Zicht op de kloosterhof vanaf de bovenverdieping.
24 LandIdee
L a n deli j k e A pot h eek
Kruiden
Klooster Ter Apel
met een verleden Zodra je vanuit de kruisgang van Klooster Ter Apel in Groningen door de groene deur de kloosterhof binnenstapt, betreed je een andere wereld. Perken in barok motief, omzoomd door buxushaagjes, paadjes met fijn grind. En kruiden, heel veel kruiden... Tekst en foto’s: Cora Westerink
G
euren vermengen zich, slechts hier en daar zie je wat kleur; kruiden zijn over het algemeen maar bescheiden bloeiers. Er heerst een serene rust, waardoor je vanzelf zacht gaat praten; je hoort alleen het gezoem van insecten. En dat alles omsloten door de eeuwenoude muren van de kloostervleugels. Aan drie kanten dan, want de westvleugel is nieuw. Achter de hoge ramen dragen heiligenbeelden bij aan de sfeer. Sinds de zestiger jaren groeien er kruiden binnen de muren, maar de basis voor de huidige kruidencollectie is rond 1974 gelegd door Allie Eenjes, de laatste beheerder en bewoner van het klooster. Hij kreeg daarbij advies van de Hortus in Haren. Allie Eenjes heeft tot 2009 de
scepter gezwaaid over de kruidentuin en zijn naam wordt nog steeds met respect uitgesproken in en rond het klooster.
Salie en guldenroede Niet alle kruiden die er nu groeien zullen bij het klooster gekweekt zijn in de tijd dat het daadwerkelijk bewoond werd door priesters en lekenbroeders. Duizendblad (Achillea millefolium) en guldenroede zeker wel, want die werden al door de Grieken en Romeinen gewaardeerd vanwege hun helende werking bij wonden. Ook salie en valeriaan hebben er vast wel gestaan. Van andere kruiden is pas later ontdekt dat ze geneeskrachtige stoffen bezitten. Voor de kruidentuinlieden van Klooster Ter Apel maakt dat niet uit. Om tot de plantencollectie te worden toegelaten gelden drie duidelijke regels: planten moeten geneeskrachtige waarde hebben of ooit toegedicht hebben gekregen, het moeten verfplanten zijn of ze moeten
Hessel Westerbeek, een van de tuinlieden, heeft een fascinatie voor de middeleeuwen.
door de eeuwen heen als keukenkruid in gebruik zijn. En zeker planten met namen als monnikskap, roomse kervel, grote engelwortel, sintjanskruid, mariadistel en jan-op-de-preekstoel mogen niet ontbreken.
LandIdee 25
Nico Rookmaker, door allen gezien als het ‘opperhoofd’ van de kruidentuin, werkt de vakken bij.
Nathalie Kriek is in deze tuin, als student kruidengeneeskunde ofwel fytotherapie, helemaal op haar plek.
De lieden van de kruidentuin Elke veertien dagen komen ze samen op deze bijzondere plek, een hechte groep van zeven. Een hele ochtend wieden, knippen en snoeien op gewijde grond. Ze hebben allemaal wel iets speciaals met het klooster, ze hebben er als kind gespeeld of zijn er getrouwd. Nico Rookmaker wordt door allen gezien als het ‘opperhoofd’. Het tuinieren heeft hij met de paplepel ingegoten gekregen door zijn moeder. Nog steeds maakt hij de tomatensoep zoals zij dat deed, met flink wat blad van lavas of de maggiplant (Levisticum officinale) er in. Op de website van het klooster houdt Nico een interessant blog bij over de kruidentuin met veel ‘weetjes’. Nathalie Kriek, Herman van der Vegt en Gerda Vuurboom wonen allemaal op een steenworp afstand. Nathalie studeert kruidengeneeskunde (fytotherapie), Herman maakte verre reizen naar Azië en aardt weer in het klooster. Gerda, een oudgediende, vindt rust tussen de kruiden. Janneke Meijer is via Nico bij de groep gekomen. Zij was als kind al veel rond het klooster te vinden en houdt van de geschiedenis van het monument. Geja Kaman kwam mee met vriendin Janneke en bleef. Dat vindt ze zelf nog steeds opmerkelijk. Ze ergerde zich vroeger naar eigen zeggen groen en geel aan haar moeder die ‘met vriendinnen uren over plantjes kon kletsen’. Maar nu vindt ze het heerlijk om op haar knietjes te liggen, op de plek waar eerder de kloosterlingen knielden. En dan Hessel Westerbeek, voormalig hovenier met een fascinatie voor de middeleeuwen. De kruidentuin is in goede handen.
De ‘lieden van de kruidentuin’ hebben allemaal wel iets speciaals met het klooster. 26 LandIdee
Kruidenteelt door de eeuwen heen Kruiden als geneesmiddel werd door de katholieke kerk lang afgekeurd. Het leven is immers in Gods hand. Maar de kerk verandert van inzicht en geeft in de 11e eeuw, uitsluitend aan nonnen, toestemming kruiden te bestuderen en te kweken. Als het tij niet meer te keren is, verplicht de kerk zelfs ieder klooster een tuin aan te leggen. Na de middeleeuwen, tijdens de renaissance, komen er kruidentuinen bij gasthuizen en gaan apothekers zelf geneeskrachtige planten kweken om over voldoende voorraad te kunnen beschikken. Zo komt de Hortus Haren voort uit de enorme verzameling planten van de Groningse apotheker Henricus Munting (1583-1658). Na 1800 begint de opmars van de chemische grondstoffen die, vanwege de betrouwbaarheid, steeds meer de voorkeur krijgen boven kruiden met hun wisselende kwaliteit. Toch houdt de natuur hier en daar het octrooi: de werkzame stoffen uit planten als valeriaan, wolfskers en vingerhoedskruid zijn niet door chemicaliën te vervangen.
Engelwortel hoort natuurlijk ook thuis in een kloostertuin.
L a n deli j k e A pot h eek
Gotische vensters geven vanuit de kruisgang een sfeervol beeld van de kruidentuin.
Oud en nieuw komen hier prachtig samen. Links de nieuwe westvleugel uit 2001.
Huis van het Nieuwe Licht Ooit was de Kloosterhof waar nu de kruiden groeien de begraafplaats voor de Kruisheren, maar ook voor mensen uit de omgeving. Het is een wonder te noemen dat het monumentale gebouw de tand des tijds heeft doorstaan. Na de stichting in 1465 is er volgens een middeleeuws plan honderd jaar gebouwd aan Domus Novae Lucis, Huis van het Nieuwe Licht. Naast een conventgebouw - de leefvertrekken voor de bewoners - kwamen er een poortgebouw, watermolens, een perkamenthuis, een bak- en brouwhuis en een gastenverblijf. Lang hebben de kloosterlingen er niet kunnen leven. Nog geen vijftig jaar na de voltooiing veroverde Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg in 1594 het gebied en werd aansluiting bij de Republiek der Verenigde Nederlanden een feit. De gereformeerde kerk werd de staatskerk en dat betekende het einde van het kloosterleven in Groningen. Hoge onderhoudskosten zorgden voor grote problemen in de eeuwen na 1600. De westvleugel werd door brand verwoest en vervolgens gesloopt, de bovenverdieping met de cellen van de Kruisheren afgebroken. Net op tijd, in de jaren dertig van de vorige eeuw, kwamen de restauratieplannen. En recent kreeg het klooster zelfs weer zijn westvleugel terug.
Hildegard van Bingen werd opgeschreven en bewaard. Als een van de eersten hing ze de leer aan dat de kruiden alleen werken als het gebruik ervan gepaard gaat met een sterk geloof in de heilzame werking ervan. Inmiddels is bekend dat Hildegard experimenteerde met hallucinogene paddenstoelen en planten als de vliegenzwam en doornappel. Dat hielp ongetwijfeld bij de vele openbaringen en visioenen die ze kreeg en vastlegde in twee grote boeken. Voor kloosterlingen die
worstelden met het celibaat had ze ook goede adviezen. En zij wist al dat Rust, Reinheid en Regelmaat de sleutel is tot een lang en gezond leven. Zelf werd ze ruim tachtig, erg oud voor de tijd waarin ze leefde. Hildegard van Bingen is in mei 2012 heilig verklaard. Foto: Shutterstock
In de kruidentuin zijn spreuken te vinden van Hildegard van Bingen (1098-1179), die leefde in een tijd dat de geneeskunde nog in de kinderschoenen stond. Zij behoorde tot de Orde der Benedictijnen, eerst in een nonnenklooster in het Duitse Disibodenberg. Later stichtte zij een zelfstandig vrouwenklooster op de Rupertsberg bij Bingen, eveneens in Duitsland. Ze was de eerste vrouw die van de kerk kruiden mocht bestuderen en zij zorgde ervoor dat die kennis
Hildegard van Bingen
LandIdee 27
Jong geleerd, is oud gedaan! heerlijk in de kruiwagen geurtjes en bloemetjes ontdekken. Signatuurleer
Longkruid zou heilzaam zijn bij aandoeningen aan de longen.
De Griekse alant draagt bij aan de goede spijsvertering, zo luidt het.
28 LandIdee
Tot ver in de 19e eeuw geloofde men dat de Schepper een bedoeling had met de overeenkomsten die planten, of delen daarvan, hebben met menselijke organen of ledematen. Dat moest haast wel betekenen dat de plant werkzaam zou zijn voor dat betreffende deel van het lichaam. Behaarde planten werden gekoppeld aan de huid, een holle stengel aan de slokdarm en doornen zouden wijzen op eigenschappen die de weerstand verhogen. Ook bloemkleuren hadden een betekenis: geel wees bijvoorbeeld op de lever en de spijsvertering, rood was goed voor hart en bloedvaten, blauw gaf verkoeling. Een mooi voorbeeld is het longkruid (Pulmonaria officinalis). Het blad heeft de vorm van een long, de witte vlekken zouden wijzen op slijm, en de roze en blauwe bloemetjes op zuurstofrijk en -arm bloed. Om die redenen zou de plant heilzaam zijn bij aandoeningen aan de longen. Met de wetenschap van nu weten we dat longkruid niets doet voor longen. Het is ook aannemelijk dat de aangewende middelen soms erger waren dan de kwaal. Een enkele keer is het toevallig wel waar. Zo bevat de walnoot vetzuren die inderdaad goed zijn voor de hersenen - waar de noot, ontdaan van zijn bolster, ook op lijkt. Maar diezelfde vetzuren zijn ook in noten te vinden die die gelijkenis niet hebben.
L a n deli j k e A pot h eek
5 kruiden en hun werking Stinkende gouwe
Dropplant
Stinkende gouwe Stinkende gouwe (Chelidonium majus) werd, geheel volgens de signatuurleer, vanwege de gele kleur van het melksap ingezet bij allerlei nier- en leverklachten. De plant is nog steeds in zwang als bestrijder van wratten, en hij wordt in de volksmond dan ook wel wrattenkruid genoemd. Het werkt eenvoudig: steeltje breken en de wrat een paar keer per dag aanstippen met het verse sap. Doe dat secuur, het sap kan op gezonde huid irritaties veroorzaken. Draag ook handschoenen, want de plant is licht giftig.
Dropplant
Bilzekruid
Betonie
De dropplant (Agastache foeniculum) komt oorspronkelijk uit het westen van Amerika. De Apache-indianen trokken er al thee van om de luchtwegen te openen en de eetlust op te wekken. De Koreaanse munt of anijsnetel (Agastache rugosa) komt uit het oosten van China en Korea en lijkt qua eigenschappen zeer sterk op de dropplant. Twee gelijkende planten uit twee verschillende werelddelen. Maar als je bedenkt dat die continenten ooit verbonden waren, is het toch niet zo raar.
Betonie ,,De betonie is warm. Het is een anti-liefdesmiddel. Wanneer een man of een vrouw door de liefde tot aan het waanzinnige verblind is, neemt de bladeren van de plant, steke er een in ieder neusgat, legge er een onder de tong, neme er een in elke hand, legge er een onder iedere voet en kijke de plant strak aan. Dat moet zolang gebeuren tot de bladeren door de lichaamstemperatuur warm worden.’’ Aldus Hildegard van Bingen. En ze heeft nog een tip: ,,De warmte van wijnruit kalmeert de onbehoorlijke gemoedsopwinding.’’
Salie Hildegard van Bingen: ,,Zij is rauw en gedroogd goed voor zwakke krachten. Wie aan sterke verslijming en stinkende adem lijdt, moet salie in wijn koken en vaak drinken.”
Bilzekruid Het bilzekruid (Hyoscyamus niger) werd door Hildegard van Bingen gebruikt om visioenen op te wekken. De oude volksnamen dolkruid en malwillempjeskruid laten niets aan de verbeelding over. De bladeren en zaden werden gerookt voor een roesopwekkend effect. Tot in de
Salie
17e eeuw is bilzekruid gebruikt als smaakstof in bier; later werd het vervangen door hop. Er ging kennelijk nog wel eens iets mis met de dosering, omdat de werkzame stoffen in het bilzekruid nu eenmaal niet in een constante hoeveelheid aanwezig zijn.
Klooster Ter Apel Boslaan 3-5 9561 LH Ter Apel www.kloosterterapel.nl
LandIdee 29