www.pwc.nl
Zicht op herstel na zeven magere jaren Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland Oktober 2014
Bij PwC in Nederland werken ruim 4.200 mensen met elkaar samen vanuit 13 vestigingen. PwC Nederland helpt organisaties en personen de waarde te creëren waarnaar zij op zoek zijn. Wij zijn lid van het PwC-netwerk van firma’s in 158 landen met meer dan 184.000 mensen. Wij zien het als onze taak om kwaliteit te leveren op het gebied van assurance-, belasting- en adviesdiensten. Vertel ons wat voor u belangrijk is. Meer informatie over ons vindt u op www.pwc.nl.
2
PwC
Voorwoord Groei zorgt voor nieuwe uitdagingen Hierbij bieden wij u de Performance-meting Top Bouwondernemingen over het verslagjaar 2013 aan. Net als in voorgaande jaren hebben de bouwanalisten van PwC de financiële performance en de financiële soliditeit van twaalf grote bedrijven gemeten. Voor de bouw was 2013 het slechtste jaar sinds het uitbreken van de crisis in 2008. Dit is in de resultaten terug te zien. Bij de meeste bedrijven zijn de uitkomsten overwegend negatief. Uitzondering hierop zijn de waterbouw- en baggerbedrijven die onveranderd goed presteren. Ook de recent gepubliceerde halfjaarcijfers 2014 van de grote bouwbedrijven geven nog geen aanleiding tot optimisme. Forse projectverliezen op onderhanden werken en de aanhoudend hevige concurrentie bij de aanbesteding van nieuwe projecten leiden tot verdere reorganisaties in de sector en maatregelen ter versterking van de financiële positie van bedrijven. Er zijn echter ook lichtpuntjes. In 2014 is nog sprake van een lichte krimp in de bouwproductie, die vooral wordt veroorzaakt door een sterke terugval in de woningnieuwbouw. In de periode daarna zal de nieuwbouw van woningen juist in hoge mate de opleving van de bouwsector bepalen. De andere sectoren groeien mee en zorgen voor hernieuwde activiteit. Deze en andere ontwikkelingen bieden mogelijkheden voor inventieve bouwondernemers. Er komt niet alleen volop werk in de reguliere woningbouw, maar door de vergrijzing ontstaat ook extra vraag naar huisvesting voor senioren. De zorg voor het milieu en het verstevigen van de dijken vormen andere groeimarkten. En hoewel op het gebied van duurzaamheid en duurzaam ondernemen al heel wat is bereikt, ligt hier nog steeds veel terrein braak. Het herstel van de economie krijgt een extra stimulans doordat het kabinet erin is geslaagd de overheidsfinanciën onder controle te krijgen. Naast ingrijpende bezuinigingen zijn belangrijke hervormingsmaatregelen doorgevoerd op de arbeidsmarkt, de huizenmarkt, in de zorg en rond de pensioenen. Mogelijk komt er nog een herziening van het belastingstelsel. Daarmee zijn de knelpunten de wereld niet uit. In Nederland zijn veel zaken collectief geregeld, zoals de zorg, de pensioenen en de sociale zekerheid. Daar zijn enorme bedragen mee gemoeid. Met als gevolg dat een belangrijk deel van wat we met elkaar verdienen naar de collectieve sector vloeit en niet kan worden besteed aan consumptieve uitgaven die de economie aanwakkeren. Sterker: bij pensioenfondsen en levensverzekeraars is meer dan € 1.100 miljard geparkeerd, dat voor het overgrote deel in het buitenland is belegd. Om die trend te keren, hebben de pensioenbeheerders zich bereid verklaard te investeren in de woningmarkt en het midden- en kleinbedrijf via de Nationale Hypotheekinstelling en de Nationale Investeringsinstelling. Het zou mooi zijn als dit initiatief wordt gevolgd door meer beleggingen van Nederlands pensioenvermogen in eigen land. Voor bouwondernemers breekt een periode met nieuwe uitdagingen aan. Nadat zij hun bedrijf de afgelopen jaren met de nodige moeite door de crisis hebben geloodst, staan zij vanaf 2015 voor de taak om de groei in goede banen te leiden. Dat zal niet zonder slag of stoot gaan. Projecten die in de afgelopen jaren tegen slechte marges zijn aangenomen, moeten worden uitgevoerd in een periode van toenemende vraag en stijgende inkoopprijzen. Verder hebben veel bedrijven het aantal vaste medewerkers tot een minimum teruggebracht. Dat is geen probleem op een ruime arbeidsmarkt met een overvloed aan flexkrachten, maar in een groeiende economie met een vergrijzende bevolking gaan op een gegeven moment personeelstekorten ontstaan. Het is raadzaam om daar nu alvast rekening mee te houden. Zo zijn er meer zaken die de aandacht vragen, zoals de opleving van de fusie- en overnamemarkt en de veranderingen in de strategische visie bij grote opdrachtgevers. Dit performance-rapport reikt u naast analyses ook handvatten aan om kansen te benutten. Wij hopen u hiermee van dienst te zijn. Mocht u nog vragen hebben, dan staan onze adviseurs te allen tijde voor u klaar.
Edmond Verstraete Sectorgroep Bouw
Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland
3
Inhoudsopgave 1. Zicht op herstel na moeilijke jaren 1.1 Naast somberheid nu ook enig optimisme 1.2 Oplossingen voor langlopende structurele problemen 1.3 Gunstige vooruitzichten voor de bouwproductie vanaf 2015 1.4 Ook in Europa wordt de komende jaren groei verwacht 1.5 Aanzienlijk minder faillissementen 1.6 Werkgelegenheid stijgt na jarenlange scherpe daling 1.7 Toenemende flexibiliteit op bouwarbeidsmarkt 1.8 Vergrijzing en stijgende zorgbehoeften goed voor de bouw 1.9 Fusie- en overnamemarkt veert op 1.10 Minder faalkosten door ketensamenwerking en bouwteams 1.11 Aandacht voor duurzaamheid rendeert 1.12 Aloude waarden basis voor toekomstig succes 2. Bouw Performance-meting
4
PwC
5 6 8 9 11 11 12 12 13 13 14 16 17 19
1. Zicht op herstel na moeilijke jaren
Na jaren van krimp door de slechte economie zijn eindelijk betere tijden in zicht. Geduld is nog wel een schone zaak, want het herstel zet naar verwachting pas vanaf 2015 door. In de periode 2015 tot 2020 wordt in de bouw een gemiddelde groei van 4% verwacht en bij de woningbouw zelfs meer dan 10%. De werkgelegenheid gaat stijgen en het aantal faillissementen is al fors gedaald. De fusie- en overnamemarkt trekt aan en zet de deur open voor samengaan met interessante partners. De bestrijding van faalkosten heeft een extra impuls gekregen, nu is aangetoond dat risicomanagement en ketensamenwerking het tij ten goede kunnen keren. Bedrijven die hun eigen huis strategisch op orde hebben, kunnen kortom profiteren van de sterk veranderende marktomstandigheden.
‘De economie krabbelt in 2014 uit het dal en laat daarna een sterker herstel zien’
In 2014 krabbelt de economie uit het dal om daarna een sterker herstel te laten zien. Volgens het Centraal Planbureau (CPB) bedraagt de groei in 2014 en 2015 respectievelijk 0,75% en 1,25%. De Nederlandsche Bank (DNB) voorspelt een groei van 0,2% dit jaar en 1,6% in zowel 2015 als 2016. Het vertrouwen van consumenten en producenten stijgt, wat gunstig is voor de particuliere consumptie en de bedrijfsinvesteringen. De huizenverkoop zit in de lift en de prijzen van verkochte woningen gaan mee omhoog, weliswaar met duidelijke verschillen per regio. Nadat het aantal faillissementen de afgelopen jaren tot recordhoogte was gestegen, is nu een duidelijke kentering waarneembaar. De overheidsfinanciën ontwikkelen zich positief. Na ingrijpende bezuinigingen en hervormingen komt het overheidstekort in 2014 uit op 2,9% van het bruto binnenlands product (bbp). Dat is lager dan de 3%-norm die vanuit ‘Brussel’ wordt gedicteerd. In 2015 daalt het tekort verder tot 2,2% bbp. Ondanks de lichtpunten is het leed van de crisis niet geleden. Dat is met name op de arbeidsmarkt merkbaar. Zoals gebruikelijk bij een economisch herstel reageert de
werkgelegenheid in bedrijven met ongeveer een jaar vertraging op de productieontwikkeling, aldus CPB en DNB. Bedrijven gaan eerst de aanwezige productiecapaciteit beter benutten voordat ze nieuwe medewerkers aannemen. Daarom neemt de werkgelegenheid in de marktsector pas na 2015 toe. De werkgelegenheid bij de overheid en de zorg neemt door de bezuinigingen en reductiedoelstellingen de komende jaren af, of blijft ongeveer stabiel. Een bijkomende factor is dat het arbeidsaanbod in 2014 afneemt, omdat de hoge werkloosheid mensen ontmoedigt zich te blijven aanbieden op de arbeidsmarkt. Per saldo daalt de geregistreerde werkloosheid in 2015 licht naar 635.000 personen of 7,25% van de beroepsbevolking. Zorgwekkend blijft de jeugdwerkloosheid, die in de periode 20082013 vrijwel onafgebroken is gestegen. Hoewel nu sprake is van een lichte daling, is een op de tien jongeren binnen de beroepsbevolking werkloos. Dat is overigens nog gunstig in vergelijking met andere landen. In de Europese Unie en de eurozone bedraagt de jeugdwerkloosheid gemiddeld 23%, variërend van 7,5% in Duitsland tot meer dan 50% in Spanje en Griekenland. In de Europese Unie zitten nu zo’n 25 miljoen mensen zonder werk, waarvan 18 miljoen in de eurozone.
Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland
5
‘De Nederlandse jeugdwerkloosheid is nog gunstig in vergelijking met andere Europese landen’
De prognoses van CPB en DNB komen in grote lijnen overeen met de voorspellingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Volgens de OESO zorgen het groeiende vertrouwen en de afnemende bezuinigingen in 2014 voor een economische groei van 1,2% in de eurozone, na een krimp met 0,4% in 2013. Het herstel, dat in 2015 kan uitmonden in een groei van 1,7%, blijft beperkt door de hoge schulden en de gebrekkige kredietverlening, vooral in de zuidelijke landen. De werkloosheid zal licht dalen, maar ligt volgend jaar waarschijnlijk nog ver boven het peil van 2011. Voor Nederland voorziet de OESO een economische groei van 1% in 2014. De werkloosheid loopt dit jaar op tot 7,6% en stabiliseert in 2015. Over het algemeen, zo stelt de OESO, zijn de risico’s voor de wereldeconomie de afgelopen tijd afgenomen. Het herstel kan echter nog altijd ontsporen, bijvoorbeeld door deflatie in de eurozone of door financiële problemen in opkomende economieën. Ook geopolitieke spanningen, zoals in het Midden-Oosten en Oekraïne, kunnen roet in het eten gooien.
1.1 Naast somberheid nu ook enig optimisme
uitbreken van de crisis in 2008 is weergegeven in figuur 1. In juli 2013 trok het CBS de conclusie, dat het consumentenvertrouwen nergens in de eurozone zo radicaal was omgeslagen als in Nederland. Korte tijd later zette echter een stijging in en na een flinke spurt belandde de stand medio 2014 op hetzelfde niveau als eind 2007. Consumenten hebben nu vertrouwen in de economische ontwikkeling, maar ze zijn negatief over hun eigen financiële situatie. Zij vinden de tijd nog steeds niet echt rijp voor het doen van grote aankopen, al is de koopbereidheid sinds de zomer van 2013 wel toegenomen. Over de ontwikkeling van de werkloosheid zijn de meeste Nederlanders negatief, al is de stemming sinds vorig jaar verbeterd. Medio 2014 rekende 43% op een stijging van de werkloosheid in de komende twaalf maanden, terwijl 25% een daling verwachtte. Producenten zijn over het algemeen optimistischer over de economische ontwikkelingen dan consumenten. Het producentenvertrouwen over de periode 2008 tot en met 2014 is weergegeven in figuur 2. Ondernemers zijn nu voorzichtig positief over hun orderportefeuille en de bezettingsgraad.
De lange duur van de crisis heeft particulieren kopschuw gemaakt, maar daar komt verandering in. Geruime tijd overheerste de scepsis over de economische ontwikkeling en hun eigen financiën, getuige de grote schommelingen in het consumentenvertrouwen dat wordt bijgehouden door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De ontwikkeling van het consumentenvertrouwen sinds het
Figuur 1 Consumentenvertrouwen
0 -10 -20 -30 -40 -50
2008
2009
Bron: CBS, bewerkt door PwC
6
PwC
2010
2011
2012
2013
2014
‘Consumenten zijn positief over de economie, maar negatief over hun eigen financiële situatie’
Dat blijkt onder meer uit de hogere investeringen in productiecapaciteit, zoals machines, installaties en computers. Somber zijn ze over de werkgelegenheidssituatie. Het grootste deel van de ondernemers verwacht voor de korte termijn dat de personeelsbehoefte in hun branche zal afnemen, terwijl een kleiner deel rekent op een toename.
Meer vertrouwen in de economie
‘Producenten zijn optimistisch over hun orderportefeuille en somber over de werkgelegenheid’
De situatie waarin Nederland zich bevindt en de stemming onder de bevolking worden treffend weergegeven door het ‘Continu Onderzoek Burgerperspectieven’ van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Een vergelijking met 2013 maakt duidelijk dat Nederlanders nu tevredener zijn en minder somber over de toekomst. Verleden jaar gaf 53% van de ondervraagden een voldoende aan de Nederlandse economie. Begin 2008 was dat nog 81% en medio 2014 is het 62%. In 2013 verwachtte 46% dat de economische situatie niet verder zou verslechteren tegenover 78% een jaar later. Uit het rapport blijkt voorts dat het vertrouwen in de politiek over het dieptepunt heen is. In het tweede halfjaar van 2013 had 45% van de Nederlanders vertrouwen in de Tweede Kamer en 39% in het kabinetRutte. Medio 2014 waren die percentages gestegen tot 49 en 44. Dit laat overigens gelijk zien, dat een meerderheid (56%) van de bevolking geen vertrouwen heeft in het kabinet. De belangrijkste klacht is dat het kabinet niet luistert of te weinig daadkrachtig is. Op dit punt valt dus nog heel wat winst te behalen.
‘Het vertrouwen in de politiek is over het dieptepunt heen, al valt er nog heel wat te winnen’ Ondanks de grotere tevredenheid maken Nederlanders zich zorgen over de gezondheidszorg en de ouderenzorg. De ongerustheid betreft vooral de stijgende kosten en de bezuinigingen. Vrouwen, ouderen en lager opgeleiden noemen de ouderenzorg vaak als maatschappelijk probleem. Ouderen en kwetsbaren in de samenleving moeten meer zelf gaan doen, maar kunnen dat vaak niet. Vooral de zwakkeren zullen hierdoor geen toegang meer hebben tot goede zorg. Ook de bezuinigingen op de ouderenzorg, thuiszorg en verzorgingstehuizen gaan in de ogen van velen tot schrijnende gevallen leiden, met als gevolg eenzame ouderen die nergens terecht kunnen en geen mantelzorgers hebben.
‘De bezuinigingen op de zorg gaan in de ogen van velen tot schrijnende situaties leiden’
Figuur 2 Producentenvertrouwen
20 10 0 10 20 30
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Bron: CBS, bewerkt door PwC
Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland
7
1.2 Oplossingen voor langlopende structurele problemen
‘De staatsschuld is rond 2080 afgelost’
De politiek instabiele situatie in Nederland heeft er jarenlang toe geleid dat achtereenvolgende kabinetten besluiten over noodzakelijke hervormingen op de lange baan hebben geschoven. Aanvankelijk leek dit ook te gaan gebeuren bij het kabinet Rutte II, maar door de samenwerking van de regeringspartijen met de ‘constructieve oppositiepartijen’ zijn het afgelopen jaar heel wat knopen doorgehakt. Zo is € 6 miljard extra bezuinigd op de overheidsuitgaven. De AOW-leeftijd gaat versneld omhoog tot 67 jaar in 2021 en wordt daarna afhankelijk van de levensverwachting. De regels voor het opbouwen van aanvullend pensioenen zijn aangescherpt. De volledige jeugdzorg en grote delen van de ouderenzorg worden overgeheveld van het Rijk naar de gemeenten. Op de gezondheidszorg wordt verder bezuinigd door meer marktwerking en een grotere invloed van verzekeraars. De woningmarkt is hervormd door een inperking van de hypotheekrenteaftrek en daarnaast een verhoging van de huren om doorstroming van goedkope naar duurdere huurwoningen te bevorderen. Op de arbeidsmarkt is de positie van flexwerkers versterkt en zijn de ontslagvergoedingen voor vaste medewerkers aan banden gelegd. Werklozen krijgen te maken met een verkorting van de WW-duur en een aanscherping van de eis tot het aannemen van werk bij langdurige werkloosheid. Voorts zijn akkoorden met diverse maatschappelijke organisaties gesloten, zoals het Woonakkoord, het Energieakkoord en het Zorgakkoord. Voor het eerst in jaren is in 2015 ruimte voor lastenverlichting. Naar verwachting zullen de meeste mensen in 2015 netto meer te besteden hebben.
Minder zorg om vergrijzing
‘Een groeiend deel van wat in Nederland wordt verdiend, gaat naar de zorg en de pensioenen’
8
PwC
De hervormingen werpen in financiële zin vruchten af. De kosten van de verouderende bevolking zijn in ieder geval beter beheersbaar, concludeert het CPB in het rapport ‘Minder zorg om vergrijzing’. Door de kabinetsmaatregelen kan het niveau van overheidsvoorzieningen betaalbaar blijven, zonder verdere aanpassingen in collectieve inkomsten en uitgaven. De verbeterde houdbaarheid is terug te voeren op een aantal zaken. Hoewel de vergrijzende bevolking zorgt voor stijgende uitgaven aan AOW en collectieve zorg, wordt deze oploop gedempt door het verhogen van de AOW-leeftijd en de
hervormingen in de zorg. Bovendien wordt er bezuinigd op uitgaven voor het openbaar bestuur. Daarbij heeft de vergrijzing ook een positief effect op de inkomsten. Doordat het aantal pensioengerechtigden stijgt, lopen de belastingen op die over pensioenen worden geheven. Ondanks het teruglopen van de aardgasbaten in de toekomst ontstaat per saldo toch een houdbaarheidsoverschot van 0,4% bbp. Het CPB voegt daar echter aan toe, dat ‘deze uitkomst vanzelfsprekend met onzekerheid is omgeven’. Vooral van de zorguitgaven is het goed denkbaar dat ze meer stijgen dan nu wordt verondersteld. Bovendien neemt het profijt af dat mensen op oudere leeftijd van de overheid hebben. Daar staat tegenover dat het voor jongeren en de generaties na hen interessant is om te weten dat de staatsschuld rond 2080 is afgelost, waarna de overheid vermogen kan gaan vormen.
Pensioenfondsen beleggen weinig in eigen land
De welvaart wordt in Nederland sinds jaar en dag geremd, omdat de inkomens van huishoudens niet meegroeien met de economie. Uit berekeningen van De Nederlandsche Bank blijkt, dat de groei van het besteedbare huishoudinkomen achterblijft bij de groei van het bruto binnenlands product. Een steeds groter deel van wat in Nederland wordt verdiend, gaat naar de collectief geregelde zorg en toekomstige pensioenaanspraken. De pensioenpotten puilen uit: het totale Nederlandse pensioenvermogen bedraagt inmiddels meer dan € 1.100 miljard. Slechts een klein deel daarvan komt direct ten goede aan de Nederlandse economie. De maatschappelijke oproep aan pensioenbeheerders om meer te investeren in eigen land heeft effect gesorteerd. Een aantal pensioenfondsen en verzekeraars heeft zich bereid verklaard te participeren in de Nationale Hypotheekinstelling, die nieuwe hypotheekportefeuilles van banken overneemt, en de Nationale Investeringsinstelling, die kredieten gaat verlenen aan het midden- en kleinbedrijf. Beide instellingen kunnen naar verwachting eind 2014 met hun werkzaamheden starten.
1.3 Gunstige vooruitzichten voor de bouwproductie vanaf 2015
dan 10% terug, nadat in 2012 ook al 10% productievolume verloren was gegaan. Ook bij de utiliteitsbouw en de grond-, weg- en waterbouw (gww) was sprake van krimp. Alleen de onderhoudswerkzaamheden bleven - mede door een tijdelijke btw-verlaging enigszins op peil.
De bouw is door de crisis jaren zwaar geraakt. Volgens het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) is in 2013 de productie met € 2,5 miljard (5%) teruggelopen naar € 50 miljard. Vooral de woningbouw is zwaar getroffen. De nieuwbouwproductie liep met meer
Figuur 3 Prognoses woningbouw jaarlijkse mutatie (%)
20 16 12 8 4 0 -4 -8 -12 -16 -20
17 10,5 1,5
2,5
4,9 4,4
-0,5
-4,5
-5
-7
-10 -9
-10,5
2008
2009
-1,5 -1,5
-7
-11,5 Nieuwbouw
-16,5
2010
2011
2012
2013
5
2014
Herstel en verbouw
2015
2019*
Bron: EIB bewerkt door PwC, september 2014
Figuur 4 Prognoses utiliteitsbouwjaarlijkse mutatie (%)
12 8
8,5 6
4
1
3,1 2,7
0
-4
-4
-7,5
-9
-8
-9
-7
-5
-2
2,5
2,5 3,5
2
2,5
-12 -17
-16
Nieuwbouw
-20
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Herstel en verbouw
2015
2019*
Bron: EIB bewerkt door PwC, september 2014
Figuur 5 Prognoses GWW jaarlijkse mutatie (%)
6 3 3 0
2
0
2,5 2,1
1
0,5
2,5
1,5
2 2,5
-3,5 -3,5 -2,5 -0,5
-3
-5
-6
-8,5
-9,5
-9
Nieuwbouw
Onderhoud
-12
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2019*
Bron: EIB bewerkt door PwC, september 2014
Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland
9
‘Het licht aan het eind van de tunnel komt langzaam maar zeker in zicht’
Het EIB verwacht dat de totale bouwproductie in 2014 met 0,5% afneemt. Door de sterke terugval van woningbouwvergunningen zal de nieuwbouw van woningen in 2014 met 9% naar 46.000 opgeleverde woningen dalen. De renovatie- en onderhoudsmarkt van woningen kan enig tegenwicht bieden en licht groeien. Bij zowel de utiliteitsbouw als de gww is sprake van stabilisatie. Bij de utiliteitsbouw trekken de investeringen licht aan, maar dit wordt vrijwel teniet gedaan door een productiedaling bij het onderhoud aan gebouwen. Binnen de gww nemen de uitgaven van het Rijk en het onderhoud licht toe, terwijl de investeringen in de infrastructuur door gemeenten en bedrijven verder afnemen. De prognoses worden door de praktijk bevestigd. Het licht aan het eind van de tunnel is in zicht, maar het gaat langzaam, zo blijkt uit de Monitor Bouwketen die het EIB medio 2014 publiceerde in opdracht van brancheorganisaties. Gemeten over het eerste halfjaar van 2014 wijzen de indicatoren bij architecten, ingenieurs, bouwbedrijven en installateurs in de richting van een voorzichtig herstel. De bouwproductie is voor het vierde opeenvolgende kwartaal toegenomen en het aantal faillissementen gedaald. De vooruitzichten voor de omzet en de werkgelegenheid zijn ten opzichte van het eerste halfjaar van 2013 verbeterd. Het merendeel van de ondernemingen - vooral bouwbedrijven - denkt dat de omzet niet verder zal dalen. Opvallend is dat ingenieursbureaus alweer een omzettoename verwachten. Wel voorzien de bedrijven in de bouwketen een daling van het personeelsbestand, maar het aandeel dat krimp verwacht is afgenomen. De orderportefeuilles zijn gemiddeld met 0,3 maand toegenomen naar 5,3 maanden, waarmee de ontwikkeling van de werkvoorraad gestabiliseerd lijkt te zijn. De orderportefeuilles zijn in alle sectoren gegroeid, al kan dit beeld voor individuele bedrijven afwijken. PwC voert al jaren regelmatig onderzoek uit in de bouwsector en daaruit komen dezelfde trends naar voren. De bouw is keihard geraakt door de crisis en in 2014 is de druk nog niet van de ketel. Stimuleringsmaatregelen van de overheid, zoals de verlaging van de btw en de overdrachtsbelasting, sorteren over het geheel genomen slechts een beperkt effect. Vooral kleine en middelgrote bedrijven profiteren ervan. De overheid en woningcorporaties
10
PwC
hebben nog steeds beperkte middelen om te investeren in nieuwbouw. De kantorenmarkt kampt met een structurele overcapaciteit. Meer vastgoed hieraan toevoegen, betekent bouwen aan extra leegstand. De financiering van nieuwbouw is onverminderd lastig. De investeringen in de gww-sector stagneren vanwege de overheidsbezuinigingen. Pas in de tweede helft van dit decennium verwacht PwC weer een gezonder investeringsklimaat en een stijging van de investeringen.
Krachtige groei op middellange termijn
Voor de bouw komt de echte omslag na 2014. In de periode 2015-2019 zal de bouwproductie met gemiddeld 4% per jaar groeien. Het EIB spreekt van ‘een krachtige groei, zowel in historisch perspectief als in vergelijking met andere bedrijfstakken’. Het zwaartepunt ligt bij de woningbouw. De nieuwbouw zal tot 2020 zelfs met meer dan 10% per jaar toenemen.
‘De nieuwbouw van woningen groeit tot 2020 met meer dan 10% per jaar’ De groei in de utiliteitsbouw blijft in 2014 beperkt tot 1,1%, maar zal volgend jaar boven de 3% uitkomen. Niet elke deelmarkt profiteert daarvan. De toch al zwaar getroffen kantorenmarkt moet tot 2016 rekening houden met een volumedaling van bijna 20%. Die komt bovenop de krimp van ruim 50% van de afgelopen crisisjaren. Het economisch herstel in Nederland zal de vraag naar nieuwe kantoren niet aanwakkeren. Daarvoor is de leegstand van ruim 15% te groot. Bovendien is er minder kantoorruimte nodig, omdat kantoren mede onder invloed van ‘het nieuwe werken’ steeds efficiënter en flexibeler worden gebruikt. De grootste groei voorspelt het EIB in de bouw van distributiecentra. Een jaarlijkse volumestijging tussen 7 en 9% behoort tot de mogelijkheden. Ook in de scholenbouw is een dergelijk groeicijfer waarschijnlijk, zeker dit jaar. Na 2014 zal de behoefte aan nieuwe scholen stabiliseren. De bouwproductie in de gww daalde de afgelopen twee jaar met 10%. Slechts een derde van dat verlies zal in de komende drie jaar worden goedgemaakt. In 2014 rekent
het EIB op een zeer beperkte groei van 0,2% en vanaf 2015 op volumestijgingen van 2% per jaar. Daarbij zullen de gww-bedrijven ook profiteren van de voorziene toename van de woningbouwactiviteiten. Andere groeimarkten voor de gww-sector zijn energie, water en telecom. De vervanging van verouderde gasleidingen zal de gww-aannemers ook extra bouwomzet opleveren. Vanwege de strijd tegen het stijgende water wordt verwacht dat de investeringen van waterschappen in regionale projecten in 2016 50% hoger zijn dan in 2011.
‘Vervanging van gasleidingen en dijkverzwaringen zijn groeimarkten voor de gwwsector’ 1.4 Ook in Europa wordt de komende jaren groei verwacht
‘De Europese bouw groeit in 2015 en 2016 met 2,1% per jaar’
‘De daling van het aantal faillissementen is het sterkst in de bouw, de industrie en het transport’
De bouw groeit niet alleen in Nederland, ook andere Europese landen profiteren van het economisch herstel. Na een lange periode van dalingen stijgt het Europese bouwvolume in 2014 met gemiddeld 1,3%. In 2015 en 2016 wordt een verdere groei verwacht van 2,1% per jaar, zo blijkt uit cijfers van Euroconstruct, het netwerk van bouwonderzoeksinstituten uit negentien landen. Tijdens de 77ste Conferentie van de organisatie in juni 2014 kwamen de onderzoekers met redelijk optimistische kortetermijnprognoses. Het meest positief zijn de verwachtingen voor de woningnieuwbouw: de groei komt in de periode 2014-2016 uit op 3,2%. De nieuwbouw van utiliteitsgebouwen blijft steken op een plus van 1,5% per jaar. Door de crisis is in veel sectoren overcapaciteit ontstaan, waardoor de vraag naar nieuwe gebouwen voorlopig matig blijft. Bovendien
beperkt de druk op de overheidsfinanciën in veel landen de vraag naar gebouwen voor de publieke sector. Om dezelfde reden komt de groei van de bouwproductie in de infrasector niet hoger uit dan gemiddeld 2% per jaar. De vooruitzichten voor de renovatie- en onderhoudsmarkt van woningen en overige gebouwen zijn met een groei van 1 à 1,5% per jaar eveneens nog matig.
1.5 Aanzienlijk minder faillissementen
Door de crisis is het aantal faillissementen de afgelopen jaren naar recordhoogten gestegen. In 2013 zijn met 12.306 faillissementen - 10% meer dan in 2012 en het hoogste aantal sinds de start van de waarneming in 1951 nieuwe records gevestigd. Procentueel was de stijging het grootst in de sector informatie en communicatie. In 2013 gingen daar 378 bedrijven failliet, 50% meer dan een jaar eerder. In de meeste bedrijfstakken lag het aantal faillissementen in 2013 hoger dan in 2012. Alleen in de industrie, financiële dienstverlening en de bedrijfstak vervoer en opslag zijn iets minder bedrijven failliet gegaan. De bouw is hard getroffen: er gingen 1.367 bedrijven failliet, een toename van 13% ten opzichte van 2012. Het economisch herstel heeft ook op dit punt een kentering ingeluid. Volgens het CBS zijn in het eerste halfjaar van 2014 fors minder faillissementen uitgesproken dan in de vergelijkbare periode van 2013. Vooral in de specialistische dienstverlening nam het aantal faillissementen flink af. Ook in de meeste andere branches was sprake van een daling. In de bouw daalde het aantal faillissementen in juni 2014 aanzienlijk. In vergelijking met een jaar eerder had de bouw in die maand zelfs
Figuur 4 Totaal uitgesproken faillissementen in de bouw
600 500 400 300 200 100 0
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Bron: CBS bewerkt door PwC
Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland
11
de grootste daling, van 128 naar 45 bedrijven, dankzij meer bouwinvesteringen. De bouw produceert al vanaf december 2013 elke maand meer dan in dezelfde periode een jaar eerder.
‘De werkgelegenheid in de bouw is blijvend veranderd’
De conclusies van het CBS zijn in lijn met de bevindingen van ING Economisch Bureau. De bank verwacht dat het aantal faillissementen in het Nederlandse bedrijfsleven dit jaar met 15% daalt. In 2013 ging nog een recordaantal bedrijven failliet. Het aantal faillissementen komt dit jaar uit op het niveau van het crisisjaar 2009. De geleidelijke economische verbetering geeft bedrijven meer ruimte in hun liquiditeitspositie, wat zich sinds eind 2013 vertaalt in minder faillissementen. De afname was volgens ING in de eerste helft van dit jaar het sterkst in de bouw (-45%), de industrie (-34%) en het transport (-23%). In contrast daarmee laat de gezondheidszorg een sterke stijging zien. Veel bouwbedrijven hebben echter nog steeds moeite het hoofd boven water te houden. Ondanks het grote aantal faillissementen blijft er sprake van overcapaciteit en hevige concurrentie. Hoe de ontwikkelingen verder zullen verlopen, hangt naast de conjuncturele ontwikkelingen mede van de banken af. In de kostensfeer wordt de bouw extra geraakt door de problemen in de financiële sector, die worden afgewenteld op bedrijven en particulieren. Ondanks de lage kapitaalmarktrente berekenen de banken hoge renteopslagen, met als gevolg dat bedrijven te kampen hebben met stijgende kapitaalkosten. Voorts voeren banken een restrictief beleid als het om kredietverlening aan bedrijven gaat.
‘De kredieteisen van banken leiden tot hoge kapitaalkosten voor bedrijven’
1.6 Werkgelegenheid stijgt na jarenlange scherpe daling De aanhoudende productiedalingen en faillissementen in de bouw laten diepe sporen na op de arbeidsmarkt. Vorig jaar is het aantal voltijdbanen volgens het EIB met 27.000 gedaald. Hiermee is 2013 het meest ongunstige jaar voor de werkgelegenheid in de bouw sinds het uitbreken van de crisis in 2008. In 2014 verdwijnen nog eens 10.000 voltijdbanen. Daarmee is dan sprake van zeven jaar onafgebroken krimp. De totale werkgelegenheid in de bouw daalt in de periode 2008-2014 per saldo met 80.000 arbeidsjaren tot een niveau van minder dan 300.000. Vanaf 2015 gaat het weer bergopwaarts. Door de groei van de bouwproductie stijgt de werkgelegenheid tot 2020 over de hele linie met 60.000 arbeidsjaren. Dat is fors, maar minder dan het aantal arbeidsplaatsen dat door de crisis verloren is gegaan.
‘De werkgelegenheid in de bouw stijgt tot 2020 met 60.000 arbeidsjaren’ 1.7 Toenemende flexibiliteit op bouwarbeidsmarkt
Ondanks de slechte economie blijft het aantal bedrijven stijgen. Dat komt vooral door een groei van het aantal bedrijven waar slechts één persoon werkzaam is: de zelfstandige zonder personeel (zzp’er), waarvan er begin dit jaar zo’n 800.000 waren. Verwacht wordt dat het aantal zzp’ers verder stijgt en over enkele jaren het miljoen zal overschrijden.
‘Over enkele jaren zullen er meer dan een miljoen zzp’ers zijn’ De arbeidsmarkt wordt in toenemende mate bevolkt door flexwerkers zoals uitzendkrachten, tijdelijke contractanten en zzp’ers. Bedrijven spelen hierop in door rond hun eigen vaste medewerkers, ook wel kernmedewerkers genoemd, een schil van flexibele medewerkers te bouwen. Dat systeem werkt goed op een krappe arbeidsmarkt, want dan is er ruime vraag naar flexwerkers. Tijdens een economische crisis kan het zich tegen de
12
PwC
‘De tarieven van zzp’ers staan onder druk, maar de meesten willen toch graag zelfstandig blijven’
flexkrachten keren, omdat bedrijven dan hun flexibele schil afbouwen. In de bouw is er (nog) geen sprake van dat zzp’ers door de crisis massaal de bedrijfstak verlaten. Wel is algemeen de indruk dat hun tarieven (zwaar) onder druk staan. Dit wordt bevestigd door een recent salarisonderzoek van Berenschot en Cobouw. Daarin geeft 41% van de ondervraagde zzp’ers in de bouw aan dat zij minder dan marktconform verdienen. Niettemin wil de overgrote meerderheid graag eigen baas blijven.
1.8 Vergrijzing en stijgende zorgbehoeften goed voor de bouw
De vergrijzende bevolking en de grotere vraag naar zorgvoorzieningen door ouderen bieden interessante kansen voor bouwbedrijven, stellen twee rapporten over dit onderwerp vast. Volgens de EIB-studie ‘Bouwen voor de zorg; Perspectief voor de Nederlandse bouw’ bestaat er grote behoefte aan investeringen in zorgvastgoed, zowel op de korte als de lange termijn.
Enerzijds is sprake van een sterk toenemende vraag naar zorg vanuit de vergrijzende bevolking. Bovendien zal dit deel van de bevolking steeds vermogender worden. Anderzijds is het zorgvastgoed voor een groot deel in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw gebouwd. Deze gebouwen moeten de komende decennia worden vervangen. De voorraad zorgvastgoed is sterk gegroeid en zal dat blijven doen. In 1990 was 35 miljoen m2 vastgoed in gebruik door zorginstellingen. Dit was in 2010 opgelopen naar 52 miljoen m2 en zal in 2030 bijna 80 miljoen m2 zijn. Tegelijkertijd zullen door de veroudering van zorggebouwen de vervangingsinvesteringen in 2030 verdrievoudigd zijn.
‘De sterke groei van het aantal senioren leidt tot een grote vraag naar aangepaste huisvesting’
Het EIB wijst erop dat het nieuwe overheidsbeleid om ouderen langer thuis te laten wonen een rem kan zetten op de vastgoedinvesteringen van zorginstellingen. Voor de bouw hoeft dat echter geen nadeel te zijn, zo valt af te leiden uit het ‘Sectorrapport Zorgbouw’ van ABN Amro. Als ouderen tot op hoge leeftijd thuis blijven wonen, hebben zij een geschikte woning nodig. Daardoor ontstaat op termijn een tekort van 756.000 woningen voor senioren, concludeert de bank. Het aantal huishoudens tussen 65 en 74 jaar stijgt tot 2040 met 42,5% en het aantal 75-plussers zelfs met 122%. Zowel in de huur- als koopsector zoeken steeds meer ouderen naar geschikte woonruimte. Op dit
moment is slechts 27% van de woningvoorraad geschikt voor ouderen. Vooral ouderen met een koophuis (48% van de 65-plushuishoudens) zijn een interessante doelgroep. Zij hebben meer vermogen om aanpassingen te financieren die steeds minder uit publieke middelen worden gefinancierd. Goed inspelen op die mogelijkheden kan de groei van de bouwsector de komende jaren extra aanwakkeren. Daarvoor hebben ondernemers kennis van de huidige consumentenmarkt nodig en is samenwerking tussen bedrijven uit verschillende vakgebieden absoluut noodzakelijk.
1.9 Fusie- en overnamemarkt veert op
Na het topjaar 2007 was het lange tijd rustig op de Nederlandse fusie- en overnamemarkt. In 2008 en 2009 nam het aantal overnames respectievelijk met 30% en 36% af. Na een stijging met 9 en 16% in 2010 en 2011 was in 2012 en 2013 sprake van een stabilisatie. In 2014 lijkt het tij in navolging van internationale ontwikkelingen te keren. De waarde van fusies en overnames in het wereldwijde bedrijfsleven ligt sinds het begin van dit jaar boven de $ 2 biljoen (€ 1.478 miljard), wat neerkomt op een stijging met 53% in vergelijking met dezelfde periode een jaar geleden, zo blijkt uit cijfers van zakelijk marktonderzoeker Dealogic. De totale waarde van die transacties lag bovendien gemiddeld 30% hoger dan in de tweede helft van 2013. Europa is hierbij koploper met een 48% hogere waarde van fusies en overnames.
‘Wereldwijd is het aantal fusies en overnames in een jaar met 53% gestegen’ PwC ziet al enige tijd een trend op de fusie- en overnamemarkt. Gezonde private ondernemingen en familiebedrijven grijpen de crisis aan om op overnamepad te gaan. Voor hen is het huidige economische klimaat een uitgelezen kans om zwakkere broeders met financiële problemen te kopen tegen lage prijzen. In de vorige editie van dit performancerapport stelden wij dat de gesignaleerde trend naar de bouw zou kunnen overslaan. Hoewel een fusie- en overnamegolf in de bouw het afgelopen jaar is uitgebleven, achten wij de kans daarop nog steeds reëel. Door de jarenlange slechte marktomstandigheden staat het water bij veel aannemers tot aan de lippen.
Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland
13
Een overname door een kapitaalkrachtige partner kan dan een mogelijkheid zijn om alsnog te overleven. De overnemende partij kan op zijn beurt voor een ‘koopje’ een waardevolle toevoeging op de eigen bedrijfsactiviteiten in huis halen.
‘De kans op een fusie- en overnamegolf in de bouw blijft reëel’ 1.10 Minder faalkosten door ketensamenwerking en bouwteams
‘Faalkosten ontstaan vooral in de ontwerp- en voorbereidingsfase’
De bestrijding van faalkosten staat in de bouw al jaren hoog op de agenda. Er zijn diverse oorzaken voor faalkosten, die ook nog eens per bedrijf kunnen verschillen. Ze kunnen op allerlei plekken in de bouwkolom ontstaan. Uit meerdere onderzoeken komt naar voren dat gebrekkige communicatie en onvoldoende aandacht voor de uitvoerbaarheid van projecten in de ontwerpfase belangrijke oorzaken van faalkosten zijn. Veel bouwwerken worden onvolledig voorbereid, waardoor er in een later stadium technische aanpassingen nodig zijn. Daarnaast gaat er bij de uitvoering op de bouwplaats het nodige mis. In de communicatie speelt de gegevensuitwisseling een grote rol: het bouwproces is bijzonder complex gezien de vele betrokken partijen en deelprocessen. Alles moet worden gecoördineerd en op elkaar afgestemd. En waar zich veel afstemmingsmomenten voordoen, is het risico op falen groot. Op diverse niveaus in de bedrijfstak zijn de afgelopen jaren initiatieven ontplooid om faalkosten inzichtelijk te maken en te bestrijden. De meest interessante ontwikkeling op dit punt is de ketenintegratie of ketensamenwerking. Uitgangspunt hierbij is dat ketensamenwerking niet alleen goed moet zijn voor de individuele ketenpartners, maar vooral ook voor de keten als geheel. Als de keten goed presteert, komt dat alle ketenspelers ten goede. Doet de keten het niet goed, dan komt ook dat op het bordje van de ketenspelers terecht.
14
PwC
‘Alle spelers profiteren van een goed functionerende keten’ Er is heel wat werk aan de winkel om de ambitieuze doelstellingen van ketenintegratie daadwerkelijk in de praktijk te realiseren. De bedrijven moeten bereid zijn over de eigen grenzen heen te kijken en een nieuwe organisatie te vormen met gezamenlijk doelen, waarbij winsten en risico’s worden verdeeld onder de deelnemers. De processen van de deelnemende bedrijven moeten worden geïntegreerd. Dit is een vorm van samenwerking die het beste tot zijn recht komt als bij verschillende opeenvolgende projecten door dezelfde partijen wordt samengewerkt.
‘Ketenpartners zijn alleen succesvol als zij dezelfde doelen nastreven’ Bouwproces onder leiding van integrale bouwmanager
Het succes van faalkostenbestrijding door ketensamenwerking wordt door diverse onderzoeken bevestigd. Zo toont onderzoek van BouwKennis uit 2012 aan, dat door het werken in bouwteams het ontwerp en de realisatie van een bouwproject sneller en beter verlopen, onder andere doordat partijen van elkaar leren. Bouwteams mogen zich dan ook in een grote populariteit verheugen: bijna de helft van de ondervraagden werkte daar toen al mee. En tijdens het vakevenement ‘Building Holland’ in mei 2014 constateerden bouwdeskundigen dat onvoldoende communicatie en gegevensuitwisseling met andere ketenschakels de belangrijkste oorzaak vormen van faalkosten in de bouw. De onderzoekers stellen vast dat de bouwbranche de komende jaren in een hoog tempo getransformeerd wordt naar de bouwindustrie: een industrie met totaalconcepten, garanties op geleverde eindproducten en excellente kwaliteit. In samenwerking zit de grootste winst om iets moois te bouwen. Twee derde van de bouwdeskundigen merkt dat er vaak sprake is van wantrouwen tussen de betrokken partijen. Een onafhankelijke partij moet sturing gaan geven en het vertrouwen herstellen. Een ruime meerderheid (62%) zegt dat een integrale bouwmanager een centrale rol moet krijgen
‘Een bouwproject verloopt sneller en beter in een bouwteam’
‘Het Bouw Informatie Model (BIM) bevindt zich nog in de opstartfase’
in het bouwproces. Volgens de respondenten moeten ook de eindgebruikers veel meer worden betrokken bij de ontwerpfase en het bouwproces. Ook hier lijkt een goede rol voor de integrale bouwmanager te zijn weggelegd. Een nieuw middel om op een effectieve manier gegevens uit te wisselen en zo faalkosten te bestrijden, is het Bouw Informatie Model. Via BIM wordt alle relevante informatie tijdens het bouwproces voor de gehele levenscyclus van een gebouw opgeslagen, gebruikt en beheerd in een driedimensionaal model. Hierdoor is een strakke regie van zowel nieuwbouw als onderhoud mogelijk. Hoewel BIM een hoog niveau van automatisering vraagt, is het zeker niet te complex voor de bouw. Voordat het breed toegepast zal worden, zijn we echter al gauw vijf jaar verder, zo blijkt uit recent grootschalig onderzoek onder installateurs van BouwKennis. BIM bevindt zich momenteel in de opstartfase. Veel zaken moeten nog worden uitgekristalliseerd. BIM vraagt bovendien om een cultuuromslag, waardoor de transitie traag verloopt. Het zal daarom ook nog lang duren voordat BIM volledig wordt uitgerold. Maar als de huidige lijn wordt doorgetrokken zal het aandeel van BIM in het bouwvolume op termijn stijgen, waardoor dit een voorwaarde wordt voor nieuwbouw en grootschalige renovatie. Bedrijven die nog niet met BIM werken, doen er volgens de onderzoekers goed aan om hiermee alvast te gaan experimenteren en de organisatie klaar te stomen voor deze andere manier van werken. PwC constateert dat de markt verwacht dat de voordelen van ketensamenwerking en kostenreductie in de prijs worden verdisconteert. Deze methoden zijn voor de bouwer hierdoor niet langer een mogelijkheid tot winstverhoging, maar een voorwaarde om te kunnen overleven.
Risicomanagement: betere resultaten, meer stabiliteit
PwC volgt de ontwikkelingen rond de faalkostenbestrijding op de voet. Vanuit onze expertise kunnen wij u als ondernemer behulpzaam zijn bij het bestrijden van faalkosten door risicomanagement in uw organisatie te integreren. De lat voor risicomanagement binnen de bouwsector is verhoogd. Risicomanagement is van oudsher een kritisch element in de bedrijfsvoering. Als bouwondernemer of projectontwikkelaar heeft u te maken met uiteenlopende projecten,
wat vraagt om excellent operationeel risicomanagement. Dit is echter niet meer genoeg. De reputatie van de bouwsector heeft het de laatste tijd zwaar te verduren en ook de financiële stabiliteit staat onder druk. De snelheid waarmee en de mate waarin risico’s uw prestaties bedreigen, zijn om een aantal redenen toegenomen. Zoals: meer samenwerking in de waardeketen, geïntegreerde contracten, de algemene staat van de economie, integriteitsincidenten en de toegenomen maatschappelijke en wettelijke eisen ten aanzien van governance en transparantie. Dit vraagt om versterkt risicomanagement bij de strategische, financiële en compliance-doelstellingen.
‘Met risicomanagement versterkt u het vertrouwen in uw bedrijf’ PwC helpt u uw prestaties en het risicomanagement te integreren en te verbeteren. Op die manier verbetert u de resultaten, vergroot u de stabiliteit en versterkt u het vertrouwen in uw organisatie. PwC heeft een aantal methoden ontwikkeld waarmee we risico’s op een gestructureerde manier in kaart kunnen brengen, zodat ze succesvol kunnen worden gemanaged. Zo geeft onze quick scan in korte tijd een beeld van de risico’s in een organisatie op strategisch, tactisch en operationeel niveau. Wij maken een nulmeting van het risicoprofiel van de portefeuille en de onderliggende projecten, en geven aan waar organisatorische verbeteringen kunnen worden aangebracht. Speciaal voor projectontwikkelaars die te maken hebben met een uitgebreide en complexe projectportefeuille, ontwikkelden wij de risicomonitor. Deze monitor kwantificeert en objectiveert de risico’s van alle individuele projecten, die daarna naar de totale portefeuille worden vertaald. Ook levert onze risicomonitor waardevolle informatie die kan worden afgezet tegen eerder gestelde criteria. Scenarioanalyses en dwarsdoorsneden naar de meest risicovolle projecten behoren tot de mogelijkheden.
Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland
15
1.11 Aandacht voor duurzaamheid rendeert
De bouw speelt een sleutelrol bij het streven naar duurzaamheid en een duurzame economie. Duurzaamheid is een omvangrijk begrip, dat veelal wordt uitgedrukt in de drie P’s van people (mensen), planet (planeet) en profit/ prosperity (winst/welvaart). Op het gebied van duurzaamheid en duurzaam bouwen is al veel vastgelegd en bereikt.
‘De bouw speelt een sleutelrol bij duurzaamheid en duurzaam ondernemen’ Medio 2013 heeft het kabinet met werkgevers, vakbonden en milieuorganisaties een Energieakkoord gesloten, dat afspraken bevat over energiebesparing, schone technologie en klimaatbeleid. In 2020 moet het aandeel duurzame energie 14% bedragen en in 2023 16%. In 2050 moet de energievoorziening volledig duurzaam zijn. Er komen programma’s voor de isolatie van woningen en het zelf opwekken van energie. Het akkoord levert minimaal 15.000 banen op, voornamelijk in de bouw.
‘Het Energieakkoord levert minimaal 15.000 banen op, voornamelijk in de bouw’
16
PwC
In 2013 investeerde het Nederlandse bedrijfsleven € 1,8 miljard in energiebesparende technieken en duurzame energie via de Energie-investeringsaftrek (EIA). Dat is bijna 1,5 keer zoveel als in 2012. De investeringen uit 2013 zorgen gezamenlijk voor een CO2-reductie van 1.530 kiloton per jaar, vergelijkbaar met het energieverbruik van 540.000 huishoudens. De EIA levert zo een belangrijke bijdrage aan de energiebesparingsdoelen in het Energieakkoord. Voor investeringen die milieuwinst opleveren, zijn de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige Afschrijving Milieu-investeringen (Vamil) in het leven geroepen. Daarnaast kennen gemeenten en provincies diverse duurzaamheidssubsidies en heeft de Europese Unie stimuleringsregelingen voor duurzaam bouwen, zoals de Energy Efficient Buildings. Uit een door USP Marketing Consultancy gehouden onderzoek blijkt dat de markt voor zonnepanelen de afgelopen twee jaar is geëxplodeerd. In 2012 en 2013 zijn er vijf keer zoveel zonnepanelen geplaatst als in
de zeven jaar ervoor bij elkaar. Het totale vermogen dat particulieren en bedrijven opwekken is in een jaar bijna verdubbeld. Op 1 april 2014 was totaal 651 megawatt geregistreerd. Op 1 juli 2013 was dit nog 347 megawatt, wat een toename van 88% in negen maanden betekent. Netbeheerders registreren centraal alle installaties die energie opwekken, zoals zonnepanelen, om de impact op het energienet te monitoren. Maar omdat particulieren en bedrijven zelf hun installaties moeten aanmelden, ligt het werkelijke aantal zonnepanelen hoger dan wat is geregistreerd. Netbeheer Nederland schat in dat het aantal registraties goed is voor zo’n 85% van alle installaties, hetgeen inhoudt dat er zo’n 766 megawatt (ongeveer 191.085 installaties) aan totaal vermogen in Nederland staat. Hoewel het aantal zonnepanelen zeer sterk toeneemt, is het aandeel van zonne-energie in het elektriciteitsverbruik nog erg laag in Nederland; slechts 0,4%. Voor leveranciers van zonnepanelen liggen hier dus kansen in overvloed.
‘De markt voor zonnepanelen is de afgelopen twee jaar geëxplodeerd’ Sinds 2005 hebben bedrijven in Nederland te maken met twee emissiehandelssystemen: het Europese systeem voor CO2-emissiehandel en het nationale systeem voor NOx-emissiehandel. De Nederlandse Emissieautoriteit houdt toezicht op deze systemen. Certification Services van PwC is in 2005 door de Raad van Accreditatie als eerste partij in Nederland geaccrediteerd om verificaties te verrichten voor zowel het CO2- als het NOx-emissiehandelssysteem. Wij zijn wereldwijd marktleider op het gebied van luchtvaartemissies en hebben ruime ervaring met de sectoren energie, chemie, tuinbouw, glasfabricagesector en bouw. Certification Services van PwC is bevoegd om footprints te verifiëren in het kader van de CO2Prestatieladder. Wij hebben robuuste interne kwaliteitsprocedures, die de deskundigheid en onafhankelijkheid van onze medewerkers garanderen, en combineren technische en sectorspecifieke kennis met diepgaande kennis van de wet- en regelgeving. Zo kunnen wij een gedegen data-auditmethodologie toepassen.
1.12 Aloude waarden basis voor toekomstig succes
De bouw is door de crisis in een diepe put beland. De schade is groot: duizenden bedrijven en tienduizenden banen zijn verdwenen. Maar de weg naar boven is in zicht en betere tijden zijn op komst. Nadat in 2014 nog sprake is van een kleine krimp van de bouwproductie, wordt voor de jaren daarna een sterke groei verwacht. De werkgelegenheid stijgt en het aantal faillissementen daalt. De huidige sectoromzet van € 50 miljard per jaar gaat fors omhoog en kan weer waarden van vóór de crisis bereiken. Op een markt met zeer veel spelers is dan meer te verdelen, waardoor er ruimte voor betere tarieven ontstaat. Om de verwachte groei op te vangen, is het van het grootste belang dat bouwondernemers hun bedrijf en met name alle processen rond bouwopdrachten op orde hebben. Een stimulans daarbij is, dat er belangrijke doorbraken zijn bereikt rond de bestrijding van faalkosten. Uit onderzoeken en in de praktijk blijkt steeds vaker dat de meeste fouten in het bouwproces tijdens de ontwerpen voorbereidingsfase worden gemaakt en dat ketensamenwerking de beste remedie is om faalkosten te voorkomen. De gunstige ervaringen die inmiddels met het werken in bouwteams zijn opgedaan, kunnen verder worden uitgebouwd. In het verleden is regelmatig onderzocht hoe hoog de faalkosten precies zijn. Het is niet alleen moeilijk om hierop een sluitend antwoord te geven, maar ook niet erg zinvol. Het is wel duidelijk dat het al snel om substantiële bedragen gaat. Beter is alle energie te gebruiken om de faalkosten in te perken, en te investeren in ketenintegratie. Want dan liggen hogere rendementen in het verschiet, wat de positie van bedrijven aanzienlijk kan verstevigen.
bovendien hun personeelsbestand in hoge mate geflexibiliseerd. Ze maken veelvuldig gebruik van flexmedewerkers, zoals uitzendkrachten en zzp’ers die er in overvloed zijn. Maar als de economie aantrekt en de arbeidsmarkt krimpt, worden de effecten van de vergrijzing sterker zichtbaar. Het is van groot belang om nu al rekening te houden met het verwachte verloop en de toekomstige behoefte aan personeel. Dat geldt zeker voor medewerkers met specifieke talenten die voor de onderneming van cruciale betekenis zijn. De bouw is van oudsher een bedrijfstak met overcapaciteit, felle concurrentie en lage marges. De crisis heeft de situatie er bepaald niet beter op gemaakt. Toch blijkt ook nu weer dat er zelfs onder de moeilijkste omstandigheden altijd ondernemers zijn die goede resultaten boeken en hun onderneming door woelige baren naar rustiger vaarwater kunnen loodsen. Een succesvolle ondernemer laat zich niet kisten door tegenslagen, maar slaat andere wegen in als dat nodig is en benut kansen zodra die zich voordoen. Hij toont zijn kracht door te blijven investeren in zaken als kwaliteitsverbetering, innovaties, risicomanagement en partnering met opdrachtgevers. Zolang aloude waarden als ondernemerschap, doorzettingsvermogen, een resultaatgerichte instelling en veranderingsbereidheid de toon aangeven, is er reden voor vertrouwen in de toekomst, zeker nu er na zeven magere jaren eindelijk zicht is op herstel.
Een andere uitdaging die door het economisch herstel opnieuw actueel wordt, is de vergrijzing. Al vóór de crisis was te horen dat er door het vertrek van ouderen grote tekorten op de arbeidsmarkt zouden ontstaan. De pensioengolf van de naoorlogse generatie is inmiddels in volle gang en gaat voorlopig door, maar door de ruime arbeidsmarkt valt het niet op dat grote aantallen werknemers het arbeidsproces (hebben) verlaten. Vervanging is over het algemeen makkelijk te vinden, maar vaak ook vervallen arbeidsplaatsen gewoon als medewerkers vertrekken. Veel bedrijven hebben
Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland
17
18
PwC
2. Bouw Performance-meting
De ‘Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland’ is een door de bouwspecialisten van PwC ontwikkeld model, dat het mogelijk maakt zowel de financiële prestaties als de financiële soliditeit van bouwondernemingen te meten. Het model stelt u tevens in de gelegenheid uw performance te vergelijken met die van uw branchegenoten. Het performance-meting model
Wij hanteren een model waarbij de prestatie van een (ontwikkelende) bouwonderneming wordt gemeten op grond van twee indicatoren: de financiële performance en de financiële soliditeit. Deze indicatoren geven inzicht in de mate waarin de onderneming rendement oplevert, én de mate waarin de onderneming een financiële buffer heeft opgebouwd om de contract-, project- en uitvoeringsrisico’s te bestrijden. De berekende ratio’s zijn gebaseerd op de door de ondernemingen gepubliceerde jaarverslagen. In de grafieken is onderscheid gemaakt tussen bedrijven die onder IFRS rapporteren en bedrijven die op basis van de Nederlandse richtlijnen voor de jaarverslaggeving (Dutch Gaap) rapporteren. De 2011 cijfers van Imtech zijn ontleend aan de bij de kamer van koophandel gedeponeerde 2011 jaarrekening. De cijfers zijn niet herzien zoals de herziene vergelijkende cijfers 2011 die in de 2012 jaarrekening van Imtech zijn gepubliceerd. Vanwege een wijziging van de groepsstructuur zijn de cijfers van Van Wijnen Groep N.V. in deze publicatie opgenomen voor de jaren 2011, 2012 en 2013. Tot vorig jaar waren dit de cijfers van Van Wijnen Holding N.V.
Gehanteerde ratio’s performance-meting
Rendement werkzaam vermogen
Leencapaciteit
Garantievermogen
Financiële soliditeit
Financiële performance
Rendement eigen vermogen
Orderportefeuille
Liquiditeit
Rendement omzet
Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland
19
Rendement gemiddeld werkzaam vermogen Het rendement op het gemiddeld werkzaam vermogen wordt bepaald door de vergoeding (bedrijfsresultaat + rentebaten na vennootschapsbelasting eventueel verhoogd met resultaat deelnemingen) uit te drukken in een percentage van het gemiddeld werkzaam vermogen (exclusief non recourse- leningen en projectfinancieringen). Met andere woorden: het rendement van al het vermogen dat beschikbaar is voor de onderneming en op grond daarvan een vergoeding verlangt. De non recourse-leningen en projectfinancieringen worden hierbij niet meegenomen in het werkzaam vermogen aangezien de bijbehorende financieringslasten rechtstreeks op de projecten drukken.
Rendement gemiddeld werkzaam vermogen - IFRS 20% 15% 10% 5% 0% - 5% - 10% - 15% - 20% - 25% 2013 2012 2011
Volker Wessels 12,9% -5,3% 7,6%
Boskalis 11,0% 9,0% 10,7%
BAM Groep 4,4% -5,8% 8,3%
Heijmans 2,4% -9,9% -3,0%
Strukton Groep -2,9% 6,5% 11,6%
Ballast Nedam -8,3% -6,4% 5,5%
Imtech -21,6% -4,9% 11,7%
Rendement gemiddeld werkzaam vermogen - Dutch GAAP 20% 15% 10% 5% 0% - 5% - 10% - 15% - 20% - 25% 2013 2012 2011
20
PwC
Van Oord 10,3% 8,0% 11,3%
Dura Vermeer -2,6% 2,7% 10,4%
TBI -3,3% 8,9% 7,8%
Van Wijnen -4,4% 9,1% 14,4%
Hurks Groep -21,2% 3,5% 12,5%
Rendement gemiddeld eigen vermogen Het rendement op het gemiddeld eigen vermogen wordt bepaald door het nettoresultaat uit te drukken in een percentage van het gemiddeld eigen vermogen.
Eigen vermogen - IFRS 30% 20% 10% 0% - 10% - 20% - 30% - 40% 2013 2012 2011
Volker Wessels 17,4% -15,5% 8,6%
Boskalis 16,5% 13,8% 15,4%
BAM Groep 5,0% -18,0% 11,1%
Heijmans 0,6% -24,2% -8,6%
Strukton Groep -8,4% 9,3% 8,1%
Ballast Nedam -37,1% -27,2% 5,4%
Imtech -164,7% -32,5% 17,3%
Eigen vermogen - Dutch GAAP 30%
20%
10%
0%
-10%
-20%
-30% 2013 2012 2011
Van Oord 18,5% 15,1% 17,7%
Dura Vermeer -4,2% 2,5% 10,2%
TBI -5,2% 2,3% 9,9%
Van Wijnen -8,4% 5,7% 13,0%
Hurks Groep -22,8% 3,5% 13,1%
Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland
21
Rendement in percentage omzet Het nettoresultaat in procenten van de omzet is binnen de sector een belangrijke rendementindicator. Veel bouwbedrijven hanteren dit kengetal als KPI in het formuleren van (middellange) termijndoelstellingen.
Omzet - IFRS 15%
10%
5%
0%
-5%
-10%
-15% 2013 2012 2011
Boskalis 10,4% 8,2% 9,3%
Volker Wessels 2,6% -2,5% 1,7%
BAM Groep 0,7% -2,5% 1,6%
Heijmans 0,1% -3,9% -1,6%
Strukton Groep -1,0% 1,3% 1,1%
Ballast Nedam -3,2% -3,2% 0,7%
Imtech -14,1% -4,3% 3,0%
Omzet - Dutch GAAP 10% 8% 6% 4% 2% 0% -2% -4% -6% 2013 2012 2011
22
PwC
Van Oord 7,9% 5,9% 6,9%
Dura Vermeer -0,5% 0,3% 1,1%
TBI -0,8% 0,3% 1,1%
Van Wijnen -1,2% 0,7% 1,6%
Hurks Groep -5,1% 0,9% 3,5%
Orderportefeuille in percentage omzet Over de omvang van de orderportefeuille zijn de grote bouwondernemingen veelal wel bereid informatie te verstrekken. Zeker als die goed gevuld is. Hoe groter de portefeuille, des te beter, want de onderneming straalt daarmee continuïteit uit. Een gegeven om rekening mee te houden.
Orderportefeuille - IFRS 250
200
150
100
50
2013 2012 2011
Strukton Groep 190% 144% 151%
BAM Groep 142% 149% 131%
Volker Wessels 135% 112% 116%
Ballast Nedam 115% 136% 141%
Boskalis 113% 133% 125%
Imtech 109% 118% 114%
Heijmans 81% 87% 93%
Orderportefeuille - Dutch GAAP 300
250
200
150
100
50
2013 2012 2011
Hurks Groep 235% 230% 266%
Dura Vermeer 139% 154% 137%
Van Wijnen 128% 131% 156%
Van Oord 118% 115% 99%
TBI 104% 90% 110%
Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland
23
Benutte leencapaciteit Het garantievermogen van de onderneming wordt in belangrijke mate bepaald door het gevoerde financieringsbeleid. Dit betekent, dat de leencapaciteit van de onderneming in meer of mindere mate kan zijn benut. Het model houdt rekening met de benutte leencapaciteit van de onderneming en wel door de rentedragende schulden (exclusief non recourse-leningen; projectfinancieringen) te plaatsen tegenover de gerealiseerde EBITDA. Hoe lager de benutte leencapaciteit is, hoe beter de performance. De best mogelijke score is 0,10. In ons model is de score gemaximaliseerd op 10,00. Voor 2012 en 2013 is voor een aantal ondernemingen geen leencapaciteit weergegeven. Deze ondernemingen hebben een negatief EBITDA. Dat leidt tot een negatieve score, wat voor een leencapaciteit niet kan.
Leencapaciteit - IFRS 12,00
10,00
8,00
6,00
4,00
2,00
2013 2012 2011
Volker Wessels 0,83 2,79
Boskalis 1,56 1,79 1,39
BAM Groep 3,89 4,71
Heijmans 4,23 10,00
Strukton Groep 7,44 2,34 1,47
Ballast Nedam 10,00 2,53
Imtech 2,47
Leencapaciteit - Dutch GAAP 5,00 4,50 4,00 3,50 3,00 2,50 2,00 1,50 1,00 0,50 2013 2012 2011
24
PwC
Van Wijnen 0,10 0,10 0,10
Dura Vermeer 0,10 0,10 0,10
Hurks Groep 0,75 0,45 0,10
Van Oord 1,40 2,09 1,54
TBI 4,51 0,12 0,10
Garantievermogen in verhouding tot balanstotaal Het garantievermogen in procenten van het balanstotaal is een belangrijke solvabiliteitsindicator. Het garantievermogen wordt hierbij bepaald door het eigen vermogen te verhogen met eventuele achtergestelde leningen.
Garantievermogen - IFRS 60%
50%
40%
30%
20%
10%
0% 2013 2012 2011
Boskalis 44,3% 39,2% 37,4%
Volker Wessels 24,8% 18,7% 26,2%
Heijmans 28,8% 28,1% 31,0%
BAM Groep 19,9% 15,7% 18,9%
Strukton Groep 18,1% 24,3% 23,6%
Ballast Nedam 10,6% 14,8% 18,2%
Imtech 9,5% 14,1% 25,1%
Garantievermogen - Dutch GAAP 60%
50%
40%
30%
20%
10%
0% 2013 2012 2011
Hurks Groep 40,8% 44,5% 48,6%
Van Wijnen 35,6% 32,0% 28,0%
Van Oord 33,0% 27,9% 28,5%
TBI 29,7% 34,4% 33,3%
Dura Vermeer 28,6% 27,7% 25,5%
Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland
25
Liquiditeit De liquiditeit geeft aan in welke mate de onderneming in staat is om kasstromen uit operaties te genereren. Deze is berekend aan de hand van de operationele kasstroom als percentage van de netto-omzet.
Liquiditeit - IFRS 20%
15%
10%
5%
0%
-5%
-10% 2013 2012 2011
Boskalis 16,6% 9,1% 16,0%
Strukton Groep 2,3% -1,8% -3,0%
Volker Wessels 2,3% 2,6% 1,2%
Heijmans -0,6% -1,9% -0,2%
Ballast Nedam -1,9% 0,1% 5,2%
BAM Groep -2,3% -0,2% -0,4%
Imtech -6,6% 0,2% 3,9%
Liquiditeit - Dutch GAAP 25% 20% 15% 10% 5% 0% -5% -10% 2013 2012 2011
26
PwC
Van Oord 24,7% 9,3% 12,1%
Hurks Groep 4,5% -6,0% 11,1%
Van Wijnen 1,5% 1,0% 4,5%
Dura Vermeer 1,5% -4,0% 0,7%
TBI 0,5% -2,7% 1,2%
Contact Wilt u meer informatie over de Bouw Performance-meting en de mogelijke toepassing ervan in uw onderneming? Wij zijn u graag behulpzaam bij het maken van de juiste strategische keuzes en het realiseren van uw ondernemingsdoelen. Uiteraard houden wij ons ook aanbevolen voor uw opmerkingen en suggesties, die kunnen leiden tot verbetering van deze meting.
Voorzitter sectorgroep Bouw Edmond Verstraete RA Tel.: (088) 792 3509 E-mail:
[email protected]
Senior manager sectorgroep Bouw Léon Blokland RA Tel.: (088) 792 3615 E-mail:
[email protected]
Manager sectorgroep Bouw Bas Alderliesten RA Tel.: (088) 792 3511 E-mail:
[email protected]
Assistant manager sectorgroep Bouw Marcel Blok RA Tel.: (088) 792 35 80 E-mail:
[email protected]
Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland
27
Deze publicatie is uitsluitend opgesteld als algemene leidraad voor relevante kwesties en dient niet te worden geïnterpreteerd als professioneel advies. U dient niet te handelen op basis van de in deze publicatie vervatte informatie zonder nader professioneel advies te hebben ingewonnen. Er wordt geen enkele expliciete of impliciete verklaring verstrekt of garantie geboden ten aanzien van de juistheid of volledigheid van de in deze publicatie vervatte informatie, en voor zover toegestaan krachtens de wet, aanvaarden PricewaterhouseCoopers, aan haar gelieerde ondernemingen, medewerkers en vertegenwoordigers geen enkele aansprakelijkheid, en wijzen zij iedere verantwoordelijkheid af, voor de gevolgen van enige handeling dan wel omissie door hetzij uzelf hetzij enige andere persoon op basis van de in deze publicatie vervatte informatie of voor enig besluit waaraan die informatie ten grondslag ligt. ‘PwC’ is the brand under which member firms of PricewaterhouseCoopers International Limited (PwCIL) operate and provide services. Together these firms form the PwC network. Each firm in the network is a separate legal entity and does not act as agent of PwCIL or any other member firm. PwCIL does not provide any services to clients. PwCIL is not responsible or liable for acts or omissions of any of its member firms nor can it control the exercise of their professional judgment or bind them in any way. © 2014 PricewaterhouseCoopers B.V. (KvK 34180289). Alle rechten voorbehouden. PwC verwijst naar de Nederlandse firma en kan soms naar het PwC-netwerk verwijzen. Elke aangesloten firma is een afzonderlijke juridische entiteit. Kijk op www.pwc.com/structure voor meer informatie.