RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR SOCIALE VEILIGHEID De Kraanvogel
Plaats BRIN nummer Onderzoeksnummer Datum onderzoek Datum vaststelling
: : : : :
Vorden 06PN|C1 273298 14 en 16 januari 2014 10 maart 2014
Pagina 2 van 18
INHOUDSOPGAVE VASTSTELLING RAPPORT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 1
INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
2
BEVINDINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
3
CONCLUSIE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 BIJLAGE 1 OORDELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Pagina 3 van 18
Pagina 4 van 18
VASTSTELLING RAPPORT Dit rapport bevat de resultaten van een onderzoek naar sociale veiligheid dat de inspectie uitvoerde op 14 en 16 januari 2014. Het rapport is vastgesteld door dr. A. Jonk, hoofdinspecteur primair onderwijs en expertisecentra, te Utrecht op 10 maart 2014.
Pagina 5 van 18
1
INLEIDING Op 14 en 16 januari 2014 heeft de inspectie basisschool De Kraanvogel bezocht. Op 7 en 11 november 2013 heeft de inspectie signalen ontvangen over mogelijke tekortkomingen in de sociale veiligheid op deze school. De inspectie heeft naar aanleiding hiervan een interne risicoanalyse uitgevoerd. Op 6 december 2013 heeft de inspectie de signalen en de risicoanalyse met het bestuur besproken. Naar aanleiding van dit gesprek is besloten om de door het bestuur voorgenomen maatregelen af te wachten, maar indien nodig begin januari 2014 een onderzoek uit te voeren om eventuele tekortkomingen op het gebied van de sociale veiligheid vast te stellen en na te gaan of de sociale veiligheid in voldoende mate wordt geborgd. In de maand december is er meerdere keren contact geweest tussen het bestuur en de inspectie over de stand van zaken. Op 6 januari 2014 heeft de inspectie opnieuw een signaal over de veiligheid op de Kraanvogel ontvangen. De inspectie acht het naar aanleiding daarvan noodzakelijk een breed onderzoek uit te voeren naar de sociale veiligheid op de Kraanvogel, teneinde een oordeel over de situatie te kunnen geven. Een belangrijke overweging daarbij was om, gegeven het klaarblijkelijk voortduren van de situatie waarin signalen over sociale onveiligheid ontstaan, vast te stellen in hoeverre de sociale veiligheid op de school voldoende wordt geborgd en toereikende maatregelen zijn getroffen. Toezichthistorie Op 6 maart 2007 werd op de Kraanvogel vastgesteld dat de sociale veiligheid op de school onvoldoende in de kwaliteitszorg geborgd was. Er was geen beleid vastgelegd ter voorkoming en afwikkeling van incidenten. Evenmin beschikte de school over een incidentenregistratie. Leerlingen en leerkrachten werden niet tweejaarlijks geënquêteerd over de ervaren sociale veiligheid. Destijds heeft de inspectie geen oordeel gegeven over de sociale vaardigheden van de kinderen. De school beschikte niet over betrouwbare en valide opbrengstgegevens van de leerlingen van groep 7 en/of 8. In het rapport staat tevens vermeld dat de school met ingang van schooljaar 2007-2008 gebruik gaat maken van een observatie-instrument waarmee de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen wordt gevolgd. De inspectie heeft in februari 2009 signalen ontvangen over de sociale veiligheid op de Kraanvogel die overeenkomen met de recente signalen. Destijds hebben
Pagina 6 van 18
de signalen in maart 2009 geleid tot een gesprek tussen inspectie en het bestuur. Er zijn afspraken gemaakt over maatregelen die het bestuur neemt om de sociale veiligheid te verbeteren. Op 6 september 2010 is de Kraanvogel in het kader van een vierjaarlijks onderzoek bezocht door de inspectie. Destijds zijn de opbrengsten, de leerlingenzorg, de kwaliteitszorg en de naleving van wet- en regelgeving onderzocht. Aan de school werd een basisarrangement toegekend. Eén opbrengstindicator en een aantal indicatoren op het gebied van zorg en begeleiding en kwaliteitszorg werden tijdens dit vierjaarlijks onderzoek als onvoldoende beoordeeld. De indicatoren die betrekking hebben op sociale veiligheid maakten geen deel uit van het onderzoek. Onderzoeksopzet Het onderzoek op 14 en 16 januari 2014 bestond uit de volgende activiteiten: • Onderzoek en analyse van documenten en gegevens over de school die bij de inspectie aanwezig zijn. • Analyse van documenten die de school voorafgaand aan het schoolbezoek heeft toegestuurd en tijdens het schoolbezoek heeft overhandigd. Het betreft: de schoolgids, het schoolplan 2007-2011 en de categorieënanalyse van het meetinstrument sociale competenties voor de groepen 3 tot en met 7. • Afname van vragenlijsten over de veiligheidsbeleving in de groepen 6, 7 en 8. In totaal hebben 54 van de 59 leerlingen in deze groepen een vragenlijst ingevuld. • Op de school zijn gesprekken gevoerd met door de inspectie geselecteerde leerlingen. Het betreft gesprekken met 26 van de 30 leerlingen in groep 8, en een gesprek met drie leerlingen uit groep 6 en vier leerlingen uit groep 7. • Afname van vragenlijsten over de veiligheidsbeleving bij leraren. In totaal hebben 9 van de 10 aanwezige leraren een vragenlijst ingevuld. • Op de school is een gesprek gevoerd met 8 leraren. • Het uitvoeren van observaties in de school en op het schoolplein. • Gesprekken met 48 ouders van leerlingen uit groep 7 en 8, verdeeld over twee groepen, alsmede gesprekken met de interne vertrouwenspersonen voor ouders en leraren, de externe vertrouwenspersoon en met de oudergeleding van de medezeggenschapsraad. • Tevens zijn gesprekken gevoerd met de intern begeleider en de plaatsvervangend directeur (beiden ook leraar), de directeur en het dagelijks bestuur en de Raad van Toezicht.
Pagina 7 van 18
•
Aan het eind van het schoolbezoek heeft de inspectie een afsluitend gesprek gevoerd met de plaatsvervangend directeur, de beoogde interimdirectie en de voorzitters van het dagelijks bestuur en de Raad van Toezicht.
Toezichtkader De inspectie heeft zich bij haar onderzoek gebaseerd op het Toezichtkader po/vo 2012 en de notitie Analyse en waarderingen van opbrengsten primair onderwijs. Opbouw rapport In hoofdstuk 2 van dit rapport beschrijft de inspectie de bevindingen die uit haar onderzoek op De Kraanvogel naar voren zijn gekomen. In hoofdstuk 3 volgt de conclusie. Bijlage 1 van dit rapport bevat een overzicht van de bij dit onderzoek gebruikte indicatoren en de oordelen van de inspectie daarover.
Pagina 8 van 18
2
BEVINDINGEN Context Basisschool de Kraanvogel is gelegen in de dorpskern Kranenburg die deel uitmaakt van de gemeente Bronckhorst. De school heeft zo’n 130 leerlingen die verdeeld zijn over zeven groepen. De school valt onder het schoolbestuur Stichting Samenwerkingsschool Kranenburg e.o. Het bevoegd gezag bestaat uit een dagelijks bestuur en een Raad van Toezicht. Zoals uit het onderzoek naar voren is gekomen, heeft het bestuur van de Kraanvogel in april 2013 signalen ontvangen van enkele ouders omtrent de sociale veiligheid op de school. Deze signalen hadden onder meer betrekking op de situatie in groep 8. Hierover hebben in de periode april tot en met december 2013 gesprekken plaatsgevonden tussen bestuur-ouders, bestuur-directeur, bestuur-vertrouwensinspecteur, bestuur-ouders-interne- en externe vertrouwenspersonen. Kort daarna is er een wisseling geweest in de directie. Per 1 januari 2014 heeft de directeur, die tevens leerkracht is van groep 8, zijn taken als directeur neergelegd. De plaatsvervangend directeur neemt de taken waar totdat er een interim-directeur is aangesteld. Algemeen beeld Het waarborgen van sociale veiligheid, waaraan ook het ontwikkelen van sociale competenties bijdraagt, is een belangrijke verantwoordelijkheid van scholen. De inspectie heeft onderzocht hoe het op de Kraanvogel is gesteld met de sociale veiligheid, wat de school doet om sociale competenties te ontwikkelen en of de school de sociale veiligheid en een veilig schoolklimaat in voldoende mate waarborgt. De directe aanleiding voor het onderzoek betreft signalen van een aantal ouders dat hun kinderen zich niet veilig voelen op de Kraanvogel. De signalen wezen op mogelijke tekortkomingen in het pedagogisch klimaat en het pedagogisch handelen. De inspectie heeft in het onderzoek vastgesteld dat op de school een duidelijk pedagogisch beleid ontbreekt. Leraren en schoolleiding geven daar op eigen en uiteenlopende wijze invulling aan. Er zijn geen heldere regels, noch afspraken of beleid over de pedagogische omgang. Evenmin is sprake van een cultuur waarin het pedagogische handelen onderdeel is van intercollegiaal overleg of een gemeenschappelijk gedragen schoolpraktijk.
Pagina 9 van 18
De (gedrags-)grenzen van wat wel en niet kan zijn voor leerlingen, maar ook voor leraren en directie, niet duidelijk. Sommige leerlingen ervaren een bejegening die leidt tot gevoelens van onveiligheid. De inspectie heeft daarbij vastgesteld dat er in praktijk noch beleid voldoende waarborgen zijn ingebouwd dat deze situatie afdoende wordt onderkend en tijdig en structureel wordt verbeterd. Niet alleen kan het gebrek aan een geëxpliciteerd pedagogisch beleid leiden tot aantasting van de veiligheidsbeleving van leerlingen, maar vanwege het ontbreken van een beleid gericht op borging van de sociale veiligheid van leerlingen en personeel ontbreekt het ook aan voldoende mogelijkheden om deze tekorten tijdig te signaleren en op te lossen. Het bovenstaande oordeel van de inspectie wordt hierna toegelicht. Daarbij komen de in de inleiding genoemde aspecten aan bod, te weten: de sociale veiligheid, het veiligheidsbeleid, de sociale competenties, het leerstofaanbod en het schoolklimaat. Tevens wordt een onderbouwing gegeven van de als onvoldoende beoordeelde indicatoren 2.5, 4.2 t/m 4.7 en 4.11. Sociale veiligheid Leerlingen Vanwege de door de inspectie ontvangen signalen over de veiligheidsbeleving van (een aantal) leerlingen, heeft de inspectie de beleving van de sociale veiligheid en het welbevinden van de leerlingen onderzocht. Uit de vragenlijsten die door de inspectie onder de leerlingen in de groepen 6, 7 en 8 zijn afgenomen, komt naar voren dat de meeste leerlingen met plezier naar school gaan. Ze kennen een hoog cijfer toe aan hun school. Leerlingen geven aan dat ze op school leren om rekening te houden met anderen en dat ze aandacht krijgen van hun juf/meester als dat nodig is. De door de leerlingen in de vragenlijst gescoorde antwoorden laten al met al zien dat een aanzienlijk deel van de leerlingen zich veilig voelt. Dat geldt echter niet voor alle leerlingen. Een substantieel deel, ongeveer een kwart van de leerlingen die de vragenlijst heeft ingevuld, geeft daarin aan dit schooljaar te zijn gepest, geschopt of geslagen, en enkele leerlingen geven aan zich niet veilig voelen. De inspectie heeft gesprekken gevoerd met het merendeel van de leerlingen in groep 8 en een aantal leerlingen uit de groepen 6 en 7. Een deel van de leerlingen geeft aan het op school prettig te vinden en zich veilig te voelen. Een aantal leerlingen geeft echter aan zich niet veilig te voelen. Leerlingen geven aan zich onheus bejegend te voelen of gekleineerd, soms fysiek en ruw bejegend te worden, en soms bang te zijn voor (door hen als onverwacht)
Pagina 10 van 18
streng of onterecht ervaren optreden van de leerkracht. Leerlingen geven aan dit intimiderend te vinden. Een deel van de leerlingen geeft aan zich onveilig te voelen, doordat zij dit zelf hebben ondervonden, omdat zij bij dergelijke voorvallen aanwezig zijn geweest of omdat zij ervan hebben gehoord. De door leerlingen genoemde voorvallen stemmen overeen met de signalen die de inspectie heeft ontvangen en worden bevestigd door een aanzienlijk deel van de leerlingen, ook door leerlingen die dat niet zelf hebben ondergaan. Ouders Een groot deel van de ouders waarmee de inspectie gesproken heeft, geeft aan de Kraanvogel voor hun kind als een veilige plek te ervaren. De inspectie heeft van veel ouders vernomen dat hun kind het prettig vindt op school en dat hun kind er veel leert. Uit gesprekken met een aantal andere ouders komt naar voren dat leerlingen, waaronder hun kinderen, de school als onveilig ervaren vanwege het handelen van de leerkracht van hun kind. Ouders wijzen daarbij op de als intimiderend ervaren bejegening, zowel in de algemene benadering als in situaties waarin sprake is van corrigerend handelen. Leraren In de vragenlijsten die onder de leraren zijn afgenomen, geven leraren aan dat er in hun beleving overwegend op een positieve wijze wordt omgegaan met de leerlingen. De leraren voelen zich veilig op school, zo komt uit de vragenlijst naar voren, want ze geven aan zelf geen ervaringen te hebben met agressie en geweld op school. Leraren verschillen van mening over het al dan niet aanwezig zijn van een incidentenregistratie en de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon waar leerlingen terecht kunnen. Ook zijn er uiteenlopende antwoorden gegeven op de vraag of klachten van leerlingen en/of personeel die te maken met (on)veiligheid door de school worden opgepakt. In de gesprekken die met leraren zijn gevoerd, kwam een ander beeld naar voren over de ervaren veiligheid in het team. Enkele leraren geven aan dat zij zich niet altijd veilig voelen op de school. Er zijn ook leraren die aangeven zich niet in de positie te voelen om dat bespreekbaar te maken. Ook hier geldt dat door leraren genoemde voorbeelden van onveiligheid voor leerlingen, overeenkomen met de signalen die de inspectie heeft ontvangen. De inspectie stelt al met al vast dat er een uiteenlopend beeld naar voren komt over de ervaring van welbevinden en sociale veiligheid door leerlingen, ouders en leraren: van uitermate onveilig tot zeer prettig en veilig.
Pagina 11 van 18
Pagina 12 van 18
Kaders voor sociale veiligheid Op de Kraanvogel ontbreken duidelijke kaders voor sociale veiligheid en is er geen goed voorbeeldgedrag door de schoolleiding. Daarbij heeft de school geen zicht op de veiligheidsbeleving en mist een aanbod en volgsysteem voor sociale competenties. Veiligheidsbeleid De inspectie heeft vastgesteld dat de school niet beschikt over een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen van incidenten en de afhandeling daarvan, en beoordeelt de indicatoren 4.5 en 4.6 als onvoldoende. Onderdeel daarvan zijn duidelijke regels over gewenst en niet gewenst gedrag. Hoewel een deel van de regels is opgenomen in de schoolgids, gelden op de school ook uiteenlopende regels, afhankelijk van de leerkracht. Ook ontbreken een pestprotocol en een gedragscode die de omgang betreffen tussen leerlingen onderling, tussen leerlingen en personeelsleden en eventueel tussen personeelsleden en ouders. Er is binnen de school niet vastgelegd hoe gereageerd wordt op incidenten. Evenmin beschikt de school over een visie of beleid op de waarborging van sociale veiligheid. Ook in een regeling voor nazorg voor slachtoffers van incidenten, waaronder gesprekken met vertrouwenspersonen of personeelsleden, is niet voorzien. Inzicht in de veiligheidsbeleving De school brengt niet regelmatig in kaart of leerlingen en leraren zich veilig voelen in de school en op het schoolterrein. De school kan derhalve niet aantonen dat leerlingen en leraren zich veilig voelen. De school heeft daardoor ook geen goed inzicht in de sociale veiligheid en het welbevinden van leerlingen en personeel, en kan niet tijdig maatregelen voor verbetering treffen wanneer dat nodig zou zijn. Ook is er geen incidentenregistratie, die de school kan helpen signaleren of er sprake kan zijn van sociaal onveilige situaties op de Kraanvogel. De inspectie beoordeelt de indicatoren 4.2, 4.3 en 4.4 daarom als onvoldoende. Sociale competenties Aanbod sociale competenties De kerndoelen vragen van scholen aandacht te geven aan het aanleren van uiteenlopende aspecten van sociale competenties. Daarmee wordt ook bijgedragen aan een goede onderlinge omgang op de school. Het onderwijs op de Kraanvogel omvat activiteiten waarmee de leerlingen hun sociale competenties kunnen ontwikkelen. Een voorbeeld hiervan zijn activiteiten
Pagina 13 van 18
waarbij oudere en jongere kinderen samenwerken. Er is echter geen sprake van een samenhangend programma of thema’s met lesdoelen. Het is niet duidelijk welke leerdoelen de school nastreeft en hoe deze op een planmatige manier in het aanbod zijn opgenomen. Een dekkend aanbod voor sociale competenties ontbreekt, zodat indicator 2.5 als onvoldoende beoordeeld wordt. Opbrengsten sociale competenties De Kraanvogel heeft sinds zes jaar een genormeerd instrument om de sociaalemotionele ontwikkeling van de leerlingen te volgen. De sociale competenties van de leerlingen worden echter incidenteel en niet voor alle groepen in beeld gebracht. Tevens worden met de wel verrichte metingen geen analyses uitgevoerd. De laatste drie jaar heeft in groep 8 geen meting van de sociaalemotionele ontwikkeling plaatsgevonden. De inspectie kan hierdoor geen oordeel geven over de sociale competenties van de leerlingen in groep 8 over de laatste drie schooljaren (indicator 1.5). Wel merkt de inspectie op dat de resultaten van de leerlingen in de huidige groep 8 vorig jaar een zorgelijk beeld lieten zien. De school heeft deze gegevens over de opbrengsten sociale competenties niet geanalyseerd en er geen specifieke maatregelen op ingezet. Schoolklimaat Sociale veiligheid en een positief schoolklimaat staan niet los van het pedagogisch handelen. Op basis van de documenten van de school en de gesprekken met leerlingen, leraren en de schoolleiding constateert de inspectie dat een samenhangend pedagogisch beleid ontbreekt. De leraren geven daar op een eigen manier invulling aan, zodat geen sprake is van eenduidig pedagogisch handelen. De omgang met en verwachtingen van leerlingen, de afspraken en regels en de manier van corrigeren zijn leerkrachtafhankelijk. Dat leidt tot onduidelijkheid voor leerlingen. Er zijn geen afspraken over de gewenste omgang met leerlingen. Ook is er geen professionele cultuur die voorziet in onderling overleg of onderling corrigeren wanneer daar aanleiding toe zou zijn. Dat betekent dat ongewenste situaties niet worden besproken of als gemeenschappelijke verantwoordelijkheid worden gezien. Dit heeft tot gevolg dat voor leerlingen, leraren en directie niet duidelijk is wat wel en niet kan, wanneer grenzen worden overschreden, en wat de gewenste omgang is. De inspectie beoordeelt indicator 4.7 daarom als onvoldoende. Rond de Kraanvogel ontbreekt een professionele en open cultuur. Een cultuur waarbij de gang van zaken ter discussie kan staan en waarbinnen signalen en incidenten besproken worden. Dit betekent ook dat vanuit verschillende standpunten en perspectieven gereflecteerd kan worden om signalen tijdig op te merken, te kunnen leren en in te grijpen waar dat wenselijk is. Met andere
Pagina 14 van 18
woorden: er is in onvoldoende mate sprake van een schoolklimaat waarin zorgen gedeeld en incidenten besproken kunnen worden. Een goed pedagogisch en open schoolklimaat hangt af van de inzet van alle betrokkenen: het pedagogisch handelen van individuele leraren, de verantwoordelijkheid van het team voor een gemeenschappelijk gedragen professionele cultuur, en van de schoolleiding voor het bevorderen en zo nodig toezien daarop. De inspectie constateert op basis van de gesprekken met het personeel van de school dat, hoewel individuele leraren soms blijk geven van ideeën over wat binnen de school wel of niet goed gaat, als team geen gemeenschappelijke koers wordt ervaren of nagestreefd. Evenzo constateert de inspectie dat de schoolleiding volgens een deel van de leraren geen voorbeeldgedrag toont, en concludeert de inspectie dat binnen de school onduidelijk is wanneer gedrag van leraren pedagogische grenzen overschrijdt. Enkele leraren geven aan niet te weten hoe zij sommige voorvallen moeten duiden; vanwege het ontbreken van afspraken en regels en het ontbreken van een cultuur om daarover samen te spreken, geven ze aan het lastig vinden om te bepalen of een voorval wel of niet grensoverschrijdend is. De inspectie heeft geen praktijken of beleid aangetroffen van bevordering van een gemeenschappelijk pedagogisch beleid of een professionele schoolcultuur gericht op intercollegiale reflectie op pedagogisch handelen en sociale veiligheid. De inspectie beoordeelt indicator 4.11 daarom als onvoldoende. Het ontbreken van een professionele cultuur waarin dergelijke zaken op een goede manier besproken kunnen worden, leidt ertoe dat verschil van mening over wat de grenzen zijn in het handhaven van regels tot spanningen binnen of rond de school kan leiden. Het belang van een open cultuur blijkt te meer wanneer sprake zou kunnen zijn van zaken die verbetering vragen. Een sfeer waarin vragen of zorgen gedeeld en besproken kunnen worden, voorkomt onjuiste beelden of maakt vroegtijdig corrigeren mogelijk. Uit de gevoerde gesprekken blijkt echter dat een deel van de leerlingen, de ouders en de leraren zich niet vrij voelt om de gevoelens van onveiligheid en de voorvallen die daartoe de aanleiding zijn met anderen te bespreken. Bedoelde leerlingen, ouders en leraren geven aan bang te zijn voor mogelijke negatieve bejegening van de leerlingen die het betreft of henzelf. Sturing Hiervoor is aangegeven dat het ontbreekt aan waarborgen in de zin van een beleid voor sociale veiligheid, een duidelijk en gemeenschappelijke pedagogisch beleid en een professionele organisatiestructuur. De inspectie stelt daarbij bovendien vast dat er geen duidelijke scheiding van rollen en
Pagina 15 van 18
verantwoordelijkheden bestaat tussen team en schoolleiding, plaatsvervangend directeur en directeur, schoolleiding en bestuur, en bestuur en Raad van Toezicht. Een afbakening van taken en verantwoordelijkheden tussen de genoemde groepen is onduidelijk of in de praktijk niet aanwezig. Dit betekent onder meer dat onduidelijk is wie, als daarvoor aanleiding is, kan worden aangesproken en moet handelen, met wie informatie wordt gedeeld, enz. Hierdoor kan ook het bestuur niet voldoende afstand nemen van de schoolleiding en het team om zijn rol goed in te kunnen vullen. Deze rolvervaging draagt ertoe bij dat de verschillende geledingen hun verantwoordelijkheid onvoldoende nemen en elkaar daarop onvoldoende aanspreken. De inspectie stelt vast dat het bestuur van de school onvoldoende zicht heeft op het functioneren van de schoolleiding. Signalen over tekortschietende sociale veiligheid worden onvoldoende opgepakt en de afhandeling en het treffen van maatregelen tot verbetering vraagt teveel tijd. Zo constateert de inspectie dat de externe vertrouwenspersoon de afgelopen jaren meermalen geraadpleegd is door ouders van de school en er meerdere keren contact is geweest tussen de externe vertrouwenspersoon en het bestuur. Het is echter onduidelijk hoe die signalen uit het (recente) verleden zijn vertaald naar duurzame verbeteringen en hoe het bestuur toeziet op de blijvende doorwerking daarvan. De inspectie heeft niet kunnen vaststellen dat het bestuur let op de sociale veiligheid en eventuele aantasting daarvan, ook tegen de achtergrond van eerdere signalen, zoals van de externe vertrouwenspersoon. Evenmin zijn er duidelijke afspraken of richtlijnen die waarborgen dat (vertrouwelijke) klachten correct behandeld worden en adequaat worden opgepakt. De klachtenregeling functioneert niet naar behoren. Het is niet duidelijk welke rol, taak en werkwijze de interne vertrouwenspersonen hebben binnen de school. Het behoort tot de taak van het bestuur oog te hebben voor een eventuele structurele oorzaak van incidenten of tekortkomingen, en te sturen op de verbetering daarvan. Voor de geconstateerde tekortkomingen in het veiligheidsbeleid, de aansturing van het pedagogisch handelen en een professionele open schoolcultuur, was dit niet het geval dan wel heeft het handelen van het bestuur tot op heden niet het gewenst effect gehad. Duidelijke sturing, met inbegrip van aandacht voor de sturing door de schoolleiding door het bestuur is van belang.
Pagina 16 van 18
3
CONCLUSIE De Inspectie van het Onderwijs concludeert op basis van het uitgevoerde onderzoek dat het waarborgen van de sociale veiligheid op de Kraanvogel op alle onderzochte onderdelen belangrijke tekortkomingen vertoont. Het ontbreekt aan een structuur van beleid, preventie en borging waarbinnen incidenten op professionele wijze worden opgepakt door team, schoolleiding en bestuur. Daarbij stelt de inspectie stelt vast dat een gemeenschappelijk pedagogisch beleid ontbreekt en het beleid gericht op borging van de sociale veiligheid onvoldoende is. Ook de aansturing op het niveau van schoolleiding en bestuur schiet tekort. De kwaliteit van het onderwijs vertoont op deze aspecten belangrijke tekortkomingen en is als zwak beoordeeld. Om deze reden kent de Inspectie van het Onderwijs aan basisschool de Kraanvogel een aangepast arrangement zwak toe. De school valt onder intensief toezicht. De inspectie wijkt hiermee beredeneerd af van de beslisregels. Het aangepast arrangement zwak heeft betrekking op de in dit onderzoek betrokken indicatoren rond sociale veiligheid. Andere indicatoren over de kwaliteit van de Kraanvogel zijn in dit onderzoek niet betrokken. Het is noodzakelijk dat de tekortkomingen op korte termijn worden aangepakt. Met het bevoegd gezag is afgesproken dat de structurele componenten van de verbetering van de geconstateerde tekortkomingen in juni 2014 zijn opgeheven. Tevens is afgesproken dat voor de meest urgente problemen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk per 1 maart 2014, een (zo nodig voorlopige) voorziening getroffen is. De inspectie voert een afsluitend onderzoek naar kwaliteitsverbetering uit om na te gaan of de tekortkomingen zijn opgeheven en betrekt daarbij meer indicatoren om de kwaliteit van het onderwijs op de Kraanvogel in de volle breedte te onderzoeken. Daarnaast voert de inspectie zo nodig op nader te bepalen wijze tussentijds onderzoek uit.
Pagina 17 van 18
BIJLAGE 1 OORDELEN In onderstaande tabellen vermeldt de inspectie welke indicatoren in dit onderzoek zijn betrokken en tot welke bevindingen het onderzoek heeft geleid. De nummering in de tabellen verwijst naar het volledige waarderingskader primair onderwijs 2012. Indicatoren die bij een kwaliteitsonderzoek de doorslag geven of een school (zeer) zwak is, de zogeheten normindicatoren, zijn gemarkeerd met een asterisk. Voor een overzicht van alle normindicatoren zie het Toezichtkader po/vo 2012 op www.onderwijsinspectie.nl. De bevindingen zijn weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de betreffende indicator gerealiseerd is. Legenda: 1. slecht 2. 3. 4. 5.
onvoldoende voldoende goed niet te beoordelen (alleen bij opbrengsten)
Opbrengsten 1.5
1
3
4
De sociale competenties van de leerlingen liggen op een niveau dat mag worden verwacht.
5
•
Leerstofaanbod 2.5
2
1
De school heeft een specifiek aanbod om sociale competenties te ontwikkelen.
Schoolklimaat
2
3
4
3
4
•
1
2
4.2
De leerlingen voelen zich aantoonbaar veilig op school.
•
4.3
Het personeel voelt zich aantoonbaar veilig op school.
•
4.4
De school heeft inzicht in de veiligheidsbeleving van leerlingen en personeel en in de incidenten die zich op het gebied van sociale veiligheid op de school voordoen.
•
4.5
De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen van incidenten in en om de school.
•
4.6
De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op de afhandeling van incidenten in en om de school.
•
4.7
Het personeel van de school zorgt ervoor dat de leerlingen op een respectvolle manier met elkaar en anderen omgaan.
•
4.11
De leerlingen, het personeel en de ouders/verzorgers ervaren dat de schoolleiding positief bijdraagt aan het schoolklimaat.
•
Pagina 18 van 18