VROM-Inspectie Regio Noord Groningen/Drenthe Cascadeplein 10 Postbus 30020
Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
9700 RM Groningen Telefoon 050-599 27 00 Fax 050-599 26 99 www.vrom.nl
Beoordeling van de naleving van de VROMregelgeving bij 30 sociale werkplaatsen
7434
d.d. juli 2007
1
Inleiding
3
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Algemeen Doel van het onderzoek Sociale werkplaatsen De steekproef Betrokken personen en organisaties Leeswijzer
3 3 3 4 4 5
2
Uitgangspunten voor toetsing
6
3
Bevindingen
8
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3
Vergunningverlening, toezicht en handhaving Algemeen Vergunningverlening Toezicht en handhaving Eisen voor bestaande bouw Beperking uitbreiding van brand Vluchten Branddetectie en –bestrijding Constructieve veiligheid Gebruiksvoorschriften Overige bevindingen Eisen voor nieuwbouw Beperking uitbreiding van brand Vluchten Overige bevindingen
4
Samenvatting en conclusies
22
5
Aanbevelingen
25
8 8 8 9 9 12 15 16 16 17 19 19 21 21 21
Bijlage 1 Bevindingen toetsing aan niveau bestaande bouw van Bouwbesluit 2003 en Model-bouwverordeing
27
Bijlage 2 Bevindingen toetsing aan niveau nieuwbouw van Bouwbesluit 2003
28
Bijlage 3 Naleving gebruiksvoorschriften
29
Bijlage 4 Bevindingen overige controlepunten
30
Bijlage 5 Regelgeving waaraan is getoetst
31
Bijlage 6 Onderzochte sociale werkplaatsen
32
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 2/32
1
Inleiding
1.1
Algemeen
De VROM-Inspectie is belast met het interbestuurlijke toezicht op de naleving van de VROM-regelgeving. Een onderdeel hiervan betreft het toezicht op de naleving van de wettelijke eisen op het gebied van de bouwregelgeving bij bestaande gebouwen. De aandacht van de VROM-Inspectie gaat daarbij vooral uit naar gebouwen en bouwwerken waar relatief veel mensen (tegelijkertijd) verblijven en/of waar vanwege het gebruik risico´s kunnen ontstaan. Hiervoor is een meerjarenprogramma ‘bouwveiligheid en utiliteitsbouw’ vastgesteld gebaseerd op een risicoanalyse van de onderscheiden gebouwsoorten. Jaarlijks wordt door de VROM-Inspectie in dit kader een themaonderzoek naar veiligheid en/of gezondheid uitgevoerd in een segment van de utiliteitsbouw. Eerder werden onder dit thema onderzoeken uitgevoerd naar onder andere: de brandveiligheid bij zorginstellingen, discotheken en overdekte speeltuinen. In 2006 is besloten dit themaonderzoek uit te voeren bij de sociale werkplaatsen.
1.2
Doel van het onderzoek
Het onderzoek bij de sociale werkplaatsen dient om een landelijk beeld te krijgen van de veiligheidsrisco’s bij dit soort werkplaatsen en om de naleving van de VROM-regelgeving terzake in kaart te brengen. Op grond daarvan worden aanbevelingen gedaan om de (brand)veiligheid van de sociale werkplaatsen te verbeteren, de naleving van de regels door de eigenaar/beheerder te bevorderen en te komen tot een verbetering van het toezicht op de naleving door de gemeente. Bovendien kan het onderzoek signalen voor het beleid genereren inzake de toepasbaarheid van de bouwregelgeving voor de onderzochte gebouwcategorie.
1.3
Sociale werkplaatsen
Gemeenten in Nederland hebben de verplichting de Wet Sociale Werkvoorziening (WsW) uit te voeren. De gemeenten hebben de taak om mensen werk aan te bieden die als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke of psychische oorzaak alleen onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn. Een aantal gemeenten is zelf eigenaar van een sociale werkplaats, maar de meeste gemeenten hebben samen met andere gemeenten in hun regio de uitvoering van deze wet overgedragen aan een een gemeenschappelijke regeling. In Nederland zijn in totaal 90 sociale werkplaatsen. In het kader van dit onderzoek wordt onder sociale werkplaatsen verstaan: de binnenobjecten van de sociale werkvoorziening bedrijven. In deze binnenobjecten zijn de mensen onder meer werkzaam in veelal grote fabrieksruimten met als functies onder andere metaalbewerking, houtbewerking, confectie, drukkerij, binderij en met inpaken montagewerkzaamheden. Daarnaast zijn in de gebouwen vaak kantoorruimten en een kantine aanwezig. De werkzaamheden zijn veelal arbeidsintensief, zodat in de gebouwen vaak veel mensen VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 3/32
werkzaam zijn. De mensen die er werken hebben voor het overgrote deel een geestelijke en/of fysieke beperking en zijn als gevolg daarvan minder zelfredzaam. Een veilig gebouw is een must. De hoofdmoot van het onderzoek heeft betrekking op de brandveiligheid. Belangrijke onderzoeksaspecten zijn ‘vluchten bij brand’ en daaraan gekoppeld ‘beperking uitbreiding van brand’.
1.4
De steekproef
Om een goed en representatief beeld te kunnen krijgen van de naleving van de voorschriften is bij 30 sociale werkplaatsen (ruim 30% van het landelijk totaal) verspreid over heel Nederland, onderzoek uitgevoerd. Voor het onderzoek is een steekproef getrokken waarbij onder andere rekening is gehouden met een spreiding over grotere en kleinere gemeenten en een evenwichtige spreiding over het land. Ook leidde de steekproef tot een variatie in grootte van de werkplaatsen en aantal werknemers. Zo bedroeg het, op basis van de gebruiksvergunning, maximaal aantal aanwezige werknemers tussen de 100 en 1200, terwijl de onderzochte sociale werkplaatsen in grootte varieerden van 3.000 tot 22.000m2.
1.5
Betrokken personen en organisaties
De opdracht voor het onderzoek is verleend door de Inspectie van het Ministerie van VROM en uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de regionaal inspecteur Noord-West drs. O.F.J. Welling. De projectverantwoordelijke was tot 1 januari 2007 drs. O. Dolstra en na 1 januari 2007 ir. F. Peen. De projectleider voor het onderzoek is ing. R. Fledderus van de VROM-Inspectie Regio Noord. Voor de begeleiding van het onderzoek is een projectgroep ingesteld, waarin naast de projectleider de volgende medewerkers van de 5 regionale inspecties participeerden: - drs. L. van der Velde (VROM-Inspectie Regio Noord) - drs. N.J.C. Kamp (VROM-Inspectie Regio Zuid) - J.A. Schipper (VROM-Inspectie Regio Noord-West) - ir. E. Kool (VROM-Inspectie Regio Oost; vakspecialist Bouwen) - R.J. Naafs (VROM-Inspectie Regio Zuid-West) - ir. M.J. Versteegh (VROM-Inspectie Regio Noord-West) - ing. R. Olijve (VROM-Inspectie Regio Oost) Het onderzoek is ondersteund door B. Boonstra en R. Guchelaar (VROM-Inspectie Regio Noord). Het onderzoek is uitgevoerd door medewerkers van de VROM-Inspectie met ondersteuning door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mr. ing. R. Geys van adviesbureau GBB bv te Maastricht. Verder heeft afstemming plaatsgevonden met de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegeheid. De Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid heeft in de periode 20032004 een onderzoek uitgevoerd naar de veiligheid bij het werken met risicovolle machines in de sociale werkvoorziening. De resultaten van de inspecties in 2003/2004 gaven een dermate zorgwekkend beeld te zien, dat de Staatssecretaris de Tweede Kamer heeft toegezegd dat in 2006 vervolginspecties zullen plaatsvinden. De vervolginspecties, om te onderzoeken in hoeverre de bedrijven er in geslaagd zijn een structurele verbetering van het arbobeleid met betrekking tot de geïnspecteerde arbeidsrisico’s te bewerkstelligen, hebben in de periode januari-juni 2006 plaatsgevonden. De hoofdconclusie uit dit onderzoek is dat de veiligheid van de medewerkers van sociale werkplaatsen is verbeterd maar nog steeds onvoldoende is. Van de Arbeidsinspectie is een overzicht ontvangen van sociale werkplaatsen met veel tekortkomingen. Gebleken is dat er geen verband bestaat tussen de sociale werkplaatsen met veel tekortkomingen op het gebied van machineveiligheid en werkplaatsen met veel tekortkomingen op het gebied van de bouwkundige veiligheid. VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 4/32
Het samenwerken met de Arbeidsinspectie in de zin dat de onderzoeken gezamenlijk werden uitgevoerd was gezien de lopende trajecten en de planning niet mogelijk. In het kader van de vermindering van de toezichtlast en daaraan gekoppeld de ontwikkeling van de frontoffices zullen dergelijke onderzoeken in de toekomst gezamelijk worden uitgevoerd. Voor de aanvang van het onderzoek zijn de Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) en de brancheorganisatie Cedris over de uitvoering van het onderzoek geïnformeerd.
1.6
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksmethode in het kort beschreven. Hoofdstuk 3 geeft de resultaten van de toetsing aan wettelijke voorschriften waaraan de sociale werkplaatsen moeten voldoen op de diverse onderzoeksitems weer. In hoofdstuk 4 zijn de bevindingen samengevat, terwijl in hoofdstuk 5 een aantal aanbevelingen voor de gemeenten, de eigenaren, de brancheorganisatie en het Ministerie van VROM is geformuleerd. In het rapport zijn ter illustratie van de bevindingen foto’s opgenomen van een aantal tekortkomingen die meerdere malen zijn geconstateerd.
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 5/32
2
Uitgangspunten voor toetsing
Om na te kunnen gaan hoe het met de situatie ten aanzien de kwaliteit van de veiligheid bij sociale werkplaatsen is gesteld, is getoetst aan de wettelijke voorschriften waaraan sociale werkplaatsen dienen te voldoen. Daarnaast is nagegaan hoe de sociale werkplaatsen zich op dit onderdeel verhouden tot het niveau dat voor de nieuwbouw in de bouwregelgeving is vastgelegd. Deze tweede toetsing is uitgevoerd om inzicht te krijgen in de marges die er bestaan tussen de gangbare praktijk in bestaande gebouwen en het niveau van de voorschriften voor nieuwbouw. Het onderzoek is ten behoeve van de uniformiteit uitgevoerd aan de hand van een daartoe opgesteld toetsingskader, dat was gebaseerd op de vigerende VROM-regelgeving, en bestond uit de volgende onderdelen1: I een verkennend dossieronderzoek bij de gemeente (focus: inrichting van beleid, handhaving en vergunningverlening); II een onaangekondigd bezoek aan de sociale werkplaats (focus: daadwerkelijk gebruik in relatie tot onder andere de afgegeven gebruiksvergunning). Het onderzoek heeft zich met name gericht op de bouwkundige aspecten en de gebruikseisen. In beperkte zin is ingegaan op de personele aspecten (bedrijfshulpverlening). Inrichting van het onderzoek. Bij het onderzoek is uitgegaan van in de dossiers aanwezige stukken (vergunningen, tekeningen e.d.). Bij geconstateerde problemen/gebreken is de gemeente om nadere uitleg gevraagd. Ten aanzien van de veiligheidsaspecten zijn de sociale werkplaatsen in de eerste plaats getoetst aan eisen voor de bestaande bouw zoals die in het Bouwbesluit 2003 en de Model-bouwverordening van de VNG zijn vastgelegd. De eisen voor de bestaande bouw vormen het minimum kwaliteitsniveau waaraan ieder bouwwerk tenminste moet voldoen. Het niet voldoen aan deze eisen kan voor de gemeente een reden zijn om handhavend 2op te treden. Daarnaast is – zoals hierboven reeds aangegeven - nagegaan hoe de veiligheidsaspecten bij de sociale werkplaatsen op de onderzochte onderdelen zich verhouden tot het minimum kwaliteitsniveau dat op basis van het Bouwbesluit 2003 wordt verlangd bij nieuwbouw. Een bestaande sociale werkplaats is op grond
1
Het onderzoek naar de naleving van de VROM-regelgeving had het karakter van een quick-scan, de bouwwerken zijn dan ook niet uitputtend gecontroleerd en er is niet aan alle van toepassing zijnde voorschriften getoetst. Nadere berekeningen (constructie, brandwerendheid van materialen e.d.) zijn in beginsel niet uitgevoerd. In enkele gevallen is vanwege de grootte van het gebouw een deel van het gebouw onderzocht. 2 Per 1 april 2007 is de gewijzigde Woningwet in werking getreden. Daarmee heeft het Bouwbesluit 2003 en de Bouwverordening een rechtstreeks bindende werking gekregen, het aanschrijvingsinstrumentarium is nagenoeg volledig afgeschaft en daardoor is direct handhavend optreden door de gemeente mogelijk. VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 6/32
van de VROM-regelgeving niet verplicht aan deze voorschriften te voldoen, maar de uitkomsten van deze toets geven onder andere de eigenaar een indicatie van het veiligheidsniveau. Vervolgens is gekeken of de bouwwerken (nog) voldoen aan het door middel van de afgegeven bouwvergunning vastgelegde niveau (het zgn. rechtens verkregen niveau). Dit onderdeel is ingevuld op locatie, door aan de hand van de vergunningstekeningen na te gaan of er bouwkundige wijzigingen zijn aangebracht zonder of in afwijking van een bouwvergunning. Voor het gebruik van de gebouwen is op locatie getoetst of de in de afgegeven gebruiksvergunning opgenomen gebruiksvoorschriften worden nageleefd. In die gevallen waarin (nog) geen gebruiksvergunning was afgegeven, is getoetst aan de gebruiksvoorschriften zoals die in de Modelbouwverordening (tot en met de 10e wijziging) zijn opgenomen. Tenslotte is ook aandacht besteed aan de wijze waarop het toezicht door de gemeente in de praktijk wordt uitgevoerd. In dit rapport wordt de term tekortkoming gehanteerd als er sprake is van een afwijking van de regelgeving. Een tekortkoming betekent niet direct dat de (brand)veiligheid van het gehele gebouw in het geding is. Het betekent echter wel dat op onderdelen verbeteringen nodig zijn om aan het wettelijk verplichte minimumniveau te voldoen. De bevindingen van de 30 onderzoeken zijn in de vorm van conceptrapportages ter verificatie aan de betrokken gemeenten voorgelegd. De definitieve rapporten van de uitgevoerde onderzoeken zijn vervolgens aan de gemeenten en de eigenaren toegezonden. Aan de gemeenten is verzocht schriftelijk aan te geven of en zo ja, welke maatregelen de gemeente heeft genomen om geconstateerde tekortkomingen op te heffen.
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 7/32
3
Bevindingen
3.1
Vergunningverlening, toezicht en handhaving
3.1.1
Algemeen
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de vergunningverlening en het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving op het gebied van bouwen door de eigenaren/beheerders van sociale werkplaatsen. Daarnaast hebben gemeenten met sociale werkplaatsen een bijzondere relatie omdat de uitvoering van de sociale werkvoorziening is opgedragen aan de gemeenten. De huidige Wsw bepaalt dat indien bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) de uitvoering van de wet volledig is overgedragen aan een openbaar lichaam, het bestuur van dat lichaam in de plaats treedt van de betrokken gemeentebesturen. Daarnaast kan het gemeentebestuur een apart rechtspersoon aanwijzen die namens hem met de utivoering van de werkvoorziening is belast. In de praktijk komen verschillende uitvoeringsvarianten voor. De meest voorkomende zijn de gemeenschappelijke regeling en een gemeentelijke tak van dienst. Wat betreft de gemeenschappelijke regeling komen twee varianten voor. Bij de eerste zijn de activiteiten op het terrein sociale werkvoorziening onderdeel van de regeling en worden deze dus ook binnen de publieke organisatie uitgevoerd, in een bedrijfssetting. Bij de andere variant is een gemeenschappelijke regeling, met daaronder een apart rechtpersoon, het bedrijf, waarbinnen de activiteiten worden uitgevoerd. Wat betreft een gemeentelijke tak van dienst kan er sprake zijn van een gemeentelijke dienst of een eigen gemeentelijk bedrijf. Bij de onderzochte 30 werkplaatsen is voor het overgrote deel sprake van een gemeenschappelijke regeling en in sommige gevallen is sprake van een gemeentelijke tak van dienst. Welke uitvoeringsvorm ook is gekozen, gemeenten blijven verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wsw en daaraan gekoppeld de gebouwen (voor het beheer van de gebouwen of als eigenaar). Vanuit die positie mag van een gemeente verwacht worden dat zij niet alleen als toezichthouder, maar ook als verantwoordelijke voor de gebouwen vanuit een voorbeeldfunctie haar verantwoordelijkheid neemt. In dit hoofdstuk wordt weergegeven hoe de vergunningverlening, het toezicht en de daaruit voortvloeiende handhaving door de gemeenten wordt ingevuld. 3.1.2
Vergunningverlening
Van de onderzochte sociale werkplaatsen beschikten 5 niet over een verplichte gebruiksvergunning. Daarnaast was bij 5 sociale werkplaatsen de gebruiksvergunning niet meer actueel als gevolg van verbouwingen of uitbreidingen. Bij de uitvoering van het onderzoek is niet gebleken dat bij de bouw- en gebruiksvergunningverlening door gemeenten zwaardere eisen zijn gesteld dan op grond van de vigerende regelgeving (Bouwbesluit,
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 8/32
gemeentelijke bouwverordening en eventueel aanwezig gemeentelijk brandveiligheidsbeleid) is toegestaan. 3.1.3
Toezicht en handhaving
Bij het onderzoek is geconstateerd dat door 12 van de 30 betrokken gemeenten geen periodieke controles3 (tenminste 1 x per jaar) worden uitgevoerd op de naleving van de gebruiksvoorschriften van de gebruiksvergunning/de bouwverordening. Van deze 12 gemeenten hadden 5 zelfs nog nooit een brandveiligheidscontrole bij de sociale werkplaats uitgevoerd. Dit laatste heeft vooral te maken met het feit dat bij deze gemeenten voor de sociale werkplaats (nog) geen gebruiksvergunning was verleend. Bij de andere 7 werkplaatsen zijn wel controles uitgevoerd maar lag de controlefrequentie lager dan 1 x per jaar. Bij de 25 gemeenten die wel toezicht (al dan niet jaarlijks) hadden uitgeoefend, waren bij 18 sociale werkplaatsen tijdens de laatst uitgevoerde controle tekortkomingen geconstateerd. Naar aanleiding van die constateringen was door 5 gemeenten handhavend opgetreden door de eigenaar formeel aan te schrijven. In de overige gevallen tracht de gemeente via onderling overleg en het maken van afspraken ervoor te zorgen dat de tekortkomingen worden verholpen. Uit het onderzoek is gebleken dat de voorschriften door de eigenaar niet in alle gevallen worden nageleefd. De gebouweigenaar is in de eerste plaats verantwoordelijk voor een goede naleving. Vaak is het niet naleven geen kwestie van onwil, maar eerder van onwetendheid en tevens wordt het belang van schijnbaar “kleine” afwijkingen nogal eens onderschat. Daarom is en blijft een goed toezicht en een consequente handhaving door de gemeente van essentieel belang om de veiligheid in de sociale werkplaatsen te waarborgen. Gelet op de vele tekortkomingen die door de VROM-Inspectie zijn geconstateerd bij haar inspecties kan worden geconcludeerd dat het toezicht van de gemeenten op de sociale werkplaatsen met name ten aanzien van de bouwkundige eisen tekort schiet. Dit blijkt ook uit het aantal verbouwingen en gewijzigde uitvoering ten opzichte van de verleende bouwvergunning (met in een aantal gevallen ook consequenties voor de brandveiligheid) dat bij een aantal sociale werkplaatsen is uitgevoerd. De gemeente heeft dit niet tijdens haar toezichthoudende controles opgemerkt en evenmin is hiervoor alsnog een bouwvergunning afgegeven. Dit leidt ook tot onvolledige en niet-adequate vergunningdossiers. Kennelijk ligt bij de door de gemeente uitgevoerde controles de nadruk met name op de naleving van de gebruiksvoorschriften en wordt geen of onvoldoende aandacht besteed aan bouwkundige eisen.
3.2
Eisen voor bestaande bouw
In deze paragraaf zijn de resultaten weergegeven van de toetsing aan het wettelijk geldende minimum kwaliteitsniveau voor veiligheidsaspecten zoals dat in het Bouwbesluit 2003 en in de Modelbouwverordening voor de bestaande bouw zijn vastgelegd. Ieder bestaand bouwwerk moet tenminste aan dit niveau voldoen.
3
In de handleiding Preventie Activiteiten Plan (PREVAP) van de Directie Brandweer en Rampenbestrijding van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden sociale werkplaatsen niet genoemd. Naar analogie van de daarin aangehouden prioritering en controlefrequentie voor de industriefunctie (1 x per 2 jaar) kan evenwel worden gesteld dat gezien de beperkte zelfredzaamheid van de werknemers van sociale werkplaatsen een controlefrequentie van tenminste 1 x per jaar wenselijk is.
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 9/32
In het onderstaande overzicht is op hoofdlijnen aangegeven aan welke van toepassing zijnde voorschriften is getoetst. - Eisen Bouwbesluit 2003 en Model-bouwverordening voor de bestaande bouw • brandveiligheid * beperking uitbreiding van brand * vluchten * noodverlichting en vluchtrouteaanduiding • constructieve veiligheid * bouwtechnische wijzigingen * platte daken4 * brandwerendheid met betrekking tot bezwijken van de hoofddraagconstructie • gebruiksveiligheid * vloerafscheidingen en trapafscheidingen • branddetectie en –bestrijding * blusvoorzieningen, brandmeldinstallatie en rookdetectie en ontruimingsinstallatie5 - Gebruikseisen gebruiksvergunning/Model-bouwverordening
In de onderstaande grafiek wordt per onderzocht item weergegeven bij hoeveel van de 30 onderzochte sociale werkplaatsen tekortkomingen zijn geconstateerd.
28
Gebruikseisen gebruiksvergunning
16
6 Vloer- en/ of trapaf scheidingen Branddetect ie_en_best rijding
6
13
20
Brandwerendheid hoof ddraagconst ruct ie Risicovol platdak
13 27
Bouwt echnische wijzigingen
14
Vluchtrout eaanduiding Vlucht en Beperking uit breiding brand
Grafiek 1: Aantal werkplaatsen met tekortkomingen op niveau bestaande bouw
4
De constructieve veiligheid van platte daken is in het onderzoek opgenomen naar aanleiding van de instorting van platte daken van veelal bedrijfsgebouwen als gevolg van wateraccumulatie 5 Een ontruimingsinstallatie genereert bij een calamiteit een akoestisch signaal, zodat de aanwezige personen een gebouw snel en veilig kunnen verlaten VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 10/32
Vooral in het oog springen hierbij de items ‘gebruikseisen’ en ‘beperking uitbreiding brand’. Bijna in alle sociale werkplaatsen (respectievelijk 28 en 27) zijn hierop tekortkomingen aangetroffen. In totaal zijn 226 tekortkomingen ten opzichte van het niveau voor de bestaande bouw van het Bouwbesluit 2003 en ten opzichte van de Model-bouwverordening geconstateerd. De meeste tekortkomingen zijn gesignaleerd bij de naleving van de gebruiksvoorschriften (75) gevolgd door de onderzoeksitems ‘beperking uitbreiding bij brand’ (52), ‘branddetectie en –bestrijding’ (24) en ‘vluchten’ (18). Het aantal tekortkomingen per sociale werkplaats varieert van 1 tot en met 13. Drie sociale werkplaatsen voldeden op bijna alle punten aan de geldende regelgeving (bij 1 sociale werkplaats is slechts 1 tekortkoming geconstateerd en bij 2 sociale werkplaatsen 2 tekortkomingen). Voor de overige werkplaatsen is de spreiding min of meer gelijkmatig, grote uitschieters in negatieve zin zijn niet aangetroffen. In de onderstaande grafiek is een totaal overzicht weergegeven.
6
Aantal werkplaatsen
5
4
3
2
1
0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Aantal tekortkom ingen
Grafiek 2: Aantal tekortkomingen per sociale werkplaats Over het algemeen zijn door de betrokken gemeenten naar aanleiding van het onderzoek passende maatregelen getroffen. In één van de onderzochte sociale werkplaatsen is tijdens het onderzoek ter plaatse direct opgetreden. Dit is gebeurd op last van de gemeente en in overleg met de sociale werkplaats en de VROM-Inspectie. Het bedrijf had een onbenoemde ruimte als tijdelijke winkel in gebruik. De ruimte had onder andere onvoldoende vluchtmogelijkheden. De activiteiten zijn verplaatst naar een andere ruimte. In de bijlagen 1 en 3 van dit rapport zijn overzichten opgenomen van de tekortkomingen die bij meerdere sociale werkplaatsen zijn geconstateerd. In bijlage 5 is weergegeven aan welke voorschriften (artikelen) van de genoemde wet- en regelgeving in het kader van dit onderzoek is getoetst. In de volgende paragrafen wordt een aantal veelvoorkomende en opmerkelijke constateringen beschreven. VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 11/32
3.2.1
Beperking uitbreiding van brand
Een belangrijk thema van het onderzoek zijn de maatregelen die er voor zorgen dat uitbreiding van een brand beperkt blijft. Een belangrijk onderdeel hierbij is hoe de gebouwen gecompartimenteerd zijn en of de compartimentering voldoet aan de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit 2003. Een compartimentering is een onderverdeling van een gebouw in onderdelen die brandwerend van elkaar gescheiden zijn (brandcompartimenten moeten een bepaalde weerstand tegen branddoorslag en –overslag hebben uitgedrukt in minuten, ook de grootte van een compartiment is gelimiteerd). Daarmee is een eventuele brand beter beheersbaar. En ook is men enige tijd veilig als uit een brandcompartiment gevlucht wordt. Bij het overgrote deel van de sociale werkplaatsen zijn op dit onderwerp tekortkomingen gesignaleerd (bij 27 werkplaatsen). Met name op het gebied van brandwerendheid van compartimenteringswanden werden veel tekortkomingen geconstateerd (24 keer). Het betrof vooral het onvoldoende brandwerend afwerken van leidingdoorvoeren (bijvoorbeeld met brandmanchetten), brandkleppen in ventilatiekanalen die niet voldeden of ontbraken, deuren die niet voldeden, het niet doortrekken van de brandwerende scheidingen boven de verlaagde plafonds, te grote oppervlakte draadglas of het toepassen van materialen met onvoldoende brandwerendheid.
Niet-afgedichte of onjuist afgedichte leidingdoorvoeren en aansluiting dak niet brandwerend afgewerkt
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 12/32
Lekken in brandwerende scheiding. Volgens het Bouwbesluit is een brandcompartiment ook een rookcompartiment. Wanneer een strijdigheid met betrekking tot de brandwerendheid is geconstateerd dan geldt dit ook vaak voor de rookwerendheid. In het kader van het vluchten is de rookwerendheid van belang. Mede om dubbelingen te voorkomen zijn de tekortkomingen in de rookcompartimentering niet apart in de rapportage opgenomen. In totaal zijn ten aanzien van het item beperking uitbreiding van brand 52 tekortkomingen geconstateerd.
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 13/32
In onderstaande grafiek is aangegeven in hoeveel sociale werkplaatsen een aantal van de belangrijkste tekortkomingen is gesignaleerd.
24
10 9
Brandw erendheid w anden te gering Deuren niet zelfsluitend
6
2
Te groot compartiment Stook-technische ruimte brandw erendheid te gering Brandw erendheid t.o.v. perceelsgrens te gering
Grafiek 3: Aantal werkplaatsen met tekortkomingen op de diverse onderwerpen van beperking uitbreiding brand
Onvoldoende brand/rookwerende deur VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 14/32
3.2.2
Vluchten
Indien de situatie zich voordoet dat ondanks alle preventieve maatregelen toch brand uitbreekt, dan is het van belang dat de mogelijkheden om te vluchten adequaat zijn. Ook mogen de toegepaste materialen in vluchtwegen niet te gemakkelijk branden en niet te veel rook verspreiden waardoor het vluchten zou kunnen worden belemmerd. Onderzocht zijn de volgende deelaspecten: - loopafstanden, deurbreedten, draairichting deuren etc.; - rookcompartimentering en weerstand tegen rookdoorgang; - vluchten naar aansluitend terrein/openbare weg - materiaaltoepassingen in vluchtwegen. Ten aanzien van het vluchten bij brand werden bij 15 sociale werkplaatsen tekortkomingen ten opzichte van de voorschriften van het Bouwbesluit 2003 en de Model-bouwverordening geconstateerd. In 7 sociale werkplaatsen voldeed de weerstand tegen rookdoorgang niet aan de eisen. In 5 van deze gevallen waren (schuif)deuren voorzien van smeltzekeringen, deze smeltzekeringen reageren op warmte en niet op rook waardoor de deuren niet voldoen aan de weerstand tegen rookdoorgang. Daarnaast werd niet voldaan aan de weerstand tegen rookdoorgang door kieren boven het verlaagd plafond of voldeden deuren niet (beide 2 keer). Verder werden in meerdere sociale werkplaatsen tegen de vluchtrichting draaiende deuren aangetroffen 6 (2 keer), ontbraken zelfsluitende deuren in rookcompartimenten (2 keer), was een nooddeur als schuifdeur uitgevoerd (2 keer) of voldeden de toegepaste materialen niet (2 keer).
Brand- en rookwerende deur voldoet niet door aangebrachte ventilatieroosters. De maximale lengte van de vluchtweg werd in geen enkele sociale werkplaats overschreden en ook de totale breedte van de aanwezige vluchtdeuren en het aantal rookvrije vluchtroutes voldeden in alle sociale werkplaatsen aan de voorschriften voor de bestaande bouw.
6
Niet voldaan wordt aan de eis dat bij een bepaalde vloeroppervlakte de deuren niet tegen de vluchtrichting in mogen
draaien. VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 15/32
Naast deze aspecten op basis van de VROM wet- en regelgeving is bij de uitvoering van het onderzoek ook gekeken naar een aantal zaken die het vluchten op een positieve dan wel negatieve wijze kunnen beïnvloeden. Deze aspecten vallen niet onder het interbestuurlijke toezicht van de VROM-Inspectie maar onder het eerstelijns toezicht van de Arbeidsinspectie. Alle onderzochte sociale werkplaatsen beschikten over een BHV-organisatie. Een dergelijke organisatie bestaat uit goed opgeleide personeelsleden, die bij calamiteiten (bijvoorbeeld ongevallen of brand) adequaat op kunnen treden. Zo’n organisatie is op grond van de ARBO-wetgeving verplicht. Bij 24 sociale werkplaatsen vinden regelmatig (tenminste één keer per jaar) ontruimingsoefeningen plaats. Bij 5 sociale werkplaatsen vinden deze ontruimingsoefeningen niet regelmatig plaats en bij één sociale werkplaats is nog nooit een ontruimingsoefening gehouden. Alle sociale werkplaatsen beschikten over een veiligheidsinstructie. 3.2.3
Branddetectie en –bestrijding
Bij dit onderzoeksitem is nagegaan of op grond van de (Model) Bouwverordening en het Bouwbesluit 2003 in de daarvoor aangegeven gevallen de vereiste brandblusmiddelen, brandmeldinstallatie en ontruimingsinstallatie aanwezig zijn en aan de daaraan gestelde eisen voldoen. Ten aanzien van het onderwerp ‘Branddetectie en –bestrijding zijn bij 16 sociale werkplaatsen in totaal 23 tekortkomingen geconstateerd. Bij 3 sociale werkplaatsen ontbrak een op grond van de Bouwverordening verplichte brandmeldinstallatie en bij 6 ontbrak de verplichte ontruimingsinstallatie. Daarnaast waren er bij 8 andere sociale werkplaatsen geen certificaat van de brandmeldinstallatie en/of de ontruimingsinstallatie aanwezig. Wat betreft de brandblusmiddelen werden 6 tekortkomingen geconstateerd. De brandblusmiddelen waren niet tijdig gekeurd (2 keer), niet goed bereikbaar (2 keer) en niet aanwezig of de brandslang was te kort (2 keer). 3.2.4
Constructieve veiligheid
Bouwtechnische wijzigingen Ten aanzien van de constructie is onderzocht of sinds het afgeven van de meest recente bouwvergunning wijzigingen zijn aangebracht waarbij onderdelen van de bouwconstructie zijn doorbroken, verwijderd of gewijzigd. Bij 20 van de 30 sociale werkplaatsen was gebouwd in afwijking van de afgegeven bouwvergunning of waren bouwvergunningplichtige werkzaamheden uitgevoerd zonder dat de gemeente over een revisietekening beschikt dan wel een bouwvergunning was aangevraagd en afgegeven. Ook waren soms bouwvergunningsvrije werkzaamheden uitgevoerd die (mogelijk) van invloed zijn op de brandveiligheidsaspecten. Elf keer is geconstateerd dat een brandscheiding is gewijzigd (deuren veranderd of dichtgezet, wand verplaatst, glaspartijen veranderd, nieuwe doorvoeren aangebracht). In twee gevallen is een aanbouw/bijgebouw zonder bouwvergunning gerealiseerd. Bij 15 van deze 20 werkplaatsen zijn in 2005 en 2006 door de gemeente controles op de gebruiksaspecten uitgevoerd. In het overgrote deel van de dossiers zijn geen aanwijzingen aangetroffen dat bij deze controles is geconstateerd dat er zonder of in afwijking van een bouwvergunning is verbouwd. Risicovolle platte daken In het onderzoek is aandacht besteed aan de mogelijke aanwezigheid van risicovolle lichte platte daken. De VROM-Inspectie heeft hiervoor in 2003 bij alle gemeenten aandacht gevraagd in verband met de instorting van diverse lichte platte daken als gevolg van wateraccumulatie.
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 16/32
Bij 26 sociale werkplaatsen was sprake van een licht plat dak. Bij 14 daarvan werden geen strijdigheden met het Bouwbesluit bestaande bouw geconstateerd. Bij 10 werkplaatsen waren er twijfels of voldaan werd aan de regelgeving. In deze gevallen is aanbevolen om een nader onderzoek uit te voeren en eventueel aanvullende maatregelen te nemen. Bij 2 sociale werkplaatsen was het ontbreken van noodoverlopen reeds onderkend. In één geval wordt het dak op korte termijn vervangen en voorzien van de nodige overlopen en in het andere geval worden in 2007 extra noodoverlopen aangebracht. 3.2.5
Gebruiksvoorschriften
Veel gesignaleerde tekortkomingen betroffen het naleven van de door de gemeente via de gebruiksvergunning opgelegde gebruiksvoorschriften. In de gevallen waar de gemeente nog geen gebruiksvergunning heeft afgegeven is getoetst aan de standaardeisen van bijlage 3 en 4 van de Modelbouwverordening van de VNG. In totaal werden ten aanzien van deze voorschriften 75 tekortkomingen geconstateerd. Bij 2 van de onderzochte sociale werkplaatsen werden deze voorschriften voor de volle 100% nageleefd. Soms betrof dit administatieve tekortkomingen, zoals het ontbreken van logboeken van het onderhoud van installaties, maar vaker betrof het zaken die direct met de veiligheid te maken hebben, zoals de aanwezigheid van obstakels in vluchtroutes, de aanwezigheid van brandbare materialen en tekortkomingen aan deuren (bijvoorbeeld het vastzetten van rook/brandwerende deuren, het op slot zitten van vluchtdeuren en het onvoldoende functioneren van zelfsluitende deuren). De tekortkomingen waren vrij gelijkmatig over de sociale werkplaatsen verspreid (van 0 tot 5) In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van alle meerdere malen geconstateerde tekortkomingen. In onderstaande grafiek zijn de meest voorkomende tekortkomingen bij de naleving van de gebruiksvoorschriften weergegeven.
15 14
9 Belemmering vluchtw eg
8
Brand-en rookdeuren vastgezet
7 6 6
Brandgevaarlijke situatie Zelfsluitende deuren functioneren onvoldoende Logboek onderhoud installaties ontbreekt Certificaat bekleding niet aanw ezig
4
Vluchtdeur op slot Blusmiddelen onvoldoende zichtbaar / bereikbaar
Grafiek 4: Aantal werkplaatsen met tekortkomingen op diverse onderwerpen van de gebruiksvoorschriften
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 17/32
Bij de helft van de onderzochte sociale werkplaatsen zijn belemmeringen aangetroffen in de vluchtwegen; in veel van deze gevallen waren de vluchtwegen door opslag van materialen (stoelen, dozen) of door het parkeren van rolcontainers niet goed bereikbaar.
Vastgezette brandwerende deur
Obstakels in vluchtweg. Het tweede onderwerp waarop veel tekortkomingen zijn geconstateerd betreft het vastzetten van branden/of rookwerende deuren. Deze deuren hebben in geval van brand een belangrijke functie om verdere uitbreiding van de brand en verspreiding van de rook te voorkomen. Veelal beseffen de gebruikers van het gebouw echter niet de specifieke functie van deze deuren, waardoor vanuit het gebruiksgemak de deuren worden vastgezet. Ook als deze deuren niet worden vastgezet blijkt dat ze vaak niet goed functioneren, VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 18/32
bijvoorbeeld door beschadiging aan de deur of het niet goed functioneren van deurdrangers, zodat de brand- en rookwerende werking teniet wordt gedaan. In een aantal werkplaatsen zijn brandgevaarlijke situaties aangetroffen, zoals gordijnen in de kantine die niet tegen brand waren geïmpregneerd, opslag van brandbare goederen in stookruimten en brandgevaarlijke elektrische installaties. Ook is gebleken dat gordijnen in de kantines vaak niet voorzien waren van een certificaat om aan te kunnen tonen dat deze geïmpregneerd zijn tegen brand. Bij 6 sociale werkplaatsen werd het vluchten belemmerd doordat enkele vluchtdeuren niet zonder sleutel geopend konden worden. Wanneer als gevolg van brand gevlucht moet worden, vormen afgesloten deuren een groot risico. Naast de veiligheid van het gebouw is ook de wijze waarop het gebouw gebruikt wordt van essentieel belang voor de brandveiligheid. Over het algemeen zijn deze tekortkomingen door de eigenaar makkelijk te verhelpen. Bijvoorbeeld een dagelijkse rondgang door het gebouw met extra aandacht voor het vrijhouden van de vluchtwegen en het vastzetten en functioneren van deuren kan al voldoende zijn om veel van deze tekortkomingen op te heffen. Daarnaast zou de eigenaar meer aandacht kunnen besteden aan de bewustwording van de gebruikers met betrekking tot een brandveilig gebruik van het gebouw. Omdat bij de sociale werkplaatsen de gebruikers minder zelfredzaam zijn, vraagt dit extra aandacht van de leidinggevenden en/of BHV’ers. 3.2.6
Overige bevindingen
Als brand uitbreekt en de aanwezigen moeten vluchten, dan is het belangrijk dat de routes waarlangs gevlucht wordt duidelijk zijn aangegeven en verlicht. Hiervoor is een vluchtrouteaanduiding en (voor delen van het gebouw) noodverlichting verplicht. Bij 3 sociale werkplaatsen ontbrak de verplichte noodverlichting geheel of gedeeltelijk. In 7 sociale werkplaatsen werd geconstateerd dat de vluchtrouteaanduiding onvoldoende was. In één werkplaats was nagenoeg het gehele gebouw niet voorzien van een vluchtrouteaanduiding. Bij 6 andere sociale werkplaatsen was sprake van kleinere tekortkomingen zoals het ontbreken van een enkele vluchtrouteaanduiding, een niet verlichte vluchtrouteaanduiding of het gebruik van verkeerde of verouderde symbolen. Wat betreft de trap-of vloerafscheidingen werd geconstateerd dat de afscheidingen ontbraken (3 keer), dat een te grote opening aanwezig was tussen de afscheiding en de vloer of trap (3 keer) en dat de hoogte van de afscheiding niet voldeed (1 keer).
3.3
Eisen voor nieuwbouw
In deze paragraaf zijn de resultaten weergegeven van de toetsing aan de minimumeisen die op grond van het nieuwbouwniveau Bouwbesluit 2003 op de onderdelen brandveiligheid, constructieve veiligheid en gebruiksveiligheid gelden voor nieuw te bouwen sociale werkplaatsen. Voor de eigenaar geeft deze vergelijking een extra indicatie van het veiligheidsniveau van de sociale werkplaats en het kan voor hem eventueel een aanleiding zijn om verbeteringen met betrekking tot de veiligheidsaspecten aan te brengen. Met de voorschriften voor de bestaande bouw is niet in alle gevallen een brandveilig gebruik gegarandeerd. In de MG 2003-19 en de daarbij behorende brochure vluchten bij brand wordt hierop uitgebreid ingegaan. De gemeente heeft de bevoegdheid om hogere eisen te stellen aan de VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 19/32
brandveiligheid van bestaande gebouwen, mits dit per geval goed wordt gemotiveerd (de zogenaamde discretionaire bevoegdheid). Het vereiste niveau kan daarbij nooit lager zijn dan het niveau voor de bestaande bouw in het Bouwbesluit 2003 en nooit hoger dan het niveau voor nieuwbouw. Omdat op grond van de VROM-regelgeving de sociale werkplaatsen evenwel niet verplicht zijn aan de Bouwbesluiteisen voor nieuwbouw te voldoen, wordt er in deze paragraaf niet gesproken over tekortkomingen, maar over verschillen met het nieuwbouwniveau. De Model-bouwverordening kent geen afzonderlijke voorschriften voor nieuwbouw. Aangezien de eisen ten aanzien van branddetectie en -bestrijding en vluchtrouteaanduiding op de onderzochte onderdelen voor de nieuwbouw identiek zijn aan die voor de bestaande bouw, zijn deze aspecten in dit hoofdstuk buiten beschouwing gelaten. Daar waar niet wordt voldaan aan de voorschriften van het Bouwbesluit voor de bestaande bouw wordt vanzelfsprekend ook niet voldaan aan de zwaardere eisen voor de nieuwbouw. In dit hoofdstuk zijn die tekortkomingen - die al in hoofdstuk 3.2 zijn weergegeven - dan ook niet opnieuw opgenomen. In het onderstaande overzicht is samengevat aan welke van toepassing zijnde voorschriften is getoetst. -
Eisen Bouwbesluit 2003 voor nieuwbouw • brandveiligheid * beperking uitbreiding van brand * vluchten * noodverlichting • constructieve veiligheid * brandwerendheid met betrekking tot bezwijken van de hoofddraagconstructie • gebruiksveiligheid * vloerafscheidingen * trapafscheidingen
In bijlage 5 van dit rapport is weergegeven aan welke voorschriften (artikelen) van de genoemde wet- en regelgeving in het kader van dit onderzoek is getoetst. Behalve de in de paragraaf 3.2 genoemde tekortkomingen ten aanzien van de eisen bestaande bouw zijn bij het onderzoek nog 64 verschillen met het nieuwbouwniveau van het Bouwbesluit 2003 geconstateerd. Dit had in 21 gevallen betrekking op het item ‘beperking uitbreiding brand’ en in 19 gevallen op het ‘vluchten’. Wat opvalt is dat het aantal verschillen beperkt is (gemiddeld 2 per sociale werkplaats). Verder voldoet het overgrote deel van de werkplaatsen aan de eisen van nieuwbouw wat betreft de lengte van de vluchtwegen en de breedte van de uitgangen. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de meerdere malen aangetroffen verschillen. Hieronder zijn de opmerkelijkste verschillen beschreven.
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 20/32
3.3.1
Beperking uitbreiding van brand
Naast de in paragraaf 3.2.1. genoemde 9 sociale werkplaatsen werd bij nog 18 andere sociale werkplaatsen geconstateerd dat er sprake was van brandcompartimenten die groter zijn dan 1000 m2. Bij grote brandcompartimenten kan het noodzakelijk zijn aanvullende maatregelen (bijvoorbeeld een sprinkler installatie) te treffen om een brandveilige situatie te creëren. In 2 gevallen was een sprinkler installatie in het gebouw aanwezig, maar waren in de dossiers geen concrete gegevens ten aanzien van de gelijkwaardigheid beschikbaar (de aanvrager dient de gelijkwaardigheid aan te tonen en van de gemeente mag verwacht worden dat men de gelijkwaardigheid toetst en - bijvoorbeeld door middel van vastlegging in de bouwvergunning- hierover een besluit neemt). 3.3.2
Vluchten
Bij 9 sociale werkplaatsen waren er één of meerdere deuren waarvan de hoogte en/of de breedte niet voldeed aan de nieuwbouwvoorschriften. Bij 4 sociale werkplaatsen werd geconstateerd dat bij enkele vluchtwegen de maximale loopafstanden werden overschreden, ook werd 4 keer geconstateerd dat deuren tegen de vluchtrichting indraaiden. 3.3.3
Overige bevindingen
Bij 6 sociale werkplaatsen werd geconstateerd dat de openingen in de afscheidingen van trappen groter waren dan de nieuwbouwvoorschriften aangeven. Verder ontbrak de noodverlichting bij 5 sociale werkplaatsen met een industriefunctie groter dan 900 m2.
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 21/32
4
Samenvatting en conclusies
Het onderzoek bij de sociale werkplaatsen is uitgevoerd om een landelijk beeld te krijgen van de naleving van de VROM-regelgeving op het gebied van veiligheid door eigenaren/gebruikers en van de wijze waarop gemeenten het toezicht invullen. De sociale werkplaatsen zijn in het kader van dit onderzoek niet uitputtend, maar op een aantal aspecten onderzocht. Ook is vanwege de grootte van de gebouwen in enkele gevallen een deel van het gebouw onderzocht. Het onderzoek heeft zich met name gericht op de bouwkundige aspecten en de gebruikseisen. In beperkte zin is ingegaan op de personele aspecten (bedrijfshulpverlening). Het onderzoek geeft geen antwoord op de vraag of een sociale werkplaats helemaal veilig is. Wel kan worden aangegeven waar zich mogelijke problemen voor kunnen doen ten aanzien van de veiligheid van sociale werkplaatsen. De sociale werkplaatsen zijn onderzocht op (brand)veiligheid omdat in deze bedrijven relatief veel mensen werken en deze mensen kwetsbaar zijn. Zij hebben vaak een beperking: lichamelijk, verstandelijk of psychisch en zijn daardoor minder zelfredzaam. Een veilig gebouw is daarbij essentieel. De gebouwen die zijn onderzocht zijn alle ontworpen met de functie sociale werkplaatsen. Bij de oorspronkelijke gebouwen is voldoende rekening gehouden met de mogelijkheid om snel en veilig te kunnen vluchten als een essentieel onderdeel van de brandveiligheid. Gebleken is dat de sociale werkplaatsen over het algemeen ruimschoots voldoen aan de toegestane loopafstanden en dat de totale breedte van de vluchtdeuren ook ruim voldoet. Hoewel de laatste jaren door gemeenten en eigenaren meer aandacht wordt besteed aan veiligheid in het algemeen en brandveiligheid in het bijzonder, zijn toch in bijna alle sociale werkplaatsen op het punt van brandveiligheid op meerdere onderdelen tekortkomingen gesignaleerd en worden de voorschriften door de eigenaar niet voldoende nageleefd. Vaak is dit geen kwestie van onwil, maar eerder van onwetendheid en tevens wordt het belang van schijnbaar ‘kleine’ afwijkingen nogal eens onderschat. Het zwaartepunt van de tekortkomingen ligt bij de bouwkundige aspecten (vooral bij het onvoldoende brandwerend zijn van de compartimentsscheidingen) en de gebruikseisen. Ook zijn bij enkele werkplaatsen wat betreft de alarmering tekortkomingen geconstateerd (het ontbreken van een brandmeldof/en ontruimingsinstallatie). De tekortkomingen wat betreft de brandwerendheid van de compartimenteringsscheidingen betroffen vooral het onvoldoende brandwerend afwerken van leidingdoorvoeren, brandkleppen in ventilatiekanalen die niet voldoen of ontbreken, deuren die niet voldoen, het niet doortrekken van de brandwerende scheidingen boven de verlaagde plafonds, het toepassen van te groot oppervlakte draadglas of materialen toegepast met onvoldoende brandwerendheid. Deze bouwkundige tekortkomingen ontstaan voor een belangrijk deel doordat bij allerlei verbouwingen van het gebouw onvoldoende rekening wordt gehouden met de brandveiligheid. VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 22/32
Het gebrek aan naleving van de gebruiksvoorschriften is ook een constatering die de aandacht vraagt. Regelmatig werden belemmeringen in de vluchtweg aangetroffen, waren deuren vastgezet, functioneerden deze onvoldoende en waren de deuren niet zonder sleutel te openen. Over het algemeen zijn deze tekortkomingen door de eigenaar makkelijk te verhelpen. Bijvoorbeeld een dagelijkse rondgang door het gebouw met extra aandacht voor het vrijhouden van de vluchtwegen en het vastzetten en functioneren van deuren kan al voldoende zijn om veel van deze tekortkomingen op te heffen. Ook kan de eigenaar meer aandacht besteden aan de bewustwording van de gebruikers met betrekking tot een brandveilig gebruik van het gebouw. Omdat een deel van de werknemers in beperkte mate informatie kan opnemen is herhaling belangrijk. Dit vraagt extra aandacht van de leidinggevenden en/of BHV’ers. Daarnaast zijn de organisatorische aspecten van belang. Deze zijn in het kader van dit onderzoek beperkt onderzocht en hebben zich beperkt tot enkele kwantitatieve items. In kwalitatieve zin kunnen over de BHV en bijkomende zaken geen uitspraken worden gedaan. Alle sociale werkplaatsen beschikken over een BHV-organisatie en bij 80% ervan vindt tenminste 1 keer per jaar een ontruimingsoefening plaats. Ook hier geldt dat gezien de minder zelfredzaamheid van de werknemers continue aandacht van het bedrijf voor de BHV en het snel en veilig ontruimen van het gebouw gewenst is. De mogelijke instorting van lichte platte daken als gevolg water accumulatie is ook een aandachtspunt. Bij 12 sociale werkplaatsen met een licht plat dak werd niet voldaan of bestonden twijfels of er werd voldaan aan de regelgeving ten aanzien van de wateraccumulatie. Bij 2 sociale werkplaatsen worden op korte termijn maatregelen genomen. Bij 10 sociale werkplaatsen is nader onderzoek nodig. Vergunningverlening en toezicht/handhaving door de gemeente. Van de onderzochte sociale werkplaatsen beschikten 5 niet over een gebruiksvergunning terwijl bij 5 andere sociale werkplaatsen de gebruiksvergunning niet actueel was. Sociale werkplaatsen dienen in verband met de minder zelfredzaamheid van de medewerkers een hoge prioriteit te hebben. Dit wordt bevestigd door het toekomstige gebruiksbesluit. Hierin is opgenomen dat bouwwerken waarin dagverblijf wordt geboden aan meer dan 10 lichamelijk of verstandelijk gehandicapte personen, gebruiksvergunningplichtig zijn. Alle sociale werkplaatsen zijn met een bouwvergunning gerealiseerd. Daarna zijn door de bedrijven verbouwingen doorgevoerd. Voor de bouwvergunningplichtige verbouwingen is niet consequent een bouwvergunning aangevraagd. Bij de controles van de gemeente in het kader van de gebruiksvergunning is dit door de gemeenten veelal niet opgemerkt. Dit leidt tot onvolledige en niet-adequate vergunningdossiers, waardoor de bouwkundige brandveiligheid onvoldoende is geborgd. Voor gemeenten zou het gebrek aan naleving aanleiding moeten zijn om meer en strenger te controleren en te handhaven. Daarnaast heeft de gemeente ook een voorbeeldfunctie als eigenaar/beheerder van het gebouw. Immers een gemeente vraagt andere eigenaren ook te voldoen aan de wet- en regelgeving op dit terrein. Op basis van de handleiding Preventie Activiteiten Plan (PREVAP) en gezien de beperkte zelfredzaamheid van de werknemers is een controlefrequentie van tenminste 1x per jaar wenselijk. Bij 12 sociale werkplaatsen vindt niet jaarlijks een controle door de gemeente plaats. Van gemeenten mag worden verwacht dat zij door effectief toezicht en handhaving de veiligheid van burgers waarborgen. Gesteld kan worden dat het toezicht door de gemeenten op de (brand)veiligheid in zijn algemeenheid kwalitatief niet adequaat wordt uitgeoefend. Het toezicht wordt teveel vanuit de afzonderlijke aspecten uitgeoefend (gemeentelijk toezicht richt zich met name op de gebruiksaspecten). Onvoldoende aandacht wordt besteed aan de bouwkundige aspecten.
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 23/32
Vergelijking met niveau nieuwbouw De bestaande sociale werkplaatsen zijn op grond van de VROM-regelgeving niet verplicht aan het nieuwbouwniveau van het Bouwbesluit 2003 te voldoen. Wel geeft deze vergelijking een goede indicatie hoe de veiligheid in de desbetreffende sociale werkplaatsen zich verhoudt tot een niveau dat bij nieuw te bouwen sociale werkplaatsen noodzakelijk is om van een veilige situatie te kunnen spreken. De meeste verschillen met het nieuwbouwniveau zijn geconstateerd bij het item ‘beperking uitbreiding van brand’. In totaal hebben 25 sociale werkplaatsen een compartimentsgrootte groter dan 1000 m2. Daarnaast zijn bij het item ‘vluchten’ verschillen geconstateerd die voor een groot deel betrekking hebben op de hoogte van de deuren (7 keer) en op de lengte van vluchtwegen (4 keer) en op de draairichting van de deuren (2 keer). Voor het overgrote deel voldoen de sociale werkplaatsen op de belangrijke onderdelen van het vluchten, namelijk de lengte van de vluchtwegen en de breedte van de uitgangen, aan de eisen van het nieuwbouwniveau.
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 24/32
5
Aanbevelingen
Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek is een aantal aanbevelingen geformuleerd. Deze aanbevelingen kunnen een bijdrage leveren aan verbetering van de naleving van de wet- en regelgeving, wat weer bijdraagt aan de veiligheid van de werknemers van de sociale werkplaatsen in Nederland. De aanbevelingen zijn onderscheiden naar respectievelijk de gemeenten, de eigenaren, de branche organisatie. Eigenaren - Wees bewust van de aanwezigheid van brand- en rookcompartimenten en zorg ervoor dat deze blijven voldoen aan de eisen. Let daarbij vooral op doorvoeren, de zelfsluitendheid van deuren en het doortrekken van de brandwerende scheidingen boven de plafonds. Neem bij bouwkundige wijzigingen altijd contact op met de gemeente om te vernemen of een bouwvergunning vereist is. Zorg dat de vluchtmogelijkheden onbelemmerd zijn te benutten. Let daarbij op deuren die niet zonder sleutel te openen zijn en obstakels in de vluchtroute (dozen, rolcontainers, etc.). - Zorg dat de installaties op het gebied van brandveiligheid aanwezig zijn en goed functioneren en dat de bijbehorende administratie op orde is (certificaten en bijgewerkte logboeken). - De organisatie rond de ontruiming en de hulpverlening is een continu proces. Zorg ervoor dat ook de kwalitatieve invulling daarvan op peil blijft. - Om de samenhang (bouwtechnisch, installatietechnisch, gebruikstechnisch en organisatorisch) te waarborgen is het verstandig om één persoon verantwoordelijk te maken voor de (brand)veiligheid van het gebouw. - Geef binnen het bedrijf de nodige voorlichting zodat het bewustzijn van de werknemers op het gebied van de brandveiligheid wordt vergroot. Dit aspect verdient extra aandacht gezien de beperkte zelfredzaamheid van de werknemers. Hier ligt een belangrijke taak voor de leidinggevenden en BHV’ers. - Daar waar sprake is van een risicovol licht plat dak en er twijfels bestaan of er voldaan wordt aan de regelgeving met betrekking tot wateraccumulatie, is het een aanbeveling om een nader onderzoek uit te voeren en eventueel aanvullende maatregelen te nemen. Gemeenten - Zorg ervoor dat het toezicht op de sociale werkplaatsen kwalitatief (volledigheid, integraliteit en diepgang) en bij een deel van de onderzochte gemeenten ook kwantitatief (verhoging frequentie) verbeterd wordt. Vooral de bouwkundige aspecten (ook de vergunningsvrije) verdienen meer aandacht. De impact hiervan op de brandveiligheid kan groot zijn. Een goede samenwerking tussen het gemeentelijk bouw en woningtoezicht (BWT) en de brandweer is daarbij een voorwaarde. Verder is het gezien de beperkte zelfredzaamheid van de werknemers gewenst om voor de sociale werkplaatsen een toezichtfrequentie van 1 keer per jaar te hanteren.
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 25/32
-
Geef (waar dat nog niet is gebeurd) zo spoedig mogelijk gebruiksvergunningen af en zorg ervoor dat niet actuele vergunningen worden geactualiseerd (dit mede gezien de voorbeeldfunctie). Besteed de nodige aandacht aan de uitleg van wet- en regelgeving richting de eigenaren/gebruikers.
Brancheorganisatie Cedris - Breng het onderwerp brandveiligheid onder de aandacht van de leden. - Geef informatie aan de leden waar op gelet moet worden d.m.v. bijv. een wegwijzer, om zodoende de kennis van de regelgeving en het bewustzijn ten aanzien van (brand)veiligheidsaspecten te vergroten. - Attenderen op (extra) risico’s bij minder zelfredzame gebruikers.
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 26/32
Bijlage 1 Bevindingen toetsing aan niveau bestaande bouw van Bouwbesluit 2003 en Modelbouwverordening Aantal gebouwen waarbij strijdigheden zijn geconstateerd (n=30) Beperking uitbreiding brand WBDBO wanden te gering Deur(en) niet zelfsluitend Brandcompartiment te groot WBDBO stook-/technische ruimte te gering WBDBO t.o.v. perceelsgrens te gering
24 10 9 6 2
Vluchten bij brand Weerstand tegen rookdoorgang te gering Geen zelfsluitende deur in rookcompartimentscheiding Schuif- of roldeur als vluchtdeur Toegepaste materialen voldoen niet
7 2 2 2
Noodverlichting Noodverlichting ontbreekt geheel of gedeeltelijk Vluchtrouteaanduiding (vra) Vra ontbreekt op 1 of meerdere plaatsen 1 of meerdere vra’s branden niet
3 9 3
Risicovolle platte daken Nader onderzoek noodzakelijk Branddetectie en –bestrijding Ontruimingsinstallatie ontbreekt Certificaat ontruimingsinstallatie ontbreekt Certificaat brandmeldinstallatie ontbreekt Brandmeldinstallatie ontbreekt Blusmiddelen gedeeltelijk niet gekeurd
12 6 6 5 3 2
Trapafscheidingen Trapafscheiding ontbreekt
2
Vloerafscheidingen Opening tussen vloer en afscheiding te groot
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
2
Pagina 27/32
Bijlage 2 Bevindingen toetsing aan niveau nieuwbouw van Bouwbesluit 2003
Aantal gebouwen waarbij verschillen zijn geconstateerd (n=30) Beperking uitbreiding brand Brandcompartiment te groot WBDBO wanden te gering Deur(en) niet zelfsluitend WBDBO stook-/technische ruimte te gering WBDBO t.o.v. perceelsgrens te gering
27 24 10 6 3
Vluchten bij brand Deuren niet voldoende breed en/of hoog Weerstand tegen rookdoorgang te gering Tegen vluchtrichting indraaiende deur Loopafstanden te groot Geen zelfsluitende deur in rookcompartimentscheiding Schuif- of roldeur als vluchtdeur Toegepaste materialen voldoen niet
8 7 4 4 2 2 2
Noodverlichting Noodverlichting ontbreekt geheel of gedeeltelijk
7
Trapafscheidingen Openingen te groot Hoogte trapafscheiding te gering Trapafscheiding ontbreekt
6 3 2
Vloerafscheidingen Hoogte afscheiding te gering Openingen in afscheiding te groot Opening tussen vloer en afscheiding te groot
4 2 2
NB In de tabel zijn alleen verschillen weergegeven die in meerdere sociale werkplaatsen zijn geconstateerd.
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 28/32
Bijlage 3 naleving gebruiksvoorschriften
Belemmeringen in vluchtweg Brand/rookdeuren vastgezet Zelfsluitende deuren functioneren onvoldoende Logboek onderhoud niet aanwezig Certificaten bekleding niet aanwezig Vluchtdeuren op slot Blusmiddelen niet bereikbaar/onvoldoende zichtbaar door obstakels Brandbare stoffen aanwezig Brandbare stoffen in vluchtroute
Aantal gebouwen waarbij strijdigheden zijn geconstateerd (n=30) 15 14 8 7 6 6 4 3
2
NB In de tabel zijn alleen verschillen weergegeven die in meerdere sociale werkplaatsen zijn geconstateerd.
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 29/32
Bijlage 4 Bevindingen overige controlepunten
Ja Bedrijfshulpverlenings(BHV)organisatie aanwezig BHV-er(s) aanwezig tijdens controle Veiligheidsinstructie voor personeel aanwezig Ontruimingsoefening gehouden (1x per jaar) Controle door gemeente tijdens realisatie Controle door gemeente bij gereedmelding Periodieke controle door brandweer (1x per jaar) Tekortkomingen bij laatste controle brandweer Handhavend opgetreden n.a.v. tekortkomingen
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
30 21 30 24 14 14 18 18 5
Nee
Geen gegevens 9
6 14 14 12 7 13
2 2
Pagina 30/32
Bijlage 5 Regelgeving waaraan is getoetst
BESTAANDE BOUW
NIEUWBOUW
BRANDVEILIGHEID Beperking uitbreiding brand Bb 2.113 lid 1, 2 Bb 2.112 lid 1,4,5,6,7 Vluchten Bb 2.151 lid 2, 5 Bb 2.151 lid 3, 4 Bb 2.141, Bb 2.142 lid 2, Bb 2.143, Bb 2.144 lid 3 Bb 2.152 lid 1, 2, 3, 4, 6 Bb 2.161 lid 1 Bb 2.163 lid 1, 2, 3, 4 Bb 2.165 Bb 2.176 lid 1 Bb 2.177 lid 1,2 Bb 2.180 lid 1, 2 Bb 2.99 Bb 2.100 Bb 2.101 Bb 2.102 Bb 2.131 lid 1, 3 Bb 2.132 Bb 2.133 Noodverlichting en vluchtrouteaanduiding Bb 2.66 lid 1, 3 ,4 Bb 2.67 Mbv 5.2.1 jo 2.6.9 lid 1, 2
Bb 2.106 lid 1, 5 Bb 2.105 Bb 2.146 lid 10, 11 Bb 146 lid 8, 9, 12, 14 Bb 2.135, Bb 2.136 lid 2, 3, 4, Bb 2.137, Bb 2.138 lid 3 Bb 2.146 lid 16 Bb 2.148 lid 2, 3, 4, 5 Bb 2.154 lid 1 Bb 2.156 lid 1,2, 3, 5, 6, 7 Bb 2.158 Bb 2.167 lid 1 Bb 2.168 lid 1, 2 Bb 2.171 lid 3 Bb 2.92 Bb 2.93 lid 1, 2, 3, 5 Bb 2.94 lid 1, 2 Bb 2.95 Bb 2.126 lid 1, 4, 5 Bb 2.127 Bb 2.128 Bb 2.59 lid 1, 3, 4 Bb 2.60 idem
CONSTRUCTIEVE VEILIGHEID Ww 40 Bb 2.6 lid 1, 2 Bb 2.12 lid 1, 3, 4
Ww 40 Bb 2.2 lid 1, 2, 3 Bb 2.9 lid 1, 4, 6
GEBRUIKSVEILIGHEID Bb 2.20 Bb 2.21
Bb 2.36
Bb 2.15 Bb 2.16 Bb 2.17 Bb 2.18 Bb 2.30
BRANDDETECTIE EN -BESTRIJDING Bb 2.196
Mbv 6.1.1, 6.1.2 Mbv 2.6.2 + bijlage 10 Mbv 2.6.6 + bijlage 11
Bb 2.191 lid 2 Bb 2.192 lid 3 Bb 2.193 idem idem idem
GEBRUIKSEISEN BOUWVERORDENING Mbv 6.2.1 + bijlage 3 en 4 Bb = Bouwbesluit, Ww = Woningwet, Mbv = Modelbouwverordening, VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
idem
Pagina 31/32
Bijlage 6 Onderzochte sociale werkplaatsen
VI Regio
Sociale werkplaats
Gemeente
Noord
DSW Stadspark Trio-Bedrijven Oostergo Trion Reestmond Alescon Sallcon Groep SWB Midden Twente NoordWestGroep Felua-groep Permar Breed Tomingroep BV IW4 Bedrijven Paswerk Op/maat Concern voor Werk NV Baanstede Haeghe Groep Drechtwerk DZB Leiden Patijnenburg De Betho BV Lété BSW Bedrijven Weener Groep WML Atlant Groep WAA Groep De Risse Groep
Groningen Hoogezand-S. Dongeradeel Kollumerland Meppel Hoogeveen Deventer Hengelo Steenwijkerland Apeldoorn Ede Nijmegen Hilversum Veenendaal Haarlemmermeer Hoorn Noordoostpolder Purmerend Den Haag Dordrecht Leiden Westland Goes Middelburg Breda Den Bosch Waalwijk Helmond Venlo Weert
Oost
Noord-West
Zuid-west
Zuid
VROM-Inspectie Onderzoek veiligheid sociale werkplaatsen
Pagina 32/32