2V•G
HOOFDSTUK 5
ANTWOORDENBLAD 5.8
ANTWOORDENBLAD 5.8
VORMING VAN LANDSCHAPPEN
TOPONIEMEN
Leerdoelen: – Je begrijpt waarom bepaalde kenmerken en elementen van het historische cultuurlandschap behouden worden. – Je weet dat toponiemen informatie kunnen geven over het landschap. – Je begrijpt waarom het verklaren van plaatsnamen met de nodige voorzichtigheid moet gebeuren. – Je weet dat toponiemen tijd- en streekgebonden kunnen zijn. 1
Je gaat enkele toponiemen verklaren in je eigen omgeving. a Verklaar de naam van de stad of het dorp waar je woont. Lukt dat niet, verklaar dan de naam van een plaats bij je in de buurt.
Bijvoorbeeld: Amsterdam: dam in de rivier de Amstel. Plaatsen in de buurt zijn
......................................................................................................................................
Zaandam (dam van de bewoners van de Zaan), Purmerend (plaats die aan
......................................................................................................................................
het einde van het meer de Purmer ligt) of Almere (genoemd naar een meer
......................................................................................................................................
dat een voorloper was van het IJsselmeer).
......................................................................................................................................
b Verklaar de naam van ten minste drie straten uit je woonplaats. Woon je in een stad, neem dan ten minste twee straten uit het centrum. Woon je in een dorp, kies dan minstens één straatnaam buiten je dorp.
Bijvoorbeeld (straatnamen in Amsterdam): de Kalverstraat (genoemd naar
......................................................................................................................................
een Kalvermarkt die hier tot de zeventiende eeuw werd gehouden), de
......................................................................................................................................
Zeedijk (dijk om Amsterdam te beschermen tegen het water van de
......................................................................................................................................
Zuiderzee) en de Prins Hendrikkade (kade genoemd naar de echtgenoot van
......................................................................................................................................
koningin Wilhelmina, koningin van 1890 tot 1948).
......................................................................................................................................
c Stel dat jij gevraagd werd een nieuwe naam voor je woonplaats te bedenken, hoe zou je deze dan noemen? Houd rekening met kenmerken van het landschap in de omgeving van je woonplaats.
Bijvoorbeeld: een nieuwe naam voor Amsterdam is IJstad: stad gelegen aan
......................................................................................................................................
het IJ.
......................................................................................................................................
2V•G
HOOFDSTUK 5
2
ANTWOORDENBLAD 5.8
VORMING VAN LANDSCHAPPEN
In de tekst staat dat het Nederlandse beleid is dat kenmerkende elementen in het landschap moeten worden behouden. a Bekijk bron 1. Waarom worden deze schuren behouden?
Deze tabaksschuren zijn een overblijfsel van een kenmerkende ontwikkeling
......................................................................................................................................
in de landbouw uit een bepaalde periode: tabaksteelt in de buurt van de
......................................................................................................................................
Utrechtse Heuvelrug.
......................................................................................................................................
b Bekijk bron 3. Deze dijk heeft nu geen functie meer. De meertjes, wielen of kolken genoemd, zijn overblijfselen van vroegere dijkdoorbraken. Bedenk een argument vóór en een argument tegen behoud van deze dijk.
Argumenten vóór zijn:
......................................................................................................................................
– De dijk laat zien hoe het landschap door verschillende bedijkingen ontstaan
......................................................................................................................................
is.
......................................................................................................................................
– De meertjes zijn een herinnering aan de strijd tegen het water die
......................................................................................................................................
Nederland gevoerd heeft.
......................................................................................................................................
– De dijk en de meertjes zijn een waarschuwing dat we ons land goed
......................................................................................................................................
moeten beschermen tegen het water.
......................................................................................................................................
Argumenten tegen zijn:
......................................................................................................................................
– De dijk heeft nu geen functie meer.
......................................................................................................................................
– De dijk slingert erg en dat is lastig voor het verkeer.
......................................................................................................................................
c Noem een element of een kenmerk van het landschap in je eigen omgeving waarvan je vindt dat het behouden moet blijven.
Bijvoorbeeld: een molen, een waaggebouw in het centrum van een stad,
......................................................................................................................................
droge dalen in Zuid-Limburg of de strokenverkaveling in het laagveengebied.
......................................................................................................................................
d Noem een economisch argument om cultuurhistorische elementen te bewaren.
Als er in een stad of een gebied veel cultuurhistorische elementen zijn, kan
......................................................................................................................................
dat toerisme en recreatie bevorderen. Denk hierbij aan een stad met veel
......................................................................................................................................
bezienswaardigheden of een natuurgebied met heidevelden waar je kunt
......................................................................................................................................
wandelen.
......................................................................................................................................
2V•G
ANTWOORDENBLAD 5.8
HOOFDSTUK 5 VORMING VAN LANDSCHAPPEN
3
Streken of plaatsen worden soms ook naar personen genoemd. a Zoek in de atlas drie voorbeelden van streken of plaatsen in Nederland die naar personen genoemd zijn. Zoek op internet uit wie deze personen waren.
Bijvoorbeeld:
......................................................................................................................................
– Lelystad, genoemd naar Cornelis Lely, de bedenker van de
......................................................................................................................................
Zuiderzeewerken.
......................................................................................................................................
– Anna Paulowna (plaats): genoemd naar Anna Paulowna (1795-1865), de
......................................................................................................................................
vrouw van koning Willem II en moeder van koning Willem III.
......................................................................................................................................
– Klazienaveen: genoemd naar de vrouw van de stichter van de plaats, de
......................................................................................................................................
Groningse industrieel W.A. Scholten.
......................................................................................................................................
b Godsdienst is ook van invloed geweest op het tot stand komen van plaatsnamen. Zoek in de atlas op welk deel van Nederland overwegend katholiek is.
Zuidoost-Nederland en Noord-Holland.
......................................................................................................................................
c In het katholieke deel van Nederland komen toponiemen voor die je in de rest van Nederland veel minder vaak zult vinden. Geef hiervan enkele voorbeelden.
Veel namen met ‘sint’ (heilige) en ‘Maria’, zoals Sint Pancras (Noord-Holland),
......................................................................................................................................
Sint-Michielsgestel (Noord-Brabant), Mariapeel en Sint Geertruid (Limburg).
......................................................................................................................................
4
De Romeinen hebben hun sporen nagelaten in Nederlandse plaatsnamen. Zoek op internet drie van deze plaatsen op en zoek uit wat hun oorspronkelijke betekenis was.
Voorbeelden zijn: .......................................................................................................................................... –. . . . .Utrecht. Oorspronkelijk Trajectum, een plaats waar de rivier over te steken ..................................................................................................................................... was. Later werd ut- (uit) toegevoegd, wat ‘stroomafwaarts’ betekent.
..........................................................................................................................................
–. . . . .Maastricht. Oorspronkelijk ook Trajectum, een plaats waar de Maas over te ..................................................................................................................................... steken was.
..........................................................................................................................................
–. . . . .Nijmegen. Ulpia Noviomagi. Ulpia is de familienaam van de Romeinse keizer ..................................................................................................................................... Trajanus, Novio betekent ‘nieuw’, magos ‘veld’ of ‘markt’.
..........................................................................................................................................
Andere voorbeelden zijn: Voorburg, Alphen aan den Rijn en Maurik. ..........................................................................................................................................
2V•G
HOOFDSTUK 5
5
ANTWOORDENBLAD 5.8
VORMING VAN LANDSCHAPPEN
Je gaat met behulp van de atlas enkele toponiemen verklaren. a Bekijk de kaart ‘Lösslandschap’ op het kaartblad ‘Nederland – Löss- en duinlandschappen’ [‘Eigen omgeving – Löss- en duinlandschappen’]. Verklaar de naam Overeys.
Dit was het deel van het dorp Eys dat aan de andere kant van de Eyserbeek
......................................................................................................................................
lag.
......................................................................................................................................
b Bekijk de kaart ‘Heideontginning’ op het kaartblad ‘Nederland – Zandlandschappen’ [‘Eigen omgeving – Zandlandschappen’]. Verklaar twee namen op deze kaart.
Bijvoorbeeld:
......................................................................................................................................
– Jekschotsche Heide: vroeger was dit een heideveld.
......................................................................................................................................
– Lieshoutse Dijk: een wat hogere weg die erop duidt dat het landschap
......................................................................................................................................
misschien drassig was.
......................................................................................................................................
– Moerkuilen: ‘moer’ duidt op een moerassig gebied.
......................................................................................................................................
– Akkerpad: een pad dat tussen de akkers door liep.
......................................................................................................................................
c Bekijk de kaart ‘Grootschalige zeekleipolder’ op het kaartblad ‘Nederland – Zeekleilandschappen’ [‘Eigen omgeving – Zeekleilandschappen’]. De naam ‘Uiterdijksche Landen’ lijkt vreemd gekozen, want het gebied ligt binnen de dijk. Verklaar deze naam.
Dit gebied lag tot 1637 buiten de dijk: ‘uiterdijks’. In 1637 is hier een dijk
......................................................................................................................................
aangelegd. Het land kwam binnendijks te liggen, maar de oude naam bleef in
......................................................................................................................................
gebruik.
......................................................................................................................................
d Bekijk de kaart ‘Droogmakerij’ op het kaartblad ‘Nederland – Zeekleilandschappen’ [‘Eigen omgeving – Zeekleilandschappen’]. Hoe zag dit landschap er vroeger uit? Bewijs je antwoord met toponiemen.
Het was een veenlandschap met een meer. Dit meer is nu een droogmakerij
......................................................................................................................................
geworden: Polder de Graftermeer. Om deze polder ligt de Ringdijk, die werd
......................................................................................................................................
aangelegd bij het droogmaken van het meer.
......................................................................................................................................
2V•G
ANTWOORDENBLAD 5.8
HOOFDSTUK 5 VORMING VAN LANDSCHAPPEN
6
Lees figuur 1 en bekijk dan bron 4 op de methodesite, een topografische kaart van enkele dorpjes aan de rand van de Veluwe. a Hoe zag dit gebied er vroeger uit? Schrijf op of de volgende uitspraken waar of niet waar zijn. Schrijf er een korte uitleg achter met behulp van namen op de kaart. I De akkers van Wekerom lagen tegen het dorp aan.
Niet waar. Tussen het dorp en de Wekeromsche Eng (de akkers) lag de ................................................................................................................................. Wekeromsche Meent (weilanden). ................................................................................................................................. II De dorpen lagen in een nat gebied.
Waar. Bij de dorpen staan de namen Maten en Wekeromsche Meent. Ten ................................................................................................................................. oosten van Wekerom ligt de boerderij Essenbroek. Ook de vele beken ................................................................................................................................. duiden op een nat gebied. ................................................................................................................................. b Vroeger werden de akkers van het dorpje Wekerom bedreigd. Waardoor? Gebruik namen uit bron 4 in je antwoord.
Door stuifzand van het Wekeromsche Zand.
......................................................................................................................................
c Zoek de namen Eschoter veld en Roekelse Zand op de kaart. Wat waren dit vroeger voor gebieden en hoe zijn ze veranderd?
Het Eschoter veld was een heideveld en is nu ontgonnen: er zijn akkers en
......................................................................................................................................
weilanden. Het Roekelse Zand was een stuifzandgebied. Het is beplant met
......................................................................................................................................
naaldbomen om het stuiven tegen te gaan.
......................................................................................................................................
Namen op de Veluwe Veel namen van dorpen, straten, wegen en gebieden hebben een betekenis. Hiermee kun je veel informatie over het landschap van vroeger en nu te weten komen. Enkele namen en hun betekenis: – es, enk of eng: akkerbouwgebiedjes, opgehoogd met schapenmest en heideplaggen; – maten, maden, meent: laaggelegen weidegronden; – broek: laag, moerassig gebied; – veld: heideveld.
Figuur 1 Informatie over landschap vroeger en nu.
2V•G
HOOFDSTUK 5
7
ANTWOORDENBLAD 5.8
VORMING VAN LANDSCHAPPEN
Bekijk bron 2 in je leeropdrachtenboek. Op deze topografische kaart staan veel toponiemen. Hiermee kun je het vroegere landschap rondom Loon reconstrueren. a Lees figuur 1 nog een keer. Kleur figuur 2 in met behulp van de toponiemen in bron 2. Gebruik de kleuren die worden genoemd in de legenda. b Welke elementen en kenmerken van het vroegere landschap zie je nu nog terug?
– Het hunebed is nog steeds aanwezig.
......................................................................................................................................
– De Looner esch wordt nog steeds vooral gebruikt voor akkerbouw.
......................................................................................................................................
– De laaggelegen gebieden zijn nog steeds vooral in gebruik als grasland.
......................................................................................................................................
– Een van de vroegere velden, het Ballooër Veld, is nog steeds een
......................................................................................................................................
heideveld.
......................................................................................................................................
Figuur 2 Het vroegere bodemgebruik rondom Loon (Drenthe).
2V•G
ANTWOORDENBLAD 5.8
HOOFDSTUK 5 VORMING VAN LANDSCHAPPEN
8
Bekijk figuur 3. a Onder de puzzel staan de verklaringen van veertien plaatsnamen met meer dan 50.000 inwoners. Vul met behulp van de kaart ‘Nederland – Provincies’ de juiste plaatsnamen in. b In de dikker omrande blokjes van de puzzel zie je de naam van een provinciehoofdstad. Wat betekent deze naam?
Bos van de hertog (van Brabant).
......................................................................................................................................
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Doorwaadbare plaats in de rivier de Amer. Woonplaats van Arno (een persoon). Stroomafwaarts gelegen overgang over de rivier. Voorloper van de voormalige Zuiderzee. Overgang over de Maas. Hoger gelegen bos in moerassig, venig gebied. ‘Het gouden water (?)’ Dam van de bewoners aan de rivier de Amstel. Ulpia Noviomagi (Romeins). Het brede water. Dam van de bewoners aan de rivier de Rotte. Dal waar rozen groeien. Dam in de rivier de Schie. Hofstede (belangrijke boerderij) aan het einde van het dorp. 1
9
N
I
A
M
E
R
S
F
O
O
R
T
2
A
R
N
H
E
M
3
U
T
R
E
C
H
T
4
A
L
M
E
R
E
5
M
A
A
S
T
R
I
C
H
T
6
V
E
N
L
O
7
G
O
U
D
A
R
D
A
M
8
A
M
S
T
E
J
M
E
G
E
N
10
B
R
E
D
A
11
R
O
T
T
E
R
D
A
O
O
S
E
N
D
A
A
L
13
S
C
H
I
E
D
A
M
N
D
H
O
V
E
N
12
14
E
R
I
Figuur 3 Plaatsnamen en de verklaringen ervan.
M