Provincie Groningen t.a.v. de heer B. van Dam Postbus 610 9700 AP Groningen
Contactpersoon Marco van der Laan T. 058 - 234 44 04
Ing. d.d.: CoiT.ni-.:
'U
JAN 7013 Z-r\-?..:.:
Afd.: I\l\ \J
Ons kenmerk RWS 2013/3827 Uw kenmerk Bijlage(n)
Datum 22 januari 2012 Onderwerp Coördinatie Waterwet/Wabo
Geachte heer Van Dam Hierbij zend ik u als coördinerend bevoegd gezag het ontwerpbesluit op grond van de Waterwet, aangevraagd door Teijin Aramid BV, voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De vergunningaanvraag heeft betrekking op handelingen waarop de bepalingen 6.27 van de Waterwet juncto artikel 3.16 e.v. Wabo van toepassing zijn. Deze bepalingen regelen de gecoördineerde voorbereiding van een besluit op een watervergunningaanvraag met een aanvraag om een omgevingsvergunning. De coördinatie vindt plaats overeenkomstig hoofdstuk 14 van de Wet milieubeheer. Ik verzoek u voor de verzending, publicatie en terinzagelegging zorg te dragen U heeft de gelegenheid om - met het oog op de samenhang tussen de beschikkingen - een advies over het ontwerpbesluit aan mij uit te brengen. . Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met Marco van der Laan, telefonisch bereikbaar onder nummer 058-234 44 04.
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, het hoofd Van de afdeling Vergunningverlening en Handhaving,
mr. J.M. Weststeijn
Pagina 1 van 1
(Ontwerp) Watervergunning Datum Nummer Onderwerp
Datum 23/01/2013 Nummer
22 januari 2013 Watervergunning voor het lozen van afvalwater van het bedrijf Teijin Aramid B.V., op het Zeehavenkanaal te Delfzijl
Pagina 1 van 51
Inhoudsopgave
Datum
23/01/2013 Nummer
1.
AANHEF
3
2.
BESLUIT
4
3.
VOORSCHRIFTEN
5
4.
AANVRAAG
9
5
TOETSING V A N DE AANVRAAG A A N DE DOELSTELLINGEN V A N HET WATERBEHEER 13
6
PROCEDURE
37
7.
CONCLUSIE
37
8.
ONDERTEKENING
37
9.
MEDEDELINGEN
38
BIJLAGE 1 , BEGRIPSBEPALINGEN
39
BIJLAGE 2 , SCHEMA AFVALWATERSITUATIE,
44
BIJLAGE 3, OVERZICHT METINGEN EMISSIEPUNTEN NAAR WATER
46
BIJLAGE 4 , TEKST V A N DE NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING
48
Pagina 2 van 51
1. Aanhef De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 6 januari 2012 een aanvraag ontvangen van Teijin Aramid B.V., verder te noemen Teijin Aramid, om een watervergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Waterwet (Wtw) voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De inrichting is gelegen aan de Oosterhorn 6 te Farmsum (gemeente Delfzijl).
Datum
23/01/2013 Nummer
De aanvraag betreft: 1.1 het brengen ('lozen') van stoffen in het Zeehavenkanaal, dat in open verbinding staat met het Eems-Dollardestuarium (artikel 6.2, lid 1, Wtw), en; 1.2 het brengen van water in het Zeehavenkanaal, dat in open verbinding staat met het Eems-Dollard estuarium (artikel 6.5, onder a, Wtw). De aanvraag is geregistreerd onder nummer RWS SCV 2012 2342 01/WTW6872. De aanvrager is bij brief (kenmerk: DNN 2012/1374), d.d. 16 april 2011, schriftelijk op de hoogte gebracht van het feit dat de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nog onvoldoende gegevens of bescheiden bevat om deze in behandeling te kunnen nemen en is in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende gegevens of bescheiden aan de aanvraag toe te voegen. De ontbrekende gegevens zijn op 12-junl 2011 ontvangen en geregistreerd onder nummer WTW 3812. Daarmee is de procedure opgeschort met 9 weken. Op 6 januari 2012 heeft Teijin Aramid een aanvraag op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bij de provincie Groningen ingediend. De provincie Groningen heeft, in overeenstemming met hoofdstuk 14 van de Wet milieubeheer, de beslissing op de beide aanvragen gecoördineerd voorbereid.
Pagina 3 van 51
2. B e s l u i t
Datum
23/01/2013 Nummer
Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt: I
De gevraagde vergunning als bedoeld in artikel 6.2, lid 1, Waterwet aan Teijin Aramid B.V. gelegen aan de Oosterhorn 6, 9936 HD te Farmsum te verlenen voor het brengen van stoffen in het Zeehavenkanaal als onderdeel van het oppervlaktewaterlichaam van het Eems-Dollard estuarium.
II De vergunning te verlenen voor een periode van 10 jaar, gerekend vanaf het moment dat de vergunning in werking treedt. III De watervergunning van Teijin Aramid B.V. van 12 juli 2007, met kenmerk DNN 2007/3046, inclusief alle wijzigingen in te trekken. IV Aan de vergunning de volgende voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen. Voor een toelichting op de in deze vergunning vermelde begrippen wordt verwezen naar bijlage 1 van deze vergunning.
Pagina 4 van 51
3. Voorschriften Voorschrift 1 Afvalwaterstromen 1. Het brengen van stoffen in het Zeehavenkanaal mag uitsluitend bestaan uit de hieronder genoemde afvalwaterstromen. a. Afvalwater, afkomstig van de Recoveryfabriek - W4a; b. Koelwater - W5; c. Afvalwater, afkomstig van het laboratorium - W9; d. Drainagewater - WIO; e. Hemelwater; f. NMP/DCM houdend condensaat W15. 2. Deze afvalstromen mogen uitsluitend via het lozingspunt ' W i l ' met de bijbehorende bemonsteringspunten, zoals is aangegeven op de schematische tekening in bijlage 3, behorende bij deze beschikking, in het oppervlaktewaterlichaam worden gebracht.
Datum 22-01-2013 Nummer
Voorschrift 2 Lozingseisen DCM-NMP p o l y m e r i s a t i e f a b r i e k / r e c o v e r y (W4a) 1. De te lozen hoeveelheden DCM en NMP, afkomstig van de DCM-strippers AC4401 en AC-4421 van de polymerisatiefabriek/recovery (W4 en W4a), mogen niet meer bedragen dan de in Tabel 1 genoemde hoeveelheden. 2. De concentraties aan DCM en NMP dienen respectievelijk te worden gemeten op meetpunt W4 en W4a (zie bijlage 3), en te worden bepaald volgens de in Tabel 1 genoemde analysemethode met inachtneming van de bijbehorende rapportagegrens. Tabel 1 -ozingseisen W4a parameter waarde eenheid
analysemethode
rapportagegrens
DCM*
5
kg/jaar
ISO 11423-1
0,01 mg/l
NMP*
8000
kg/jaar
W 5398
1 mg/l
Legenda: De hoeveelheid van zowel DCM als NMP wordt bepaald als de som van de voortschrijdende rekenkundige dagvracht, berekend over een periode van 365 aaneengesloten dagen.
Pagina 5 van 51
Voorschrift 3 Lozingseisen op het totale effluent naar Zeehavenkanaal ( W i l ) 1. De te lozen hoeveelheid actief chloor, afkomstig van verzamelput AT-7913 ( W i l ) , mag niet meer bedragen dan de in Tabel 2 genoemde hoeveelheid. 2. De concentratie aan actief chloor dient te worden gemeten op meetpunt W i l (zie bijlage 3) en te worden bepaald volgens de in Tabel 2 genoemde analysemethode met inachtneming van de bijbehorende rapportagegrens. Tabel 2 Lozingseisen W i l naar Zeehavenkanaal parameter ::::yvaai3deil eenheid analysemethode** Actief chloor**
15
kg/jaar
NEN 6480 17393-2
Datum
22-01-2013 Nummer
rapportagegrens 0,1 mg/l
Legenda: de hoeveelheid actief chloor wordt bepaald als de som van de voortschrijdende rekenkundige dagvracht, berekend over een periode van 365 aaneengesloten dagen. * * Actief chloor mag ook gemeten worden met de 'veldkit-methode'conform NEN-EN-IS07393/2.
Voorschrift 4 Meet en bemonsteringsvoorzieningen 1. De te lozen afvalwaterstromen moet(en) te allen tijde kunnen worden onderworpen aan continue debietmeting (met registratie en integratie) en bemonstering ter verzameling van etmaalmonsters en/of steekmonsters. 2. Het afvalwater moet veilig kunnen worden bemonsterd. 3. Volumeproportionele bemonsteringsapparatuur, inclusief het monsternamevat, dient verzegelbaar te worden uitgevoerd. Voorschrift 5 Meten, bemonsteren, analyseren en rapporteren 1. Na afloop van ieder kalenderjaar dient jaarlijks voor 1 april, opgave te zijn gedaan aan de waterbeheerder, van de volgende op het voorgaande jaar betrekking hebbende gegevens: a) Het gemiddelde lozingsdebiet (mVuur) en lozingstemperatuur (°C) per etmaal van het koelwater, zoals genoemd in voorschrift 1, lid 1, sub b; b) De geloosde hoeveelheid NMP/DCM houdend condensaat, zoals genoemd in voorschrift 1, lid 1, sub f; c) de geloosde kalenderjaarvrachten van alle parameters genoemd in bijlage 2; d) de wijze van analyse (steekmonsters, dan wel tijd- of debietproportionele etmaalmonsters of andere wijze) van alle parameters genoemd in bijlage 2. e) De hoeveelheden aan gebruikte hulpstoffen in kg per jaar, die met het koelwater zijn geloosd 2. De vergunninghouder dient de in lid 1, onder a, genoemde gegevens minimaal met de In de hiernavolgende tabel genoemde frequenties te bepalen: Parameter
Frequentie
Debiet Temperatuur
dagelijks/continu dagelijks/continu
Pagina 6 van 51
Datum
3. De vergunninghouder wordt toegestaan de wijze van analyse, in afwijking van hetgeen gesteld is in de artikelen 2 en 3, uit te voeren conform hetgeen daarover staat vermeld in bijlage 4. De frequenties van de te verrichten analyses, alsmede de wijze van rapporteren, dient conform hetgeen daarover staat vermeld in bijlage 4 van deze beschikking. 4. Wijzigingen van de in lid 2 en 3 bedoelde wijze van en frequenties van te verrichten analyses, alsmede de wijze van rapporteren, behoeven vooraf de schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder.
Numnier"^^
Voorschrift 6 Onderzoek aansluiting op de riolering naar de ZAWZI 1. De vergunninghouder moet onderzoek doen naar de technische mogelijkheden en financiële haalbaarheid voor de lozing van het NMP/DCM houdend condensaat op de riolering van de ZAWZI. 2. Van het in het eerste lid genoemde onderzoek moet uiterlijk 1 jaar na het van kracht worden van dit besluit een onderzoeksrapport bij de waterbeheerder worden ingediend. 3. Het onderzoek dient in overleg met de waterbeheerder te worden uitgevoerd en het onderzoeksrapport heeft de schriftelijke goedkeuring nodig van de waterbeheerder. Voorschrift 7 Voorgenomen wijzigingen Voorgenomen wijzigingen in het proces of de procesvoering die afwijken van de aanvraag die ten grondslag ligt aan het onderhavige besluit, maar geen invloed hebben op de beoordeling van de BBT of op de aard, samenstelling en wijze van in het oppervlaktewater brengen van het te lozen afvalwater dienen uiterlijk 2 weken voor aanvang van de wijzigingen schriftelijk aan de waterbeheerder te worden medegedeeld. Voorschrift 8 Maatregelen bij een ongewoon voorval 1. Indien zich in de inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, treft vergunninghouder, onmiddellijk de maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden verlangd, om nadelige gevolgen van dat ongewoon voorval voor het oppervlaktewaterlichaam te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. 2. Degene die een inrichting drijft waarin zich een voorval, als hiervoor bedoeld, voordoet of heeft voorgedaan, meldt dat voorval zo spoedig mogelijk aan de waterbeheerder. Hij verstrekt aan de waterbeheerder tevens, zodra zij bekend zijn, de gegevens met betrekking tot: a. de oorzaken van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval zich heeft voorgedaan; b. de ten gevolge van het voorval vrijgekomen stoffen, alsmede hun eigenschappen; c. andere gegevens die van belang zijn om de aard en de ernst van de gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam van het voorval te kunnen beoordelen;
Pagina 7 van 51
d. de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van het voorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken; e. Zo spoedig mogelijk na een dergelijk ongewoon voorval, moet de vergunninghouder in overleg met de waterbeheerder gegevens over de maatregelen verstrekken die worden overwogen om te voorkomen dat een zodanig voorval zich nogmaals kan voordoen.
Datum Numme"^
Voorschrift 9 Externe ongewone voorvallen 1. Indien de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater als gevolg van calamiteiten of bijzondere bedrijfsomstandigheden, die niet door de lozing van het bedrijf zelf zijn veroorzaakt, het noodzakelijk maakt ter voorkoming van ernstige verontreiniging van oppervlaktewater maatregelen van tijdelijke aard te treffen, is de vergunninghouder verplicht daartoe op aanschrijving van de minister van Infrastructuur en Milieu onmiddellijk over te gaan. 2. Deze maatregelen kunnen slechts bestaan uit het opleggen van niet in deze beschikking opgenomen voorzieningen betreffende de in deze beschikking omschreven lozingen en/of het beperken of staken van de lozing, dan wel deelstromen daarvan. 3. Een maatregel als bedoeld in de voorgaande leden mag niet voor langer dan één, telkenmale met maximaal even zoveel uren te verlengen, periode van 48 uren worden opgelegd en mag in geen geval ten gevolge hebben, dat de lozing van afvalwater volgens deze beschikking na het vervallen van de tijdelijke opgelegde verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet meer mogelijk zou zijn. Voorschrift 10 Contactpersoon Wijziging van de in de aanvraag aangegeven contactpersoon die is belast met de naleving van het bepaalde of bevolene in deze vergunning, en waarmee door of namens de waterbeheerder in spoedgevallen overleg kan worden gevoerd, moet binnen 14 dagen schriftelijk worden gemeld aan de waterbeheerder.
Pagina 8 van 51
4. Aanvraag 4.1
Aanleiding
Datum 22-01-2013 Nummer
De watervergunning d.d. 12 juli 2007 (kenmerk DNN 2007/3046) en de (ambtshalve) wijziging d.d. 28 februari 2012 (kenmerk DNN 2012/879) van Teijin Aramid B.V. voor het afvoeren van afvalwater naar het Zeehavenkanaal zijn geldig tot 7 juli 2013. Dit is de aanleiding voor de nieuwe vergunningaanvraag. Het productieniveau blijft ongewijzigd. 4.2
Bedrijfssituatie
Teijin Aramid is een bestaand productiebedrijf dat sinds 1983 is gevestigd op het industrieterrein aan de Oosterhornhaven te Delfzijl. Het bedrijf produceert het aramidepolymeer PPTA dat in een vestiging van Teijin Aramid te Emmen wordt versponnen tot het garen Aramid. Teijin Aramid kan 32.000 ton aramidepolymeer produceren. Naast het aramidepolymeer produceert Teijin Aramid te Delfzijl: PPD, OPD, TDC en zoutzuur (HCI) 30%. De productie vindt plaats in vier naast elkaar opererende fabrieken, te weten: 1 Paraphenyleendiaminefabriek (PPD-fabriek); 2 Tereftaloyldichloridefabriek (TDC-fabriek); 3 Polymerisatiefabriek (Poly-fabriek); 4 Recoveryfabriek (Ree-fabriek). A d l ) procesbeschrijving PPD-fabriek De PPD-fabriek bestaat uit diverse secties, waarbij de procesvolgorde een logische aaneenschakeling is van continue en batchgewijs bedreven operaties, welke computergestuurd en -gecontroleerd worden. De PPD-fabriek levert de grondstof PPD via een diazotering, gevolgd door een hydrogenering. Na de productie van de ruwe PPD volgt een zuivering, waarbij de overmaat aan aniline naar de diazotering teruggaat en de PPD vrijkomt als zuivere stof, naast OPD, dat een bijproduct is. De grondstoffen in de PPD-fabriek zijn aniline, waterstof en natriumnitriet. Zoutzuur 30%, natriumhydroxide 50% en MMC zijn hulpstoffen. Raney-nikkel wordt gebruikt als katalysator. Ad 2} procesbeschrijving TDC-fabriek De TDC-fabriek levert de grondstof TDC d.m.v. een chlorering van PX onder invloed van licht, gevolgd door een reactie met PTA. Het ruwe TDC, dat hoofdzakelijk heavyends en teer als onzuiverheden bevat, wordt gezuiverd. De heavy-ends worden verbrand in de TDC/PPD-verbrandingsoven AF 8801. De zuivere TDC wordt naar de polymerisatiefabriek gepompt voor verdere verwerking. Bij productie van TDC komt zoutzuur (HCI) In water vrij dat wordt opgewerkt tot 30% zoutzuur en een bijproduct is.
Pagina 9 van 51
De grondstoffen in de TDC-fabriek zijn PX, CI2 en PTA. Tetra wordt als hulpstof gebruikt bij chlorering/fusiereactie en bij de zoutzuuropwerking. Voor neutralisatiedoeleinden wordt natriumhydroxide 50% toegepast.
Datum 22-01-2 22-01-2013 Nummer
Ad 3) Beknopte procesbeschrijving Poly-fabriek/ Ree-fabriek In de Poly-fabriek worden de beide grondstoffen PPD en TDC samengebracht in het oplosmiddel NMP/ CaC^. Bij deze polymerisatie ontstaan lange ketens van aramidepolymeer PPTA en zoutzuur. Het reactiemengsel (NMP, CaCl2, PPTA en HCI) wordt in vier wasstraten, elk bestaande uit twee washanden, gewassen. Hier ontstaat waswater dat in de Ree-fabriek wordt verwerkt. Na het wassen wordt het polymeer ontdaan van water via twee bandpersfilters en vervolgens gedroogd in drogers, waarna het gereed is voor verdere verwerking. 4.3 Overzicht afvalwaterstromen Binnen de Inrichting komen de volgende afvalwaterstromen vrij: a) Afvalwater, afkomstig van de Recoveryfabriek - W4a; b) Koelwater - W5; c) Afvalwater, afkomstig van het laboratorium - W9; d) Drainagewater - WIO; e) Hemelwater; O NMP/DCM houdend condensaat -W15 g) Afvalwater, afkomstig van de PPD-fabriek - W l ; h) Afvalwater, afkomstig van de TDC-fabriek - W2; i) Afvalwater, afkomstig van de oliefornuizen - W6; j) Huishoudelijk afvalwater - W7; k) Afvalwater, afkomstig van de werkplaats - W8; I) Bronneringswater/spoelwater. De afvalwaterstromen genoemd onder a tot f worden rechtstreeks op het Zeehavenkanaal geloosd. De afvalstromen genoemd onder h tot I worden, als indirecte lozing, afgevoerd naar de zoute afvalwaterzuiveringsinstallatie (ZAWZI). Ten aanzien van deze indirecte lozing is de provincie Groningen bevoegd gezag. Het effluent van deze ZAWZI wordt ook op het Zeehavenkanaal geloosd. Alle fabrieken beschikken over een eigen (voor)zulveringsinstallatie. De afvalwaterstromen, die rechtstreeks op het Zeehavenkanaal worden geloosd, komen uiteindelijk in de verzamelput AT-7913 terecht waar het batchgewijs wordt geloosd. Mocht het afvalwater de gestelde lozingsnormen in deze verzamelput overschrijden dan wordt de afvalwaterlozing gestopt en opgeslagen in buffers. Daarna wordt het afvalwater herverwerkt in de verschillende fabrieken of extern verwerkt. Teijin Aramid borgt zelf de Best Beschikbare Technieken door invulling te geven aan het proces van continue verbetering. 4.4 Procesbeheersing Alle proceseenheden zijn vergaand geautomatiseerd. Door vergrendelsystemen kunnen storingen niet uitgroeien tot calamiteuze situaties. Bij uitval van de utilities
Pagina 10 van 51
wordt het proces naar een veilige toestand gestuurd. Zo nodig schakelt de installatie zichzelf uit.
Datum
22-01-2013 Nummer
4.5 Milieuzorgsysteem Teijin Aramid maakt gebruik van een bedrijfsintern milieuzorgsysteem dat sinds 1997 is gecertificeerd conform ISO 14001. In 2000 heeft Teijin Aramid het Occupational Health Certificaat ISO 18000 behaald nadat al eerder certificering volgens ISO 9001 (1996), en BS 8800 (1998) heeft plaatsgevonden. Teijin Aramid beschikt over een doelmatig en goed functionerend milieuzorgsysteem conform Beste Beschikbare Technieken, en zoals tevens verwoord is in diverse BREF documenten, zie ook paragraaf 5.3.3. 4.6 Beschrijving van het oppervlaktewaterlichaam waarin de handelingen plaatsvinden De lozing vindt plaats in het Zeehavenkanaal dat in open verbinding staat met het waterlichaam Eems-Dollard als onderdeel van het oppervlaktewaterlichaam Waddenzee. De Eems-Dollard is een 289 km^ groot kustwater met kwelders, zeekeringen, sluizen en dijken. Het water in de Eems-Dollard bestaat uit een mengeling van zout water (Noordzee en Waddenzee) met zoet water, voornamelijk afkomstig uit het Duitse achterland via de Eems. Daarnaast wordt er vanuit Nederland ook zoetwater uit het achterland aangevoerd voornamelijk bij Nieuwe Statenzijl, Tèrmunterzijl, en Delfzijl. Een dergelijk gebied heet een estuarium. In de natuurlijke situatie zijn estuaria met matig getijverschil de plaatsen waar de getijdenwerking van de zee en de afvoerdynamiek van de rivier bij elkaar komen. Door het sterk wisselende waterpeil ontstaat een dynamische en geleidelijke natdroogovergang met wadplaten en kwelders op het grensgebied. Hierdoor ontstaat een geleidelijke gradiënt in het zoutgehalte van het water en in de structuur van het sediment. De geleidelijke nat-droog-, zoet-zout- en sedimentovergangen vormen samen de zoet-zoutovergangszone die kenmerkend is voor natuurlijke estuaria. De natuurlijke overgangen in het overgangswater Eems-Dollard zijn in de loop der tijden vervangen door harde grenzen in de vorm van dijken en sluizen. Kwelders, keringen, sluizen en dijken bieden bescherming tegen hoog water en hebben een gebruiksfunctie m.b.t. o.a. scheepvaart en waterbeheersing. Zij hebben ook een substantiële invloed op het ecologisch functioneren van het EemsDollardestuarium en maken dat het waterlichaam Eems-Dollard in termen van de Kaderrichtlijn Water wordt aangemerkt als 'sterk veranderd^ overgangswater, een estuarium met matig getijdenverschil'.
Als gevolg van menselijke activiteiten zo wezenlijk veranderd van aard dat deze niet door herstelmaatregelen ongedaan gemaakt kan worden.
Pagina 11 van 51
Datum
Kaderrichtliin Water De activiteit vindt plaats in het KRW-waterlichaam 'overgangswater Eems-Dollard' en heeft het unieke nummer NL81_2. Het is een sterk veranderd overgangswater, een estuarium met matig getijdenverschil met type aanduiding NL: 02, D: T l en international: NEA 11.
22-01-2013 Nummer
Het Goed Ecologisch PotentieeP voor het waterlichaam Eems-Dollard wordt als 'matig' beoordeeld. Dit is gebaseerd op de beoordelingen van de verschillende maatlatten fytoplankton, macrofyten, macrofauna en vis alsook de overige en stroomgebiedsrelevante stoffen en de fysisch-chemische parameters. Het waterlichaam Eems-Dollard wordt als 'niet goed' beoordeeld wat betreft de chemische toestand. Voor de toetsing van de chemische parameters in het waterlichaam overgangswater Eems-Dollard is vanuit Nederland gebruik gemaakt van het meetpunt Bocht van Watum. Natuurbeschermingswet 1998 Het Eems-Dollardestuarium, behoudens de havens, is op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 aangewezen als gebied dat bijzondere bescherming nodig heeft om het oppervlaktewater of grondwater te beschermen, of die bijzondere bescherming nodig heeft voor het behoud van habitats en rechtstreeks van water afhankelijke soorten. Dit geldt zowel voor de vogel richtlijn als voor de habitatrichtlijn. De lozing vindt plaats in een haven, namelijk in het Zeehavenkanaal, dat in directe verbinding staat met het Eems-Dollardestuarium. Deze haven is geen onderdeel van het Eems-Dollardestuarium, daarom valt de aangevraagde lozing buiten bovengenoemde aanwijzingen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. Er is daarom geen aanvullende toets vereist. Externe werking natuurwaarden De lozing vindt plaats In het Zeehavenkanaal. Hierdoor kan er, als gevolg van externe werking, sprake zijn van mogelijke invloed op de natuurwaarden van dit sinds 1991 als Vogel richtlijn aangewezen gebied. De beoordeling hiervan dient te worden uitgevoerd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Als gevolg van externe werking, kan er eveneens sprake zijn van mogelijke invloed op de natuurwaarden van andere dan de bovengenoemde natuurgebieden. De beoordeling hiervan dient tevens te worden uitgevoerd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998.
Maat voor ecologische toestand van sterk veranderde en kunstmatige wateren.
Pagina 12 van 51
5 Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer 5.1 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het waterbeheer: a) voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; b) In samenhang met de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c) de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Een vergunning wordt geweigerd indien de doelstellingen van het waterbeheer zich tegen vergunningverlening verzetten en het niet mogelijk is om de belangen van het waterbeheer door het verbinden van voorschriften of beperkingen voldoende te beschermen.
Datum 22-01-2013 Nummer
De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet en in beleidsregels. De vastgestelde normen en het beleid zijn richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt een beschrijving van het beleid waarmee bij het beoordelen van de vergunningaanvraag rekening is gehouden. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag richt het bevoegd gezag zich volgens het toetsingskader op de effecten van uw initiatief op de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag richt het bevoegd gezag zich volgens het toetsingskader op de effecten van uw initiatief op de hierboven genoemde doelstellingen onder b) en c). Het onderhavige besluit speelt geen rol met betrekking tot de hierboven genoemde doelstelling onder a). Aan de hand van het in dit hoofdstuk beschreven toetsingskader volgt in de hier onderstaande paragrafen de toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer. 5.2. Handelingen waarvoor vergunning wordt aangevraagd De onderhavige aanvraag heeft betrekking op het brengen van stoffen in oppervlaktewater. Deze handeling is vergunningplichtig In het kader van de Waterwet. Op grond van artikel 6.16 van de Waterregeling is het brengen van water op oppervlaktewater dat in beheer is bij het Rijk vergunningplichtig wanneer de
Pagina 13 van 51
hoeveelheid meer dan 5.000 m^ per uur bedraagt en de handeling plaatsvindt in samenhang met een activiteit waarvoor op grond van artikel 6.2 van de Waterwet een vergunning is vereist. Teijin Aramid loost 100 m^ per uur. Dit betekent dat het brengen van water op het Zeehavenkanaal niet vergunningplichtig is op grond van artikel 6.5 Wtw en artikel 6.16 Waterregeling. Op grond van artikel 6.17 van de Waterregeling is er ook geen sprake van meldplicht.
Datum 22-01-2013 Nummer
5.3 Beoordeling voor wat betreft het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam 5.3.1 Regelgeving en beleid Landelijk beleid ten aanzien van emissies Het Nationaal Waterplan houdt vast aan de leidende beginselen van het preventief beleid zoals dat in de tweede helft van de vorige eeuw is ingezet: vermindering van de verontreiniging door het toepassen van beste beschikbare technieken (BBT) en waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit. Voor het kwaliteitsbeheer in Rijkswateren heeft daarnaast de Kaderrichtlijn Water (KRW) een grote sturende betekenis. De KRW vereist dat alle Europese lidstaten streven naar een goede kwaliteit van alle waterlichamen waarop de richtlijn van toepassing is. Deze algemene doelstelling heeft een nadere uitwerking gekregen in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009. Het eerste beginsel van het preventief beleid 'vermindering van de verontreiniging' houdt in dat verontreiniging - ongeacht de stofsoort - zoveel mogelijk wordt beperkt (voorzorgprincipe). De invulling van dit beleidsuitgangspunt bestaat onder meer uit: meer aandacht voor de ketenbenadering (waaronder kringloopsluiting), implementatie van Esbjerg/OSPAR-afspraken (stofspecifieke aanpak emissies), meer aandacht voor een integrale milieuafweging en meer aandacht voor prioritering. Invulling van het voorzorgsprincipe is ook dat een bedrijf/lozer ten minste 'de beste beschikbare technieken' toepast, zoals vastgelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In artikel 1.1 van de Wabo is de volgende definitie voor de 'beste beschikbare technieken' gegeven: 'de voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die - kosten en baten in aanmerking genomen economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld'. In de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor) bevat de aanwijzing van de Nederlandse informatiedocumenten over beste beschikbare technieken (BBTdocumenten). Deze zijn weergegeven in tabel 2 van bijlage 1 bij de Mor. De in
Pagina 14 van 51
de bijlage aangewezen BBT-documenten kunnen worden aangemerkt als een adequate invulling van de actuele beste beschikbare technieken die door het bevoegd gezag dienen te worden toegepast bij de vergunningverlening. De gebruikte technieken zijn getoetst aan de uitgangspunten van de beste beschikbare technieken.
Datum 22-01-2013 Nummer
Het tweede beginsel 'met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen nemen' houdt in dat als gevolg van de te vergunnen lozing geen significante verslechtering van de waterkwaliteit plaats mag vinden ten opzichte van de bestaande situatie en dat het bereiken van de KRWdoelstellingen niet in gevaar mag worden gebracht. Het is daarom vooral van toepassing op nieuwe lozingen of uitbreidingen van bestaande lozingen. Dit tweede beginsel is uitgewerkt in een emissie-immissiebenadering in het Handboek Immissietoets, waarvoor de uitgangspunten zijn vastgesteld door het Nationaal Water Overleg en waarin een nationale uitwerking is gegeven van EU-richtsnoeren op grond van artikel 4, lid 4 van de Richtlijn prioritaire stoffen. Het Handboek Immissietoets is aangewezen als BBT-document in tabel 2 van bijlage 1 bij de Mor. De immissietoets richt zich op de beoordeling van de gevolgen van een specifieke restlozing op de waterkwaliteit (na toepassing van BBT). De immissietoets draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in het aandeel van een individuele lozing in de totale concentratie van een stof in de mengzone, het betreffende waterlichaam en benedenstrooms. In de Waterwet is de verhouding tussen watervergunningen en de waterplannen nader uitgewerkt. De Waterwet stelt dat met de plannen rekening moet worden gehouden bij de vergunningverlening, (art. 6.1a Waterbesluit). Verder verwijst de Waterwet voor het kader van de vergunningverlening ook naar het stelsel van milieukwaliteitseisen voor waterkwaliteit (art. 6.21 in combinatie met art. 2.1 en 2.10 van de Waterwet en art. 4 van de Krw). Bij vergunningverlening wordt daarom getoetst aan dezelfde getalswaarden voor de waterkwaliteit die in het kader van het effectgerichte spoor in de vorm van de milieukwaliteitseisen de waterplannen aansturen. De toetsing wordt uitgevoerd op de manier die in het Handboek Immissietoets is aangegeven. De Kaderrichtlijn Water vraagt om te toetsen aan het beginsel van geen achteruitgang. Voor nieuwe lozingen en uitbreidingen van bestaande lozingen wordt gekeken of de waterbeheerder met het toestaan van de lozing hier aan kan voldoen. Een toetsing aan de ruimte die er is om geen achteruitgang te veroorzaken maakt daarom onderdeel uit van de immissietoets. Indien toepassing van BBT en eventuele verdergaande maatregelen niet leiden tot het voldoen aan de criteria uit de Immissietoets, volgt een analyse van de voorziene maatregelen in combinatie met de verwachte trends in ontwikkeling van de milieukwaliteit voor dat waterlichaam en benedenstrooms gelegen waterlichamen. Op basis daarvan kan eventueel een tijdelijke verslechtering van de situatie worden toegestaan.
Pagina 15 van 51
Getoetst moet worden of de verlening van de vergunning verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van de Waterwet. Indien dit niet het geval is wordt een vergunning geweigerd of worden onder voorwaarden aanvullende eisen gesteld.
Datum 22-01-2013 Nummer
Beleid ten aanzien van stoffen en preparaten Voor een goede uitvoering van het waterkwaliteitsbeleid is het noodzakelijk om Inzicht te hebben in de mate waarin de in het oppervlaktewater te brengen grond- en hulpstoffen, tussen- en eindproducten een potentieel gevaar vormen voor het aquatisch milieu. In mei 2000 is hiervoor door de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) de Algemene Beoordelingsmethodiek voor stoffen en preparaten (hierna ABM) vastgesteld. De ABM hanteert de parameters en criteria uit de geldende Europese stoffen en preparaten regelgeving die worden geïmplementeerd in de Wet Milieugevaarlijke stoffen. De ABM deelt voor alle bedrijfstakken op een transparante en eenduidige wijze de in het oppervlaktewater te brengen stoffen en preparaten (hierna stofte noemen) in op grond van de eigenschappen. Daarbij geeft de methodiek aan welke saneringsinspanning (emissiebeperkende maatregel) bij een bepaalde stof, gezien de eigenschappen, wenselijk is. Uit de ABM volgt een aanduiding van de waterbezwaarlijkheid en een suggestie voor de saneringsinspanning (BBT, of waterkwaliteitsaanpak). De ABM is een hulpmiddel bij het vaststellen van de gewenste saneringsinspanning en gaat niet in op het wel of niet gebruiken van een stof, of het beoordelen van de restlozing. De ABM is beschreven in het ClW-rapport "Het beoordelen van stoffen en preparaten voor de uitvoering van het emissiebeleid van water". Zij sluit aan bij de Europese regelgeving inzake het indelen, verpakken en kenmerken van stoffen en preparaten. Beleid koelwater Het koelwaterbeleid is gerelateerd aan de nieuwe beoordelingssystematiek voor de beoordeling van warmtelozingen via koelwater. Deze systematiek is op 21 juni 2005 door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat geïntroduceerd. Hiermee zijn de vaste emissienormen, zoals die waren vastgesteld in de voorlopige richtlijnen van de Algemene Beraadsgroep Koelwater (de ABK-richtlijnen) als onderdeel van het Indicatief Meerjaren Programma Water 1985-1989, komen te vervallen. Het koelwaterbeleid is gebaseerd op de effecten die zich voordoen in het ontvangende watersysteem en richt zich daarmee op het immissiespoor. De lozing dient te worden getoetst aan de criteria onttrekking, mengzone en opwarming. Belangrijke uitgangspunten zijn minimalisatie van de ecologische gevolgen van de opwarming van het oppervlaktewater in combinatie met de inname van oppervlaktewater voor koeldoeleinden. In het rapport wordt geconcludeerd dat minimalisatie van het debiet grotere voordelen voor het aquatische milieu lijkt op te leveren dan strikte limitering van de lozingstemperatuur. Door minimalisatie van het debiet worden minder organismen ingezogen, wordt het gebruik van chemicaliën
Pagina 16 van 51
gereduceerd en wordt minder energie verbruikt. In dit rapport worden een aantal berekeningsmethodes aangedragen om de lozing van warmte te beoordelen.
Datum 22-01-2013 Nummer
Als eerste beoordeling van de koelwaterlozing wordt gebruik gemaakt van de sneltoets (bijlage 3 en 4 van het ClW-rapport). De sneltoets bestaat uit een mengzonetoets en een opwarmingstoets. De mengzonetoets vergelijkt, op basis van een "worst case"-benadering, de grootte van de warmtepluim met de grootte van het ontvangende oppervlaktewaterllchaam. De mengzone is bedoeld om het volume te beperken waarin zich te hoge temperaturen voordoen en om te voorkomen dat de gevormde warmtepluim een obstakel vormt voor organismen in de bestaande waterloop. Dit houdt in dat de warmtepluim passeerbaar moet zijn. De basis voor de beoordeling ten aanzien van "te hoge temperaturen" is het Ernstig Risico. Conform het Besluit "kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren", is het Zeehavenkanaal aangemerkt als water voor karperachtigen. Hiervoor geldt een Ernstig Risico bij 30 °C. Ten einde passeerbaarheid voldoende te kunnen garanderen is in de systematiek voor de mengzone als uitgangscriterium gesteld dat het deel met een temperatuur hoger dan ER kleiner is dan 25% van de totale natte dwarsdoorsnede. Indien de lozing lager scoort dan V4 voldoet de lozing, zelfs onder minst gunstige omstandigheden, aan het beoordelingskader uit het ClW-rapport. Als de lozing hoger scoort dan 1/4 kan het zijn dat de lozing niet voldoet. De waterbeheerder kan in dat geval aanvullende eisen ten aanzien van de lozing stellen zoals het koppelen van de omvang van de warmtelozing aan de actuele afvoercapaciteit en temperatuur van het oppervlaktewater. Het criterium opwarming is opgenomen om te voorkomen dat, mede als gevolg van opeenvolgende warmtelozingen, de temperatuur van het betreffende oppervlaktewaterlichaam ontoelaatbaar toeneemt. De toetsing van de opwarming is gebaseerd op de toelaatbare opwarming ten opzichte van een referentiepunt (de grens van het watersysteem of het beheersgebied) en de maximale achtergrondtemperatuur. De opwarmingstoets brengt de opwarming van het oppervlaktewater na volledige menging in kaart. De toelaatbare totale opwarming en de maximale achtergrondtemperatuur worden per waterlichaam aangewezen. Zoals vermeld is het Zeehavenkanaal met betrekking tot kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren aangemerkt als water voor karperachtigen. Dit houdt in dat de totale opwarming van het oppervlaktelichaam niet meer mag bedragen dan 3°C en dat wordt uitgegaan van een maximale achtergrondtemperatuur van 28°C, welke 98 % van de tijd niet mag worden overschreden. Indien de lozing buiten de mengzone hoger scoort dan 3 graden opwarming of als de opwarming leidt tot een overschrijding van de maximale achtergrondtemperatuur van 28°C voldoet de lozing niet. De waterbeheerder kan in dat geval aanvullende eisen ten aanzien van de lozing stellen.
Pagina 17 van 51
Beleid aevaarllike stoffen De richtlijn 2006/11/EG (voorheen 76/464/EEG) heeft betrekking op de verontreiniging door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het oppervlaktewater en aquatisch milieu van de Europese Unie geloosd worden. De Richtlijn Prioritaire Stoffen (richtlijn 2008/105/EG) vervangt deze richtlijn in zijn geheel in 2013. De stoffenlijsten van richtlijn 2006/11/EG zijn nu al vervangen door de aparte stoffenbijlage bij de Richtlijn Prioritaire Stoffen. In deze bijlage worden 33 stoffen aangemerkt als prioritair dan wel prioritair gevaarlijk. De richtlijnen beogen een einde te maken, dan wel beperkingen op te leggen, aan de waterverontreiniging door deze gevaarlijke stoffen.
Datum 22-01-2013 Nummer
Specifiek voor de prioritaire en prioritaire gevaarlijke stoffen geldt vanuit de Richtlijn Prioritaire stoffen een vereiste van reductie van emissies van prioritaire stoffen en volledige beëindiging van emissies van prioritair gevaarlijke stoffen. Op dit moment is er echter nog geen reductiebeleid vastgesteld. Nieuwe lozingen waarbij prioritaire of prioritaire gevaarlijke stoffen worden geloosd zullen terughoudend benaderd worden, en zullen getoetst worden conform het toetsingskader waterkwaliteit aan de voor de prioritaire stoffen geldende normen. Op grond van richtlijn 2006/11/EG geldt daarnaast nog steeds een reductiebeleid voor de zwarte en grijze lijststoffen, die in de inmiddels vervallen bijlagen bij deze richtlijn voorkwamen. Omdat de KRW de lidstaten ertoe verplicht ten minste het huidige beschermingsniveau van het milieu te handhaven voor alle waterlichamen, is in Nederland besloten dit reductiebeleid vooralsnog ongewijzigd voort te zetten. Dit betekent dat voor alle stoffen genoemd in bijlage I en I I van richtlijn 2006/11/EG geldt, dat passende maatregelen moeten worden genomen ter beëindiging van de verontreiniging door deze stoffen. Daarnaast mogen op grond van de Waterregeling voor de stoffen van bijlage I waarvoor emissiegrenswaarden gelden alleen tijdelijke lozingsvergunningen worden verleend. Beleid onvoorziene lozingen De waterkwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam kan ernstig verstoord raken als gevolg van industriële onvoorziene lozingen. Ten einde onvoorziene lozingen te voorkomen dan wel te minimaliseren, heeft de CIW het rapport "Integrale aanpak van risico's van onvoorziene lozingen" opgesteld. Het rapport is in principe van toepassing op alle situaties die een risico voor het oppervlaktewaterlichaam kunnen vormen. Het beleidskader kan zodoende worden toegepast in het kader van de waterwet- en omgevingsvergunningverlening en trajecten in het kader van het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO'99). Het BRZO is de wettelijke implementatie van de Europese Seveso I I Richtlijn, die tot doel heeft de risico's van grote ongevallen met gevaarlijke stoffen in de industrie, voor zowel mens als milieu, zo klein mogelijk te maken. In het kader van de Waterwet betekent dit dat analoog aan de aanpak van reguliere lozingen van afvalwater de emissie-aanpak ook geldt voor onvoorziene lozingen. Primair moet voldaan worden aan de "stand der veiligheidstechniek". Dit beperkt de kans en/of de omvang van de negatieve effecten van onvoorziene lozingen.
Pagina 18 van 51
Vervolgens zullen de resterende risico's in kaart gebracht moeten worden volgens de selectiemethodiek voor stoffen en activiteiten verwoord in bijlage 2 van het CIWrapport. Deze selectie-methodiek is uitgebreid beschreven in het Riza-rapport "Beschrijving van de methode voor de selectie van activiteiten binnen inrichtingen ten behoeve van het uitvoeren van studie naar de risico's van onvoorziene lozingen". Bij dit selectiesysteem worden verschillende activiteiten en lozingssituaties onderscheiden en gekwantificeerd naar effecten op het oppervlaktewaterlichaam. Een overzicht hiervan is hieronder weergegeven:
Datum 22-01-2013 Nummer
Directe lozing/afstroming in het oppervlaktewaterlichaam: 1. toxische effecten; 2. sterfte van aquatische organismen als gevolg van zuurstofdepletie; 3. de vorming van drijflagen. Directe lozing/afstroming op een zuiveringsinstallatie: 1. negatieve beïnvloeding van de werking van zuiveringsinstallaties; 2. overbelasting van de installatie. De kansen en de effecten van onvoorziene lozingen worden ingeschat met behulp van het computerprogramma "Proteus I I " (website: http://www.helpdeskwater.nl/emissiebeheer/ict hulpmiddelen/proteus/ Het PRTR-verslaa In februari 2006 is de EG-verordening PRTR (European Pollutant Release Transfer Register) in werking getreden. De verordening verplicht bepaalde bedrijven hun emissies naar water, lucht, bodem en afvaltransport te rapporteren aan de overheid. De overheid valideert deze rapportage en stelt ze beschikbaar aan het publiek. De gegevens van alle E-PRTR-plichtige bedrijven worden openbaar gemaakt op een internetsite. De EU heeft een Richtsnoerendocument opgesteld, waarin de verordening wordt toegelicht en een aantal (indicatieve) voorbeelden van uitwerkingen van verplichtingen uit de verordening zijn opgenomen. In bijlage I van de EG-verordening PRTR staat omschreven welke bedrijven onder de werkingsfeer van de verordening vallen. Het gaat veelal om activiteiten die onder de IPPC Richtlijn vallen. Teijin Aramid valt onder de werkingsfeer van deze PRTR verordening . Bedrijven moeten rapporteren over emissies als deze boven de gestelde drempelwaarden uitkomen (zie bijlage 2 van deze verordening). In Nederland is de E-PRTR geïmplementeerd door de Uitvoeringswet, het Uitvoeringsbesluit en de Uitvoeringsregeling 'EG-verordening PRTR en PRTR-protocol'. Zo is onder andere een nieuwe titel 'Titel 12.3. De EG-verordening PRTR en het PRTRprotocol' aan de Wet Milieubeheer toegevoegd. In de praktijk wordt gewerkt met een elektronische applicatie, het e-MJV.
Pagina 19 van 51
5.3.2
Overwegingen t.a.v. de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (waterkwaliteit)
Datum 22-01-2013 Nummer
5.3.2.1 Toetsing aan beste beschikbare technieken en IPPC. Beste beschikbare technieken Een hoog niveau van bescherming van het milieu moet worden gerealiseerd door aan deze vergunning voorschriften te verbinden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Bij de bepaling van de BBT voor de onderhavige lozingssituatie, zijn de in artikel 5.4 van het Besluit omgevingsrecht vermelde punten en de verplichtingen zoals die in de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 van het Besluit omgevingsrecht zijn verwoord speciaal in aanmerking genomen. Daarbij is rekening gehouden met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. IPPC Teijin Aramid is een installatie die onder de werkingssfeer van de IPPC Richtlijn valt, en wel onder categorie 4.1.d. en 4.1.h. Europese informatiedocumenten In de zogenoemde 'BAT reference documents', vertaald: BBT referentie documenten, (BREF's) zijn voor IPPC-installaties per bedrijfstak of per activiteit de beste beschikbare technieken (BBT) weergegeven (in het Engels Best Available Techniques = BAT). De BREF's worden opgesteld voor elke industriële activiteit die genoemd wordt in Bijlage I van de IPPC Richtlijn. Daarnaast zijn er de zogenaamde horizontale BREF's, waarin de beste beschikbare technieken voor een bepaalde activiteit zijn vastgesteld. In bijlage 1 van de Regeling omgevingsrecht zijn documenten aangewezen die gebruikt moeten worden bij het bepalen van de beste beschikbare technieken. In artikel 9.2 van de regeling is bepaald dat voor de IPPC-installaties in ieder geval rekening moet worden gehouden met de in tabel 1 van de bijlage vastgestelde Europese informatiedocumenten over BBT (de eerder genoemde BREF's). Verder is in artikel 9.2 van de regeling bepaald dat bij de vergunningverlening tevens de in tabel 2 van de bijlage genoemde Nederlandse informatiedocumenten over BBT moeten worden toegepast. Dit zijn onder andere de zogenaamde bedrijfstakstudierapporten van de Commissie Integraal Waterbeheer en het Landelijk Bestuurlijk Overleg Water. De aanvraag is getoetst aan de volgende voor Teijin Aramid relevante BREF documenten:
Pagina 20 van 51
Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor de productie van polymeer; Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor organische bulkchemie; Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor industriële koelsystemen; Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor de behandeling en het beheer van afvalwater en rookgassen in de chemische sector; Referentiedocument over de algemene beginselen voor monitoring Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor economische en cross-media effecten.
Datum 22-01-2013 Nummer
In het BREF over polymeren is geen specifiek hoofdstuk over de productie van PPTA opgenomen, maar is wel een hoofdstuk over de algemene productieprocessen van polymeren opgenomen. Ook in het BREF over de Organische Chemie zijn geen specifieke hoofdstukken over de tussenproducten TDC en PPD opgenomen. Derhalve heeft toetsing aan de deelprocessen en generieke beschrijvingen plaatsgevonden. Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar preventie, zowel in de zin van organisatorische maatregelen als installatieontwerp. Teijin Aramid heeft daartoe veel organisatorische maatregelen getroffen, zoals een uitgebreid milieuzorgsysteem. Ter beperking van het aantal maal dat het productieproces wordt gestopt en opgestart geldt dat dit voor deze installatie beperkt van toepassing is, aangezien het een continue proces is en het aantal stops en starts minimaal gehouden worden. In het Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor de productie van polymeer wordt een aantal aspecten genoemd waar de water- en afvalwatersituatie aan getoetst kan worden op BBT. Dit geldt ook voor het Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor organische bulkchemie, alsmede het Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor de behandeling en het beheer van afvalwater en rookgassen in de chemische sector. In deze documenten wordt ingegaan op preventie, gescheiden inzameling en opvang van afvalwater en methode van afvalwaterbehandeling. De in het BREF genoemde mogelijkheid tot voldoende opvangvoorzieningen, ook voor onvoorziene lozingen, is bij Teijin Aramid toegepast. Bij de productielocaties zijn daartoe voorzieningen (opstaande randen) aangebracht om afvalwater te verzamelen en is de afvalwaterzuivering ruim uitgelegd. Tevens is voorafgaand aan de lozing nog een buffervoorziening aanwezig. Ook eventueel bluswater kan op deze wijze adequaat en gecontroleerd worden behandeld en afgevoerd. Tevens worden alle afvalwaterstromen door middel van de daartoe meest geschikte technieken gezuiverd alvorens deze worden samengevoegd, hetgeen in overeenstemming is met de Beste Beschikbare Technieken. Tot slot is voor de beoordeling van het koelwater/koelsysteem de aanvraag getoetst aan het referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor industriële koelsystemen. Aangezien dit een zogenaamde horizontale BREF is, wordt
Pagina 21 van 51
niet op het productieproces zelf ingegaan, maar worden meer algemene eisen aan het koelsysteem gesteld.
Datum 22-01-2013 Nummer
Beoordeling aan overige aspecten van de IPPC Richtlijn De overige aspecten, waaraan volgens de IPPC Richtlijn, en zoals thans voornamelijk opgenomen in artikel 5.7 van het Besluit omgevingsrecht, aan moet worden voldaan, worden bij de afzonderlijke onderwerpen van de beoordeling van de afvalwatersituatie besproken en betreffen: - het voorkomen van ongevallen en het beperken van de gevolgen van onvoorziene lozingen; - de beïnvloeding van de emissie over langere afstand; - de toetsing aan de milieukwaliteitsnormen ('emissie-immissietoets'). - voorschiften voor controlemogelijkheden op de lozing en het indienen van meet- en registratie rapporten (monitoring). 5.3.3.2 Beoordeling lozing Ree-fabriek (W4a) In de Ree-fabriek wordt uit het waswater van de poly-fabriek het oplosmiddel NMP/ CaCl2 teruggewonnen. Eerst wordt het waswater geneutraliseerd met kalk (CaO), waarbij het HCI wordt omgezet in CaCU en water. De gebruikte kalk betreft één van de zuiverste kalk die beschikbaar Is waar geringe gehaltes aan chroom (<2 mg/kg) aanwezig zijn. Vervolgens volgen een aantal filtratiestappen waarbij de onoplosbare deeltjes worden verwijderd. Het gefiltreerde waswater wordt verzameld in een buffertank. Dit gefiltreerde waswater bevat dan nog NMP, CaC^,,chroom en water. Uit een deel van het geneutraliseerde/gefiltreerde waswater wordt het water afgescheiden van NMP en CaCl2Via twee in serie staande destillatiekolommen. Het afgescheiden water wordt opgeslagen in tussenopslagtank AT-4721 en daarna hergebruikt in de Poly-fabriek. Het resterende oplosmiddel NMP/CaCl2 wordt weer hergebruikt in de Ree-fabriek. Uit het andere deel van het geneutraliseerde/gefiltreerde waswater wordt door middel van extractie met behulp van DCM het oplosmiddel NMP teruggewonnen (extractiekolommen AC-4402 en AC-B4402). Het afvalwater dat na de extractie ontstaat wordt via stoomstripkolommen AC-4401 en AC-B4401 verder ontdaan van DCM. Vervolgens wordt het gezuiverde water afgevoerd naar een van de 'checktanks' (AT-7934A/B). Hier vinden metingen van het NMP- en DCM-gehalte plaats voordat het gezuiverde water wordt afgevoerd naar AT-7913. Indien één van de controlewaarden wordt overschreden, wordt het afvalwater via afvalwatertussenopslagtank AT-7935 opnieuw via de kolommen AC-4402, AC-B4402 en strippers AC-4401 en AC-B4401 geleid. Het verwijderingrendement van de beschreven zuiveringstechnieken voor NMP en DCM bedraagt 99.9 %. Verdere zuivering van deze afvalwaterstroom in de ZAWZI is niet mogelijk vanwege het hoge gehalte aan calciumchloride.
Pagina 22 van 51
De lozing van CaCl2 wordt beheerst door de terugwinning van de afvalwaterstromen die tevens NMP en DCM bevatten en wordt hiermee als goede invulling van minimalisatie van de lozing van CaCl2 gezien.
Datum Numnier"^^
Voor de lozing van chroom geldt dat voor de sanering van chroom, vanwege de geringe jaarvracht (< 15 kg), geen technieken bekend zijn die tegen aanvaardbare kosten kunnen worden ingezet. Beheersing afvalwaterstromen Het NMP-gehalte na de strippers AC-4401 en AC-B4401 wordt minimaal éénmaal per wacht gemeten. Indien het NMP-gehalte lager dan of gelijk aan 50 mg/kg is, wordt de inhoud afgevoerd naar verzamelput AT-7913 (afvalwaterstroom W4a). Het DCM-gehalte in het water afkomstig van de strippers AC-4401 en AC-B4401 wordt continu bepaald (een meting per 2 minuten). De afvoer van afvalwater wordt automatisch gestopt bij het meten van DCM boven een waarde van 0,2 mg/kg. De concentratie van het uiteindelijk afgevoerde afvalwater is gemiddeld <0,1 mg/kg. Naast deze metingen worden dagelijks analyses uitgevoerd door het laboratorium en per wacht door de productieafdeling. Samenstelling afvalwater (W4) Jaarlijks wordt bij een productiecapaciteit van 32.000 ton polymeer 190.000 m^ afvalwater met een debiet van circa 60 mVuur naar het zeehavenkanaal afgevoerd. Het afvalwater bevat de componenten NMP, DCM, CaCb en chroom. ABM DCM is gekoppeld aan een saneringsinspanning A. NMP en chroom zijn gekoppeld aan een saneringsinspanning B. CaCb is gekoppeld aan een saneringsinspanning C. De maatregelen ter beperking van de lozing van deze stoffen voldoen aan de gewenste saneringsinspanning. Conclusie Teijin Aramid voldoet aan ten minste BBT. Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht. 5.3.3.3 Beoordeling lozing van het koelwatersysteem (W5) Voor de indirecte koeling in het productieproces wordt gebruik gemaakt van een recirculerend open koelwatersysteem waarbij het koelwater na gebruik in een koeltoren wordt gekoeld. Als bron voor koelwater wordt leidingwater gebruikt. Doordat een deel van het koelwater verdampt, wordt regelmatig nieuw water aan het systeem toegevoegd. Tevens wordt een deel van het water gespuid om indikking van zouten en vuil in het systeem te voorkomen. De koelwaterspui bedraagt 70 mVuur en wordt via lozingspunt W5 in het Zeehavenkanaal gebracht. Het spuien van koelwater vindt ongeveer 8 uur per dag plaats. Jaarlijks wordt circa 185.000 m^ koelwater gespuid. De met het koelwater in het oppervlaktewater te brengen hoeveelheid warmte bedraagt maximaal 0,8 MW, terwijl de temperatuur van het in het oppervlaktewater te brengen koelwater
Pagina 23 van 51
maximaal 30°C bedraagt. Ter voorkoming van corrosie en systeemvervuiling wordt het koelwater met de chemicaliën behandeld vermeldt in onderstaande tabel. '
^
^
^
^
^
Continuüm AT-4502 Chloorbleekloog Spectrus BD1500 Anti-foam DB-31 Zwavelzuur 50% Inhibitor 0P8487 DeposiTrol PY5201 FoamTrol AF1440E Spectrus BD1506 Naico 3DT191 Naico 3DT184 NaIco 3DTBR20
Functie corrosie/afzettingen-inhibitor biocide biodispersiemiddel antischuimmiddel pH-beheersing corrosie-inhibitor anti-aanslagmiddel antischuimmiddel dispersiemiddel biocide corrosie-inhibitor tracer om doseringen te beheersen
Datum 22-01-2013 Nummer
Verbruik bij 32000 ton/jaar rkg/jaarl 22.000 48.000 9.500 100 163.000 270 200 25 120 3.750 1.500 25
De dosering van het chloorbleekloog vindt discontinu plaats. De sturing van de dosering vindt zodanig plaats dat in het spuiwater van de koeltoren de concentratie aan actief chloor lager is dan 0,2 mg/l als daggemiddelde. De hoeveelheid actief chloor die op jaarbasis bij een productie van 32.000 ton polymeer per jaar wordt geloosd, bedraagt naar verwachting minder dan 15 kg. Daarnaast wordt zwavelzuur 50% toegevoegd om de pH van het koelwater te beheersen. Het koelwatersysteem wordt door deskundigen regelmatig gecontroleerd op de goede werking van het systeem. De effluentconcentratie aan actief chloor in het uiteindelijk te lozen afvalwater (AT7913) is gemiddeld 0,15 mg/l. Incidenteel kan het voorkomen dat, ondanks de interne borging, het actief chloorgehalte in de verzamelput te hoog is. In dat geval wordt, ter vermindering van het actief chloorgehalte, natriumthlosulfaat toegevoegd. ABM Alle gebruikte stoffen zijn gekoppeld aan een saneringsinspanning B. De maatregelen ter beperking van de lozing van deze stoffen voldoen aan de gewenste saneringsinspanning Toets aan de Beste Beschikbare Technieken Voor de beoordeling van het koelwater/koelsysteem is de het BREF "Reference Document on the application of Best Available Techniques to Industrial Cooling Systems" geraadpleegd. Aangezien dit een zogenaamde horizontale BREF is, wordt niet specifiek op het productieproces zelf ingegaan, maar worden algemene eisen aan het koelsysteem gesteld. De algemene aanpak voor koelsystemen dient volgens dit BREF te bestaan uit: a) keuze koelsysteem en het terugdringen van de noodzaak van koeling; b) het hergebruiken van vrijkomende warmte en de hieraan gerelateerde
Pagina 24 van 51
c)
reductie van het watergebruik; het beperken van de impact op het omliggende milieu (beperking visintrek en de beperking van chemische en thermische verontreiniging).
Datum 22-01-2 22-01-2013 Nummer
Ada) Het koelwatersysteem van Teijin Aramid betreft een open koelsysteem met recirculatie. Omdat het eventueel beschikbare oppervlaktewater kwalitatief onbetrouwbaar is, wordt leidingwater ingezet als suppletiewater. Teneinde de noodzaak van koeling te reduceren is de bedrijfsvoering van de Teijin Aramid gericht op het zo efficiënt mogelijk bedrijven van het koelwatersysteem. De reductie van het koelwaterverbruik is onderdeel van het energieplan. Ad b) Het gebruik van koelwater wordt zoveel mogelijk gereduceerd door optimalisatie van hergebruik van warmte, toepassing van recirculatiekoeling en continue aandacht voor de cycli van het koelsysteem. Hiertoe vindt regulier overleg plaats ter optimalisatie van de indikking van het koelwater (Good Housekeeping). Ad c) Met betrekking tot het reduceren van chemische en thermische verontreiniging geeft Teijin Aramid op de volgende wijze invulling aan BBT: • bij het ontwerp van het koelsysteem is rekening gehouden met de materiaalkeuze en de loop van de leidingen om stagnante zones zoveel mogelijk te beperken. Het toegepaste materiaal behoeft geen chemische conservering. • De bedrijfsvoering van Teijin Aramid is gericht op een zo beperkt mogelijk inzet van koelwateradditieven. Bij de keuze van de toe te passen koelwateradditieven wordt rekening gehouden met de milieubezwaarlijkheid van de desbetreffende stoffen. Bij gelijkwaardige alternatieven zal Teijin Aramid kiezen voor het alternatief met de laagste milieubelasting. • de pH van het koelwater wordt tussen 7 en 9 gehouden voor een optimaal chloorgebruik. • Het koelwatersysteem is voorzien van side stream filtratie met een zandbed. De beperking van visintrek is bij Teijin Aramid niet van toepassing aangezien geen onttrekking aan oppervlaktewater plaatsvindt. Conclusie Teijin Aramid voldoet aan ten minste BBT. Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht. 5.3.3.4 Beoordeling lozing van het laboratorium ( W 9 } Het afvalwater van het laboratorium kan een aantal verontreinigingen bevatten als gevolg van schoonmaakactiviteiten van glaswerk en/of apparatuur. Om de verontreinigingen zoveel mogelijk te beperken zijn interne procedures voor het
Pagina 25 van 51
schoonmaken opgesteld en zijn verzamelvaten voor verontreinigd water voorzien. Deze verzamelvaten worden separaat afgevoerd.
Datum 22-01-2013 Nummer
Omdat is gebleken dat de interne spoelprocedure geen 100 % garantie biedt op schoon werken, en lichte verontreiniging alsnog op kan treden, is als borging voor de afvoer van het afvalwater één afvoer voorzien van een behandeling met kool. De gevonden componenten zijn: DCM, tetra, chloroform en per. DCM en tetra zijn proceseigen stoffen en chloroform is een afbraakproduct van tetra. Nadien wordt dit afvalwater gecombineerd met het drainagewater. Gezamenlijk wordt dit via een koolbed afgevoerd naar AT-7913. ABM De genoemde stoffen zijn stoffen met een waterbezwaarlijkheid, die gekoppeld zijn aan een saneringsinspanning A. De maatregelen ter beperking van de lozing van deze stoffen voldoen aan de gewenste saneringsinspanning. Conclusie Teijin Aramid voldoet aan ten minste BBT. Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht. 5.3.3.5 Beoordeling lozing van het drainagesysteem ( W I O ) Het terrein is voorzien van een drainagesysteem van PVC-drains, waarbij ongeveer 55.000 mVjaar wordt afgevoerd. Als gevolg van mogelijke morsingen en lekkages kan het drainagewater vervuilende componenten bevatten. De afvoer naar AT-7913 vindt plaats via een koolbed. Periodiek worden metingen verricht op de volgende componenten in de afloop van het koolbed: DCM, tetra, paraxyleen, aniline, chloroform, NMP. De gemeten waarden van een deel van deze componenten worden gesommeerd in een VOCI-gehalte (Vluchtige Organisch Chloorverbindingen)en een Vlar-gehalte (Vluchtige aromatische verbindingen). Het VOCI- en Vlar-gehalte wordt maandelijks bepaald. De emissie op jaarbasis bedraagt voor beide componenten circa 1 kg. ABM De genoemde stoffen zijn stoffen met een waterbezwaarlijkheid, die gekoppeld zijn aan een saneringsinspanning A. De maatregelen ter beperking van de lozing van deze stoffen voldoen aan de gewenste saneringsinspanning. Conclusie Teijin Aramid voldoet aan ten minste BBT. Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht. 5.3.3.6 Beoordeling lozing Hemelwater (W4) Voor het schone hemelwater is een aansluiting op verzamelput AT-7913 voorzien, van waaruit het hemelwater naar het Zeehavenkanaal wordt afgevoerd.
Pagina 26 van 51
De separate afvoer van schone hemelwater voldoet aan tenminste BBT. Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.
Datum 22-01-2013 Nummer
5.3.3.7 Beoordeling lozing gecontamineerd condensaat Als gevolg van lekkage van een koeler kunnen verontreinigingen in het condensaat terecht komen. De verontreinigingen in het condensaat kunnen alle in de fabriek voorkomende stoffen zijn: Aniline uit de PPD fabriek, Dichloormethaan/ Nmethylpyrrolidon uit de Poly/Rec fabriek en tetra uit de TDC fabriek. Het zijn in principe kleine hoeveelheden verontreinigingen in het condensaat. Dit 'off spec' condensaat kan indicatief enkele malen per jaar ontstaan en wordt geloosd. De jaarlijkse hoeveelheid kan oplopen naar 5000 m^ per jaar. Het gecontamineerde condensaat kan niet extern worden hergebruikt. Teijin Aramid bepaalt, aan de hand van de samenstelling van dit afvalwater, welke afvoer- dan wel behandelingsroute mogelijk Is. Daarbij zal eerst worden bekeken of het afvalwater aan de specificaties voldoet om via de afvalwaterbehandeling van de desbetreffende fabriek te worden afgevoerd. Indien dit niet mogelijk is zal worden bekeken aan de specificaties voldoet om direct te lozen op het Zeehavenkanaal. Als dit niet mogelijk is, zal het afvalwater worden afgevoerd naar een externe verwerker. Teijin Aramid wil via deze route de volgende vrachten lozen op het Zeehavenkaal: • NMP: maximaal 10 kg per gebeurtenis en maximaal 10 keer per jaar. De maximale concentratie aan NMP in het condensaat bedraagt maximaal 50 mg/l. • DCM: maximaal 100 gram per gebeurtenis en maximaal 4 keer per jaar. Dit is een gecontroleerde verwerking. Het gecontamineerde condensaat wordt met een debiet van 15 mVuur en een temperatuur van 90 °C naar de verzamelput AT-7913. ABM DCM is een stof met een waterbezwaarlijkheid die gekoppeld is aan een saneringsinspanning A. NMP is gekoppeld aan een waterbezwaarlijkheid, die gekoppeld is aan een saneringsinspanning B. De maatregelen ter beperking van de lozing van deze stoffen voldoen aan de gewenste saneringsinspanning. Toets aan BBT De concentraties aan verontreinigende stoffen komen overeen met effluent waarden van de zuiveringinstallaties in de fabrieken. Een verdere interne behandeling van deze afvalwaterstroom zal geen verdere reductie van de emissie met zich mee brengen. Hoewel de te lozen vracht relatief klein is, is het van belang om de mogelijkheden te onderzoeken om deze afvalwaterstroom naar de ZAWZI af te voeren. 5.3.3.8 Beoordeling van de eindlozing naar het Zeehavenkanaal ( W i l ) Het hemelwater en het water afkomstig van de Ree-fabriek, de koelwaterinstallatie, het laboratorium, het drainagesysteem, en het gecontamineerde condensaat worden
Pagina 27 van 51
verzameld in de verzamelput AT-7913. Vanuit deze put wordt het afvalwater verpompt naar het Zeehavenkanaal. De totale hoeveelheid afvalwater die bij een productiecapaciteit van 32.000 ton polymeer wordt afgevoerd naar het zeehavenkanaal bedraagt 750.000 m^.
Datum 22-01-2013 Nummer
Diffuser Het afvalwater wordt via een diffuser naar het Zeehavenkanaal afgevoerd. De verdunning van het afvalwater door de diffuser is minimaal 1:40 bij een uittreesnelheid van 10 m/s. Gecombineerd met een uittree-diameter van 42 mm houdt dit in dat er geloosd moet worden met een minimaal debiet van 100 mVuur. Dit wordt geborgd door de batchgewijze manier van lozen, waarbij een minimaal pompdebiet van 100 mVuur wordt gehanteerd.
Eti Desbetreffende afvalwaterstromen hebben een vrij constante zuurgraad. Teijin Aramid streeft en naar de pH binnen het streefgebied 6-9 te handhaven. Verder is een mogelijkheid om deze pH waarde te corrigeren met zuur en loog. Met bovenstaande wordt invulling gegeven aan de BBT. Borging van de metingen en meetapparatuur De metingen die van de diverse afvalwaterstromen worden uitgevoerd staan in bijlage 15 vermeld. Deze bijlage is als onderdeel van deze vergunning opgenomen als bijlage 4. Behalve deze metingen worden ook (continue) metingen in de waterzuiveringsinstallaties zelf uitgevoerd. Debietmeters zijn geplaatst in de afvalwaterstromen W4 en W i l (zie bijlage). De specificaties van de debietmeters zijn conform het gestelde in het de Waterregeling. De analyseautomaten en debietmeters worden periodiek gekalibreerd of gecontroleerd om de juiste werking van de zuiveringsprocessen te garanderen. De actuele frequenties zijn gedocumenteerd en een onderdeel van het milieuzorgsysteem. Op deze manier worden zowel concentraties als vrachten van stoffen in het afvalwater getoetst, alsmede de apparatuur die de stoffen meten en kan voorkomen worden dat er onnodige lozingen plaatsvinden. Hiermee voldoet Teijin Aramid aan het BREF betreffende monitoring. Hiermee wordt afdoende invulling gegeven aan de BBT. 5.3.3.9 Conclusie BBT-toetsing De beoordeling van de aanvraag heeft geresulteerd in een verplichting voor het uitvoeren van een onderzoek naar de technische mogelijkheden en financiële haalbaarheid voor de lozing van het NMP/DCM houdend condensaat op de riolering van de ZAWZI. Zoals in de beoordeling van de aanvraag is voor het overige geoordeeld dat: 1. de gebruikte technieken ten minste voldoen aan de betreffende BREF's;
Pagina 28 van 51
2. er naast de technieken uit de BREF's geen andere technieken als Beste Beschikbare Technieken (BBT) dienen te worden aangemerkt.
Datum Nummer*^^
Conclusie Door het verlenen van deze vergunning wordt bereikt dat ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende Beste Beschikbare Technieken worden toegepast. 5.3.3.10 Onvoorziene lozingen Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO 1999) Teijin Aramid is op grond van BRZO aangewezen als hoogdrempelig bedrijf en is dus verplicht tot het opstellen van een veiligheidsrapport en deze elke vijfjaar te actualiseren. Teijin Aramid heeft het veiligheidsrapport geactualiseerd en de nieuw te vergunnen situatie is erin verwerkt. Onvoorziene lozingen Teijin Aramid heeft beheersmaatregelen getroffen om onvoorziene lozingen naar het Zeehavenkanaal te beperken, in de vorm van eigen afvalwaterzuiveringinstallaties en voldoende (buffer)opvang. De afvalwaterzuiveringinstallaties zijn zodanig beveiligd, dat de afvoer naar de verzamelput AT-7913 stopt, als de parameters afwijken van de ingestelde waarden. Verder is in de afvoer van verzamelput AT-7913 een bemonsteringsapparaat voor 24-uurs monsters aanwezig. Wanneer het kwaliteit van het afvalwater afwijkt van de specificaties, zal er geen afvoer plaatsvinden naar het Zeehavenkanaal. Daarnaast heeft Teijin Aramid organisatorische maatregelen getroffen om onvoorziene lozingen te voorkomen. Indien een (grote) calamiteit zich voordoet zal het Interne calamiteitenplan/hulpverleningsplan en de bedrijfshulpverleningsorganisatie geactiveerd worden. De bedrijfshulpverleningsorganisatie oefent periodiek op calamiteitenscenario's. Milieurisicoanalyse (MRA) Teijin Aramid heeft in het kader van de actualisering van het Veiligheidsrapport een MRA opgesteld. De selectie van de stoffen is conform de selectiemethodiek, zoals voorgesteld in de CIW nota (naam noemen) uitgevoerd. De keuze van risicovolle activiteiten is correct uitgevoerd voor de geselecteerde stoffen. De getroffen maatregelen voldoen aan de Stand der Veiligheidstechniek (CIW). De restrisico's zijn gemodelleerd met behulp van het model Proteus. Op basis van nadere analyse wordt geconcludeerd dat de restrisico's acceptabel zijn. 5.3.3.11 Lozen van gevaarlijke stoffen In het afvalwater van Teijin Aramid zijn gevaarlijke stoffen aanwezig, namelijk dichloormethaan. De toegepaste technieken voor monitoring en verwijdering van de gevaarlijke stoffen voldoen aan BBT zoals beschreven in de BREF's en Nederlandse informatiedocumenten 'BBT-documenten water". Niet is gebleken dat er naast de
Pagina 29 van 51
technieken die in de BREF's zijn omschreven andere technieken zijn die voor de onderhavige situatie als BBT dienen te worden aangemerkt.
Datum 22-01-2013 Nummer
Het betreft hier lage concentraties van gevaarlijke stoffen. Technieken waarmee tegen hogere kosten een waarneembare grotere reductie van het risico op lozing van gevaarlijke stoffen wordt verkregen zijn naast de reeds toegepaste technieken praktisch niet toepasbaar. 5.3.3.12 Immissietoets Voor de lozing naar oppervlaktewater is de immissietoets uitgewerkt in het Handboek Immissietoets. Met de immissietoets wordt nagegaan of de restlozing leidt tot onaanvaardbare concentraties in het watersysteem, nadat de beste beschikbare technieken (BBT) zijn toegepast om de emissie te reduceren. Daarnaast geldt voor nieuwe lozingen dat de immissietoets gebruikt moet worden om te beoordelen of de lozing niet onverenigbaar is met de doelstellingen en belangen zoals genoemd artikel 6.21 van de Waterwet. Bij bestaande lozingen kunnen aanvullende eisen bovenop BBT alleen op grond van de immissietoets worden voorgeschreven als de voor de relevante stoffen in het waterlichaam geldende doelstellingen (hetzij de doelstelling op jaargemiddeldebasis (JG-MKN), hetzij het MTR indien nog geen doelstelling op jaargemiddeldebasis is afgeleid) worden overschreden. Het beheerplan moet dan aanleiding geven de bestaande lozingen opnieuw te bezien. In het kader van de immissietoets wordt de verhoogde lozing Calcium beschouwd als nieuwe lozing. Calcium is een relatief onschadelijke stof die van nature in het oppervlaktewater voorkomt. Voor deze stof is geen specifieke waterkwaliteitsdoelstelling geformuleerd. Gelet op de het dynamisch karakter van het ontvangende oppervlaktewater kan worden geconcludeerd dat deze nieuwe lozing geen significante effecten heeft op de waterkwaliteit. Ook leidt de lozing niet tot acuut toxische effecten voor waterorganismen en/of in het sediment levende organismen binnen de mengzone. Daarom worden er op grond van de immissietoets geen nadere eisen gesteld aan de lozing van deze parameters Naast het bovenstaande kan in verband met de bestaande lozing worden vermeld dat de lozing is als zodanig in het beheerplan niet genoemd. Omdat het beheerplan geen aanleiding geeft om de lozing opnieuw te beoordelen kan de immissie-toets in dit besluit achterwege blijven. De lozing brengt de waterkwaliteitsdoelstellingen niet in gevaar. 5.3.3.13 Beoordeling koelwater volgens Emissie-Immissiebeleid Voor de indirecte koeling in het productieproces wordt gebruik gemaakt van een recirculerend open koelwatersysteem waarbij het koelwater na gebruik in een koeltoren wordt gekoeld. Een deel van het water wordt gespuid om indikking van zouten en vuil in het systeem te voorkomen. De koelwaterspui bedraagt 70 mVuur en wordt via lozingspunt W5 in het Zeehavenkanaal gebracht. Het spuien van koelwater vindt ongeveer 8 uur per dag plaats. Jaarlijks wordt circa 185.000 m^ koelwater gespuid.
Pagina 30 van 51
Datum
De met het koelwater in het oppervlaktewater te brengen maximale hoeveelheid warmtelast bedraagt maximaal 2,4 MW. De maximale temperatuur van het in het oppervlaktewater te brengen koelwater bedraagt 30 °C.
Numme"^
Incidenteel zal ook het gecontamineerde condensaat op het Zeehavenkanal worden geloosd. Het verontreinigde condensaat wordt met een debiet van 15 mVuur geloosd en de temperatuur van deze lozing bedraagt van 90 °C. Hierdoor zal de temperatuur van de lozing toenemen tot en zal de warmtevracht toenemen tot maximaal 4 MW. De maximale warmtelast treedt op in de winterperiode als gevolg van de lage temperatuur van het ontvangende oppervlaktewater in de winterperiode. Bij de berekeningen van de maximale warmtelast Is voor wat betreft de temperatuur van het ontvangende oppervlaktewater uitgegaan van O °C. Bij de beoordeling van de lozing van het koelwater is gebruik gemaakt van de nieuwe beoordelingssystematiek voor warmtelozingen. Aangezien er bij de bedrijfsvoering van Teijin Aramid geen sprake is van onttrekking van oppervlaktewater is getoetst aan de criteria 'mengzone' en 'opwarming'. Ten behoeve van de sneltoets van de te lozen warmtevracht binnen het beoordelingskader van de nieuwe beoordelingsystematiek zijn de mengzone en de opwarming in de aanvraag in beeld gebracht op basis van onderstaande uitgangspunten. Qioz = lozingsdebiet [mVs] = 38,3 mVuur = 0,011 mVs gemiddeld over een etmaal Qafv = afvoer van het waterlichaam = 111 mVs gemiddeld over een etmaal T|oz = lozingstemperatuur [°C] = 74 °C gemiddeld over een etmaal ER = het ernstig risiconiveau voor getijdehavens in zoute wateren = 30 °C. Topp.water = O °C gemiddeld over een etmaal Mengzone De mengzone is als criterium opgenomen om enerzijds het volume te beperken waar te hoge temperaturen (boven 25°C) optreden voor organismen en anderzijds om te voorkomen dat de warmtepluim een obstakel vormt voor organismen in het oppervlaktewater. Dit laatste betekent dat de warmtepluim passeerbaar moet zijn. Als toetsingscriterium voor estuaria wordt daarbij gehanteerd dat maximaal 25% van de natte dwarsdoorsnede van het oppervlaktewater een temperatuur van 25 °C of hoger mag hebben. Om het percentage te berekenen wordt gebruik gemaakt van de volgende formule: M e n g z o n e = Qioz/Qafv * ( 1 + ( T i o z - E R ) / ( E R - T o p p . „ a t e r ) ) ^
25%
Toepassing van de voornoemde uitgangspunten in deze formule leidt tot een mengzone van 0,0002 %.
Pagina 31 van 51
Hieruit volgt dat de onderhavige lozing voldoet aan het mengzonecriterium.
Datum 22-01-2013 Nummer
Opwarming Het stellen van eisen met betrekking tot de opwarming is bedoeld om te voorkomen dat door diverse opeenvolgende lozers het oppervlaktewater steeds verder opwarmt. Met opwarming wordt bedoeld de opwarming gemiddeld over betreffende watersysteem. De cumulatieve opwarming ten gevolge van de aanwezige warmtelozingen mag niet meer bedragen dan 3°C. Om de opwarming te berekenen wordt gebruik gemaakt van de volgende formule: O p w a r m i n g A T Q = Qioz/Qafv * A T opp.water
Toepassing van de voornoemde uitgangspunten in de bovenstaande formule leidt tot een opwarming van 0,007 °C. Gezien deze geringe opwarming zal deze warmtelozing buiten de directe omgeving van het lozingspunt niet leiden tot een waarneembare verhoging van de temperatuur van het oppervlaktewater. Dit betekent dat deze warmtelozing geen bijdrage zal leveren aan gecumuleerde opwarming in het ontvangende wateroppervlaktelichaam dat kan optreden als gevolg van de naburige warmtelozingen en dat deze warmtelozing niet zal leiden tot overschrijding van de criteria voor opwarming. 5.3.3.13 Conclusie Op grond van de bovenstaande kan worden de aanvraagde vergunning voor het brengen van stoffen in het oppervlaktewaterlichaam geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit.
Pagina 32 van 51
5.3.4
Overwegingen ten aanzien van de maatschappelijke functievervulling door watersystemen
Datum 22-01-2013 Nummer
Beleid voor de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen Het Nationaal Waterplan kent aan de Rijkswateren verschillende gebruiksfuncties toe die specifieke eisen stellen aan het beheer of gebruik van het betreffende rijkswater. De functies zijn nader uitgewerkt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW). Voor het Eems-Dollard estuarium gelden de volgende functies: • Natuur; • Zwemwater; • Koelwater; • Energie; • Scheepvaart; • Watersport en oeverrecreatie; • Beroeps- en sportvisserij; • Oppervlaktedelfstoffen; • Archeologie, cultuurhistorie en landschap. Uitgangspunt van het BPRW is dat in beginsel aan de eisen van de gebruiksfuncties wordt voldaan wanneer de basisfuncties veiligheid, voldoende water en schoon & gezond water op orde zijn. Zoals aangegeven in deze vergunning heeft het brengen van stoffen in het oppervlaktewaterlichaam geen onaanvaardbare gevolgen voor het voorkomen en beperken van over stromingen, wateroverlast en waterschaarste en de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit. Er wordt daarom voldaan aan de eisen van bovengenoemde gebruikersfuncties. 5.4 Opzet van de vergunning In het huidige milieubeleid is er een tendens om de verantwoordelijkheid voor het realiseren van milieudoelstellingen in toenemende mate bij de bedrijven neer te leggen, waarbij de overheid de verantwoordelijkheid behoudt om de kaders vast te stellen waarbinnen de milieuprestaties van bedrijven zich dienen te bevinden. Deze kwalificatie die ook wel de veranderende rol wordt genoemd, is in 2001 aan Teijin Aramid toegekend. Het doel van de veranderende rol is dat bedrijven hun bedrijfsvoering met betrekking tot het milieu moeten verbeteren en op basis van gelijkwaardigheid (overheid en bedrijfsleven) een proces van continue verbetering moeten zien te bereiken. Wil de veranderende rol meerwaarde opleveren dan moet er bijvoorbeeld sprake zijn van een complex productieproces en/of een aanzienlijke milieubelasting. Daarnaast zal een bedrijf een visie moeten hebben, bereid moeten zijn eigen verantwoordelijkheid te dragen, een bepaalde vorm van eigen initiatief moeten tonen en er moet een bepaalde mate van zelfregulering aanwezig zijn.
Pagina 33 van 51
Bij de beoordeling van de aanvraag is gekeken of Teijin Aramid nog steeds voldoet aan de kwalificatie van veranderende rol bedrijf. Deze analyse heeft de volgende conclusie opgeleverd: 1. Het toepassen van de veranderende rol levert bij Teijin Aramid een meerwaarde op ten opzichte van de klassieke benadering. Zo kunnen de complexe productieprocessen beter beheerst worden en kan een hoger milieurendement bereikt worden 2. Teijin Aramid beschikt over een door het management onderschreven milieubeleidsverklaring. Hierin wordt niet expliciet verklaard dat het bedrijf zal blijven streven naar continue verbetering. De beleidsverklaring is echter wel als zodanig uitgelegd en geïmplementeerd in de organisatie. Continue verbetering is namelijk een essentieel onderdeel van het gecertificeerde Milieuzorgsysteem. 3. Er is milieudeskundigheid aanwezig en het bedrijf beschikt over de nodige financiële middelen en tijd. 4. Teijin Aramid is in staat het huidige emissieprofiel en de daarbij behorende milieurisico's weer te geven en in staat om haar ambitieniveau te vertalen naar concrete emissies. 5. Het laatste Bedrijfsmilieuplan (BMP) dateert uit 2007 en beschrijft de plannen in de periode 2006-2010. Vanaf 2010 stelt Teijin Aramid niet meer een bedrijfsmilieuplan op. Teijin Aramid maakt meerjarenafspraken door haar lidmaatschap aan de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI). Hiermee verplicht Teijin Aramid bepaalde milieudoelen na te streven en te behalen. Milieudoelen worden genoemd in het duurzaamheidsverslag dat jaarlijkse door Teijin Aramid wordt uitgegeven. In dit verslag wordt ook weergegeven welke milieudoelen er zijn gerealiseerd. 6. De bedrijfsvoering bij Teijin Aramid is transparant en er is er sprake van zelfregulering in vorm van vastgelegde procedures die door het bedrijf zelf en door externe auditeurs worden gecontroleerd. Het bedrijf beschikt daarvoor over een gecertificeerd milieuzorgsysteem conform ISO 14001. 7. Het bedrijf is gemotiveerd, toont eigen initiatief, vertoont een goed naleefgedrag en reageert in de meeste gevallen adequaat op onvoorziene omstandigheden en/of calamiteiten. 8. Het bedrijf rapporteert periodiek middels een milieujaarverslag (het PRTRverslag) en een publieksverslag over de voortgang van de milieuprestaties en beschikt daarvoor over een adequaat meet - en registratiesysteem. Uit de rapportages blijkt dat de dalende trend van de meest vervuilende stoffen zich voortzet, terwijl de productie sterk is gestegen. 9. Het bedrijf is bereid tot een voortdurende en open communicatie tussen het bedrijf aan de ene kant en de overheid en maatschappelijke omgeving aan de andere kant. Uit de analyse blijkt dat Teijin Aramid voldoet aan de voorwaarden waaraan een bedrijf moet voldoen om in aanmerking te komen voor een vergunning op basis van de veranderende rol. Dit houdt in dat meer gefocust wordt op (risico's) van lozingen die er toe doen en minder op bijzaken. Het milieuzorgsysteem zorgt voor een goede borging. Door middel van systeemcontrole wordt hierop gehandhaafd. Daarnaast is het nalevinggedrag en de houding ten opzichte van de overheid en derden zodanig dat dit geen belemmering vormt voor het verlenen van zo'n vergunning.
Datum 22-01-2013 Nummer
Pagina 34 van 51
Teijin Aramid is een bedrijf dat een visie heeft, gemotiveerd is, zal blijven streven naar continue verbetering, bereid is haar eigen verantwoordelijkheid te dragen, eigen initiatief toont en waar een behoorlijke mate van zelfregulering aanwezig is. In de vergunning zal derhalve, waar dat verantwoord geacht wordt, zoveel mogelijk ingespeeld worden op het door het bedrijf zelf ontwikkelde bedrijfsinstrumentarium (bedrijfsmilieuplan, milieuzorgsysteem en milieujaarverslag). Hierdoor krijgt het bedrijf de kans om haar eigen verantwoordelijkheid waar te maken en het proces van continue verbetering ook daadwerkelijk vorm te geven.
Datum 22-01-2013 Nummer
Bij de normstelling zal, omdat aan BBT wordt voldaan en de bewaking hiervan afdoende door het bedrijf zelf is geborgd (via het milieuzorgsysteem) en er ook vanuit het waterkwaliteitsbelang geen directe noodzaak toe is, zoveel mogelijk worden gekozen voor normen die gericht is op preventieve handhaving, systeemcontrole en een controle achteraf, dan op een normstelling die meer gericht is op een directe en meer restrictieve wijze van handhaving. Bij deze vorm van normstelling zal sterk rekening gehouden worden met de interne stuurparameters die het bedrijf zelf hanteert en de nadruk zal meer liggen op jaarvrachten dan op direct handhaafbare steekmonster eisen. Periodiek zal worden geëvalueerd of deze wijze van vergunningverlening daadwerkelijk leidt tot een verdere verbetering van de milieuprestaties van het bedrijf. Deze evaluatie kan eventueel aanleiding geven tot het aanpassen van de vergunning of tot bijvoorbeeld een bijstelling van de handhaafstrategie. 5.5 Tijdelijkheid van de vergunning Het afvalwater van Teijin Aramid bevat de gevaarlijke stoffen Dichloormethaan. Deze stoffen komen voor op de lijst I van richtlijn 2006/11/EG waarvoor grenswaarden zijn vastgesteld ingevolge artikel 6 van die richtlijn. Op grond van artikel 6.1 van de Waterregeling mag de vergunning slechts worden verleend voor een beperkte duur. In verband hiermee is deze vergunning aan een termijn, ten hoogste tien jaar, gebonden. 5.6
Toelichting voorschriften
Inleiding Voor de afvalwaterstromen zijn alleen normen opgenomen voor parameters waarop Teijin Aramid kan sturen om de afvalwaterlozingen te beheersen. Voor parameters waarop 'good housekeeping' van toepassing is, is geen voorschrift opgenomen, omdat Teijin Aramid de veranderende rol goed oppakt en daar zelf sturing aangeeft In haar milieuzorgsysteem. Door het goed oppakken van de veranderende rol zijn alleen jaarvrachtelsen opgenomen voor invulling van de Beste Beschikbare Technieken. Artikel 2 Lozingseisen DCM en NMP in polymerisatiefabriek/recovery W4(a) Zowel DCM als NMP is een stuurparameter van respectievelijk de stripkolommen
Pagina 35 van 51
(AC-4401 en AC-4421) en de extractiekolommen (AC-4402 en AC-4402X) van de polymerisatiefabriek/recovery. Omdat er incidenteel een bypass van waswater van destillatiekolommen, die NMP bevat maar geen DCM, langs deze stripkolommen naar de checktanks gaat, wordt voor DCM een norm opgelegd op meetpunt W4 en voor NMP op meetpunt W4a, zie bijlage 2.
Datum 22-01-2013 Nummer
De beschreven (zuiverings)technieken voor DCM en de borging daarvan voldoen aan BBT. Gelet op de borging door het bedrijf zelf, de automatische koppeling tussen de DCM-analyzer en het retourneren van het effluent van de strippers, heeft het stellen van een maximaal te lozen concentraties aan DCM in dit geval geen toegevoegde waarde voor de uiteindelijk te lozen vracht aan DCM. De door Teijin Aramid voorgestelde maximale waarde wordt dan ook gezien als een interne stuurparameter voor Teijin Aramid zelf om te kunnen voldoen aan de gestelde vrachteis. Deze eis van maximaal 5 kg/jaar is gebaseerd op de goede werking van de strippers. Hiermee is de te lozen vracht aan DCM afdoende gereguleerd. Voor NMP geldt hetzelfde als voor DCM. Indien het gehalte van NMP hoger is dan 50 mg/l zal de inhoud van de checktank geretourneerd worden en herverwerkt. De vrachteis voor NMP van maximaal 8000 kg/jaar is gebaseerd op de goede werking van de extractiekolommen, de checktanks en het herverwerken van het afvalwater. Hiermee is de te lozen vracht aan NMP afdoende gereguleerd. Artikel 3 Lozingseisen op het totale effluent ( W i l ) Door een juiste procesvoering en een adequate bewaking daarvan, met bijbehorende interne stuurparameters op de deelstromen en het koelwater (die weer zijn geborgd door het milieuzorgsysteem), dient Teijin Aramid er zorg voor te dragen dat de uiteindelijke voortschrijdende vracht aan actief chloor die wordt geloosd kleiner blijft dan 15 kg/jaar. Hiermede is de lozing aan actief chloor afdoende gereguleerd. Artikel 5 Bemonsteren, meten, registreren en rapporteren Teneinde de handhaafstrategie tijdig af te kunnen stemmen op de daadwerkelijke lozingssituatie is het noodzakelijk dat van de genormeerde parameters de jaarvrachten worden gerapporteerd. Daarnaast moet om inzicht te houden in de daadwerkelijke (verbetering van de) milieuprestaties van Teijin Aramid de jaarvrachten van CZV en N-totaal worden gerapporteerd. Artikel 7 Voorgenomen wijzigingen Van wijzigingen in het proces of de procesvoering, die afwijken van de aanvraag, maar die geen invloed hebben op de beoordeling van de best beschikbare technieken of op de aard, samenstelling en wijze van in het oppervlaktewater brengen van het te lozen afvalwater wordt ingeschat dat de milieu-impact voor de waterkwaliteit gering zal zijn. Teijin Aramid vult de veranderende rol op een goede manier in en kan daarom bij dit soort wijzigingen volstaan met een schriftelijke kennisgeving vooraf (minimaal twee weken).
Pagina 36 van 51
6 Procedure De Waterwet bepaalt dat op de voorbereiding van een beschikking tot het verlenen van een vergunning voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 6.24 Wtw de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing zijn. In het Waterbesluit zijn hierop uitzonderingen gemaakt. Een dergelijke uitzondering Is in dit geval niet van toepassing, zodat de reguliere uniforme openbare voorbereidingsprocedure dient te worden gevolgd.
Datum Nummer*^^
Het bedrijf heeft, in combinatie met de aanvraag bij Rijkswaterstaat NoordNederland voor het lozen van afvalwater ingevolge de Waterwet, een aanvraag ingediend bij de provincie Groningen ingevolge de Wabo. De artikelen 6.27 tot en met 6.29 van de Wtw zien op de gecoördineerde indiening en voorbereiding van besluitvorming omtrent aanvragen voor een watervergunning en een Wabovergunning zoals voorgeschreven in hoofdstuk 14 van de Wet milieubeheer. De vergunningprocedure wordt gecoördineerd door de provincie Groningen. Beide bevoegde gezegen zijn conform het gestelde in de artikelen 6.27, lid 4, Wtw en artikel 3.19 Wabo in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over de inhoudelijke samenhang tussen de Wabo en de Waterwet-aanvragen en over de ontwerpbeschikkingen. Over de inhoud van de aanvragen en de inhoud van de onderscheiden vergunningen heeft regelmatig overleg plaatsgevonden met de provincie Groningen. Op deze wijze Is er zorg voor gedragen dat de beide vergunningen in lijn zijn met elkaar en elkaar aanvullen. 7. Conclusie De in de vergunning opgenomen voorschriften waarborgen dat de doelstellingen van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de overwegingen bestaan er daarom geen bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning. 8. Ondertekening DE MINISTER VAN INFRASTUCTUUR EN MILIEU, namens deze, het hoofd van de afdeling Vergunningverlening en Handhaving,
mr. J.M. Weststeijn
Pagina 37 van 51
9. Mededelingen
Datum 22-01-2013 Nummer
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een ieder, gedurende een periode van zes weken vanaf de dag waarop de ontwerp-vergunning ter inzage is gelegd, schriftelijk of mondeling hun zienswijze over de ontwerp-vergunning naar voren brengen. Een zienswijze moet worden gericht aan de minister van Infrastructuur en Milieu p.a. de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Noord-Nederland postbus 2301 8901JH te Leeuwarden. Een afschrift van de ontwerpvergunning wordt verzonden aan: 1. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Delfzijl Postbus 20000, 9930 PA Delfzijl; 2. Het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen postbus 610 9700 Groningen; 3. De Waddenvereniging Postbus 90, 8860 AB Harlingen.
Pagina 38 van 51
Datum
Bijlage 1 , Begripsbepalingen
Nummer""
Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van < d a t u m > , nr.
In deze vergunning wordt verstaan onder: 1. 'ABM': algemene beoordelingsmethodiek voor stoffen en preparaten; 2. 'afdeling handhaving': de afdeling Vergunningverlening en Handhaving van Rijkswaterstaat Noord-Nederland, adres Zuidersingel 3, Postbus 2301, 8901 JH Leeuwarden; 3. 'Afvalwater': water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; 4. 'Awb': Algemene wet bestuursrecht 5. 'awzi': afvalwaterzuiveringsinrichting, een aerobe biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie voor de afbraak van zuurstofbindende stoffen; 6. 'BAT': Best Available Techniques, zie ook 'BBT'; 7. 'BBT': Beste Beschikbare Technieken, als bedoeld in IPPC Richtlijn, artikel 2; zie ook 'BAT'; 8. 'BRZO': besluit risico zware ongevallen; 9. 'BZV: biochemisch zuurstof verbruik; deze parameter geeft, in combinatie met CZV en KjN, een indicatie van afbraak van organische stoffen in de biologische afvalwaterzuivering; 10. 'Concentratie': het gehalte van een (som-)parameter, uitgedrukt in mg/l of ng/l; 11. 'CZV: chemisch zuurstofverbruik; deze parameter geeft, in combinatie met BZV en KjN, een indicatie van afbraak van organische stoffen in de biologische afvalwaterzuivering; 12. 'Dagvracht': de vracht uitgedrukt in kg per etmaal bepaald als het product van de gedurende een etmaal geloosde hoeveelheid afvalwater en de concentratie in een etmaalmonster over datzelfde etmaal; 13. 'Effluent': afvalwater afkomstig uit een installatie waarin dit afvalwater een zuiveringstechnische behandeling heeft ondergaan; 14. 'Etmaalmonster': een representatief genomen monster van het afvalwater over een periode van 24 uur; 15. 'Gpbv-installatie': Installatie zoals bedoeld in bijlage I van de EG-richtlijn geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (ook wel IPPC-installatie genoemd); 16. 'Het afvalwaterwerk': de voorziening die is aangelegd of wordt gebruikt voor de inzameling en lozing van afvalwater; 17. 'het BVR': het Bureau verontreinigingsheffing rijkswateren. Postbus 20906, 2500 EX Den Haag; 18. 'IPPC-installatie': installatie zoals bedoeld in bijlage I van de EG-richtlijn geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (ook wel gpbv-installatie genoemd); 19. 'KjN': Kjeldahl-stikstof: deze parameter geeft, in combinatie met BZV en CZV, een indicatie van afbraak van organische stoffen in de biologische afvalwaterzuivering;
Pagina 39 van 51
20. 'lozingspunt': de locatie van waaruit afvalwater in het oppervlaktewaterlichaam wordt geloosd/gebracht; 21. 'Lozingspunt': een punt van waaruit afvalwater in het oppervlaktewaterlichaam wordt geloosd/gebracht; 22. 'MAK': de volgende monocyclische aromatische koolwaterstoffen: benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen, styreen, cumeen; 23. 'Meetpunt': een intern controlepunt; 24. 'NEN': standaard voor o.a. analysemethoden; de analysemethoden met NENnummers staan vermeld in de 'Methode voor de analyse voor afvalwater' van het Nederlands Normalisatie Instituut (N.N.I.); 25. 'N-totaal': de totale concentratie aan stikstof, berekend als de som van de concentratie aan Kjeldahl-stikstof en de concentratie aan nitraat- en nitrietstikstof; 26. 'Ongewoon voorval': een voorval waardoor nadelige gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam zijn ontstaan of dreigen te ontstaan; 27. 'PAK': polycyclische aromatische koolwaterstoffen; 28. 'P-totaal': is gelijk aan fosfor-totaal;
Datum Numme""
29. 'PRTR':
30. 'rapportagegrens': de onder normale omstandigheden door de laboratoria van de Waterdienst gegarandeerde grens waarboven concentraties gerapporteerd kunnen worden; 31. 'rwzi': rioolwaterzuiveringsinrichting; 32. 'R-zinnen': gevaarszinnen die betrekking hebben op de intrinsieke gevaren van chemische stoffen. Relevante gevaarszinnen zijn: - R40 Carcinogene effecten zijn niet uitgesloten (vervangen door R-zin 68) - R45 Kan kanker veroorzaken. - R46 Kan erfelijke genetische schade veroorzaken - R50 Zeer vergiftig voor in het water levende organismen - R51 Vergiftig voor in het water levende organismen - R52 Schadelijk voor in het water levende organismen - R53 Kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten 33. 'Som metalen': het totaal van de concentraties van de volgende metalen: arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink; en kwik, cadmium, molybdeen...; 34. 'steekmonster': een op enig moment genomen monster van het afvalwater; 35. 'Vergunninghouder': diegene die krachtens deze vergunning handelingen verricht; 36. 'Voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden': andere dan de reguliere bedrijfsomstandigheden, niet zijnde een ongewoon voorval, zoals onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, storingen, korte stilleggingen en het opstarten of het definitief buiten bedrijf stellen van een proces- of afvalwaterzuiveringsinstallatie of onderdelen hiervan. 37. 'vrij chloorgehalte': het vrij beschikbaar chloorgehalte zijnde de som van de gehalten aan opgelost hypochlorig zuur, hypochloriet-ion, chloorgas en analoge broomverbindingen, uitgedrukt in mg/l vrij chloor; 38. 'Wabo': Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 39. 'waterbeheerder': de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, per adres de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Noord-Nederland Zuidersingel 3, Postbus 2301, 8901 JH Leeuwarden;
Pagina 40 van 51
40. 'Werkzaamheden: het maken, aanleggen, houden, onderhouden en opruimen van Datum het op grond van de vergunning (te behouden) werk; Numnie"^ 41. 'Wtw': Waterwet; 42.'zawzi': zoute afvalwaterzuiveringsinrichting; 43. 'zware metalen': As, Cd, Cu, Cr, Hg, Ni, Pb, en Zn; 44. 'Onttrekken': het door middel van een werk halen van water uit een oppervlaktewaterlichaam; 45. BPRW 2009-2015: het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2009-2015, zoals dat op 22 december 2009 In werking is getreden (te downloaden van www.riikswaterstaat.nl); 46. Kaderrichtlijn Water (KRW): richtlijn 2000/60/EC van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid; 47. KRW-waterlichaam: definitie volgens artikel 2 lid 10 van de richtlijn 2000/60/EG:'een te onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een meer, een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal, een deel van een stroom, rivier of kanaal, een overgangswater of een strook kustwater'; 48. Oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Wtw, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna; 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73.
CaCI2: Calciumchloride CaO: Calciumoxide (kalk) CI2; Chloor CZV: Chemisch zuurstofverbruik DCM: Dichloormethaan EOX: Extraheerbaar organisch halogeen EOXb: Extraheerbaar organisch halogeen na beluchten Fe(0H)3: IJzerhydroxide HCI: Waterstofchloride (zoutzuur) IBZ: Iso-boterzuur IE: Inwonerequivalent i-TEQ: (indicatieve) toxiciteitequivalent KOH: Kaliumhydroxide MAZ: Methacrylzuur MIB: Methylisobutyraat Mjv: milieujaarverslag MMC: Methylmethacrylaat NaCI: Natriumchloride NaCI03: Natriumchloraat NaOH: Natriumhydroxide( = Natronloog) NaN02: Natriumnitriet NaN03:Natriumnitraat NKj: Stikstof Kjeldahl NMP: N-methylpyrrolidon OAAB: Ortho-amlno-azo-benzeen
Pagina 41 van 51
74. ONO installatie: een installatie om het gehalte aan metalen in afvalwater te reduceren; 75. OPD: Ortho-phenyleendiamine 76. pH: Zuurgraad 77. P/V\B: Para-amino-azo-benzeen 78. PPTA: Polyparaphenyleentereftalamide (polymeer) 79. PPD: Paraphenyleen-diamine 80. PTA: Tereftaalzuur 81. PX: Paraxyleen 82. Rwzi: rioolwaterzuiveringsinstallatie 83. TDC: Tereftaloyldichloride 84. TEB: Totaal Effluent Beoordeling 85. Tetra: Tetrachloorkoolstof (tetrachloormethaan) 86. ZAWZI: Zoute Afvalwaterzuiveringsinstallatie, aerobe biologische afvalwaterzuivering voor zout industrieel afvalwater 87. ZS: Zwevende stof ( = onopgeloste bestanddelen) 88. VLAR: Vluchtige aromatische verbindingen 89. VOCL: Vluchtige organisch chloorverbindingen 90. NAOCL: natriumhypochloriet (actief chloor)
Datum - ^ - o "
Pagina 42 van 51
Bijlage 2, behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van < d a t u m > , nr.
Nr
Component
1 2 3 4 5
NMP Actief chloor DCM CZV N-K] totaal
Datum
22-01-2013 Nummer
Eenheid jaar kg kg kq Kg Kq
Pagina 43 van 51
Bijlage 3, Schema Afvalwatersituatie, behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van < d a t u m > , nr.
Datum 22-01-2013 Nummer
Pagina 44 van 51
Datum
22-01-2013
Wl
Nummer
PPD Fabrtek
W2 TDC Fabriek W14
lAWZt AT-7947/48 W6 W16
Oliefoftiuizen
Bron neringswater Spoetwater
VV7 Sarjiialf
IBA SüDooooSfa
systeem
VV4 Recovery '^ W5 Koeltorens
Tanks AT-7934A/B
NMP/DCM houdend condensaat W15
Wil
_±_
W4a f
'
Verzamelput AT-7913
W9
kanaal
W13
Laboratorium
WIO
Drainage systeem
Verzamelput AT-7301
Koolbed —i
Pagina 45 van 51
Bijlage 4 , Overzicht metingen emissiepunten naar water, behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van < d a t u m > , nr.
W4 W4
Proces-
Afvalwater
Proces-
code
-stroom
onderdeel
AC-4401/ AC-B4401
Afvalwater
Destillatiekolom
Ree-fabriek
debiet
AC-4401/ AC-B4401
Afvalwater
Destillatiekolom
Rec-fabrlek
DCM
Plaats
Com-
Meet-
Meet-
ponent
methode
frequentie
Datum 22-01-2013
,^„,„„er
continu Analyser
continu
ISO 11423
W4a
AT-7934A/B
Afvalwater
Checktank
Ree-fabriek
NMP
VS
4 - 6 / dag
4201/3 W5
W5 W13
W13
W13
AT-8402
AT-8402 AT-7301
AT-7301
AT-7301
Koelwater
Waterbassin
Koelwater
Water-
Koelwater
bassin
installatie
Drainage water
Verzamel
Put zuidoost lab
VLAR
NEN-ENISO 15680
l/maand
Drainage water
Verzamel
Put zuidoost lab
Aniline
VS 1113
l/maand
Drainage water
Verzamel
NMP
VS 2205/221
l/maand
put
Put zuidoost lab
Koelwater
put
put
VS 5310 NEN 6411
pH
installatie debiet
2/week
continu
0
W13
AT-7301
Drainage water
Verzamelp ut
Put zuidoost lab
VOCI
NEN-ENISO 15680
l/maand
W13
AT-7301
Drainage water
Verzamelp ut
Put
tetra
NEN-ENISO 15680
l/maand
zuidoost lab
Drainage water
Verzamel
Put
DCM
put
NEN-ENISO 15680
l/maand
zuidoost lab
Afvalwater
Verzamel
Oost van koeltoren
EOCI
NEN
l/maand
Oost van koeltoren
debiet
W13
Wil
AT-7301
AT-7913
put Wil
AT-7913
Afvalwater
Verzamel put
Wil
AT-7913
Afvalwater
Verzamel put
Oost van koeltoren
6402
EOCI b
continu
NEN
l/maand
6402b
Pagina 46 van 51
wil
Proces-
Afvalwater
Proces-
code
-stroom
onderdeel
AT-7913
Afvalwater
Verzamel put
Plaats Oost van koeltoren
Com-
Meet-
Meet-
ponent
methode
frequentle
NMP
VS 2205
l/dag
Datum
22-01-2013 Nummer
VS 2207 VS/2209 VS 2210
wil wil
wil
AT-7913
AT-7913
AT-7913
Afvalwater
Afvalwater
Afvalwater
DCM
put
Oost van koeltoren
Verzamel
Oost van
actief
NEN-EN-
put
koeltoren
chloor
IS07393/ 2
Verzamel
Oost van koeltoren
pH
NEN
Oost van koeltoren
CZV
Oost van koeltoren
N-Kj
Verzamel
put Wil
AT-7913
Afvalwater
Verzamel put
wil
AT-7913
Afvalwater
Verzamel put
ISO
l/dag
11423 l/dag
l/dag
6411 NEN
l/8dagen
6633 NEN-ISO
l/8dagen
5663
VS betekent een analysevoorschrift van Teijin Aramid Delfzijl Afkortingen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
CZV: Chemisch zuurstof verbruik DCM: Dichloormethaan EOX: Extraheerbaar organisch halogeen EOXb: Extraheerbaar organisch halogeen na beluchten NKj: Stikstof Kjeldahl NMP: N-methylpyrrolidon pH: Zuurgraad Tetra: Tetrachloorkoolstof (tetrachloormethaan) VLAR: Vluchtige aromatische verbindingen VOCL: Vluchtige organisch chloorverbindingen NAOCL: natriumhypochloriet (actief chloor)
Pagina 47 van 51
Bijlage 4 , Tekst van de niet-technische samenvatting, behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van < d a t u m > , nr.
Datum 22-01-2013 Nummer
Teijin Aramid B.V. is een van de business units van Teijin Holding Ltd. De directie van de business unit is gevestigd in Arnhem. Naast Delfzijl beschikt Teijin Aramid B.V. over productielocaties in Arnhem, Emmen en Wuppertal.Teijin Aramid BV locatie Delfzijl is onderdeel van Teijin Holdings Netherlands BV met vestigingen in Arnhem, Delfzijl en Emmen. Teijin Aramid te Delfzijl is het productiebedrijf waar het aramidepolymeer PPTA (polyparaphenyleentereftalamide) wordt gemaakt. In Emmen wordt dit polymeer versponnen tot het garen Twaron® en verwerkt in pulp. In Arnhem wordt pulp gemaakt voor onder meer asbestvervanging. De fabrieken van Teijin Aramid te Delfzijl zijn gevestigd op het industrieterrein aan de Oosterhornhaven, bekend als Chemiepark Delfzijl. Dit industrieterrein (de voormalige Akzo Nobel locatie) is gelegen ten oosten van de plaats Delfzijl. Naast het aramidepolymeer produceert Teijin Aramid te Delfzijl paraphenyleendiamine (PPD), orthophenyleendiamine (OPD), tereftaloyldichloride (TDC) en zoutzuur 30%. PPD en TDC zijn de monomeren van het aramidepolymeer en OPD is een bijproduct dat ontstaat tijdens de productie van PPD. Uit de stoffen aniline, natriumnitriet en waterstof ontstaat door middel van chemische reacties (diazotering en hydrogenering) in de PPD-fabriek het product PPD en het bijproduct OPD. De niet omgezette aniline wordt teruggewonnen om weer in het proces te worden ingezet. PPD en OPD worden in deze fabriek verder gezuiverd. In de TDC-fabriek reageert para-xyleen (PX) met chloor in het oplosmiddel tetra. Het tussenproduct reageert met tereftaalzuur (PTA) tot TDC onder afsplitsing van zoutzuur. Het zoutzuur wordt in deze fabriek gezuiverd tot zoutzuur 30%. Het tetra wordt teruggewonnen en weer ingezet in het proces. In de Poly-fabriek reageren PPD en TDC in een suspensie van calciumchloride (CaCb) in N-methylpyrrolidon (NMP) tot het aramidepolymeer. Na reactie wordt het polymeer gewassen en gedroogd en vervolgens verpakt en getransporteerd naar de spinnerijfabriek in Emmen. De wasvloeistoffen worden in de Ree-fabriek verwerkt, waarbij uit deze vloeistoffen NMP/CaCl2 en waswater worden teruggewonnen voor het polymerisatieproces. Er zijn diverse ondersteunende installaties om afgassen, afvalwater en afvalstromen te verzamelen en te verwerken. Voorzieningen (lucht, energie en water) worden geleverd door Akzo Utility Bedrijf (AUB). Teijin Aramid heeft een eigen gesloten koelwatersysteem. Teijin Aramid beschikt momenteel over een vergunning in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (voorheen op grond van de Wet milieubeheer) en een vergunning in het kader van de Waterwet (voorheen op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren).
Pagina 48 van 51
Op basis van de huidige milieuvergunningen kan Teijin Aramid groeien naar een productieniveau van 32.000 ton polymeer per jaar. Tevens kan Teijin Aramid TDC ten behoeve van aramidepolymeerproductie leveren aan derden (2000 ton/j) evenals PPD en OPD (respectievelijk 500 en 600 ton/j) en 30%-ig zoutzuur (42.500 ton/j). Verder kan Teijin Aramid maximaal 3.000 ton/j PPD aankopen ten behoeve van de polymeerproductie.
Datum 22-01-2013 Nummer
De vigerende watervergunning voor het afvoeren van water naar het Zeehavenkanaal is geldig tot 1 juli 2012. Verder is van belang dat deze watervergunning nog voorschriften bevat voor dé lozing op de ZAWZI. Met de komst van de Waterwet zijn echter indirecte lozingen zoals de lozing op de ZAWZI overgeheveld naar de Wet milieubeheer en moeten deze nu geregeld worden via de omgevingsvergunning. Verder is door voortschrijdend inzicht een aantal wijzigingen om naar een productieniveau van 32000 ton polymeer per jaar te groeien op een andere wijze ingevuld. Op basis van bovenstaande is deze aanvraag op grond van de Waterwet opgesteld. Het productieniveau blijft echter ongewijzigd. Teijin Aramid voorziet geen gebruik van nieuwe typen hulp- of grondstoffen. Nieuwe hulpstoffen zullen conform het gestelde in de watervergunning worden gemeld aan het bevoegd gezag. De opslag van stoffen, zowel in de fabriek als in de chemicaliënopslag, neemt niet toe. De situatie ten aanzien van de bodem is onveranderd. Teijin Aramid voert op regelmatige basis inspecties uit van de bodembeschermende voorzieningen. Teijin Aramid heeft een bodemrisicoinventarisatie; conform de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming voor bedrijfsmatige activiteiten (NRB) laten uitvoeren. Op twee na vallen alle activiteiten in categorie A (verwaarloosbaar risico). Het laboratorium (en specifiek de riolering), de riolering en ondergrondse leidingen hebben een risicocategorie B. Hieronder staat verder een overzicht van de componenten, waarvan de verwachte emissie naar het Zeehavenkanaal (de nu aangevraagde vracht) ten opzichte van de nu vergunde emissie naar het Zeehavenkanaal zal toenemen. Voor de niet in de tabel opgesomde componenten verwacht Teijin Aramid geen toename in de vracht. In veel gevallen is sprake van een gereduceerde vracht. Nr 1 2
l i o p p j o i l i t i i i i i i i Vergunde emissie Verwachte emissie (bij 32kton/j) (bij 32kton/i Calcium 5700 17036 als CalClz, 6139 als Ca N-Kj 11000 13000
Eenheid emissie per jaar ton kg
Tabel 1: Verwachte verhoogde vrachten naar het Zeehavenkanaal ten opzichte van huidige vergunning (2007) Uit de immissietoets voor emissies naar het Zeehavenkanaal (restlozing direct) is het volgende gebleken:
Pagina 49 van 51
Er is geen sprake van overschrijdingen van criteria van de oude CIW immissietoets voor emissies via de Restlozing direct van stoffen met een kwaliteitsnorm voor oppervlaktewater. Er is sprake van overschrijding van het norm criterium van de nieuwe RWS immissietoets voor uitgebreide emissie van Totaal-stikstof (hier bestaande uit zogenaamde Kjeldahl-stikstof) via de Restlozing. Het gaat om een overschrijding (factor 1,34) van de MTR zomernorm voor totaal stikstof in oppervlaktewater die voor het overgrote deel wordt bepaald door de Achtergrond Concentratie. De uitbreiding van de lozing van Totaal-stikstof voldoet aan de significatietoets. Totaal-stikstof speelt eigenlijk een rol bij het bepalen van de ecologische toestand op een KRW monitoringspunt. Er is sprake van overschrijding van het significantie criterium van de nieuwe RWS immissietoets voor emissie van N-methyl-pyrrolidon (NMP) via de Restlozing. De lozing voldoet aan de daarop volgende MKN (hier MTR) normtoets. Er is bij deze parameter geen sprake van een uitbreiding van de lozing. Met de restlozing direct komen ook andere stoffen, waaronder zouten (belang van ionenbalansen), naar het oppervlaktewater van het Zeehavenkanaal, waarvoor er geen kwaliteitsnorm voor toetsing wordt gehanteerd.
Datum 22-01-2013 Nummer
Teijin Aramid heeft het Veiligheidsrapport dat op grond van het Besluit risico's zware ongevallen moet worden opgesteld, geactualiseerd en de nieuw te vergunnen situatie is erin verwerkt. Teijin Aramid heeft het veiligheidsbeheerssysteem, zoals beschreven in het voorgaande Veiligheidsrapport, voortgezet. Voor deze watervergunningaanvraag is met name de MRA relevant. Op basis hiervan komt naar voren dat een volumecontaminatie optreedt als gevolg van incidentele lozingen op het Zeehavenkanaal. Deze onvoorziene lozingen leveren volgens het referentiekader echter acceptabele restrisico's op. Bovendien heeft Teijin Aramid beheersmaatregelen getroffen om onvoorziene lozingen naar het Zeehavenkanaal te beperken, in de vorm van eigen afvalwaterzuiveringinstallaties en voldoende (buffer)opvang. De afvalwaterzuiveringinstallaties zijn zodanig beveiligd, dat de afvoer naar de verzamelput AT-7913 stopt, als de parameters afwijken van de ingestelde waarden. Daarnaast is in de afvoer van verzamelput AT-7913 een bemonsteringsapparaat voor 24-uurs monsters aanwezig. Wanneer het kwaliteit van het afvalwater afwijkt van de specificaties, zal er geen afvoer plaatsvinden naar het Zeehavenkanaal. Verder heeft Teijin Aramid organisatorische maatregelen getroffen om onvoorziene lozingen te voorkomen. Indien een (grote) calamiteit zich voordoet zal het interne calamiteitenplan/hulpverleningsplan en de bedrijfshulpverleningsorganisatie geactiveerd worden. De bedrijfshulpverleningsorganisatie oefent periodiek op calamiteitenscenario's. Al deze maatregelen resulteren in een minimaal risico voor het Zeehavenkanaal.
Pagina 50 van 51
Jaarlijks vindt rapportage plaats door middel van het milieujaarverslag dat aan de overheden ter beoordeling wordt verzonden. Daarnaast brengt Teijin een jaarverslag uit voor belanghebbenden. Teijin Aramid heeft alle milieuaspecten in het eigen, volgens ISO 140001 gecertificeerde, milieuzorgsysteem opgenomen.
Datum 22-01-2013 Nummer
Pagina 51 van 51