Pluym
Onderwerp:
Doorkiesnummer:
Zienswijze-ontwerp bestemmingsplan 'Nijmegen Kern Lent-Visveld'
(0344) 64 92 23
[email protected]
Geachte heer/mevrouw.
Hierbij ontvangt u de zienswijze van ons waterschap op het ontwerp bestemmingsplan ' N i j m e g e n K e r n Lent-Visveld'.
Doprlopen proces Op 23 j u n i 2011 hebben wij een wateradvies uitgebracht op het voorontwerp bestemmingsplan 'Nijmegen K e r n L e n t - V i s v e l d ' (brief met kenmerk 201114867). Kernpunt van ons wateradvies was dat wij merkten dat wij onvoldoende inzicht hadden biimen welk plan de ruimte voor het onderhoud van de natuurvriendelijke oever van de plas aan de noordzijde van het plan was opgenomen. D e bestemming ' Woongebied-1' maakte de aanleg van water en waterhuishoudkundige voorzieningen weliswaar mogelijk, maar wij wilden graag i n het kader van het vooroverleg meer duidelijkheid hierover, zodat er bij toekomstige ontwikkelingen rekening mee k o n worden gehouden. Inmiddels is uit overleg tussen G E M Waalsprong, gemeente N i j m e g e n en waterschap gebleken dat de plangrens 5 meter naar het noorden is geschoven. D e ruimte voor het plegen v a n onderhoud aan de plasoever die grenst aan de noordzijde van het plan, wordt daardoor binnen het plan 'Landschapszone' gevonden. D i t is mogelijk door het zeer flauwe talud van deze oever en de drooglegging ten opzichte van het gemiddeld peil. Het oppervlak aan water i n de landschapszone neemt door deze maatregel niet a f Daarom kunnen wij instemmen met deze grenswijziging.
Inhoud H o e w e l w i j dit eerder niet hebben opgemerkt, w i j z e n wij u erop dat de strook met dubbelbestemming 'water-waterstaat' ter weerszijden van de bestemming 'Water', op sommige plaatsen maar 2 meter bedraagt. Logischerwijs is deze strook, net als elders overigens, minstens 4 meter breed. V o o r a l bij het in- en uitlaatwerk (gemaal met uitlaatstuw) aan het Pelseland is dit van belang. Het betreft hier namelijk een strook langs de i n - en uitlaatwatergang. W i j verzoeken u o m dit aan te passen. Tenslotte w i l l e n wij nog opmerken dat w i j i n het vooroverlegstadium op uw verzoek leggergegevens hebben verstrekt om alle A-watergangen op een juiste manier op de Vertjeelding te zetten. N u blijkt dat dit door u nog niet is verwerkt. Z o is de A-watergang langs de Steltsestraat, die weliswaar over grote delen is beduikerd, niet opgenomen op de Verbeelding. D e watergang buigt i n noordelijke richting af naar de Visveldsestraat. W i j zouden deze watergang graag met de bestemming water op de Verbeelding terugzien zoals i n het vooroverleg was bedoeld.
W a t e r s c 1) a p R i V i e r e n I a n d Ons kenniei-k 201205908/181537 Pagina 2 v a n 2
Conclusie W i j liebben aangegeven dat de situatie aan de noordzijde van het plangebied ons nu duidelijk is en geen aanleiding vormt o m te verzoeken o m wijziging. W i j maken w e l bezwaar tegen het ontbreken van A-watergangen op de Verbeelding en tegen de te geringe breedte van de strook met de dubbelbestemming 'water- waterstaat' langs de bestemming water. W i j verzoeken u o m het bestemmingsplan gewijzigd vast te stelien conform onze opmerkingen. W i j vertrouwen erop u hiermee voor dit moment voldoende te hebben geinformeerd en z i j n desgewenst uiteraard bereid onze zienswijze i n u w hoorzitting nader toe te lichten.
Hoogachtend, namens het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland, het hxKjfd van de A f d e l i n g Plannen,
Bijlage(n):
Geen
Afschrift:
Ai-chief
_
"^'^"•"''V^ -ec^.e,!^
.
%'%
....^-CLCA^:
li.vie.lX
E
^_..____,Lc>_£y
...__.
._. _
©..^-..v^-evife v-^_, __C\CA\'.....O\ . V
^G-p-.-t\^--e'-'?-\'^ .s\^e_._, . ^ c i c A .S____. _xo.A.L-....
V>.e \'
- -
At^-r.
A._.^Ae \^'._; f A CAY_ [I e c > 0
LlA _ __^fciC>.<:i^___..sW_t'_^^^
A=^-^-
__,__
^
• ^- - -
-
a
•A
C . rl.,..C|..:v;-'^ .^-..^ ..:%\f\ ~....CAjLc4.S.....\'M_\..*...vn..i/vJ. A^.O...;^'!..'
V^.e...c.._.j^e. .Wv..e..:r. e.e..:- .. .|- .L.o r..,c:»/;-,..cl ....A:..^.A:
.L-^r*.....
y..jaL<\tiv,.._S....--.£V. S V
iA..e v-\
..C> M. . M i-i >3 .v^ ..e.
___2...oU_.._..<:A.
O O.C! ^C..^Ii->\
-
.
-
A'...ALp.L .o .i.V:5e._.t. .£ ..V^..
.c;^"^:|.^.._ Ae..v^._.. co.v,\^,^e..yxl:.
.-.
-
-
-
- - . ' . - i , ^ -
l - ee. e..;v-i.. .©...-vr^Cj .<•-A.i.e ^--.We u.cj.v^.:vo.-e-.c.v.e ..c\....e....CA,ci..v\,...<;.?^,. ca,ci..v-x,...<;.?\,r.e,..v/\.Xc-y3>.c!\..e.,... -.c^..e .CA....e.... .rov-k.c\.o.Wfx....c\.i V . .|ie.A'"..Ceicii^...,
,_5r:.VG.vV>.-i.-e-."'^--I_'^^S:-.y^..kj> C:.VG.vV>..i
_
Aanvullende inventarisaties van vogels met vaste nesten, amfibieën en vleermuizen in de wijken Groot Oosterhout, Laauwik en Citadel in het ontwikkelingsgebied de Waalsprong te Nijmegen
G.A.J.M. Jagers op Akkerhuis A.H.P. Stumpel B. Verboom H. van Blitterswijk
Alterra-rapport 1732, ISSN 1566-7197
38
Alterra-rapport 1732
Aanvullende inventarisaties van vogels met vaste nesten, amfibieën en vleermuizen in de wijken Groot Oosterhout, Laauwik en Citadel in het ontwikkelingsgebied de Waalsprong te Nijmegen
In opdracht van de Grondexploitatie Maatschappij Waalsprong (GEM) in Nijmegen
2
Alterra-rapport 1732
Aanvullende inventarisaties van vogels met vaste nesten, amfibieën en vleermuizen in de wijken Groot Oosterhout, Laauwik en Citadel in het ontwikkelingsgebied de Waalsprong te Nijmegen
G.A.J.M. Jagers op Akkerhuis A.H.P. Stumpel B. Verboom H. van Blitterswijk
Alterra-rapport 1732 Alterra, Wageningen, 2008
REFERAAT Jagers op Akkerhuis, G.A.J.M., A.H.P. Stumpel, B. Verboom, H. van Blitterswijk, 2008. Aanvullende inventarisaties van vogels met vaste nesten, amfibieën en vleermuizen in de wijken Groot Oosterhout, Laauwik en Citadel in het ontwikkelingsgebied de Waalsprong te Nijmegen. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1732. 38 blz.; 1 fig.; 3 tab.; 2 ref. In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van een update van beschermde soorten in de wijken ‘Groot Oosterhout’, ‘Laauwik’ en ‘Citadel’ in het ontwikkelingsgebied ‘De Waalsprong’ te Nijmegen. De inventarisatie biedt recente gegevens voor vogels met vaste nesten, vleermuizen en amfibieën. In het rapport wordt de huidige situatie vergeleken met Kwak (2008) en wordt ingegaan op gelijkblijvende en veranderende inventarisaties. De gegevens bieden een basis voor een pro-actieve behandeling van beschermde natuurwaarden in het planproces. Trefwoorden: amfibieën, inventarisatie, Nijmegen, update, vleermuizen, vogels met vaste nesten, Waalsprong ISSN 1566-7197
Dit rapport is digitaal beschikbaar via www.alterra.wur.nl. Een gedrukte versie van dit rapport, evenals van alle andere Alterra-rapporten, kunt u verkrijgen bij Uitgeverij Cereales te Wageningen (0317 46 66 66). Voor informatie over voorwaarden, prijzen en snelste bestelwijze zie www.boomblad.nl/rapportenservice.
© 2008 Alterra Postbus 47; 6700 AA Wageningen; Nederland Tel.: (0317) 474700; fax: (0317) 419000; e-mail: [email protected] Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Alterra. Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
4
Alterra-rapport 1732 [Alterra-rapport 1732/juli/2008]
Inhoud Woord vooraf
7
Samenvatting
9
1
Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Inventarisaties en methodiek 1.2.1 Vogels 1.2.2 Vleermuizen 1.2.3 Amfibieën
11 11 12 12 13 13
2
Resultaten 2.1 Groot Oosterhout 2.1.1 Conclusie 2.1.2 Het voorkomen van beschermde soorten 2.1.3 Vergelijking met inventarisatie 2002/2003. 2.2 Laauwik 2.2.1 Conclusie 2.2.2 Het voorkomen van beschermde soorten 2.2.3 Vergelijking met inventarisatie 2002/2003. 2.3 Citadel 2.3.1 Conclusie 2.3.2 Het voorkomen van beschermde soorten 2.3.3 Vergelijking met inventarisatie 2002/2003.
15 17 17 17 18 19 19 19 19 21 21 21 22
Literatuur
23
Bijlage 1 Groot Oosterhout, vogels met vaste nesten Bijlage 2 Groot Oosterhout, vleermuizen Bijlage 3 Groot Oosterhout, amfibieën en vissen Bijlage 4 Laauwik, vogels met vaste nesten Bijlage 5 Laauwik, vleermuizen Bijlage 6 Citadel, vogels met vaste nesten Bijlage 7 Citadel, vleermuizen
25 27 29 31 33 35 37
Woord vooraf
Voor het in procedure brengen van verschillende inrichtingsplannen van de wijken Groot Oosterhout, Laauwik en Citadel vraagt de Flora- & Faunawet om recente informatie, vooral van de strikt beschermde soortgroepen. In het rapport ‘Inventarisatie van de flora en fauna in 2002 en 2003 ‘De Waalsprong’, gemeente Nijmegen’ is verslag gedaan van het voorkomen van onder de Flora- & Faunawet beschermde planten en dieren in een groot aantal wijken in de Waalsprong. Vijf jaar na datum beschouwt de Flora- & Faunawet deze gegevens echter grotendeels als verouderd. Om op belangrijke punten in de wens naar recente informatie te voorzien is besloten tot een hernieuwde inventarisatie van vogels met vaste nesten, vleermuizen en amfibieën. De informatie in dit rapport biedt daarmee recente informatie die kan worden gebruikt bij: • het beoordelen of de plannen voor inrichting en ontwikkeling bestaande populaties van beschermde soorten aantasten, • het vaststellen of er afbreuk wordt gedaan aan de duurzame staat van instandhouding van strikt beschermde soorten, • het ontwikkelen van initiatieven om door middel van mitigerende maatregelen de schade te voorkomen of te beperken, • het zoeken naar mogelijkheden voor compensatie, indien schade niet kan worden voorkomen. In dit rapport worden vergelijkingen gemaakt tussen de huidige inventarisatie en de inventarisatie in 2002/2003 (Kwak, 2004) met het doel om te kunnen vaststellen hoe snel de natuurwaarden in het gebied veranderen. Deze informatie vormt de basis voor een inschatting van de relevantie van gegevens uit 2002/2003 voor de huidige situatie. In voorkomende gevallen kunnen de resultaten een basis vormen voor een eventueel aan te vragen ontheffing in het kader van de Flora- & Faunawet.
Alterra-rapport 1732
7
Samenvatting
In het kader van een update van de publicatie van Kwak (2004) zijn in de voorzomer en zomer van 2008 inventarisaties verricht van vogels met vaste nesten, vleermuizen en amfibieën. Waarnemingen zijn verricht in de wijken Groot Oosterhout, Laauwik en Citadel van het ontwikkelingsgebied De Waalsprong te Nijmegen. Bij de inventarisatie zijn verschillende soorten vogels met vaste nesten aangetroffen, waaronder Steenuil, Kerkuil, Ransuil, Blauwe reiger, Torenvalk, Buizerd, Groene specht en Grote bonte specht, Zwarte kraai en Roek. Er zijn drie soorten vleermuizen waargenomen: Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Rosse vleermuis. De vondsten van amfibieën betroffen de volgende soorten: Poelkikker, Bastaardkikker, Kleine watersalamander en Gewone pad. In Groot Oosterhout zijn relatief weinig soorten vleermuizen en vogel met vaste nesten aangetroffen. Direct ten noorden van het gebied broedt een Steenuil. Bijzonder voor Groot Oosterhout is een locatie met Poelkikkers. In Laauwik zijn drie soorten vleermuizen waargenomen. Langs de oostkant van het gebied bevinden zich vliegroutes van de Gewone dwergvleermuis die Laauwik verbinden met de Landschapszone en het Zwarte Gat. Vogels met vaste nesten in het gebied waren: Groene specht, Ransuil, Buizerd en Zwarte kraai. Bedreigde amfibieën zijn niet aangetroffen. In Citadel concentreren de vogels met vaste nesten zich in Fort Benedenwaal en de bebouwing en bosjes in de uiterste zuidhoek van de wijk. Er zijn twee nesten van steenuilen gevonden, een in het Noordelijke deel van het gebied en een in de zuidpunt. Vleermuiswaarnemingen beperkten zich tot de Gewone dwergvleermuis. Zeldzame amfibieën zijn niet gevonden, opmerkelijk genoeg ook niet in het water rond het Fort. Vergelijking met de resultaten van Kwak (2004) laat zien dat de verspreiding van zeldzame soorten in het gebied in 2008 in grote lijnen hetzelfde patroon volgt als in 2002/2003.
Alterra-rapport 1732
9
1
Inleiding
1.1
Achtergrond
In het ontwikkelingsgebied De Waalsprong in de Gemeente Nijmegen zullen in de komende jaren een aantal woonwijken worden ontwikkeld. De Flora- & Faunawet eist daarbij dat zorgvuldig wordt omgegaan met bestaande natuurwaarden. Ingrepen zijn in principe alleen toegestaan indien ze geen afbreuk doen aan de duurzame instandhouding van de aanwezige soorten. Het voorkomen van soorten in de Waalsprong is in 2002/2003 vastgesteld op basis van een brede inventarisatie (Kwak 2004). De Flora- & Faunawet vereist recente gegevens, waarbij voor Tabel 2 en Tabel 3 soorten respectievelijk een maximum wordt gehanteerd van 3 en 2 jaar. Dit rapport biedt een update van de inventarisatie in 2008 voor drie wijken waar op korte termijn inrichtings- en ontwikkelingsactiviteiten zijn voorzien: Groot Oosterhout, Laauwik en Citadel (Figuur 1.1). In de update is speciale aandacht besteed aan de volgende soortgroepen: 1. vogels met vaste nesten. Dit betreft een selectie van vogelsoorten waarvan de nestgelegenheid jaarrond beschermd is omdat ze meerdere jaren van hetzelfde nest of dezelfde nestgelegenheid gebruik maken. Bij de inventarisatie is uitgegaan van de uitgebreide lijst met inbegrip van de soorten die mogelijk op korte termijn zullen worden toegevoegd aan de lijst van onder de Flora- & Faunawet beschermde soorten: Blauwe reiger, Middelste bonte specht, Kleine bonte specht, Raaf, Zwarte kraai, Roek, Torenvalk (voor zover niet nestelend in bomen) Slechtvalk, Oehoe, Gier-, Boeren-, en Huiszwaluw, en Gele kwikstaart. 2. vleermuizen. 3. amfibieën. De resultaten worden hieronder per soortgroep besproken. Daarbij zal steeds aandacht worden besteed aan vergelijking van de huidige inventarisaties met die van Kwak (2004) om op deze manier een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de aanwezigheid van soorten en van veranderingen in het gebied.
Alterra-rapport 1732
11
Figuur 1.1: Ligging van de onderzochte wijken Groot Oosterhout, Laauwik en Citadel in De Waalsprong, gemeente Nijmegen. Wijknamen zijn conform de inventarisatie van Kwak (2004). Woonpark Oosterhout n.o. deel heet tegenwoordig Groot Oosterhout noordelijk deel en gaat in de toekomst waarschijnlijk Zuiderveld heten. Hof van Holland heet tegenwoordig Citadel.
1.2
Inventarisaties en methodiek
In de volgende paragrafen wordt vermeld op welke wijze de inventarisaties tot stand zijn gekomen.
1.2.1
Vogels
Inventarisaties van de vogels met vaste nestgelegenheid zijn verricht door SOVON in de periode 28 april 2008 – 22 mei 2008 (Bruggen & Vergeer, 2008). De inventarisaties zijn gebaseerd op drie avondbezoeken en drie ochtendbezoeken. Ook de
12
Alterra-rapport 1732
gebieden direct buiten de wijkgrenzen waren onderdeel van de vogelwaarnemingen. Waarnemingen zijn verricht met een verrekijker en er is gebruik gemaakt van een geluidsdrager om het vaststellen van territoriale uilen te vergroten (bijvoorbeeld de Steenuil). Ook is voor uilen navraag gedaan bij bewoners van het gebied. Het veldwerk is uitgevoerd door J. van Bruggen (SOVON). Omdat de opdracht laat in het seizoen is verleend, liep de waarnemingsperiode tegen het eind. Voor vroege broedvogels was het seizoen op dat moment al ver gevorderd. De territoriale activiteit en daarmee de kans om de soort waar te nemen was geringer dan bij vroegere waarnemingen. Mogelijke effecten hiervan gelden voornamelijk voor de Steenuil en zijn onderdeel van de bespreking van de resultaten. De resultaten voor Blauwe reiger, Sperwer, Torenvalk, Kerkuil, Ransuil, Groene specht, Grote bonte specht en Roek kunnen worden beschouwd als zeer volledig. Bij de zwaluwen kan volledigheid niet worden gegarandeerd omdat niet alle schuren in het gebied zijn geïnspecteerd en omdat ook vestiging later in het jaar mogelijk is.
1.2.2
Vleermuizen
Vleermuizen in de drie wijken zijn waargenomen in de maanden mei en juli 2008. Hierbij is iedere wijk meerdere keren bezocht. Waarnemingen begonnen ruim voor de schemering en gingen door tot enkele uren na de schemering. Ook is gedurende enkele nachten waargenomen. Er is waargenomen met een verrekijker en een batdetector. Voor vleermuiswaarnemingen geldt dat dezelfde vleermuis meermalen kan worden waargenomen.
1.2.3
Amfibieën
In de maand juni 2008 zijn amfibieën geïnventariseerd. Hierbij zijn de sloten en stilstaande wateren in Groot Oosterhout, Laauwik en Citadel geïnspecteerd. Er is een reeks bezoeken aan het gebied gebracht, waarbij vegetaties zijn doorzocht en sloten zijn bevist met een schepnet. Er zijn zichtwaarnemingen gedaan (in de vegetatie, op de oevers en in het water) en er zijn adulte en juveniele examplaren en larven en eieren met een schepnet gevangen ter nadere determinatie. Bij de inventarisatie is gekeken naar soorten uit de tabellen 1 t/m 3 van de Fora- en faunawet. Wanneer in de netvangsten vissen aanwezig waren zijn deze ook geregistreerd.
Alterra-rapport 1732
13
2
Resultaten
Ondanks de enigszins late start van de inventarisaties geven de resultaten een redelijk volledig beeld van het voorkomen van de onderzochte soorten. Waarnemingen in een beperkte periode vormen altijd een momentopname, terwijl het voorkomen van planten en dieren in het gebied dynamisch is. Vergelijking van de gegevens van 2008 met die van 2002/2003 van Kwak (2004) geeft inzicht in deze dynamiek. Hoewel waarnemingen de aanwezigheid van een soort bevestigen, kunnen de waarnemingslocaties van vleermuizen en amfibieën het best worden geïnterpreteerd als een indicatie van geschikte habitat. Bescherming van de soort zal dan ook gericht moeten zijn op behoud van de habitat in de nabijheid van de locaties met waarnemingen. Voor vleermuizen kunnen verder weg gelegen kolonies van belang zijn. Voor de nesten van de geïnventariseerde vogels geldt dat ook de nestlocaties zelf belangrijk zijn bij de instandhouding van de soort. In onderstaande paragrafen worden de resultaten afzonderlijk besproken voor de wijken Groot Oosterhout, Laauwik en Citadel.
Alterra-rapport 1732
15
2.1
Groot Oosterhout
De wijk Groot Oosterhout bestaat uit drie delen. Het noordelijk deel had vroeger de naam ‘Woonpark Oosterhout NO deel’ en heet tegenwoordig ‘Groot Oosterhout noordelijk deel’ en zal in de toekomst waarschijnlijk Zuiderveld gaan heten. In het midden loopt het tracé van de Dorpensingel. Het zuidelijke deel heeft de naam ‘De Grote Boel’.
2.1.1
Conclusie
De natuurwaarden in Groot Oosterhout zijn beperkt en hangen samen met enkele sloten direct ten noorden van het tracé van de Dorpensingel waarin de Poelkikker is aangetroffen en enkele sloten en poelen met veel amfibieën in de zuidpunt van De Grote Boel. De Ffw stelt dat de habitat van de Poelkikker behouden dient te blijven. Indien dit niet mogelijk is en het verlies van de locale populatie leidt tot negatieve effecten op de duurzame instandhouding van de soort, dan dient tijdig te worden gezocht naar compensatiemogelijkheden. Het noordelijke deel van Groot Oosterhout dient naar verwachting als foerageergebied voor een Steenuil die net ten noorden van de gebiedsgrenzen broedt. Omdat in de hele Waalsprong de habitat van Steenuilen achteruit gaat of verloren gaat, dient hiervoor te compensatie te worden gezocht buiten het gehele plangebied.
2.1.2 Het voorkomen van beschermde soorten Een lijst met soorten die in Groot Oosterhout zijn aangetroffen en hun beschermingsstatus is weergegeven in tabel 2.1. Hieronder worden de resultaten besproken voor de verschillende geïnventariseerde diergroepen. Vogels. De vogels met vaste nesten zijn vooral aangetroffen in de omgeving van bebouwing (Bijlage 1). Hoewel strikt genomen buiten de noordgrens van het gebied, is de waarneming van een steenuilennest direct ten noorden van de wijk, in het aangrenzende Bedrijventerrein Oosterhout, vermeldenswaard. Vleermuizen. Het gebied is weinig aantrekkelijk voor vleermuizen. Alleen langs de westrand van het gebied zijn enkele waarnemingen gedaan van de Gewone dwergvleermuis (Bijlage 2). Amfibieën en vissen. De vindplaatsen van amfibieën liggen vooral direct ten noorden van het tracé van de toekomstig aan te leggen Dorpensingel en in de zuidelijke punt van de Grote Boel (Bijlage 3). Nabij de Dorpensingel bevinden zich Poelkikkers in een sloot met een goed ontwikkelde submerse vegetatie in een mengpopulatie met Bastaardkikker. In de aangrenzende sloot is Kleine modderkruiper aangetroffen. In het zuiden van De Grote Boel bevinden zich Kleine watersalamanders (adulten en larven) en Bastaardkikkers in een gebied met een sloot en een nabijgelegen poel.
Alterra-rapport 1732
17
2.1.3
Vergelijking met inventarisatie 2002/2003.
De huidige inventarisatie van vogelsoorten met vaste nesten komt globaal overeen met de resultaten van Kwak (2004). Hoewel in Groot Oosterhout geen Steenuilen zijn gevonden, is in 2008 in de onmiddellijke nabijheid van de noordgrens van het gebied een nest van Steenuilen aangetroffen in Bedrijfsterrein Oosterhout. Dit nest bevindt zich op een korte afstand ten westen van de waarneming van een Steenuilen nest in Kwak (2004) in Bedrijfsterrein de Grift. Voor Kerkuilen is er een nieuwe waarneming van een Kerkuilennest in het tracé van de Dorpensingel terwijl de Kerkuil in de zuidoosthoek (Kwak 2004) ditmaal niet is gesignaleerd. Deze laatste locatie behoeft extra aandacht bij toekomstige inrichtingsmaatregelen van het terrein. In de noordoostelijke punt van het terrein bevindt zich nog steeds een kolonie roeken. Vleermuizen ontbraken in de inventarisatie van Kwak (2004) geheel. Ook op basis van de huidige inventarisatie lijkt Groot Oosterhout geen geschikte habitat voor vleermuizen. Bij de amfibieën valt op dat de huidige vindplaats van de Poelkikker zich een paar honder meter ten zuidwesten bevindt van de sloot waarin door Kwak (2004) Poelkikkers zijn aangetroffen. De sloten staan met elkaar in verbinding en ook migratie over land is aannemelijk. De vindplaats van Kleine watersalamander en Bastaardkikker in de zuidpunt van Groot Oosterhout, valt samen met de indicatie in Kwak (2004) dat deze sloot van ‘zeer grote ecologische waarde’ is. Tabel 2.1: Aanwezigheid van beschermde soorten in Groot Oosterhout: Tabel 1: algemene soorten
Tabel 2: Overige soorten
Tabel 3: Soorten bijlage IV HR/bijlage 1 AMvB
Vogels met vaste nesten (nesten, territoria of kolonies) Torenvalk Kerkuil Steenuil
1 1 (1) (een nest net buiten het gebied) 1 (kolonie) 1 (territorium)
Roek Zwarte kraai Vleermuizen (waarnemingen) Gewone dwergvleermuis Amfibieen (vindplaatsen) Kleine watersalamander Bastaardkikker (Rana klepton esculenta) Poelkikker (Rana lessonae) Gewone pad (Bufo bufo) Vissen (vindplaatsen) Kleine modderkruiper
18
aantal
X
X X
4
2 3 X
X
1 1
X
1
Alterra-rapport 1732
2.2
Laauwik
2.2.1
Conclusie
De natuurwaarden in Laauwik zijn beperkt en hangen samen met de aanwezigheid van een vliegroute van de Gewone dwergvleermuis langs bomen aan de oostkant van het gebied. Deze vliegroutes dienen behouden te blijven, zeker indien ze een belangrijke verbinding vormen tussen een kolonie en zijn foerageergebied. Dit laatste dient nader te worden onderzocht.
2.2.2 Het voorkomen van beschermde soorten De lijst met soorten die in Laauwik zijn aangetroffen en hun beschermingsstatus is weergegeven in tabel 2.2. Hieronder worden de resultaten besproken voor de verschillende diergroepen. Vogels. Ransuilen broeden vaak ik kleine bebossing en maken dan gebruik van kraaiennesten. Ook in Laauwik broedt een Ransuil in de bosjes ten westen van de begraafplaats (Bijlage 4). In het kleinschalige agrarische landschap van Laauwik zijn ook twee nesten van Groene specht gevonden, een buizerdnest en drie territoria van Zwarte kraai. Vleermuizen. (Bijlage 5). In Laauwik zijn drie soorten vleermuizen waargenomen: Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Rosse vleermuis. Aan de oostgrens van het gebied bevinden zich twee belangrijke vliegroutes (dwergvleermuis), die lopen van Lent oost/Visveld naar de begraafplaats en via de bomenrij in het noordoosten van het gebied naar het zogenaamde ‘Notenlaantje’ dat van Laauwik naar het gebied Lentseplas in de Landschapszone loopt. Deze vliegroute speelt waarschijnlijk een belangrijke rol bij de bereikbaarheid van de Landschapszone als foerageergebied en mogen, om hun functie niet te verliezen, niet worden onderbroken door bouwactiviteiten. Hoewel dit niet met zekerheid kon worden aangetoond betreft ook de meest noordelijke waarneming aan de Pastoor van Laakstraat een vliegroute. Hier is te verwachten dat dieren die aan de overkant uit de woonwijk komen via de bomenrij het kale middenstuk hier oversteken. De Rosse vleermuis is alleen foeragerend waargenomen. De enige waarneming van een Laatvlieger was een hoog overvliegend exemplaar. Amfibieën en vissen Er zijn in Laauwik geen beschermde amfibieën en vissen waargenomen.
2.2.3 Vergelijking met inventarisatie 2002/2003. In vergelijking met de inventarisatie van Kwak (2004) heeft zich in Laauwik een paartje Ransuilen, twee paartjes groene spechten en een buizerd gevestigd. Van de in 2004 gesignaleerde Grote bonte specht is in 2008 geen broedgeval waargenomen.
Alterra-rapport 1732
19
Bij de vleermuizen zijn naast de aanwezigheid van de Gewone dwergvleermuis in 2008 ook de Laatvlieger en de Rosse vleermuis waargenomen. De identificatie van vliegroutes langs de noord-oost zijde van Laauwik duidt op het belang van de aldaar aanwezige bomenrijen en de aansluiting op het zogenaamde ‘Notenlaantje’. Ook bij de inventarisatie van Kwak (2004) was het gebied arm aan amfibieën, op twee plekken met het ‘groene kikker complex’ na. Tijdens de huidige inventarisatie zijn in het geheel geen amfibieën aangetroffen. Tabel 2.2: Aanwezigheid van beschermde soorten in Laauwik. Tabel 1: Tabel 2: algemene Overige soorten soorten
Tabel 3: Soorten bijlage IV HR/bijlage 1 AMvB
Vogels met vaste nesten (nesten, territoria of kolonies) Buizerd Ransuil Groene specht Zwarte kraai Vleermuizen (waarnemingen) Gewone dwergvleermuis Laatvlieger Rosse vleermuis
aantal
1 1 2 3 (territoria)
X X X
14 1 1
Amfibieen en vissen (waarnemingen) geen
20
Alterra-rapport 1732
2.3
Citadel
2.3.1
Conclusie
De natuurwaarden in Citadel zijn plaatselijk hoog. Ze hangen direct samen met de aanwezigheid van Fort Benedenwaal en de bebouwing en bosschages in de zuidpunt van de wijk. Vogels zijn vooral aangetroffen in de onmiddellijke nabijheid van het Fort Benedenwaal en in de bosschages nabij de bebouwing in de zuidelijke punt van het gebied. Fort Benedenwaal is een foerageerplek voor Gewone dwergvleermuis. Van groot belang in verband met de Ffw is de aanwezigheid van twee broedlocaties van de Steenuil (beide buiten Fort Benedenwaal).
2.3.2 Het voorkomen van beschermde soorten De lijst met soorten die in Citadel zijn aangetroffen en hun beschermingsstatus is weergegeven in tabel 2.3. Hieronder worden de resultaten besproken voor de verschillende diergroepen. Vogels. Citadel is rijk aan uilen. Het herbergt (minstens) twee paartjes steenuilen, een ten noorden van het Fort Benedenwaal en een in de zuidpunt van het gebied (Bijlage 6). Ondanks waarnemingen rondom de wijkgrenzen zijn geen territoria van vogels met vaste nesten aangetroffen in het tracé van de Graaf Allardsingel. De hoogstamboomgaard in het tracé vormt wel geschikte foerageerhabitat, onder andere voor de Steenuil. Op het Fort Benedenwaal en in de directe omgeving broeden twee paren Ransuilen, een kolonie Blauwe reigers, Groene specht, Grote bonte specht, Sperwer en Zwarte kraai. In de zuidelijke punt van Citadel broeden Grote bonte specht en Groene specht. Verder is een nest waargenomen van Boerenzwaluw. Aan de overkant van de bebouwing in de zuidelijke punt van het gebied (direct ten oosten van het spoor in de bosjes aan het eind van de Parallelweg) is in het aangrenzende gebied ‘De Schans’ een nest van de Kerkuil waargenomen. Vleermuizen. As enige soort is in citadel de gewone dwergvleermuis waargenomen. Deze foerageert in de nabijheid van het Fort Benedenwaal en langs de weg richting noordoosten van het fort (Bijlage 7). De vroegste waarneming van de gewone dwergvleermuis was om 22.45 uur. Dit wijst erop dat ze in dit gebied geen verblijfplaats hebben. In de noordkant van Citadel werden geen vleermuizen waargenomen. Ondanks de aanwezigheid van een boomgaard, wordt het tracé van de Graaf Allardsingel en de grens met de noordelijk gelegen wijk Woenderskamp van geringe waarde geacht voor vleermuizen. Amfibieën en vissen In de periode van waarnemen zijn in Citadel geen zeldzame amfibieën en vissen waargenomen, ook niet in Fort Benedenwaal en het toekomstig tracé van de Graaf Allardsingel.
Alterra-rapport 1732
21
2.3.3 Vergelijking met inventarisatie 2002/2003. In Kwak 2004 is Citadel vermeld onder de naam ‘Hof van Holland’. In vergelijking met Kwak (2004) zijn in 2008 geen ijsvogels waargenomen maar wel Ransuilen. De overige vogelsoorten met vaste nesten zijn in beide periodes in het gebied aangetroffen. In Kwak (2004) wordt ook melding gemaakt van een steenuilennest in het oostelijke deel van het tracé van de Graaf Allard singel. Evenals in 2004 zijn in Citadel alleen gewone dwergvleermuizen aangetroffen. Citadel is in beide periodes arm aan amfibieën. Hoewel in Kwak (2004) nog melding is gemaakt van 2 locaties met het groene kikker complex en een met de gewone pad, zijn in 2008 in Citadel geen amfibieën gevonden. Ook inventarisatie van Fort Benedenwaal en het tracé van de Graaf Allard singel leverde in 2008 geen amfibieën op. Tabel 2.3: Aanwezigheid van beschermde soorten in Citadel. Tabel 1: Tabel 2: algemene Overige soorten soorten
Tabel 3: Soorten bijlage IV HR/bijlage 1 AMvB
Vogels met vaste nesten (nesten, territoria of kolonies) Blauwe reiger Sperwer Kerkuil Steenuil Ransuil Groene specht Grote bonte specht Boerenzwaluw Zwarte kraai Vleermuizen (Waarnemingen) Gewone dwergvleermuis
aantal
1 (kolonie) 1 1 2 2 2 2 1 1
X
24
Amfibieen en vissen (waarnemingen) geen
22
Alterra-rapport 1732
Literatuur
Kwak R.G.M. (2004). Inventarisatie van de flora en fauna in 2002 en 2003 ‘De Waalsprong’, gemeente Nijmegen. Alterra-rapport 842. Bruggen J. van & Vergeer J.W. (2008). Quick scan broedvogels op een drietal bouwlocaties in het Waalsprongebied bij Nijmegen in 2008. SOVON-notitie 2008107.
Alterra-rapport 1732
23
Bijlage 1 Groot Oosterhout, vogels met vaste nesten
Alterra-rapport 1732
25
Bijlage 2 Groot Oosterhout, vleermuizen
Alterra-rapport 1732
27
Bijlage 3 Groot Oosterhout, amfibieën en vissen
Alterra-rapport 1732
29
Bijlage 4 Laauwik, vogels met vaste nesten
Alterra-rapport 1732
31
Bijlage 5 Laauwik, vleermuizen
Alterra-rapport 1732
33
Bijlage 6 Citadel, vogels met vaste nesten
Alterra-rapport 1732
35
Bijlage 7 Citadel, vleermuizen
Alterra-rapport 1732
37
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325 RAPPORTAGE GEM WAALSPRONG
7 september 2007 141223/EA7/167/000594/sfo
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
Inhoud 1 Inleiding____________________________________________________________________ 3 1.1 Aanleiding ______________________________________________________________ 3 1.2 Doel ___________________________________________________________________ 3 1.3 Leeswijzer_______________________________________________________________ 3 2 Wet- en regelgeving _________________________________________________________ 4 2.1 Inleiding ________________________________________________________________ 4 2.2 Regelgeving _____________________________________________________________ 4 2.3 Plaatsgebonden risico _____________________________________________________ 4 2.4 Groepsrisico _____________________________________________________________ 4 3 Risicoanalyse A325 __________________________________________________________ 6 3.1 Inleiding ________________________________________________________________ 6 3.2 Uitgangspunten__________________________________________________________ 6 3.2.1 Ligging bestemmingsplannen ________________________________________ 6 3.2.2 Vervoer gevaarlijke stoffen A325 _____________________________________ 7 3.2.3 Ongevalskansen en uitstromingsfrequentie _____________________________ 7 3.2.4 Rekenmodel ______________________________________________________ 8 3.2.5 Bevolkings-/aanwezigheidsgegevens___________________________________ 8 3.2.6 Kilometrering _____________________________________________________ 8 3.3 Risico’s van het transport over de A325 ______________________________________ 8 3.3.1 Huidige situatie ____________________________________________________ 9 3.3.2 Toekomstige situatie_______________________________________________ 10 3.4 Conclusies risicobepaling A325 ____________________________________________ 12 Bijlage 1
Referenties___________________________________________________________ 13
Bijlage 2
Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten conform BEVI_____________________ 14
Bijlage 3
Modelinvoer bebouwing _______________________________________________ 15
Bijlage 4
Stappen verantwoording groepsrisico_____________________________________ 16
Colofon_______________________________________________________________________ 17
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
2
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
HOOFDSTUK
1.1
1
Inleiding
AANLEIDING In 2006 is er een veiligheidsanalyse voor de Waalsprong ‘Externe veiligheid Waalsprong Nijmegen’ [1] opgesteld. In deze analyse zijn verschillende risicobronnen en hun mogelijke invloed op ruimtelijke plannen nader bekeken. In 2006 was de inrichting van de ruimtelijke plannen echter nog niet bekend. Daarnaast zijn er in 2007 nieuwe vervoerscijfers voor de A325 beschikbaar gekomen en is door de gemeente Nijmegen aangegeven dat A325 dient te worden doorgerekend als gemeentelijke weg. Om deze redenen heeft GEM Waalsprong ARCADIS gevraagd nieuwe berekeningen uit te voeren ten behoeve van de bestemmingsplannen Groot Oosterhout, Laauwik en Citadel. Dit onderzoek is dus een vervolg/actualisatie van de in 2006 opgestelde rapportage.
1.2
DOEL Het doel van deze rapportage is het inzichtelijk maken van het plaatsgebonden risico en groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A325 ten behoeve van de bestemmingsplannen Groot Oosterhout, Laauwik en Citadel.
1.3
LEESWIJZER In hoofdstuk 2 wordt kort de vigerende wet- en regelgeving weergegeven. In hoofdstuk 3 volgt een analyse van de risico’s.
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
3
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
HOOFDSTUK
2.1
2
Wet- en regelgeving
INLEIDING In dit hoofdstuk wordt de van toepassing zijnde wet- en regelgeving weergegeven met de daarbij behorende definities van het plaatsgebonden risico en groepsrisico.
2.2
REGELGEVING In het geval van vervoer van gevaarlijke stoffen is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen [2] van toepassing bij vaststelling van een ruimtelijk plan. De circulaire is van toepassing op bestemmingsplanprocedures in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Deze Circulaire sluit zoveel als mogelijk aan op het Besluit Externe Veiligheid voor Inrichtingen [3]. Voor het plaatsgebonden risico houdt dit in dat voor nieuwe kwetsbare bestemmingen niet binnen de 10-6 contour gebouwd mag worden. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde, maar tevens een Verantwoordingsplicht, waarbij een toename van het groepsrisico dient te worden verantwoord.
2.3
PLAATSGEBONDEN RISICO Het plaatsgebonden risico (PR) geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu op een bepaalde horizontale afstand van een risicovolle activiteit. Het Plaatsgebonden Risico wordt bepaald door te stellen dat een (fictief) persoon zich 24 uur per dag gedurende een heel jaar onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt als een kans per jaar. -6
De grenswaarde van het PR 10 per jaar geldt voor nieuwe situaties. Hierbinnen mogen geen kwetsbare bestemmingen worden toegevoegd en ook nieuwe beperkt kwetsbare bestemmingen zoals gedefinieerd in bijlage 2 zijn in beginsel niet toegestaan. Als het -8
plaatsgebonden risico 10 per jaar is, wordt het als verwaarloosbaar beschouwd. De PR-contour is een isocontour; alle punten met een gelijk risico worden met elkaar verbonden en worden bepaald door de kans van optreden van de diverse ongevalscenario’s.
2.4
GROEPSRISICO Het groepsrisico (GR) wordt naast de mogelijke ongevallen en bijbehorende ongevalfrequentie bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval. Met het groepsrisico wordt aangegeven hoe groot het aantal slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de aanwezige mensen.
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
4
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
Naarmate de groep slachtoffers groter wordt, moet de kans op een dergelijk ongeval volgens de norm (kwadratisch) kleiner zijn. Bij het bepalen van het groepsrisico wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde uit de circulaire RNVGS. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht bij een wijziging van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie en/of bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde. De onderdelen van de Verantwoordingsplicht zijn: § Vaststellen van de risico’s van de huidige situatie. § Vaststellen van het risico na realisatie van de nieuwbouw. § Ruimtelijke onderbouwing van het plan. § Maatregelen ter beperking van de risico’s. § Mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid (inclusief advies van de regionale brandweer). Deze verantwoording vormt geen onderdeel van deze analyse (in de analyse uit 2006 is aangegeven hoe om te gaan met de verantwoording).
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
5
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
HOOFDSTUK
3.1
3
Risicoanalyse A325
INLEIDING In dit hoofdstuk worden eerst de diverse invoergegevens toegelicht, waarna de resultaten besproken worden.
3.2
UITGANGSPUNTEN
3.2.1
LIGGING BESTEMMINGSPLANNEN Op onderstaande kaart wordt de ligging van de drie bestemmingsplannen weergegeven.
Afbeelding 3.1 Waalsprong: Citadel, Laauwick en Groot Oosterhout.
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
6
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
Naast de ligging van de verschillende plangebieden is een zone van 200 meter langs de A325 ingetekend. Het is bekend dat aanwezigen buiten deze zone niet of nauwelijks bijdragen aan de hoogte van risico’s. In bijlage 3 is de modelinvoer van de bebouwing opgenomen.
3.2.2
VERVOER GEVAARLIJKE STOFFEN A325 In deze paragraaf wordt aangegeven met welke vervoerstromen rekening wordt gehouden bij de risicoberekeningen voor de Waalsprong voor zowel de huidige als de toekomstige situatie.
Huidig vervoer In opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) is onlangs het transport van gevaarlijke stoffen over de A325 geteld. Voor het bepalen van de risico’s wordt gebruik gemaakt van deze tellingen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A325 in de huidige situatie (telperiode 24 april 2007 tot en met 2 mei 2007) is als volgt: Tabel 2.1 Vervoer gevaarlijke stoffen huidige situatie (2006) over de
Stofcategorie
Aantal tankwagens per jaar
GF3 (brandbaar gas)
125
LF1 (brandbare vloeistof)
499
LF2 (brandbare vloeistof)
468
A325
De vervoersstromen als geteld in 2007 blijken lager dan waar vanuit werd gegaan in 2006 [1].
Toekomstig vervoer In het kader van de ontwikkeling van basisnet weg (het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) werkt aan een basisnet voor het vervoer van gevaarlijke goederen) zijn groeiscenario’s voor het vervoer van gevaarlijke stoffen bepaald. Uitgaande van een scenario met hoge groei (Global Economy Scenario) wordt het vervoer over de A325 in 2020 als volgt: Tabel 2.2 Prognose vervoer gevaarlijke stoffen 2020 op basis van
Stofcategorie
Aantal tankwagens per jaar (2020)
GF3 (brandbaar gas)
125
LF1 (brandbare vloeistof)
574
LF2 (brandbare vloeistof)
538
GE- scenario (basisnet weg)
Met dit geprognosticeerde vervoer is rekening gehouden bij de berekeningen voor de bestemmingsplannen Groot Oosterhout, Laauwick en Citadel.
3.2.3
ONGEVALSKANSEN EN UITSTROMINGSFREQUENTIE Voor de risicoberekeningen in deze studie wordt gebruik gemaakt van de standaard ongevalfrequentie in RBMII voor gemeentelijke wegen. Dit omdat de Prins Mauritssingel in de toekomst een 50 km-weg wordt met gelijkvloerse kruisingen. Voor gemeentelijke wegen geldt een hogere ongevalkans dan voor snelwegen. De kans op uitstroming na een ongeval is echter kleiner dan bij snelwegen omdat de snelheid lager is.
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
7
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
3.2.4
REKENMODEL Voor het bepalen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van het programma RBMII. Dit programma is goedgekeurd door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Voor zover niet specifiek benoemd, zijn de standaard paramaters van RBMII toegepast.
3.2.5
BEVOLKINGS-/AANWEZIGHEIDSGEGEVENS Door de GEM Waalsprong is aangegeven waar bebouwing voorzien is (zie ook afbeelding 3.1). Voor wat betreft de functies binnen 200 meter van de weg (de zone waarbuiten aanwezigen geen invloed op het risico hebben) geldt dat in de plangebieden Groot Oosterhout en Laauwik voornamelijk woningbouw (laagbouw) gepland staat. Er wordt volgens PGS1 [4] uitgegaan van 80 bewoners per hectare . In de eerste lijn bebouwing aan de A325 in Laauwik wordt het wonen gemengd met lichte bedrijvigheid dan wel kantoren, maar altijd in ondergeschikte vorm. Voor de dagsituatie worden daarom 40 personen per hectare toegevoegd aan het aantal bewoners (confrom PGS 1[1]). Voor Laauwick wordt in de berekeningen uitgegaan van een bebouwingsafstand van 20 meter tot de A325. Voor wat betreft de Citadel geldt dat rond de stationslocatie vooral kantoren gepland zijn. Uitgaande van zakelijke dienstverlening wordt uitgegaan van 80 personen/hectare. Dit geldt ook voor het deel van de Citadel dat is gelegen tussen het spoor en de A325. Voor dit gedeelte is er in de berekeningen vanuit gegaan dat de bebouwing dicht op de A325 wordt gebouwd; een afstand van circa 10 meter is gehanteerd. Voor de huidige situatie is het risico bepaald op basis van het aantal aanwezige huizen (2.4 personen per huis) en bedrijven (lage dichtheid van 40 personen/hectare). Daarnaast is rekening gehouden met de aanwezigheid van kwetsbare objecten zoals huize Overwaal (aanname 250 personen), huize St. Jozef (aanname 50 personen) en de kinderopvang in Laauwick (aanname 100 personen).
3.2.6
KILOMETRERING Voor elk bestemmingsplan wordt een kilometervak gedefinieerd waarbij het plan in zijn geheel wordt meegenomen in de berekeningen voor die kilometer.
3.3
RISICO’S VAN HET TRANSPORT OVER DE A325 Het groepsrisico is bepaald met het risicoberekeningsprogramma RBMII1. Vanaf begin 2005 geldt dit programma als het door de minister aangewezen programma voor het bepalen van externe risico’s.
1
Er is gebleken dat RBM-versie 1.1.1 Build: 7 lage groepsrisico’s berekent bij invoering van
bedrijvigheid ten opzichte van bestanden met alleen woonbebouwing. Dit is bekend bij de helpdesk RBM en wordt aangepast in de volgende versie van RBMII. Om deze reden zijn alle vlakken ingevoerd als woonbebouwing en eventueel aangepast voor de verblijftijd.
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
8
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
3.3.1
HUIDIGE SITUATIE
Plaatsgebonden risico huidige situatie Het plaatsgebonden risico op basis van het in 2006 getelde vervoer is als volgt: Tabel 3.3 Risicocontouren A325 op basis vervoer uit 2006
Contour
Afstand tot A325 (m)
-6
-
-7
-
-8
43
PR 10 PR 10 PR 10
Groepsrisico ter hoogte van Groot Oosterhout Het groepsrisico ter hoogte van het toekomstige Groot Oosterhout is in de huidige situatie nihil en niet weer te geven in een curve. Dit komt doordat er geen bebouwing ligt in de nabijheid van de A325. Groepsrisico ter hoogte van Laauwick Het groepsrisico ter hoogte van het toekomstige Laauwick is in de huidige situatie als in de onderstaande groepsrisicocurve.
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
9
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
Groepsrisico ter hoogte van Citadel Het groepsrisico ter hoogte van de toekomstige Citadel is in de huidige situatie als in de onderstaande groepsrisicocurve.
3.3.2
TOEKOMSTIGE SITUATIE
Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico op basis van het geprognosticeerde vervoer (hoge groei basisnet weg) wordt als volgt: Tabel 3.4 Risicocontouren op basis prognoses als gebruikt voor
Contour
Afstand tot A325 (m)
-6
-
-7
-
-8
44
PR 10 PR 10 PR 10
basisnet weg.
Groepsrisico Groot Oosterhout Het groepsrisico ter hoogte van Groot Oosterhout op basis van de nieuwe inrichting van het gebied en het geprognosticeerde vervoer (hoge groei basisnet weg) blijft nihil. Dit komt door de ruime afstand van de bebouwing tot de weg.
Groepsrisico Laauwick Het groepsrisico ter hoogte van Laauwick op basis van de nieuwe inrichting van het gebied en het geprognosticeerde vervoer (hoge groei basisnet weg), wordt als in de hiernavolgende curve.
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
10
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
Groepsrisico Citadel Het groepsrisico ter hoogte van Citadel op basis van de nieuwe inrichting van het gebied en het geprognosticeerde vervoer (hoge groei basisnet weg), wordt als in de onderstaande curve.
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
11
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
3.4
CONCLUSIES RISICOBEPALING A325 De risico’s als gevolg van het vervoer over de A325 zijn zeer beperkt. Het plaatsgebonden risico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de A325 is en blijft lager dan 10-6 per jaar (op basis van nu geldende prognoses). Dit betekent dat er geen directe beperkingen aan de ruimtelijke ontwikkelingen gelden voor Groot Oosterhout, Laauwick en Citadel. Het groepsrisico neemt toe in de toekomstige situatie maar blijft ruim (meer dan een factor 100) onder de oriëntatiewaarde. Omdat er voor Citadel en Laauwick toch sprake is van een toename dient hier bij vaststelling van de bestemmingsplannen wel rekening mee te worden gehouden. In de Circulaire “Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen” [2] wordt immers aangegeven dat bij vaststelling van een ruimtelijk plan ook een significante stijging van groepsrisico moet worden verantwoord. De risicoberekeningen uit deze rapportage vormen input voor de verantwoording van het bevoegd gezag. Samen met een ruimtelijke onderbouwing van het plan en een advies van de brandweer (in de rapportage uit 2006 [1] zijn door de brandweer al enkele generieke maatregelen gegeven ter beperking van het groepsrisico) kan de verantwoording worden gecomplementeerd.
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
12
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
BIJLAGE
1
Referenties 1
Externe Veiligheid Waalsprong Nijmegen, ARCADIS in opdracht van GEM Waalsprong, 25 januari 2006
2
Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Tweede Kamer, Staatscourant, augustus 2004
3
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Ministerie van VROM, Staatscourant, mei 2004
4
Methoden voor het bepalen van mogelijke schade (PGS1), Ministerie van VROM, maart 2005
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
13
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
BIJLAGE
2
Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten conform BEVI Kwetsbaar object a. Woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in onderdeel a, onder a. b. Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: 1°.
Ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
2°.
Scholen;
3°.
Gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen.
c. Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals: 1°.
Kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object;
2°.
Complexen waarin meer dan vijf winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een 2
totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd. d. Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
Beperkt kwetsbaar object a. 1°. Verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; 2°. dienst- en bedrijfswoningen van derden. b. Kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder Kwetsbaar, onder c, vallen. c. Hotels en restaurants, voor zover zij niet onder Kwetsbaar, onder c, vallen. d. Winkels, voor zover zij niet onder Kwetsbaar, onder c, vallen. e. Sporthallen, zwembaden en speeltuinen. f. Sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder Kwetsbaar, onder d, vallen. g. Bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder Kwetsbaar, onder c, vallen. h. Objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn. i.
Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
14
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
BIJLAGE
3
Modelinvoer bebouwing
N.B. De ronding van Citadel is niet herkenbaar. Omdat deze te ver van de transportas ligt om invloed te hebben op het groepsrisico, is deze niet ingetekend.
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
15
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
BIJLAGE
4
Stappen verantwoording groepsrisico Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen Conform de ‘Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen’ dienen voor de verantwoordingsplicht van de wijziging van het groepsrisico onderstaande stappen doorlopen te worden. 1. het groepsrisico; 2. indien van toepassing: het eerder vastgestelde groepsrisico; 3. een aanduiding van het invloedsgebied; 4. de aanwezige dichtheid van personen en de in de toekomst redelijkerwijs voorzienbare dichtheid per hectare in dit invloedsgebied; 5. een aanduiding van de vervoersstromen, in termen van de aard en de omvang van gevaarlijke stoffen die specifiek bijdragen aan de overschrijding van de oriëntatiewaarde, alsmede een aanduiding in hoofdlijnen van de bijdrage van de verschillende transportstromen aan het groepsrisico; 6. een aanduiding van de redelijkerwijs voorzienbare vervoerstromen in de toekomst (periode van tien jaar) met inbegrip van een aanduiding van de invloed daarvan op het groepsrisico; 7. de bijdrage in hoofdlijnen van de aanwezige en van de redelijkerwijs voorzienbare toekomstige (periode van tien jaar) (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico; 8. de mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, zowel nu als in de toekomst (periode van tien jaar) met betrekking tot het vervoer en de ruimtelijke ontwikkelingen en de voor- en nadelen hiervan; 9. de mogelijkheden van de voorbereiding op de bestrijding van en de beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen; 10.de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de route of het tracé om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
16
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325
COLOFON
ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WAALSPRONG A325 RAPPORTAGE OPDRACHTGEVER: GEM WAALSPRONG
STATUS: Definitief Versie 1.0
AUTEUR: De heer ir. A.A. van der Giessen
ARCADIS Infra BV
VRIJGEGEVEN DOOR: Mevrouw B. Cornielje
GEM Waalsprong
7 september 2007 141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS Infra BV Piet Mondriaanlaan 26 Postbus 220 3800 AE Amersfoort Tel 033 4771 000 Fax 033 4772 000 www.arcadis.nl Handelsregister 27085329 ©ARCADIS. Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitzonderingen door de wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbenden niets uit dit document worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale reproductie of anderszins.
141223/EA7/167/000594/sfo
ARCADIS
17
Visie kern Lent Herkenbaar en verbonden
gemeente Nijmegen, afdeling wijkmanagement definitief, mei 2007
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding........................................................................................................ 2 Aanleiding..................................................................................................... 2 Doel ............................................................................................................. 2 Kader ........................................................................................................... 2 Gebiedsbegrenzing ......................................................................................... 3 Werkaanpak visie........................................................................................... 4 Leeswijzer..................................................................................................... 5
2 2.1 2.2 2.3
Terugblik op de analyse .................................................................................. 6 Werkaanpak analyse....................................................................................... 6 Lent nu: dorp aan de rand van de stad.............................................................. 6 Lent in de toekomst: tuindorp in de stad ........................................................... 7
3
Centrale ambitie............................................................................................. 8
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Uitgangspunten per thema .............................................................................. 9 Woonmilieu en sociaal klimaat: het dorpse blijft ................................................. 9 Het hart: een centrale ontmoetingsplek voor dorp Lent ..................................... 12 Openbare ruimte: verbetering van inrichting, beheer en gebruik ......................... 16 Dorpshistorie: het verleden zichtbaar houden................................................... 18 Verkeer: betere verbindingen ......................................................................... 20 Stadsas: ombouw van de Prins Mauritssingel .................................................. 22 Dorp en omgeving: versterken van de banden ................................................. 23
5
Visiekaart.................................................................................................... 24
6 6.1 6.2 6.3
Uitvoeringsprogramma.................................................................................. 25 Waarom een uitvoeringsprogramma? .............................................................. 25 Het bestemmingsplan staat centraal ............................................................... 25 Overige maatregelen .................................................................................... 26
7 7.1 7.2 7.3
Bijlagen....................................................................................................... 27 Analyse april 2005: sterke en zwakke punten van het huidig Lent...................... 27 Analyse april 2005: kansen en bedreigingen van het toekomstige Lent ............... 31 Gegevenheden: wat overkomt Lent? .............................................................. 34
1
1
Inleiding
1.1
Aanleiding Rond de oude dorpskern van Lent zijn veel ontwikkelingen gaande. De Waalsprong1 en plannen voor rivierverruiming geven de (leef)omgeving een drastisch ander aanzien. Bewoners maken zich daar zorgen over en willen graag - waar mogelijk - dat hun dorp zijn eigen identiteit behoudt. De gemeente ondersteunt dit en streeft naar een goede inpassing van de oude kern in de totale gebiedsontwikkeling van het nieuwe stadsdeel NijmegenNoord. In 2003 stelde de gemeenteraad het Voorkeursmodel Waalsprong na de Milieueffectrapportage-procedure vast. Hiermee werd een startsein gegeven voor de verdere planuitwerking van de deelgebieden van de Waalsprong, waaronder ook de oude dorpskern van Lent. Daarnaast blijkt dat een actueel bestemmingsplan voor de kern ontbreekt. Het gemeentebestuur heeft een ambtelijke werkgroep de opdracht gegeven om een visie op te stellen, in afstemming met het dorp. In 2005 is gestart met een analyse. In de eerste helft van 2006 is deze verder uitgewerkt in voorliggend visie-rapport.
1.2
Doel Centrale vraag Centrale vraag is hoe het bestaande dorp Lent goed ingepast kan worden in de totale gebiedsontwikkeling van de Waalsprong, waarbij de bestaande waardevolle karakteristieken en identiteit van de oude dorpskern behouden blijven en de leefbaarheid wordt verbeterd? Centrale thema’s zijn dan ook identiteit en verbinding. Doelstelling Het doel is tot een toekomstvisie en ontwikkelingsperspectief te komen voor de oude dorpskern Lent voor de komende 15 jaar. De visie zal de onderlegger worden voor het op te stellen nieuwe bestemmingsplan voor de kern. Verder maakt een uitvoeringsprogramma onderdeel uit van de visie.
1.3
Kader Bij het opstellen van de visie was het belangrijk te weten wat al vast staat: wat is gegeven en wat gaat Lent hoe dan ook overkomen? Kaderstellend is allereerst het Voorkeursmodel Waalsprong (VKM) zoals op 9 juli 2003 vastgesteld door de gemeenteraad van Nijmegen. In het Voorkeursmodel is het ruimtelijke beeld, zoals vastgelegd in het structuurplan “het land over de Waal”, geactualiseerd onder invloed van de Milieueffectrapportage. Op basis van het Voorkeursmodel worden thans plannen ontwikkeld voor het stadsdeelcentrum (werktitel ‘Citadel’), Groot Oosterhout en Laauwik. Besluitvorming over de verkeersstructuur in Nijmegen-Noord is nog gaande. In 2005 is een verkeersonderzoek uitgevoerd, ingegeven door berekeningen die aangeven dat de verkeersintensiteiten, onder andere als gevolg van de nieuwe stadsbrug, drastisch wijzigen. 1
Waar in dit rapport de term Waalsprong staat gaat het om het hele stadsdeelgebied ‘Nijmegen-Noord’ (zoals vastgelegd bij raadsbesluit dd 18 oktober 1995, raadsvoorstel 180/1995)
2
Inleiding
Zo wordt er een forse toename van verkeer verwacht op de Prins Mauritssingel. Ook zijn ten opzichte van het Voorkeursmodel alternatieve routes onderzocht. Eind 2005 en in februari 2006 heeft de gemeenteraad daaropvolgend besluiten genomen over de toekomstige verkeersstructuur. (Zie ook paragraaf 4.5) Verder loopt nog een MER-procedure in verband met een mogelijk noodzakelijke dijkteruglegging of gebiedsreservering ter oplossing van de zogenaamde flessenhalsproblematiek van de Waal ter hoogte van Nijmegen/Lent. Deze visie dient ruimtelijk aan te sluiten op de planontwikkeling van de Citadel, de realisatie van de nieuwe verkeersstructuur en de oplossing die gekozen wordt voor de hoogwaterproblematiek. Met deze visie kan daarop actief worden geanticipeerd. In sociaal opzicht vormt het ‘programma sociale infrastructuur Waalsprong’ het kader voor de visie. Achter in dit rapport is als bijlage een overzicht opgenomen, waarin samengevat staat wat gegeven is voor Lent: wat gaat de oude dorpskern hoe dan ook overkomen, gezien bovengenoemde kaders?
1.4
Gebiedsbegrenzing Studiegebied en visiegebied In onderstaande kaart is te zien voor welk gebied de visie geldt. Er is onderscheid te maken tussen het visiegebied2 en het ruimere studiegebied, waar zich ontwikkelingen voordoen die direct van invloed zijn op het visiegebied. Het visiegebied (aangeduid als kern Lent) komt overeen met het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan.3 Veur Lent Hoewel Lentenaren aangeven dat ook Veur Lent en de dijken sociaal onderdeel uitmaken van het dorp, zijn ze niet meegenomen in het visiegebied, alleen in het studiegebied. Rijkswaterstaat is bezig met de voorbereiding op een rivierverruiming van de Waal bij Lent, in de vorm van een dijkteruglegging. De werkzaamheden van Rijkswaterstaat spitsen zich hoofdzakelijk toe op de onderdelen van de planvorming die een waterstaatkundig belang hebben en die nodig zijn voor de te doorlopen procedures.
2
Het visiegebied, dat overeenkomt met het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan omvat (delen van) buurten, zoals door de Raad in 1999/2000 vastgesteld: buurt 1 Dorp Lent en delen van buurt 2 Laauwick, 3 Hoge Bongerd, 10 Visveld, 11 Vossenpels en 12 De Stelt. Aan de oostzijde van buurt 1 Dorp Lent vallen de Dokter Huijgenhof en de Turennesingel buiten het visie-annex plangebied. 3 Het visiegebied valt daarmee niet samen met de woonplaats Lent of de buurt “Dorp Lent”, waarvoor naamgeving met raadsbesluiten is vastgesteld: Lent gemeente Nijmegen (raadsbesluit dd 18 oktober 1995, raadsvoorstel 180/1995); Dorp Lent (raadsbesluit dd 15 december 1999, raadsvoorstel 219/1999 en raadsbesluit dd 10 mei 2000, raadsvoorstel 79/2000).
3
Inleiding
1.5
Werkaanpak visie - analyse als basis September 2005 werd het analyse-rapport voor de visie vastgesteld door het College van B&W. De analyse dient als basis voor de visie. In hoofdstuk 2 staat beschreven hoe de analyse tot stand is gekomen en wat de belangrijkste uitkomsten zijn. - ambtelijk overleg en workshops In nauwe betrokkenheid van de wijkmanager stelde een ambtelijke werkgroep een conceptvisierapport op. Om dit mogelijk te maken werden twee workshops gehouden. De eerste vond plaats op 24 januari 2006. De werkgroep kwam in deze workshop tot ideeën voor de visie. De ideeën werden geclusterd tot de volgende onderwerpen: stadsas het hart van de oude kern / park Lent Veur Lent
4
Inleiding
langzaamverkeersverbindingen linten en de tuinbouwhistorie openbare ruimte woonmilieu en sociale aspecten
De tweede workshop vond plaats op 9 maart 2006, in aanwezigheid van de begeleidingscommissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de oude kern Lent. In deze workshop werden de ideeën uit de eerste workshop besproken en aangevuld. - inspraak Het eerste concept van de visie is besproken met de begeleidingscommissie. Het concept is vervolgens gepresenteerd op een bewonersavond op 28 september 2006. Het College van B&W heeft de visie vrijgegeven voor inspraak. - besluitvorming De visie wordt ten slotte door de gemeenteraad van Nijmegen vastgesteld. De gemeenteraad besluit in hoeverre de inspraakreacties leiden tot wijziging van het eindconcept. - vervolg Is de visie vastgesteld door de raad, dan wordt een start gemaakt met de maatregelen en projecten uit het uitvoeringsprogramma.
1.6
Leeswijzer De opbouw van dit visierapport is als volgt: Hoofdstuk 2 biedt een terugblik op de analyse. Hoofdstuk 3 geeft de centrale ambitie weer. Hoofdstuk 4 behandelt de uitgangspunten van de visie. Hoofdstuk 5 bestaat uit de visiekaart Hoofdstuk 6 bevat het uitvoeringsprogramma van de visie Ten slotte is een aantal bijlagen opgenomen.
5
Terugblik op de analyse
2
Terugblik op de analyse In 2005 kwam de analyse voor de visie tot stand. Het doel was om eerst vast te stellen wat er speelt in en om Lent. Welke sterktes en zwaktes kenmerken de huidige dorpskern en wat zijn de kansen en bedreigingen voor het toekomstige Lent? De analyse leverde de thema’s op voor de visie.
2.1
Werkaanpak analyse - inventarisatie door ambtelijke werkgroep Begonnen is met een inventarisatie binnen de gemeente. Een ambtelijke werkgroep ging te rade bij de verschillende beleidsafdelingen, bezocht het gebied en bestudeerde de vele stukken die er al lagen, zoals het genoemde plan van aanpak uit 2000, het Voorkeursmodel etc. De werkgroep stelde een analyse-tabel4 op. - begeleidingscommissie De wijkmanager Waalsprong voerde overleg naar aanleiding van de ambtelijke inventarisatie met de begeleidingscommissie, bestaande uit vertegenwoordigers uit de dorpskern Lent. Aan de hand van dit overleg werd de analyse-tabel aangepast. - discussie-avond Op 26 april 2005 vond een discussie-avond plaats in het Witte Huis. Bewoners en andere belangstellenden konden met elkaar en gemeentelijk medewerkers discussiëren over een aantal thema’s. De uitkomsten van de tafeldiscussie op deze avond zijn verwerkt in dit rapport.
2.2
Lent nu: dorp aan de rand van de stad Helder
is dat het huidige karakter van Lent oprecht dorps is: door de dorpse opzet; door de hechte sociale structuur; omdat er weinig maatschappelijke problemen zijn; met een dorpse openbare ruimte, zij het niet zonder gebreken; met verkeersoverlast; door de aanwezigheid van dorpsvoorzieningen en bedrijvigheid; met een gezonde zorgstructuur; met positieve, maar ook negatieve milieukwaliteiten.
4
De analyse-tabel werd opgesteld volgens de SWOT-systematiek: strength-weakness-opportunity-threats, sterktezwakte-kans-bedreiging. De tabel is gesplitst naar sterk-zwak en kansen-bedreigingen als bijlage opgenomen achter in dit rapport.
6
Terugblik op de analyse
De band met de omgeving is bepalend: Lent kent een unieke dorpsomgeving. De nabijheid van de stad. Bereikbaarheid is een zorgpunt. Het dorp heeft een kwetsbaar milieu. De Waalsprong is volop in aanbouw. Een overzicht van sterke en zwakke punten is opgenomen als bijlage.
2.3
Lent in de toekomst: tuindorp in de stad Wat betreft de identiteit is de vraag: kan Lent zijn eigenheid en karakter behouden? Kansen en bedreigingen zijn er op dit front voor: het zichtbaar en voelbaar houden van de tuindorp opzet en cultuurhistorie; de veranderingen in de sociale structuur en eventuele maatschappelijke problemen, omdat Lent in een nieuw stadsdeel van Nijmegen komt te liggen; de hoeveelheid openbare ruimte en de kwaliteit ervan; ontwikkelingen in het verkeer; het voortbestaan van de ‘eigen’ voorzieningen; de ruimte en bereikbaarheid voor bedrijvigheid; het zorgaanbod ‘om de hoek’ voor Lentenaren; het milieu. Verbinding wordt nadrukkelijk gezien als kans voor Lent: door een goede algemene bereikbaarheid; tussen de dorpshelften; met de dijk, rivier en uiterwaarden; met het buitengebied; met de omringende dorpen en nieuwe buurten; met het stadsdeelcentrum Citadel; met de Nijmeegse binnenstad; tussen Lentenaren en andere Waalsprongbewoners. Een overzicht van kansen en bedreigingen is opgenomen als bijlage.
7
Centrale ambitie
3
Centrale ambitie Dubbelspoor In de planontwikkeling van de Waalsprong is de positie van oud Lent een even uitdagende als complexe opgave. Omringd door gebieden waarvoor de planvorming ter hand wordt genomen en de realisatie van woningbouw is begonnen, is in nauwe samenspraak met bewoners van de oude dorpskern ook gestart met het ontwikkelen van een visie. De visie geeft antwoord op het vraagstuk van de ontwikkeling van de oude dorpskern in een snel veranderende omgeving. De belangrijkste strategische ruimtelijke opgave in de dorpsvisie is dan ook de vraag op welke wijze de oude dorpskern Lent haar identiteit kan behouden en versterken en op welke wijze zij zich kan aansluiten bij de ontwikkelingen in de directe omgeving. Op basis van de gesprekken met de bewoners en belanghebbenden is gekozen voor een dubbelspoor waarin zowel de herkenbaarheid van de oude dorpskern een plek krijgt als de integratie van Lent met de omgeving. Herkenbaar... De omgeving van de oude dorpskern Lent is sterk in verandering. Het komt te midden van een nieuwe stadswijk te liggen, binnen een vernieuwde verkeersstructuur en met een stadsdeelcentrum om de hoek. Voor het de oude dorpskern zelf geldt de ambitie om de bestaande identiteit van tuindorp te behouden en zo mogelijk te versterken. Dit kan door:
de goede elementen van het eigen woonmilieu en sociale klimaat vast te houden; het dorpshart als centrale ontmoetingsplek te versterken; het zichtbaar houden van de tuinbouwhistorie en de oude dorpslinten; verbetering van de inrichting, het beheer en het gebruik van de openbare ruimte;
...verbonden De verkenning en versterking van de eigen dorpse identiteit lijkt een goede eerste stap in de toekomst. Hieraan is in de analyse nadrukkelijk aandacht besteed. Vanuit die analyse is gekeken op welke wijze de samenhang met omliggende deelgebieden vorm kan krijgen. Lent blijft een tuindorp temidden van een nieuwe stadswijk, maar mag geen geïsoleerde enclave worden. De oude dorpskern maakt onlosmakelijk deel uit van de stad. Kansen voor verbinding moeten optimaal benut worden, door:
goede verkeersverbindingen, van en naar Lent; het ombouwen van de Prins Mauritssingel (voorheen de A325) tot een stadsweg; versterking van de ruimtelijke banden met de omgeving.
8
Uitgangspunten per thema
4
Uitgangspunten per thema
4.1
Woonmilieu en sociaal klimaat: het tuindorp woonmilieu blijft Uitgangspunt is dat Lent een tuindorp blijft met de fysieke kenmerken die dit woonmilieu typeren. Lent wordt onderdeel van de stad, maar wel met een herkenbare eigen identiteit en een woonmilieu met dorpse kenmerken.
4.1.1
Sociaal klimaat Uit de analyse is op te maken dat in Lent het dorpsgevoel op dit moment nog bestaat. De mensen kennen elkaar, er is gezelligheid en saamhorigheid, er zijn groepen bewoners die activiteiten organiseren en zich inzetten voor de leefbaarheid en men probeert problemen eerder zelf op te lossen. De oude dorpskern van Lent kent een bovengemiddeld aantal vrijwilligers5. Wel zien de werkers de eerste veranderingen in het sociale klimaat. De oude dorpskern maakt steeds meer onderdeel uit van de stad en dat heeft gevolgen voor het oude dorpskarakter. Bewoners van buitenaf, die vaak wat andere leefgewoonten hebben, nemen in aantal toe. In de huurwoningen komen geleidelijk aan meer probleemhuishoudens te 5
In de Nijmeegse wijken is gemiddeld 28% van de bevolking als vrijwilliger actief; in Lent (statistische wijk 70 Lent) is dat beduidend hoger: 47%.
9
Uitgangspunten per thema
wonen. En er ontstaan subgebiedjes met meer sociale problematiek, die om speciale aandacht vragen. Bestaande verenigingen als DVOL gaan sterk groeien met nieuwe leden uit de nieuwe buurten van Visveld6. Zoals in de centrale ambitie aangegeven: we maken van de oude dorpskern geen geïsoleerde enclave. Het sociale klimaat in de oude dorpskern zal met de Waalsprongontwikkelingen en de nieuwe bewoners veranderen. Uitgangspunt is dat er ruimte blijft voor bestaande verenigingen, de sociale samenhang en sociale binding. De visiethema’s uit de volgende paragrafen dragen hieraan bij.
4.1.2
Woonmilieu Behoud van “dorpse” kenmerken Uit de analyse voor deze visie blijkt dat Lent niet alleen sociale kenmerken heeft die nog als “dorps” zijn te typeren, maar ook die fysieke uitstraling nog heeft . De typisch dorpse fysieke kenmerken (tuindorp) dienen behouden te blijven. Gedifferentieerd tuindorp Net als alle Nijmeegse stadswijken geldt voor Lent het gemeentelijke woonbeleid, zoals vastgelegd in de Woonvisie 2005. Deze visie stelde de gemeenteraad in 2001 vast. Het Nijmeegse woonbeleid hanteert de volgende uitgangspunten: Een ongedeelde stad. Bewoners binden. Bouwen voor de buurt van de toekomst. Voor het Nijmeegse woningbouwbeleid heeft de gemeente voor heel Nijmegen bepaald welk type woonmilieu waar voorkomt en welk toekomstperspectief ervoor geldt. Dit woonmilieubeleid haakt aan op één van de drie centrale opgave voor het wonen in Nijmegen: het aanbod van voldoende woonmilieus, van goede kwaliteit en gevarieerd van opzet. Een woonmilieutypering geeft de richting aan voor de woningbouwprogrammering en eventueel andere beleidsvelden, zoals ruimtelijke structuur en beeldkwaliteit. De oude dorpskern van Lent is in woonmilieutermen een ‘gedifferentieerd tuindorp’. Een geliefd woonmilieu waar binnen Nijmegen een tekort aan bestaat. Andere wijken die op dit moment binnen deze categorie vallen zijn Hazenkamp, Hees, Weezenhof, Oosterhout en Brakkenstein. Dit woonmilieu kenmerkt zich door een accent op laagbouw (meer dan 2/3) in rijen en vrijstaand, waarbij meer dan 50% van de woningen koopwoningen zijn. Alle prijsklassen komen voor, zowel in de vrije sector als sociale woningbouw. Het accent op laagbouw wil niet zeggen dat er geen gestapelde woningbouw voor kan komen in het gedifferentieerde tuindorp.
6
Het betreft de buurten Visveld-Noord en Visveld-oost, waarvan de namen (nog) niet door de gemeenteraad zijn vastgesteld.
10
Uitgangspunten per thema
typering woonmilieu ‘gedifferentieerd tuindorp’ kenmerken stapeling woningen schakeling woning bebouwingsdichtheid parkeren groen functiemenging eigendom prijsklassen
gedifferentieerd tuindorp accent op laagbouw (>67%) incidenteel middelhoog of hoog rijen en vrijstaand laag tot gemiddeld (10-20 wo/ha) op straat en op eigen erf versnipperd (vooral privé-groen) weinig accent op koop (50% tot 90%) goedkoop, middelduur en duur
Ruimte voor vernieuwing? Voor de ontwikkelingen in Lent is het belangrijk om het huidige woonmilieu 'gedifferentieerd tuindorp' als uitgangspunt te nemen. Door te herstructureren/intensiveren op een aantal locaties in het dorp kan de identiteit van de oude kern Lent als gedifferentieerd tuindorp verder worden versterkt. Het woonmilieubeleid formuleert als algemeen gewenst perspectief voor gedifferentieerde tuindorpmilieus dat bij nieuwbouw een accent dient te liggen op laagbouw en het realiseren van goedkope woningen. Dit laatste in het kader van het gemeentelijk beleid te streven naar 'de ongedeelde stad', waardoor qua woningprijzen wordt aangestuurd op differentiatie. Oud worden in Lent We gaan er van uit dat de huidige inwoners graag in hun eigen kern oud willen worden en niet in nieuwbouw in de rest van Nijmegen-Noord. We verwachten dat de oude dorpskern van Lent zo’n 5.000 inwoners zal gaan bevatten. Wat betreft de huisvesting van oudere Lentenaren dient er in de volgende behoefte te worden voorzien: Het belangrijkste/grootste aantal is gelegen in levensloopbestendige woningen in de wijk, waar mensen die zorg nodig hebben kunnen blijven wonen. Hiervan is het minimum aantal 110 en zou het goed zijn wanneer dat aantal uiteindelijk ongeveer 450 woningen gaat omvatten. Dat kan gedeeltelijk door nieuwbouw, maar zal ook gerealiseerd moet worden door verbetering van de bestaande woningvoorraad. Er staan ook al een aantal woningen voor ouderen in Lent (inclusief Diederikhove). Naar schatting ongeveer 80 tot 100 woningen. 65-265 woningen verzorgd wonen. Dit kan in kleinschalige woonvormen, en in woonzorgcomplexen. Hierbij vormt 65 het minimum en om meer spreiding mogelijk te maken en minder verhuizingen noodzakelijk, zou een aantal van ongeveer 250 aan te bevelen zijn. Hiervan zijn er 38 in Sint Jozef; deze instelling is van plan er nog 30 bij te bouwen. Het minimale aantal is hiermee bereikt. Het zou wel goed zijn dat er ergens een of twee woonzorgcomplexen werden gebouwd, redelijk centraal, goed bereikbaar en in de buurt van voorzieningen. 25 plaatsen voor "beschermd wonen" (wonen voor dementerenden). In sint Jozef zijn er 28. Dit is dus voldoende.
11
Uitgangspunten per thema
4.2
Het hart: een centrale ontmoetingsplek
4.2.1
De oude kern van Lent heeft een hart Lent bestaat van oudsher uit verschillende delen. Van een echte eenheid in de structuur is daarom nooit sprake geweest. Toch is er een hart aan te wijzen, een centrale ontmoetingsplek. Het gaat om het gebied aan de Pastoor van Laakstraat-LaauwikstraatSchoolstraat-Steltsestraat. Er zijn winkels, horecagelegenheden, kerken en sociaalmaatschappelijke voorzieningen te vinden, voor jong en oud. Ook de verschillende historische panden en de groenelementen en het Dorpsplein geven de plek het karakter en aanzien van een dorpshart.7 Uitgangspunt is dat het hart ook in de toekomst een centrale ontmoetingsplek voor bewoners van de oude kern Lent blijft. Het toekomstperspectief voor het hart kent twee speerpunten: 1. behoud van de voorzieningenfunctie; 2. verbetering van inrichting en uitstraling van het gebied. Hiermee is een sociale en fysieke opgave voor het gebied gedefinieerd.
4.2.2
Ruimte voor behoud van de voorzieningenstructuur - Verandering door ontwikkeling van de Waalsprong 7
Ook buiten het dorpshart bevinden zich gespreid in de dorpskern kenmerkende voorzieningen voor de dagelijkse behoefte: de fietsenmaker, de timmerwinkel en de buurtsuper aan de Steltsestraat.
12
Uitgangspunten per thema
Met de nieuwbouw van woningen, winkels en voorzieningen verandert de voorzieningenstructuur in het Waalspronggebied ingrijpend. Doel is dat voor de bewoners van het stadsdeel een evenwichtig voorzieningenniveau ontstaat; levensvatbaar en goed bereikbaar. Voor het Waalspronggebied is door het College van B&W bepaald dat er drie winkelgebieden zullen worden gerealiseerd. Het gaat om het centrumgebied Citadel, buurtwinkelcentrum Nijmegen-Oosterhout en een grote winkel voor dagelijkse boodschappen in Lent-Oost. Deze veranderingen zullen gevolgen hebben voor de positie en het functioneren van het huidige hart van de oude dorpskern Lent8. - Functieverandering Voor het bepalen van de optimale winkelstructuur in Nijmegen-Noord is een distributieplanologisch onderzoek uitgevoerd. Volgens dit onderzoek is de voorgestelde nieuwe structuur de optimale voor dit gebied. Er wordt in de rapportage ook ingegaan op de bestaande winkelvoorzieningen in Lent. Volgens het onderzoeksbureau komen deze onder druk te staan met de komst van het toekomstige hoofdwinkelcentrum. De ondernemers in Lent hebben in het verleden toezeggingen gekregen over een voorkeurspositie onder marktconforme condities. De supermarkt in Lent heeft reeds aangegeven geïnteresseerd te zijn in een verplaatsing. Functiewijziging voor het achterblijvende vastgoed ligt dan voor de hand (hoewel het bestemmingsplan nieuwvestiging van detailhandel blijft toelaten). Zonder beleid en maatregelen voor behoud en versterking van het hart dreigt de (winkel)voorzieningenstructuur binnen de oude dorpskern van Lent zich in een andere richting te ontwikkelen dan wenselijk bleek bij de inventarisatie voor deze visie. Door marktwerking dreigt - met de komst van de Citadel en de winkel in Lent-Oost - de detailhandelsfunctie van de oude dorpskern te verdwijnen. De supermarkt verplaatst zich en de achterblijvende bebouwing zal van functie wijzigen. Zittende ondernemers als de bakker, slager en apotheek moeten de keuze maken of men zich verplaatst naar de Citadel of dat men in de oude kern blijft. Een enkeling zal blijven, maar het is waarschijnlijk dat de winkelfuncties op de lange termijn verdwijnen uit het dorpsbeeld doordat de concurrentie te groot is. Het hart verliest dus de winkelfunctie zoals deze momenteel aanwezig is. Dat heeft een aantal nadelen: Het karakter van het hart zal veranderen; Identiteit van hart verandert; Voorzieningen zijn minder goed bereikbaar voor de ouderen in de oude kern. Aan de andere kant kunnen wel alternatieve functies terug keren. Denk hierbij aan zakelijke dienstverlening, sociaal/medische voorzieningen en woningbouw. Ook is de nieuwe winkelstructuur geografisch gespreid waardoor alle inwoners in de Nijmegen-Noord winkelvoorzieningen op beperkte afstand kunnen bereiken. De parkeerproblemen rondom de huidige supermarkt behoren dan ook tot de verleden tijd. Zittende ondernemers kunnen zelf kiezen om mee te doen met de nieuwe winkelstructuur. - Gewenste ontwikkelrichting: voorzieningen gericht op de oude kern De hierboven geschetste ontwikkelingen staan in contrast met de wensen die blijken uit de inventarisatie voor deze visie. Een gewenste ontwikkelrichting is die van sociale investering. Winkelvoorzieningen krijgen de ruimte om behouden te blijven als op de oude kern gerichte functies. De komst van de nieuwe winkelstructuur staat vast en de oude dorpskern van Lent moet haar positie binnen dit nieuwe speelveld bepalen en bevechten. De sociale functie van winkelvoorzieningen in de oude dorpskern wordt als zeer belangrijk ervaren en belangenpartijen willen dan ook graag investeren in het behoud van een minimaal aanbod in het dorp (denk aan woningcorporaties, verzorgingshuis, huidige supermarktondernemer, etc.). In de toekomst zal er een compacte buurtstrip ontstaan waar ambachtelijke 8
(zie Collegebesluit van februari 2005, nr. 05.0005050)
13
Uitgangspunten per thema
ondernemers met name voor Lentenaren een pakket dagelijkse goederen aanbieden. Hierbij zullen enkele (kleine) winkels aanwezig moeten zijn om enige aantrekkingskracht te kunnen blijven uitoefenen. Te denken valt aan: kleine buurtsuper/service punt (voor omwonenden en verzorgingshuis) bakker slager bloemist horeca met verblijfsfunctie (terras) De fiets- en wandelbereikbaarheid zijn zeer belangrijk net als de uitstraling van het openbaar gebied en het winkelvastgoed. Het gebied moet een authentieke uitstraling hebben. Er moeten aanvullende dorpsfuncties komen c.q. blijven in de directe omgeving die de haalbaarheid van de winkelstrip ook in de toekomst kunnen garanderen. Denk hierbij aan functies als gemeenschapshuis/sporthal De Spil, basisschool De Geldershof, Rabobank, postagentschap, etc. Voordeel daarvan is dat de basisvoorzieningen in de oude kern beschikbaar en bereikbaar zijn voor iedereen. Het hart behoudt haar winkelfunctie en daarmee blijft de sociale functie van winkels behouden. De winkelstrip is kleinschalig van aard en en zal hierdoor weinig invloed hebben op de nieuwe winkelstructuur in met name de Citadel. Daar staat tegenover dat de levensvatbaarheid onzeker blijft. De haalbaarheid zal moeten worden onderzocht (belanghebbende partijen als corporaties verzorgingshuis, supermarktondernemer e.d. moeten betrokken worden), want de afstand tot de Citadel is relatief klein waardoor de concurrentie hevig zal zijn. Ondernemers kunnen kiezen voor de betere perspectieven van de Citadel. Dit ontwikkelingsperspectief zal in het kader van de bestemmingsplanprocedure verder worden uitgewerkt en op haalbaarheid onderzocht. Daarbij zijn niet alleen ruimtelijkeconomische en sociale argumenten van belang. Ook de juridische consequenties dienen goed in kaart te worden gebracht om toekomstige schadeclaims te voorkomen, dan wel om deze realistisch in te schatten. - Kansen voor versterking Behoud van de sociale functie van de voorzieningenstructuur voor de oude kern Lent is het meest reële ontwikkelingsperspectief. Toch zijn er ook verdere kansen voor versterking, door de nieuwbouwontwikkelingen en de nieuwe verkeersstructuur. Het hart zal in de toekomst komen te liggen te midden van woonbuurten, goed verbonden voor fietsers en voetgangers met station Lent en de Citadel via de Laauwikstraat. Dit kan het gebied aantrekkelijk maken voor speciaalzaken, kleinschalige detaillisten, persoonsgerichte dienstverleners met een specifieke doelgroep. Als de huidige supermarkt verdwijnt en de aansluiting van de Laauwikstraat op de Prins Mauritssingel wordt gelijkvloers, met andere woorden als de Lentse Lus verdwijnt, ontstaat veel nieuwe ruimte, die een nieuwe invulling verlangt. Deze zal moeten aansluiten op de bestaande functies in het gebied en kan dus zowel wonen als werken betreffen. - Keuzes voor het Dorpsplein In het ontwikkelingsperspectief krijgt het Dorpsplein niet het karakter van een voorzieningen/winkelplein. Er zal dus geen verdere ruimte worden ontwikkeld voor voorzieningen, bedrijfsfuncties, horeca en/of detailhandel. Dit idee werd tijdens de bewonersavond van april 2005 wel ingebracht. Bij nader inzien blijkt het niet haalbaar in combinatie met voorzieningen aan de Laauwikstraat. Verder zou een ongewenste en financieel onhaalbare aanpassing nodig zijn van de gebouwen aan het plein. Het plein behoudt daarmee de huidige inrichting en ontmoetingsfunctie.
14
Uitgangspunten per thema
4.2.3
Verbetering van de inrichting en uitstraling Ondanks de diverse groenelementen, bijzondere functies en (historische) gebouwen9 heeft het gebied verder niet de uitstraling en gebruikswaarde die het zou kunnen hebben. Deels heeft dit te maken met de inrichting van de openbare ruimte en deels met het feit dat er verschillende besloten particuliere terreinen zijn, met ieder een eigen afgebakende groeninrichting en parkeergelegenheid. Er liggen kansen om met een betere inrichting een meer herkenbaar, aantrekkelijk en toegankelijk hart te maken. Uitgangspunten voor de inrichting en gebruik van de openbare ruimte: De openbare ruimte in het gebied moet in de toekomst beter en herkenbaarder worden ingericht; kansen hiervoor doen zich voor als de Lentse Lus verdwijnt en herinrichting aan de orde is. Het hart dient goed bereikbaar te blijven. De Laauwikstraat wordt aangesloten op de Prins Mauritssingel en verbonden met de Citadel. Er dient voldoende parkeergelegenheid te zijn in het openbaar gebied, binnen de kaders van het stedelijke parkeerbeleid. Uitgangspunt voor de particuliere terreinen in het gebied: de gemeente spant zich in om met de eigenaren te kijken of er kansen liggen om: Lent meer dan nu een groene centrale functie te geven. Deels is het groen nu al toegankelijk, zij het enigszins verborgen; het gebied een betere uitstraling te geven en tot een eenheid te maken; het gebied beter te benutten door het slimmer in te richten en faciliteiten te delen (bijvoorbeeld parkeerplaatsen). Kansen voor verbetering van de inrichting en uitstraling dienen in een ruimtelijk uitwerkingsplan verder te worden verkend.
9
Waaronder de kerken, begraafplaats, huize st. Jozef, het Witte Huis.
15
Uitgangspunten per thema
4.3
Openbare ruimte: verbetering van inrichting, beheer en gebruik
De openbare ruimte in Lent is het resultaat van een groeiproces van een Betuws dorp door de eeuwen heen. De stroomruggen langs de rivier vormde de basis voor de eerste nederzettingen. De aanwezigheid van de rivier is waarneembaar door voormalige dijkdoorbraken die zich nu presenteren in de vorm van kolken en wielen. Dit groeiproces heeft het dorp een eigen identiteit gegeven. Oude structuren zijn herkenbaar aanwezig maar ook de uitbreiding van het dorp in de periode jaren 60-70 blijft niet onopgemerkt bij het beoordelen van de sfeer van woonbuurten in Lent. De Prins Mauritssingel loopt als een drukke verkeersweg door het dorp en zorgt voor de nodige overlast. Eind jaren negentig is een begin gemaakt met de start van nieuwe woningbouw als gevolg van de planontwikkeling voor de Waalsprong. Bij deze dorpsuitbreiding hoort ook weer een eigentijdse inrichting van de openbare ruimte. De openbare ruimte in Lent is er dus één met vele gezichten. Zoals in veel Betuwse dorpen is het aandeel openbare ruimte vrij gering; daarmee is de openbare ruimte niet echt flexibel. Wijzigingen in functie en gebruik van de openbare ruimte leiden vaak tot ruimteproblemen. Een voorbeeld vormt de Laauwikstraat. Met de intensivering van het autoverkeer laat het straatprofiel onvoldoende ruimte voor een veilige strook voor fietsers. Ook de woonbuurten uit de jaren 60-70 kenmerken zich door smalle straatprofielen en beperkte ruimte voor parkeren. Het openbaar groen maakt een versnipperde indruk; er zijn veel kleine plantsoenen en er zijn geen duidelijk herkenbare boomstructuren.
16
Uitgangspunten per thema
In de oude dorpskern van Lent zijn de bewoners naar verhouding minder tevreden over de wegen en fietspaden en de speelmogelijkheden voor kinderen. Verder valt op dat vanuit de oude dorpskern relatief veel klachten bij de Bel- en Herstellijn worden gemeld. De onderhoudstoestand van verhardingen laat te wensen over. In sommige buurten oogt de verharde openbare ruimte als een lappendeken doordat er veel verschillende materialen naast elkaar zijn toegepast. De geplande 30-km zonering in de oude kern van Lent is inmiddels gerealiseerd. In 2005 is, parallel aan de analyse voor deze visie, een wijkbeheerplan opgesteld. In dit plan is voor de komende vier jaar vastgelegd waar prioriteiten liggen voor het beheer van de openbare ruimte10. Uitgangspunten: Er dient voortdurend aandacht te zijn voor de afspraken uit het bereikbaarheidsconvenant. In de periode 1 april tot 1 oktober worden de Bemmelse- en Oosterhoutse dijk in het weekend autoluw gemaakt. De discussie over het autoluwmaken zal nog wel enige tijd voortduren. De nieuwe inrichting van het gebied van de huidige brugverbinding ‘de Lentse lus’ dient het karakter en functioneren van het hart te versterken (zie paragraaf 4.2) Bij het verleggen van de dijk mag de openbare ruimte van het eiland Veur Lent een bovengemiddelde uitstraling hebben. De locatie en functie van het eiland moeten de ontwerpers inspireren tot verrassende oplossingen. Voor de (her)inrichting van de gebieden in de Waalsprong is in 2004 het werkboek buitenruimte opgesteld. Dit werkboek geeft ook richtlijnen voor de (her)inrichting van Lent. Voor Lent dient in het kader van de waterhuishouding Waalsprong opnieuw de ambitie te worden geformuleerd voor het afkoppelen van hemelwater. Verbeteren van openbaar vervoer en fietsvoorzieningen. De openbare ruimte moet t.a.v. inrichting en beheer anticiperen op veranderingen in de sociale- en maatschappelijke infrastructuur. Het voortzetten van positieve ontwikkelingen als de aanpak van het Dorpsplein, het verbeteren van de parkeersituatie bij Jan Linders. De oude dorpskern Lent heeft behoefte aan herkenbare projecten met duidelijke kop en staart.
10
Hieronder wordt verstaan: dagelijks onderhoud; groot onderhoud; herinrichting en reconstructies; handhaving en toezicht.
17
Uitgangspunten per thema
4.4
Historie: het verleden zichtbaar houden
Historische opbouw Lent is op te delen in Veur Lent, de Griftdijk Zuid / Noord (vroegere Rijksweg met grift) en het kerspel rond de Sint Maartens kerk en de Maria geboorte Kerk. Veur Lent is ontstaan bij de meest oostelijke oversteek van de Waal, een plek die al door de Romeinen is gebruikt. Hier waren de veerstoep, met veerhuis, het haventje met de Dorpsschuur en het eindstation van Betuwsche Tram, een machinale maalderij, de overslag van goederen, verhuur en stalling van paarden, wagens, auto's en fietsen. Hier waren en zijn nog steeds bedrijven voor onderhoud, (hoef)smid, radmaker en timmerman en voor onderdak en vertier: de Gouden Leeuw, Het Zwaantje, Wildebeest, De Hollandsche Tuin met stalhouderij, Café Tramstation en de boerderij/stalhouderij annex café De Zon. De laatste twee horeca gelegenheden in historische panden zijn nog altijd in trek, de Dorpsschuur is nu een klein cultureel centrum. In menige oorlog vormde hier de Schans Knodsenburg een uitvalsbasis voor vijandelijke legers. De weelde aan de vroegere grift is nog zien aan de19e-eeuwse stadsvilla's met de onverwachte zijpaden naar woningen, oude boerderijtjes en koetshuizen. De bebouwingstypologie bepaalt het dorpse karakter van de vroegere Kleidijk (nu Pastoor van Laakstraat), Tuinstraat, de vroegere Hessenweg (nu Steltsestraat), het Lentseveld, Visveldsestraat/Zwarteweg en de Vossenpelsestraat. De laatste vier zijn linten die worden gekenmerkt door de verkavelingstructuur: lange smalle kavels dwars op de weg met muren en doorsteekjes. Belangrijke karakteristieken van Lent zijn ook de zegen en pijpen: de Doornikse en Zandse zeeg, de Bovenzeeg met eerste en tweede Bovenpijp, de Kleine pijp en
18
Uitgangspunten per thema
Benedenzeeg. De zegen die het Spiegel, de Stelt en Schans ontwateren vormen samen met het Oosterhoutse en het Ressense walletje de grens van de Dorpspolder Lent. De Laauwikstraat draagt het karakter van de eerste helft van de vorige eeuw met: Het Witte Huis, de Boerenbond, de herenhuizen uit de dertiger jaren. In het midden van de straat ligt de imposante historische boerderij met schuren: Het Laauwick met doorsteekjes aan de Bovenzeeg die de weg kruist. Linten De Steltsestraat/Lentseveld en Visveldsestraat vormden een van de belangrijkste verbindingswegen naar het noorden, richting Huissen. De Visveldsestraat met Zwarteweg was waarschijnlijk een postweg naar Elst, een functie die later werd overgenomen door de Rijksweg op de dijk langs de Grift. Langs een groot aantal van deze routes is in de loop der tijd lintbebouwing ontstaan: een grillige bebouwingsstructuur met vooral landgebonden, vrijstaande agrarische bebouwing met boerderijen en arbeiderswoningen. Met name langs de Griftdijk is later ook enige grootschalige bedrijvigheid ingevoegd. Het kenmerkende beeld van deze landelijke linten zal in het bestemmingsplan beschermd dienen te worden. Ruimtelijke dragers binnen Lent, aan de oostzijde van de Prins Mauritssingel, zijn de lintstraten Laauwikstraat en Steltsestraat. Kenmerken van deze lintstraten dienen behouden te blijven en indien mogelijk versterkt. In het nieuwe bestemmingsplan wordt daarom geen bebouwing toegestaan die diep de kavels ingaat en/of haakse straten vereist (dus hier geen hofjes, zoals die elders in Lent wel kenmerkend zijn). Ook dienen voldoende tuinen en open plekken behouden te blijven, omdat die ook kenmerkend zijn voor de linten. De smalle doorsteekjes voor het langzaam verkeer dienen te worden gehandhaafd. Tuinbouwhistorie Dat Lent een tuinbouwhistorie heeft is nog steeds goed te zien. De Waalsprongontwikkelingen zorgen er echter voor dat dit in een snel tempo minder zichtbaar wordt. Veel agrarische bedrijvigheid (transport, land- en tuinbouw) maakt plaats voor woongebied. Een functie die op dit moment zichtbaar verwijst naar de geschiedenis is de historische tuin. Het is een waardevolle manier om de Lentse tuinbouwhistorie zichtbaar te houden. Kansen liggen er verder in verwijzingen naar de geschiedenis in architectuur, openbare kunst en naamgeving van de nieuwe openbare ruimte. Ook bij herontwikkeling van de huidige tuinbouwlocatie midden in Lent, aan de Steltsestraat, liggen kansen om de tuinbouwhistorie zichtbaar te houden.
19
Uitgangspunten per thema
4.5
Verkeer: betere verbindingen
Verkeersstructuur Waalsprong en dorp Lent Net als voor de nieuwe wijken in Nijmegen-Noord geldt dat bewoners, werkers en bezoekers van de oude kern Lent als verkeersdeelnemer goed verbonden moeten zijn met andere wijken, het stadscentrum en de omgeving van Nijmegen. Met de ondertekening van het bereikbaarheidsconvenant is Lent een serieuze gesprekspartner voor de gemeente; de verkeersdruk als gevolg van de Waalsprongontwikkeling moet in goede banen worden geleid. Op 22 februari 2006 heeft de gemeenteraad uitgangspunten vastgesteld voor verdere uitwerking van de verkeersstructuur in Nijmegen-Noord. De volgende uitgangspunten hebben directe consequenties voor de verkeersstructuur in en rond het visiegebied: Het verbeteren van de doorstroming van het verkeer op de A325 tussen Ovatonde en het splitsingspunt met de Stadsbrug, met zo min mogelijk belasting van het woonen leefklimaat in de woongebieden vast te stellen als doelstelling voor de verkeersmaatregelen in de Waalsprong. Als uitgangspunt voor de noodzakelijke verkeersmaatregelen in de Waalsprong de voorwaarden uit het Nijmeegse verkeersbeleid (nota Mobiliteit in balans) te hanteren: sterk inzetten op de alternatieven voor de auto (de fiets en het openbaar vervoer), optimaal gebruikmaken van de bestaande en reeds geplande infrastructuur en indien nodig aanleggen van extra infrastructuur. Versterking van het openbaar vervoer door op korte termijn een doorsteek voor het openbaar vervoer naar Visveld te maken.
20
Uitgangspunten per thema
De capaciteit op de Prins Mauritssingel tussen de Ovatonde en de aansluiting met de Stadsbrug te verruimen (tot 2x3 rijstroken) in combinatie met de inzet van de parallele verbindingen, zoals hieronder beschreven en met inachtneming van de wettelijke (milieu)eisen. Voor de aansluiting van de Stadsbrug op de A325 te kiezen voor de zuidelijke locatie ter hoogte van de bestaande bebouwing bij Lent de as van de weg in westelijke richting te verschuiven; de keuze voor de vormgeving van deze aansluiting nader uit te werken met inachtneming van de wettelijk vereiste (milieu)maatregelen tenzij uit de MER blijkt dat de noordelijke locatie een betere variant is dan de zuidelijke locatie. Dorpensingel-Oost niet te realiseren, maar een extra parallelverbinding maken via Vossenpels rechtstreeks naar de Waalbrug, in principe via een kortsluiting tussen de Vossenpelsestraat en de nieuw aan te leggen Parmasingel, tenzij uit de MER blijkt dat het draagvlakalternatief een betere verkeersstructuur biedt, dan is het mogelijk de dorpensingel Oost te realiseren. De Laauwikstraat in haar geheel en in ieder geval ter hoogte van basisschool 'De Gelders Hof' in te richten als een 30km-zone.11 Twee extra oost-west fietsverbindingen (oversteekplaatsen A325) tussen Ovatonde en de Rotonde Stadseiland aan te leggen in de nieuwe verkeersstructuur Waalsprong.12 Belangrijke kanttekening is dat pas na de uitkomsten van de MER-studie een definitief besluit genomen wordt over de verkeersstructuur en de betreffende bestemmingsplannen van de deelgebieden.
Langzaamverkeer Kansen voor verbindingen zijn er bij uitstek voor het langzaam verkeer: tussen de dorpshelften en met de dijk, rivier en uiterwaarden, met het buitengebied, met de omringende dorpen en nieuwe buurten, met het stadsdeelcentrum Citadel en met de Nijmeegse binnenstad. Specifiek voor de verbindingen binnen de oude dorpskern van Lent is van belang dat er voldoende oversteken van de Prins Mauritssingel mogelijk zijn. De brugverbinding ‘de Lentse lus’ verdwijnt zeer waarschijnlijk; tegelijkertijd onstaat een nieuwe verbinding door de koppeling van de Laauwikstraat via de Prins Mauritssingel aan het nieuwe centrumgebied de Citadel. Voor de langzaamverkeersverbindingen van de oude dorpskern met de overige delen van Nijmegen-Noord worden zoveel mogelijk de bestaande/historische veldwegen en de dijken benut. Het netwerk van langzaamverkeersverbindingen sluit bovendien aan op de bovenlokale routes. Te noemen zijn de oosterhoutse en de Bemmelse dijk, aansluitingen op de snelbinder en de Griftdijk en de snelfietsroute naar het park Overbetuwe via de Visveldse straat. De Laauwikstraat en de Steltsestraat hebben ook een belangrijke functie voor het langzaamverkeer.
11 12
Het betreft hier een onderdeel van een door de gemeenteraad aanvaardde motie. Het betreft hier een onderdeel van een door de gemeenteraad aanvaardde motie.
21
Uitgangspunten per thema
4.6
Stadsas: ombouw van de Prins Mauritssingel
De stadsas (spoor en prins Mauritsstingel, de voormalige snelweg A325) verbindt de Waalsprong zowel met de binnenstad als met de regio. De stadas snijdt door het Waalspronggebied door de verschillende sfeergebieden; de landschapszone en het stadseiland-Lent; het traject loopt langs Groot-Oosterhout. Ter hoogte van het centrumgebied van de Waalsprong splitst de Prins Mauritssingel zich richting de bestaande Waalbrug en de nieuwe Stadsbrug. De belangrijkste centra van de Waalsprong liggen nabij de stadsas, zoals de Citadel (Aan de Graaf Allardsingel) en de knoop Ressen. De Prins Mauritssingel heeft nu nog het karakter van een snelweg maar ze zal worden omgevormd tot een stedelijke weg met een groen karakter. Momenteel vindt er een MER-onderzoek plaats naar de verkeerstructuur van de Waalsprong. Hierbij worden de Collegevariant en de Draagvlakvariant onderzocht. Onderwerp van studie is hierbij met name hoe het verkeer vanuit de omliggende woongebieden van en naar de bestaande stad wordt geleidt. Bovendien wordt gekeken naar de locatie en het karakter van het aansluitingspunt van de Graaf Allard singel (verlengde van de nieuwe stadsbrug). Het tracé van de Prins Mauritssingel tussen dit splitsingspunt en de huidige waalbrug zal in ieder geval sterk verbeteren ten opzichte van de huidige situatie. Hier zal een meer groen karakter ontstaan in plaats van het huidige beeld met veel asfalt. Ter hoogte van de oude kern van Lent zal door de karakterverandering van de Prins Mauritssingel mogelijkheden ontstaan voor een singel met meer stedelijke allure en verblijfskwaliteit, zoals de Oranjesingel. Ter hoogte van de laauwikstraat zal een oversteek komen voor het langzaamverkeer richting de Citadel. Vanuit de visie is het wenselijk om in het verlengde van de Vrouw Udasingel een langzaamverkeersverbinding te realiseren naar de citadel.
22
Uitgangspunten per thema
4.7
Oude kern en omgeving: versterken van de banden
De nieuwe wijken rondom de oude kern van Lent zijn deels al bewoond, deels in ontwikkeling en deels toekomstig. Uitgangspunten voor de toekomstige nieuwbouwontwikkelingen rondom de oude dorpskern: Het respecteren van Lent als dijkdorp en het leggen van verbindingen met de rivier. Verbindingen en versterkingen met cultuurhistorische objecten in en rond de oude dorpskern zijn belangrijke aspecten van deze visie. Het Fort Boven Lent, het plein, de hofjes, de kerken, ontwikkeling van een aantal open ruimtes kunnen de identiteit van de oude kern versterken. De hechting van de omgeving aan de oude dorpskern zal zowel vanuit de noordelijke als zuidelijke richting nader verkend worden: - Aan de noordkant van Lent zoeken naar integratie met de nieuwe ontwikkelingen. De linten en oude veldwegen kunnen een goede ruimtelijke drager daarvoor zijn. - Aan de zuidkant zoeken naar dorpse stedenbouwkundige afronding en versterken van de relatie met de rivier. In zuidelijke richting spelen daarbij onzekerheden die samenhangen met de plannen om ruimte te maken voor de rivier. In de uitwerking voor beide varianten wordt voorgesteld om de oude dorpskern van Lent op een ‘ontspannen’ stedenbouwkundige manier af te ronden. Geen harde confrontatie met de bestaande bebouwing maar veel meer aansluiten en reageren op de bestaande, dorpse sfeer. Daarbij kan het zuidwestelijk gebied tussen het spoor en de Prins Mauritssingel ook een eigentijdse invulling krijgen, die zich laat combineren met bestaande bebouwing.
23
Visiekaart
5
Visiekaart
24
6
Uitvoeringsprogramma
6.1
Waarom een uitvoeringsprogramma? De uitgangspunten uit hoofdstuk 4 hebben het meest kans van slagen als vertaling kan plaats vinden in concrete vervolgstappen. Het gaat om projecten en maatregelen die voortkomen uit de verschillende visiethema's: Woonmilieu en sociaal klimaat Het hart: centrale ontmoetingsplek Inrichting, beheer en gebruik van de openbare ruimte Het verleden zichtbaar houden Verkeersverbindingen Stadas: ombouw van de Prins Mauritssingel Ruimtelijke banden met de omgeving versterken Bijzonder aan de visie is dat deze niet is gericht op herstructurering van een (groot) deel van de wijk, maar op behoud en versterking van bestaande elementen.
6.2
Het bestemmingsplan staat centraal Belangrijkste vervolgstap op de visie is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor de gehele oude dorpskern Lent. Een bestemmingsplan biedt, als juridisch bindend ruimtelijk plan, de beste waarborgen voor het behoud en versterking van de bestaande dorpsstructuur. Voor het gebied gelden om dit moment meerdere bestemmingsplannen, zij het over het algemeen sterk verouderd. Start van de bestemmingsplanprocedure is uiterlijk januari 2008 voorzien. Ter voorbereiding zal in het najaar van 2006 een ruimtelijk raamwerk met randvoorwaarden voor het bestemmingsplan worden uitgewerkt. In deze visie zijn er vanuit verschillende visiethema’s de volgende uitgangspunten voor het raamwerk en het nieuwe bestemmingsplan: Woonmilieu en sociaal klimaat
Bescherming huidige tuindorpstructuur in bebouwing en openbare ruimte: - bestemmingen en gebruiksvoorschriften - bebouwingsgrenzen - maximale bebouwingshoogte - voorschriften voor inbreidingslocaties - ruimte voor woonzorg
Het hart: centrale ontmoetingsplek
- vastleggen ruimte en voorschriften voor detailhandel, bedrijfsdoeleinden en bijzondere doeleinden (voorzieningen) - vastleggen ruimtelijke randvoorwaarden voor herontwikkeling van de Lentse Lus
Het verleden zichtbaar houden
- bescherming karakter van de Linten
Verkeersverbindingen
- ruimte bieden aan oversteek van de
25
Uitvoeringsprogramma
Prins Mauritssingel - aansluiting Laauwikstraat op de Prins Mauritssingel Stadas: ombouw van de Prins Mauritssingel
6.3
- ruimtebepaling en planvoorschriften voor Prins Mauritssingel binnen het plangebied
Overige maatregelen
Opstellen van een ruimtelijk uitwerkingsplan voor het hart, inclusief de locatie van de Lentse Lus. Uitwerking van het woonzorgbeleid. Inventarisatie van mogelijkheden voor afkoppelingsprojecten. Uitwerking plannen voor de ombouw en inpassing van de Prins Mauritssingel. Uitwerking van de kansen voor nieuwe (langzaam)verkeersverbindingen tot concrete voorstellen. Opstellen kansenkaart voor het zichtbaar maken van het dorpsverleden. Uitwerking van uitgangspunten voor de ruimtelijke banden met de oude dorpskern in de stedenbouwkundige plannen en bestemmingsplannen voor de gebieden om het visiegebied: bestemmingsplangebieden Veur Lent, Centrumgebied, Woenderskamp en Laauwik. Besluitvorming over de verkeersfunctie van de Bemmelse- en Oosterhoutse dijk (buiten het visiegebied).
26
Bijlagen
7
Bijlagen
7.1
Analyse april 2005: sterke en zwakke punten van het huidig Lent sterk
zwak
+ rustig woonmilieu + clustering van dorpsvoorzieningen + kleinschaligheid + gevarieerde en slingerende linten + organisch gegroeid, door de eeuwen heen + lage woningdichtheid + hofjes en pleintjes + karakteristieke elementen, zoals de kerk... + onderscheid buurten: Schans, Stelt, Dorp + bijzonder: Lent is een dorp van tuinders + veel privé-groen + grote woningen, vrijstaande huizen + ruimte in en om het huis + kavelgrootte: grote percelen, grote tuinen, open ruimtes tussen de huizen, mogelijkheden voor ruimte-intensieve hobby’s
-
hechte sociale structuur
In het algemeen is er een sterke en goede sociale infrastructuur in het oude Lent. De positieve kanten van de oude dorpse structuur zijn (nog) voor een groot deel behouden. Kenmerken: + mensen kennen elkaar, groeten elkaar op straat + de kerken vormen een bindende factor + de wijze waarop mensen met elkaar omgaan + gelijkgezinden zorgt voor binding + trots op de dorps cultuur + vereniging dorpsbelang + aantal verenigingen + veel sportactiviteiten + aantal buurtactiviteiten + Het percentage alleenwonenden is 19 tegenover een gemiddelde van 35% in heel Nijmegen. Relatief weinig studenten en relatief veel gezinnen, hetgeen bijdraagt aan de sterke sociale infrastructuur. + met de groei van het aantal inwoners ontstaat een groter draagvlak dat ledenaanwas mogelijk maakt bij verenigingen.
- het verenigingsleven, zoals Lentenaren het kenden, is aan het veranderen door ‘import’ en leden vanuit de nieuwbouw; - oud- en nieuw-lentenaren kennen elkaar lang niet altijd
weinig maatschappelijke problemen
+ De specifieke doelgroepen van maatschappelijke opvang - zwervers, daklozen, verslaafden, vrouwenopvang enz. - komen niet of nauwelijks in Lent voor. + Het percentage etnische minderheden uit de zgn. B-landen (de niet-rijke landen), die normaal gesproken in achterstandssituaties zitten, is in Lent slechts 6% tegenover 16%
Identiteit: Lent is nog een dorp dorpse opzet
dorpskern is geen echte eenheid uitwaaiering versnippering rommelige opzet (stedenbouwkundig) uithoeken monotone woonbuurtjes nauwelijks woningen voor starters
27
Bijlagen
gemiddeld in Nijmegen. Over het algemeen is de situatie van deze groep in Lent dan ook niet problematisch. + De inkomenspositie van de Lentenaren ligt ruim boven het gemiddelde van Nijmegen (26.900 tegen 22.900) + In relatie tot andere stadsdelen is er in Lent een goed veiligheidsgevoel. Het percentage inwoners dat aangeeft zich onveilig in de buurt te voelen, is niet bekend specifiek voor het oude Lent. Voor de Waalsprong als geheel is het wel bekend, nl. 8%. Dat steekt uiterst gunstig af tegenover de andere stadsdelen, waarvan het gemiddelde ligt op 27%. dorpse openbare ruimte, maar met gebreken
+ + + + +
herkenbare dorpse straatprofielen veel variatie speelvoorzieningen in 2004 opgeknapt Dierenweitje blijft behouden 30 km zonering
- onderhoudstoestand verhardingen; ambitie ‘basis’ wordt niet overal meer gehaald; ook op meerdere locaties opdruk door boomwortels - weinig openbaar groen - slechte kwaliteit openbaar groen; plantsoenen en straatbomen - toename zwerfvuil in openbare ruimte; lokaal probleem vooral door bouwontwikkelingen - openbare ruimte niet flexibel; veel kenmerken van naoorlogse wijk / moment rehabilitatie van de openbare ruimte nadert - materialisering woonstraten erg divers (afwisselend asfalt en klinkers; lappendeken)
verkeersoverlast
+ 30 km zonering
- drukke verkeersweg door het dorp - verkeersveiligheid Laawikstr, schoolstr eo - parkeerdruk - parkeersituatie (halen en brengen) nabij Gelders Hof - interne ontsluiting - bouwverkeer - sluipverkeer - verkeersveiligheid op de Griftdijk en langs de Waaldijken
aanwezigheid voorzieningen en bedrijvigheid
+ school + bibliotheek + kerken + sportzaal de Spil + buitensportvoorzieningen (voetbal, tennis, pony- en paardrijden) + Jan Linders (goede supermarkt +/-950 vvo) + Enkele winkels en voorzieningen rondom Laauwikstraat/Schoolstraat/Dorpsplein + enkele dagelijks specialisten (bakker, slager, viskraam 2x per week) + aanwezige detailhandel, horeca en dienstverlening + (interne) bereikbaarheid + aanbod past bij schaal
- weinig winkels voor de niet-dagelijkse behoefte (Postagentschap en fietsenmaker) - geen aaneengesloten winkelgebied / winkelplein (relatief grote afstanden; woningen doorbreken winkellint), hoewel een aantal woningen wel een winkelbestemming heeft. - centrumgebied heeft weinig uitstraling - beperkt aanbod ten opzichte van Bemmel, Elst, Nijmegen, Arnhem-Zuid - weinig andere soorten bedrijvigheid - onduidelijkheden over markt
gezonde zorgstructuur
+ Hoewel het aantal contacten met de huisarts voor de Lentse bevolking vergelijkbaar is met de totale Nijmeegse bevolking, zegt 83% van de Lentenaren zich gezond te voelen tegenover 74% in heel Nijmegen.
28
Bijlagen
+ Sterk punt in Lent is het feit dat de eerste- en tweedelijnsgezondheidsvoorzieningen al op één plek geconcentreerd zijn. + eerste lijn: gezondheidscentrum “lentse model”, werkt prima en staat model voor andere centra in Waalsprong + tweede lijn: verzorgingshuis St Josef + stichting Overwaal
milieukwaliteiten
+ geluid: betrekkelijke rustige woonomgeving en verkeersintensiteit binnen het dorp: geluid dat past bij een dorps karakter
- geluidsoverlast goederenvervoer over spoorlijn, zuidtak Betuwelijn - geluidsoverlast Waalbrug, A325 - zoab is vervangen door gewoon asfalt
+ lucht: relatief lage bebouwingsdichtheid
- lucht: veel kachels en open haarden, NO2uitstoot kassen
+ externe veiligheid: risico in beeld gebracht in MER Waalsprong, geen overschrijding plaatsgebonden risico, groepsrisico beperkt + bedrijvigheid: ‘dorpseconomie’ + energie: nieuwbouw maakt gebruik van warmtenet + ruimtelijk: verspreide bebouwing, dorps karakter
band met omgeving is bepalend unieke omgeving
- bedrijvigheid: hindercirkels bedrijven en landbouw, onvergunde bedrijvigheid? - energie: veel vormen van milieuonvriendelijke energievoorzieningen - ruimtelijk: weinig openbaar groen
+ linten + forten en ‘buitens / landgoederen’ + zicht op dijk + zicht op kerk + zicht op Waalbrug + karakteristieke dorpsranden met landelijke huizen + nabijheid binnenstad + kassen + landelijke omgeving + nabijheid Waal + natuurontwikkeling in de uiterwaarden + reacreatiemogelijkheden dijk en rivier
- doorsnijding door spoor en A325 - eenzijdigheid omringend landschap, vooral naar het noorden - horizonvervuiling (stad en electriciteitskabels)
nabijheid stad
+ nabijheid binnenstad Nijmegen, andere kleinere kernen en Arnhem
- barrière A325 - verkeersoverlast (sluipverkeer, bouwverkeer etc)
bereikbaarheid als zorgpunt
+ bereikbaarheid binnenstad met fiets + bereikbaarheid binnenstad met openbaar vervoer + bereikbaarheidsconvenant
- afnemende bereikbaarheid (van in en naar) stad en omgeving van Lent met auto
29
Bijlagen
een kwetsbaar milieu
+ lucht: afschermende werking spoordijk
+ ruimtelijk: nabijheid openbaar vervoer, centrum
- geluid: geluidsoverlast van A325 en spoorlijn --> Lent west ligt ingeklemd, langs de A325 biedt de open bebouwing relatief weinig geluidafscherming, waar de A325 hoger ligt is er nauwelijks geluidafschermende bebouwing - lucht: overschreiding NO2-norm langs de A325, gevoelige bestemmingen langs de A325, ventwegen tellen mee - externe veiligheid: A325 is route gevaarlijke stoffen, vervoer gevaarlijke stoffen per spoor - ruimtelijk: barrière A325 - afval: zwerfafval (o.a. door bouwactiviteiten) - afval: geen gemeentewerf meer
+ bodem: bij kassen / landbouw alleen gevallen van lichte bodemverontreiniging de Waalsprong in aanbouw
- bodem: verontreiniging Philipsterrein, 2 voormalige stortplaatsen, verontreiniging sloten, overstorten gemengd rioolstelsel - Lentenaren voelen zich onzeker over de toekomst, die door steeds veranderende ruimtelijke plannen als ongewis wordt ervaren. In dit verband bestaat er wantrouwen in ‘de overheid’ - overlast bouwactiviteiten
30
Bijlagen
7.2
Analyse april 2005: kansen en bedreigingen van het toekomstige Lent
Identiteit: blijft Lent een dorp? dorpse opzet
sociale structuur
kansen
bedreigingen
+ aandacht voor historische linten, oude veldwegen, waardevolle landschapselementen als dijk, kolken, forten, landgoederen + bescherming in bestemmingsplan
- Het eigene van Lent als tuindorp is niet meer herkenbaar in de nieuwe stadswijk
+ meer draagvlak voor verenigingen, voorzieningen, sport en recreatie + Over 15 jaar zullen in Lent meer ouderen wonen, daarom is de ontwikkeling en het behoud van de voorzieningen uiterst belangrijk. In de eerste plaats moet dan gedacht worden aan de eerste- en tweedelijnsgezondheidsvoorzieningen, maar ook aan (minimale) winkelvoorzieningen, ontmoetingsmogelijkheden en openbaar vervoer.
- Door ‘import’ en nieuwbouw rond het dorp zal het bestaande dorpse karakter van de sociale structuur verloren gaan (voor sommige mensen misschien wel een pluspunt). - Het aantal kinderen en jongeren gaat in de loop van de komende 10 tot 15 jaar afnemen. (daarentegen zal in de directe omgeving van de kern het aantal kinderen en jongeren toenemen, hetgeen bevorderend is voor het draagvlak van diverse wijkvoorzieningen) - Om de huidige sociale structuur te behouden is het van essentieel belang om het huidige voorzieningenniveau te handhaven. Dat zal slechts te dele lukken. - Een bedreiging voor de sociale infrastructuur en het karakter van het oude Lent is dreigende teloorgang van de winkelvoorzieningen, en (op termijn)ook de bibliotheek.
maatschappelijke problemen
- Door grootstedelijke omgeving is de kans groot dat de onveiligheidsgevoelens groter zullen worden in de toekomst.
openbare ruimte
+ voortzetten van positieve ontwikkeling aanpak dorpsplein, verbetering parkeersituatie Jan Linders --> meer van dit soort projecten opstarten; projecten met duidelijke kop en staart. + aandacht voor herstel historische watergangen door het dorp + afkoppelprojecten hemelwater Lent (geen 100% --> opnieuw ambitie formuleren; relatie met Waterplan Waalsprong)
- moeilijk anticiperen op veranderingsproces sociaal- maatschappelijke infrastructuur. Hoe kan openbare ruimte hier adequaat op reageren.
verkeer
+ verkleining barrière werking A325 door ombouw naar Mauritssingel met oversteken
- toename verkeersoverlast - overlast bouwverkeer e.d. / onduidelijkheid m.b.t. fasering planontwikkelingen - onduidelijkheid omtrent routes openbaar vervoer. Nu gaat de bus nog door de Laauwikstraat.
voorzieningen
+ voorzieningen in dorp voldoende ruimte geven (bestemmingsplan) + groeiend draagvlak betekent groeiend
- toenemende concurrentie - wegvallen van functies/voorzieningen op huidige locatie
31
Bijlagen
voorzieningenniveau + betere bereikbaarheid (nieuwe Waalbrug) + afname barrièrewerking A325 + Lentse ondernemers kunnen worden ingepast (Lentse karakter behouden) + het ziet ernaar uit dat het kindcluster (basisschool+) behouden blijft + het buurtcentrum / sporthal de Spil blijft behouden + Kerken zullen ook behouden blijven + bibliotheek wordt gehandhaafd tot de stadsdeelbibliotheek in de citadel klaar is + het dierenweitje blijft behouden
- invullen leegkomend vastgoed - mogelijk vertrek/verplaatsing supermarkt - bereikbaarheid (intern én extern) tijdens én na bouwactiviteiten - parkeer en ontsluitingsproblemen - fysieke ruimte ontoereikend - doorrij en oversla effect bij het bezoek aan voorzieningen
bedrijvigheid
+ betere bereikbaarheid + afname barrièrewerking A325 + jonge dynamische bevolking (starters en doorstarters én werk) + groeiende bevolking
- toenemende concurrentie in KAN-gebied (Arnhem-zuid, Elst) - overaanbod in regio - bouwen voor leegstand - bereikbaarheid (intern én extern) tijdens én na bouwactiviteiten - onduidelijkheden: toekomst kassen, toekomst philipsbedrijfsverzamelgebouw
zorg
+ tweede lijn: verzorgingshuis St Josef blijft bestaan en wordt wellicht uitgebreid met 30 zorgwoningen
- De uitbreiding van St. Josef is onzeker; Als deze uitbreiding niet doorgaat, komt het aantal zorgwoningen onder druk te staan, d.w.z. zorgwoningen die aangebouwd zijn bij een “zorgkruispunt”. - onzekerheid of stichting Overwaal blijft op de huidige plek.
milieu
+ bodem: saneren verontreiniging Philips, saneren bodemverontreinigingen bij aanpak watersysteem, saneren stortplaatsen bij dijkteruglegging, overstorten terugdringen door afkoppelen verhard oppervlak in bestaand dorp
- bodem: verontreiniging sloten, overstorten niet saneren
+ geluid: niet meer verkeer over A325 bij 2e Stadsbrug, ombouw A325 tot singel biedt kansen voor akoestische maatregelen, maatregelen aan of langs het spoor
- geluid: toenemend gebruik spoor, verdwijnen geluidafschermende voorziening bij verplaatsing station Lent, meer verkeer over Laauwikstraat bij aansluiting op de stadsas
+ lucht: snelheidsreductie naar 50km/h op stadsas, schonere voertuigen, hoogwaardig openbaar vervoer, transferium Lent, afscherming, meten fijn stof ipv berekenen levert gunstigere cijfers op
- lucht: beoogde snelheidsreductie is onvoldoende, groeiprognose verkeer, norm NO2 worden niet gehaald, fijn stof als belemmering voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
+ externe veiligheid: opheffen A325 als route gevaarlijke stoffen, versoepeling regeling externe veiligheid spoor m.u.v. Betuwespoor
- externe veiligheid: spoor zit nog in studie voor zuidtak Betuwelijn
+ bedrijvigheid: verplaatsen tuinbouw + energie: besparing bij nieuwbouw + ruimtelijk: opheffen barrière A325
- ruimtelijk: intact laten barrière A325 leidt tot omrijdbewegingen
32
Bijlagen
Verbinding Bereikbaarheid algemeen
+ verbetering kwaliteit openbaar vervoer en fietsverbindingen + ontwikkelingen / meeliften met investeringen + het nieuwe station Lent + direct aansluiten Laauwikstraat op Prins Mauritssingel
- filevorming Prins Mauritssingel + omliggende straten/wegen - loopafstanden naar bushaltes worden groter als de bus gaat rijden over de Vrouwe Udasingel (> 500 m) - een gefaseerde planontwikkeling kan leiden tot een toename van sluipverkeer door het dorp
..tussen dorpshelften
+ het slechten van de barrière Prins Mauritssingel /spoorlijn door de omvorming tot stadsas met aansluitingen + de Prins Mauritssingel ombouwen tot stadsweg; herstellen eenheid dorp en verblijfsklimaat + aansluiting Laauwikstraat op Prins Mauritssingel + oversteken bij dijk, kerk, Lentse lus + extra verbinding oost-west d.m.v. dijk
- barrière stadsas blijft groot - de Prins Mauritssingel noordelijk van station Lent wordt mogelijk 2x3 rijstroken
..met dijk, rivier en uiterwaarde
+ duidelijke routes vanuit Lent naar omgeving en omgekeerd (spin in het web) + straten naar dijk belangrijk(er) maken met bijv. bomen, bestrating, banken + meer verbindingen naar dijk
..met het buitengebied (De Woerd)
+ paden maken door kasgebied, naar Woerdt of over de dijk naar de Woerdt + Nijmegen participeert in een regionaal project met als doel de historische verhalen achter de wielen en kolken in het Betuwse landschap onder de aandacht te brengen. T.z.t. ontwikkeling recreatieve fietsroute langs wielen.
..met omringende nieuwe buurten
+ goede ruimtelijke overgang tussen het dorp en de noordrand, de Vossenpels, zuidrand + oude veldwegen benutten als verbinding
..met het stadsdeelcentrum
+ + + +
een centrumgebied op loop- fietsafstand opening tunnel Molenpad via dijk extra afslag A325
..met het stadscentrum ..met andere Waalsprongbewoners
- Lent wordt geïsoleerde enclave - sluiproutes
- bereikbaarheid door congestie A325 + winkels, voorzieningenhart, verenigingsleven, recreatie + door extra afslag betere bereikbaarheid Oosterhout
33
Bijlagen
7.3
Gegevenheden: wat overkomt Lent?
- Huidige tuindorpsstructuur
Binnen het visiegebied zijn voor meerdere deelgebieden bestemmingsplannen geldig. Tot aan het opstellen van een nieuw bestemmingsplan gelden de ‘oude’ plannen.
- Woonbuurten Waalsprong
Kaderstellend voor toekomstige nieuwbouwontwikkelingen zijn de uitkomsten van de MER Waalsprong: het voorkeursmodel (VKM) Waalsprong, zoals vastgesteld op 9 juli 2003. In dit voorkeursmodel staan ook uitspraken voor de ontwikkeling van de oude dorpskern Lent. Belangrijkste uitgangspunten zijn: - zorgen qua schaal en structuur voor goede overgangen tussen oude dorpskern en nieuwe wijken; - het gebruiken van oude verbindingen als drager tussen oude dorpskern en nieuwe wijken.
- Verkeersstructuur
Het structuurplan, de MER’s voor de Waalsprong (het voorkeursmodel) en de nieuwe Stadsbrug leveren het verkeerskundig hoofdconcept voor de Waalsprong. Dit model gaat uit van: het beperken van het autogebruik het bevorderen van het gebruik van fiets en openbaar vervoer duurzaam veilig het bundelen of concentreren van de verkeersstromen Onderdelen van het verkeerskundige hoofdstructuur: omvorming A325 tot Prins Mauritssingel rotonde stadseiland ovatonde - aansluiting op A325 nieuwe Stadsbrug, en aantakking Hoogwaardig Openbaar Vervoer Station Lent verkeersluwe dijken In 2005 heeft nadere studie plaats gevonden naar de optimale invulling van de verkeersstructuur voor afwikkeling van lokaal en doorgaand verkeer. In november 2005 en 2006 heeft de gemeenteraad vervolgens besluiten genomen over de verkeersstructuur Daarnaast vormt ook de stedelijke parkeervisie Nijmegen (vastgesteld in oktober 2004) een kader.
- Citadel / winkelcentra
Het Voorkeursmodel gaat uit van ontwikkeling van de winkelcentra De Citadel en Visveld.
- Groenprojecten omgeving
- Ontwikkeling van de Landschapszone binnen de Waalsprong - Regionale projecten: - Park Overbetuwe - De Woerdt - natuurontwikkeling in uiterwaarden
- Rivierverruiming
Rijkswaterstaat is bezig met de voorbereiding op een rivierverruiming van de Waal bij Lent, in de vorm van een dijkteruglegging. De werkzaamheden van Rijkswaterstaat spitsen zich hoofdzakelijk toe op de onderdelen van de planvorming die een waterstaatkundig belang hebben en die nodig zijn voor de te doorlopen procedures.
- Beheerkader
Voor het beheer - dat wil zeggen het schoon, heel en veilig houden van de openbare ruimte - geldt het stedelijke beleidskader, vastgelegd in het IBOR-beleidsplan Nijmegen en de uitwerkingsnota IBOR Waalsprong. (IBOR + Integraal Beheer Openbare Ruimte). Dit beheerkader is voor de oude dorpskern uitgewerkt in een wijkbeheerplan.
34
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN RAPPORTAGE GEM WAALSPRONG
25 januari 2006 141223/EA6/019/000301/sfo
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
Inhoud 1 Inleiding____________________________________________________________________ 4 1.1 Achtergrond ____________________________________________________________ 4 1.2 Doelstelling _____________________________________________________________ 4 1.3 Leeswijzer_______________________________________________________________ 4 2 Wet- en regelgeving _________________________________________________________ 5 2.1 Plaatsgebonden Risico ____________________________________________________ 5 2.2 Groepsrisico _____________________________________________________________ 5 2.3 Inrichtingen: BEVI ________________________________________________________ 6 2.4 Transport: Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen __________________ 7 2.5 Buisleidingen: Circulaire zonering hogedruk aardgastransportleidingen ____________ 7 3 Uitgangspunten analyse _____________________________________________________ 8 3.1 Ruimtelijke ontwikkelingen ________________________________________________ 8 3.2 A325 __________________________________________________________________ 8 3.3 A15____________________________________________________________________ 9 3.4 Overige wegen __________________________________________________________ 9 3.5 Spoorlijn Arnhem-Nijmegen________________________________________________ 9 3.6 Hogedruk aardgasleidingen _______________________________________________ 10 3.7 Waal __________________________________________________________________ 10 3.8 Stationaire bronnen _____________________________________________________ 10 3.8.1 LPG-station ______________________________________________________ 10 3.8.2 Overige bedrijven _________________________________________________ 11 4 Risicoanalyse_______________________________________________________________ 12 4.1 A325 _________________________________________________________________ 12 4.1.1 Plaatsgebonden Risico _____________________________________________ 12 4.1.2 Groepsrisico______________________________________________________ 12 4.2 A15___________________________________________________________________ 16 4.2.1 Plaatsgebonden Risico _____________________________________________ 16 4.2.2 Groepsrisico______________________________________________________ 17 4.3 Overige wegen _________________________________________________________ 17 4.4 Hogedruk aargasleidingen ________________________________________________ 17 4.5 Waal __________________________________________________________________ 18 4.5.1 Plaatsgebonden Risico _____________________________________________ 18 4.5.2 Groepsrisico______________________________________________________ 19 4.6 Stationaire bron: LPG-station ______________________________________________ 19 4.6.1 Plaatsgebonden Risico _____________________________________________ 19 4.6.2 Groepsrisico______________________________________________________ 19 4.7 Overige inrichtingen _____________________________________________________ 20 4.7.1 Distilleerderij, Stationsstraat 9 _______________________________________ 20 4.7.2 Propaantanks ____________________________________________________ 20
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
2
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
5 Conclusies en aanbevelingen ________________________________________________ 21 5.1 Conclusies _____________________________________________________________ 21 5.1.1 A325 ___________________________________________________________ 21 5.1.2 A15 ____________________________________________________________ 21 5.1.3 Overige wegen ___________________________________________________ 21 5.1.4 Spoorlijn Nijmegen-Arnhem_________________________________________ 22 5.1.5 Hogedruk aardgasleidingen_________________________________________ 22 5.1.6 Waal____________________________________________________________ 22 5.1.7 LPG-station ______________________________________________________ 22 5.1.8 Overige inrichtingen _______________________________________________ 23 5.2 Verantwoording Groepsrisico______________________________________________ 23 5.3 Generieke maatregelen ter reductie van het Groepsrisico_______________________ 24 Bijlage 1
Referenties___________________________________________________________ 26
Bijlage 2
Ruimtelijke inrichting Waalsprong________________________________________ 27
Bijlage 3
(Beperkt) kwetsbare objecten ___________________________________________ 28
Bijlage 4
Ligging van de gasleidingen_____________________________________________ 29
Bijlage 5
Advies brandweer ter beperking Groepsrisico [14] __________________________ 30
Colofon_______________________________________________________________________ 32
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
3
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
HOOFDSTUK
1.1
1
Inleiding
ACHTERGROND In 2003 heeft ARCADIS in het kader van de ‘Milieueffectrapportage Waalsprong’ onderzoek verricht naar de Externe Veiligheid langs de transportassen in het Waalspronggebied waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Nu de invulling van het gebied de Waalsprong meer gedetailleerd bekend is, waarmee de bestemmingsplanprocedures kunnen starten, is het zaak ook de aspecten vanuit Externe Veiligheid (EV) nader te detailleren en te actualiseren, zodat veiligheid verantwoord wordt opgenomen in de bestemmingsplannen. Grondexploitatie Maatschappij Waalsprong heeft ARCADIS gevraagd het aspect Externe Veiligheid verder te detailleren voor de Waalsprong.
1.2
DOELSTELLING Doel van dit onderzoek is om het mogelijk maken dat het aspect Externe Veiligheid op een verantwoorde wijze verwoord kan worden in de bestemmingsplannen van de Waalsprong te Nijmegen. Daartoe worden de verschillende risicobronnen onderzocht (met de nu geldende risicoberekeningsmethodieken) en wordt een actualisatieslag gemaakt ten opzichte van de bijlage Externe Veiligheid van het ‘Milieueffectrapport Waalsprong’ 2003.
1.3
LEESWIJZER In hoofdstuk 2 wordt de geldende wet- en regelgeving beschreven. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten voor de risicoanalyse (hoofdstuk 4) gegeven. De conclusies uit de risicoanalyse worden samen met aanbevelingen in hoofdstuk 5 beschreven.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
4
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
HOOFDSTUK
2
Wet- en regelgeving
Na afronding van de MER Waalsprong heeft het EV-beleid veel ontwikkelingen doorgemaakt. Zo is eind 2004 het ‘Besluit Externe Veiligheid voor Inrichtingen’ (BEVI) [1] van kracht geworden, is er een ‘Regulering van het Vervoer van Gevaarlijke stoffen over het Spoor’ (RVGS) [2] opgesteld en is er nieuw beleid voor de afstanden langs hogedruk aardgasleidingen in ontwikkeling. In dit hoofdstuk wordt kort de geldende regelgeving, die geldt voor transportassen en stationaire bronnen, beschreven. Allereerst wordt de achtergrond van het Plaatsgebonden en het Groepsrisico beschreven. Het Plaatsgebonden Risico (PR) en Groepsrisico (GR) worden gehanteerd om de hoogte van het risico in een bepaald gebied inzichtelijk te maken.
2.1
PLAATSGEBONDEN RISICO Het Plaatsgebonden Risico geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu op een bepaalde horizontale afstand van een risicovolle activiteit, in dit geval het transport van gevaarlijke stoffen en de risicovolle activiteiten bij betreffende inrichtingen. Het Plaatsgebonden Risico wordt bepaald door de kans van overlijden te bepalen van een (fictief) persoon die zich 24 uur per dag gedurende een heel jaar onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Het Plaatsgebonden Risico wordt uitgedrukt als een kans per jaar. Zowel in het BEVI [1] als in de ‘Risiconormering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen’ [2] -6
is de grenswaarde voor nieuwe situaties (zoals nieuwe bebouwing) gesteld op 10
(oftewel: een kans van 1 op 1.000.000) per jaar. Hierbinnen mogen geen kwetsbare bestemmingen worden toegevoegd en ook nieuwe beperkt kwetsbare bestemmingen, zoals gedefinieerd in bijlage 3, zijn in beginsel niet toegestaan. Ten opzichte van het beleid ten tijde van de MER is dit een aanscherping aangezien indertijd de normstelling voor minder kwetsbare bestemmingen minder streng was. De PR-contour is een ISO-contour; alle punten met een gelijk risico worden met elkaar verbonden en worden bepaald door de kans van optreden van de diverse ongevalscenario’s met gevaarlijke stoffen.
2.2
GROEPSRISICO Het Groepsrisico (GR) wordt naast de mogelijke ongevallen met gevaarlijke stoffen bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval. Met het GR wordt aangegeven hoe groot het aantal dodelijke slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de aanwezige mensen. Volgens de geldende regelgeving moet de kans (f) op een ongeval (kwadratisch) kleiner worden, naarmate de groep slachtoffers (N) groter is. Bij het bepalen van het GR wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
5
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
De oriëntatiewaarde voor inrichting is als doorgetrokken lijn weergegeven in de hiernavolgende grafiek. De stippellijn is de oriëntatiewaarde die geldt voor transportrisico’s. Figuur 2.1 Voorbeeldgrafiek Groepsrisico 1,E-03 1,E-04 1,E-05 1,E-06 1,E-07 1,E-08 1,E-09 1,E-10 1,E-11 10
100
1000
10000
Aantal slachtoffers (N)
De oriëntatiewaarde is geen norm of grenswaarde. Het bevoegde gezag beslist of het Groepsrisico in een bepaalde situatie al dan niet aanvaardbaar is.
2.3
INRICHTINGEN: BEVI In 2004 is het ‘Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen’ (BEVI) [1] in werking getreden. Het BEVI is van toepassing op inrichtingen die in het kader van de Wet Milieubeheer een vergunning nodig hebben, maar ook op bestemmingsplannen in het kader van de Wet Ruimtelijke Ordening. In het BEVI zijn de waarden voor het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico wettelijk verankerd en is er een directe relatie gelegd met de Wet Milieubeheer en de Wet Ruimtelijke Ordening. Voor het Plaatsgebonden Risico houdt dit in dat voor nieuwe kwetsbare -6
bestemmingen niet binnen de 10 -contour gebouwd mag worden en dat daar in beginsel ook geen beperkt kwetsbare bestemmingen gelegen mogen zijn. Voor het Groepsrisico geldt de oriënterende waarde, maar tevens een Verantwoordingsplicht, waarbij een overschrijding of significante toename van het Groepsrisico gemotiveerd dient te worden. Het bevoegde gezag beslist in hoeverre zij vindt dat er verantwoord met het Groepsrisico is omgegaan. Deze Verantwoordingsplicht was ten tijde van de MER nog niet vastgelegd in regelgeving. Bij het beoordelen van een Ruimtelijke Ordeningsplan moet worden getoetst aan het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
6
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
2.4
TRANSPORT: CIRCULAIRE RISICONORMERING VERVOER GEVAARLIJKE STOFFEN Het Externe Veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is vastgelegd in de nota ‘Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ [2]. In deze circulaire leggen de ministers van Verkeer en Waterstaat (V en W), Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) hun beleid vast over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. In de circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het BEVI [1]. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om: § de uitwerking van de normen voor het Plaatsgebonden Risico en de toepassing daarvan; § de wijze waarop, met een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het Groepsrisico of toename van het Groepsrisico, verantwoord moet worden. Ook hier geldt dat er geen grenswaarde is vastgelegd voor het Groepsrisico. De Verantwoordingsplicht voor het Groepsrisico was ten tijde van de MER nog niet vastgelegd in richtlijnen.
2.5
BUISLEIDINGEN: CIRCULAIRE ZONERING HOGEDRUK AARDGASTRANSPORTLEIDINGEN De circulaire ‘Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen’ [3] van de minister van VROM uit 1984 geeft minimale bebouwingsafstanden1 waarmee rekening dient te worden gehouden bij de inrichting van een gebied. Sinds 1 januari 2005 geldt dat voor nieuwe plannen, indien gevraagd, de veiligheidsafstanden voor gasleidingen worden bepaald door het RIVM. Deze afstanden, die over het algemeen groter zijn dan de afstanden uit de circulaire, hebben echter nog geen juridische status.
1
In geval van parallel liggende leidingen zijn de afstanden voor elke leiding afzonderlijk van
toepassing.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
7
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
HOOFDSTUK
analyse 3.1
3
Uitgangspunten
RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN Voor de Waalsprong is na de MER-fase een zogenaamde vlekindeling opgesteld. Deze vlekindeling geeft inzicht in de ruimtelijke indeling van het gebied (zie bijlage 2) . De gedetailleerde inrichting van het gebied vindt onder andere plaats op basis van deze risicoanalyses.
3.2
A325 De A325 is aangewezen als een route van het vervoer van gevaarlijke stoffen. In opdracht van de provincie zijn in 2001 tellingen van het vervoer van gevaarlijke stoffen uitgevoerd [4]. Voor het bepalen van de risico’s wordt gebruik gemaakt van deze tellingen. Voertuigen/jaar
Tabel 3.1
Brandbare gassen (GF3)
488
Rijksweg A325, tellingen uit
Brandbare vloeistoffen (LF1)
2194
2001
Brandbare vloeistoffen (LF2)
1219
Toxische vloeistoffen (LT1)
0
Toxische vloeistoffen (LT2)
0
Dit vervoer is in een eerder stadium al geëxtrapoleerd naar de toekomst [5] en levert de volgende resultaten: Voertuigen/jaar
Tabel 3.2 Rijksweg A325, prognoses vervoer 2010
Brandbare gassen (GF3)
537
Brandbare vloeistoffen (LF1)
3006
Brandbare vloeistoffen (LF2)
1341
Toxische vloeistoffen (LT1)
0
Toxische vloeistoffen (LT2)
0
De gebruikte vervoerscijfers voor de A325 zijn gelijk aan de cijfers als gebruikt voor de MER.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
8
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
3.3
A15 Er worden ook veel stoffen vervoerd via de A15, die de noordelijke grens vormt van de Waalsprong. Ook hier hebben, in opdracht van de provincie, tellingen van het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsgevonden [4]. In de onderstaande tabellen wordt aangegeven welke categorieën werden vervoerd in 2001. Voertuigen/jaar
Tabel 3.3 Rijksweg A15, tellingen uit 2001
Brandbare gassen (GF3)
248
Brandbare vloeistoffen (LF1)
3648
Brandbare vloeistoffen (LF2)
7259
Toxische vloeistoffen (LT1)
0
Toxische stoffen (LT2)
165
Dit vervoer is in een eerder stadium reeds geëxtrapoleerd naar de toekomst [5] en levert de volgende resultaten: Voertuigen/jaar
Tabel 3.4 Rijksweg A15, prognoses vervoer 2010
Brandbare gassen (GF3)
273
Brandbare vloeistoffen (LF1)
4998
Brandbare vloeistoffen (LF2)
7985
Toxische vloeistoffen (LT1)
0
Toxische vloeistoffen (LT2)
201
De gebruikte vervoerscijfers voor de A15 zijn gelijk aan de cijfers als gebruikt voor de MER.
3.4
OVERIGE WEGEN In het kader van routering zijn door de gemeente Nijmegen de wegen aangewezen die door routeplichte gevaarlijke stoffen kunnen worden gebruikt. De routeringsverordening van Nijmegen dateert uit 1982. Hoewel de routeringsverordening uit 1982 [6] is komen te vervallen na invoering van de Wet Gevaarlijke Stoffen geldt de op deze verordening gebaseerde route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door Nijmegen nog wel [7]. In de routering zijn geen andere wegen in de Waalsprong dan de A325 opgenomen [6]. De routering wordt aangepast naar aanleiding van het verplaatsen van een tweetal bedrijven uit het Waalfrontgebied. Dit heeft geen consequenties voor het Waalfrontgebied. De uitvalsweg van de A325 naar de geplande nieuwe Waalbrug kan dan ook niet worden gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke goederen.
3.5
SPOORLIJN ARNHEM-NIJMEGEN Uit een brief van ProRail aan ARCADIS blijkt dat er in de toekomst (na ingebruikname van de Betuweroute) geen vervoer van gevaarlijke stoffen is voorzien over de spoorlijn door de Waalsprong [8].
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
9
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
3.6
HOGEDRUK AARDGASLEIDINGEN In de Waalsprong liggen drie gasleidingen: één met een doorsnede van 6 inch en twee met een doorsnede van 48 inch. De bedrijfdrukken zijn respectievelijk 40 en 66 bar. Overige technisch gegevens [9]:
In bijlage 4 is een overzichtskaartje opgenomen van de ligging van de gasleidingen.
3.7
WAAL Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Waal wordt uitgegaan van de vervoerscijfers bij Lobith. De tellingen zijn afkomstig van Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer uit 2003 [10]. Gevaarlijke stoffen uit gelijkwaardige categorieën zijn bij elkaar gevoegd ter berekening van de risico’s (deze transportcijfers zijn lager dan de voor de MER gebruikte cijfers uit 2001). Binnenvaartschepen/jaar
Tabel 3.5 Waal, passages bij Lobith 2003
Brandbare gassen (GF3)
1220
Brandbare vloeistoffen (LF1)
10079
Brandbare vloeistoffen (LF2)
6903
Toxische gassen (GT3)
9
Toxische vloeistoffen (LT1)
50
De toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen voor de toekomst, gebaseerd op een groeiscenario van 3%, geeft de volgende prognoses voor 2010: Binnenvaartschepen/jaar
Tabel 3.6 Waal, geprognosticeerde passages bij Lobith in 2010
Brandbare gassen (GF3)
1500
Brandbare vloeistoffen (LF1)
12397
Brandbare vloeistoffen (LF2)
8490
Toxische gassen (GT3)
11
Toxische vloeistoffen (LT1)
62
3.8
STATIONAIRE BRONNEN
3.8.1
LPG-STATION Op de kruising van Griftdijk en de Stationsstraat is een LPG-tankstation gelegen. In een brief van de gemeente aan GEM Waalsprong [11] wordt aangegeven dat rekening dient te 3
worden gehouden met een doorzet van minder dan 1.500 m per jaar. De analyse wordt gebaseerd op deze doorzet.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
10
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
3.8.2
OVERIGE BEDRIJVEN Aan de Stationsstraat 9 is een distilleerderij en likeurstokerij gelegen waar sterke drank en wijn geproduceerd en gebotteld mogen worden volgens de vergunning. Het bedrijf heeft de vergunde activiteiten al langer dan drie jaar niet meer uitgevoerd. Om deze reden is er een procedure opgestart om de vergunning in trekken. Deze procedure is nog niet afgerond en het is nog niet zeker of volledige intrekking zal lukken. Vooralsnog dient dus met het bedrijf rekening te worden gehouden [11]. Tevens is er een aantal propaantanks aanwezig met een maximale inhoud van 2 m3. Deze zijn gelegen op de volgende percelen [11]: § Groenestraat 1 te Oosterhout; § Bemmelsedijk 5 te Lent; § Oosterhoutsedijk 78 te Lent; § Visveldsestraat 28 te Lent; § Oosterhoutsedijk 90 te Lent. De propaantank in Woonpark Oosterhout wordt niet in de analyse meegenomen omdat deze niet meer aanwezig is.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
11
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
HOOFDSTUK
4.1
4
Risicoanalyse
A325 De risico’s als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A325 zijn berekend met het programma RBMII. Dit programma is voorgeschreven door de minister van Verkeer en Waterstaat (V&W) als het te gebruiken programma voor het bepalen van transportrisico’s. Dit programma vervangt het programma IPO-RBM, dat werd gebruikt ten tijde van het opstellen van de MER. Voor de berekeningen zijn ongevalsfrequenties voor de snelweg gebruikt omdat de rijbanen gescheiden zijn en er geen gelijkvloerse kruisingen zijn.
4.1.1
PLAATSGEBONDEN RISICO Het Plaatsgebonden Risico voor de Waalsprong is bepaald op basis van het geprognosticeerde vervoer, omdat het enkele jaren zal duren voordat de bebouwing gerealiseerd is. Het Plaatsgebonden Risico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A325 is als volgt:
Tabel 4.7 PR-contouren A325
4.1.2
-6
-7
-8
PR-contour
10 / jaar
10 /jaar
10 /jaar
Afstand tot de weg (meters)
-
-
114
GROEPSRISICO Uit de analyse van het Groepsrisico blijkt dat het Groepsrisico beperkt blijft indien er wordt uitgegaan van dichtheden van circa 80 personen per hectare (een gemiddelde dichtheid voor woongebieden). In de onderstaande grafiek wordt inzichtelijk gemaakt hoe hoog het Groepsrisico wordt bij bebouwing aan beide kanten van de weg tot op korte afstand (tien meter).
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
12
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
Figuur 4.2 GR-curve A325; personendichtheid 80 pers/ha aan beide kanten op 10 meter afstand
Indien er een hoge bevolkingsdichtheid (tot 120 personen per hectare) wordt ingevoerd in het rekenprogramma, dan wordt de Groepsrisicocurve bij bebouwing dicht op de weg (tot 10 meter) als volgt. Figuur 4.3 GR-curve A325; personendichtheid 120 pers/ha aan beide kanten op 10 meter afstand
Er blijkt dat het Groepsrisico fors toeneemt ten opzichte van de huidige situatie waarin het Groepsrisico nihil is (er verblijven immers weinig mensen in het gebied). Er dient derhalve een Verantwoordingsplicht te worden doorlopen.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
13
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
Indien aan één kant een hoge bevolkingsdichtheid wordt gehanteerd en aan de andere kant een gemiddelde dichtheid dan ontstaat de volgende Groepsrisicocurve. Figuur 4.4 GR-curve A325; personendichtheid 80 en 120 pers/ha op tien meter afstand
Uit de curven blijkt dat het Groepsrisico de oriëntatiewaarde, zoals die geldt per kilometer, niet overschrijdt. Tevens blijkt dat een lagere bevolkingsdichtheid een goede maatregel is om het Groepsrisico te beperken. Om inzichtelijk te maken wat de invloed is van een grotere bebouwingsafstand tot de weg zijn de risico’s nogmaals berekend waarbij een bebouwingsafstand van 20 meter is gehanteerd.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
14
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
Figuur 4.5 GR-curve A325; personendichtheid 80 pers/ha aan beide kanten op 20 meter afstand
Figuur 4.6 GR-curve A325; personendichtheid 120 pers/ha aan beide kanten op 20 meter afstand
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
15
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
Figuur 4.7 GR-curve A325; personendichtheid 80 en 120 pers/ha op 20 meter afstand
Uit de berekeningen blijkt dat een afstand van 20 meter tot de weg er voor zorgt dat, zelfs bij hoge bevolkingsdichtheid aan beide kanten van de weg, het Groepsrisico een factor 5 onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een dichtheid neemt het risico zelfs af tot een factor 10 onder de oriëntatiewaarde. Deze uitkomsten wijken af van de resultaten uit de MER Waalsprong [5]. Deze verschillen zijn voornamelijk toe te schrijven aan het nieuwe door de minister voorgeschreven rekenprogramma RBMII.
4.2
A15 De risico’s als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A15 zijn berekend met het programma RBMII. Voor de berekeningen zijn standaard instellingen voor een snelweg gebruikt.
4.2.1
PLAATSGEBONDEN RISICO Het Plaatsgebonden Risico in de omgeving van de A15 is bepaald op basis van het geprognosticeerde vervoer, omdat het enkele jaren zal duren voordat bebouwing gerealiseerd is. Het Plaatsgebonden Risico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A15 is als volgt:
Tabel 4.8 PR-contouren A15
-6
-7
-8
PR-contour
10 / jaar
10 /jaar
10 /jaar
Afstand tot de weg (meters)
-
-
102
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
16
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
4.2.2
GROEPSRISICO Indien wordt uitgegaan van een gemiddeld industrieterrein (met een aanwezigheid van circa 40 personen/ha) en korte afstand van de eerste lijnsbebouwing tot de weg (10 meter) dan wordt het volgende Groepsrisico berekend ter hoogte van De Grift Noord.
Figuur 4.8 GR-curve A15
Het Groepsrisico als gevolg van het vervoer over de Rijksweg A15 is derhalve zeer beperkt. Omdat er is gerekend met een zeer korte bebouwingsafstand, zal het Groepsrisico mogelijk nog lager zijn na invulling van het plan.
4.3
OVERIGE WEGEN Over de overige wegen mag geen vervoer van gevaarlijke goederen plaatsvinden volgens de routering van vervoer van gevaarlijke stoffen. Vervoer over deze wegen levert derhalve geen knelpunten voor de ruimtelijke inrichting van de Waalsprong.
4.4
HOGEDRUK AARGASLEIDINGEN Uit de ‘Circulaire zonering hogedruk aardgastransportleidingen’ [3] komen de volgende minimale bebouwingsafstanden voor de leidingen in de Waalsprong: Incidentele bebouwing en
Woonwijk, flatgebouw en bijzondere
minder kwetsbare objecten
objecten
6”/40bar
4
4
48”/66 bar
5
50
Tabel 2.9 Minimale bebouwingsafstanden (m) hogedruk aardgastransportleidingen
Diameter/druk
*) Afstand te bepalen in overleg tussen de bij een project betrokken partijen.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
17
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
Ook gelden er toetsingsafstanden die eveneens afhankelijk zijn van de diameter en de druk. Binnen deze zone mag niet zonder meer gebouwd worden. Tabel 2.10 Toetsingsafstanden(m) hogedruk aardgastransportleidingen
Diameter/druk
Toestingsafstand
6”/40 bar
20
48”/67 bar
150
Het RIVM geeft aan dat er volgens hun berekeningsmethodiek rekening dient te worden gehouden met de volgende contouren: § Voor een 48 inch leiding (druk 66 bar, wanddikte 15,58 millimeter en een diepteligging van 1,7 meter of groter) bedraagt de maximale afstand 50 meter. § Voor een 6 inch leiding (druk 40 bar, wanddikte 4,78 millimeter en een diepteligging van 1,15 meter) bedraagt de maximale afstand 50 meter. De gelijke afstanden komen voort uit het verschil in wanddikte. Doordat de wanddikte van de 6 inch leiding minder is, worden hogere risico’s berekend. In overleg met de gemeente Nijmegen moet in de bestemmingsplannen worden vastgelegd welke afstanden gehanteerd worden. Dit is in het bijzonder van belang voor de 6 inch leiding omdat hier de door RIVM berekende afstanden en de afstanden gegeven in de vigerende circulaire uit 1984 nogal van elkaar afwijken. Wij raden aan om de afstanden als berekend door RIVM te hanteren om knelpunten in de toekomst te voorkomen. In relatie tot het Groepsrisico geeft het RIVM aan dat er waarschijnlijk ook voor buisleidingen in de toekomst een Verantwoordingsplicht moet worden doorlopen bij bebouwing in het effectgebied (vergelijkbaar met de toetsingsafstand uit de circulaire). Bij bebouwing binnen het invloedsgebied wordt het Groepsrisico verhoogd en dient een Verantwoordingsplicht te worden doorlopen. In de huidige regelgeving is de effectafstand 150 meter voor de 48 inch leiding en slechts 20 meter voor een 6 inch leiding. Bij RIVM wordt, net als de bebouwingsafstanden, ook het invloedsgebied opnieuw bepaald. Deze zijn echter nu nog niet bekend. Wij raden aan voorlopig rekening te houden met een invloedsgebied van 150 meter2 langs de leidingen.
4.5
WAAL De risico’s als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Waal zijn berekend met het programma RBMII. Voor de berekeningen zijn standaard instellingen voor vervoer per schip gebruikt.
4.5.1
PLAATSGEBONDEN RISICO -8
Uit de berekeningen met RBMII blijkt dat de PR 10 -contour mogelijk net op de oever ligt (op 199 meter vanuit de vaargeul). Dit is in overeenstemming met de ‘Risicoatlas hoofdvaarwegen Nederland’ [9]. Het Plaatsgebonden Risico als gevolg van het vervoer over de Waal legt derhalve geen beperkingen op aan de ruimtelijke inrichting van de Waalsprong.
2
Deze afstand kan veranderen op basis van berekeningen van het RIVM ten aanzien van het
invloedsgebied. Er zijn echter nog geen uitkomsten van deze berekeningen beschikbaar.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
18
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
4.5.2
GROEPSRISICO Er wordt met RBMII geen Groepsrisico als gevolg van het vervoer over de Waal berekend. Het Groepsrisico legt derhalve geen beperkingen op aan de ruimtelijke inrichting van de Waalsprong.
4.6
STATIONAIRE BRON: LPG-STATION
4.6.1
PLAATSGEBONDEN RISICO Voor het Plaatsgebonden Risico zijn minimale bebouwingsafstanden afhankelijk van de doorzet van LPG van het tankstation. Deze afstanden zijn vastgelegd in de ‘Regeling Externe Veiligheid voor Inrichtingen’ [12]. In de onderstaande tabel zijn de doorzetten en de bijbehorende afstanden weergegeven. Binnen deze afstanden mogen geen kwetsbare bestemmingen gevestigd worden (zie bijlage 3 voor de definitie van kwetsbare bestemmingen).
Tabel 4.11
Afstand vanaf
Type inrichting
Afstanden voor de PR 10-6 bij
reservoir (m)
110
25
LPG-doorzet tot
een LPG-station
Afstand vanaf ondergronds
3
vulpunt (m)
4
Afstand vanaf 5
afleverzuil (m) 15
3
1.500 m /jaar
Uit het overzicht blijkt dat afstanden tot het vulpunt van het LPG-station maatgevend zijn. Indien de geplande bebouwing van (beperkt) kwetsbare objecten in De Grift Noord op grotere aftstand dan 110 meter van het vulpunt worden geprojecteerd leveren de veiligheidszones geen knelpunten op voor de ontwikkeling in de Waalsprong.
4.6.2
GROEPSRISICO Voor het Groepsrisico geldt een invloedsgebied van 150 meter rondom het vulpunt en reservoir. Om deze reden wordt bij het berekenen van het Groepsrisico rekening gehouden met de mensen die verblijven binnen dit effectgebied van 150 meter. In de ‘Handreiking verantwoording Groepsrisico’ [13] wordt een personendichtheid per hectare tot de grens van het invloedsgebied gegeven waarbij de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Aantal personen per hectare
Tabel 4.12
-6
Type inrichting
Personendichtheid per hectare
Vanaf PR 10 tot grens invloedsgebied 3
LPG-doorzet tot 1.500 m /jaar
invloedsgebied
17
De dichtheden moeten worden betrokken bij de verantwoording van het Groepsrisico.
3
Vulpunt: dit is de installatie die op enige afstand van het tankstation gelegen is. Op deze locatie bevoorraadt de tankwagen het tankstation. Het vulpunt wordt in de meeste gevallen afgeschermd door een hekwerk.
4
Ondergrondsreservoir: voorraad voor het tankstation.
5
Afleverzuil: locatie waar klant tankt.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
19
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
Wij raden aan in het gebied van 110 tot 150 meter van het vulpunt beperkte ontwikkelingen te projecteren die niet bijdragen aan een hoge personendichtheid. Het is overigens zo dat indien er sprake is van verdichting in het invloedsgebied van het LPG-station, er een Verantwoordingsplicht dient te worden doorlopen.
4.7
OVERIGE INRICHTINGEN
4.7.1
DISTILLEERDERIJ, STATIONSSTRAAT 9 Zolang de vergunning van het bedrijf niet is ingetrokken geldt een PR 10-6-contour van 135 meter gemeten van vijf meter voor de erfgrens [11]. De oriëntatiewaarde van het Groepsrisico wordt niet overschreden zolang er niet meer dan 300 personen per hectare verblijven in het invloedsgebied (tussen 135 en 300 meter van het bedrijf) [11]. De genoemde beperkingen zijn door de gemeente bepaald op basis van standaard afstanden voor PGS 15-opslagen. De mogelijkheid bestaat dat in de omgeving van de distilleerderij minder beperkingen gelden. Hiervoor dient echter een nadere analyse te worden uitgevoerd.
4.7.2
PROPAANTANKS Volgens het ‘Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer’ dient er een afstand van 30 meter te worden gehanteerd tussen woningen en een propaantank van 1 tot 2 m3.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
20
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
HOOFDSTUK
5
Conclusies en aanbevelingen 5.1
CONCLUSIES
5.1.1
A325 Het Plaatsgebonden Risico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A325 legt geen beperkingen op aan de ruimtelijke inrichting van de Waalsprong. Het Groepsrisico zal toenemen door de bebouwing van de Waalsprong, maar de oriëntatiewaarde van het Groepsrisico wordt niet overschreden. Omdat er wel sprake is van toename van het Groepsrisico (nu is er immers slechts beperkt bebouwing aanwezig) moet voor de bestemmingsplannen, die bebouwing voorzien langs de A325, een Verantwoordingsplicht worden doorlopen, alvorens goedkeuring kan worden verleend voor deze plannen.
5.1.2
A15 Het Plaatsgebonden Risico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A15 legt geen beperkingen op aan de ruimtelijke inrichting van de Waalsprong. Het Groepsrisico blijft ook na invulling van De Grift Noord zeer beperkt (meer dan een factor 100 onder de oriëntatiewaarde) en hoeft geen beperkingen aan de ruimtelijke ontwikkelingen op te leggen. De brandweer Gelderland-Zuid [14] geeft aan dat hoewel er sprake is van een significante stijging van het bevoegd gezag, zij ervoor zou kunnen kiezen aan een verantwoording voor de verhoging minder gewicht te geven.
5.1.3
OVERIGE WEGEN De overige wegen binnen het Waalspronggebied maken geen deel uit van de routering gevaarlijke stoffen en mogen derhalve niet worden gebuikt voor doorgaand transport van gevaarlijke stoffen. Het vervoer over deze wegen legt, geredeneerd vanuit Externe Veiligheid, geen beperkingen op aan de ruimtelijke inrichting van de Waalsprong.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
21
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
5.1.4
SPOORLIJN NIJMEGEN-ARNHEM Uit een brief van ProRail aan ARCADIS blijkt dat er in de toekomst (na ingebruikname van de Betuweroute) geen vervoer van gevaarlijke stoffen is voorzien over de spoorlijn door de Waalsprong [8]. Vervoer per spoor legt vanuit de Externe Veiligheidsrichtlijnen geen beperkingen op aan de ruimtelijke ontwikkelingen.
5.1.5
HOGEDRUK AARDGASLEIDINGEN Volgens de vigerende regelgeving gelden de volgende bebouwingsafstanden tot de hogedruk aardgasleidingen: Incidentele bebouwing en
Woonwijk, flatgebouw en bijzondere
minder kwetsbare objecten
objecten
6”/40bar
4
4
48”/67 bar
5
50
Diameter/druk
Binnen deze afstanden is volgens de vigerende wetgeving geen bebouwing toegestaan. Het RIVM heeft voor de betreffende leidingen de veiligheidsafstanden bepaald en komt voor elk van de leidingen tot een veiligheidszone van 50 meter aan weerszijden. Wij raden aan om de bebouwingsafstanden als berekend door RIVM te hanteren. De gemeente Nijmegen zal hierover een standpunt moeten innemen6. De effecten van een mogelijk ongeval met de hogedruk aardgasleidingen reiken verder dan de bebouwingsafstanden. Bij bebouwing binnen het invloedsgebied wordt het Groepsrisico verhoogd en dient een Verantwoordingsplicht te worden doorlopen. In de huidige regelgeving is de effectafstand 150 meter voor de 48 inch leiding en slechts 20 meter voor een 6 inch leiding. Bij RIVM wordt, net als de bebouwingsafstanden, ook het invloedsgebied opnieuw bepaald. De uitkomst van de berekeningen op basis van de nieuwe inzichten zijn echter nu nog niet bekend. Wij raden aan voorlopig rekening te houden met een invloedsgebied van 150 meter langs elk van de leidingen.
5.1.6
WAAL Het Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico als gevolg van het vervoer over de Waal zijn verwaarloosbaar en leggen geen beperkingen op aan de ruimtelijke inrichting van de Waalsprong.
5.1.7
LPG-STATION Indien de geplande bebouwing van (beperkt) kwetsbare objecten in De Grift Noord, De Grift Zuid en Sportpark Oosterhout op grotere aftstand dan 110 meter van het vulpunt worden geprojecteerd, leveren de veiligheidszones geen knelpunten op voor de ontwikkeling in de Waalsprong.
6
De heer Willems van de gemeente Nijmegen heeft aangegeven dat de gemeente voornemens is de
afstanden als berekend door het RIVM te hanteren. Hiermee wordt geanticipeerd op mogelijk toekomstig beleid.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
22
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
De dichtheden moeten worden betrokken bij de verantwoording van het Groepsrisico. Wij raden aan in het gebied van 110 tot 150 meter van het vulpunt beperkt ontwikkelingen te projecteren die niet bijdragen aan een hoge personendichtheid. Het is overigens zo dat, indien er sprake is van verdichting in het invloedsgebied van het LPG station, er een Verantwoordingsplicht dient te worden doorlopen. Deze Verantwoordingsplicht staat beschreven in artikel 13 van het BEVI.
5.1.8
OVERIGE INRICHTINGEN § Totdat er zekerheid bestaat over de status van de vergunning worden geen objecten binnen de 135 meter van de inrichting aan de Stationsstraat 9 situeren. Het GR lijkt niet direct restricties op te leggen. § Geen objecten situeren binnen 30 meter van de propaantanks met een maximum inhoud van 2 m3.
5.2
VERANTWOORDING GROEPSRISICO Voor enkele risicobronnen geldt dat de verhoging van het Groepsrisico dient te worden verantwoord bij ontwikkeling in de nabije omgeving. Het gaat hierbij met name om de RO-plannen binnen 150 meter van een LPG-station7, 200 meter van de A325 en/of binnen 150 meter8 van de gasleidingen. Ontwikkelingen binnen deze zones hebben de meeste invloed op het Groepsrisico. In het kader van de Verantwoordingsplicht dienen volgens het BEVI [1] enkele stappen te worden doorlopen. Ook de circulaire voor het vervoer onderschrijft [2] de volgende stappen: § Stap 1: Inventarisatie van de huidige personendichtheid in het plangebied en de dichtheid na realisatie van het plan. § Stap 2: Bepalen huidig GR en verwacht GR na realisatie plan. § Stap 3: Onderzoek naar maatregelen ter beperking van het GR. § Stap 4: Onderbouwing bestemmingsplan. De onderbouwing van het bestemmingsplan bestaat voornamelijk uit een motivering van de keuze voor de invulling van het gebied en de mogelijke alternatieven. En dient dus te worden geschreven door de ontwikkelaar van het gebied. § Stap 5: Mogelijkheden voor hulpverlening. § Stap 6: Mogelijkheden voor zelfredzaamheid. Na het bepalen van de hoogte van de risico’s volgen enkele stappen waarin de daadwerkelijke verantwoording plaatsvindt. In de regelgeving is hierbij een adviesrol aan de regionale brandweer gegeven. Het horen van de brandweer bij de invulling van de plannen is dus van belang om goedkeuring van het bevoegde gezag te krijgen.
7
Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, bijlage 2, tabel 1
8
Zoals beschreven in paragraaf 5.1 wordt het invloedsgebied van de leidingen opnieuw bepaald door
het RIVM.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
23
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
In de volgende paragraaf zijn generieke voorstellen van de brandweer ter reductie van de risico’s opgenomen. Wij raden aan deze maatregelen al in een vroeg stadium mee te nemen in de ruimtelijke plannen.
5.3
GENERIEKE MAATREGELEN TER REDUCTIE VAN HET GROEPSRISICO Op basis van het maatscenario dat de brandweer opgesteld heeft kunnen generieke maatregelen getroffen worden om de risico's in de Waalsprong te verlagen (zie bijlage 5 voor het gehele advies van de brandweer). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in maatregelen ter bevordering van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en maatregelen ter bevordering van de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid. Maatregelen ter bevordering van de mogelijkheden voor de rampbestrijding Het scenario “warme BLEVE” (het explosief vrijkomen van de inhoud van de tankwagen als gevolg van opwarming van de tank) is het maatgevende scenario voor het LPG-tankstation, alsmede voor het vervoer van LPG. Het is moeilijk een dergelijk ongeval te voorkomen. Om het ongeval te voorkomen dient er in ieder geval bluswater aanwezig te zijn binnen het plangebied van de Waalsprong en rondom de risicobronnen in het bijzonder. Tevens dient er sprake te zijn van voldoende bereikbaarheid van de objecten binnen het plangebied van de Waalsprong en van de risicobronnen in het bijzonder. Over de uitwerking van bovenstaande maatregelen dient contact te worden opgenomen met de brandweer Nijmegen. Maatregelen ter bevordering de zelfredzaamheid De zelfredzaamheid van mensen is de mogelijkheid die mensen hebben zichzelf in veiligheid te brengen. Voor zelfredzaamheid zijn nog geen vaste richtlijnen aanwezig; het omvat de vraag of het gebied voldoende is ingericht om de zelfredding te faciliteren. Denk hierbij aan vluchtroutes en vluchtrichting de in te richten plannen. Deze dienen bij voorkeur van de risicobron af te liggen (loodrecht op de risicobron). Met betrekking tot de bebouwing wordt het volgende aanbevolen: § Gevelopeningen van bebouwing binnen het effectgebied van de risicobron afkeren. Hiermee wordt de mogelijkheid tot schuilen voor de warmtestraling geboden. § Hoogbouw buiten het effectgebied van de risicobron projecteren. § Bouwwerken bestemd voor veel personen of verminderd zelfredzame personen buiten het effectgebied van de risicobron projecteren. § In de eerste lijn in de nabijheid van de risicobron kunnen bijvoorbeeld water- en groenvoorzieningen worden aangelegd. Hiermee wordt een soort veiligheidszone gecreëerd tussen de weg en de bebouwing. Tevens dient te worden nagedacht over het communiceren van de risico's naar toekomstige bewoners van de Waalsprong. Hiervoor kunnen echter geen maatregelen worden opgenomen in de nog te ontwikkelen bestemmingsplannen.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
24
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
Over alle genoemde maatregelen merkt de brandweer het volgende op: “De genoemde maatregelen zijn generieke maatregelen. Voor de afzonderlijke bestemmingsplanprocedures dient de Verantwoordingsplicht van het Groepsrisico te worden ingevuld en dient tevens de Regionale Brandweer Gelderland-Zuid in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen betreffende het Groepsrisico, de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid van burgers. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het betrekken van de Regionale Brandweer Gelderland-Zuid en brandweer Nijmegen bij stedenbouwkundige plannen en/of inrichtingsplannen sterk wordt aanbevolen gezien de specialistische kennis bij de brandweer over fysieke veiligheid. Voorgaande geldt tevens voor planontwikkelingen waar Externe Veiligheid geen rol speelt“. ARCADIS beveelt daarom aan voor alle plannen binnen het effectgebied van gevaarlijke stoffen contact op te nemen met de brandweer om de mogelijkheden tot risicoreductie te bespreken.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
25
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
BIJLAGE
1
Referenties 1
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, ministerie VROM, Staatscourant, mei 2004.
2
Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, ministerie van V&W, september 2004.
3
Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen’, minister van VROM, 1984.
4
Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen, RWS AVV, 24 maart 2003.
5
Externe Veiligheid langs transportassen, versie 2.0, Projectbureau Waalsprong, 14 maart 2003.
6
Brief aan het College van GS van Gelderland van de gemeente Nijmegen inzake Gevaarlijke stoffenroute, 13 mei 1982.
7
Brief Nijmegen Directie Grondgebied aan de heer Essers, onderwerp: routeringsverordening.
8
Brief ProRail inzake vervoersgegevens van gevaarlijke stoffen per spoor, kenmerk 20544368, van 30 september 2005.
9
Brief N.V. Nederlandse Gasunie aan ARCADIS van 27 september 2005, dossiernummer MW10714426.
10
Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland, RWS AVV i.o.v. ministerie van V&W, 20 februari 2003.
11
Brief van de gemeente Nijmegen, directie grondgebied aan de procesmanager van de GEM Waalsprong van 9 september 2005, registratienummer 05.05.0025980/p/8 september 2005.
12
Regeling Externe Veiligheid voor Inrichtingen, Staatscourant nr. 183, 23 september 2004.
13
Handreiking verantwoording Groepsrisico (concept), ministerie BZK en ministerie van VROM, augustus 2004.
14
Brief brandweer Gelderland zuid aan ARCADIS, referentie RBGZ/2246/05/05/HH, 9 december 2005.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
26
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
BIJLAGE
2
Ruimtelijke inrichting Waalsprong
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
27
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
BIJLAGE
3
(Beperkt) kwetsbare objecten Kwetsbaar object a. Woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in onderdeel a van ‘beperkt kwetsbaar object’. b.
Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
c.
-
ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
-
scholen;
-
gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen.
Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals: -
kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object;
-
complexen waarin meer dan vijf winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd.
d.
Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
Beperkt kwetsbaar object a.
Verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; dienst- en bedrijfswoningen van derden.
b.
Kantoorgebouwen, voor zover deze niet onder Kwetsbaar, onder c, vallen.
c.
Hotels en restaurants, voor zover deze niet onder Kwetsbaar, onder c, vallen.
d.
Winkels, voor zover deze niet onder Kwetsbaar, onder c, vallen.
e.
Sporthallen, zwembaden en speeltuinen.
f.
Sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover deze niet onder Kwetsbaar, onder d, vallen.
g.
Bedrijfsgebouwen, voor zover deze niet onder Kwetsbaar, onder c, vallen.
h.
Objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn.
i.
Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
28
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
BIJLAGE
4
Ligging van de gasleidingen
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
29
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
BIJLAGE
5
Advies brandweer ter beperking Groepsrisico [14] Voordat mogelijke maatregelen opgesomd kunnen worden, definieert de brandweer allereerst een maatscenario. Dit is een scenario met voldoende realiteitswaarde waarvan de te verwachten effecten groot zijn. Zowel voor de A325 als het LPG-tankstation is dit maatscenario een BLEVE van een tankwagen geladen met tot vloeistof verdicht gas. De effecten van dit scenario reiken tot 400 meter9 vanaf de Bleve en worden bepaald door de warmtestraling die bij een BLEVE optreedt. De ontwikkeltijd van dit scenario bedraagt tussen de 5 en 30 minuten, afhankelijk van de vullingsgraad van de tankwagen en intensiteit van de aanstralende brand. Vervolgens wordt door de Regionale Brandweer Gelderland-Zuid (RBGZ) gekeken naar de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid. Op basis hiervan worden maatregelen gedefinieerd die het risico van zowel het maatgevend scenario als kleinere scenario's verlagen. Mogelijkheden voor de rampenbestrijding Mogelijkheden ter bestrijding van een BLEVE liggen voornamelijk vóór het optreden van het incident. Bij een dreigende BLEVE kan door de brandweer een inzet worden gepleegd waarbij wordt getracht de tankwagen te koelen om zo een Bleve te voorkomen. Hierbij is het van belang dat in de directe omgeving voldoende bluswater beschikbaar is. Tevens dient het incident goed bereikbaar te zijn. Indien een BLEVE reeds heeft plaatsgevonden kunnen de hulpverleningsorganisaties gewonden uit het getroffen gebied halen en hen medische hulp bieden. Daarnaast kunnen secundaire branden door de brandweer worden geblust. Mogelijkheden voor de zelfredzaamheid De beoordeling van de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid van burgers is per definitie lastig aangezien geen generiek beoordelingskader beschikbaar is. Toch zijn er een viertal factoren te benoemen die van invloed zijn op de zelfredzaamheid, deze zijn: § infrastructurele mogelijkheden; § fysieke mogelijkheden; § mentale mogelijkheden; § de waarschuwings- en alarmeringstijd. Om bovenstaande factoren te beoordelen voor het maatscenario is het allereerst van belang om de meest effectieve zelfredzame strategie te bepalen. Voor een BLEVE is dit binnen een straal van 150 meter10 te voet vluchten en in een straal van 150 tot 400 meter schuilen of te 11
voet vluchten .
9 Regionaal basisrampbestrijdingsplan LPG-incidenten, Hulpverleningsregio Gelderland-Zuid, mei 2005. 10 De straal van de vuurbal bij een Bleve van een tankwagen bedraagt 150 meter. Aangenomen wordt dat alle aanwezigen binnen deze straal letaal zullen worden getroffen. 11 Maatregelen zelfredzaamheid, een onderzoek naar de bevordering van zelfredzaamheid bij ongevallen met gevaarlijke stoffen, Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding, 12 juli 2005.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
30
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
§ Infrastructurele mogelijkheden Infrastructurele mogelijkheden liggen voor het maatgevend scenario voornamelijk in het faciliteren van vluchtwegen die direct uit het bedreigde gebied leiden en het bieden van schuilplaatsen, bijvoorbeeld achter gebouwen. Tevens dient hierbij rekening te worden gehouden met het type bebouwing. Hoogbouw leidt bijvoorbeeld tot een langere vluchttijd en zorgt voor een verminderde zelfredzaamheid. Ook bouwwerken waarin een groot aantal personen tegelijkertijd kan verblijven leidt tot een verminderde zelfredzaamheid van deze personen. § Fysieke mogelijkheden Van bepaalde bevolkingsgroepen wordt verwacht dat hun fysieke mogelijkheden beperkt zijn. Het gaat hierbij om kinderen, senioren en geestelijk en fysiek gehandicapten. Het bestemmen van dergelijke functies binnen het effectgebied van een risicobron leidt tot knelpunten voor zelfredzaamheid. § Mentale mogelijkheden Indien personen zijn voorbereid op een calamiteit en op hoe men dient te handelen bij een calamiteit wordt verondersteld dat de zelfredzaamheid beter is dan wanneer dit niet het geval is. Communiceren over de risico's in de directe omgeving van burgers en over hoe te handelen bij een incident zal leiden tot een verbetering van de zelfredzaamheid. § De waarschuwings- en alarmeringstijd Om burgers tijdig aan te zetten tot zelfredding is een zo kort mogelijke waarschuwingsen alarmeringstijd van belang. Het landelijk sirenenetwerk is aangelegd om op grote schaal burgers te alarmeren. Indien in geval van het maatscenario het sirenenetwerk ingezet wordt ter alarmering zal dit burgers echter bewegen tot de onjuiste zelfredzame strategie. Op dit moment bestaan geen alternatieven voor grootschalige alarmering van burgers. Alarmering door middel van het landelijk sirenenetwerk dient dan ook snel gevolgd te worden door mondelinge instructies voor zelfredding. Hiervoor kan geen gebruik gemaakt worden van rampenzender Omroep Gelderland, aangezien de ontwikkeltijd van het maatgevend scenario (5 tot 30 minuten) kleiner is dan de tijd die benodigd is om een boodschap via de rampenzender te verspreiden (1 uur). Indien het maatgevend scenario zich voordoet dient dan ook voor een pragmatische oplossing te worden gekozen, afhankelijk van de omstandigheden.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
31
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN
COLOFON
EXTERNE VEILIGHEID DE WAALSPRONG NIJMEGEN RAPPORTAGE OPDRACHTGEVER: GEM WAALSPRONG
STATUS: Vrijgegeven
AUTEUR: De heer ir. A.A. van der Giessen
GECONTROLEERD DOOR: De heer drs. J.E. Nieuwenhuis
VRIJGEGEVEN DOOR: De heer drs. J.E. Nieuwenhuis 25 januari 2006 141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS Infra BV Piet Mondriaanlaan 26 Postbus 220 3800 AE Amersfoort Tel 033 4771 000 Fax 033 4772 000 www.arcadis.nl
©ARCADIS. Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitzonderingen door de wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbenden niets uit dit document worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale reproductie of anderszins.
141223/EA6/019/000301/sfo
ARCADIS
32
Update 2006 Natuurwaarden De Waalsprong Deelgebieden: - Woonpark Oosterhout, noord-oostelijke deel - De Grote Boel - Laauwick en Lentseveld - Graaf Allardsingel - Hof van Holland
R.G.M. Kwak* S. Wamelink**
Alterra* en Stichting Staring Advies**, november 2006
Alterra | Postbus 47, 6700 AA Wageningen contactpersoon: Dhr. R.G.M. Kwak
Opdrachtnemer veldonderzoek
Stichting Staring Advies - S. Wamelink
Samenvatting De toestand van de natuur, ic. de beschermde soorten uit de Flora en Faunawet, is in vijf deelgebieden van de Waalsprong , te weten Woonpark Oosterhout, noord-oostelijke deel , De Grote Boel, Laauwick en Lentseveld, Graaf Allardsingel en Hof van Holland,
in 2006
gecontroleerd op basis van de bevindingen in 2002 en 2003. Daarbij zijn geen wezenlijke veranderingen vastgesteld. Hieruit mag worden geconcludeerd dat de situatie zoals zij in 20022003 werd geconstateerd nog steeds geldig is.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
|4
Inhoudsopgave
Inleiding
7
1 Woonpark Oosterhout, noord-oostelijke deel
9
2 De Grote Boel
13
3 Laauwick en Lentseveld
19
4 Graaf Allardsingel
21
5 Hof van Holland
23
Literatuur
27
Alterra - Stichting STARING ADVIES
|5
Alterra - Stichting STARING ADVIES
|6
Inleiding In de jaren 2002 en 2003 is een groot gedeelte van de Waalsprong door Alterra, in samenwerking met de Stichting Staring Advies, onderzocht op het voorkomen van soorten uit de Flora & Faunawet (Kwak 2004). Met het verstrijken van de tijd en het in procedure nemen van het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen is Alterra gevraagd na te gaan in hoeverre de kennis betreffende de aanwezige natuurwaarden nog actueel is. Het gaat daarbij om de deelgebieden: -
Woonpark Oosterhout, noord-oostelijke deel
-
De Grote Boel
-
Laauwick en Lentseveld
-
Graaf Allardsingel
-
Hof van Holland
In het voorjaar en zomer van 2006 is door medewerkers van de Stichting Staring Advies nagegaan de huidige situatie beoordeeld in relatie tot die in 2002 en 2003. De nadruk lag daarbij op de waardevolle natuurelementen zoals deze in de eerste inventarisatie waren onderkend. Deze worden steeds aan het begin van de bespreking van een deelgebied in tabelvorm weergegeven. Een overzicht daarvan is ook te vinden in de kaartenatlas van Kwak (2004). Daarbij wordt de navolgende legenda gebruikt:
Ecologische / landschappelijke waarde ++ van zeer grote waarde van vrij grote + waarde 0 geen specifieke waarde
Verandering 0
waardevolle element nog aanwezig in 2006; verstoord waardevolle element nog aanwezig in 2006; situatie t.o.v. 2002-2003 ongewijzigd
Bij de bespreking van Hof van Holland is tevens een aantal aanbevelingen opgenomen voor het versterken van natuurwaarden bij de realisatie van De Citadel, waarin het Hof van Holland is gelegen. Deze bevindingen zijn opgedaan tijdens een veldbezoek aan het plangebied met medewerkers van de GEM.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
|7
Alterra - Stichting STARING ADVIES
|8
1 Woonpark Oosterhout, noord-oostelijke deel Waardevolle natuurelementen:
groene kikker, meerkoet,
watervogels,
wilde eend en waterhoen
bermpje, kleine
Verandering
2006
0
Te verwachten Ff-wet soorten
++
Aangetroffen soorten 2002-2002
Landschappelijke waarde
sloot
Ecologische waarde
1
Elementtype
Locatienummer
(zie ook legenda pagina 7)
-
modderkruiper en poelkikker
2
slootruigte
+
0
grote kaardebol,
grote kaardebol,
bosrietzanger en
broedvogels,
poelkikker
-
overige zoogdieren en poelkikker
1.1 Locatienummer 1 1.1.1 Situatie 2002-2003 Het betreft een smalle sloot (Verloren Zeeg) met een modderige bodem en plaatselijk een goed ontwikkelde slootvegetatie.
1.1.2 Aanwezigheid van beschermde Flora en Fauna 2002-2003 Gedurende het onderzoek in de periode 2002-2003 zijn hier slechts enkele algemeen voorkomende soorten waargenomen. Flora (hogere planten) Beschermde plantensoorten zijn hier niet aangetroffen. Broedvogels In totaal zijn op de locatie 2 vogelsoorten aangetroffen: waterhoen en wilde eend. Vleermuizen Foeragerende vleermuizen en vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet op de locatie aangetroffen. Gezien het vrijwel ontbreken van begeleidende, hoopopgaande begroeiing lijkt de locatie grotendeels ongeschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De locatie zal
Alterra - Stichting STARING ADVIES
|9
hoogstens als verbindingszone gebruikt kunnen worden. Alleen in de nabijheid van bebouwing (bedrijventerrein De Grift) kan de locatie wel dienst doen als foerageergebied voor vleermuizen. Overige zoogdieren In de directe omgeving van de locatie zijn haas en konijn waargenomen. De inschatting is dat de locatie slechts enkele algemene soorten zoogdieren zou kunnen herbergen. De begroeide oeverzone van de sloot is potentieel geschikt als verblijfplaats voor enkele muizensoorten als aardmuis en veldmuis. Verder is de verwachting dat soorten als egel, konijn, haas en enkele marterachtigen de oeverzone als foerageergebied of verbindingszone zullen gebruiken. Vissen Beschermde vissoorten zijn in de periode 2002-2003 niet aangetroffen. De inschatting is dat de locatie enkele beschermde vissoorten zou kunnen herbergen. Het gaat hierbij om bermpje en kleine modderkruiper. Amfibieën In de Verloren Zeeg werden op één locatie circa 100 juvenielen van het groene kikker complex gevonden. De locatie is verder geschikt als voortplantingsbiotoop voor bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander. Overige soortgroepen (reptielen en ongewervelden) Waarnemingen van beschermde reptielen en ongewervelden (dagvlinders, kevers e.d.) zijn tijdens het veldbezoek in de periode 2002-2003 niet bekend geworden.
1.1.3 Situatie 2006 De locatie is grotendeels intact gebleven en herbergt nog steeds een goed ontwikkelde slootvegetatie en is nog steeds permanent watervoerend. Stroomafwaarts is over de Verloren Zeeg een tijdelijke weg aangelegd die gedurende de werkzaamheden aan de nabijgelegen ovatonde gebruikt wordt.
1.1.4 Effecten op de waardevolle element en de aanwezige Flora en Fauna De verwachting is dat de locatie nog steeds geschikt kan zijn voor de in 2002-2003 aangetroffen soorten. Echter door de toename van werkverkeer en het intensivering van het gehele Waalspronggebied is de locatie en de omgeving minder aantrekkelijk geworden voor met name verstoringsgevoelige soorten waaronder verschillende broedvogels en zoogdieren.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 10
1.2 Locatienummer 2 1.2.1 Situatie 2002-2003 Smalle sloot met een dichte (ruige) sloot- en oevervegetatie van o.a. moerasspirea en gele lis.
1.2.2 Aanwezigheid van beschermde Flora en Fauna 2002-2003 Gedurende het onderzoek in de periode 2002-2003 zijn hier voornamelijk algemeen voorkomende soorten waargenomen. Flora (hogere planten) Op de locatie is een groeilocatie van de grote kaardebol aangetroffen. Broedvogels In totaal zijn op de locatie 2 vogelsoorten aangetroffen: bosrietzanger en grasmus. Vleermuizen Foeragerende vleermuizen en vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet op de locatie aangetroffen. Gezien het vrijwel ontbreken van begeleidende, hoopopgaande begroeiing lijkt de locatie ongeschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De locatie zal hoogstens als verbindingszone gebruikt kunnen worden. Overige zoogdieren Beschermde zoogdiersoorten zijn in de periode 2002-2003 niet aangetroffen. De inschatting is dat de locatie slechts enkele algemene soorten zoogdieren zou kunnen herbergen. De met ruigtekruiden begroeide sloot is potentieel geschikt als verblijfplaats voor enkele muizensoorten als aardmuis en veldmuis. Verder is de verwachting dat soorten als egel, konijn, haas en enkele marterachtigen de oeverzone als foerageergebied of verbindingszone zullen gebruiken. Vissen Beschermde vissoorten zijn in de periode 2002-2003 niet aangetroffen. De inschatting is dat de locatie geen beschermde vissoorten zou kunnen herbergen. Amfibieën Op de locatie is een adulte poelkikker gevonden. Het is niet bekend geworden of de locatie als voortplantingsbiotoop en/of overwinteringsplek gebruikt wordt. De locatie is potentieel geschikt als voortplantingsbiotoop voor bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander. Overige soortgroepen (reptielen en ongewervelden) Waarnemingen van beschermde reptielen en ongewervelden (dagvlinders, kevers e.d.) zijn tijdens het veldbezoek in de periode 2002-2003 niet bekend geworden.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 11
1.2.3 Situatie 2006 De locatie is grotendeels intact gebleven en herbergt nog steeds een dichte (ruige) sloot- en oevervegetatie. Nabij de locaties is wel een tijdelijke weg aangelegd die gedurende de werkzaamheden aan de ovatonde gebruikt wordt.
1.2.4 Effecten op de waardevolle element en de aanwezige Flora en Fauna De verwachting is dat de locatie nog steeds geschikt kan zijn voor de in 2002-2003 aangetroffen soorten. Echter door de toename van werkverkeer en het intensivering van het gehele Waalspronggebied is de locatie en de omgeving minder aantrekkelijk geworden voor met name verstoringsgevoelige soorten waaronder verschillende broedvogels en zoogdieren.
1.2.5 Nieuwe waardevolle elementen Er zijn geen nieuwe waardevolle elementen in het deelgebied aangetroffen.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 12
2 De Grote Boel Waardevolle natuurelementen:
groene kikker, meerkoet,
watervogels,
wilde eend en waterhoen
bermpje, kleine
Verandering
2006
0
Te verwachten Ff-wet soorten
++
Aangetroffen soorten 2002-2003
Landschappelijke waarde
Sloot
Ecologische waarde
1
Elementtype
Locatienummer
(zie ook legenda pagina 7)
-
modderkruiper en poelkikker
2 3
sloot-ruigte boomgaardj e
+ +
0 +
bosrietzanger, grasmus,
broedvogels en
kneu en witte kwikstaart
overige zoogdieren
bosrietzanger, fazant,
broedvogels,
merel, tjiftjaf, tuinfluiter,
overige zoogdieren
vleermuizen en
grasmus, heggenmus, winterkoning en
0 0
zwartkop
2.1 Locatienummer 1 2.1.1 Situatie 2002-2003 Het betreft een onderdeel van de smalle sloot (Verloren Zeeg) met een modderige bodem en plaatselijk een goed ontwikkelde slootvegetatie, die zich voornamelijk in aangrenzend deelgebied (Woonpark Oosterhout noordoostelijke deel) bevindt.
2.1.2 Aanwezigheid van beschermde Flora en Fauna 2002-2003 Gedurende het onderzoek in de periode 2002-2003 zijn hier slechts enkele algemeen voorkomende soorten waargenomen. Flora (hogere planten) Beschermde plantensoorten zijn hier niet aangetroffen. Broedvogels In totaal zijn op de locatie 2 vogelsoorten aangetroffen: meerkoet en waterhoen. Op de overgang met de aangrenzende landbouwpercelen is verder de gele kwikstaart aangetroffen.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 13
Vleermuizen Foeragerende vleermuizen en vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet op de locatie aangetroffen. Gezien het vrijwel ontbreken van begeleidende, hoopopgaande begroeiing lijkt de locatie grotendeels ongeschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De locatie zal hoogstens als verbindingszone gebruikt kunnen worden. Overige zoogdieren Beschermde zoogdiersoorten zijn in de periode 2002-2003 niet aangetroffen. De inschatting is dat de locatie slechts enkele algemene soorten zoogdieren zou kunnen herbergen. De begroeide oeverzone van de sloot is potentieel geschikt als verblijfplaats voor enkele muizensoorten als aardmuis en veldmuis. Verder is de verwachting dat soorten als egel, konijn, haas en enkele marterachtigen de oeverzone als foerageergebied of verbindingszone zullen gebruiken. Vissen Beschermde vissoorten zijn in de periode 2002-2003 niet aangetroffen. De inschatting is dat de locatie enkele beschermde vissoorten zou kunnen herbergen. Het gaat hierbij om bermpje en kleine modderkruiper. Amfibieën Beschermde amfibieënsoorten zijn hier niet aangetroffen. De locatie is wel geschikt als voortplantingsbiotoop voor bruine kikker, gewone pad, groene kikker complex en kleine watersalamander. Overige soortgroepen (reptielen en ongewervelden) Waarnemingen van beschermde reptielen en ongewervelden (dagvlinders, kevers e.d.) zijn tijdens het veldbezoek in de periode 2002-2003 niet bekend geworden.
2.1.3 Situatie 2006 De locatie is grotendeels intact gebleven en herbergt nog steeds een goed ontwikkelde slootvegetatie en is nog steeds permanent watervoerend. Stroomopwaarts is over de Verloren Zeeg een tijdelijke weg aangelegd die gedurende de werkzaamheden aan de nabijgelegen ovatonde gebruikt wordt.
2.1.4 Effecten op de waardevolle element en de aanwezige Flora en Fauna De verwachting is dat de locatie nog steeds geschikt kan zijn voor de in 2002-2003 aangetroffen soorten. Echter door de toename van werkverkeer en het intensivering van het gehele Waalspronggebied is de locatie en de omgeving minder aantrekkelijk geworden voor met name verstoringsgevoelige soorten waaronder verschillende broedvogels en zoogdieren.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 14
2.2 Locatie 2 2.2.1 Situatie 2002-2003 Smalle sloot met een goed ontwikkelde ruige slootvegetatie.
2.2.2 Aanwezigheid van beschermde Flora en Fauna 2002-2003 Gedurende het onderzoek in de periode 2002-2003 zijn hier slechts enkele algemeen voorkomende soorten waargenomen. Flora (hogere planten) Beschermde plantensoorten zijn hier niet aangetroffen. Broedvogels In totaal zijn op de locatie 4 vogelsoorten aangetroffen: bosrietzanger, grasmus, kneu en witte kwikstaart. Vleermuizen Foeragerende vleermuizen en vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet op de locatie aangetroffen. Gezien het ontbreken van begeleidende, hoopopgaande begroeiing lijkt de locatie minder geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De locatie zal hoogstens als verbindingszone gebruikt kunnen worden. Overige zoogdieren Beschermde zoogdiersoorten zijn in de periode 2002-2003 niet aangetroffen. De inschatting is dat de locatie slechts enkele algemene soorten zoogdieren zou kunnen herbergen. De ruige slootvegetatie is potentieel geschikt als verblijfplaats voor enkele muizensoorten als aardmuis, dwergmuis en veldmuis. Verder is de verwachting dat soorten als egel, konijn, haas en enkele marterachtigen de sloot als foerageergebied of verbindingszone zullen gebruiken. Vissen Beschermde vissoorten zijn in de periode 2002-2003 niet aangetroffen en ook niet te verwachten. Amfibieën Beschermde amfibieënsoorten zijn hier niet aangetroffen. De locatie is wel geschikt als voortplantingsbiotoop voor bruine kikker, gewone pad en groene kikker complex. Overige soortgroepen (reptielen en ongewervelden) Waarnemingen van beschermde reptielen en ongewervelden (dagvlinders, kevers e.d.) zijn tijdens het veldbezoek in de periode 2002-2003 niet bekend geworden.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 15
2.2.3 Situatie 2006 De locatie is grotendeels intact gebleven en herbergt nog steeds een goed ontwikkelde ruige slootvegetatie.
2.2.4 Effecten op de waardevolle element en de aanwezige Flora en Fauna De verwachting is dat de locatie nu nog steeds geschikt kan zijn voor de in 2002-2003 aangetroffen soorten. Echter door de toename van (werk)verkeer en het intensivering van het gehele Waalspronggebied is de locatie en de omgeving minder aantrekkelijk geworden voor met name verstoringsgevoelige soorten waaronder verschillende broedvogels en zoogdieren. In 2004 is de naast gelegen boerderij De Groote Boel gesloopt en is er een (tijdelijke) toegangsweg gemaakt vanaf het pad naast locatie 2 richting de plek van de geslopen boerderij. Dit heeft geen grote nadelige gevolgen gehad op de aanwezige flora en fauna.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 16
2.3 Locatie 3 2.3.1 Situatie 2002-2003 Oud boomgaardje met een ruige kruidlaag en enkele struiken.
2.3.2 Aanwezigheid van beschermde Flora en Fauna 2002-2003 Gedurende het onderzoek in de periode 2002-2003 zijn hier slechts enkele algemeen voorkomende soorten waargenomen. Flora (hogere planten) Beschermde plantensoorten zijn hier niet aangetroffen. Broedvogels In totaal zijn op de locatie 9 vogelsoorten aangetroffen: bosrietzanger, fazant, grasmus, heggenmus, merel, tjiftjaf, tuinfluiter, winterkoning en zwartkop. Vleermuizen Foeragerende vleermuizen en vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet op de locatie aangetroffen. Door de aanwezigheid van voldoende beschutte randen en de ligging van de locatie (in de buurt van bebouwing; mogelijke vaste rust- en verblijfplaatsen) is de locatie geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De locatie zal ook als verbindingszone gebruikt kunnen worden. Overige zoogdieren Beschermde zoogdiersoorten zijn in de periode 2002-2003 niet aangetroffen. De inschatting is dat de locatie slechts enkele algemene soorten zoogdieren zou kunnen herbergen. De boomgaard met zijn ruige kruidlaag is geschikt als verblijfplaats voor allerlei kleine zoogdieren waaronder verschillende muizensoorten, egel, konijn, haas en enkele marterachtigen. Verder kan de locatie als foerageergebied of verbindingszone (stepping stone) door ree en vos gebruikt worden. Amfibieën Beschermde amfibieënsoorten zijn hier niet aangetroffen. De locatie is geschikt als overwinteringslocatie voor bruine kikker, gewone pad en mogelijk poelkikker. Overige soortgroepen (vissen, reptielen en ongewervelden) Waarnemingen van beschermde reptielen en ongewervelden (dagvlinders, kevers e.d.) zijn tijdens het veldbezoek in de periode 2002-2003 niet bekend geworden en ook niet te verwachten.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 17
2.3.3 Situatie 2006 De locatie is intact gebleven.
2.3.4 Effecten op de waardevolle element en de aanwezige Flora en Fauna De verwachting is dat de locatie nu nog steeds geschikt kan zijn voor de in 2002-2003 aangetroffen soorten. Echter door de toename van (werk)verkeer en het intensivering van het gehele Waalspronggebied is de locatie en de omgeving minder aantrekkelijk geworden voor met name verstoringsgevoelige soorten waaronder verschillende broedvogels en zoogdieren. Door het slopen van de naast gelegen boerderij De Groote Boel zal de locatie van minder groot belang meer zijn als foerageergebied voor vleermuizen.
2.3.5 Nieuwe waardevolle elementen Er zijn geen nieuwe waardevolle elementen in het deelgebied aangetroffen.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 18
3 Laauwick en Lentseveld Waardevolle natuurelementen: Geen waardevolle elementen in 2002-2003 en er zijn geen nieuwe (waardevolle) elementen in 2006 aanwezig. Er hebben zich geen grote veranderingen in het deelgebied plaatsgevonden. Net buiten het deelgebied (in het deelgebied Lentse plas) is er na de periode 2002-2003 een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 19
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 20
4 Graaf Allardsingel Waardevolle natuurelementen:
bosrietzanger, grasmus
broedvogels,
en sprinkhaanzanger
overige zoogdieren,
Verandering
2006
+
Te verwachten Ff-wet soorten
+
Aangetroffen soorten 2002-2002
Landschappelijke waarde
boomgaard
Ecologische waarde
1
Elementtype
Locatienummer
(zie ook legenda pagina 7)
0
vleermuizen en amfibieën
4.1 Locatienummer 1 4.1.1 Situatie 2002-2003 Ecologisch en landschappelijk waardevolle oude boomgaard met ruige vegetatie.
4.1.2 Aanwezigheid van beschermde Flora en Fauna 2002-2003 Gedurende het onderzoek in de periode 2002-2003 zijn hier slechts enkele algemeen voorkomende soorten waargenomen. Flora (hogere planten) Beschermde plantensoorten zijn hier niet aangetroffen. Broedvogels In totaal zijn op de locatie 14 vogelsoorten aangetroffen: o.a. bosrietzanger, grasmus, grote bonte specht, ringmus, sprinkhaanzanger en tuinfluiter. Vleermuizen Foeragerende vleermuizen en vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet op de locatie aangetroffen. Gezien de aanwezigheid van hoopopgaande begroeiing en luwe randen lijkt de locatie geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De locatie zal verder als verbindingszone gebruikt kunnen worden. Overige zoogdieren Beschermde zoogdiersoorten zijn in de periode 2002-2003 niet aangetroffen. De inschatting is dat de locatie slechts enkele algemene soorten zoogdieren zou kunnen herbergen. De boomgaard met zijn ruige kruidlaag is geschikt als verblijfplaats voor allerlei kleine zoogdieren waaronder verschillende muizensoorten, egel, konijn, haas en enkele marterachtigen. Verder
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 21
kan de locatie als foerageergebied of verbindingszone (stepping stone) door ree en vos gebruikt worden. Amfibieën Beschermde amfibieënsoorten zijn hier niet aangetroffen. De locatie is geschikt als overwinteringslocatie voor bruine kikker, gewone pad en mogelijk poelkikker. Overige soortgroepen (reptielen en ongewervelden) Waarnemingen van beschermde reptielen, vissen en ongewervelden (dagvlinders, kevers e.d.) zijn tijdens het veldbezoek in de periode 2002-2003 niet bekend geworden.
4.1.3 Situatie 2006 De locatie is intact gebleven en herbergt nog steeds een goed ontwikkelde ruige vegetatie.
4.1.4 Effecten op de waardevolle element en de aanwezige Flora en Fauna De verwachting is dat de locatie nog steeds geschikt kan zijn voor de in 2002-2003 aangetroffen soorten. Echter door de toename van werkverkeer en het intensivering van het gehele Waalspronggebied is de locatie en de omgeving minder aantrekkelijk geworden voor met name verstoringsgevoelige soorten waaronder verschillende broedvogels en zoogdieren.
4.2.5 Nieuwe waardevolle elementen Er zijn geen nieuwe waardevolle elementen in het deelgebied aangetroffen.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 22
5 Hof van Holland Waardevolle natuurelementen:
gewone agrimonie,
gewone agrimonie,
kruisbladwalstro, blauwe
kruisbladwalstro,
gewone dwergvleermuis
vleermuizen,
reiger, ijsvogel, sperwer, en bunzing
Verandering
2006
++
Te verwachten Ff-wet soorten
++
Benedenwaal
Aangetroffen soorten 2002-2002
Landschappelijke waarde
Fort
Ecologische waarde
1
Elementtype
Locatienummer
(zie ook legenda pagina 7)
0
broedvogels,
overige zoogdieren en amfibieën
5.1 Locatienummer 1 5.1.1 Situatie 2002-2003 Fort Benedenwaal met zowel floristische en faunistische als cultuurhistorische (aarden fortwal met een magazijn) van zeer groot belang. Het gebied kenmerkt zich door een grote variatie aan uiteenlopende biotopen; water (fortgracht), ruigte, bos en grazige vegetatie (o.a. op de hoge vierkante aarden wal). De bossen, ruigten en struwelen zijn van zeer groot belang voor zowel broedvogels als voor zoogdieren. Momenteel is het fort eigendom van Staatsbosbeheer.
5.1.2 Aanwezigheid van beschermde Flora en Fauna 2002-2003 Gedurende het onderzoek in de periode 2002-2003 zijn hier enkele minder algemeen voorkomende soorten (FF-wet en Rode Lijst) waargenomen. Flora (hogere planten) Beschermde plantensoorten zijn hier niet aangetroffen. In het grasland op Fort Benedenwaal zijn twee soorten die vermeld staan op de Rode Lijst aangetroffen: gewone agrimonie en kruisbladwalstro. Broedvogels In totaal zijn op de locatie 30 vogelsoorten aangetroffen: o.a. blauwe reiger, bosrietzanger, buizerd, fitis, grasmus, grote bonte specht, holenduif, ijsvogel, koekoek, kuifeend en sperwer. Van blauwe reiger, ijsvogel en sperwer betreft het de enige broedplaatsen in het gebied De Waalsprong.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 23
Vleermuizen Er zijn foeragerende dwergvleermuizen aangetroffen. Vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet op de locatie aangetroffen. Gezien de aanwezigheid van hoopopgaande begroeiing, luwe randen en beschut water lijkt de locatie zeer geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Ingeschat wordt dat naast de gewone dwergvleermuis hier ook watervleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis kunnen jagen. Mogelijke vaste rust- en verblijfplaatsen (winterverblijfplaats) kunnen zich in het magazijn bevinden. Overige zoogdieren In totaal zijn op de locatie 3 overige zoogdiersoorten aangetroffen: bunzing, egel en haas. De inschatting is dat de locatie enkele algemene soorten zoogdieren zou kunnen herbergen. De opgaande houtige begroeiing met zijn ruige kruidlaag, ruigten en struwelen zijn geschikt als verblijfplaats voor allerlei kleine zoogdieren waaronder verschillende muizensoorten en marterachtigen. Amfibieën In de fortgracht zijn enkele adulte groene kikkers aangetroffen. De locatie is verder geschikt als voortplantingsbiotoop en overwinteringslocatie voor bruine kikker, gewone pad en mogelijk kleine watersalamander. Overige soortgroepen (reptielen en ongewervelden) Waarnemingen van beschermde reptielen, vissen en ongewervelden (dagvlinders, kevers e.d.) zijn tijdens het veldbezoek in de periode 2002-2003 niet bekend geworden.
5.1.3 Situatie 2006 De locatie is intact gebleven en herbergt nog steeds een goed ontwikkelde vegetatie. De ruige vegetatie wordt begraasd door paarden / pony’s.
5.1.4 Effecten op de waardevolle element en de aanwezige Flora en Fauna De verwachting is dat de locatie nog steeds geschikt kan zijn voor de in 2002-2003 aangetroffen soorten. Echter door de toename van werkverkeer en het intensivering van het gehele Waalspronggebied is de locatie en de omgeving minder aantrekkelijk geworden voor met name verstoringsgevoelige soorten waaronder verschillende broedvogels en zoogdieren.
5.2.5 Nieuwe waardevolle elementen Er zijn geen nieuwe waardevolle elementen in het deelgebied aangetroffen.
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 24
5.2.6 Aanbeveling voor het omgaan met natuurwaarden bij de ontwikkeling van De Citadel – Waalsprong Nijmegen Mogelijkheden voor behoud en versterking natuurwaarden: Hof van Holland: o Herstel grazige karakter door terugzetten houtige begroeiing en nastreven van bloemrijk grasland o Herstel oevers door terugzetten houtige gewassen en inrichten plas-dras oevers op de buitenover o Beheer van hoge oever buiten om het fort als bloemrijk grasland, aansluitend op de vegetatie van de rivierdijk o Realiseren van een vleermuizen verblijf plaats in het bestaande fort o Stenen wand die de begrenzing vormt van het fort naar de stad natuurtechnisch inrichten met het oog op muurvegetaties (o.a. ruwe steen, kalkhoudende cement) o Plaatselijk behoud houtige elementen op het niveau van struweel (met name de waardevolle inheemse struiksoorten handhaven); eventueel te handhaven opgaande begroeiing (bomen) uitsluitend aan de noord- en oostzijde o Een zekere doorstroming van schoon water in de gracht mogelijk maken; hoeft niet via open verbinding Te ontwikkelen park oostzijde: o ontwikkelen / toestaan van oevervegetatie (schuin plas-dras talud) o ontwikkelen van bloemrijk grasland, bij voorkeur aansluitend op de buitenring van het fort Wateren binnen de citadel: o zoveel mogelijk aaneengesloten (denk ook aan looprichels) o mogelijkheden voor oeverbegroeiing scheppen; kunnen ook kademuurachtige constructies zijn met muurvegetatie Groen binnen de stad: o volg zoveel mogelijk de mogelijkheden voor fysieke samenhang in inrichting o kies voor een samenhangend beheer (het motto is: samenhang in de lengte, variatie in de breedte)
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 25
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 26
Literatuur Kwak, R.G.M. (2004) Inventarisatie van de flora en fauna in 2002 en 2003 - "De Waalsprong", gemeente Nijmegen; aanwezigheid van beschermde soorten uit de Flora- en Faunawet en de Vogel- en Habitatrichtlijn en aanwijzingen tot het voorkomen van schade aan populaties en mogelijkheden voor mitigerende en compenserende maatregelen en pro-actief plannen. Alterra, 2004 (Alterra-rapport 842) - p. 175 + 144 (2 dln.).
Alterra - Stichting STARING ADVIES
| 27
NOTITIE Gemeente Nijmegen Mevrouw T. Martens Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
DATUM:
16 december 2011
ONS KENMERK:
11-718/11.14468/GerHo
UW KENMERK:
G905091 AG201 F006
AU TEU R:
G. Hoefsloot
PROJEC TLEID ER:
G.F.J. Smit
STATUS:
versie 1.0
CONTROLE:
J. van Zundert
Flora- en faunawet quick scan Groene Oever Visveld Noord Gemeente Nijmegen is voornemens om op een graslandperceel aan de noordzijde van Lent woningen te bouwen. Hierbij zal rekening gehouden moeten worden met het huidige voorkomen van soorten planten en dieren die beschermd zijn krachtens de Flora- en 1 faunawet . Bureau Waardenburg heeft op basis van een oriënterend veldonderzoek (d.d. 6 december 2011) en bronnenonderzoek de effecten van deze ingreep beoordeeld in het kader van de Flora- en faunawet. Deze notitie doet verslag van onze bevindingen.
Plangebied en werkzaamheden Het plangebied voor de woningbouw is ongeveer 4,7 hectare groot en ligt ten noorden van de Groot-Brittanniëstraat in Lent. Het perceel is een voormalig akkerland ingezaaid met gras en kruiden (zie figuur 1 en 2). Het perceel wordt jaarlijks gemaaid. Tussen de GrootBrittanniëstraat en het te bebouwen perceel ligt een droge greppel waarin ruige vegetatie met enkele wilgen groeit. Aan de noordkant van het perceel is recent een natuurvriendelijke oever aangelegd en is de watergang verbreed. Vanuit deze brede watergang stroomde op het moment van het veldbezoek water via een smal slootje naar het kunstwerk aan de zuidoostzijde van het plangebied. Aan de westzijde van dit slootje ligt een asfaltpaadje haaks op de Groot-Brittanniëstraat waarlangs enkele jonge essen
1
Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet. In de Flora- en faunawet worden drie beschermingsregimes onderscheiden. Voor soorten uit Tabel 1 geldt vrijstelling van verbodsbepalingen bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. In voorkomende gevallen hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Voor soorten van Tabel 2 of 3 geldt geen vrijstelling en kan aanvraag van een ontheffing aan de orde zijn bij overtreding van verbodsbepalingen. In de lopende tekst is per beschermde soort aangegeven in welk categorie deze is opgenomen.
staan. Het plangebied wordt door omwonenden als hondenuitlaatveld en speelweide gebruikt. De gemeente gaat in het plangebied woningen bouwen en bijbehorende infrastructuur en straatverlichting aanbrengen. De droge greppel en de smalle sloot die de brede watergang met het kunstwerk verbindt worden gedempt. De bomen langs het asfaltpad worden gekapt.
Figuur 1.
2
Het plangebied voor de woningbouw gefotografeerd vanuit het westen. Aan de rechterkant de woonhuizen aan de Groot-Brittanniëstraat. Aan de linkerkant is de brede watergang met natuurvriendelijke oever zichtbaar.
Flora- en faunawet quick scan Groene Oever Visveld Noord
Figuur 2.
Het plangebied voor de woningbouw aangegeven met rode lijn op een luchtfoto (bron: gemeente Nijmegen).
Methodiek Het plangebied is op 6 december 2011 bezocht. Tijdens het terreinbezoek is zoveel mogelijk concrete informatie verzameld met betrekking tot de aan- of afwezigheid van beschermde soorten (zicht- en geluidswaarnemingen, sporenonderzoek naar de aanwezigheid van pootafdrukken, nesten, holen, uitwerpselen, haren, etc). Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van een schepnet om een indicatie te krijgen van het voorkomen van beschermde soorten vissen. Bomen zijn geïnspecteerd op geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen en nesten van vogels. Op basis van terreinkenmerken en expert judgement is beoordeeld of het terrein geschikt is voor de in de regio voorkomende beschermde soorten. Aanvullend op het terreinbezoek heeft beperkt bronnenonderzoek plaatsgevonden. Voor een actueel overzicht van beschermde soorten die in de regio voorkomen zijn online beschikbare bronnen geraadpleegd, waaronder de NDFF (telmee.nl, waarneming.nl). Daarnaast is gebruik gemaakt van het rapport ‘Inventarisatie van de flora- en fauna in 2008 in ‘de Landschapszone’, onderdeel van het ontwikkelingsgebied ‘de Waalsprong’ gemeente Nijmegen’ (Jagers op Akkerhuis, 2008).
Flora- en faunawet quick scan Groene Oever Visveld Noord
3
Resultaten Planten In de omgeving van het plangebied komen de volgende beschermde soorten uit Tabel 1 van de Flora- en faunawet voor: aardaker, grote kaardenbol en brede wespenorchis (Jagers op Akkerhuis, 2008). In het plangebied zijn geen beschermde soorten planten gevonden. Voor de beschermde soort brede wespenorchis is grasland zonder struiken en bomen en een bodem zonder strooisel ongeschikt als groeiplaats. Voor de grote kaardenbol is de droge greppel langs de Groot-Brittanniëstraat geschikt als groeiplaats maar er zijn geen exemplaren aanwezig. Deze soort is buiten het groeiseizoen nog goed in het veld terug te vinden vanwege de opvallende zaaddozen. Het is mogelijk dat de aardaker langs de droge greppel of de smalle watergang voorkomt. De aardaker kan in het najaar niet meer goed worden geïnventariseerd omdat bovengrondse delen afsterven. Ongewervelden In de gemeente Nijmegen komen populaties van twee strikt beschermde soorten ongewervelden uit Tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet voor: rivierrombout en vliegend hert (Koopman et al., 2005). Er zijn geen geschikte biotopen voor deze soorten aanwezig in het plangebied. Het plangebied heeft geen betekenis voor beschermde soorten ongewervelden. Vissen In de smalle watergang aangegeven in bijlage 1 is op 6 december 2011 de beschermde bittervoorn gevangen. De bittervoorn staat in Tabel 3 van de Flora- en faunawet. Het juveniele exemplaar is gevangen nabij het kunstwerk in het zuidoosten van het plangebied. De smalle en ondiepe sloot is niet geschikt als voortplantingswater voor de bittervoorn. In het water komen geen grote zoetwatermosselen voor waar de vissen eitjes in kunnen afzetten. De gevangen bittervoorn is afkomstig van watergangen uit de omgeving van het plangebied. Nabij het plangebied is komt de kleine modderkruiper voor (Tabel 2 Flora- en faunawet; Hoefsloot, 2011). De kleine modderkruiper is in de watergangen in het plangebied niet gevangen. De smalle watergang aangegeven in bijlage 1 is voor deze soort wel geschikt als voortplantingswater. Mogelijk dat de kleine modderkruiper in het voorjaar vanuit de omgeving de smalle watergang intrekt om te paaien. Voor de beschermde grote modderkruiper is in het plangebied en de directe omgeving geen geschikt biotoop aanwezig. Andere beschermde soorten vissen komen in de directe omgeving van het plangebied niet voor (Jagers op Akkerhuis, 2008). Amfibieën Er zijn tijdens het veldbezoek in december 2011 geen amfibieën waargenomen. Amfibieën verbergen zich in deze rustperiode op vorstvrije schuilplaatsen en in de bodem van sloten. Op basis van bekende verspreidingsgegevens is vastgesteld dat de volgende soorten amfibieën in het plangebied voorkomen: gewone pad, bastaard kikker en kleine watersalamander (Jagers op Akkerhuis, 2008). Deze soorten staan in Tabel 1 van de Flora- en faunawet. De in Nederland algemeen voorkomende soort bruine kikker, ook een beschermde soort uit Tabel 1 van de Flora- en faunawet, is in het plangebied niet
4
Flora- en faunawet quick scan Groene Oever Visveld Noord
gevonden maar kan zijn gemist. De sloten in het plangebied zijn geschikt als voortplantingswater voor deze soorten amfibieën. De oevers van de wateren zijn geschikt als landbiotoop. Voor de kamsalamander (Tabel 3 Flora- en faunawet) die net ten noorden van het plangebied is waargenomen (Jagers op Akkerhuis, 2008) is in het plangebied geen geschikt landbiotoop en voortplantingswater aanwezig. Geschikt leefgebied bestaat uit diepe, visvrije wateren met veel watervegetatie en een gevarieerd landbiotoop met vorstvrije schuilplaatsen. Reptielen In de omgeving van het plangebied komen geen beschermde soorten reptielen voor. Het plangebied heeft voor beschermde soorten reptielen geen betekenis. Grondgebonden zoogdieren In de omgeving van het plangebied komen verschillende soorten beschermde grondgebonden zoogdieren van Tabel 1 van de Flora- en faunawet voor: egel, haas, konijn, mol, bunzing, hermelijn, wezel, vos, verschillende soorten muizen (www.waarneming.nl; Jagers op Akkerhuis, 2008). Ook de steenmarter (Tabel 2 Flora- en faunawet) komt in de omgeving van Lent voor (Hoefsloot, 2011). In het plangebied zijn nabij en in ruigere vegetatie holletjes van muizen gevonden, waarschijnlijk van veldmuis. Verspreid in het plangebied leven mollen. In het plangebied is voor de grotere soorten zoogdieren geen geschikt leefgebied aanwezig. Er zijn onvoldoende schuilplaatsen, geen geschikte verblijfplaatsen en de regelmatige aanwezigheid van honden zorgt voor verstoring. De hierboven genoemde roofdieren kunnen het plangebied ’s nachts doorkruisen tijdens foerageertochten. Het plangebied heeft verder geen betekenis voor deze soorten. Vleermuizen In de omgeving van het plangebied zijn in 2008 twee soorten vleermuizen waargenomen (Jagers op Akkerhuis, 2008): gewone dwergvleermuis en rosse vleermuis. Deze soorten staan in Tabel 3 van de Flora- en faunawet. Verblijfplaatsen zijn voor vleermuizen in het plangebied niet aanwezig. De brede watergang aan de noordzijde van het plangebied met ruig begroeide noordoever en gronddepot is geschikt als foerageergebied voor beide soorten. Het open grasland, de smalle sloot en droge greppel zijn niet van betekenis als foerageergebied voor vleermuizen. Gewone dwergvleermuizen jagen graag in de luwte van hoge vegetatie of bebouwing. Aan de westkant net buiten het plangebied is langs de bomenrij in 2008 een vliegroute vastgesteld. Deze bomenrij is momenteel nog aanwezig en zal niet in het kader van de woningbouw in het plangebied worden gekapt. 2
Vogels met jaarrond beschermde nestplaats Er zijn in en direct om het plangebied geen jaarrond beschermde nesten aanwezig. Voor buizerd is er teveel verstoring in het gebied door bouwwerkzaamheden in de omgeving en 2
Op grond van door het ministerie van LNV verstrekte handreikingen worden nesten van de volgende soorten als jaarrond beschermde nestplaatsen beschouwd: boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, oehoe, ooievaar, ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil, wespendief, zwarte wouw.
Flora- en faunawet quick scan Groene Oever Visveld Noord
5
wandelaars. Voor andere soorten waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is zijn geen geschikte nestplaatsen aanwezig.
Effecten Bittervoorn en kleine modderkruiper Het dempen van de smalle watergang kan leiden tot het doden van bittervoorn en kleine modderkruiper. Een klein oppervlakte aan leefgebied van de kleine modderkruiper met de functie voortplanting gaat hierdoor verloren. Het doden van vissen kan voorkomen worden door de vissen voor het dempen van de sloot uit de watergang te verwijderen en het werk buiten de voortplantingsperiode van de kleine modderkruiper uit te voeren. Het verlies aan een klein oppervlakte leefgebied van de kleine modderkruiper is ruimschoots gecompenseerd door de recente aanleg van de natuurvriendelijke oever aan de noordzijde van het plangebied. Deze oever zal de komende jaren door vegetatieonwikkeling geschikter worden als paaigebied voor vissen. Vleermuizen De ingreep veroorzaakt geen negatieve effecten voor vleermuizen. Er zijn geen verblijfplaatsen vastgesteld en het plangebied heeft geen betekenis als foerageergebied. De vliegroute blijft intact. Overige soorten De aardaker en verschillende soorten amfibieën en grondgebonden zoogdieren die in het plangebied voorkomen staan in Tabel 1 van de Flora- en faunawet. Er geldt voor soorten van Tabel 1 bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Om negatieve effecten voor amfibieën te voorkomen wordt aanbevolen geen werkzaamheden aan watergangen uit te voeren in de voortplantingsperiode van amfibieën. Voor overwintering van bastaard kikker en bruine kikker is de smalle watergang niet geschikt. Het plangebied heeft geen betekenis voor beschermde soorten ongewervelden, reptielen en vogels waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is.
Mitigerende maatregelen Bij het dempen van de smalle watergang (zie bijlage 1) zijn de hieronder beschreven maatregelen nodig om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen en te voldoen aan de zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet). • •
6
Het dempen wordt uitgevoerd in de periode augustus tot en met februari. Vissen uit de watergang verwijderen voordat de watergang wordt gedempt. Daarvoor de waterstand in de watergang verlagen tot ongeveer 10 cm met een pomp waarvan de zuigmond in een voor vis onpasseerbaar rooster is geplaatst. De vissen vangen met een schepnet en tijdelijk verzamelen in een teil helder water. Als de meeste vissen zijn gevangen de greppel geheel droogleggen en nog eenmaal inspecteren op achtergebleven vissen.
Flora- en faunawet quick scan Groene Oever Visveld Noord
Conclusie Het plangebied heeft betekenis voor de beschermde kleine modderkruiper en de beschermde bittervoorn is aangetroffen in een smalle watergang. Als de betreffende watergang gedempt wordt buiten het voortplantingsseizoen van de kleine modderkruiper en de beschermde vissen voor het dempen worden overgezet naar geschikt water in de directe omgeving worden geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden.
Literatuur Hoefsloot, G., 2011. Flora- en faunawet quick scan ten behoeve van omgevingsanalyse Vlek 14 te Lent. Notitie met kenmerk 11-557/11.13421/GerHo van 11 oktober 2011. Hoefsloot, G., 2011. Flora- en faunawet quick scan Pastoor van Laakstraat 72 t/m 76 te Lent. Notitie met kenmerk 11-592/11.13774/GerHo van 4 november 2011. Jagers op Akkerhuis, G.A.J.M., A.H.P. Stumpel, W.J. Dimmers, B. Verboom 2008. Inventarisatie van de flora en fauna in 2008 in ‘de Landschapszone’, onderdeel van het ontwikkelingsgebied ‘de Waalsprong’, gemeente Nijmegen. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1749. 88 blz.; 15 fig.; 6 tab.; 5 ref. Koopman, A.D.G., L.S.A. Anema & J.M. Reitsma, 2005. Beschermde Natuurwaardenkaart Nijmegen. Toelichting. Rapportnr. 05-065. Bureau Waardenburg bv, Culemborg.
Bijlage De te dempen smalle watergang in het plangebied aangegeven met dikke rode lijn. In de watergang is de bittervoorn gevangen en de watergang is geschikt als voortplantingswater voor de kleine modderkruiper.
Flora- en faunawet quick scan Groene Oever Visveld Noord
7
Voor vragen over deze notitie kunt u contact opnemen met G. Hoefsloot.
Akkoord voor uitgave:
Teamleider Bureau Waardenburg bv drs. G.F.J. Smit
Paraaf:
Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Bureau Waardenburg bv / gemeente Nijmegen Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder vooraf-gaande schrif-telijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig ISO 9001:2008.
8
Flora- en faunawet quick scan Groene Oever Visveld Noord