Zangbundeltje tl
t|
ij
.
%
*-
.
ii
Joot D. B. PRINS
N a d r a l i -ferbojen
i,
"~
Auteursrecht voorbehouden Molenaarsgraaf, Junt t 9 4 J
Prijs f 0.50
VOORWOORD W a t zingt N e d e r l a n d nog weinig. Hoe komt dat? D o o r al de wonden, die zoo diep en blbe. dig geslagen zijn? D o o r al de moeilijkheden, die ons nog te wachten staan? Ik denk zoowel ' l een als 't ander. M a a r toch moeten we weer dat kan maar niet zoo ineens achtte ik mijn bundeltje, wel nog de oude vroolijkbeid, zoo teeken ervan.
aan liet zingen : en daarom juist geschikt, 't M i s t hier en daar een
1 en aanzien van é é n nummer vreesde ik een beetje: het zesde; dit vanwege de Duitsche melodie. T o c h heb ik het gehandhaafd, ik vond de variatie op het door de Duitschers altijd met zoo n trots gezongen E n g e l a n d l i e d dermate aardig, dat ik het er maar op gewaagd heb. In 'ieder geval hoop ik, dat mijn boekje i n de smaak zal vallen ; ik heb er zoo mijn best op gedaan. D. !l. P.
1.
„ W i l t lied en nu treden"
W i l t lieden nu treden voor G o d den Heere H e m bovenal loven van herten seer. E n d maken groot sijns lieven naemens eere. D i e daer nu onsen vijant slaet ter neer. Ter eeren ons Heeren wilt al u dagen D i t wonder bijzonder gedencken toch; Maeckt u, o mensch! voor G o d steeds w e l te dragen. Doet yder recht, en wacht U voor bedrog.
i
2.
„ W e l k o m Koningshuis" W i j z e : W i e n Neerlandsch bloed
W i j groeten U weer Willemien, Gestaald en een van zin. W i j willen graag U wederzien En toonen onzen min. W i j zijn ontroerd en zeer verblijd E n dankbaar gaat ons oog Met diepe glanzing. U gewijd. Naar G o d den Heer omhoog (bis) W i j groeten U ook Juliaan. Uw
kindren. U w geniaal;
Dat
altijd vredeskiokken slaan, '
Geluk U steeds bestraal. W a r m klinkt het op uit ons gemoed: " W i j geven hart en hand, „ G o d 't Koninklijk gezin behoed" Dat is de bee van 't land (bis)
2
3.
„N. B.
sr
W i j z e : 'Alle man van Neerlands stam. Strijders van de N . B . S . Toonden zich der vaadren zonen; Niemand kan genoeg beloonen "t Offer voor Kun meesteres. Nimmer vreesden zij gevaar, Stonden klaar. Gaven alles aan den houw V a n ons dierbre huis Nassau. Strijders van de N . B . S . W i j gedenken hier Uw daden; Velen hebben 't land verraden. Maar Gij stond daar op de bres. Gaaft het beste wat G e had, Zweerdet, dat Nederland herrijzen zou Met W i l m i n a van Nassau. Strijders van de N . B . S . Uit U w rijen zijn gevallen In den strijd wel honderdtallen. Maar hun dood is onze les: Nederland kan rechtop staan Door U w daan. Door U w onverwrikbre trouw Aan W i l m i n a van Nassau. 3
„ W a c h t e n d e Moeder"
4.
W i j z e : Hoe zachtkens glijdt ons bootje. Hoe lieflijk zinkt de nacbt neer. De sterren flonkren zacht. Men hoort nu geen geluid meer. N u houden Englen wacht. Maar moeder kan niet slapen. Gedachten zijn zoo vlug. Veel andren kwamen weder. Haar zoon kwam niet terug. Met zorgen in haar harte Zag zij hem derwaarts gaan. Hij ging den weg der smarte. Wat Hoe
liet zij meen'ge traan. dikwijls schrok zij wakker
Van vliegmachiengerucht. Zij snikte: ..arme stakker, Verderf valt uit de lucht" Zijn brieven waren moedig : „Toe moeder 't hoofd omhoog, „ D e oorlog eindigt spoedig". De werklijkheid bedroog. De slachting woedde verder E n hooger steeg de nood. Steeds meerdre bommenwerpers Strooiden hun schrik en dood. 4
Tenslotte kwam het einde. Men juichte blij van zin. Zij keerden ver en heinde. Hoog bloeide oudermin. Maar moeders oogen stonden Zoo somber schreiensrood. Haar zoon nog niet gevonden, Wellicht was hij reeds dood. Maar altijd bleef zij wachten. „Mijn zoon?, het kan niet zijn!'.' Het sloopte al haar krachten. Zij had zoo n hertepijn E n vroeg hoe is zijn leven O p 't eind misschien vergald. De krasse vrouw ging beven. Zij dacht aan Buchenwald. Het blijft maar in haar knagen, Zij buigt haar moede hoofd. Haar leven werd é é n klagen, Haar werd teveel geroofd. Zij kan nog slechts gelooven In Gods gerechtigheid : ,,Ik zie mijn zoon hierboven.'" „ O Heer. ik ben bereid."
5
„Innndatie
1.
W i j z e : W a a r d e blanke top der duinen. W a a r eens groene weiden bloeiden. Rijkdom lag ten toon gespreid. W a a r eens welvaart 'd oogen boeide. Klotst n u water w i j d en zijd. D a a r o m zijn we bier zoo gram, (bis) D u i t s c h l a n d maakte N e e r l a n d arm. (bis) W a a r eens goudgeel graan U groette. Z i e t ge slecbts een waterplas. Nederland wat moest G i j boeten V o o r cultuur, regiem en ras. 'k K a n verstaan U w diepe gram, (bis) D u i t s c h l a n d maakte N e e r l a n d arm. (bis) m
W a a r eens kostbaar voedsel uitsproot. V r u c h t van goed bewerkten grond. W a a r de boer zijn zweet op uitgoot E n zijn levensroeping vond. Z i e t hij water en kijkt gram, (bis) D u i t s c h l a n d maakte N e e r l a n d arm. (bis) M a a r waar n u nog golven spelen. Z a l die boer weer werken gaan. O o k deez' wonden zullen heelen. N i e u w e toekomst
openstaan.
Boerend volk kijk niet meer gram, (bis) Wij
6
weer rijk, maar D u i t s c h l a n d arm, (bis)
6.
„Kaakjes-danklied aan Engeland" W i j z e : E n wij varen tegen Engeland
Eind*lijk was. de vrede toch gekomen In ons uitgemergeld Nederland. Nimmer had de mof toch kunnen droomen. Dat hij zoo zou Lijten in het zand. Wat
was Neerland blij, eind'Iijk toch weer vrij.
En God zij dank, 't was niet alleen gerucht, 'Uit de lucht. Viel het eten, viel het eten. 't W e r d ons aangevoerd .uit Engeland. Nood was hier dan ook wel hoog gestegen, Velen stierven enkel van gebrek. Van de wanhoop ging men zelfmoord plegen. Maar niet dunner werd de Duitsche nek. Hij at alles op, dikker werd zijn kop. „Het Herrenvolk" nam al ons voedsel af, Maar de R. A . F . Bracht weer eten, bracht weer eten. Bracht weer eten aan uit Engeland. Nieuwe geest kwam weer in moeders wezen. Dit was redding voor haar dierbaar kroost. Vader zei: „ W a t zullen wij nog vreezen? Zet hem nou maar op hoor jongens: Proost. Eet je buik maar dik met biscuits uit blik.
7
G e l o o f maar vast, het zal nou beter gaan." *n warme traan Is zijn hulde, is zijn hulde. Is zijn huldeblijk aan E n g e l a n d . L a a t een ieder van zijn dank doen blijken E n verblijd zijn met de ,,EngIand-kaak". E r zit meer i n dan het ons w i l
lijken,
D i e p e r is het toch een andre zaak : T o e n de kaak hier k w a m , nood een einde nam. Z i j w e r d symbool van vrijheid en van vree. Z i n g dan mee In U w danklied, in U w danklied. In U w danklied : L e v e Engeland, E n g e l a n d . A h o i .
8
7.
„Martelkampen W i j z e : ïn 't groene dal. in ' stille dal. In kampen wijd door D u i t s c h l a n d heer D a a r liggen ze te bloeden. Getrapt, geslagen, heel alleen. D e Duitsche beul hij spaart niet een. Het zijn van Neerlands volk de goeden, D e goeden. Wat
bis
was hun misdaad vraagt ge mij?
Z i j w i l d e n maar niet hukken, In woord en daad, zoo frank en vrij Bevochten zij de dwinglandij. H e t zijn van Neerlands volk de besten, De
besten.
bis
In Bergen-Belsen, Amersfoort, E n nog zoovele kampen. D a a r zijn zij beestig wreed vermoord; H u n lichaam stierf, hun geest leeft voort. H e t zijn van Neerlands volk de helden, D e helden.
bis
Blijf altijd denken aan D a c h a u . A a n O m m e n , Neuengamnier. W i e al dien weedom, diepen rouw N i e t i n zijn hart bewaren zou, D i e is van Neerlands volk de slechtste, De
slechtste.
bis 9
s.
„Radio Oranje" W i j z e : Holland ze zeggen. Holland ze zeggen je bent maar zoo klein. Toch kan ik, niet denken, dat diepere pijn Een volk heeft gevoeld om zijn vrijheid. Stoerder een land in zijn strijd was er niet. 'k Vergeet daarbij zeker den aether ook niet, Klanken van Radio Oranje. Fier en waarachtig, zo open en stout. Nooit werd zoo krachtig 't verzet opgebouwd, (bis) Holland ze zeggen je bent maar zoo klein, Maar groot in je kamp kon je nochthans wel zijn. De vurige taal van den Doolaard W a s ons een weldaad, een riem onder
t hart;
Ook L . de Jong droeg voorzeker zijn part Bij in de taak ons te sterken. Geestig, ironisch en scherp als een zwaard, W a t was hun voorbeeld ons machtig veel waard, (bis) Holland ze zeggen je bent maar zoo klein. Beloond is je strijd: je historie bleef rein. Geen grooter bezit kon *je resten. Je radiostem had een waardige toon. Dappere mannen in de microfoon Zetten zich in voor de zege. Zender Oranje, wij brengen U dank. 't Eind van U w werk was victoriegeklank (bis)' 10
<).
„Vliegersgraf" W i j z e : Zie de leliën op het veld O p het kerkhof staat een kruis Met slechts weinig woorden. Liggen in hun laatste huis Zoons uit verre oorden. Maar bedenk dit nooit te licht: 't W a r e n mannen van hun plicht. Dienaars van hun landen, (bis) O p het kerkhof staat een kruis E n een ruiker bloemen. 't W i n d j e maakt een zacht geruisch Enkle kevers zoemen. 't Lijkt zoo vredig, toch is 't hard. Vliegeroogen zijn verstard Ver van hunne landen, (bis) O p het kerkhof staat een kruis, Duitschers zijn verdreven. Menscben nu in feestkleedij Zich naar 't graf begeven. Alle stemmen vallen stil, Ernst is hier bet was Gods wil. Offers van hun landen, (bis) 11
O p het kerkhof staat een kruis. Tijden kunnen keeren. W a p e n b r o e d e r s staan er stram. Z i e ze salueeren. Spreken woorden diep en goed. Brengen zoo een laatsten groet, *d Eerbied van bun landen, (bis) O p het kerkhof staat een kruis, t Is er stil geworden. Bloemen plechtig neergelegd. In de zon verdorden. M a a r bewaar toch i n U w ziel. Dat hun vliegtuig nederviel. V o o r de Nederlanden, (bis)
12
10.
,,'t Lied van de O . V . W . " W i j z e : Ferme jongens, stoere knapen. N u wij vrij zijn hier i n H o l l a n d R u s t op ons een eereplicht. A l l e r blikken i n de wereld Z i j n op I n d i ë gericht. V o l g t dan jongens en ga mee. M e l d t U aan als
O.V.W.
V o l g t dan jongens en ga mee Overzee, overzee. Ieder kent toch de historie: „ I n d i ë en N e d e r l a n d " , 't W e r d een niet te breken schakel, 't W e r d een hechte liefdesband. V o e l t dat jongens en ga zoo N a a r een O . V . W .
bureau.
V o e l t dat jongens en ga zoo N a a r 't bureau, naar 't bureau. H e b b e n wij niet moeten lijden V o o r er eindlijk uitkomst was ? In de oost wordt zwaar gevoeld nu Tyrannie van
t gele ras.
V o l g t dan jongens meldt U aan O n d e r I n d i ë ' s vrijheidsvaan. V o l g t dan jongens meldt U Meldt U
aan, meldt U
aan.
aan. 13
K o m t weest moedig, denk aan Doorman, O n z e n grooten Schout bij N a c h t . H a d hij niet den eed gezworen O m te breken Jappie's macht? V o l g t hem jongens en valt aan O n d e r Indië's vrijheidsvaan. V o l g t hem jongens en valt aan. E n valt aan. en valt aan. H e e l de natie zal U
danken
E n is trots op U w besluit. N i m m e r wordt U w daad vergeten. H e e l ons volk het zingt het u i t : D a p p r e jongens goeie moed. H o u en trouw tot i n den doet. D a p p r e jongens goeie moed. H o u en trouw tot den doet.
14
II.
„ J a n de
Rooij"
W i j z e : 't Is plicht dat iedre jongen. Ik ken een wakkre jongen. H i j k w a m van de Langstraat. H i j had een zender clandestien, V o o r 't V a d e r l a n d paraat. Hoezee! H o e z e e l V o o r J a n de Rooij, hoezee (bis) H i j stond voor niets, durfd' alles an. W a s vol van jongen moed. E n heeft een offensief verhoed V a n zestienduizend man. D e Maasforceering faalde, V o n Rundstedts plan liep mis. D a t was ook J a n de Rooij zijn werk. Z i j n sein werkte gewis. •Hoezee, hoezee, enz. D e vijand stelde gijz'laars A l s niet de dader kwam. J a n meldde zich onmidd'lijk aan. H i j stond daar recht en stram. Hoezee, hoezee, enz. M e n heeft hem m u r w geslagen. W a t was zijn offer groot. W i j buigen 't hoofd eerbiedig neer V o o r zulk «een heldendood. Hoezee, hoezee, enz. 13
12.
„ W e e s t waardig Nederland" W i j z e : Komt knapen en meisjes.
Komt burgers van Neerland de hand aan den ploeg. W e zijn wel verdrukt, niet verslagen. Geen land in de wereld de vijand zoo sloeg, Maar fier zijn we 't hoofd blijven dragen. Doorzagen den vijand en al zijn gefleem. W i j minnen de vrijheid en haten systeem, (bis) Maar burgers van Neerland die vrijheid eischt kracht V a n hen, die ons moeten regeeren. De Duitscher wou alles beheerschen door macht. Liet Nederlands bloem fusilleeren. Hij leek het te winnen, toch groeide 't verzet. W i j vochten eendrachtig voor rechten en wet. (bis) W e l burgers van Neerland de tijd is nu daar. Bekroond is ons streven om vrijheid. De krant zegt weer alles heel open en klaar. Dat geeft ons waarachtige blijheid. Maar steunt dan de staat met een waardig gedrag. Helpt niet ondermijnen ons wettig gezag, (bis) W a n t willen wij weer als van ouds onzen roem Ver over de wereld doen klinken. Als eens in de dagen van Tromp en van Coen. Toen Nederlands ster stond te blinken : Dan geldt voor ons allen 't parool van pak aan. W i j zullen dan weer in de volkrenrij staan, (bis) 10