‘‘Zichtop Stad ’’
België - Belgique P.P. - P.B. 1099 Bruxelles X BC 30921
11
Mensen, ideeën, initiatieven… Blik op de stad
ontmoeting
Twee “bouwmeesters” onder de loep Steden en afval
Samen recycleren Mechelen
Dossier
Leefgemeenschappen en solidair wonen Anders wonen
Tijdschrift van het Federaal Grootstedenbeleid / Nr 11 - Juni 2010 - Driemaandelijks
POD Maatschappelijke Integratie, Koning Albert II-laan 30, 1000 Brussel
Afgifte kantoor - Brussel X - P802137
Water geeft de stad een extra dimensie
I n h o ud 02 03 04 06
11
Mensen , ideeën, initiatie
ONTMOETING
ven… Blik op de stad
er de loep
Twee “bouwmeesters” ond FVAL STEDEN EN A
Samen recycleren MECHELEN
en solidair wonen Leefgemeenschappen DOSSIER
Logeren anders
POD MAATSCHAP PELIJKE r
Tijdschrift van het Federaal
Grootsteden beleid / N
11 - MEI 2010 - DRIEMAAND
ELIJKS
INTEGRATIE , KONING ALBERT
II-LAAN 30, 1000 BRUSSEL 3/05/10 11:06:12
NL 2.indd 1 SPPGV1-1001-VSV11_
Anders wonen De media besteedt sinds kort heel wat aandacht aan alternatieve manieren van wonen. Een schril contrast met de marginale waas die er vroeger over hing. Tegenwoordig worden de voordelen van gezamenlijk huren, leefgemeenschappen en solidair wonen beschouwd als pragmatische oplossingen om de gevolgen van de crisis op te vangen, die zowel onze manier van wonen als onze koopkracht aantast. Het kan geen toeval zijn dat steeds meer sociologen, stedenbouwkundigen, architecten en politici zich over deze kwestie buigen. Volgens sommigen is deze evolutie een bewijs dat ons ‘individueel’ woonmodel op zijn laatste benen loopt en weldra zal plaats ruimen voor meer ‘duurzame’ modellen. Door de bouw van ecowijken, infrastructuren voor leefgemeenschappen (gemeenschappelijk energiebeheer, gedeeld gebruik van toestellen, enz.), groene ruimtes, speelzones voor kinderen, autovrije voetgangerszones, … wordt wonen in groep niet langer beschouwd als een beperking maar als een keuze. Solidair wonen herstelt het sociaal weefsel in ere. Het zorgt voor een evenwicht tussen de autonomie van privé-vertrekken en een gemeenschappelijk beheer van gedeelde ruimtes. Deze dynamiek werkt de opkomst van nieuw menselijk gedrag in de hand en is een hedendaags, vernieuwend antwoord op sociale, economische en ecologische uitdagingen in de meest achtergestelde buurten. Kortom een interessant en boeiend onderwerp.
E D ITORIAAL B eeld > Stadsberoep K orte berichten O ntmoeting > Olivier Bastin en Kristiaan Borret
Brussel X - P802137
a dimensie Water geeft de stad een extr
Afgifte kantoor -
e d i to r i a A l
‘‘Zichtop Stad ’’ België - Belgique P.P. - P.B. X 1099 Bruxelles BC 30921
10 D ossier > Leefgemeenschappen en solidair wonen Nieuwe trends in een veranderende
woonmarkt. Solidair of in gemeenschap wonen, de kangoeroewoning, samen huren, … De traditionele eengezinswoning moet plaatsmaken voor talloze woonalternatieven.
M echelen : De charme van water in de stad 17 Cult uu r > Vorst : Pas de Quartier 18 F oc u s > Steden en afval : Samen recycleren 20 S oc i a A l > Charleroi : Espace citoyen 21 A g enda > Colloquia, ontmoetingen en seminaries 22 B oek en > Nieuwigheden 16 U r b a ni s me
>
(GRATIS) abonnement : POD Maatschappelijke Integratie Tel : 02 508 85 85 - Fax : 02 508 86 23 Email :
[email protected]
Driemaandelijks informatiemagazine van de POD MaatschappelijkE Integratie, dienst Grootstedenbeleid Verantwoordelijke uitgever : Julien Van Geertsom, POD Maatschappelijke Integratie, Koning Albert II-laan 30, 1000 Brussel • Redactiecomité : Rik Baeten, Etienne Christiaens, Thierry Goossens, Carleen Brutus • Redactionele coördinatie : Saâd Kettani (www.karactere.be). Redactie : Saâd Kettani, Ann Bats, Rik Vanmolkot • Foto’s : K.ractère : cover, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10,11, 12, 13, 14, 17, 18, 19 - Le Balloir : 15 - Stad Mechelen : 16 - Espace citoyen : 20 • Concept, realisatie en productie : www.4sales.be
De redactie www.grootstedenbeleid.be
2
Z ich t op S t ad / Ti j dschr i ft van h e t Fe d e r a a l G r o o t s t e d e n b e le id / N r 1 1 - Ju n i 2 0 1 0
beeld
Verbonden met de stad als geen ander Ramenlappers tarten elke dag opnieuw de wetten van de zwaartekracht op de hoogste torens van onze steden. Dergelijke beroepen duiken samen met steeds hogere gebouwen op en zijn een mooie illustratie van de economische dynamiek die steden opwekken.
Zi c h t o p S ta d / Ti j d s c h ri ft va n h e t Fe d e ra a l Gro o ts te d e n b e l eid / N r 11 - Juni 2010
3
Ko r t e B e r i c h t e n
De stad in ‘t kort Sociaal
Eén op vijf vrouwen heeft het financieel moeilijk
“The vision for the 21st century cities must be to be the most imaginative cities for the World rather than in the World” Uit “The Art of City-Making” van Charles Landry
Dat blijkt uit een recent onderzoek naar de financiële situatie van vrouwen. Er namen 2.313 vrouwen deel aan deze (online en schriftelijke) enquête uitgevoerd door de Koning Boudewijnstichting en de Sanoma-bladen (Femmes d’Aujourd’hui, Flair, Libelle, Feeling, Glam it en Vitaya) via het platform Comeva. Het onderzoek is niet gebaseerd op een strikt representatief staal van de Belgische bevolking maar biedt wel een unieke benadering. Door te kiezen voor een geheel van bladen gericht op een breed publiek, heeft de Koning Boudewijnstichting getracht om vrouwen te bereiken die anders moeilijk bereikbaar zijn. Van de deelnemende vrouwen zegt 7% niet rond te komen met hun inkomen, terwijl 15% moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen. Van deze 22% vrouwen met financiële moeilijkheden vindt 60% dat het leven gewoon te duur is voor een alleenstaande vrouw, 52% zegt te weinig te verdienen en 48% heeft een tegenslag gehad in het leven. Volgens 31% van de vrouwen zijn deze problemen te wijten aan het feit dat hun ex-partner te weinig of geen alimentatie betaalt of financiële steun geeft. Comeva en de Stichting verstrekken advies ter bestrijding van armoede bij vrouwen, via een gratis publicatie. Info: www.comeva.be
EcoHuis
Infosessies rond energiezuinig renoveren themadagen rond energiezuinig renoveren. Via een mix van theorie en praktijk krijgen geïnteresseerde bouwprofessionelen methodes aangereikt om bio-ecologische diensten aan te bieden, wat voor hen kan leiden tot een aanzienlijke verbreding van hun marktaandeel.
Het Ecohuis Antwerpen en het provinciaal centrum voor duurzaam bouwen Kamp C organiseren samen met VIBE
4
Z ich t op S t ad / Ti j dschr i ft van h e t Fe d e r a a l G r o o t s t e d e n b e le id / N r 1 1 - Ju n i 2 0 1 0
Deze praktijkgerichte themadagen gaan door in april, mei en juni. De volgende onderwerpen komen aan bod : na-isolatie van bestaande gebouwen, installatie van ventilatiesystemen in bestaande woningen, luchtdichtheid testen aan de hand van metingen en thermografie, afstelling van verwarmingsinstallaties in bestaande woningen.Voor meer info : www.eco-bouwpools.be
Ko r t e B e r i c h t e n
Bruxelles
Spelenderwijs de wijken in
Brussel
Kinderopvang : de alarmbel rinkelt! De demografische boom in Brussel heeft concrete gevolgen voor de toekomst van de stad. Om één derde van de Brusselse kinderen te kunnen blijven opvangen in openbare of privé-crèches, moeten er minstens 2.854 plaatsen bijkomen tegen 2014. Voldoende reden voor Brussels minister-president Charles Picqué om aan de alarmbel te trekken. Hij is van mening dat het huidige beleid de Brusselaars benadeelt: voor de periode 2008-2010 heeft Brussel maar recht op een vijfde van de door de Franse Gemeenschap geplande nieuwe crèches, en dat terwijl de noden enorm zijn. Verder neemt hij bepaalde voor Brussel nadelige erkenningscriteria van het Kind en Gezin op de korrel, zoals bijvoorbeeld een verplichte tuin.
Al gehoord van het ‘sociale circus’? Dit initiatief wil kinderen uit achtergestelde stadswijken laten kennismaken met de circuskunsten binnen een context van sociale diversiteit. Acht Europese circusscholen werken in Brussel samen aan een opleiding voor animatoren in het sociale circus. Binnen twee jaar moeten de professoren een opleiding uitwerken die tegemoet komt aan de behoeften van de animatoren. Dit project kan rekenen op de steun van de Europese Unie. De ULB zal helpen bij de concrete invulling van de opleiding en dit over een termijn van twee jaar. Info: www.ecoledecirquedebruxelles.be
700.000 Het aantal Belgen dat in armoede (over)leeft. IGOA (Interuniversitaire Groep Onderzoek en Armoede) www.pauvrete.be
Charleroi
Co-educatie als leermiddel Recente universitaire onderzoeken tonen aan dat sociale ongelijkheid een rol speelt bij het leren van een taal. Er is sprake van een duidelijk verband tussen de sociale situatie van gezinnen en de beheersing van woordenschat. Sommige vijfjarigen kennen amper 800 woorden terwijl anderen wel 1.800 woorden machtig zijn. In Charleroi nemen 9.000 gezinnen deel aan een actieonderzoek van de Universiteit van Bergen onder leiding van de professoren Pourtois, Desmet en Lahaye. Doel van het project: het versterken van de banden tussen de school, het gezin en de samenleving om het leerproces in de kleuterscholen en in het bijzonder het aanleren van taalvaardigheden te optimaliseren. Het project wordt gevolgd door experts uit Italië, Zwitserland en Québec, en wil de taalontwikkeling bij 3 tot 6 jarigen stimuleren door inspanningen op gebied van co-educatie waarbij ouders betrokken worden bij het leerproces op school. Dit zal gepaard gaan met een reeks schooluitzendingen op de lokale tv-zender Télésambre. Info: http://portail.umons.ac.be
Zi c h t o p S ta d / Ti j d s c h ri ft va n h e t Fe d e ra a l Gro o ts te d e n b e l eid / N r 11 - Juni 2010
5
Ontmoeting
Kristiaan Borret en Olivier Bastin
Tussen bloempot en pion een gesprek met de bouwmeesters van Brussel en Antwerpen Zicht op Stad sprak met Olivier Bastin, de onlangs aangestelde eerste bouwmeester van het Brussels Gewest, en met Kristiaan Borret, zijn collega uit Antwerpen die al langer aan de slag is. Als er iets is dat we onthouden uit het gesprek : communiceer en overleg, liefst zo vroeg mogelijk in de projectcyclus. Een babbel met twee gedreven en onderlegde heren.
Waar komt het idee van een bouwmeester vandaan ? En wordt de functie verschillend ingevuld in Brussel en Antwerpen ? Kristiaan : Nederland, Duitsland en Zwitserland hebben al lang een rijksbouwmeester en verschillende stadsbouwmeesters. Nog vroeger, al in de 18e eeuw, bestonden er stadsarchitecten, maar hun verantwoordelijkheid richtte zich op het ontwerpen en bouwen voor de stad zelf. Vlaanderen en Antwerpen volgden Nederland midden jaren ‘90. Waarom alleen in Antwerpen ? Omdat de grootte van een stad ertoe doet. Bij kleinere steden riskeer je met je vingers te staan draaien. De functie van Olivier lijkt meer op die van de Vlaamse Bouwmeester, maar dan op een kleiner grondgebied. Op Vlaams niveau gaat het vooral om overheidsopdrachten, in tweede instantie om projecten van lokale overheden, en dan pas privé-opdrachten, wat zelden voorkomt. In Antwerpen kunnen we advies uitbrengen over élke bouwaanvraag op het grondgebied van de stad, of het nu om publieke of private opdrachten gaat. Een belangrijk voordeel is dat de functie inmiddels in grote mate aanvaard is. Het is daarom comfortabeler werken dan in Brussel, minder broodheren ook. Maar er zijn ook wel fricties hoor, b.v. met het Vlaamse niveau, of met de BAM1. Olivier Bastin, Bouwmeester van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 6
Z ich t op S t ad / Ti j dschr i ft van h e t Fe d e r a a l G r o o t s t e d e n b e le id / N r 1 1 - Ju n i 2 0 1 0
1
Olivier : In Brussel is het niet zoals in Vlaanderen of Antwerpen verlopen, waar de overheid eensgezind een bouwmeester wilde. Hier was er nogal wat tegenstand. Ik hang ook af van 5 politieke kabinetten ! Het wordt dus nog even afwachten hoe een en ander uitdraait, welk het engagement zal zijn van de politiek. We hebben hier nog niet de overtuiging dat een bouwmeester deel uitmaakt van de bouwcultuur. Ik heb mezelf 6 maand de tijd gegeven om een tour d’horizon te maken en met alle actoren te spreken. Het is een regionale functie, onafhankelijk van de lokale besturen (de 19 gemeenten). Op zo’n kleine oppervlakte is het onmogelijk om, zoals in Vlaanderen, bijna uitsluitend met overheidsprojecten te werken. Gemeentebesturen of privé-actoren kunnen wel vragen stellen aan het team van de bouwmeester. In Brussel hebben alle projecten trouwens een impact op elkaar, door de densiteit. Het zal dus moeilijk zijn om de projecten van de gemeenten of de privéprojecten niet ‘mee te nemen’. Het is een open deur : de complexiteit in Brussel is zeer groot, en dan heb ik het niet alleen over de politieke complexiteit. Ik ben geboeid door de goede resultaten van de wijkcontracten, die zeer belangrijke instrumenten zijn in de Brusselse stadsontwikkeling.
Hoe bindend zijn de kwaliteitsadviezen van een bouwmeester ? Worden ze opgevolgd ? Kan hij autonoom werken ? Kristiaan : In Antwerpen gaat het in het overleg wel degelijk over ruimtelijke kwaliteit. Het interessante is dat er een welstandscommissie bestaat – een soort klankbordgroep is dat - en daarin zetelen alleen onafde Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel, o.a. gekend van het dossier Oosterweelverbinding
Ontmoeting
Justitiepaleis Antwerpen : architectuur ten dienste van de stad.
hankelijke experts. In Brussel lijkt overleg meer een plenaire vergadering, waarin ook admini straties en politici zetelen. Die overlegcommissies in Brussel zouden kunnen opgewaardeerd worden, zodat er ook meer over kwaliteit kan gediscussieerd worden. In Antwerpen hebben we een cultuur van ‘vooroverleg’: zoveel mogelijk dossiers worden besproken met de vergunningsambtenaar of in de welstandscommissie, vóór ze als bouwaanvraag ingediend worden ! Dat is veel productiever, voor iedereen. Daardoor worden maar weinig aanvragen geweigerd en is de termijn kort : 52 dagen gemiddeld voor een ok… Olivier : Ik noteer : een klankbordgroep, geen slecht idee. De Vlaamse bouwmeester benadrukt altijd het belang van het programma en de projectdefinitie, en begeleidt het proces tot aan de aanduiding van de ontwerper, maar dan lijkt de rol van de bouwmeester uitgespeeld. Kristiaan : Ja, mij lijkt het ook dat die focus op definitie en architectaanstelling ten koste gaat van de projectopvolging in Vlaanderen. In kleinere gemeenten zie je dan soms dat projecten stilvallen. Olivier : Onafhankelijk kunnen werken is een basisvoorwaarde. Zoniet is de bouwmeester
een zoveelste actor en stem naast de vele andere, zonder echte meerwaarde… Kristiaan : Eigenlijk heeft een bouwmeester maar één instrument, en dat is de kwaliteit van zijn argumentatie. Het interesseert me niet dwingend of bindend te zijn, je moet gezag opbouwen. Je moet toch wel een beetje een evenwichtskunstenaar zijn : niet te veel lastpak want dan verspeel je je krediet, maar ook niet te volgzaam want dan heb je geen toegevoegde waarde. Onafhankelijkheid, ja, maar de volle 100 percent, dat is moeilijk.
eens, is het zo belangrijk zo vlug mogelijk in het project ingeschakeld te worden, lang voor ‘de politiek’ positie inneemt, want eenmaal dat gebeurt kan er gezichtsverlies geleden worden. Olivier : ik denk dat de bouwmeester er moet in slagen telkens alles opnieuw op tafel te leggen, en niet nog eens een stem te zijn waar men voor of tegen is…
Olivier : In Brussel heb ik de indruk dat adviezen nu vooral een symbolische waarde – ‘imagowaarde’ – hebben. Men wil horen : is een toren goed, of niet ; is het project van Jean Nouvel (aan het Zuidstation) goed of niet ? Terwijl het natuurlijk over veel meer gaat dan dat. Er wordt weinig over kwaliteit gedebatteerd in Brussel, daar sta ik van versteld … Kristiaan : Een bouwmeester beslist niet. Hij geeft inhoudelijk advies. Als dat goed is, dan weegt het door en heeft het moreel belang. Hoe beter het advies hoe moeilijker de politiek het naast zich kan neerleggen. Daarom, nog
Kristiaan Borret, Bouwmeester van de Stad Antwerpen. Zi c h t o p S ta d / Ti j d s c h ri ft va n h e t Fe d e ra a l Gro o ts te d e n b e l eid / N r 11 - Juni 2010
7
Ontmoeting
De gewaagde alliantie van de historische stad Brussel en zijn nieuwe buurten.
Wat is het nut van architectuurwedstrijden ? Worden ze soms niet gebruikt om het eigen vooropgestelde project er door te krijgen ? Kristiaan : Ik geloof in wedstrijden. Mij lijkt het een uitdaging in Brussel de wedstrijd als systeem ingang te doen vinden. In Antwerpen bestond die cultuur al en heb ik vooral wedstrijdformules aangepast en er nieuwe uitgevonden, verder geprofessionaliseerd… Olivier : Wij beginnen niet van niets : er zijn goede resultaten op kleine schaal door de wijkcontracten. De uitdaging is nu die kwaliteit ook bij de grote projecten (Zuid, Tour&Taxis, Europese wijk, Heizel…) waar te maken. Kristiaan : Je moet wedstrijden heel goed organiseren, al is het maar om juridische problemen te vermijden… In Vlaanderen is er misschien een soort van ‘wedstrijdmoeheid’ ontstaan, maar we hebben bewezen dat we zonder wedstrijden niet echt kwaliteit produceren. Open wedstrijden werken niet goed. Nodig een beperkt aantal mensen uit, ook wat de jury betreft, en vergoedt ze correct. De wedstrijdformule levert je wel een goede architect op, maar daarom heb je nog geen goed project ! Dat hangt van veel meer af dan van een bouwmeester of een goede wedstrijd. Je hebt een belangrijke overtuigingsverantwoordelijkheid, maar je blijft een instrument.
8
“In Antwerpen gaat het in het overleg wel degelijk over ruimtelijke kwaliteit. Het interessante is dat er een welstandscommissie bestaat – een soort klankbordgroep is dat - en daarin zetelen alleen onafhankelijke experts.” Olivier : Op gewestelijk niveau hebben een aantal grote spelers een eigen werkwijze die niet noodzakelijk kwalitatief is (een lastencahier opstellen en dan kritiek vragen is niet echt de goede manier). We proberen daar tegen eind mei richting aan te geven. Brussel heeft een goede traditie van overleg, dat wel, maar dat moet veel vroeger in de projectcyclus plaatsvinden. Zo kom je tot een goede projectdefinitie. Ik merk dat er zich deuren openen, dat de geesten rijper worden.
Is het niet moeilijk met het publiek over kwaliteit te discussiëren ? Olivier : Ik zou het al heel wat vinden als we onze schrik om te communiceren achter ons laten, laat staan welke de communicatie- en participatiemethoden zijn ! En niet alleen met het publiek. Er bestaat in vele kringen een ‘culture du secret’, en dat is nefast. Er zijn staten in de staat... Van de NMBS weten we dat die weinig pottenkijkers dulden, bovendien houdt de ene afdeling de andere niet op de hoogte…. Als een bouwmeester niet van bij het begin fundamentele vragen mag stellen, heeft het niet veel zin om kritisch te zijn achteraf….Ik
Z ich t op S t ad / Ti j dschr i ft van h e t Fe d e r a a l G r o o t s t e d e n b e le id / N r 1 1 - Ju n i 2 0 1 0
vind trouwens ook dat de pers in haar rol te kort schiet. Ze stellen niet de juiste vragen, informeren zich onvoldoende over wat voorafging. Kristiaan : Ik vind dat we nieuwe inspraak- en participatietechnieken nodig hebben. Nu wordt er met een ontwerp naar het publiek gegaan, maar we moeten eigenlijk met een projectdefinitie komen, gebaseerd op de programmabepaling. Nu vermengen praktische aspecten (de inbedding van een tramlijn op een plein b.v.) zich met de esthetische discussie. Dat kan best apart en op voorhand uitgeklaard worden, ook met het publiek. De ‘mooi of lelijk’ discussie met het publiek is niet interessant, vind ik… Er is binnen de architectuur wel degelijk een soort jurisprudentie over kwaliteit, op basis waarvan je een gesprek met argumenten voert om tot een consensus te komen, een mate van objectiveerbaarheid. Ik overleg met vele diensten en werk aan een cultuur van kwaliteitsbepaling. Olivier : In de jury’s loopt de kwaliteitsdiscussie meestal goed, als ze toegelaten wordt tenminste. Als je alleen maar een soort van analysetabel opstelt met punten zit je in een ingenieurslogica.… en juristen vinden dat ook handig…
Ontmoeting
Een ongeziene en bijzonder vurige ontmoeting tussen de Brusselse en Antwerpse bouwmeesters.
Kristiaan : Er is een soort nulgraad van bouwmeester-zijn, en dat is : zorgen dat er debat is over inhoud, dat er in jury deskundigen zitten, en dat kwaliteit een belangrijk criterium is. Zo is het waardecriterium van de prijs bij ons verminderd van 60 naar 40 percent van de punten, kwaliteit is nu 60 waard. Het is goed dat het debat in het schepencollege eerst over de inhoud gaat, en daarna pas stellingen worden ingenomen, dat zijn de spelregels.
Wat is het belang van ‘grote projecten’? Kristiaan : Die zijn zeer belangrijk, ook al omdat als ze niet goed aangepakt worden, de gevolgen echt desastreus kunnen zijn. Olivier : Brussel zit in een zeer rijke periode, er is een maturiteit gegroeid over de kwaliteit en het belang van stadsontwikkeling. Maar : we zitten met een deficit qua imago, vooral internationaal. En als dan een Internationaal Ontwikkelingsplan werd uitgewerkt dat vertrekt vanuit een defensieve vergelijkingslogica met andere steden en niet vanuit onze eigenheid en kracht, en als dat plan niet kadert in een globaler plan zoals het Gewestelijk ontwikkelingsplan (of het structuurplan in Antwerpen) en bovendien nog
eens door een communicatie- en marketingbureau wordt opgesteld, dan kan je je vragen stellen. Binnen zulke logica helpt een grote naam uit het buitenland natuurlijk.
Kristiaan : Het is trouwens best mogelijk post factum projecten in te voeren in een groter geheel dat over de stad heen denkt, zoals b.v. de plannen met de kanaalzone in Brussel.
We gaan niet automatisch ‘bilbao-iseren’, en ervan uitgaan dat zulke grote projecten en namen automatisch sociale ontwikkelingen ten goede komen… Trouwens de sociale inhoud is moeilijk te beheersen.
Bepalen grote projecten de identiteit van de stad ?
Kristiaan : Grote projecten zijn dikwijls nog teveel ‘ad hoc’-projecten. Ze moeten meer passen binnen een algemene strategie van goede stadsontwikkeling. In Antwerpen voorziet het structuurplan 12 strategische hefboomprojecten. Ideaal is : eerst een visie en dan strategische projecten bepalen en erin investeren. Maar de realiteit is dikwijls andersom… Olivier : Het Internationaal Ontwikkelingsplan voor Brussel heeft dat zo gedaan, vertrokken van beschikbaarheid van terreinen …Het is nu de uitdaging om een aantal van de aspecten van dat plan mee te nemen in het nieuwe gewestelijke ontwikkelingsplan waaraan gewerkt wordt.
Brussel zit in een zeer rijke periode, er is een maturiteit gegroeid over de kwaliteit en het belang van stadsontwikkeling. Maar : we zitten met een deficit qua imago, vooral internationaal.
Olivier : Dat weet ik nog niet zo. Dat moet je misschien eens aan de inwoners van Bilbao vragen. Maar ze hebben wel een effect van visibiliteit…Het resultaat van ons werk is fundamenteel cultureel, en heeft dus te maken met identiteit. In Brussel is dat een meervoudige, een multi-identiteit die steeds groter wordt door de bevolkingsaanwas die vooral uit mensen van buitenlandse origine bestaat. Kristiaan : De identiteit van Brussel is complexer dan die van Antwerpen, en minder gepolariseerd. Olivier : Er zijn vele visies op Brussel. Wat ontbreekt is een structurele visie. De rijkdom van Antwerpen is de haven. Wat is die van Brussel ? Ik verwacht veel van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, zij lijken me een boeiende visie op Brussel te hebben. De Brusselse sociologe Françoise Noël spreekt van een ‘ville alvéolaire’, een stad die een opeenvolging is van valleien en waar de verhouding tot water sterk speelt. Dat is interessant. Dat stuurt het debat aan.
Zi c h t o p S ta d / Ti j d s c h ri ft va n h e t Fe d e ra a l Gro o ts te d e n b e l eid / N r 11 - Juni 2010
9
Dossier
Leefgemeenschappen en solidair wonen
Nieuwe trends in een veranderende woonmarkt Solidair of in gemeenschap wonen, de kangoeroewoning, samen huren, … De traditionele eengezinswoning moet plaatsmaken voor talloze woonalternatieven. Door de economische en wooncrisis en de veranderende waarden maakt de vraag naar nieuwe woonvormen een heuse explosie mee. Tekst en uitleg door Benoît Debuigne (stedenbouwkundig geograaf) en Daniel Mignolet (socioloog), onderzoekers voor de Waalse organisatie Habitat et Participation. Een vrijstaande villa in een grote tuin … Dit was lange tijd het toekomstbeeld dat de ‘gemiddelde Belg’ met zijn baksteen in de maag koesterde. Maar die dromen evolueerden samen met de alternatieven voor de eengezinswoning. In die nieuwe dynamiek trekken de leefgemeenschap en de solidaire woonvorm het leeuwendeel naar zich toe. Ze bieden talloze oplossingen voor de economische crisis en die van de woonmarkt, maar vooral ook voor de onstuitbare drang van sommigen om zich los te maken uit de greep van het teugelloze consumentisme..
De leefgemeenschap Wat zijn de typische kenmerken van een leefgemeenschap ?
Leefgemeenschappen bevorderen intergenerationele contacten.
10
Benoît Debuigne : De woning van een leefgemeenschap telt individuele, maar ook collectieve leefruimtes. De gemeenschappelijke ruimtes worden beheerd door de gemeenschap zelf, die onderworpen is aan een huishoudelijk reglement of een handvest uitgewerkt door alle bewoners. Dit onderscheidt de leefgemeenschap van een gewoon gebouw met verschillende eigenaars.
Z ich t op S t ad / Ti j dschr i ft van h e t Fe d e r a a l G r o o t s t e d e n b e le id / N r 1 1 - Ju n i 2 0 1 0
Hoe lang bestaat die woonvorm al ? B. D. : Na traditionele leefgemeenschappen zoals de begijnenkloosters in de Middeleeuwen, de utopische steden van de 19e eeuw of de wooncoöperatieven zagen de eerste ‘moderne’ leefgemeenschappen in België het levenslicht in de periode na achtenzestig. De gemeenschapsprojecten werden in die tijd gedragen door de toen heersende ideologieën. In de jaren ’80 en ’90 viel het fenomeen enigszins stil omdat het individualisme de kop opstak. In 2003 en 2004 laaide de belangstelling voor dergelijke projecten weer op. Ze werden niet langer enkel aangedreven door ideologische overtuigingen, maar door uiteenlopende beweegredenen : economische omdat de kosten kunnen worden gedeeld, ecologische door de bouw van duurzame gebouwen en rationeel energiegebruik, en sociale door de nood aan een gezellige, vriendschappelijke sfeer.
Bestaat er een typische leefgemeenschapsvorm ? B. D. : Er bestaan tegenwoordig zoveel verschillende vormen van leefgemeenschappen dat het moeilijk is om een typisch profiel te schetsen. Er zijn immers net zoveel modellen als projecten ! Elk project en elke groep heeft zijn eigen identiteit en bedenkt oplossingen op maat van zijn
Dossier
“La Baraque”, een van de eerste alternatieve en collectieve manieren van wonen (sinds 1975) in Louvain-la-Neuve.
noden en motivaties. De verschillende modellen van leefgemeenschappen kaderen dan ook in heel uiteenlopende architecturale vormen : een flatgebouw met gemeenschappelijke ruimtes, nieuwe huizen in gemeenschappelijk beheer, gerenoveerde gebouwen, een hoeve met verschillende bijgebouwen, woonwagens, … En die gebouwen kunnen samen zijn gehuurd of gekocht, of coöperatief gebouwd.
Hoeveel leefgemeenschappen bestaan er zo in België ? B. D. : Het is moeilijk om een aantal op de leefgemeenschappen in België te kleven omdat veel projecten ‘verborgen’ blijven. Bij Habitat et Participation tekenden we 140 tot 150 gestructureerde projecten in Wallonië op. Maar dat cijfer kunnen we gemakkelijk verdubbelen. En als we ook rekening houden met de gewone, maar gestructureerde samenlevingsvorm, wordt dat cijfer nog veel groter. Vlaanderen telt minder van die projecten, terwijl ze in Brussel goed verborgen blijven …
Vanwaar die geheimhouding ? B. D. : Omdat het concept van de leefgemeenschap onvoldoende gekend is bij het brede publiek en het nog steeds stedenbouwkundige en
Benoît Debuigne en Daniel Mignolet van de vereniging ‘Habitat et Participation’.
overheidsobstakels meebrengt. Ook het statuut van samenwonende vormt een probleem (zie het deel over de solidaire woonvorm). Vandaar dus de discretie van mensen die (terecht ?) denken dat ze verborgen een beter leven leiden.
Hoe kan de overlevingskans van zo’n leefgemeenschap worden verzekerd ? B. D. : Om een project voor een gestructureerde leefgemeenschap uit te werken, heb je gemiddeld drie tot vijf jaar nodig. Aan die projecten kunnen twee tot meer dan dertig gezinnen deelnemen. Algemeen geldt dat projecten met zes tot tien gezinnen het stabielst zijn. Onder
De kangoeroewoning Dankzij deze samenlevingsvorm, een interessant alternatief voor het rusthuis, kunnen bejaarden thuis blijven wonen en krijgen anderen (familie, student, …) de kans om voor een bescheiden huurprijs een deel van de woning te betrekken. Zo worden er banden gesmeed tussen de bewoners, en bruggen geslagen tussen de verschillende generaties en soms ook verschillende culturen.
Zi c h t o p S ta d / Ti j d s c h ri ft va n h e t Fe d e ra a l Gro o ts te d e n b e l eid / N r 11 - Juni 2010
11
Dossier
dat aantal kan een deelnemer die afhaakt de dynamiek aan het wankelen brengen en zo het project doen kelderen. Boven dat aantal wordt het gemeenschappelijke beheer van het project moeilijk. Om de duurzaamheid van een leefgemeenschap te waarborgen, moeten de bewoners ook meer delen dan een louter economisch belang en dus eveneens een gemeenschappelijke levensfilosofie aanhangen (waarden, collectieve regels, …). Een handvest dient als basisdocument met daarin de filosofie van het project en duidelijke regels over het collectieve beheer.
Evolueert de leefgemeenschap ? B. D. : Sinds een jaar stellen we een evolutie in het concept van de leefgemeenschap zelf vast, en dan vooral wat betreft kwetsbare of afhankelijke personen. Zo gaan alleenstaande ouders (vooral vrouwen) nu sneller samenleven met het oog op besparingen, comfort en veiligheid. Hetzelfde zien we bij oude mensen met gehandicapte kinderen. Ze zoeken naar oplossingen en steun in de organisatie van het dagelijkse leven en anticiperen zodoende op de dag dat ze niet meer zelf voor hun gehandicapte kind kunnen zorgen. In datzelfde opzicht winnen ook samenlevingsvormen tussen verschillende generaties aan belang met de ontwikkeling van de zogenaamde ‘kangoeroewoning’. Hier nemen oude mensen jongere gezinnen onder hun dak. Zo treden ze uit hun isolement en in sommige gevallen verdienen ze er nog wat extra’s aan. En gezien de wooncrisis die in de steden heerst, is dit een oplossing waar beide partijen wel bij varen.
Solidair wonen Wat is het verschil tussen een leefgemeenschap en een solidaire woonvorm ? Daniel Mignolet : Het verschil zit hem vooral in het statuut van de bewoners. De solidaire woonvorm is een leefgemeenschap van mensen die een onzeker bestaan leiden samen met mensen met een eerder zorgeloos leven. Neem nu het voorbeeld van een alleenstaande moeder die met haar kind in een leefgemeenschap woont. Als ze
12
haar werk verliest, wordt ze afhankelijk van een werkloosheidsuitkering en verandert haar statuut. Indien de scheiding tussen de individuele woning en de gemeenschappelijke ruimtes van haar leefgemeenschap onduidelijk is, wordt ze beschouwd als samenwonend en verliest ze een groot deel van haar vervangingsinkomen. De solidaire woonvorm tracht die moeilijkheden te overbruggen door een bepaalde samenlevingsvorm toe te laten.
Wat zijn de gevolgen van die beperking voor deze samenlevingsvorm ? D. M. : Maatschappelijke werkers weten heel goed dat veel kwetsbare mensen gaan samenleven om de kosten te drukken en de eenzaamheid te ontvluchten. Maar dit gebeurt heel discreet omdat de overheid anders controles uitvoert. Elke aanvraag voor een leefloon gaat immers gepaard met een bezoek aan de woning. En wanneer dan blijkt dat er verschillende mensen onder hetzelfde dak leven, worden de bewoners als samenwonend bestempeld. Toen we onze gids over de leefgemeenschap schreven, in samenwerking met onderzoekers van SUM Research in Vlaanderen en de Universiteit Saint-Louis in Brussel, gooiden we een knuppel in het hoenderhok. We konden aantonen dat de solidaire woonvorm op praktisch vlak systematisch ongeldig werd verklaard omdat de deelnemers als samenwonend werden beschouwd. Het vraagstuk werd nog lastiger toen de studie duidelijk aan het licht bracht dat OCMW’s, de RVA, de ziekenfondsen en zelfs wijkagenten er elk een andere definitie van ‘samenwonende’ op nahielden !
Wat zijn de praktische gevolgen van die vaststelling ? D. M. : Veel maatschappelijke werkers en OCMW’s vinden de solidaire huizen een heel interessant alternatief voor de huisvesting van bepaalde kwetsbare profielen (ex-gedetineerden, daklozen, …). Deze woonvorm kan een heilzame tussenstap zijn voor mensen die op middellange of lange termijn alleen willen gaan wonen. Het is immers simplistisch om de toevlucht tot een leefgemeenschap te zien als een louter opportunistische kans om goedkoper te leven. De socia le band is in deze woonvorm net zo belangrijk.
Z ich t op S t ad / Ti j dschr i ft van h e t Fe d e r a a l G r o o t s t e d e n b e le id / N r 1 1 - Ju n i 2 0 1 0
Brussel
“Een Eigen Dak” Onder één vaandel bieden twee zu s t e r o r g a nisaties onderdak aan thuislozen. La Maison d’Accueil en Un Toit à Soi ontfermen zich over de tijdelijke huisvesting en de to eg a n g tot individuele woningen voor armen. We hadden een gesprek met de directeur Tiago Jadoul. Amerikaansesstraat in Elsene. Als op-entop Brusselse organisatie biedt de vzw Les Petits Riens (Spullenhulp) al een aantal decennia een waaier van tweedehandsartikelen aan. Maar de ruimte die deze ‘klassie-
Welke oplossingen worden aangereikt om de ontwikkeling van solidaire huizen te bevorderen ? D. M. : Het Arbeidshof van Gent heeft een definitie van samenwonen voorgesteld die aan terrein begint te winnen. Ze bepaalt dat de samenlevingsvorm niet wordt gedefinieerd als het delen van economische middelen (de drijvende kracht achter de leefgemeenschap), maar als het delen van de middelen van mensen die een huishouden vormen. Op basis van die rechtspraak oordeelden sommige OCMW’s dat ze door de wet worden beschermd zodra er geen erkende koppels onder hetzelfde dak leven. Als gevolg daarvan zagen verschillende solidaire huizen het levenslicht. Vooral in Brussel is dat het geval, omdat de nood daar het hoogst is. Toch is het pleit nog niet gewonnen. Veel OCMW’s,
Dossier
bij Spullenhulp ker’ beroemd maakte, is slechts het zichtbare topje van een sociale ijsberg. Want naast deze sociaaleconomische activiteit vinden de minstbedeelden bij vzw Les Petits Riens ook een dak boven hun hoofd. “Ons voornaamste werk is gericht op het opvanghuis, waar we plaats hebben voor 120 personen voor een opvang op middellange termijn, gaande van enkele maanden tot een jaar en zelfs langer”, legt Tiago Jadoul uit. “De mensen die wij opvangen zijn alleenstaande mannen, zonder vaste woonplaats en met een wettige verblijfsvergunning. Toch hebben ze heel diverse profielen. Ze zijn Belgisch of buitenlands, jong of oud, laaggeschoold of gediplomeerd, werkloos, zelfstandig of tewerkgesteld, … Gemiddeld vangen we zo’n 400 mensen op.” Hoewel ze zeer verschillend zijn, torsen ze allen hetzelfde leed op hun schouders : gebroken sociale banden. Want ondanks de economische moeilijkheden of gezondheidsproblemen is het vooral die breuk die hen zo kwetsbaar maakt. “Wij willen voor die mensen weer een
sociale context creëren”, licht Tiago Jadoul toe. “Daarom moet iedereen die wij hier opvangen na verloop van tijd ook een uitstapplan kunnen uitwerken.” Na een aanpassingsperiode van enkele weken in de instelling werken de opgevangen persoon en het team van maatschappelijke werkers samen aan een individueel plan en een uitstapplan. “Het gezamenlijke project van Les Petits Riens is vooreerst gebaseerd op de activering van personen”, vervolgt Tiago Jadoul. “Al onze bewoners moeten overdag in de weer zijn met administratieve stappen, met culturele activiteiten, met een dagcentrum, vrijwilligerswerk enzovoort. Ze moeten ook hun overstap naar een individuele woning voorbereiden.” Tijdens zijn hele verblijf in La Maison d’Accueil van Les Petits Riens heeft de bewoner recht op onderdak en maaltijden voor een bijdrage van 0 tot 15 euro, afhankelijk van zijn inkomsten. In die periode wordt hij bijgestaan door een maatschappelijk werker die hem helpt bij het oplossen van verschillende problemen, zoals een verslaving of schulden. Om zijn overstap naar een individuele woning voor te bereiden,
neemt de zuster-vzw ‘Un Toit à Soi’ het van La Maison d’Accueil over om een zoekstrategie uit te werken. “Om de opvolging tussen beide vzw’s te verzekeren”, benadrukt Tiago Jadoul, “werken onze maatschappelijke werkers deeltijds voor beide organisaties. Voor bewoners die dat wensen, gaan we eerst op zoek naar een woning die tegemoet komt aan hun wensen. Om dat mogelijk te maken, spreken we eerst onze eigen middelen aan – Les Petits Riens bezit 32 individuele woningen in Brussel – of werken we samen met de twee sociale verhuurkantoren IRIS en Habitat et Rénovation.” Afhankelijk van hun profiel worden de kandidaten ondergebracht in individuele woningen, solidaire woningen of woningen onder begeleiding. Eenmaal verhuisd worden ze opgevolgd aan de hand van regelmatige huisbezoekjes en gesprekken op verzoek. “We volgen momenteel zo’n 83 gehuisveste mensen op. We bieden ze ook activiteiten aan om hun sociale omgang te stimuleren. Zo openden we het sociale café ‘l’Air de Rien’, waar ze even kunnen ontspannen en banden kunnen smeden met externe mensen.”
vooral in Vlaanderen en Wallonië, zijn terughoudend en durven dit statuut niet te erkennen.
En wat met de RVA ? D. M. : De RVA is niet bepaald gelukkig met de schrapping van het begrip samenwonende. De financiële kostprijs van zo’n beslissing zou loodzwaar wegen op de staat. Het is dan ook niet de bedoeling om alles zo maar meteen goed te keuren, maar eerder geval per geval te beoordelen en oplossingen aan te bieden. We zouden solidaire huizen als dusdanig kunnen bestempelen als ze beantwoorden aan welbepaalde criteria. Het idee begint ingang te vinden… Vooral om gettovorming te voorkomen, moet sociale begeleiding worden voorzien, net zoals dat al het geval is voor transitwoningen.
Habitat et Participation Habitat et Participation begeleidt projectdragers. De expertise van de organisatie werd intussen erkend door het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
In leefgemeenschappen kunnen ruimtes als de keuken gedeeld worden.
Meer Info : 010/45.06.04 www.habitat-participation.be
Zi c h t o p S ta d / Ti j d s c h ri ft va n h e t Fe d e ra a l Gro o ts te d e n b e l eid / N r 11 - Juni 2010
13
Dossier
Sint-Niklaas
Een ambitieus woonproject Sint-Niklaas renoveert zijn tweede schoolsite. Voortbouwend op de ervaringen van de reconversie van de Sint-Rochusschool, werkt de Stad een project uit voor de voormalige Vrije Technische School. Een langlopend en interactief proces. De stad Sint-Niklaas sloot in 2005 een contract af in het kader van het huisvestingsprogramma van het federaal grootstedenbeleid. Na een eerste omvangrijk woonproject op de Sint-Rochussite, wordt in 2009 een vergelijkbaar project opgestart op de voormalige schoolsite VTS.
Een voorbeeld van een vernieuwd stedelijk weefsel met naast hoofdzakelijk woningen ook socio-culturele voorzieningen en kinderopvang. Op die manier zal de VTS-site in het centrum van de stad Sint-Niklaas ingevuld worden. De stad financierde de aankoop van deze voormalige scholengemeenschap met middelen uit het programma federaal grootstedenbeleid en geld uit het rollend fonds van de site Sint-Rochus. Momenteel werkt het stadsbestuur een masterplan uit. In een eerste fase werd alvast besloten welke gebouwen zouden bewaard worden en welke afgebroken kunnen worden voor nieuwbouw. Het basisprogramma dat via verschillende scenario’s wordt bijgewerkt, be-
14
staat uit drie binnenpleinen die elk een eigen karakter hebben en een doorsteek mogelijk maken in het binnenblok. De hoofdfunctie blijft huisvesting met een 55-tal woongelegenheden voor een zeer divers publiek. “De woonfunctie rond de binnenpleinen staat centraal. Door dit project kan het aantal betaalbare huur- en koopwoningen in de binnenstad verhoogd worden. Bijzondere aandacht gaat uit naar een gezonde sociale mix van bewoners : jonge startende gezinnen, mensen van gemiddelde leeftijd en senioren. Door de bijkomende woningen verhoogt ook de sociale controle en het veiligheidsgevoel op de site en in de omliggende straten”, vertelt huisvestingsambtenaar Christien Geldolf. Daarnaast wordt ruimte voorzien voor decorbouw en opslag voor de nabijgelegen stedelijke stadsschouwburg en voor de Stedelijke Academie voor Muziek, Woord en Dans. Het voorziet ook in buitenschoolse kinderopvang. Een belangrijk discussiepunt blijft het aantal parkeerplaatsen in functie van de doelstellingen van duurzame mobiliteit, het reeds beschikbaar parkeeraanbod in de omgeving en het doelpubliek. Daarbij worden alternatieven op autogebruik ernstig onderzocht (fietsstalling en, autodelen, enz.) Met het masterplan wil de Stad tot een consensus komen voor de ideale invulling van het project overeenkomstig de strategische doelstellingen van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan en deze van het programma “Duurzame Stad” van het federaal Grootste-
Z ich t op S t ad / Ti j dschr i ft van h e t Fe d e r a a l G r o o t s t e d e n b e le id / N r 1 1 - Ju n i 2 0 1 0
denbeleid. Hierbij is het verkleinen van de ecologische voetafdruk een essentieel uitgangspunt. Deze voormalige schoolsite is gelegen in een “zone voor openbaar nut”. Er zal dus een aangepast Ruimtelijk UitvoeringsPlan (RUP) moeten opgemaakt worden om de bestemming te wijzigen (kaderend in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan). Deze stedenbouwkundige procedure en het eigenlijk bouwproces maakt dat het nog wel een paar jaar zal duren vooraleer de eerste bewoners hun intrek kunnen nemen op de nieuwe site. “Om te beletten dat de gebouwen verder aftakelen, het voorwerp uitmaken van vandalisme of gekraakt worden, hebben we beslist om Lancelot, een huisvestingsvereniging, aan te spreken die de woningen aan beide ingangen van de site nu al openstelt voor tijdelijke bewoners.” De VTS-site heeft een oppervlakte van ca. 6.500 m². Het is een voormalige vak- en beroepsschool. Eind juni 2008 hebben de laatste leerlingen van het deeltijds beroepsonderwijs de school verlaten. De site heeft een grote cultuurhistorische en industrieel-archeologische waarde (herenhuis, 19e eeuwse textiel/ katoenfabriek, 20e eeuwse schoolevolutie). In zijn geheel heeft het een uitzonderlijke waarde binnen het gebouwde erfgoed in de stadskern, en dit vooral door zijn nauwe verbondenheid met de sociaal-economische geschiedenis van de Stad.
Dossier
Luik
Le Balloir : een brug tussen generaties Le Balloir, een primeur in België, is een van de mooiste voorbeelden van intergenerationele uitwisselingen onder één dak. Didier Fooy, directeur van ‘Maison des Enfants’ van de organisatie Beaumont Saint-Michel, vertelt er ons meer over. Het verhaal begint in 1986. De vzw ‘La Maison Heureuse’, gesticht door priester Gerratz, koopt de gebouwen van het oude weeshuis Sainte Barbe in Luik. ‘Le Balloir’ verwelkomt er vervolgens de eerste kinderen die werden geplaatst door een rechterlijke beslissing of via de dienst voor bijzondere jeugdzorg. Het concept slaat aan. Het ‘huis’ stelt zijn deuren stukje bij beetje open voor andere generaties en reconstrueert de structuren van het echte leven, voor baby’s tot zestigplussers. Le Balloir herbergt nu een kinderdagverblijf voor de allerkleinsten, een dienst voor de opvang van en educatieve steun aan jongeren, serviceflats voor valide bewoners en een rusthuis voor valide en mindervalide personen. “Dit oude gerenoveerde gebouw verenigt verschillende vzw’s onder één dak”, legt Didier Fooy uit. “En hoewel alle organisaties onafhankelijk zijn van elkaar, worden ze allen verbonden door een gemeenschappelijke ruimte
en spruiten ze voort uit dezelfde intergenerationele geest. Het kinderdagverblijf vangt 23 baby’s en peuters van 0 tot 3 jaar op, terwijl het ‘Maison d’Enfants’ (Kinderhuis) een vijftiental kinderen van 3 tot 18 jaar onderbrengt. Het rusthuis, dat er al staat sinds het midden van de jaren negentig, biedt plaats aan een veertigtal valide en invalide senioren met een gemiddelde leeftijd van 85 jaar. In de serviceflats wonen gemiddeld dertig valide personen van 60 jaar en ouder.” Ondanks hun zelfstandigheid genieten deze bewoners van alle faciliteiten die het rusthuis aanbiedt, zoals een restaurant, een wasdienst en animaties. Ze beschikken allen over een toestelletje waarmee ze in noodgevallen de verpleegsters kunnen waarschuwen. “Elk ‘huis’ heeft nu zijn eigen ruimtes en functioneert op een autonome manier”, verduide-
lijkt hij. “We zagen immers af van het aanvankelijke idee van één grote familie om voorrang te geven aan het idee van ‘goede buren’. Onze ervaring van zo’n vijftien jaar hielp ons om het concept te laten evolueren teneinde problemen te vermijden. In het begin waren de bejaarden heel erg aanwezig in de wereld van de kinderen. Omdat de kinderen die door de bijzondere jeugdzorg waren geplaatst nog een eigen familie hadden, stelden we vast dat sommige situaties zowel bij hen als bij hun ouders verwarring zaaiden. We zien de bejaarden nu liever als goede buren die we regelmatig uitnodigen.” Zo worden elk woensdag enkele senioren uitgenodigd aan de tafel van de jongeren. Dit is voor de kinderen een mooie kans om verantwoordelijkheden te leren opnemen door de mindervalide personen te helpen of hechte interpersoonlijke banden te smeden. “Hoewel ze nu minder frequent zijn, zijn die contacten zeker niet minder zinvol. En uiteindelijk is dat wat telt voor het welzijn van de kinderen en ouderen.” Een succesformule die haar beloftes nog steeds nakomt !
Zi c h t o p S ta d / Ti j d s c h ri ft va n h e t Fe d e ra a l Gro o ts te d e n b e l eid / N r 11 - Juni 2010
15
Urbanisme
Mechelen
De charme van water in de stad Water brengt leven in een stad. Dit principe staat centraal in het vlietenproject dat de stad Mechelen opstartte. Burgemeester Bart Somers droomt er alvast van om, waar mogelijk, de oude overwelfde grachten in de binnenstad terug open te gooien. Een klant die in een winkelwandelstraat even kan neerzitten aan het water, ook al is het maar een fontein, dat geeft toch een aangenaam gevoel”, besluit de burgemeester.
“De Dijle had oorspronkelijk verschillende armen en bijrivieren die door verzanding verdwenen of versmalden tot kleine vlieten. Hierlangs werden straten aangelegd en huizen gebouwd. Om verschillende redenen werden tussen 1893 en 1907 de meeste vlieten gedempt of overwelfd. Enkel ’t Groen Waterke bleef bestaan. Door de overwelvingen stroomt het water in feite nog altijd door Mechelen, maar je ziet het gewoonweg niet. Wij willen het historisch karakter van Mechelen terug zichtbaar maken door de vlieten, waar mogelijk, opnieuw zichtbaar te maken”, vertelt de burgemeester. De eerste stap van het project was het openleggen van de Melaan. “De nieuw ingerichte openbare ruimte van de Melaan nodigt uit tot verpozen. Toch bepaalt de historische loop van de vliet in belangrijke mate de sfeer. De kade aan het water is iets verlaagd waardoor er een intieme zitruimte ontstaat. Door het kleine hoogteverschil vormt er zich immers een lange rand waarop men kan plaats nemen. Bomen begeleiden het water en zorgen voor een lommerrijke, rustige sfeer.”.
16
De bruggen over de Melaan hebben een eigentijds karakter. Het gaat om kleine tuibruggen die vertrekken vanop de lage kades om beide oevers te verbinden. Deze vorm – van laag naar hoog – levert op visueel vlak zeker een meerwaarde. Burgemeester Bart Somers ziet nog andere mogelijkheden voor het openleggen van de oude vlieten. In de plannen zitten bijvoorbeeld de Botermarkt, de IJzerenleen, de voormalige OVAM-site aan de Kanunnik De Deckerstraat. “Natuurlijk kunnen al deze projecten niet gelijktijdig gerealiseerd worden. We plannen een en ander voor de komende jaren. Dit houdt ook in dat we bijvoorbeeld geen bouwvergunning geven voor een perceel dat vlak boven een overwelving ligt die we de komende jaren willen openleggen.” Met het openleggen van water in de stad hoopt het stadsbestuur vooral jonge gezinnen naar de stad te halen. “Stromend water geeft een fris imago aan de stad. Het is aangenaam voor de inwoners, maar evenzeer voor de handelaars.
Z ich t op S t ad / Ti j dschr i ft van h e t Fe d e r a a l G r o o t s t e d e n b e le id / N r 1 1 - Ju n i 2 0 1 0
Vlieten in Mechelen Ondertussen hebben de plannen in verband met het openleggen van de vlieten nog een bijkomende dimensie gekregen. De stad wil de overkapte vliet onder de IJzerenleen toegankelijk maken voor het publiek en er een museum over de geschiedenis van de vlieten in Mechelen in onderbrengen.
c u l t uu r
Vorst
“Pas de Quartier” : een platform ten dienste van de stad In Vorst zullen inwoners zich dankzij een project aan de hand van nieuwe technologieën opnieuw meester kunnen maken van hun leefomgeving, en dat over de grenzen van hun wijk heen. Een gesprek met Roger Burton, directeur van het cultureel centrum BRASS van Vorst. In de gemeente Vorst is het begrip ‘wijk’ onlosmakelijk verbonden met de stadsdynamiek. Drie wijkcontracten (Sint-Denijs, SintAntonius en Luttreburg) optimaliseren lokale initiatieven. Voor de overheid werden die wijken overigens beschouwd als afzonderlijke entiteiten, tot alle teams onlangs werden verenigd in één enkele cel. En hoewel ze zo verwant zijn, lukte het hen maar niet om op het vlak van projecten samen te werken. Ook de inwoners en straathoekwerkers stelden vast dat het heel moeilijk is om over de grenzen van de wijk te treden. “Na een gesprek met jongeren uit de wijk Sint-Antonius ben ik gaan beseffen dat ze zich echt verzetten tegen een ‘leven’ buiten de grenzen van de wijk, tenzij het is om die te ontvluchten”, legt Roger Burton uit. “Terwijl we het over het culturele aanbod hadden, sprak ik over La Maison des Cultures du Monde op een honderdtal meter daarvandaan, in de gemeente Sint-Gillis. Verbaasd over mijn voorstel riposteerden ze : maar dat is niet bij ons !” Als oude rot op het vlak van stadscultuur besloot hij ‘Pas de Quartier’ te ontwikkelen, een webtool voor zowel stadsmedewerkers als inwoners. Zijn streefdoel : de wijk opnieuw naar het hart van een stadsdynamiek leiden in plaats van naar een verstarde voorstelling ervan.
“Dat idee had ik al in 2004, toen ik als cultuurmedewerker voor de gemeente Elsene werkte”, legt hij uit. “Pascal Courtois (medebedenker) en ik kregen de kans om dit project te concretiseren dankzij het programma van het Grootstedenbeleid. Bovendien wil BRASS, het tweede steunpunt van het cultureel centrum van Vorst, vooral met nieuwe technologieën werken. Sinds 2009 werkten we onvermoeibaar aan de uitwerking van het concept om in april 2010 een bètaversie te kunnen voorstellen, wat nog vóór de zomervakantie zal leiden tot een webversie.” Met behulp van kaarten en plannen verstrekt de website van ‘Pas de Quartier’ gegevens voor stadsmedewerkers en inwoners, gekoppeld aan informatie- of multimediaelementen afkomstig van de inwoners zelf. “De stadsmedewerkers beschikken op die manier over gegevens over de gemeente die anders heel versnipperd en moeilijk toegankelijk zouden zijn. De inwoners zullen zo van een rist webgidsachtige diensten kunnen genieten. Ze krijgen ook toegang tot talloze workshops rond expressievormen en multimediaproducten die zijn toegespitst op stadsplanning en de buurt.” Het is duidelijk de bedoeling om het wetenschappelijke en populaire gebruik van een Web 2.0 tool aan elkaar te koppelen. Dat gebeurt door de territoriale representaties bij alle spelers van de stad, de inwoners en professionals ‘door elkaar te schudden’.
Het BRASS is de promotor van “Pas de Quartier”.
Zo leren volwassenen bijvoorbeeld filmreportages te maken in parken of over gebouwen. Jongere deelnemers kunnen deelnemen aan fotoworkshops. En zodra de tool online staat, zal het team van het BRASS workshops inrichten om ermee te leren omgaan. “In die geest gaan we samenwerken met de overheid en organisaties om de tool onder zoveel mogelijk mensen te verbreiden”, besluit Roger Burton. “We hadden al contacten met steden zoals Keulen en Rijsel om ons concept uit te voeren en over de grenzen heen tot leven te brengen.”
Zi c h t o p S ta d / Ti j d s c h ri ft va n h e t Fe d e ra a l Gro o ts te d e n b e l eid / N r 11 - Juni 2010
17
Focus
Steden en afval
samen recycleren In een onvermoeibaar streven naar duurzame stadsontwikkeling volgen de initiatieven voor afvalrecyclage elkaar in snel tempo op. We nemen drie opmerkelijke projecten onder de loep …
Ondergrondse sorteerstraatjes : tegen sluikstorten en een tegemoetkoming aan flatbewoners Ondergrondse afvalstraatjes voorkomen het sluikstorten en bieden een oplossing voor het plaatsgebrek van klein behuisde bewoners. Dit is al een paar jaar een echte succesformule in de stad Antwerpen. De ondergrondse sorteerstraatjes bestaan uit verschillende grote ondergrondse betonputten waarin metalen afvalcontainers met een capaciteit tot 5 m³ kunnen worden geplaatst. Op het voetpad of pleintje staat een kleine inwerpzuil per afvalsoort (restafval, pmd…). Bewoners uit een aantal door de stad bepaalde straten kunnen deze inwerpzuil gebruiken aan de hand van een elektronisch toegangspasje. Dit oplaadbaar pasje is verkrijgbaar in de buurt. De in de inwerpzuiltjes ingebouwde software registreert welke toegangspas op welk moment gebruikt werd voor welke afvalsoort.
18
Propere stad
Hoogtechnologisch
“De sorteerstraatjes leveren in Antwerpen een belangrijke bijdrage tot een propere stad. Ze zorgen daarenboven voor een dienstverlening op maat van de burger”, legt communicatie-deskundige Tinneke Voet uit. “Gelijkaardige buitenlandse en binnenlandse experimenten en onze eigen projecten wijzen uit dat ondergrondse sorteerstraatjes een uitstekend antwoord bieden op het verkeerd aanpakken van afval en sluikstorten. Bovendien ogen ze nog mooi in vergelijking met de bovengrondse alternatieven en dragen ze mee bij tot meer leefbaarheid in de buurt.”
Het leegmaken van de ondergrondse containers gebeurt met een hoogtechnologische afvalwagen. “Met één beweging en in minder dan vier minuten laadt het voertuig tachtig tot honderdtwintig afvalzakken, volautomatisch en met slechts één personeelslid, namelijk de chauffeur.” De stad Antwerpen gaat de komende jaren nog meer ondergrondse sorteerstraatjes aanleggen. Ze zullen ingeplant worden in sluikstortgevoelige omgevingen en wijken waar de bewoners klein behuisd zijn.
Z ich t op S t ad / Ti j dschr i ft van h e t Fe d e r a a l G r o o t s t e d e n b e le id / N r 1 1 - Ju n i 2 0 1 0
Tarieven Een bewoner die zijn afval in een van de sorteerstraatjes deponeert, betaalt niet meer dan iemand die gebruik maakt van de gewone huisvuilzakken of betaalstickers voor containers. De tarieven voor het gebruik van een sorteerstraatje verschillen per afvalsoort.
FOC U S
De vzw Ressources, Een tweede leven voor afval Het netwerk van Ressources, dat in 1999 werd opgericht, verenigt alle sociaaleconomische schakels die afgedankte producten in ontvangst nemen, inzamelen, sorteren, herstellen, recycleren en weer verkopen in Wallonië en Brussel. Twee jaar lang spanden de initiatiefnemers zich geduldig en stapsgewijs in om meer inzicht te krijgen in de activiteiten van hun leden (AEEA*, textiel, grof huisvuil, …). Met die kennis op zak breiden ze vervolgens hun onderzoeksterrein uit om uiteindelijk uit te groeien tot een onmisbare speler in de sector. Vandaag groepeert Ressources een zestigtal sociaal economie ondernemingen, goed voor ruim 4.000 werkplaatsen (waarvan 50 % vrijwilligers). Naast de economische streefdoelen (de opwaardering van afval en de verkoop van tweedehandsartikelen) bieden deze ondernemingen het duizendtal werknemers die ze elk
jaar weer resocialiseert niet enkel een gewaardeerde bezigheid maar ook opleidingen aan. Met de steun van een bijzonder dynamisch team verzamelt Ressources zijn leden rond mobiliserende projecten zoals de Europese week van de Afvalvermindering (15/03/2010), verzekert het de zichtbaarheid van de activiteiten en helpt het zijn leden partnerschappen te smeden met zowel overheids- als privé-opératoren. De acties op het terrein berusten in de eerste plaats op preventie, selectieve ophaling en de verwerking van afgedankte producten. Die aanpak draagt in grote mate bij tot de sensibilisering van het publiek.
3 essentiële opdrachten • De sociale ondernemingen per circuit samenbrengen en mobiliseren rond projecten ; • Partnerschappen tot stand brengen met zowel privé- als overheidsactoren ; • De aanvragen van de sector analyseren om ontwikkelingsvoorstellen te kunnen formuleren. *Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
Meer info : www.res-sources.be
Brussel
“Proprement dit” of wanneer afval kunst wordt In Brussel vormen kunst en het milieu een prachtig paar. Bewijs daarvan is het budget van 2.500 euro dat de Stad Brussel vrijmaakt voor de sensibiliseringsactie ‘Proprement dit’, bedacht en op touw gezet door de vzw Source. Deze kunsthappening, die in april en mei moet plaatsvinden, telt verschillende fasen.
Een eerste luik voorziet een dag voor het inzamelen en sorteren van afval in de wijk. Een tweede, meer artistieke fase, krijgt concrete vorm in een workshop voor de recyclage van afgedankte voorwerpen voor deelnemers met veel verbeeldingskracht. Het project, dat in de eerste plaats de armste inwoners van de Zennewijk wil helpen, streeft een dubbel doel na : inwoners sensibiliseren over openbare netheid terwijl ook de uitdagingen op dit vlak voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen worden toegelicht.
“Met dit project”, leggen de initiatiefnemers uit, “willen we de bewoners laten kennismaken met het werk van de kwetsbare personen die ons sociaal restaurant bezoeken en die vaak ten onrechte in verband worden gebracht met de verloedering van ons milieu.” De kunstwerken worden tentoongesteld van 4 tot 23 juni 2010 (van 20 tot 21.00 u) in sociaal restaurant La Rencontre, waar ze vervolgens zullen worden geveild. Meer info 02/512.72.04 - 02/514.33.32
Zi c h t o p S ta d / Ti j d s c h ri ft va n h e t Fe d e ra a l Gro o ts te d e n b e l eid / N r 11 - Juni 2010
19
sociaAl
Charleroi
een gezellig toevluchtsoord voor Porte Ouest De Espace Citoyen of ‘burgerruimte’ ligt al sinds het begin van de jaren 2000 op het gebied van Charleroi Porte Ouest. Het injecteert een wijk die getekend is door een industrieel verleden met een flinke dosis heropleving. Hier komen bewoners samen voor een gemoedelijke babbel, om advies te vragen, een huistaak te maken, te leren naaien of gewoon een kop koffie te drinken ... Marie-Line Poucet, projectleidster van het OCMW van Charleroi, geeft een woordje uitleg. groepen die talloze beperkingen meebrengen, zoals een hoge werkloosheid, onzekere leefomstandigheden voor de gezinnen, isolement,... Deze zone wordt bovendien in twee gekliefd door een verkeersader. Om een spreekwoordelijke brug te slaan en een zekere sociale dynamiek te creëren, moesten we al die obstakels zien te overwinnen.
Welk concept gaat er achter de inrichting van deze Espace Citoyen schuil ? Marie-Line Poucet : De overheid en het OCMW van Charleroi wilden indertijd weer een sociale sfeer scheppen in dit triest en arm stuk stad zonder openbare plek waar inwoners elkaar konden treffen. We waren overtuigd van de slaagkansen omdat we het concept al hadden uitgeprobeerd in twee andere kwetsbare wijken van de stad. Door ons huis tot ‘Espace Citoyen’ te dopen, weigerden we ons te beperken tot een aanbod van buurtdiensten voor de bewoners, zoals die van sommige gemeentes met gedecentraliseerde steunpunten. Wij wilden dus een stapje verder gaan in deze burgerdynamiek door ons als ankerpunt te profileren en een lans te breken voor nieuwe projecten (culturele evenementen, administratieve en schoolhulp, hulp aan de armsten, ...) die zich in de wijken kunnen verbreiden.
Welke obstakels moest u daarbij overwinnen ? M.-L. P. : In de hele zone van Porte Ouest hebben we te maken met bijzonder heterogene
20
Hoe bent u erin geslaagd dit ambitieuze project te verwezenlijken ? M.-L. P. : Ons project ging lang vóór de officiële opening van het Huis al van start. Samen met ons team verrichtten we massa’s voorbereidend werk door de bewonersgroepen zelf te raadplegen. Zo wilden we de bewoners ondervragen, het project voorstellen, peilen naar hun verwachtingen en instrumenten invoeren die op die realiteit waren afgestemd. Om de bewoners te bereiken installeerden we wijkcomités tot in de meest afgelegen buurten en om zo veel mogelijk mensen naar onze Espace Citoyen te halen, belden we zelfs aan bij de bewoners.
Wat zijn de verwachtingen van de bewoners vandaag ? M.-L. P. : Die zijn heel uiteenlopend. Om het welslagen van ons project te verzekeren, doen we dan ook ons best om het aanbod af te stemmen op hun verwachtingen, die trouwens heel praktisch zijn op het vlak van begeleiding, maar ook gebruiksvriendelijkheid. We werkten een
Z ich t op S t ad / Ti j dschr i ft van h e t Fe d e r a a l G r o o t s t e d e n b e le id / N r 1 1 - Ju n i 2 0 1 0
indrukwekkend palet diensten uit : een huistaakklas, een woon- of werkdienst, een digitale ruimte, ... En dat alles onder leiding van professionals uit de sector. We bieden bewoners ook ruimtes waar ze feesten of evenementen kunnen organiseren. Zo is onze cafetaria uitgerust met een relax-, lees- en hobbyruimte. Ze kunnen er deelnemen aan creatieve workshops die soms door de bewoners zelf worden gegeven. Om de dialoog met de burgers te bevorderen, gaan we ook in zee met lokale partners door ze te betrekken in thematische overleggroepen over bijvoorbeeld onderwijs, tewerkstelling, cultuur en gezondheid.
Hoe slaagt u er concreet in om verschillende profielen te verenigen in één ruimte ? M.-L. P. : Om zo veel mogelijk generaties en sociale achtergronden samen te brengen, proberen we een zo ruim mogelijke doelgroep te bereiken door ons dienstenaanbod te diversifiëren. De dynamiek die we tot stand proberen te brengen, moet de bewoners stimuleren om kennis te maken met elkaar. We moedigen een synergie aan zonder iets te forceren. Concreet bieden we de meest kwetsbare groepen begeleidingen aan om hun wijk te verlaten en aan gunstige voorwaarden (met de steun van culturele instanties) van het culturele aanbod van de stad te genieten. En tijdens die uitstapjes zijn zeer uiteenlopende groepen vertegenwoordigd !
agenda
colloquia, ontmoetingen en seminaries Van 8 tot 11 juni 2010 Straatsburg - Colloquium Demain, c’est tout de suite.
24 september 2010 Brussel - Rondleidingen Brussel duurzame stad
ADEUS (Agence de développement et d’urbanisme de l’agglomération strasbourgeoise) organiseert een seminarie rond toekomstige thema’s : Wat is de huidige en toekomstige situatie op gebied van klimaat, hoever staan we in de creatie van een natuurstedelijk biotoop ? Evoluties in onze manier van leven, kern punten aangaande een herziening van de territoria ? Opties op gebied van stadswerking ? Alternatieve denkpistes rond stadsinrichting.
Voor het ARAU is de stad per definitie duurzaam. De woondichtheid en in het bijzonder de gemeenschappelijkheid vermijden energieverlies. Binnen deze visie van de stad als duurzame energieomgeving toont het ARAU een aantal concrete individuele projecten en initiatieven waar energie-efficiëntie centraal staat door een lagere energiebehoefte (uitstekende isolatie en hoogrendementstoestellen) en het gebruik van hernieuwbare energie. De rondleiding omvat tevens een bezoek aan het Huis van de hernieuwbare Energie (EREC/European Renewable Energy Council).
Info : www.adeus.org Van 1 tot 4 september 2010 Gent - Conferentie Stad en samenleving
uitdagingen waar de steden van vandaag mee te kampen hebben.
Info :
[email protected]
Info : www.arau.or
27 tot 29 oktober 2010 Florence (I) - Internationale conferentie Child in the City 2010 De 5e editie van deze wetenschappelijke conferentie over de kindvriendelijkheid van steden is een gezamenlijk project van de Child in the City Foundation en het European Network Child Friendly Cities (ENCFC). Thema’s: deelname van kinderen aan het openbare leven, beschikbare (speel)ruimte, mobiliteit van kinderen en meetinstrumenten om dit te boordelen en evalueren. Info : www.childinthecity.com
De 10e International Conference on Urban History vindt dit jaar plaats in het prestigieuze kader van de Universiteit Gent. Thema van de conferentie: Stad en samenleving in de Europese geschiedenis. De European Association for Urban History (EAUH) werd in 1989 opgericht met steun van de Europese Unie. De tweejaarlijkse vergaderingen vormen een multidisciplinair forum voor geschiedkundigen, sociologen, geografen, antropologen, architectuur- en kunsthistorici, stedenbouwkundigen en iedereen met interesse voor stadsgeschiedenis.
Info : www.eauh2010.ugent.be Van 16 tot 22 september Brussel - Week van Vervoering Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de gemeenten, de verenigingen en de bevolking dragen ieder jaar hun steentje bij om van deze week de ultieme afspraak van de alternatieve mobiliteit te maken. Tijdens de traditionele autoloze zondag op 19 september zullen de 160 km² van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest weer geheel in het teken staan van de zachte mobiliteit. Gratis vervoer met de MIVB geeft Brusselaars de gelegenheid om de combinatiemogelijkheden van verschillende transportmiddelen uit te testen: bus, metro, wandelen, skaten, fietsen.
Info : www.mobielbrussel.irisnet.be
3 en 4 oktober 2010 Den Haag (NL) – Conferentie The 2010 Cities of Migration International Conference Een tweedaags evenement waar leidinggevende stedelijke instanties en internationale deskundigen debatteren over het thema ‘integratie van nieuwkomers in de stad’. Dit is beslist een van de belangrijkste
Zi c h t o p S ta d / Ti j d s c h ri ft va n h e t Fe d e ra a l Gro o ts te d e n b e l eid / N r 11 - Juni 2010
21
boeken
Boekennieuws Duurzame stedenbouw in woord en beeld, Eva Heuts en Erik Rombaut, VIBE vzw, www.vibe.be
Duurzame stedenbouw in woord en beeld. Gids met praktijkvoorbeelden voor de transitie naar een ecopolis. Ecopolis gaat verder dan het opwaarderen van wijken. Met ecopolis proberen de auteurs de hele stad of gemeente op een geïntegreerde manier te oriënteren naar duurzame ontwikkeling. Dit op vlak van ruimtegebruik, groenvoorziening, mobiliteit en verantwoordelijkheid voor het gebruik van energie, water en grondstoffen. Dit boek overloopt de theoretische basis van het ecopolis-gedachtegoed. En het beschrijft talloze bestaande voorbeelden van wijken, plekken en steden die voldoen aan wat een ideale ecopolis kan zijn.
Volksbeving, van babyboom naar bevolkingscrash, Fred Pearce, uitgeverij Epo, 320 p., 2010, 14,95 euro.
Volksbeving, van babyboom naar bevolkingscrash. De auteur laat zien hoe een jonge bevolking de motor kan worden van het Chinese economische wonder en hoe de vergrijzing van diezelfde bevolking dit weer zal ondermijnen. Hij stelt de vraag : zal de babyboomgeneratie de wereld groener, gelukkiger, wijzer en zuiniger maken of stevenen we af op een milieunachtmerrie ?
Strategisch ruimtelijke projecten, maatschappelijk en ruimtelijk vernieuwend, Jef Van den Broeck, Louis Albrechts en Ruth Segers, uitgeverij Politeia, 2010, 79 euro (incl. cd-rom), www.politeia.be.
Strategisch ruimtelijke projecten, maatschappelijk en ruimtelijk vernieuwend. In dit boek behandelen de auteurs een aantal innovatieve mogelijkheden om strategisch ruimtelijke projecten (stationsomgevingen, brownfields, perifere landschappen…) op een betere manier aan te pakken. Ze gaan na hoe we maatschappelijke conflicten kunnen aanpakken en welke bestaande en nieuwe instrumenten ter beschikking staan.
22
Het creatieve geheugen, Nathalie Vallet, Raf De Mey, Koenraad Marchand en Marco Bontje, uitgeverij Politeia, 2010, 39 euro, www.politeia.be.
Het creatieve geheugen, stadsinnovatieprojecten rond openbare bibliotheken en creatieve economieën. Dit boek vertelt het verhaal van culturele stadsinnovatieprojecten waarbij de finaliteit varieert binnen een spectrum van maatschappelijk-educatief tot economisch stimulerend. Concreet worden vijftien Vlaamse en Nederlandse stadsinnovatieprojecten rond openbare bibliotheken en creatieve economieën geanalyseerd.
Z ich t op S t ad / Ti j dschr i ft van h e t Fe d e r a a l G r o o t s t e d e n b e le id / N r 1 1 - Ju n i 2 0 1 0
Citymarketing in perspectief, Gert-Jan Hospers, uitgeverij IVIOWereldschool, 128 p., 2010, 21,95 euro.
Citymarketing in perspectief. Veel gemeenten investeren in een campagne en een slogan om bewoners, bedrijven, bezoekers en bollebozen aan te trekken en voor de stad te behouden. In dit boek vraagt de auteur zich af wat een stad doet met mensen, welke rol spelen de media bij de beeldvorming, waarom gaan toeristen massaal naar Venetië en niet naar Venlo…
Belgische Marokkanen, een stap verder, Sami Zemni, Koning Boudewijnstichting, www.kbs-frb. be, enkel elektronisch te verkrijgen, gratis.
Belgische Marokkanen : een stap verder Analyse en vergelijking van het onderzoek om de Marokkaanse gemeenschappen in België beter te leren kennen. Het boek bevat ook aanbevelingen aan het adres van politiek en maatschappelijk verantwoordelijken. Het boek is een aanvulling op het rapport Belgische Marokkanen, een veelzijdige identiteit in evolutie.