Ziekteverzuim bij doelgroepwerknemers in sociale werkplaatsen Data werkjaren 2011 - 2012 – 2013 – 2014 en Enquête beleid 2015
Inleiding Op basis van de databestanden van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie wordt het ziekteverzuim in sociale werkplaatsen in kaart gebracht. Als basis voor dit document gebruiken we de analyse gebaseerd op de beschrijving van de resultaten van 2011. Daar voegen we de data van 2012, 2013 en 2014 aan toe en waar nodig geven we extra informatie. We gebruiken voor 2014 gegevens van 93 sociale werkplaatsen. Er werken 4.743 doelgroepwerknemers, en 1.469 medewerkers werken in de omkadering. De beschikbare gegevens zijn deze op werkplaatsniveau, waardoor bij gemiddelden algemeen of per activiteit hoge verzuimcijfers in kleine bedrijven even veel bijdragen tot het gemiddelde als grote bedrijven. Gegevens op individueel niveau zouden een meer genuanceerd beeld geven. Percentages worden meestal afgerond voor de komma. In 2013 en 2015 is in samenwerking SERV&SST een online enquête gehouden over het verzuimbeleid in de sociale werkplaatsen. Hierop hebben respectievelijk 56 & 76 sociale werkplaatsen (vrij volledig) geantwoord. Ook deze resultaten zijn verwerkt in dit verslag. Het ziekteverzuim ligt in de sociale werkplaatsen bij de doelgroepwerknemers – en ook bij de tewerkstelling Art. 60 en Arbeidszorg – zowat dubbel zo hoog als bij de omkadering. Stafleden en medewerkers van de omkadering hebben een lager ziekteverzuim dan de gemiddelde werknemer op de Vlaamse arbeidsmarkt. De doelgroepwerknemers volgen wel het algemene patroon van ziekteverzuim zoals we dat in de reguliere economie aantreffen. Ouderen zijn gemiddeld meer ziek, vrouwen meer dan mannen. Zware beroepen kennen een groter ziekteverzuim, evenals grote bedrijven. Een ziekteverzuimbeleid kan de cijfers bijsturen, maar voor sociale werkplaatsen blijft dat maar mogelijk binnen bepaalde grenzen. Ook sociale werkplaatsen met een zeer actief ziekteverzuimbeleid blijven hoge cijfers scoren voor de doelgroepwerknemers. Bij de analyse van het ziekteverzuim in sociale werkplaatsen confronteren we de cijfers met de kenmerken van het personeelsbestand, de activiteiten en het verzuimbeleid1. Literatuur over absenteïsme en eigen onderzoek in de sociale werkplaatsen leert ons dat het ziekteverzuimcijfer in een organisatie het resultaat is van deze drie omstandigheden. Inhoud van het verslag: Resultaten naar statuten algemeen ....................................................................................... 2 Ziekteverzuimcijfers van doelgroepwerknemers .................................................................... 2 Beleid en ziekteverzuimcijfers doelgroepwerknemers 2014 ................................................... 6 Reflecties bij ziekteverzuimbeleid in sociale werkplaatsen 2015 ...........................................12 Ten uitgeleide .......................................................................................................................15 Lijst van tabellen...................................................................................................................17
1
Methodologie. De SERV/Stichting Innovatie & Arbeid en de Artesis Plantijn hogeschool kunnen voor het praktijkonderzoek onderzoekstechnieken een beroep doen op de sociale werkplaatsen en op SST om de studenten personeelswerkers sociaal-wetenschappelijk onderzoek te laten uitvoeren over ziekteverzuim. De analyse gebeurt op het databestand van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. Dit betekent dat we enkel cijfers hebben op organisatieniveau en niet per individu. Daardoor kunnen geen rechtstreekse statistieken gemaakt worden op bijvoorbeeld leeftijd en geslacht. Voordeel is wel dat we kunnen werken op bestaande gegevens en geen extra opzoekingswerk vragen aan de sociale werkplaatsen. Als aanvulling is er in 2013 en 2015 vanuit respectievelijk de SERV en SST een korte enquête rondgestuurd over het verzuimbeleid.
1
Resultaten naar statuten algemeen Tabel 1 Ziekteverzuim naar statuut 2011 2012 2013 Alle sociale werkplaatsen Ziekteverzuim % 2011
Ziekteverzuim % 2012
Ziekteverzuim % 2013
Ziekteverzuim % 20142
Doelgroepwerknemers
12
13
11,9
12,6
Omkadering
5
5
4,5
5,4
Art. 60
12
11
11,0
12,1
Arbeidszorg
10
10
10,3
10,9
Doelgroepwerknemers hebben een hoog ziekteverzuim, maar ook de tewerkgestelden in Artikel 60 en de werknemers in een Arbeidszorg statuut. Over de jaren heen blijven de absenteïsmecijfers hoog voor de doelgroepwerknemers, Art. 60 en Arbeidszorg, de verschillen met personeelsleden uit de omkadering blijven constant en groot. In bijlage is – zoals ook in vorig artikel - een overzicht opgenomen per sociale werkplaats, anoniem gemaakt maar met activiteit en bedrijfsgrootte (globaal en doelgroepwerknemers). In de verdere analyse worden enkel cijfers voor de doelgroepwerknemers gerapporteerd omdat we van Art. 60 en Arbeidszorg niet steeds gegevens hebben.
Ziekteverzuimcijfers van doelgroepwerknemers Deze presentatie beperkt zich tot beschrijvende statistieken van ziekteverzuim op basis van de secundaire gegevens van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie 2011 & 2012 & 2013 en de SERV-enquête over het beleid in 2012. De resultaten suggereren wel ‘verbanden’ of ‘impact’, maar het is op basis van de beschikbare gegevens niet mogelijk causale verbanden te claimen. Daarom nemen we ook de ideeën mee die ons in de SERV-enquête over het verzuimbeleid zijn aangereikt. Zij lichten een tipje van de sluier over hoe het ziekteverzuim het best kan geïntegreerd worden in een strategie en in het personeelsbeleid. Oorzaken van verschillen in ziekteverzuim zijn tweeërlei. Enerzijds kunnen de werknemers en de activiteiten of kenmerken van de sociale werkplaatsen verschillen. Uit literatuur en onderzoek weten we dat ziekteverzuim verschilt naar leeftijd, geslacht, activiteit en bedrijfsgrootte. Anderzijds voeren sommige sociale werkplaatsen een expliciet verzuimbeleid met 2
Cijfers zijn berekend als gemiddelde van cijfers van de afzonderlijke werkplaatsen. Voor 2014 wijken ze lichtjes af van de berekening van het gemiddelde van de individuele scores, respectievelijk voor doelgroepwerknemers 12,6%f, omkadering 5,6%, Art. 60 13,2%, Arbeidszorg 10,8%.
2
impact op het ziekteverzuim. Dat laatste leren we vooral uit gesprekken met personeelsverantwoordelijken. Uit de verzuimcijfer kunnen we dit niet concluderen omdat sommige werkplaatsen juist een beleid voeren omdat het verzuim zo hoog ligt, terwijl anderen minder maatregelen nemen omdat het ziekteverzuim niet zo groot is. Elke werkplaats is anders en sommige maatregelen werken goed in de ene, maar veel minder in de andere werkplaats. Kortom, we blijven voorzichtig wat impact of relaties betreft. Tenslotte merken we op dat we enkel gegevens hebben op niveau van de werkplaatsen. Cijfers naar leeftijd en geslacht worden berekend op basis van het % doelgroepwerknemers in de ‘verwachte’ probleemklasse (waar ziekteverzuim volgens literatuur het hoogst is: ouder dan 50 jaar, vrouw) Tabel 2 Ziekteverzuim naar leeftijd % 51j of ouder in de Ziekteverzuim werkplaats 2011 %
Ziekteverzuim 2012 %
Ziekteverzuim 2013 %
Ziekteverzuim 2014 %
Minder dan 25%
10
13
13
12
25-49%
13
13
12
13
50% of meer
13
13
10
12
Eindtotaal
12
13
12
13
Globaal geldt in 2011 dat – zij het in zeer beperkte mate - het ziekteverzuimcijfer (deels) toeneemt naarmate er meer ouderen tewerkgesteld zijn. In 2012 zijn die verschillen er niet. In 2013 neemt het ziekteverzuim – opnieuw in beperkte mate - af naarmate er meer ouderen tewerk gesteld zijn. In 2014 blijven de verschillen klein, het ziekteverzuim is laagst wanneer er relatief weinig of juist veel ouderen zijn. Omdat er toch wel verschillen zijn naar sector is een detailbeeld opgenomen in bijlage. Uit de cijfers blijkt niet dat een groter percentage 50+ers een hoger ziekteverzuim voor de werkplaats betekent. Tabel 3 Ziekteverzuim naar geslacht % Vrouwen in de Ziekteverzuim werkplaats 2011 %
Ziekteverzuim 2012 %
Ziekteverzuim 2013 %
Ziekteverzuim 2014 %
< 20%
13
14
12
12
20 tot 39%
13
13
13
14
40 tot 59%
13
12
13
13
60 tot 79%
11
13
10
12
> 80%
6
11
9
15
Eindtotaal
12
13
12
13
De cijfers geven geen duidelijke trend. De verschillen tussen de eerste categorieën zijn niet groot en de werkplaatsen met meer dan 80% vrouwen scoren in 2011 en 2013 tegen de verwachtingen in (zie literatuur) zeer lage verzuimcijfers en in 2014 juist uitzonderlijk hoog.
3
Uit nadere analyse blijkt dat het om relatief kleine bedrijven gaat, en vooral uit de sector confectie/strijkateliers. Op basis van de beschikbare cijfers (enkel op werkplaatsniveau) kunnen we geen interpretatie van de resultaten geven. Het aandeel vrouwen hangt echter ook samen met de aard van de activiteiten. Om die reden is een detailverslag opgenomen in bijlage. Uit de detailcijfers blijkt dat de bedrijven met meer dan 80% vrouwen enerzijds tot de confectiesector behoren en een laag ziekteverzuim kennen, en anderzijds strijkateliers zijn en een zeer hoog ziekteverzuim hebben. Tabel 4 Ziekteverzuim naar activiteit Activiteit
Ziekteverzuim 2011 %
Ziekteverzuim 2012 %
Ziekteverzuim 2013 %
Ziekteverzuim 2014 %
Andere
15
14
12
13
Atelierwerking
13
12
11
12
Bouw en renovatie
14
13
12
12
Confectie
10
11
11
3
Fietsenatelier
11
18
13
17
Groen- en natuuronderhoud
12
15
13
13
Horeca/toerisme
9
10
16
13
Kringloop
12
12
11
12
Land- en tuinbouw
13
17
13
13
Onderhoud/infrastructuur
13
11
10
10
Strijk
6
10
9
16
Eindtotaal
12
13
12
13
Bij deze cijfers is het aan te raden het gedetailleerd overzicht in bijlage te raadplegen, sommige extreme cijfers worden sterk bepaald door één of enkele werkplaatsen. Voor veel sectoren zijn er geen grote verschillen tussen 2011 & 2012 & 2013 & 2014, voor andere zoals de confectie, strijk, fietsateliers, horeca en de land- en tuinbouw wel. Strijkateliers en horeca kenden een laag verzuim, maar het verzuim nam toe. Nadere analyse leert evenwel dat één horeca werkplaats met een extreem hoog verzuimcijfer verantwoordelijk is voor het hoge gemiddelde van de vijf betrokken sociale werkplaatsen. Onderhouds- en andere bouw- en buitenwerken kenden een relatief hoog verzuim, maar dit neemt af. Normaal gesproken gaan ‘zware’ beroepen samen met een hoger ziekteverzuim, maar de evolutie wijst toch op andere aspecten met impact. Merken we wel op dat in het geval van de strijkateliers het om zeer kleine bedrijven gaat. Ook bedrijfsgrootte kan een rol spelen.
4
Tabel 5 Ziekteverzuim en bedrijfsgrootte Bedrijfsgrootte (totaal Ziekteverzuim aantal werknemers) 2011 %
< 20 20-49 50-99 100-199 200-499 Eindtotaal
9 12 12 13 13 12
Ziekteverzuim 2012 %
Ziekteverzuim 2013 %
Ziekteverzuim 2014 %
14 13 14 12 13 13
10 11 13 11 12 12
13 12 13 12 13 13
Hier zien we in 2011 duidelijk een stijgende lijn in de ziekteverzuimcijfers naarmate de werkplaatsen meer werknemers (en meer doelgroepwerknemers) te werk stellen. In 2012 zijn die verschillen eerder omgekeerd, kleine bedrijven kennen soms meer ziekteverzuim. De cijfers voor 2013 geven een hogere score voor de middelgrote sociale werkplaatsen met 50 tot 99 werknemers. In 2014 is het ziekteverzuim in de kleinere werkplaatsen weer groter geworden. Een detailanalyse binnen de categorieën van activiteiten leert dat de relatie bedrijfsgrootte en ziekteverzuim niet eenduidig is. In bijlage 4 is een detailoverzicht opgenomen. Uit bovenstaande tabellen kunnen we onthouden dat in de sociale werkplaatsen het ziekteverzuimcijfer varieert naar activiteit én naar bedrijfsgrootte, maar dat de verschillen soms anders liggen in 2011, 2012, 2013 en 2014. Als we binnen elke activiteit kijken of de relatie met bedrijfsgrootte blijft bestaan dan zien we dat dit maar gedeeltelijk zo is. Bij atelierwerking en bouw is het verzuim meestal groter in grotere sociale werkplaatsen, met uitzondering van één atelierwerking met 20 – 50 werknemers die zeer hoog scoort. Bij andere activiteiten is die tendens niet zo, niet zo uitgesproken of omgekeerd. Als we binnen elke grootteklasse de verschillen tussen het ziekteverzuim naar activiteit bekijken zien we dat ook daar de verschillen soms wel en soms niet blijven bestaan. Een combinatie van activiteit met hoog verzuim en bedrijfsgrootte kan het cijfer nog versterken. Merken we wel op dat het hier dikwijls maar om één of om enkele bedrijven gaat, waardoor het verzuimbeleid ook een specifieke (lees lokale) impact kan hebben. Belangrijker dan bovenstaande verschillen blijft de grote kloof tussen het ziekteverzuim van de doelgroepwerknemers en het ziekteverzuim van de kaderleden. Het ziekteverzuim van de doelgroepwerknemers ligt ook ver boven het Belgisch gemiddelde van de werknemers, ook al is dat sterk toegenomen in de laatste jaren.
5
Tabel 6: Ziekteverzuim in België SD Worx 2004 - 2014 Het ziekteverzuim is toegenomen, zowel bij het kortdurend als bij het langdurend ziekteverzuim.
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
KD verzui
2,13
2,25
2,26
2,38
2,40
2,45
2,42
2,44
2,44
2,51
2,50
m
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
LD verzui
1,49
1,49
1,56
1,60
1,56
1,84
2,05
2,29
2,33
2,30
2,62
m
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Totaal
3,62
3,74
3,82
3,98
3,96
4,29
4,47
4,73
4,77
4,81
5,12
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Bron SD Worx website september 2015
Deze cijfers van SD Worx worden op een iets andere manier verzameld en verwerkt, maar de verschillen met de sociale werkplaatsen zijn zo groot dat er wel degelijk met speciale aandacht naar het ziekteverzuim van de doelgroepwerknemers in de sociale werkplaatsen moet gekeken worden.
Beleid en ziekteverzuimcijfers doelgroepwerknemers 2014 De gegevens die hierna worden vermeld bij ‘SST-enquête’ zijn afkomstig van een korte online bevraging begin 2015 door SST over het verzuimbeleid in 2014. Volgende vragen kwamen aan bod: Treft u preventieve maatregelen? Stuurt u een controlearts? Houdt u terugkomgesprekken? Houdt u verzuimgesprekken? Heeft u andere dan bovenstaande maatregelen getroffen? Worden leidinggevenden opgeleid om uw verzuimbeleid te ondersteunen? Is er actieve opvolging van langdurig ziekteverzuim? Re-integratie? Gezonheidsbeleid? Andere preventieve maatregelen die genomen worden? Welke motieven voor verzuimbeleid zijn er? Is er aandacht voor verschillen tussen wit ziekteverzuim, grijs ziekteverzuim, zwart ziekteverzuimen roze ziekteverzuim? Welke letsels komen het meest voor? (wordt apart besproken) Ruim 80% van de sociale werkplaatsen nam deel aan deze enquête, 76 van de 93 organisaties (erkenningsnummer), maar daarom mogen we deze groep nog niet representatief voor
6
de sector noemen. Het blijven kleine aantallen (minder dan 100) en de organisatiekenmerken en de ziekteverzuimcijfers wijzen op eventuele verschillen. De vragen in de enquête zijn deels gelijklopend met een vorige enquête georganiseerd door de SERV in 2012 waar 56 sociale werkplaatsen aan deelnamen. 7 sociale werkplaatsen die in 2012 aan de enquête deelnamen deden dat nu niet. We vergelijken hierna de gegevens voor de data van ziekteverzuim 2014 om aan te tonen dat er voorzichtig moet omgesprongen worden met ‘veralgemeningen’ op basis van deze SST-enquête. Tabel 7 Activiteit en ziekteverzuim deelnemers aan de SST-enquête 2015 Ziekteverzuim doelgroepwerknemers % Andere SST-enquête Geen enquête Atelierwerking SST-enquête Geen enquête Bouw en renovatie SST-enquête Geen enquête Confectie SST-enquête Fietsenatelier SST-enquête Groen- en natuuronderhoud SST-enquête Geen enquête Horeca/toerisme SST-enquête Kringloop SST-enquête Geen enquête Land- en tuinbouw SST-enquête Geen enquête Onderhoud/infrastructuur SST-enquête Strijk SST-enquête Geen enquête Eindtotaal
13 14 10 12 11 15 12 12 9 3 3 17 17 13 12 15 13 13 12 12 13 13 16 0 10 10 16 20 11 13
Aantal werkplaatsen 4 3 1 11 8 3 7 6 1 1 1 4 4 18 12 6 5 5 27 24 3 6 5 1 6 6 4 2 2 93
Uit de tabel blijkt dat bij sommige activiteiten het ziekteverzuim bij de deelnemers aan de enquête hoger ligt dan bij de niet-deelnemers. Wellicht zijn sociale werkplaatsen met een
7
hoog ziekteverzuim meer geïnteresseerd in de problematiek en daarom ook meer geneigd om aan dit soort onderzoek deel te nemen. Tabel 8 Bedrijfsgrootte en ziekteverzuim deelnemers aan de SST-enquête 2015 Rijlabels
Ziekteverzuim doelgroepwerknemers %
Geen enquête < 20 20 - 49 50 - 99 100 - 199 SST-enquête < 20 20 - 49 50 - 99 100 - 199 200 - 499 Eindtotaal
Aantal werkplaatsen
13 15 14 11 14 13 13 12 13 12 13 13
17 2 3 6 6 76 16 9 24 17 10 93
Uit de globale cijfers (eindtotaal) blijkt dat het ziekteverzuimpercentage in de deelnemende bedrijven niet verschilt van de niet-deelnemende, er zijn dus ook voldoende bedrijven met lage verzuimcijfers die aan de enquête hebben deelgenomen. We confronteren hierna de antwoorden uit de SST-enquête 2015 met de ziekteverzuimcijfers van 2014. Zoals in de inleiding gesteld is het niet de bedoeling om ‘verbanden’ te claimen. Een laag ziekteverzuimcijfer kan het resultaat zijn van een preventief beleid, maar een intensief preventief beleid kan toch samengaan met een hoog ziekteverzuim omdat het beleid bijvoorbeeld is opgezet met de bedoeling iets te doen aan het hoge ziekteverzuim. In vorige verslagen hebben we de verzuimcijfers geplaatst naast de antwoorden op de enquête van 2012. Tabel 9 Preventieve maatregelen Treft u preventieve maatregelen?
Ziekteverzuim 2014 %
N
ik weet het niet
10
4
Ja
13
59
Nee
13
13
Werkplaatsen die niet deelnamen
13
17
Ruim drie vierden (bij vorige bevraging was dit twee derden) van de sociale werkplaatsen die aan de SST-enquête deelnamen voeren een preventief ziekteverzuimbeleid. Mogen we – opnieuw - op basis van dit gegeven veronderstellen dat vooral sociale werkplaatsen met initiatieven op dit vlak aan deze enquête hebben deelgenomen? Er is – opnieuw zoals in ook vorige enquête – weinig of geen verschil in ziekteverzuim tussen de sociale werkplaatsen die wel en die geen preventieve maatregelen nemen.
8
Tabel 10 Controlearts Stuurt u een controlearts?
Ziekteverzuim 2014 %
N
Geen
12
16
Occasioneel
13
45
Systematisch
11
15
Werkplaatsen die niet deelnamen
13
17
Anders dan in vorige jaren is er in 2014 weinig verschil in ziekteverzuim van de doelgroepwerknemers, alleen waar systematisch een controlearts gestuurd wordt ligt het ziekteverzuim iets lager. Tabel 11 Terugkomgesprekken Houdt u terugkomgesprekken?
Ziekteverzuim 2014 %
N
Geen
9
5
Occasioneel
12
38
Systematisch
13
33
Werkplaatsen die niet deelnamen
13
17
Voor 2014 is het verzuim merkelijk lager waar geen terugkomgesprekken gevoerd worden, maar een nauwkeurige analyse van de data leert dat het om sociale werkplaatsen gaat die in het verleden (enquête 2012) wel terugkomgesprekken voerden… wat een eventuele verklaring kan zijn voor het lage ziekteverzuim. In de 3 sociale werkplaatsen waar in 2012 geen terugkomgesprekken gevoerd werden, worden die wel in 2015 gevoerd. Tabel 12 Verzuimgesprekken Houdt u verzuimgesprekken?
Ziekteverzuim 2014 %
N
Geen
8
4
Occasioneel
14
31
Systematisch
12
41
Werkplaatsen die niet deelnamen
13
17
Het verschil tussen sociale werkplaatsen die wel (occasioneel of systematisch) en sociale werkplaatsen die geen verzuimgesprekken organiseren is opmerkelijk en enigszins onverwacht. Wie geen verzuimgesprekken voert heeft een laag ziekteverzuim: daarom niet nodig? Let wel, het gaat om maar 4 sociale werkplaatsen. Betekenisvoller is het verschil tussen occasioneel en systematisch. De cijfers zouden er kunnen op wijzen dat de gesprekken renderen (hier gaat het wel om veel sociale werkplaatsen).
9
Tabel 13 Andere maatregelen Neemt u andere maatregelen?
Ziekteverzuim 2014 %
N
Ik weet het niet
9
2
Ja
12
43
Nee
13
26
Werkplaatsen die niet deelnamen
14
22
Werkplaatsen die nog andere maatregelen nemen dan voorgaande onderscheiden zich weinig of niet op het vlak van het ziekteverzuimcijfer van de werkplaatsen die dit niet doen, wel van de werkplaatsen die niet deelnamen aan de enquête. Opmerkelijk is de lage score in de categorie ‘weet niet’, maar opnieuw gaat het hier om slechts enkele bedrijven (2 bedrijven). Tabel 14 Opleiding verzuimbeleid voor leidinggevenden Worden leidinggevenden opgeleid om uw verzuimbeleid te ondersteunen?
Ziekteverzuim 2014 %
N
Ja
12
36
Nee
14
31
niet van toepassing
12
8
Werkplaatsen die niet deelnamen
13
18
Één cijfer springt in het oog: sociale werkplaatsen met een verzuimbeleid, maar zonder opleiding om leidinggevenden te ondersteunen bij het beleid, blijken een hoger ziekteverzuim te noteren. Dit was ook zo in vorige enquête. Gezien het om veel sociale werkplaatsen gaat in telkens de categorie ja én nee, is dit resultaat toch betekenisvol.
Tabel 15 Aantal maatregelen die genomen worden Aantal maatregelen om ziekteverzuim aan te pakken
Ziekteverzuim 2014 %
N
0
16
1
2
10
4
3
13
12
4
14
16
5
13
25
6
11
18
Werkplaatsen die niet deelnamen
13
17
Het aantal maatregelen en de impact op ziekteverzuim blijkt moeilijk te interpreteren, wellicht omwille van de interferentie tussen het nemen van meerdere maatregelen en ‘het probleem-
10
gehalte’. Merken we op dat het in de categorieën met geen of maar 1 maatregel telkens gaat om maar 1 of enkele bedrijven, wat de interpretatie zeker bemoeilijkt. In de enquête 2015 zijn enkele vragen extra gesteld over het opvolgen van langdurig zieken in het bijzonder, over aandacht besteden aan re-integratie en over het voeren van een (preventief) gezondheidsbeleid. Tabel 16 Actieve opvolging van langdurig ziekteverzuim Actieve opvolging van langdurig ziekteverzuim
Ziekteverzuim 2014 %
N
Ja
12
62
Nee
15
12
niet van toepassing
10
2
Werkplaatsen die niet deelnamen
13
17
Het is opmerkelijk dat zeer veel sociale werkplaatsen die aan de enquête deelnamen, dit actief opvolgen en dat zij die dit ziekteverzuim opvolgen ook beter scoren dan zij die dit niet doen. Wellicht gaat de aandacht voor de opvolging ook gepaard met passende maatregelen? Tabel 17 Aandacht voor re-integratie na ziekteverzuim Aandacht voor re-integratie
Ziekteverzuim 2014 %
N
Ja
13
52
Nee
14
19
niet van toepassing
7
5
Werkplaatsen die niet deelnamen
13
52
Opnieuw is aandacht voor dit aspect van ziekteverzuimbeleid mogelijks van positieve invloed op het verzuimcijfer. Opmerkelijk is dat ruim de helft van de werkplaatsen die aan de enquête deelnamen hier aandacht voor hebben. Tabel 18 Een gezondheidsbeleid voeren Een gezondheidsbeleid voeren
Ziekteverzuim 2014 %
N
Ik weet het niet
13
1
Ja
12
36
Nee
14
32
niet van toepassing
10
6
Werkplaatsen die niet deelnamen
13
18
De cijfers gaan in de richting van een mogelijks ‘relatieve’ positieve invloed van een gezondheidsbeleid op het ziekteverzuim.
11
Reflecties bij ziekteverzuimbeleid in sociale werkplaatsen 2015 Hierna volgt een samenvatting van de commentaren die de sociale werkplaatsen in 2015 gaven op enkele open vragen. Het gaat om de preventieve maatregelen, de motieven voor verzuimbeleid, de aanpak van wit, grijs, zwart en roos verzuim, de actieve opvolging van langdurig ziekteverzuim, de aandacht voor re-integratie na ziekteverzuim en het gezondheidsbeleid. Omdat het kwalitatieve omschrijvingen zijn, worden de resultaten niet met cijfers beschreven, maar worden tendensen aangegeven in het antwoordpatroon. De meest opvallende tendensen worden geïllustreerd met citaten van de sociale werkplaatsen. Voor de vergelijking met de reacties in vorige enquête verwijzen we naar vorig verslag, opgemaakt in 2014. Preventieve maatregelen 2015 Uit de cijfers (tabel 9) blijkt dat de overgrote meerderheid van de sociale werkplaatsen inzet op preventieve maatregelen, iets wat zich ook weerspiegelt in de commentaren op de open vragen over welke andere maatregelen en waarom ze genomen worden. Veel sociale werkplaatsen vermelden een gezondheidsbeleid als preventieve maatregel en hierbij gaat aandacht naar het geven van informatie over gezonde voeding en levensstijl. “Van oktober 2013 tot en met oktober 2014 hebben we een volledig jaar campagne gevoerd rond het thema gezonde voeding en beweging ten einde onze medewerkers gezonder te doen eten en meer te doen bewegen. Elke maand hebben we rond een specifiek thema gewerkt, zoals rond water, alternatieve suikers, stappen... Verder motiveren we elk jaar onze medewerkers om zich te laten vaccineren tegen de griep.” Maar er is ook aandacht voor individuele gesprekken als iemand zich niet goed voelt of veel afwezig is. Samen met de persoon, maar soms ook in teamgesprekken wordt het thema besproken. Verschillende sociale werkplaatsen verwijzen ook naar aanpassingen in de arbeidsorganisatie. “Wat betreft psychische problematieken e,d, : we proberen, wanneer er een probleem in privé of op het werk de motivatie of werkwil doet verminderen, hierop in te spelen en snel op de bal te spelen. Op die manier trachten we vaak de werkregeling aan te passen aan een moeilijke situatie privé (bijvoorbeeld opvang voor kids) en zo te voorkomen dat er minder snel door de medewerkers overgegaan wordt tot het gaan naar de dokter in bijvoorbeeld vakantieperioden, bij ziekte van een kind e,d,. Het werk zoveel mogelijk aanpassen aan de mogelijkheden van de mensen voorkomt afwezigheden en ziekte. Een strikt meldingsbeleid en verzuim- of terugkomgesprekken worden vooral ingezet bij een hoog verzuim. Ook het sturen van een controlearts of het betrekken van de arbeidsgeneesheer gebeurt in veel sociale werkplaatsen. Veel sociale werkplaatsen vermelden dat ze de Bradford Factor gebruiken en die niet alleen met de persoon bespreken, maar die ook op stafniveau of in teamgesprekken aankaarten. “Het ziekteverzuim wordt per werknemer geregistreerd door middel van de Bradford Factor, Per kwartaal maakt de personeelsverantwoordelijke een analyse van de cijfers. Bij medewerkers met een hoog verzuim wordt in kaart gebracht wat de oorzaken zijn. Bij onduidelijkheden of vermoedens van misbruik wordt een gesprek ingepland met de medewerker. Eventueel wordt dit aangebracht op een functioneringsgesprek of kan dit aangebracht worden op een knelpuntgesprek.” Het ziekteverzuim en het ziekteverzuimbeleid van de sociale werkplaats wordt algemeen niet alleen actief opgevolgd, maar ook op verschillende niveau’s regelmatig ter sprake gebracht. “In een onthaalgesprek bij aanvang van de tewerkstelling wordt duidelijk de procedure en de visie rond verzuim uitgelegd en geduid: wij opteren voor een motiverend en betrok-
12
ken klimaat in de organisatie: we willen verzuim bespreekbaar maken.” … “We proberen vooral rond werkgoesting te werken via Leanmethodiek, dashboardgesprekken (groepsgesprekken binnen kleine teams over thema's die hen aanbelangen) en profielvergaderingen (overleg tussen medewerkers met eenzelfde takenpakket). Het verzuimbeleid is nog verder in ontwikkeling. Hierbij zullen de direct leidinggevenden een centrale rol krijgen m.b.t. positieve invloed op het verzuimgedrag van medewerkers én m.b.t. primaire (voorkomen van ziekte), secundaire (voorkomen van verzuim) en tertiaire preventie (beperken van verzuim). Systematische terugkom- en verzuimgesprekken zijn nog niet aan de orde.” Er wordt zowel controlerend (controlearts, bellen met de zieke, huisbezoeken) opgetreden als belonend (baaldagen, bonnen). “We maken gebruik van een controlearts en werknemers waarvoor een volledig jaar geen ziekte werd ingeboekt ontvangen een bonus.” Motieven voor een verzuimbeleid 2015 Er worden diverse motieven in de enquête naar voor geschoven, maar in essentie gaat het altijd om de dubbele bekommernis: het belang van de werknemer en het belang van de werkgever. “Vanuit het belang voor de werknemer: achterliggende problemen proberen detecteren om de werknemer te kunnen helpen en het algemeen welzijn te bevorderen. Vanuit het belang van de werkgever: medewerkers bewust maken van de impact van het ziek zijn op de planning, inkomsten, druk op andere collega's.” Veel sociale werkplaatsen verwijzen naar de diverse kosten van ziekteverzuim. “Verzuim is voor alle betrokkenen nadelig: voor de medewerker zelf (doktersrekeningen, pijn, zorgen, verstoorde relatie met collega's,..), voor collega's ( zij moeten gevolgen van de afwezigheid van de collega opvangen), voor de leidinggevende (aanpassingen van werkschema's en planningen), voor de klanten (zij krijgen niet hun vertrouwde medewerker te zien en/of krijgen minder hulp dan voorzien en zijn minder tevreden), voor de organisatie (hoog ziekteverzuim gaat gepaard met zware kosten en is een belemmering voor het realiseren van haar doelstellingen), voor de maatschappij (ziekte langer dan een maand is grotendeels voor rekening van de sociale zekerheid).” Het valt op dat veel van de motieven positief geïnspireerd zijn. “We opteren voor een evenwichtig en duidelijk verzuimbeleid: 1. Aandacht voor een positieve, opbouwende benadering. 2. Nadruk op verantwoordelijkheid leidinggevende én personeelslid. 3. De nadruk tijdens de gesprekken ligt vooral op motiveren en ondersteunen van de medewerker 4. We werken vanuit de gevolgen voor de organisatie, zonder te beschuldigen en 5. Werkhervatting is gemakkelijker als er een goed contact is.” Wit, grijs, zwart en roos verzuim 2015 De aanpak van wit verzuim is sterk gelijklopend in de meeste sociale werkplaatsen. De zieke wordt strikt opgevolgd maar opvallend positief benaderd: wordt regelmatig gecontacteerd, krijgt telefoontjes of een kaartje en ook nog de uitnodigingen voor evenementen. Alles wordt in het werk gesteld om een goed contact te houden en zo de re-integratie te bevorderen. Bij (vermoeden van) grijs verzuim wordt er korter op de bal gespeeld en vooral ingezet op communicatie en motivatie: via verzuimgesprekken en coachingsgesprekken de betrokkenheid op de werkvloer zo hoog mogelijk maken, inspraak geven, verzuimcijfers bespreken op verschillende niveaus. Het melden van ziekte wordt mede daardoor algemeen 'moeilijker' gemaakt, zo mogen mensen zich niet meer ziek melden via sms en moeten ze persoonlijk
13
hun rechtstreekse overste bellen bij ziekte. Door deze maatregelen is het grijs verzuim beperkt. Zwart ziekteverzuim zou bij een actief verzuimbeleid om een eerder klein percentage gaan omwille van de vele maatregelen: medewerkers worden bij ziektemelding doorgestuurd naar de leidinggevende, de controledokter zorgt dat bij vaststelling van onrechtmatige ziekte geen loon wordt betaald en er zijn ook de doelgerichte gesprekken als preventie, ook het uitkeren van een bonus is een rem. Verzuimbeleid, terugkomgesprek, maar vooral het verzuimgesprek kunnen misbruik voorkomen. Echter, bij meerdere gevallen van afwezigheden zonder geldige reden en na voldoende waarschuwingen volgt – zo signaleren verschillende sociale werkplaatsen - een ontslag of schorsing. Werknemers goed blijven informeren over de verzuimprocedure en duidelijke afspraken ivm ziektemelding van bij de start – en gedurende de loop - van de tewerkstelling blijven echter essentieel. “Bij vermoedens of ziektemeldingen waar er geen duidelijke gezondheidsproblemen of klachten zijn, zal het betrokken personeelslid een gesprek hebben met de verantwoordelijke betreffende zijn twijfelachtige ziektemeldingen. Van dit gesprek wordt een verslag opgemaakt en dit wordt ondertekend door beide partijen.” Verschillende sociale werkplaatsen verwijzen hier uitdrukkelijk naar het gebruik van de Bradford factor. De omvang van het roos verzuim wordt zeer uiteenlopend beoordeeld, soms heel klein geschat, soms heel hoog. De vele reacties van de sociale werkplaatsen in de enquête geven wel aan dat de problematiek leeft. Opvallend is het verschil tussen de visie op roos verzuim bij doelgroepwerknemers en bij kaderleden. Bij doelgroepwerknemers zou het eerder beperkt zijn en wordt komen werken als men toch ziek is gemotiveerd door nood aan sociale contacten en het geld. Bij kaderleden zou roos verzuim – zeker in bepaalde sociale werkplaatsen – vrij hoog zijn omwille van het verantwoordelijkheidsgevoel en het niet willen belasten van collega’s. Deze argumenten worden ook wel soms gegeven voor roos verzuim bij doelgroepwerknemers. Meestal proberen de leidinggevenden wel in te schatten hoe groot het risico is als iemand die ziek is toch komt werken, maar velen geven ook de raad thuis te blijven: ziek is ziek. Actieve opvolging van langdurig ziekteverzuim De ruime meerderheid van sociale werkplaatsen zet actief in op de opvolging van langdurig ziekteverzuim. Zoals bij alle ziekteverzuim gebeurt de opvolging via verzuimcijfers en gesprekken. De meeste sociale werkplaatsen proberen het contact met de werknemer regelmatig te onderhouden, maar de frequentie en de modaliteiten (telefoontjes, kaartjes, controledokter) zijn afhankelijk van de context en de medische situatie. Dat is ook zo wat betreft de vervanging. Verschillende werkplaatsen geven aan nog te werken aan een beleid. “We proberen langdurig zieken in de mate van het mogelijke zo veel mogelijk te vervangen. Verder is ons verzuimbeleid m.b.t. langdurig ziekteverzuim nog in ontwikkeling. Bedoeling hiervan is langdurige ongeschiktheid grondig, gestructureerd én menselijk aan te pakken zodat waardevolle medewerkers terug aan het werk geraken. Structurele acties rond re-integratie gebeuren momenteel dus nog niet, occasionele wel.”… “Wanneer ze langer als 36 maanden ziek zijn, worden ze ontslagen. Meestal zijn ze niet langer dan 2 weken ziek, omdat ze dan automatisch op mutualitiet vallen en daar krijgen ze minder geld. Wanneer we merken dat ze misbruik maken, dan volgt er een gesprek.” Aandacht voor re-integratie na ziekteverzuim De re-integratie na ziekteverzuim kan al in meer dan de helft van de sociale werkplaatsen op aandacht rekenen.
14
Uit de vele reacties blijk een grote bekommernis over de re-integratie van langdurig zieken. De re-integratie gebeurt zeker nog niet altijd echt structureel, maar er zijn veelal wel gesprekken bij werkhervatting en er is opvolging door de personeelswerker en de arbeidsgeneesheer. Aanpassingen van het werkrooster, van het werk en van de samenwerking met bepaalde collega’s en toekomstperspectief aanbieden worden door veel sociale werkplaatsen ernstig aangepakt. Soms wordt een meter/peter toegewezen en krijgt de werknemer een aangepaste versie van de onthaalprocedure. “Indien de langdurig afwezige terug start, wordt hij/zij korter opgevolgd door de begeleiding, krijgt de mogelijkheid om - tijdelijk - deeltijds terug te komen werken (in overleg met arbeidsgeneesheer) of wordt situationeel een tijdelijke aanpassing van uurrooster of taken (mits medische attestering of na advies arbeidsgeneesheer) voorzien.” … “De ziekteverzuim procedure stelt dat alle werknemers die meer dan vier weken afwezig zijn op het werk alleen kunnen hervatten via de arbeidsgeneesheer van het werk. Vanuit dit onderzoek komen heel vaak voorstellen tot aanpassingen aan het uurrooster, progressieve tewerkstelling, jobrotatie, taakaanpassingen, tijdskredieten. Elk van deze aanpassingen worden samen met arbeidsgeneesheer en leidinggevende uitgewerkt op de werkvloer.” Gezondheidsbeleid Van de deelnemers aan de enquête 2015 zegt iets meer dan de helft ook een gezondheidsbeleid te voeren. De acties zijn nog niet altijd even goed gecoördineerd, maar getuigen van creativiteit. Ergonomie, sport en rookstop worden veel vernoemd, maar soep, fruit en gezonde maaltijden zitten ook dikwijls in het aanbod. Evenals medische controle, griepspuit, doorverwijzing bij specifieke problematieken, nauwe samenwerking met arbeidsgeneesheer. Aanpassingen aan de arbeidstijd en arbeidsomstandigheden, verhoging % tijdskrediet, positieve omgang met bestaande mogelijkheden rond tijdskrediet en werkregeling, startersverlof, extra verlof jonger dan 35 j…. worden minder genoemd en zitten nog in een studiefase. De promotie van de fiets (via fietsvergoeding en minder vergoeding woon-werkverkeer met eigen wagen) wordt meermaals vermeld. Dit thema is erg actueel (nieuwe wetgeving) en zal ongetwijfeld meer aandacht krijgen in de toekomst. “Op heden werd een 'werkgroep gezonde voeding' opgericht die al een aantal acties op touw hebben gezet (bv. week van de gezonde voeding). De frisdranken werden duurder in tegenstelling tot het water en werd er een fruitautomaat geplaatst. Tijdens een enquête werden werknemers over mogelijke gezondheidsbevorderende acties bevraagd.”
Ten uitgeleide Onze conclusies uit de vorige analyses en enquêtes blijven stand houden. “De ziekteverzuimcijfers van de doelgroepwerknemers in sociale werkplaatsen liggen opmerkelijk hoger dan gemiddeld bij de Vlaamse werknemers, maar verschillen naar activiteit en bedrijfsgrootte. De kwaliteit van het werk – in goede of minder goede richting - speelt zeker een rol en daar wordt ook aan gewerkt. Werkbaar werk is een aandachtspunt in veel sociale werkplaatsen. De reflecties van de verantwoordelijke kaderleden leert evenwel dat er ook een persoonlijke problematiek schuilgaat achter deze hoge ziekteverzuimcijfers. De fysische én sociaal zwakkere positie van veel doelgroepwerknemers maakt het onmogelijk om de verzuimcijfers te brengen tot het Vlaams gemiddelde. Sociale werkplaatsen zijn preventief en inventief in het nemen van maatregelen, maar pasklare en algemeen geldende oplossingen zijn er niet. Elke sociale werkplaats selecteert daarom de bij de aard van de activiteiten best passende maatregelen. Door deel te nemen aan dit onderzoek zijn weer vele ideeën op papier gezet en beschikbaar voor collega sociale werkplaatsen.”
15
De nieuwe enquête over het verzuimbeleid (SST-2015) en de gesprekken hierover met sociale werkplaatsen (studenten Artesis Plantijn) in 2015 stelden ons in staat om nog dieper in te gaan op preventiemaatregelen. Van de deelnemers aan de enquête 2015 zegt iets meer dan de helft ook een gezondheidsbeleid te voeren. De acties zijn nog niet altijd even goed gecoördineerd, maar getuigen van creativiteit. Veel sociale werkplaatsen vermelden een gezondheidsbeleid als preventieve maatregel en hierbij gaat aandacht naar het geven van informatie over gezonde voeding en levensstijl. Verschillende sociale werkplaatsen verwijzen ook naar aanpassingen in de arbeidsorganisatie. Bij het ziekteverzuimbeleid worden een strikt meldingsbeleid en verzuim- of terugkomgesprekken vooral ingezet bij een hoog verzuim. Ook het sturen van een controlearts of het betrekken van de arbeidsgeneesheer gebeurt in veel sociale werkplaatsen. Veel sociale werkplaatsen vermelden dat ze de Bradford Factor gebruiken en die niet alleen met de persoon bespreken, maar die ook op stafniveau of in teamgesprekken aankaarten Het ziekteverzuim en het ziekteverzuimbeleid van de sociale werkplaats wordt algemeen niet alleen actief opgevolgd, maar ook op verschillende niveaus regelmatig ter sprake gebracht: met de persoon in kwestie, op teamvergaderingen, op stafmeetings. Er wordt zowel controlerend (controlearts, bellen met de zieke, huisbezoeken) opgetreden als belonend (baaldagen, bonnen). Er worden diverse motieven in de enquête naar voor geschoven, maar in essentie gaat het altijd om de dubbele bekommernis: het belang van de werknemer en het belang van de werkgever. Veel sociale werkplaatsen verwijzen naar de diverse kosten van ziekteverzuim, maar de motieven om een verzuimbeleid te voeren zijn veelal positief geïnspireerd. Wit verzuim wordt strik opgevolgd maar opvallend positief benaderd. Bij (vermoeden van) grijs verzuim wordt er korter op de bal gespeeld en vooral ingezet op communicatie en motivatie. Zwart ziekteverzuim zou bij een actief verzuimbeleid om een eerder klein percentage gaan omwille van de vele maatregelen. De omvang van het roos verzuim wordt zeer uiteenlopend beoordeeld, soms heel klein geschat, soms heel hoog. De vele reacties van de sociale werkplaatsen in de enquête geven wel aan dat de problematiek leeft. Opvallend is het verschil tussen de visie op roos verzuim bij doelgroepwerknemers en bij kaderleden. De ruime meerderheid van sociale werkplaatsen zet actief in op de opvolging van langdurig ziekteverzuim. Zoals bij alle ziekteverzuim gebeurt de opvolging via verzuimcijfers en gesprekken. De re-integratie na ziekteverzuim kan al in meer dan de helft van de sociale werkplaatsen op aandacht rekenen. Uit de vele reacties blijk een grote bekommernis over de re-integratie van langdurig zieken. De re-integratie gebeurt zeker nog niet altijd echt structureel, maar er zijn veelal wel gesprekken bij werkhervatting en er is opvolging door de personeelswerker en de arbeidsgeneesheer. Verslag 5 oktober 20153
Met dank aan alle werkplaatsen Gert Verdonck, Wetenschappelijk medewerker
3Het
verslag is een actualisering van het vorige verslag en grotendeels gelijkaardig.
16
Brigitte Lauwers, Vormingsverantwoordelijke SERV/Stichting Innovatie & Arbeid Gastdocenten Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Lijst van tabellen Tabel 1 Ziekteverzuim naar statuut 2011 2012 2013 ........................................... 2 Tabel 2 Ziekteverzuim naar leeftijd ...................................................................... 3 Tabel 3 Ziekteverzuim naar geslacht ................................................................... 3 Tabel 4 Ziekteverzuim naar activiteit ................................................................... 4 Tabel 5 Ziekteverzuim en bedrijfsgrootte ............................................................. 5 Tabel 6: Ziekteverzuim in België SD Worx 2004 - 2014 ....................................... 6 Tabel 7 Activiteit en ziekteverzuim deelnemers aan de SST-enquête 2015 ......... 7 Tabel 8 Bedrijfsgrootte en ziekteverzuim deelnemers aan de SST-enquête 2015 8 Tabel 9 Preventieve maatregelen ........................................................................ 8 Tabel 10 Controlearts .......................................................................................... 9 Tabel 11 Terugkomgesprekken ........................................................................... 9 Tabel 12 Verzuimgesprekken .............................................................................. 9 Tabel 13 Andere maatregelen ........................................................................... 10 Tabel 14 Opleiding verzuimbeleid voor leidinggevenden ................................... 10 Tabel 15 Aantal maatregelen die genomen worden ........................................... 10 Tabel 16 Actieve opvolging van langdurig ziekteverzuim ................................... 11 Tabel 17 Aandacht voor re-integratie na ziekteverzuim ..................................... 11 Tabel 18 Een gezondheidsbeleid voeren ........................................................... 11 Bijlagen met bijkomende analyses Bijlage 1 Ziekteverzuim per sociale werkplaats en statuut. 2014 ....................... 18 Bijlage 2 Ziekteverzuim, % 50+, activiteit 2014 .................................................. 21 Bijlage 3 Ziekteverzuim en % vrouwen in een SW 2014 .................................... 22 Bijlage 4 Ziekteverzuim, bedrijfsgrootte en sector 2014 ..................................... 23 Andere tabellen kunnen steeds op een eenvoudige vraag worden aangemaakt. Letsels worden in een apart document besproken.
17
Bijlage 1 Ziekteverzuim per sociale werkplaats en statuut. 2014 De gegevens zijn anoniem gemaakt, ingedeeld naar hoofdactiviteit en aantal werknemers, zo is de eigen organisatie herkenbaar, zonder de privacy te schenden). % worden afgerond. Deze cijfers werden ook opgenomen in vorig verslag en zijn dus vergelijkbaar. Globaal Ziekteverpersoneels- Totaal doelzuim doel- ZiekteverZiekteverbestand groepwerkgroepwerkzuim om- Ziekteverzuim zuim ArRijlabels 2014 nemers nemers % kadering % Art. 60 % beidszorg % Andere 417 233 13 6 15 11 139 74 10 5 36 27 11 0 99 77 17 5 23 143 55 16 16 7 11 Atelierwerking 551 305 12 6 8 9 37 25 4 11 7 64 42 12 3 18 10 67 31 14 4 12 14 31 26 16 5 0 18 12 6 17 53 22 15 7 7 8 46 15 20 3 3 10 15 8 20 2 4 165 90 14 2 9 5 24 16 9 2 7 31 18 5 9 19 Bouw en renovatie 424 229 12 6 13 10 63 36 11 8 19 20 100 44 17 4 8 58 33 14 5 11 10 60 34 12 4 18 39 17 11 2 44 34 9 12 9 5 60 31 8 8 1 Confectie 79 61 3 1 79 61 3 1 Fietsenatelier 161 83 17 8 10 11 30 15 15 3 68 34 15 7 11 22 15 9 23 7 11 48 25 18 16 7 0 Groen- en natuuronderhoud 1421 854 13 6 14 8 47 27 19 0 14 12
18
Horeca/ Toerisme
Kringloop
50 71 62 110 167 47 51 102 104 181 11 160 71 49 74 35 29
28 47 46 58 100 22 31 69 31 89 9 125 54 29 42 24 23
7 12 11 18 13 6 14 14 18 6
13 8 4 3 2 1 7 11 12 3
16 19 9 18 13 8
6 5 3 15 8 3
235 104 12 21 44 54 4764 425 253 41 68 96 197 73 284 181 258 86 55 68 215 51 298 198 98 143 274 361
122 35 9 18 26 34 2210 235 114 21 41 33 69 41 124 62 103 32 30 45 108 30 112 75 42 71 64 218
13 8 5 13 7 32 12 14 14 10 8 13 17 11 15 10 14 10 16 7 14 23 19 11 14 10 7 11
5 3 0 16 4 4 5 8 3 2 4 3 10 4 3 5 5 1 8 2 6 4 7 3 3 5 4 4
9 5 14 9 19 14 14
17 0 9 4 1 12
28 10
4 9
3 0 15 10 12 3 41 23 17 3 20 18 10 7 23 13 19 14 17 6 18 10 9
11 3
27
27 12 12 13 12 17 14 18 12
11 7 8 13 0 15
19
Land- en tuinbouw
Onderhoud/infra structuur
Strijk
Eindtotaal
182 228 189 112 246 84
116 128 109 39 111 37
12 14 8 9 13 10
5 6 8 8 5 1
8 24 19
11 9 10
15 7
7 17
486
260 62 32 52 19 76 19
13 10 16 0 25 16 11
2 2 8 0 1 2 2
11 14 9
11 5
15 6
7 20
324 40 72 38 50 47 77 62 7 23 19 13 4743
10 14 8 13 8 5 11 16 9 13 23 18 13
7 3 3 6 15 10 6 3 0 1 11 0 5
7 0 9 7 11
15
6 13 23 7 6 15 12
13
560 56 112 86 105 56 145 96 12 43 25 16 9194,5
3 42 3
11
20
Bijlage 2 Ziekteverzuim, % 50+, activiteit 2014 % 51j of ouder in de werkplaats
Andere 25-49% Atelierwerking Minder dan 25% 25-49% 50% of meer Bouw en renovatie Minder dan 25% 25-49% Confectie 50% of meer Fietsenatelier Minder dan 25% 25-49% Groen- en natuuronderhoud Minder dan 25% 25-49% 50% of meer Horeca/toerisme Minder dan 25% 25-49% Kringloop Minder dan 25% 25-49% 50% of meer Land- en tuinbouw 25-49% 50% of meer ? Onderhoud/infrastructuur Minder dan 25% 25-49% 50% of meer Strijk 25-49% 50% of meer Eindtotaal
Ziekteverzuim doelgroepwerknemers %
Totaal doelgroepwerknemers
Aantal werkplaatsen
13 13 12 9 11 16 12 10 12 3 3 17 23 16 13 14 13 6 13 5 15 12 13 12 12 13 15 16 0 10 9 11 8 16 18 14 13
233 233 305 52 183 70 229 51 178 61 61 83 9 74 854 141 691 22 122 9 113 2210 92 1770 348 260 176 32 52 324 85 189 50 62 42 20 4743
4 4 11 3 4 4 7 2 5 1 1 4 1 3 18 4 13 1 5 1 4 27 2 19 6 6 4 1 1 6 2 3 1 4 2 2 93
21
Bijlage 3 Ziekteverzuim en % vrouwen in een SW 2014 % Vrouwen in de werk- Ziekteverzuim doelplaats groepwerknemers %
Andere 19 60 tot 79 Atelierwerking 19 20 tot 39 40 tot 59 60 tot 79 Bouw en renovatie 19 60 tot 79 Confectie 80 of meer Fietsenatelier 19 Groen- en natuuronderhoud 19 20 tot 39 Horeca/toerisme 19 20 tot 39 60 tot 79 Kringloop 20 tot 39 40 tot 59 60 tot 79 Land- en tuinbouw 19 20 tot 39 40 tot 59 Onderhoud/infrastructuur 19 20 tot 39 40 tot 59 60 tot 79 Strijk 80 of meer Eindtotaal
Totaal doelgroepwerknemers
Aantal van werkplaatsen
14 16 14 11 9 4 15 20 12 11 17 3 3 17 17
159 55 104 297 110 25 147 15 229 185 44 61 61 58 58
3 1 2 10 5 1 3 1 7 6 1 1 1 3 3
13 12 17 15 7 32 11 12 11 13 10 13 20 13 5
854 662 192 113 26 34 53 2008 641 1144 223 260 51 138 71
18 14 4 4 1 1 2 24 5 16 3 6 2 2 2
10 8 13 14 5 20 20 13
175 50 38 40 47 32 32 4246
4 1 1 1 1 2 2 82
22
Bijlage 4 Ziekteverzuim, bedrijfsgrootte en sector 2014 Bedrijfsgrootte
Andere < 20 50 - 99 100 - 199 Atelierwerking < 20 20 - 49 50 - 99 100 - 199 Bouw en renovatie 20 - 49 50 - 99 100 - 199 Confectie 50 - 99 Fietsenatelier < 20 20 - 49 50 - 99 Groen- en natuuronderhoud < 20 20 - 49 50 - 99 100 - 199 Horeca/toerisme < 20 20 - 49 50 - 99 100 - 199 Kringloop 20 - 49 50 - 99 100 - 199 200 - 499 Land- en tuinbouw < 20 20 - 49 50 - 99 100 - 199
Ziekteverzuim doelgroepwerknemers %
13 11 17 13 12 10 20 14 14 12 10 11 17 3 3 17 19 18 15 13 11 11 14 14 13 9 7 32 8 12 10 13 11 13 13 25 13 0 13
Globaal personeelsbestand
417 36 99 282 551 156 46 184 165 424 83 241 100 79 79 161 45 48 68 1421 75 143 379 824 235 33 44 54 104 4764 41 679 1202 2842 486 28 93 82 283
Aantal werkplaatsen
4 1 1 2 11 6 1 3 1 7 2 4 1 1 1 4 2 1 1 18 3 3 6 6 5 2 1 1 1 27 1 9 7 10 6 1 2 1 2
23
Onderhoud/infrastructuur 50 - 99 100 - 199 Strijk < 20 20 - 49 Eindtotaal
10 11 9 16 17 13 13
560 198 362 97 54 43 9195
6 3 3 4 3 1 93
24