Zeilparadijs gevonden (ssssssssssst. niet verder vertellen!!!!) ‘Nog een paar bochten, dan zie je Oban’. Peter en ik zitten in de bus vanuit Glasgow. Ik ben vandaag vanuit een zeer herfstig Nederland (het is 14 juli voor de goede orde) naar Schotland gevlogen om met mijn kapitein en Grote Pier 4 weken in het westen van Schotland te gaan zeilen. Ik heb zin in deze vakantie! In Oban aangekomen pakken we het pontje naar de haven. ‘Er kunnen maar 10 mensen mee’ zegt Peter, ‘maar als er meer mensen staan komt er meestal een tweede bootje’. Dat gebeurde nu ook. De jachthaven ligt op een eiland tegenover Oban. Mooie vlotten, alle voorzieningen en een bont Europees gezelschap. Zelfs de ‘Bloodhound’ voormalig zeilschip van Queen Elisabeth is van de partij (motorpech…).
Bloodhoud in de haven van Oban
Peter is samen met zeilmaat Jan naar Oban gevaren, nonstop. Een 570 mijl lang traject van Hoek van Holland naar Inverness: op zondagavond vertrokken en donderdagmorgen aan in Inverness. Ze hadden wisselend weer, van windstilte tot Bf 7. De kop van Schotland ronden leek gezien de ongunstige weersomstandigheden niet verstandig, ze besluiten dan ook door het Caledonisch kanaal te gaan. Ik krijg enthousiaste berichten over dit traject en foto’s van medevaarders: Grote Pier met de Ben Nevis op de achtergrond. De eerste dagen van mijn vakantie lijken echt Schots te worden: drizzle en storm. Ik ben er blij om. Lekker rustig acclimatiseren. Toch klaart het snel daarna op, om tot de laatste paar dagen van mijn vakantie niet echt slecht meer te worden, de Schotten kunnen er niet over uit en wij genieten! De eerste tocht gaan naar het kleurrijke plaatsje Tobermory op het eiland Mull. Mijn fototoestel draait overuren, het is allemaal zo prachtig wat we zien: de bergen, de kleur van het water, de typerende ferries, de zeehonden, de vogels, de wolken rond de bergtoppen, piepkleine witte huisjes die tegen de bergen geplakt lijken. Heerlijk ook om weer met Grote Pier op pad te zijn. De wind is goed maar wordt tegen het eind steeds schraler, het laatste stuk zetten we de motor bij. Karin en Jan van de Helle 2, weercursusgenoten die we in Oban tegen kwamen hadden verteld waar we het beste in de haven konden gaan liggen. Het bleek een mooie plek te zijn aan prima stijgers met zicht op een rijk begroeide berg. De mobiel had geen bereik op dat moment, maar de wifi werkte, dus mijn moeder per mail bijgepraat over onze ervaringen.
Tobermory is een lintdorpje aan een schelpvormige baai. De huizen zijn in felle kleuren geverfd: hard roze, knalblauw, zwart en fel geel. Leuk om te zien en geheel afwijkend van de rest van de ‘western islands’, daar overheerst grijs en wit. Na het eten wandelen we naar boven. Daar ligt de rest van het dorpje, gebouwd naar ontwerp van architect Telford, dezelfde die het Caledonian Canal heeft ontworpen, we herkennen zijn rechtlijnigheid. Weer een mooi ‘fotomomentje’! De volgende dag gaan we een van mijn dromen verwezenlijken: we zetten koers naar de Barra een van de Outer Hebrides. Sinds wij via de BBC de serie An Island Parish hebben gevolgd wilde ik daar heel graag naartoe. In die serie werd een inkijkje gegeven in het leven van de mensen die op het eiland Barra wonen. De zeiltocht is magnifiek. Met een prachtige lopende wind zeilen we er in 10 uur heen, al snel zichtbaar door de 400 meter hoge bergen. Vlak voor aankomst ziet Peter een walvis uit het water opduiken (tsja en waarom ik op dat moment net naar de andere kant keek…@*&@!!). Als we Barra aanlopen zien we prominent in de baai Kisimul Castle liggen, het voor ons bekende plaatje uit de tv serie! Er liggen 12 visitormoorings, voor de helft gevuld. Ook hier weer een bont gezelschap: Zweden, Denen, Engelsen, Schotten (ja, ja die laatste twee moet ik echt gescheiden noemen, ze benadrukken het zelf middels de vlagvoering…).
Grote Pier in de baai van het eiland Barra, met op de achtergrond Kisimul castle.
We raadplegen het geweldige boek van Hamish Haswell-Smith met uitgebreide beschrijvingen van de Schotse eilanden. Op basis van zijn kaartje en de windvoorspelling stippelen we onze fietsroute uit voor
de volgende dag. Het weer is echt voortreffelijk, blauwe lucht, door de koude zee toch niet te warm, het ideale fietsweer. We genieten want doe je ogen maar dicht en stel je eens voor: de Atlantische kant van het eiland met spierwitte stranden, azuurblauwe zee en zwarte rotspartijen. Aan de andere kant rotsen met fjordenachtige inhammen en bloemen, bloemen en nog eens bloemen. Ook tijdens deze tocht heeft mijn fototoestel het zwaar. We bezoeken ook het vliegveld in het noorden. Dit is niet meer dan een super vlak strand, waar net als wij er zijn een vliegtuigje land (zie Youtube: Barra airport landing). Na deze tocht gaan we moe maar voldaan terug naar Grote Pier. Er komt vanaf de Merimac, een stoer hightech Nederlands zeiljacht, een bootje naar ons toe. ‘Hoi ik ben Arnold, mijn ouders vragen of u een borrel bij ze wilt komen drinken’. Daar zeggen we geen nee tegen! We kletsen gezellig bij en wisselen informatie uit over de omgeving met Kees en Marion Verruijt, mede Kustzeilers. Ze doen met hun kinderen Arnold en Elsa een rondje Engeland tegen de klok in. Ook zij genieten van het mooie weer en vertrekken de volgende dag richting Ierland. Wij bezoeken Kisimul Castle, het popperig, mooi gerenoveerd kasteeltje in de baai. Ook doen we nog boodschappen bij de supermarkt. Waar we al voor gewaarschuwd waren kwam uit, als je te laat komt is het brood uitverkocht en pas de volgende dag als de ferry geweest is weer in voorraad. Ach, de afbakbroodjes zijn geduldig! De volgende dag vertrekken we richting Loch Boisdale, een ankerbaai op het iets noorderlijker liggende South Uist. Als we net op zee zijn duiken er rond de boot 3 basking sharks op. De grootste haaiensoort ter wereld. Ze zijn lekker plankton aan het happen met hun immense muilen, ze trekken zich helemaal niets van Grote Pier aan. In Loch Boisdale is volgens onze informatie een hotel waar het goed eten is en wifi. We leggen vast aan het nog vrije boeitje (er liggen twee andere boten). Op weg naar het hotel krijgen we een sleepje van de buurboot, die wél een motortje achter de rubberboot hebben: een mazzel voor mijn persoonlijke roeier! Zij gaan ook eten in het hotel en we schuiven bij elkaar aan tafel. Leuk toch,dat je in zo’n specifiek zeilgebied direct een ‘click’ met mensen kunt hebben. Jackie en Angus geven ons leuke tips voor mooie plekjes (werkt toch altijd het beste, informatie van locals). ’s Avonds aan boord ontmoeten we nog een collega van hen, die vertelt over het leven uit haar jeugd op het eiland Eriskay: Een vader die garnalenvisser was en van maandag t/m vrijdag op zee verbleef. Op zaterdag netten repareren en op zondag naar de kerk. Als je nagaat dat die man nu 70 jaar is, is dat nog helemaal niet zo lang geleden, dat dit zo ging. De volgende ankerbaai is echt avontuur: Lock Skiport. Alleen maar bergen, ruigte en zeehonden. Geen enkel huis of teken van menselijk leven. Dat is wel slikken voor mij, enerzijds natuurlijk enorm kicken, maar ik voel met toch ook wel kwetsbaar. ‘Stel dat er iets gebeurt, geen bereik met de telefoon’ zeg ik een beetje benauwd. ‘Dan roep je toch gewoon de kustwacht met de de marifoon’zegt de pragmatische kapitein en hij heeft nog gelijk ook. Hoe dan ook, ik ben blij als ik later Jackie en Angus binnen zie komen.
We worden wakker van twee zeehonden die onze baai keuren op visrijkheid. Skye wordt onze volgende bestemming, ondanks dat we graag ook de twee noordelijkste eilanden van de Hebriden hadden willen aandoen: Harris en Lewis. Een almaar noordelijke wind doet ons echter besluiten weer oostwaarts te gaan. Skye is al van verre te herkennen: de grillige punten van de Cuillian Mountains zien we al bij vertrek. We hebben weer een super mooie zeiltocht. We pakken het boeitje voor de Talisker distilleerderij die van de The old inn is, zoals erop staat. We zien de Cracklin Rosie ook liggen, Engelsen die Peter en Jan al in het Caledonisch canal tegen kwamen. Het liggen aan de boei is gratis als je eet in de pub, die voorwaarde is mee te leven! Een pub vol mensen die actieve vakanties houden: naast zeilers ook wandelaars en bergbeklimmers. De volgende dag pakken we de bus om naar Dunvegan Castle te gaan. We rijden met de bus het hele eiland over, kan vast sneller, maar het bood ons een mooi totaalplaatje van dit afwisselende eiland. Het kasteel is vooral van binnen zeer bezienswaardig en ook de tuinen zijn uniek. Peter gaat de volgende ochtend bijtijds richting de distilleerderij, hij verzamelt whiskey en hij loopt inmiddels het risico Nederland zonder bijbetaling niet meer in te komen door het ruim overschrijden van de toegestane invoerhoeveelheden van spiritualiën. Mij weet hij letterlijk warm te krijgen voor whiskey door een mooi Talisker t-shirt en fleecevest voor me te kopen.
Eind van de dag vertrekken we naar Loch Scavaig, het mooiste ankerplekje van Europa, maar ook ‘spooky’ zoals Jackie dat eerder tegen mij zei. En spooky was het. Een flauw windje op zee, in Loch Scavaig rukwinden vanuit de Cuillian Mountains, waar je feitelijke tussen ligt. Ondanks de zeehonden die ons enige, maar goede gezelschap vormde, voelde ik mij dusdanig onprettig dat we besluiten er niet te blijven. Het eiland Rhum was het dichtst bijzijnde alternatief, nog ongeveer 1 ½ uur varen. Voordeel van Schotland is dat het zo lang licht is, we komen rond 22 uur nog met voldoende licht aan. Rhum is ook weer een paradijsje op zich. Wat witte cottages, een daar totaal niet passend landhuis met quasi kasteeluitstraling aan de baai en enorme bergpartijen met goede wandelmogelijkheden. Omdat de ankergrond volgens Hamish Haswell-Smith ‘poor’ is willen we niet zo ver gaan wandelen, dat we Grote Pier niet meer zien. We wandelen rond de baai en gaan otters spotten, die zich overigens niet laten zien ook lopen we door een bos waar veel ruines zijn van boerenhuisjes, achtergelaten na de Clearances (de landeigenaren dachten meer geld te kunnen verdienen met het houden van schapen in plaats van land verpachten aan de boeren. Een zwarte bladzijde uit Schotse geschiedenis).
Restanten van een boerderij op Rhum
Grote Pier voor anker bij Rhum
’s Avonds komen Cameron en Rachel aan boord van de Cracklin Rosie, zij doen een rondje Groot Brittannië tegen de klok in. Boeiend om met hen de te bomen over de huidige economische en politieke situatie in de wereld en te horen over hun banen, beide werkzaam in de City van London. We trekken daarna een paar dagen met ze op. ‘Orka’s’ roept Peter plotseling. We zijn op weg naar Tobermory als we net langs Eigg zijn gevaren, de kleinste van de small Isles. En inderdaad een heus Orka gezin: pa, moe en twee kleintjes zwemmen stelselmatige rondjes ca 200 meter van ons af. De rook komt uit mijn fototoestel, maar het is nog best lastig om ze goed te fotograferen op een wiebelend schip. Als ik onze observatie later in Tobermory meld bij het Nautical institute, die dit registreert gaan ze helemaal uit hun dak! Cameron en Rachel zijn jaloers, zij hebben ‘alleen maar dolphins’ gezien. We maken een fietstocht over het eiland Mull. Een ietwat te positief ingeschatte route levert brandende beenspieren op... In Tobermory maken we plannen voor het laatste deel van mijn vakantie. Ik wil nog graag naar Staffa, een eiland naast Mull met bijzondere basaltblokken, vergelijkbaar met de Giants causeway in Ierland. Helaas laat de wind ons in de steek en kiezen we er daarom voor rechtstreeks richting het Caledonisch kanaal te gaan. In Lochaline spotten we een speelse otter bij het binnenvaren en worden we omgeven door mist wakker. In dit overweldigend mooi land is ook die mist heel passend. We koersen richting Corpach, de ingang van het Caldeonisch kanaal is. Een humorvolle en uiterst behulpzame havenmeester helpt ons door de 1e van de 29 sluizen. De volgende dag om 8 uur starten we direct met Neptunes staircase, een sluizentrap van 7 sluizen op rij. We varen op met een Schotse catamaran motorboot (een stinkbak, die in de sluis zijn motor aan laat) en een Hollands zeiljacht met vader en zoon aan boord. Ook de 2 dagen dat we over het kanaal doen hebben we fantastisch weer, gelukkig maar, want al die sluizen doen in de regen, lijkt mij een droeve bedoeling. We varen het kanaal uit naar Cormarty (ja, inderdaad, van de Shipping forecast) waar we overnachten. Het is een hobbelige nacht, maar wel een prima startpunt voor onze tocht naar Peterhead. Als we net op weg zijn passeert het megagrote cruiseschip Maasdam en wat schetst onze verbazing, ook die gaat naar Cromarty, jammer dat we elkaar niet bij de ingang ontmoet hebben.
De wind is bakstag en neemt in kracht toe. We surfen met bijna 12 knopen van de golven, Peter is helemaal in zijn element. Ik ga naar het voordek en maak foto’s van zijn plezier. Toch besluiten we om het grootzeil naar beneden te halen, een spannende manoeuvre in die hoge golven. Omdat ik niet zeker ben van mijn stuurkwaliteiten doe ik het zeil.
Daarna verder op alleen de genua, een stuk relaxter en het gaat nog steeds hard. We komen rond 18.30 aan in Peterhead, praten bij met de havenmeester die ons nog herkent van vorig jaar. ’s Avonds komt de Folie a deux binnen van Siets en Bart, twee medecursisten van de weercursus van de Kustzeilers. Gezien de slechte weersvoorspelling (onze 1e dag regen komt eraan) besluiten we samen met hen de volgende dag een auto te huren om het binnenland in te gaan. We genieten van de Cairngorms, het wintersportgebied bij Aviemore, doen nog even twee whiskey stokerijen en bezoeken in Stonehaven het imposante kasteel op het schiereiland, hoog op een rots.
Stone haven
Ingang Balmoral
En ja, dan is het helaas zover, ik moet terug naar Nederland want de plicht roept. Peter zeilt solo verder vanuit Peterhead. Hij doet dit in een aantal lange, maar ook een wat kortere trajecten. De eerste grote slag is de 110 mijl naar het plaatsje Eyemouth, waar hij ’s nachts aankomt. Van daaruit gaat hij met Bart en Siets, die met hem opvaren per bus een dagje naar Edinburgh. Omdat het Edinburgh festival daar plaatsvindt, is het een gezellige drukte. Na Eyemouth zette hij koers naar Holy Island. Hij heeft weinig wind, vaart daarom naar een wrak dat in dieper water ligt. Dit alles met als doel om nu toch eindelijk de zo door hem gewenste kabeljauw te vangen. En dat lukt. En hoe! Een forse jongen van 1 meter slaat hij aan de haak. Het binnenhalen vergeleek hij met taferelen zoals te lezen in ‘the old man and the sea’… Samen met Bart en Siets maken ze ’s avonds een fors deel soldaat, de rest legt Peter tegen het koelblok, zodat het in bevroren toestand nog een aantal dagen langer is te bewaren. Peter vervolgt zijn reis naar het zuiden via Amble, waar hij de Warber met Anje Valk weer tegen komt en doet vervolgens Blyth aan. Daar is hij gast van de Royal North Humberland Yachtclub, een gastvrije haven, tevens prima uitvalsbasis voor een bezoek aan Newcastle. Het langste solotraject is van Whitby naar Harwich, ongeveer 36 uur varen. Lang leve de AIS voor het thuisfront: voor ik naar mijn werk vertrok kon ik zien dat Grote Pier bij Lowestoft lag en ’s avonds zag ik hem aankomen in Woolverstone. Het laatste solotraject was van Harwich naar Hellevoetsluis. Daar arriveert hij op woensdag. Ik ben blij dat hij veilig binnen de landsgrenzen is en stap donderdagavond in Hellevoetsluis aan boord, zodat we samen de boot naar eigen haven brengen. Dit laatste weekend van de zomervakantie 2011 is het weer, zoals ik het voor onze vakantie getypeerd zou hebben: echt ‘Schots’ …
Tekst en foto’s Giena Bartelts augustus 2011 / Grote Pier