Zicht op kwaliteit Interne kwaliteitszorg in het onderwijs van de Faculteit der Archeologie
Samenstelling
prof. dr. H. Fokkens dr. M. Hoogland F. Tomas September 2008 Goedgekeurd door het Bestuur van de Faculteit der Archeologie op 8 okt 2008
ZICHT OP KWALITEIT
ZICHT OP KWALITEIT
Voorwoord Missie en visie Missie Onderwijsvisie Onderwijsconcept Organisatie De opleidingen Commissies De kwaliteitscyclus Doelstellingen Algemeen Bacheloropleiding Masteropleiding Research-master opleiding Promotieopleiding Niveau van de opleidingen Programma’s (toetsing en toelating) Bachelor- en masteropleidingen Promotieopleiding Inzet personeel en beoordeling BKO Voorzieningen ICT en onderwijs Onderwijsondersteuning Studiebegeleiding Kwaliteitscyclus Speciale aspecten Internationalisering Honourstrajecten Aansluiting VWO-WO, HBO-WO De Jaarkalenders
versie September 2008 pag. 2
ZICHT OP KWALITEIT
Voorwoord In deze brochure wordt de onderwijsvisie en kwaliteitszorgcyclus beschreven van de bacheloropleiding, de masteropleiding, de research-masteropleiding en de promotieopleiding die worden verzorgd door de Faculteit der Archeologie van de Universiteit Leiden. Het is een schetsmatig overzicht in die zin dat het alle aspecten weergeeft, maar niet alles tot in detail behandelt. Zo nodig wordt verwezen naar onderliggende documenten. De brochure geeft bovendien vorm aan de op 1 september 2007 ingestelde verdeling van de opleidingen tussen een Undergraduate School of Archaeology (UGSA) en een Graduate School of Archaeology (GSA). Deze scholen moeten worden gezien als het organisatorische kader waarin de verschillende opleidingen zijn ondergebracht.
versie September 2008 pag. 3
ZICHT OP KWALITEIT
Faculteitsbestuur decaan=wetenschappelijk directeur portefeuillehouder onderwijs assessor bepaalt kwaliteit via reglementen,
adviseren bepaalt kwaliteit via reglementen,
opleidingscommissie
education committee
OER
Undergraduate School
Graduate School
vice-decaan directeur medewerkers
decaan directeur medewerkers
studenten
studenten
docenten
docenten
controleert toelating studenten
controleert kwaliteit opleiding controleert kwaliteit docenten
toelatingscommissie
examencommissie
commissie kwaliteit docenten
versie September 2008 pag. 2
controleert toelating studenten
controleert kwaliteit opleiding controleert kwaliteit docenten
OER
ZICHT OP KWALITEIT
Missie en Visie Missie De onderwijsmissie van de Faculteit der Archeologie is om studenten af te leveren aan de maatschappij die optimaal kunnen functioneren in een academische, maar ook in een bedrijfsmatige of beleidsmatige omgeving. Onze ambitie is daarin nummer één te zijn in Nederland en bij de top tien van Europa te horen. Onderwijsvisie Wetenschap en maatschappij, zelfstandigheid en kritisch inzicht zijn de begrippen
die centraal staan in de onderwijsvisie van de Leidse Faculteit der Archeologie. Wetenschap: Studenten worden opgeleid tot onderzoekers die weten hoe ze onderzoeksvragen moeten vertalen naar de praktijk van veldwerk, van materiaalonderzoek of literatuurstudie. Ook in management en in de dagelijkse praktijk van commercieel archeologisch veldwerk is een onderzoekende houding belangrijk. Maatschappij: Archeologen zijn per definitie bezig met de studie van cultureel erfgoed. Zij moeten zich ervan bewust zijn hoe erfgoed in het maatschappelijk bestel is ingebed en hoe ze daarover aan een breder publiek kunnen communiceren. Zelfstandigheid: Studenten worden opgeleid tot creatieve en ambitieuze zelfstandige en onafhankelijke onderzoekers. Kritisch inzicht: Een onderbouwde eigen mening is een vereiste voor goede onderzoekers, maar ook voor mensen die een managementfunctie nastreven. Onderwijsconcept Het didactisch concept van de faculteit draait om actief leren in een wereld van onderzoekers. Actief leren houdt in: papers schrijven en presenteren, artikelen bespreken en in discussie brengen, maar ook: veldwerk uitvoeren, het ‘vak’ archeologie leren beheersen als een vak waarin theorie en praktijk nauw zijn verweven. De verwevenheid van onderzoek en onderwijs staat daarbij in zowel het undergraduate (veldwerk en stage) als in het graduate onderwijs (aansluiting bij facultaire onderzoeksprojecten) centraal. Juist die verwevenheid garandeert onderwijs in een internationaal en multidisciplinair klimaat. In het hele onderwijs speelt informatietechnologie een steeds belangrijker rol en studenten leren actief daarmee omgaan. Dat geldt zowel in het veldwerk door het gebruik van geavanceerde meetapparatuur, als in het onderwijs waarin Learning on distance een geïntegreerd element is.
versie September 2008 pag. 3
ZICHT OP KWALITEIT
Organisatie Het onderwijs in de Faculteit der Archeologie is georganiseerd in een Undergraduate School of Archaeology (UGSA) en een Graduate School of Archaeology (GSA). De UGSA is verantwoordelijk voor het Bacheloronderwijs, de GSA is verantwoordelijk voor het Master- en PhD (promovendi)-onderwijs. Deze structuur is officieel op 1 september 2007 van start gegaan. Beide scholen hebben vergelijkbare taken en verantwoordelijkheden: •
toezicht op de vormgeving, invulling en organisatie van de bachelor-, master- en promotieopleidingen
•
coördinatie van deze opleidingen
•
regelgeving van deze opleidingen
•
bewaking van de kwaliteit van deze opleidingen
•
werving, selectie en toelating van studenten voor deze opleidingen
•
bewaking van de studievoortgang van de studenten
•
coördinatie van het alumnibeleid
De UGSA en de GSA worden geleid door een opleidingsdirecteur, bijgestaan door beleidsmedewerkers. De beide directeuren worden aangestuurd door de portefeuillehouder onderwijs en functioneren onder de verantwoordelijkheid van het faculteitsbestuur. De opleidingen Het faculteitsbestuur heeft vier leden, te weten de decaan, de portefeuillehouder onderwijs (tevens vice-decaan), de assessor (het studentlid) en de directeur bedrijfsvoering. Het bestuur wordt ondersteund door de ambtelijk secretaris. De decaan van de Faculteit is tevens Dean van de Graduate School, de vice-decaan Dean van de de Undergraduate School. De portefeuillehouder onderwijs is eindverantwoordelijk voor de organisatie en uitvoering van het onderwijs. Samen met de opleidingsdirecteuren vormt deze het bestuur van het onderwijsbureau, dat voorts bestaat uit beleidsmedewerkers en de studentadministratie. Het dagelijks bestuur van de UGSA en de GSA bestaat uit de directeur en de beleidsmedewerkers. Wekelijks overleggen beide besturen met de portefeuillehouder onderwijs. Commissies Elke opleiding heeft een opleidingscommissie die wordt voorgezeten door de opleidingsdirecteur. De opleidingscommissie voor de UGSA (OC) en de education committee voor de GSA (EC) bestaan voorts uit twee stafleden en drie studentvertegenwoordigers van verschillende geledingen. De studentleden verzorgen ook cohortevaluaties en brengen de resultaten daarvan ter discussie in de vergadering in. De beleidsmedewerkers notuleren de vergaderingen. De verslagen zijn opvraagbaar en worden na goedkeuring via de facultaire website gepubliceerd. De opleidingscommissies adviseren het bestuur over beleidsvoorstellen die het onderwijs betreffen en andere zaken aangaande het onderwijs (onder meer door studenten ingebrachte punten van aandacht of discussie). Het bestuur neemt daarop zonodig beslissingen die aan de leiding van de UGSA en GSA ter uitvoering worden opgedragen.
versie September 2008 pag. 4
ZICHT OP KWALITEIT
Toelating tot de opleidingen wordt geregeld door de toelatingscommissie. Zij beoordeelt aanvragen tot toelating. Voor master-studenten gebeurt dat op grond van verstrekte documenten, waaronder een motivatiebrief en cijferlijst van behaalde vakken. Research-masterstudenten dienen een gewogen gemiddelde te hebben van 7,5 of meer voor hun BA2 en BA3-jaar en voor de scriptie minimaal een 8. Zij worden bovendien opgeroepen voor een toelatingsgesprek met de toelatingscommissie en een staflid dat betrokken is bij het gewenste programma. De examencommissie, bestaande uit drie stafleden, oordeelt op basis van het onderwijs- en examenreglement over studieprogramma’s. De examencommissie borgt bovendien een deel van de kwaliteit door controle op de kwaliteit van scripties. Deze controle wordt beschouwd als een van de belangrijkste instrumenten om de behaalde eindkwaliteiten van de studenten te toetsen. De commissie kwaliteit docenten tenslotte, waakt over de kwaliteit van de docenten. Binnen de faculteit is sinds 1 januari 2008 het verplichte BKO-traject (Basis Kwalificatie Onderwijs) ingevoerd. De commissie adviseert het bestuur bovendien over cursussen die gewenst zijn voor docenten. De kwaliteitscyclus Jaarlijks wordt het onderwijs op verschillende niveaus geëvalueerd (zie hoofdstuk Jaarkalender). De uitkomsten van de evaluaties worden ter kennis gebracht van de opleidingscommissie en van de besturen van de opleidingen. Deze stellen naar aanleiding van de bevindingen actieplannen op. Het bestuur van de faculteit beslist over de uitvoering. Controle vindt plaats door hernieuwde evaluatie het volgende jaar of door een tussenevaluatie. Verbeterpunten zijn onderdeel van discussie op de jaarlijkse onderwijsdag, of worden onder de aandacht gebracht door tussentijdse discussiebijeenkomsten met docenten en studenten. Een van de beleidsmedewerkers van de opleidingen heeft de kwaliteitszorg als taak in het takenpakket.
versie September 2008 pag. 5
ZICHT OP KWALITEIT
versie September 2008 pag. 6
ZICHT OP KWALITEIT
Doelstellingen Algemeen
De studie archeologie leidt studenten op tot academisch gevormde archeologen die zowel bij wetenschappelijk onderzoek als in de bredere beroepspraktijk inzetbaar zijn. Archeologie in Leiden biedt een opleiding tot drie academische graden: Bachelor, Master en Research Master. De bacheloropleiding is een basis(vak)opleiding in de archeologie. De masteropleiding stelt afgestudeerden in principe in staat (deel)onderzoek te verrichten, dat eventueel een basis kan vormen voor een promotieopleiding, terwijl
de opleiding tot Research Master sterk gericht is op het ontwikkelen van de onderzoeksvaardigheden op hoog academisch niveau van de student, waarna deze eventueel een PhD-traject kan ingaan. De hieronder genoemde eindkwalificaties vormen het uitgangspunt voor het onderwijsprogramma. Zij sluiten aan bij de eisen die in de beroepspraktijk gelden en onder meer zijn vastgelegd in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).1 De eindkwalificaties sluiten tevens aan bij het referentiekader dat geformuleerd is door buitenlandse collega’s, het Benchmark Statement Archaeology van de Engelse Quality Assurance Agency (QAA).2 Bacheloropleiding
De doelstelling van de bacheloropleiding is het bijbrengen van voldoende kennis, inzicht en vaardigheden om de afgestudeerde in staat te stellen onder supervisie op academisch niveau een bijdrage te leveren aan het herkennen, aandragen en oplossen van vraagstukken die zich voordoen op een deelgebied van de archeologie. De bachelorstudie leidt op tot een elementair academisch niveau dat de student in staat stelt om onder supervisie ingeschakeld te worden bij terreinwerk (prospectie, opgravingen), wetenschappelijk onderzoek en archeologische beleidstaken. De student beschikt over de noodzakelijke materiaalkennis en is bekend met de mogelijkheden van archeometrische en verwante technieken. Ook is de student op de hoogte van de theoretische uitgangspunten waarmee hij/zij waarnemingen en hypothesen kan analyseren. Tevens is de student in staat om over het gedane onderzoek te rapporteren. Ten slotte is de student zich bewust van en kan omgaan met de ethische aspecten die eigen zijn aan het werken met cultureel erfgoed.
Op basis van deze kennis en vaardigheden kan de Bachelor zich een plaats verwerven in de beroepspraktijk of met succes een masteropleiding in het vakgebied aan een andere universiteit in binnen- of buitenland volgen.
1
2
Zie www.sikb.nl voor de meest recente versie. The Quality Assurance Agency for Higher Education, 2000.
versie September 2008 pag. 7
ZICHT OP KWALITEIT
Eindkwalificaties
Bij afsluiting van de Bacheloropleiding moet elke Leidse student Archeologie voldoen aan vakspecifieke, vakoverschrijdende en onderzoekende eindkwalificaties. Vakspecifieke eindkwalificaties De Bachelor of Arts (Archeologie): • •
• •
•
• • • •
•
beschikt over kennis van en inzicht in de methoden en technieken van archeologisch veldwerk en kan deze toepassen; beschikt over kennis van en inzicht in de methoden en technieken van de academische disciplines die raakvlakken hebben met de archeologie, zoals de culturele antropologie, de aardwetenschappen, ecologie en andere natuurwetenschappelijke richtingen; kan onder supervisie vanuit de hulpwetenschappen van de archeologie een verklaring van archeologische verschijnselen beredeneren; beschikt over basiskennis van en inzicht in het toepassen van methoden voor materiaalanalyse, en kan zelfstandig een eerste interpretatie verrichten of analyse maken; beschikt over de basisvaardigheden om het materiaal van de gekozen specialisatie te herkennen, beschrijven en te determineren om onder supervisie tot een rapportage hiervan te komen; heeft een brede kennis van de archeologie op het specialisatiegebied; heeft kennis van de laatste ontwikkelingen op theoretisch en methodologisch terrein van het vakgebied én inzicht in het toepassen hiervan; kan problemen en vraagstukken in het vakgebied onder woorden brengen en een argumentatie opstellen voor de beantwoording ervan; kan gegevens onder supervisie kritisch analyseren en interpreteren, gebruikmakend van de theoretische en/of methodische aspecten van het vakgebied en zo nodig ook de maatschappelijke raakvlakken ervan; kan zelfstandig informatie opzoeken en integreren met de reeds aanwezig kennis om zo met succes een vervolgstudie op MA-niveau in binnen- of buitenland te volgen.
Vakoverstijgende eindkwalificaties De Bachelor of Arts (Archeologie): •
• • •
heeft kennis van en inzicht in de normen en waarden die ten grondslag liggen aan het wetenschapsproces als geheel en wetenschappelijke keuzen in het bijzonder; heeft een multidisciplinaire houding en is in staat om in een multidisciplinair team te werken; is zich bewust van de subjectiviteit van wetenschappelijke waarnemingen; komt met eigen oplossingen, kan eigen conclusies trekken en aanbevelingen doen naar aanleiding van vigerende vraagstukken en deze bespreekbaar maken.
De Bachelor of Arts heeft tevens een zekere mate van academische houding verworven en hij/zij:
versie September 2008 pag. 8
ZICHT OP KWALITEIT
• • • • • •
heeft een kritische houding, stelt confronterende vragen en moet een onderzoeksartikel kritisch kunnen bediscussiëren; kan gebruikmaken van recente technologieën van computer- en ITtoepassingen, mede voor het visueel presenteren van onderzoeksresultaten; is in staat digitale media te gebruiken, gedrukte bronnen te raadplegen om zo te komen tot beantwoording van actuele onderzoeksvragen; kan wetenschappelijke teksten analyseren, interpreteren en een beargumenteerd eigen standpunt hierover innemen; kan onderzoeksgegevens en –interpretaties in woord en geschrift overbrengen op een publiek van (niet-)specialisten; kan onder supervisie reflecteren op het eigen denken en handelen.
Onderzoekende eindkwalificaties De Bachelor of Arts (Archeologie): • • • • • • • •
•
kan logisch redeneren, redeneermethoden in het vakgebied herkennen en reflecteren op het eigen denken en handelen; heeft kennis van en inzicht in de ethiek en normen van het vakgebied en houdt hier rekening mee; beschikt over kennis van en inzicht in de maatschappelijke aspecten van het vakgebied; is in staat om door losse onderzoeksgegevens te combineren logische verbanden te ontdekken; is in staat een kritisch oordeel over de eigen conclusies te vormen en kennis te herzien, uit te breiden en toe te passen; kan een standpunt innemen over het vakgebied en de plaats ervan in de maatschappij; kan onder begeleiding of in teamverband aanbevelingen schrijven bij eigen onderzoek; kan gegevens onder supervisie kritisch analyseren en interpreteren, daarbij gebruikmakend van de theoretische, methodologische en/of maatschappelijke aspecten van het vakgebied; is in staat om vraagstukken betreffende het vakgebied vanuit meerdere perspectieven in discussie te brengen en een beargumenteerd eigen standpunt te verdedigen.
Masteropleiding De masteropleiding bouwt wat kennis, inzicht en vaardigheden betreft logischerwijs voort op de bacheloropleiding. De masteropleiding biedt vervolgens specialisatie en verdieping per vakgebied. Waar in de eindkwalificaties het vakgebied genoemd staat, geldt dit ook voor de specialisatie-richting. De doelstelling van de masteropleiding is het bijbrengen van voldoende kennis, inzicht en vaardigheden om zelfstandig onderzoeksproblemen te kunnen formuleren, te vertalen in een onderzoeksontwerp en dat vervolgens uit te voeren. De Master is tevens in staat verantwoordelijke functies te bekleden bij archeologische projecten of een beleidsfunctie te vervullen. De afgestudeerde is daarom goed op de hoogte van de ethische en maatschappelijke relevantie van zijn activiteiten en van de structuur van het archeologisch bestel.
versie September 2008 pag. 9
ZICHT OP KWALITEIT
De masteropleiding stelt gemotiveerde afgestudeerden in staat met succes een promotieopleiding te kunnen volgen in binnen- of buitenland Eindkwalificaties De algemene eindkwalificaties waaraan elke Leidse student Archeologie bij afsluiting van de masteropleiding moet voldoen, zijn omschreven in vakspecifieke, vakoverschrijdende en onderzoekende eindkwalificaties: Vakspecifieke eindkwalificaties De Master of Arts (archeologie): •
•
•
• • • • • • • •
•
•
beschikt over de vaardigheid problemen en vraagstukken in de archeologie zelfstandig onder woorden te brengen en argumentaties op te stellen voor de beantwoording daarvan; beschikt over gevorderde kennis, d.w.z. beschikt over meer specifieke en diepgaande kennis, van de raakvlakken van archeologie en hun mogelijkheden om het verleden te begrijpen, construeren en te interpreteren. De Master kan dit zelfstandig en kritisch afwegen; beschikt over grondige kennis van en inzicht in de methoden en technieken van veldwerk van de specialisatierichting en kan deze toepassen, d.w.z. kan data in het veld verzamelen, is op de hoogte van de methoden en technieken die in het veld en in de laboratoria toegepast worden; kan een beargumenteerde keuze voor analysemethodes maken; heeft een actieve beheersing van de onderzoeksmethoden en –technieken, zodat de Master zelfstandig archeologisch (veld)-onderzoek kan uitvoeren; beschikt over grondige kennis van en inzicht in de theorie en methoden van het vakgebied; beschikt over het vermogen om verworven kennis en inzichten in onbekende en complexe situaties toe te passen; beschikt over het vermogen om gegevens te verzamelen en deze kritisch te analyseren en interpreteren; is in staat over de nieuwste ontwikkelingen in de archeologie en de consequenties daarvan voor de samenleving te debatteren. beschikt over het vermogen de eigen benadering kritisch te evalueren en in te passen in een breder theoretisch en maatschappelijk kader; is in staat om ontwikkelingen in de alfa-, bèta- en gammawetenschappen kritisch te beschouwen met het oog op mogelijke archeologische toepassingen; beschikt over het vermogen om onderzoeksgegevens en –interpretaties als ook de bijbehorende (theoretische en methodische) benaderingen, in woord en geschrift over te brengen op een publiek van ( niet-)specialisten. Daarbij moet de Master op eigen inzichten kunnen reflecteren en andere standpunten toelaten, aanvaarden en bevragen; kan naar aanleiding van eigen onderzoek komen tot nieuwe kennis.
Vakoverstijgende vaardigheden De Master of Arts (archeologie): •
is in staat zijn eigen onderzoek in een multidisciplinair kader te plaatsen;
versie September 2008 pag. 10
ZICHT OP KWALITEIT
• • • • • •
•
is in staat zijn eigen onderzoek/veldwerk te plannen en uit te voeren; is in staat de kennis van verschillende aspecten en vakgebieden te integreren; is vertrouwd met wetenschapfilosofische en theoretische principes toegepast op het archeologisch materiaal; kan op een efficiënte manier omspringen met tijd en middelen en is in staat oplossingsgericht mee te denken, ook in niet-eerder voorgekomen situaties; is zich bewust van de subjectiviteit van wetenschappelijke waarnemingen; kan nieuw onderzoek lezen en komen met eigen oplossingen, kan eigen conclusies trekken en aanbevelingen geven en kan naar aanleiding van eigen onderzoek komen tot nieuwe kennis; heeft duurzame kennis van het vakgebied opgebouwd in voortdurende kritische discussie en is zich ervan bewust dat deze kennis principieel voorlopig is en belangrijke delen daarvan op elk moment door nieuwe gebeurtenissen, problemen en oplossingsstrategieën achterhaald kunnen blijken te zijn.
De Master heeft tevens een academische houding verworven, dat betekent: • •
•
•
heeft een bij uitstek kritische houding, d.w.z. stelt kritische en confronterende vragen; kan kritisch omgaan met eigen wetenschappelijke interpretaties en die van anderen, kan een uitgebreide discussie schrijven bij een eigen onderzoeksartikel, kan aanbevelingen schrijven bij eigen zelfstandig onderzoek en kan uit onderzoek nieuwe ideeën en aanbevelingen destilleren; kan zich op het gebied van de specialisatierichting een oordeel vormen op grond van onvolledige of beperkte informatie, daarbij rekening houdend met relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten; kan reflecteren op methodische, historische, ethisch-maatschappelijke aspecten van de wetenschap m.b.t. archeologie.
Onderzoekende eindkwalificaties De Master of Arts (archeologie): •
• • • • •
kan logisch redeneren, redeneerwijzen in het vakgebied toepassen en in twijfel trekken en reflecteren op de eigen positie daarbij blijk gevend van originaliteit; kan ethische, normatieve en expressieve denkwijze in het wetenschappelijk denken integreren; kan over de resultaten van onderzoek en probleemoplossingen met vakgenoten en niet-vakgenoten communiceren; kan over complexe situaties een beredeneerd oordeel vormen; is in staat om nieuwe verbanden en gezichtspunten te ontdekken; kan zelfstandig zijn richting bepalen bij het doen van onderzoek, de beroepsuitoefening of het kiezen van een plaats in de samenleving;
Research-masteropleiding De research-masteropleiding bouwt, net als de masteropleiding, voort op de kennis, inzicht en vaardigheden die de bachelor beheerst. Veel meer dan de masteropleiding is ze gericht op het ontwikkelen van de onderzoeksvaardigheden. De research-
versie September 2008 pag. 11
ZICHT OP KWALITEIT
masteropleiding is dan ook bij voorkeur nauw gerelateerd aan onderzoekstrack van hoog academisch niveau. Een research-masteropleiding vormt dan ook in de eerste plaats een voorbereiding op een wetenschappelijke carrière in binnen- of buitenland, maar sluit ook uitstekend aan bij de eisen die in het beroepenveld worden gesteld aan leidinggevende personen (senior-archeologen) en beleidsarcheologen. De research-masteropleiding is opgebouwd uit een algemeen deel en een specialisatiegedeelte dat aansluit bij een van de onderzoeksprogramma’s van de faculteit. De doelstelling van de research-masteropleiding is het bijbrengen van voldoende kennis, inzicht en vaardigheden om zelfstandig originele onderzoeksproblemen te kunnen formuleren, te vertalen in een onderzoeksontwerp en dat vervolgens uit te voeren. De Research Master is in staat om deel te nemen aan opleidingstrajecten waarin wetenschappelijk onderzoek wordt verricht uitmondend in een academisch proefschrift. De Research Master is tevens in staat functies te bekleden waarin onderzoeksvaardigheden en –ervaring vereist zijn die uitgaan boven hetgeen op grond van de gebruikelijke koppeling met onderzoek in het wetenschappelijk onderwijs kan worden verwacht. Vanzelfsprekend is de Research Master ook in staat om verantwoordelijke functies te bekleden bij archeologische projecten of een beleidsfunctie te vervullen. De afgestudeerde is daarom goed op de hoogte van de ethische en maatschappelijke relevantie van zijn activiteiten en van de structuur van het archeologisch bestel. Eindkwalificaties De algemene eindkwalificaties waaraan elke Leidse student Archeologie bij afsluiting van de research-masteropleiding moet voldoen, zijn omschreven in vakspecifieke, vakoverschrijdende en onderzoekende eindkwalificaties: Vakspecifieke eindkwalificaties De Master of Philosophy (archeologie): •
•
•
• •
Kan zelfstandig nog niet eerder geformuleerde problemen of vraagstellingen in de archeologie onder woorden brengen en beargumenteren, hierbij de voor- en nadelen van de eigen argumentatie kritisch tegen elkaar afwegend; beschikt over gevorderde kennis, d.w.z. beschikt over meer specifieke en diepgaande kennis, van de vakgebieden die een raakvlak hebben met de archeologie en van hun mogelijkheden om het verleden te begrijpen, te interpreteren en beelden daarover te construeren. De Research Master kan dit zelfstandig kritisch beschouwen en kan de mogelijkheden hiervan overzien voor en toepassen op het eigen onderzoek; beschikt over grondige kennis van en inzicht in de methoden en technieken van veldwerk in brede zin (en van de specialisatierichting in het bijzonder) en kan deze toepassen, d.w.z. kan data in het veld verzamelen, is op de hoogte van de methoden en technieken die in het veld en in de laboratoria toegepast worden; kan zelfstandig een beargumenteerde keuze voor analysemethodes maken; beschikt over het vermogen om gegevens te verzamelen, deze kritisch te analyseren en interpreteren, daarbij rekening houdend met verschillende factoren die invloed hebben op de betrouwbaarheid van de verschillende
versie September 2008 pag. 12
ZICHT OP KWALITEIT
•
• • •
• •
•
•
soorten archeologische data, zoals taphonomie en (post)depositionele processen; heeft een actieve beheersing van de onderzoeksmethoden en –technieken, zodat de Research Master zelfstandig eigen archeologisch (veld-)onderzoek kan uitvoeren binnen de daarvoor gestelde tijdsperiode; beschikt over grondige kennis van en inzicht in de theorie en methoden van het vakgebied en kan deze kritisch toepassen op het eigen onderzoek; beschikt over het vermogen om verworven kennis en inzichten zelfstandig in onbekende en complexe situaties toe te passen; is in staat over de nieuwste ontwikkelingen in de archeologie en de consequenties daarvan voor de samenleving en het eigen onderzoek te debatteren; beschikt over het vermogen de eigen benadering kritisch te evalueren en in te passen in een breder theoretisch en maatschappelijk kader; is in staat om zelfstandig (nieuwe) ontwikkelingen in de alfa-, bèta- en gammawetenschappen kritisch te beschouwen, rekening houdend met mogelijke toepassingen hiervan in het eigen onderzoek en archeologische toepassingen in het algemeen; beschikt over het vermogen om onderzoeksgegevens en –interpretaties als ook de bijbehorende (theoretische en methodische) benaderingen, in woord en geschrift over te brengen op een internationaal publiek van ( niet)specialisten. Daarbij kan de Research Master op eigen inzichten reflecteren en andere standpunten toelaten, aanvaarden en bevragen; kan naar aanleiding van eigen origineel onderzoek komen tot nieuwe kennis, kan deze kennis interpreteren en toepassen;
Vakoverstijgende vaardigheden De Master of Philosophy (archeologie): •
•
• • •
• • • •
heeft kennis van en inzicht in de voortdurende maatschappelijke en theoretische ontwikkeling van archeologie, actuele debatten en de relatie van archeologie met andere disciplines; heeft inzicht in de voor archeologie relevante concepten en methoden van andere disciplines en kan deze indien nodig toepassen op het eigen onderzoek; is in staat zijn eigen onderzoek zelfstandig in een multidisciplinair kader te plaatsen; is in staat zijn eigen onderzoek/veldwerk zelfstandig te plannen en uit te voeren; heeft een vernieuwende aanpak met betrekking op het toepassen van kennis, kan bestaande onderzoeksmethoden kritisch beschouwen en waar nodig nieuwe hypothesen formuleren; is vertrouwd met wetenschapfilosofische en theoretische principes toegepast op het archeologische materiaal; kan wetenschapfilosofische en theoretische principes zelfstandig toepassen op het eigen onderzoek; kan op een efficiënte manier omspringen met tijd en middelen en is in staat oplossingsgericht mee te denken, ook in niet-eerder voorgekomen situaties; is zich bewust van de subjectiviteit van wetenschappelijke waarnemingen;
versie September 2008 pag. 13
ZICHT OP KWALITEIT
kan nieuw onderzoek lezen en komen met eigen, originele onderzoeksvragen en eigen oplossingen, kan eigen conclusies trekken en aanbevelingen geven en kan naar aanleiding van eigen onderzoek komen tot nieuwe kennis; • heeft duurzame kennis van het vakgebied opgebouwd in voortdurende kritische discussie en is zich ervan bewust dat deze kennis principieel voorlopig is en belangrijke delen daarvan op elk moment door nieuwe gebeurtenissen, problemen en oplossingsstrategieën achterhaald kunnen blijken te zijn. De MPhil heeft tevens een academische houding verworven, dat betekent: •
heeft een bij uitstek kritische houding, d.w.z. stelt kritische en confronterende vragen; kan zelfstandig (digitale) informatie en (archeologische) data samenbrengen, intergeren, kritisch beschouwen en tot een onderzoeksvraagstelling komen; •
• •
•
•
kan uit onderzoek nieuwe ideeën en aanbevelingen destilleren en dit tot een eigen wetenschappelijk onderzoeksartikel verwerken; kan kritisch omgaan met eigen wetenschappelijke interpretaties en die van anderen, kan een uitgebreide discussie schrijven bij een eigen onderzoeksartikel, kan aanbevelingen schrijven bij eigen zelfstandig onderzoek; kan zich zelfstandig op het gebied van de specialisatierichting een oordeel vormen op grond van onvolledige of beperkte informatie, daarbij rekening houdend met relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten, en kan dit in woord en geschrift overbrengen op een internationaal publiek van ( niet-)specialisten; kan zelfstandig kritisch reflecteren op methodische, historische, sociaalpolitieke en ethisch-maatschappelijke aspecten van de wetenschap met betrekking tot archeologie en deze in actuele discussies plaatsen.
Onderzoekende eindkwalificaties De Master of Philosophy (archeologie): •
• • •
• •
•
kan logisch redeneren, redeneerwijzen in het vakgebied herkennen, toepassen en in twijfel trekken en kan hierover zelfstandig een eigen goed beargumenteerd standpunt innemen, waarbij voor- en tegenargumenten kritisch tegen elkaar afgewogen zijn; kan kritisch participeren in het internationale debat van het specialisatieonderwerp; kan reflecteren op de eigen positie daarbij blijk gevend van originaliteit; kan een accurate synthese maken van de actuele kennis over een onderwerp van de specialisatie-richting, is zich kritisch bewust van de recentste inzichten en problemen die momenteel spelen en kan hierover een eigen goed beargumenteerd standpunt formuleren; kan zelfstandig ethische, normatieve en expressieve denkwijzen in het wetenschappelijk denken integreren; kan zelfstandig over complexe situaties in het specialisatiegebied een beredeneerd oordeel vormen, ook als men over onvolledige informatie beschikt; is in staat om zelfstandig nieuwe verbanden en gezichtspunten te ontdekken en zo te komen tot nieuwe, originele kennis en inzichten;
versie September 2008 pag. 14
ZICHT OP KWALITEIT
•
•
beschikt over de kwaliteiten om met succes een beroep uit te oefenen dat een grote mate van persoonlijke verantwoordelijkheid vereist en uitgaat van het tonen van eigen initiatief in complexe situaties; kan zelfstandig een eigen richting bepalen bij het doen van origineel onderzoek, de beroepsuitoefening of het kiezen van een plaats in de samenleving;
Promotieopleiding De doelstelling van de promotieopleiding is het bijbrengen van voldoende kennis, inzicht en vaardigheden om de gepromoveerde te kunnen laten functioneren als internationaal competitief onafhankelijk onderzoeker. Het promotietraject is gericht op de vorming tot zelfstandig wetenschapsbeoefenaar, waarbij de PhD- onderzoeker een oorspronkelijke bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek levert, in staat is een omvangrijk onderzoeksproject te ontwerpen en uit te voeren (en te implementeren), en het vermogen tot overdracht van wetenschappelijke kennis en methoden heeft ontwikkeld. Eindkwalificaties De gepromoveerde beschikt over •
het vermogen tot het produceren van originele onderzoeksbijdragen die kwaliteitstoetsing door peers kunnen doorstaan;
•
het vermogen om een groot en langlopend onderzoeksproject op te zetten, uit te voeren en de resultaten daarvan te verwoorden in een wetenschappelijk verslag (het proefschrift);
•
het vermogen tot zelfstandig kritisch en analytisch denken;
•
overzicht over en visie op het vakgebied en de aanpalende disciplines voor zover van belang voor het eigen onderzoek;
•
het vermogen om met vakgenoten op niveau te communiceren en zijn/haar onderzoeksresultaten zelfstandig als congresbijdrage of als wetenschappelijke publicatie presenteren;
•
het vermogen tot een goede kennisoverdracht en begeleiding van bachelor- en masterstudenten;
•
het vermogen om de maatschappelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van het uitvoeren, toepassen en benutten van eigen onderzoek te dragen;
Niveau van de opleidingen Bovenstaande eindkwalificaties kwalificeren de opleidingen als academische opleidingen. De eindkwalificaties voor de bachelor- en masteropleidingen zijn gerelateerd aan de Dublin-descriptoren. De eindkwalificaties van de researchmaster- en promotieopleidingen zijn daarvan afgeleid.
versie September 2008 pag. 15
ZICHT OP KWALITEIT
Kwalificaties Bachelor
Kwalificaties Master
Kennis en inzicht
De Bachelor heeft een brede kennis van en een goed inzicht in de archeologie. De student is op de hoogte van de actuele stand van zaken in ten minste één van de specialisaties van de opleiding en inzicht in de toepassingen daarvan. De Bachelor beschikt over kennis van en inzicht in de methoden en technieken van andere academische disciplines die raakvlakken hebben met de archeologie.
De Master beschikt over de laatste kennis en inzichten in de specifiek archeologische methoden en technieken op het terrein van zijn specialisatie en is in staat deze in een historisch perspectief te plaatsen. Ook heeft de afgestudeerde masterstudent kennis van en inzicht in diverse vakgebiedoverschrijdende benaderingen.
Toepassen kennis en inzicht
De Bachelor beschikt over kennis van en inzicht in de specifiek archeologische methoden en technieken en weet onder welke omstandigheden en met welk doel deze toegepast kunnen worden. De student is op grond hiervan in staat een ondersteunende rol te vervullen bij archeologisch veldwerk en een bijdrage te leveren aan de in het veld op wetenschappelijke gronden genomen beslissingen.
De Master beschikt over de vaardigheid om problemen en vraagstukken in het vakgebied zelfstandig onder woorden te brengen dient de opgedane kennis en inzichten zelfstandig te kunnen toepassen in nieuwe, onbekende en complexe situaties en is in staat methoden en technieken toe te passen in archeologisch onderzoek, zowel dat met een abstract karakter als in veldonderzoek. De Master beschikt ten slotte over de vaardigheid om problemen en vraagstukken in het vakgebied zelfstandig onder woorden te brengen en argumentaties op te stellen voor de beantwoording hiervan.
Oordeelsvorming
De Bachelor beschikt niet alleen over een kritische houding ten aanzien van het vakgebied als onderzoeksobject, maar ook als historisch en actueel maatschappelijk gegeven. Hij kan gegevens onder supervisie kritisch analyseren en interpreteren. Hij heeft het vermogen dilemma’s te onderkennen en verantwoorde en beredeneerde keuzes te maken op basis van verworven kennis van en inzichten in intellectuele waarden, zoals een kritische instelling, integer handelen, creativiteit en inventiviteit.
De Master heeft een gedegen inzicht in de actuele stand van zaken in en de historische diepgang van de wetenschappelijke discussie in de archeologie en is in staat de theoretische achtergronden van wetenschappelijke publicaties betreffende de archeologie te herkennen en te wegen. De Master kan tevens zijn eigen benadering kritisch evalueren en inpassen in een breder theoretisch en maatschappelijk kader.
Communicatie
De Bachelor is in staat in woord en geschrift onderzoeksgegevens en -interpretaties aan een publiek van (niet)-specialisten over te brengen. Hij/zij beschikt over de academische vaardigheden om met succes een vervolgstudie op Masterniveau in binnen- of buitenland af te ronden.
De Master is in staat om onderzoeksgegevens en -interpretaties en de bij die analyse behorende theoretische en-of methodische benaderingen in woord en geschrift over te brengen op een publiek van (niet)-specialisten. De afgestudeerde masterstudent kan in een discussie over de wetenschappelijke grondslagen van deze onderzoeksgegevens en –interpretaties zijn eigen positie bepalen en verantwoorden. De Master kan goed zelfstandig functioneren in een team, kan een team leiden.
Leervaardigheden
De Bachelor is in staat om een status quaestionis op te stellen over een onderwerp binnen het vakgebied van zijn specialisatie en op grond hiervan een onderzoeksopzet te maken. De student is in staat om naar aanleiding van een onderzoeksvraag informatie te vergaren uit gedrukte bronnen, digitale media en het bodemarchief, kan deze informatie kritisch beschouwen en interpreteren en hiervan verslag doen.
De Master heeft duurzame kennis van het vakgebied opgebouwd in voortdurende kritische discussie en is zich ervan bewust dat deze kennis principieel voorlopig is en belangrijke delen daarvan op elk moment door nieuwe gebeurtenissen, problemen en oplossingsstrategieën achterhaald kunnen blijken te zijn (‘levenslang leren attitude’). De Master is in staat vanuit eigen initiatief en autonoom informatie te vergaren uit gedrukte bronnen, digitale media en bodemarchief, deze kritisch te wegen en zorgvuldig te analyseren, op zelfstandige wijze te komen tot een onderzoeksvraag en deze op verantwoorde wijze te interpreteren.
versie September 2008 pag. 16
ZICHT OP KWALITEIT
Programma’s (toetsing en toelating) Bachelor- en masteropleidingen De programma’s van de bachelor- en masteropleidingen zijn zodanig ingericht dat de gemiddelde student aan de eindkwalificaties van de opleiding in de daarvoor vastgestelde duur kan voldoen. Het niveau van de opeenvolgende programmaonderdelen (de ‘leerlijn’) vraagt om toenemend inzicht en verantwoordelijkheid van de student, conform de abstracte structuur van de opleiding. De portefeuillehouder onderwijs heeft de eindverantwoordelijkheid voor alle opleidingen, maar heeft de leiding van de bacheloropleiding gedelegeerd aan de directeur van de UGS, van de masteropleidingen aan de directeur van de GS. De Faculteit kent één bacheloropleiding, één masteropleiding en één researchmasteropleiding, elk met verschillende specialisaties. De inhoud van de programma’s van de bachelor- en masteropleidingen en de toelatingsvoorwaarden staan beschreven in de bijlage van de Opleidings- en Examenregeling (OER) van de faculteit. Zij wordt vastgesteld door het
faculteitsbestuur, op voorstel van de portefeuillehouder onderwijs en na advisering door de betreffende opleidingscommissies. De bachelor- en masteropleidingen zijn in het CROHO geregistreerd. Toetsing Toetsing van de programmaonderdelen vindt plaats zoals geregeld in de OER en in de Regels en Richtlijnen van de examencommissie. Toetsing van het behaalde niveau van de opleiding geschiedt in laatste instantie op basis van de bachelor- dan wel masterscriptie. De examencommissie voert die controle ook daadwerkelijk op alle scripties uit. Toelating Toelating tot de bacheloropleiding wordt verkregen met een Nederlands VWOdiploma (of equivalent). Toelating tot de masteropleiding wordt verkregen met een BA-diploma (of equivalent). Als equivalent geldt ook een HBO- opleiding met een aansluitmodule van 30 ects. De precieze toelatingsvoorwaarden zijn beschreven in de OER. Over toelating tot de masteropleiding beslist het bestuur van de GSA op advies van de toelatingscommissie, behalve in die gevallen waarin de bachelor recht heeft op een plaats in een doorstroommasteropleiding. Over toelating tot de promotieopleiding beslist het bestuur van de GSA op advies van de wetenschapscommissie.
Evaluatie De evaluatie van de onderwijsprogramma’s, de toetsing, de vergelijking met de eindkwalificaties van de opleidingen, en controle van de studeerbaarheid en de studielast maken onderdeel uit van de kwaliteitszorgcyclus, zoals beschreven in het hoofdstuk Interne kwaliteitszorg.
versie September 2008 pag. 17
ZICHT OP KWALITEIT
Promotieopleiding De faculteit beschouwt promovendi als onderzoekers, maar wel in opleiding. Dat betekent dat het overgrote deel van hun tijd aan onderzoek kan worden besteed, maar dat een opleidingsplan eveneens deel uitmaakt van hun aanstellingsbesluit. Een promovendus kan op drie manieren worden aangesteld: als medewerker indien een beurs verkregen is, als interne self-funded promovendus, of als externe selffunded promovendus. Alleen de eerste twee categorieën vallen onder de directe verantwoordelijkheid van de GSA. Voor de begeleiding en evaluatie is een protocol opgesteld. Toelating tot de GSA vindt plaats op basis van een curriculum en een onderzoeksvoorstel dat een formele beoordelingscyclus heeft doorlopen (NWO, WOTRO, Europees) dan wel een op soortgelijke wijze geformuleerd onderzoeksvoorstel dat beoordeeld is door de wetenschapscommissie. Het format hiervoor en de beoordelingscriteria zijn in het protocol van de GSA vastgelegd. De voortgangscontrole vindt plaats door middel van jaarlijkse evaluatiegesprekken met stafleden, aangestuurd door de GSA, en daarnaast in het kader van de resultaat- en ontwikkelingscyclus (R&O-cyclus). Het werkprogramma van een promovendus bestaat uit drie delen: •
een opleidingsprogramma (waarvan een deel wordt verzorgd door de GSA);
•
een persoonlijk ontwikkelingstraject (waaronder ook het – onder begeleiding geven van seminars kan vallen);
•
een onderzoeksprogramma.
Onderzoeks- en opleidingsprogramma’s worden in goed overleg opgesteld door begeleider en promovendus, en na goedkeuring door het bestuur van de GSA vastgesteld. Self-funded promovendi hebben in principe geen onderwijstaak. Hen wordt desgewenst wel de mogelijkheid tot scholing geboden.
Evaluatie De kwaliteit van de promotieopleiding wordt beoordeeld in het systeem van interne kwaliteitszorg waaronder: jaarlijkse evaluatie van het opleidings- en begeleidingsplan, jaarlijkse onderzoeksdagen waarin Research masters en promovendi over de voortgang van hun onderzoek rapporteren en door de GSA georganiseerde internationale workshops waarin een actieve bijdrage van promovendi wordt gevraagd.
versie September 2008 pag. 18
ZICHT OP KWALITEIT
Inzet personeel en beoordeling Omdat onderzoek en onderwijs geïntegreerd zijn, is al het wetenschappelijk personeel betrokken bij het onderwijs. In samenspraak met de coördinatoren van de studiespecialisaties worden de onderwijstaken van de staf en overige medewerkers verdeeld. Daarbij wordt geen onderscheid in functies gemaakt. Stafleden/docenten zijn in de regel allen gepromoveerd en actief in het onderzoek. Een enkele uitzondering kan worden gemaakt voor docenten die vanwege hun specifieke kwaliteiten zijn aangetrokken. De stafleden zijn onderzoekers met een internationale reputatie.
Evaluatie De competenties van docenten komen jaarlijks aan de orde in het resultaat- en ontwikkelings (R&O)-gesprek met de leidinggevende. Alle nieuw aangestelde docenten met een aanstelling van langer dan 1 jaar moeten voldoen aan de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO). Via de kwaliteitszorgcyclus worden cursussen regelmatig geëvalueerd. Klachten over docenten worden via de opleidingscommissies geregistreerd en via het onderwijsrapport vertaald in verbeterpunten en actiepunten. In tussentijdse en volgende evaluaties worden de resultaten opnieuw geëvalueerd.
versie September 2008 pag. 19
ZICHT OP KWALITEIT
versie September 2008 pag. 20
ZICHT OP KWALITEIT
Voorzieningen De faculteit heeft geen eigen collegezalen. Daarvoor en voor de reservering ervan is zij afhankelijk van de Faculteit der Geesteswetenschappen (Lipsiusgebouw). In het Archeologisch Centrum beschikt de faculteit over een eigen werkzaal (’schervenzaal’), een computerruimte en laboratoria met microscoop- en bereidingsfaciliteiten. De werkzaal is het grootste deel van het jaar beschikbaar als werkruimte voor stafen studenten of promovendi die ruimte nodig hebben om opgravingsgegevens (vondsten, veldtekeningen) te bewerken en te documenteren. In beperkte perioden wordt zij gebruikt voor het geven van practica. Toegang tot het gebruik is geregeld via een daarvoor aangewezen contactpersoon. De computerzaal, met 21 computers, is van maandag tot vrijdag van 09.00-17.00 vrij toegankelijk voor alle studenten archeologie. De faculteit beschikt over een eigen ruimte omdat via het eigen netwerk programmatuur beschikbaar stelt (GIS, tekenen documentatiesoftware is die speciaal voor archeologen van belang is. In de computerzaal wordt regelmatig onderricht gegeven in het gebruik en toepassen van deze software. Toegang is geregeld via het studentnummer van de student en is gratis. Behalve toegang tot computers heeft de student ook toegang tot printers (via een te up-daten printquotum) en tot scanners. In het Archeologisch Centrum staan twee uitgebreide kopieermachines en in het naastgelegen Lipsiusgebouw nog een aantal andere. Op alle machines kan gekopieerd worden met gebruikmaking van hetzelfde type bij een servicedesk verkrijgbare kopieerkaarten. In het Archeologisch Centrum is eveneens een bibliotheek Archeologie gehuisvest waarin naast tijdschriften een grote hoeveelheid boeken in open opstelling is geplaatst. De bibliotheek vervult een belangrijke rol in het voorbereiden van werkstukken, colleges en scripties. Overigens worden steeds meer tijdschriften ook digitaal ontsloten en zijn derhalve ook vanuit andere plaatsen te raadplegen. ICT en onderwijs ICT-coördinatie vindt plaats op facultair niveau. ICT- en O beleid is onderwerp van regelmatig overleg tussen het onderwijsbureau en de ICT-coördinator, o.m. binnen de ICT-commissie. Aanschaf van nieuwe software wordt besproken in de ICTcommissie en op voorspraak van de coördinator vastgesteld door het bestuur van de Faculteit. Binnen de Faculteit is Blackboard het communicatieplatform voor het onderwijs: alle onderwijsmodules worden sinds september 2008 aangestuurd via Blackboard. Voor de meer generieke informatie wordt gebruik gemaakt van de Facultaire website. Roostering, onderwijsprogramma’s, doelstellingen en toetsvormen van de programma’s zijn eveneens via de website te raadplegen (e-gids). Toegang tot Blackboard wordt voor nieuwe studenten geregeld door de facultaire ICTondersteuning, die ook cursussen geeft in het gebruik daarvan. Onderwijsondersteuning Op facultair niveau worden de opleidingen ondersteund door het Onderwijsbureau. Zowel de bachelor-, de master- en research-master- als de promotieopleiding
versie September 2008 pag. 21
ZICHT OP KWALITEIT
hebben een coördinator die samen met het onderwijssecretariaat het onderwijsbureau vormen. De coördinatoren hebben ook internationalisering, werving, kwaliteitszorg en onderwijsadvies in hun takenpakket. Stagecoördinatie wordt verzorgd door een apart daarvoor aangesteld persoon. Het bureau wordt geleid door de portefeuillehouder onderwijs en aangestuurd door de opleidingsdirecteuren. Studiebegeleiding Studiebegeleiding is georganiseerd op verschillende niveaus. Eerste jaarsstudenten worden opgevangen door mentoren en gedurende hun eerste jaar begeleid in allerlei aspecten van academisch onderwijs, waartoe ook gerichte academische vorming behoort. Alle eerstejaars krijgen op deze wijze meerdere individuele gesprekken met hetzij een studieadviseur dan wel een mentor. Bij deze gesprekken wordt gereflecteerd op de studievoortgang, worden eventuele problemen gesignaleerd en wordt gezocht naar wegen om de studievoortgang te bespoedigen. Aan het eind van het jaar krijgen de eerstejaars een bindend/dringend studieadvies. In het BA2 en BA3 jaar en in de (research)masterfase staan de studenten onder begeleiding van stafleden van de sectie waarbij zij een specialisatie volgen. Aangestuurd door het onderwijsbureau houden zij jaarlijks in februari met alle studenten voortgangsgesprekken die door het bureau worden geadministreerd. Het is de bedoeling dat met ingang van 2008-2009 naar volledige cohortbegeleiding wordt overgegaan. De mentoren van het eerste jaar volgen hun cohort dan tot aan het behalen van het BA-diploma. In de (research)masterfase krijgen zij een begeleider van de sectie waarbij zij een specialisatie volgen.
Stagebegeleiding De begeleiding van veldwerkstage is in handen van een coördinator veldwerkstage. Deze begeleidt zowel de stages van propedeusestudenten en verzorgt het onderwijs daaromheen, als ook de stages van ouderejaarsstudenten. Stages buiten facultair onderzoek zijn mogelijk, maar worden pas toegestaan na afsluiting van een stagecontract met de stagegever. Beoordeling van de stage vindt plaats op basis van een door de stagegever geaccordeerd stageverslag, door de coördinator veldwerkstage.
versie September 2008 pag. 22
ZICHT OP KWALITEIT
Kwaliteitscyclus De Faculteit kent een cyclisch systeem van kwaliteitszorg. Dat betekent dat regelmatig de onderwijsprogramma’s en de docenten worden geëvalueerd volgens een vast ritme, vastgelegd in de jaarkalender evaluatieacties (zie bijlage). De evaluaties worden besproken in de opleidingscommissies en leiden tot het opstellen van adviezen voor verbetering. Na goedkeuring van de portefeuillehouder Onderwijs brengen de opleidingsdirecteuren deze adviezen ten uitvoer en berichten over het effect ervan. Als het beoogde effect niet is bereikt, wordt de verbeteractie opnieuw ingezet. Doorlopend wordt de kwaliteit van het onderwijs op deze manier in het oog gehouden en waar nodig verbeterd. Van het verloop van de cyclus en met effect daarvan wordt jaarlijks verslag gedaan in de Kwaliteitzorgrapportage Onderwijs. Het aansturen van de diverse evaluatiemomenten (de jaarkalender) en het voorbereiden van de kwaliteitzorgrapportages is belegd bij een van de beleidsmedewerkers (beleidsmedewerker onderwijskwaliteit). Knelpunten en verbeterpunten zijn ook onderwerp van discussie op de onderwijsdag en de onderwijsbijeenkomsten. Zij kunnen het onderwerp zijn van docenttrainingen, zoals bijvoorbeeld een training in het formuleren van toetsvragen en de relatie tot leerdoelen (jan 2008). In het kwaliteitszorgtraject spelen diverse spelers een belangrijke rol, schematisch weergegeven in de figuur op pagina 7. •
het faculteitsbestuur
•
de wetenschappelijk directeur
•
de portefeuillehouder onderwijs
•
de faculteitsraad
•
de opleidingsdirecteuren
•
de opleidingscommissies (OC en EC)
•
de examencommissie
•
de toelatingscommissie
•
de commissie kwaliteit docenten
•
het onderwijsbureau
•
de onderwijsmedewerkers
•
de beleidsmedewerker onderwijskwaliteit
Het faculteitsbestuur • legt verantwoording af aan het College van Bestuur •
stelt de inhoud van de kwaliteitszorgcyclus vast
•
bewaakt deze cyclus
•
stelt de visitatieactiviteiten vast
•
is verantwoordelijk voor de activiteiten van het onderwijsbureau
•
is verantwoordelijk voor de OER
De faculteitsraad • beoordeelt de OER (instemmingsrecht) De wetenschappelijk directeur • is verantwoordelijk voor de promotieopleiding
versie September 2008 pag. 23
ZICHT OP KWALITEIT
•
is samen met de portefeuillehouder onderwijs verantwoordelijk voor de onderwijsvoorzieningen van het instituut
•
levert jaarlijks de promotiegegevens i.s.m. het onderwijsbureau
De portefeuillehouder onderwijs • is verantwoordelijk voor de organisatie van het onderwijs van de bachelor- en masteropleidingen •
organiseert de jaarlijkse onderwijsdag en regelmatig een algemeen onderwijsoverleg (AOO) waarin doelen, resultaten en evaluaties worden besproken (minimaal twee maal per jaar)
•
adviseert het faculteitsbestuur over docentcompetenties
•
is samen met de wetenschappelijk directeur verantwoordelijk voor de onderwijsvoorzieningen van het instituut
De opleidingsdirecteuren • hebben de dagelijkse leiding van de opleidingen •
geven leiding aan het onderwijsbureau
•
zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitscyclus
•
zitten de opleidingscommissies voor
De opleidingscommissies (zie ook artikel 9.18 WHW) • brengen advies uit over de wijze van uitvoeren van de OER •
beoordelen de wijze van uitvoeren van de OER
•
brengen desgevraagd of uit eigen beweging advies uit aan de portefeuillehouder onderwijs en/of het faculteitsbestuur over alle onderwijsaangelegenheden in de opleiding
•
bespreken de studentenevaluaties
•
maken samen met de opleidingsdirecteur en de beleidsmedewerker onderwijskwaliteit, een kort jaarlijks rapport over: -
de sterke en zwakke punten van de opleiding
-
een advies hoe de zwakke punten te verbeteren
-
het effect van vorige verbeterafspraken
De examencommissie (zie ook artikel 7.12 WHW) • stelt de Regels en Richtlijnen van de opleiding met betrekking tot de tentamens en examens op •
beoordeelt de gelijkwaardigheid van elders verworven kennis en kunde
•
bewaakt het curriculum t.a.v. de realisatie van de eindkwalificaties o
beoordeelt in dat verband of de scripties voldoen aan de opgestelde criteria
Het onderwijsbureau • is verantwoordelijk voor de studentenadministratie •
is verantwoordelijk voor de redactie van de OER en de facultaire website
•
regelt de zij-instroom in de bacheloropleiding
•
regelt de instroom in de masteropleiding
•
coördineert de studentenevaluatie van het onderwijs
versie September 2008 pag. 24
ZICHT OP KWALITEIT
•
coördineert de productie van studiegidsen en is verantwoordelijk voor het algemene deel hiervan
•
registreert de opleidingsprogramma’s van promovendi
De onderwijsmedewerkers van de opleiding • zorgen voor studiebegeleiding •
zorgen voor inroostering van studenten- en docentenvergaderingen
•
leveren per jaar basisgegevens aan die nodig zijn voor het opstellen van kengetallen over de opleidingen, o.m. ten behoeve van jaarverslagen en managementsrapportages
De beleidsmederwerker onderwijskwaliteit • bereidt de kwaliteitszorgrapportage onderwijs voor •
beheert de jaarkalender evaluatieactiviteiten
De commissie kwaliteit docenten • beoordeelt de kwaliteit van docenten •
stuurt het BKO-traject aan
De studieadviseurs • bewaken de studievoortgang van alle studenten •
zijn beschikbaar voor het geven van studieadviezen
•
zoeken actief contact met studenten met onvoldoende studievoortgang
•
adviseren gevraagd en ongevraagd de opleidingsdirecteuren en onderwijscommissies over maatregelen ter verbetering van de studievoortgang
Jaarkalenders De kwaliteit van het onderwijs en het personeel wordt bewaakt in een cyclisch proces dat aan het begin van het academisch jaar (1 september) begint en eindigt. De cyclus is beschreven in de jaarkalender waarin de planning is aangegeven van de tijd waarop verschillende evaluatie-activiteiten zijn gepland en door wie deze worden uitgevoerd. De Jaarkalender wordt jaarlijks bijgesteld onder verantwoordelijkheid van de portefeuillehouder onderwijs en goedgekeurd door het faculteitsbestuur. Een voorbeeld van een jaarkalender is als bijlage toegevoegd.
versie September 2008 pag. 25
ZICHT OP KWALITEIT
versie September 2008 pag. 26
ZICHT OP KWALITEIT
Speciale aspecten Internationalisering Internationalisering richt zich op bachelor-, (research)master- en PhD- niveau. Het bachelorprogramma faciliteert buitenlandse studenten met een aantal Engelstalige cursussen op BA2 en BA3 niveau. Deze cursussen worden aangeboden via het Exchange en Study Abroad Programme. Er is bovendien i.s.m. een buitenlandse collega gestart met een learning-on-distance traject. Het ligt in de bedoeling het aantal cursussen uit te breiden. De onderwijsprogramma’s voor masters en research masters en promovendi worden geheel in het Engels gedoceerd. De Engelstalige website van de Faculteit is een presentatie van de Graduate School en als zodanig opgedeeld in een master programme, research master programme en PhD programme. Deze drie onderdelen bevatten of linken naar een volledig overzicht van de inhoud en organisatie van het studieprogramma en het betreffende onderzoek. De website voorziet hiermee internationale studenten op efficiënte wijze van de benodigde informatie. De Faculteit voert actieve wervingscampagnes door middel van aanwezigheid op grote internationale congressen als zgn. exhibitor en door direct mails naar zusterinstellingen in het buitenland. Voor de werving bestaat een apart wervingsplan internationalisering en is er een (part-time) coördinator internationalisering en werving aangesteld. Naast deze commerciële benadering, waar werving van een zo groot mogelijke doelgroep centraal staat, wordt ook de academische benadering nagestreefd. Hierbij worden stafleden aangespoord om hun deelname aan internationale congressen mede te gebruiken om talentvolle studenten te scouten. Met diverse universitaire instellingen bestaan Erasmus/Socrates uitwisselingsovereenkomsten. Leidse studenten, m.n. research- masterstudenten, worden aangespoord in het buitenland cursussen te volgen met het doel studentmobiliteit te vergroten. De hiervoor verkregen ects worden in het Leidse programma geregistreerd. Honours-trajecten Jaarlijks wordt voor bachelorstudenten een honours class georganiseerd. Excellente studenten wordt, na een toelatingsprocedure, de mogelijkheid geboden tot het volgen van een speciaal honoursprogramma van ca. 12 contacturen, afgesloten door een tweedaagse workshop met (inter)nationale gastsprekers. Een verslag van de workshop, samengesteld door de studenten die aan het honours-traject deelnemen, wordt doorgaans als eindproject in boekvorm uitgegeven. Aan bachelor- én master-studenten zullen voorts vanaf 2009 onderzoeksassistentschappen worden aangeboden. Het doel daarvan is om getalenteerde studenten in een vroeg stadium van hun studie met de onderzoekspraktijk kennis te laten maken. Daarmee wordt dan nadrukkelijk niet gedoeld op veldwerk, maar op fundamenteel onderzoek, bijvoorbeeld de voorbereiding van een publicatie. Aansluiting VWO-WO, HBO-WO Voor aansluiting van het VWO op het WO is in samenwerking met docenten van het middelbaar onderwijs een aansluitmodule geschreven die leerlingen in het middelbaar onderwijs voorbereidt op de studie archeologie. Het doel is om leerlingen
versie September 2008 pag. 27
ZICHT OP KWALITEIT
inzicht te geven in het soort vraagstukken en opdrachten dat wordt behandeld in de opleiding Archeologie zodat leerlingen kunnen beoordelen of de studie bij hen past. Voor aansluiting op het Hoger Beroepsonderwijs (HBO) is een convenant in voorbereiding met hogescholen die een Archeologie-opleiding aanbieden (2008-2009 alleen Saxion hogescholen). Het convenant houdt in dat de HBO-studenten die de drie eerste jaren zonder vertraging hebben doorlopen, toegelaten worden tot een aansluitmodule van 30 ects in het laatste jaar. Die module bestaat uit aansluitonderwijs bij de bacheloropleiding. Indien met goed gevolgd afgelegd, zal de HBO-student zonder verdere toelatingseisen tot de masteropleiding worden toegelaten.
versie September 2008 pag. 28
ZICHT OP KWALITEIT
Bijlage: Jaarkalender evaluatie-activiteiten Archeologie 2007 - 2008 Maand
Week
Juli
27-30
Augustus
Activiteiten
Wie
Def. BSA propedeuse studenten voorgaand jaar
Ow secretariaat
Alumni evaluatie; met behulp van een elektronische vragenlijst (1 keer per 3 jaar; laatste keer was 2004)
Beleidsmdw Kwz
36
Mentorgesprekken propedeusestudenten (eerste gesprek)- deadline gesprekken in week 38
Mentoren, aansturing door coördinator Academische vorming
37
Curriculum (programma) evaluatie onder Ba en Ma studenten met behulp van een gestandaardiseerde elektronische vragenlijst (via ICLON) (1 keer per 3 jaar; laatste keer was 2007)
Beleidsmdw Kwz
38
Kennismaking OLC’S studentleden met jaargroepen.
OLC’S studentleden
Voorbereiden vakevaluaties propedeuse & A-deel (aanvragen bij ICLON)
Beleidsmdw Kwz
31 32 33 34
September
35
39 Oktober
40 41
November
42
Rendement en instroomcijfers vaststellen + verslaglegging
Ow secretariaat
43
Vakevaluaties propedeuse vakken & A-deel 1e kwartaal via ICLON vragenlijsten/ rapport
Beleidsmdw Kwz
44
Verslaglegging mentoraatsysteem
Directeur Undergraduate
45
December
Januari
46
Rapport uitslag evaluaties (uit week 43) naar docenten
Beleidsmdw Kwz
47
Voorbereiden vakevaluaties propedeuse & A-deel (aanvragen bij ICLON)
Beleidsmdw Kwz
48
Reactie docenten op evaluatieresultaten (vakevaluaties P, curriculum evaluatie, rendementcijfers en concept aanvulling zelfevaluatie)
Portefeuillehouder Onderwijs
49
Bijeenkomst OLC’S n.a.v. evaluatie resultaten in voorgaande periode
Aansturing: VZ OLC’S
50
mentorgesprekken propedeuse
Mentoren, aansturing door coördinator Academische vorming
51
Vakevaluaties propedeuse vakken & A-deel 2e kwartaal via ICLON vragenlijsten/ rapport
Beleidsmdw Kwz
52
KERSTVAKANTIE-ATV
1
KERSTVAKANTIE-ATV
2 3
4 Februari
•
Onderwijsdag met docenten en OLC’S studenten t.b.v. onderwijs kwaliteit en curriculum ontwikkeling
•
eerste BSA advies
•
Rapport uitslag evaluaties (uit week 51) naar docenten
Verslaglegging mentoraatsysteem
•
Portefeuillehouder ow
•
Ow secretariaat
•
Beleidsmdw Kwz
Directeur Undergraduate e
5
Reactie docenten op vakevaluaties propedeuse & A-deel 2 kwartaal
Portefeuillehouder Onderwijs
6
Cohort evaluatie onder Ba en Ma studenten. Mondelinge evaluatie onder leiding van vertegenwoordiger OLC’S (exclusief P-studenten) verslaglegging!!
Studentleden OLC’S
7
versie September 2008 pag. 29
ZICHT OP KWALITEIT
Maart
8
Bijeenkomst OLC’S n.a.v. evaluatie resultaten in voorgaande periode
Aansturing: VZ OLC’S
9
Voorbereiden vakevaluaties propedeuse & A-deel (aanvragen bij ICLON)
Beleidsmdw Kwz
12
Mentorgesprekken propedeuse
Mentoren, aansturing door coördinator Academische vorming
13
Vakevaluaties propedeuse vakken & A-deel 3e kwartaal via ICLON vragenlijsten / rapport
Beleidsmdw Kwz
14
Verslaglegging mentoraatsysteem
Directeur Undergraduate
15
Rapport uitslag evaluaties (uit week 13) naar docenten
Beleidsmdw Kwz
Reactie docenten op vakevaluaties propedeuse 3e kwartaal
Portefeuillehouder Onderwijs
Bijeenkomst OLC’S n.a.v. evaluatie resultaten in voorgaande periode
Aansturing: VZ OLC’S’s
Veldwerk evaluatie propedeuse; verspreid over blok 4
Docent Veldwerk i.s.m. Beleidsmdw Kwz & OW secr.
Jaarkalender en evaluatieschema volgende collegejaar aanmaken
Beleidsmdw Kwz
10 11
April
16 17 Mei
18 19 20 21
Juni
22 23 24 25 26
versie September 2008 pag. 30